Fronius Selectiva 1 kW Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
Selectiva 1020E / 1030E / 2010E / 2015E / 2020E / 2032E / 2040E
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0040,NL 011-18102022
Inhoudsopgave
Algemeen 4 Beoogd gebruik 4 Omgevingsvoorwaarden 4 Netaansluiting 5 Gevaren door net- en laadstroom 5 Gevaar door zuren, gassen en dampen 5 Algemene aanwijzingen voor de omgang met accu’s 6 Bescherming van uzelf en derden 6 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 6 EMV-apparaatclassificaties 6 EMV-maatregelen 7 Gegevensbescherming 7 Onderhoud 7 Reparatie en herstel 7 Garantie en aansprakelijkheid 7 Veiligheidscontrole 7 Aanduidingen op het apparaat 8 Verwijdering 8 Auteursrecht 8
Algemene informatie 9
Principe 9 Apparaatconcept 9 Waarschuwingen op het apparaat 9
Voor de ingebruikname 11
Veiligheid 11 Beoogd gebruik 11 Netaansluiting 11 Veiligheidsconcept - standaardveiligheidsvoorzieningen 12
Bedieningselementen en aansluitingen 13
Algemeen 13 Bedieningspaneel 13 Aansluiten van opties 14 Aansluitingen 14 Kappen voor aansluitingen en opties verwijderen 15 Optie USB-update 15 Optie Bevestigingsbeugel en optie Trekontlasting voor laadkabel monteren 15 Optie Randbescherming 15 Optie Muursteun 16 Voorbereiding voor veiligheidsslot 16 Montage 17
Accu laden 18
Laadproces starten 18 Laadproces afsluiten 19 Laadproces onderbreken 19
Set-upmenu 20
Algemeen 20 Het setup-menu openen 20 Laadkarakteristiek kiezen 20
Storingsdiagnose en storingen opheffen 21
Veiligheid 21 Veiligheidsvoorzieningen 21 Laadfout 22
Selectiva 1 kW 23
NL
3
Veiligheidsvoorschriften
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter gevaar op voor
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
het efficiënt werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties;
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden;
-
niet beschadigen;
-
niet verwijderen;
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedieningshandleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Beoogd gebruik Het apparaat is alleen bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder
ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of onjuiste resulta­ten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwijzingen
-
met betrekking tot veiligheid en gevaren, het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden,
-
het naleven van alle tips van de accu- en autofabrikanten.
-
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Omgevingsvoor­waarden
4
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hier­uit voortvloeiende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden kunt u vinden in de technische gegevens.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan apparaattypen in de vorm van:
aansluitingsbeperkingen, eisen m.b.t. de maximaal toegestane netimpedantie
-
*)
of
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
beïnvloeden.
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
NL
Gevaren door net- en laad­stroom
Gevaar door zu­ren, gassen en dampen
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe le­vensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een water­stofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 inch) tussen de accu en het laadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbron­nen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Vrijgekomen gassen en dampen in geen geval inademen - Voor voldoende toevoer van frisse lucht zorgen.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kort­sluiting te vermijden.
5
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Vei­ligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur di­rect en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
Algemene aan­wijzingen voor de omgang met ac­cu’s
Bescherming van uzelf en derden
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats. Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elek­trolyt) is gevuld. Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect. ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werk­plek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...) geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen per­soonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
EMV-apparaat­classificaties
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermings­graad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een ge­autoriseerd bedrijf laten herstellen.
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
Apparaten van emissieklasse A:
Zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden.
-
Kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door
-
straling veroorzaken.
6
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatrege­len
Gegevensbe­scherming
Onderhoud Controleer telkens voor gebruik of de netstekker, de netkabel, de laadkabels en
Reparatie en herstel
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
de laadklemmen niet zijn beschadigd. Reinig bij vervuiling de kast van het apparaat met een zachte doek. Gebruik hier­voor uitsluitend reinigingsproducten zonder oplosmiddelen.
Laat reparaties en herstelwerkzaamheden uitsluitend uitvoeren door een geauto­riseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Garantie en aan­sprakelijkheid
Veiligheidscon­trole
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn al­leen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
De garantieperiode voor het apparaat bedraagt 2 jaar vanaf de factuurdatum. De fabrikant is echter niet aansprakelijk voor schades die door een of meer van de volgende oorzaken zijn teweeg gebracht:
Gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
-
Ondeskundig aansluiten en bedienen.
-
Gebruik van het apparaat bij defecte beveiligingssystemen.
-
Niet opvolgen van richtlijnen in de gebruiksaanwijzing.
-
Eigenmachtig aangebrachte veranderingen aan het apparaat.
-
Schades door invloed van vreemde voorwerpen of overmacht.
-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
7
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internatio­nale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke do­cumentatie.
Aanduidingen op het apparaat
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbe­treffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgi­zië.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
8
Algemene informatie
Principe Het belangrijkste kenmerk van de nieu-
we Active Inverter Technology is het intelligent laden. Daarbij past het laad­gedrag zich automatisch aan de leeftijd en de laadtoestand van de accu aan. Dankzij deze innovatie wordt de le­vensduur van de accu verlengd, het on­derhoud verminderd en het rendement verhoogd.
De Active Inverter Technology is geba­seerd op een inverter met actieve ge­lijkrichting en een intelligente veilig­heidsuitschakeling. Onafhankelijk van mogelijke schommelingen in de net­spanning houdt een digitale regeling de laadstroom en -spanning constant.
NL
Apparaatcon­cept
Waarschuwingen op het apparaat
Door de compacte constructie neemt het apparaat minder ruimte in en wordt het mobiele gebruik ervan aanzienlijk vereenvoudigd. Daarbij komt dat de actieve in­verter "on-board" kan worden gebruikt. Hoewel het laadapparaat over een om­vangrijke uitrusting beschikt, kan het modulair worden uitgebreid. Hiermee is het perfect op de toekomst voorbereid. U hebt de beschikking over tal van opties.
Het laadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen op het kenplaatje. De veilig­heidssymbolen mogen niet worden verwijderd en ook niet worden overgeschil­derd.
9
Ladevorgang immer stoppen bevor das Ladekabel abgezogen wird! Explosive Gase. Flammen und Funken vermeiden. Während des Ladens für ausreichend Frischluft-Zufuhr sorgen!
Always stop charging before you disconnect the charging cable! Explosive gases. Prevent flames and sparks. Provide adequate ventilation during charge!
Toujours arrêter la charge avant de déconnecter le câble de charge! Gaz explosifs. Éviter les flammes et les étincelles. Prévoir une ventilation adaptée pendant la charge!
¡Detener siempre la carga antes de desconectar el cable de carga! Gases explosivos. Evitar llamas y chipas. ¡Mantener una ventilación adecuada durante la carga!
Interrompere sempre la carica prima di scollegare il cavo di carica! Gas esplosivi. Evitare fiamme libere e scintille. Predisporre una ventilazione adeguata durante la carica!
WARNUNG - WARNING - ATTENTION ADVERTENCIA - AVVISO
42,0409,0419
SN:
In:
Out.:
Art. Nr.:
~230V 50/60Hz;xxxW
DC xxV/xxA
A-4600 Wels
www.fronius.com
Active Inverter xxxxE
IP 40
Always stop charging before you disconnect the charging cable!
EMC Emission
Class A
xxxxxxxx
xxxxxxxx
4,010,xxx
Gebruik de diverse functies pas nadat u de bedieningshandleiding vol­ledig hebt gelezen.
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht, uit de omgeving van de accu verwijderd.
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas.
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de ogen, de huid of de kleding.
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht. Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 inch) tussen de accu en het laadapparaat in acht te worden genomen.
Geef afgedankte apparaten niet met het huisvuil mee, maar voer deze volgens de geldende veiligheidsvoorschriften af.
10
Voor de ingebruikname
NL
Veiligheid
Gevaar door onjuiste bediening.
Dit ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
▶ ▶
Beoogd gebruik Het laadapparaat dient voor het laden van de hierna vermelde accu's. Ieder an-
der of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk gebruik. De fabrikant is niet aan­sprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Tot beoogd gebruik behoort ook
-
-
Gevaar door het opladen van droge accu's (primaire elementen) en niet-oplaad­bare accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
GEVAAR!
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volle­dig zijn gelezen en begrepen: Gebruiksaanwijzing,
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften, Gebruiksaanwijzingen en veiligheidsvoorschriften van de accu- en autofabri­kant.
het naleven van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing, het regelmatig controleren van de net- en laadkabel.
GEVAAR!
Laad alleen de onderstaande accutypen op.
Het laden van de volgende accutypen is toegestaan:
Natte accu's:
-
Gesloten accu's met vloeibaar elektrolyt (herkenbaar aan de afsluitdop) en onderhoudsarme of onderhoudsvrije natte accu's (MF). AGM-accu's:
-
Gesloten accu's (VRLA) met gebonden elektrolyt (vlies). Gelaccu's:
-
Gesloten accu's (VRLA) met gebonden elektrolyt (gel).
Netaansluiting Op het huis vindt u het kenplaatje met vermelding van de toelaatbare netspan-
ning. Het apparaat is uitsluitend voor deze netspanning geschikt. De benodigde zekering van de netvoedingskabel vindt u in het bijgevoegde gegevensblad laad­karakteristiek. Is de netkabel en/of de netstekker bij uw apparaat nog niet aange­bracht, monteer dan de netkabel en/of netstekker volgens de geldende landelijke normen.
OPMERKING!
Gevaar door elektrische installatie met onvoldoende elektrische capaciteit.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de be-
staande elektriciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
11
Veiligheidscon­cept - stan­daardveilig­heidsvoorzienin­gen
De competentie van de nieuwe laadapparaten houdt niet op bij de functionele uitrustingskenmerken, ook op het terrein van veiligheid blijkt de Active Inverter­technologie het best te zijn toegerust. De volgende veiligheidskenmerken zijn standaard aanwezig:
De beveiliging tegen ompolen voorkomt (onherstelbare) beschadiging van de
-
accu of het laadapparaat. Een effectieve beveiliging van het laadapparaat biedt bescherming tegen
-
kortsluiting. Bij het ontstaan van kortsluiting hoeft geen zekering te worden vervangen. De laadtijdbewaking biedt een effectieve bescherming tegen het overladen
-
en onherstelbaar beschadigen van de accu. Beveiliging tegen te hoge temperatuur door middel van derating (reductie
-
van de laadstroom bij het toenemen van de temperatuur boven de grens­waarde).
12
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(2)
(3)
(4)
(7)
(5) (6)
(8)
Algemeen Let op:
In verband met firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing staan beschreven, en omgekeerd. Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter ge­lijk.
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Dit ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Gebruik de beschreven functies pas nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen.
NL
Bedieningspa­neel
Hierna wordt het bedieningspaneel in LED-uitvoering toegelicht.
(1) Controlelampje laadtoestand
25%
(2) Controlelampje laadtoestand
50%
(3) Controlelampje laadtoestand
75%
(4) Controlelampje laadtoestand
100%
(5) Controlelampje Bedrijfsklaar
(6) -
(7) Toets Start/Stop en Setup
voor het onderbreken en
-
hervatten van het laadpro­ces. voor toegang tot de laadka-
-
rakteristiekkeuze (10 sec. indrukken).
(8) Controlelampje Storing
13
Aansluiten van
(1)
(3) (4)
(2)
(6)
(7)
(5)
opties
OPMERKING!
Gevaar bij het aansluiten van opties en accessoires terwijl de netstekker is aan­gesloten.
Dit kan schade aan apparatuur en accessoires veroorzaken.
Opties en systeemuitbreidingen alleen aansluiten bij uitgetrokken netstekker
en wanneer de laadkabel van de accu is losgekoppeld.
Aansluitingen
Nr. Functie
(1) AC-input - netbus
(2) Beveiligingsbeugel netkabel
monteren.
(3) Aansluiting P2 - I/O-poort
voor opties op de I/O-poort.
(4) Aansluiting P1 - bus laadkabel
ook voor opties externe stop, temperatuurgestuurd laden.
Onderzijde behuizing
Nr. Functie
(5) Afneembaar display
(6) Aansluiting P3 - visuele poort
voor het aansluiten van het in­terne display.
Bovenzijde behuizing
(7) Aansluiting P4 - multipoort
voor het aansluiten van de optie
Statuslamp.
-
Software-update via USB-
-
aansluiting.
14
Kappen voor
(1)
(2)
1
2
3
4
(1) (2) (3) (4)
1
2
2
aansluitingen en opties verwijde­ren
Zo nodig met een schroevendraaier verwijderen:
Kap (1) voor aansluiting P4 - multi-
-
poort. Kap (2) voor aansluiting P2 - I/O-
-
poort.
Houd de niet-gebruikte aansluitingen P2 en P4 afgedekt met behulp van de kappen (1) en (2).
NL
Optie USB-up­date
Optie Bevesti­gingsbeugel en optie Trekontlas­ting voor laadka­bel monteren
Met de optie USB-update kunt u de software van het laadapparaat rechtstreeks via de USB-interface bijwerken.
Let op:
Het aanhaalmoment voor alle schroe­ven bedraagt 2,5 Nm (1.84 ft. lb.).
Bevestigingsbeugel monteren:
Draai de schroeven (1) los.
-
Monteer de bevestigingsbeugel (2)
-
met de eerder losgedraaide schroeven.
Trekontlasting monteren:
Draai de schroeven (3) los.
-
Monteer de trekontlasting (4) voor
-
de laadkabel met de eerder losge­draaide schroeven.
Optie Randbe­scherming
Het demonteren van de randbescher­ming geschiedt in omgekeerde volgor­de van monteren.
Bij gemonteerde randbescherming is het niet mogelijk de bevestigingsbeu­gel te monteren.
15
Optie Muursteun Afhankelijk van de ondergrond zijn diverse pluggen en schroeven voor de monta-
1
1
"click"
"click"
~ 120 mm
~ 4.72 inch
130 mm
5.12 inch
ge van de wandsteunen nodig. Pluggen en schroeven worden niet meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passende pluggen en schroeven.
Voorbereiding voor veiligheids­slot
Standaard wordt er geen veiligheids­slot meegeleverd.
Bevestiging van een veiligheidsslot is alleen mogelijk:
Aan de groef in het huis volgens de
-
afbeelding. Aan de exact tegenoverliggende
-
groef in het huis. Met afstandsring M8 DIN 125 of
-
DIN 134, aangebracht volgens de afbeelding.
16
Montage Gebruik bij montage van het laadapparaat aan een vaste ondergrond de in de ver-
247 (9.72)
88 (3.46)
126 (4.97)
140 (5.51)
60 +20*
(2.36 + .79*)
70 + 20*
(2.76 + .79)
11 + 5*
(.43 + .2*)
162 (6.38)
233 (9.17)
6,5 (.26)
100 (3.94)
15,5 (.61)
168 (6.61)
270 (10.63)
pakking geïntegreerde boorsjabloon.
Zorg bij het inbouwen van het laadapparaat in een schakelkast (of soortgelijke af­gesloten ruimte) met behulp van geforceerde ventilatie voor voldoende warmte­afvoer. De vrije ruimte rondom het apparaat moet minimaal 10 cm (3.94 in.) be­dragen.
Om ook de toegankelijkheid van de stekkers te waarborgen, is voor de montage de volgende ruimte in mm (inch) nodig:
NL
* Vrije ruimte voor montage / demontage
Benodigde ruimte met randbescherming (* vrije ruimte voor montage / demontage)
17
Accu laden
25 % 50 % 75 % 100 %
Laadproces star­ten
VOORZICHTIG!
Gevaar bij het laden van een defecte accu of bij een onjuiste laadspanning.
Kan schade aan eigendommen tot gevolg hebben.
Voor het begin van het laadproces vaststellen of de te laden accu volledig
functioneert en of de laadspanning van het apparaat overeenkomt met de accuspanning.
Sluit de netkabel aan op het laadapparaat en op het elektriciteitsnet.
1
Het laadapparaat bevindt zich in nullast. Controlelampje Bedrijfsklaar
2
brandt.
Laadkarakteristiek in overeenstemming met de te laden accu kiezen.
3
Let op:
het type laadkarakteristiek kunt u vinden in het hoofdstuk 'Setup-menu' of op het bijgevoegde gegevensblad laadkarakteristiek.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd aangesloten laadstekkers.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Sluit de laadkabels aan op de juiste polen en let hierbij op correcte elektri-
sche verbinding met de accupolen.
Bij boordnetten van voertuigen het contact en alle overige stroomverbruikers
4
uitschakelen.
Laadkabel (rood) met de pluspool (+) van de accu verbinden.
5
Laadkabel (zwart) met de minpool (-) van de accu verbinden.
6
Het laadproces start automatisch na ca. 2 sec.
7
Het aantal brandende LED's geeft de laadtoestand van de accu weer.
8
Onderhoudslading: Bij een volle accu schakelt het laadapparaat automatisch
9
over op onderhoudslading om de zelfontlading van de accu te compenseren. De accu kan voor een onbeperkte tijd op het laadapparaat aangesloten blij­ven.
18
Laadproces af­sluiten
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontsteking als gevolg van vonkvorming bij voortijdig lostrek­ken van de laadstekker.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat u de laadstekker loskoppelt, drukt u op de knop Stop / Start om het
opladen te stoppen.
Op de toets Stop / Start drukken om het laadproces af te sluiten.
1
Laadkabel (zwart) van de minpool (-) van de accu losmaken.
2
Laadkabel (rood) van de pluspool (+) van de accu losmaken.
3
Bij open laadcontacten controleert de automatische nullastspanningsherkenning of de laadcontacten spanningsvrij zijn.
NL
Laadproces on­derbreken
OPMERKING!
Gevaar bij het loskoppelen of loskoppelen van de laadkabel tijdens het laden.
Dit kan leiden tot schade aan de aansluitcontactdozen en -stekkers.
Maak de laadkabels tijdens het laden niet los.
Tijdens het laadproces op de toets Stop / Start drukken.
1
Het laadproces wordt onderbroken.
-
Controlelampje Bedrijfsklaar knippert.
-
Opnieuw op de toets Stop / Start drukken om het laadproces voort te zetten.
2
19
Set-upmenu
Algemeen In het Setup-menu kiest u het type laadkarakteristiek in overeenstemming met
de te laden accu of het beoogde gebruik. Raadpleeg hiervoor het bijgevoegde ge­gevensblad laadkarakteristiek.
Het setup-menu openen
Laadkarakteris­tiek kiezen
Let op:
de laadkabel niet op de accu aansluiten. Bij een aangesloten laadstekker kan er geen laadkarakteristiek worden geselec­teerd.
Sluit de netkabel aan op het laadapparaat en op het elektriciteitsnet.
1
Het laadapparaat bevindt zich in nullast - het controlelampje Bedrijfsklaar
2
brandt.
De Start/Stop-toets ca. 10 sec. indrukken om het Setup-menu te openen.
3
Het controlelampje Bedrijfsklaar gaat uit. Het laadapparaat bevindt zich in de
4
Setup modus. De ingestelde laadkarakteristiek wordt op het display weerge­geven.
Op de Start/Stop-toets drukken om de laadkarakteristiek in overeenstem-
1
ming met het bijbehorende gegevensblad te kiezen.
Als er in de volgende 10 s geen verdere selectie wordt gemaakt, wordt het
2
geselecteerde karakteristiektype opgeslagen.
Let op:
sluit gedurende deze 10 seconden geen accu aan. De verdere wijze van handelen kunt u vinden in het hoofdstuk 'Accu laden'.
20
Het lampje Bedrijfsklaar brandt. Het laadapparaat is met de nieuw gekozen
3
laadkarakteristiek automatisch gereed voor het volgende laadproces.
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Veiligheid
Veiligheidsvoor­zieningen
GEVAAR!
Gevaar van elektrische schokken.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of overlijden.
Vóór het openen van het apparaat:
het apparaat van het stroomnetwerk loskoppelen
verbinding met accu loskoppelen
een duidelijk waarschuwingsbord tegen opnieuw inschakelen aanbrengen
met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen
onderdelen (bijv. condensatoren) inderdaad zijn ontladen
GEVAAR!
Gevaar van ongeschikt randaardecontact.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikt randaardecontact voor
het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbaar randaardecontact worden vervangen.
Het controlelampje Bedrijfsklaar knippert, het controlelampje Storing knip­pert:
Oorzaak: Storing netvoeding - netspanning buiten de tolerantie.
Remedie: Netvoeding controleren.
Het controlelampje Bedrijfsklaar brandt, het controlelampje Storing knip­pert:
Oorzaak: Kortsluiting van de laadstekker of de laadkabel. Kortsluitdetec-
tie geactiveerd.
Remedie: Laadkabels, contacten en accupolen controleren.
Oorzaak Te hoge of te lage accuspanning.
Remedie: Correcte laadkarakteristiek / functie kiezen of juiste accuspan-
ning instellen.
Het controlelampje Bedrijfsklaar brandt, het controlelampje Storing brandt:
Oorzaak: Laadkabels omgepoold. Beveiliging tegen ompolen geactiveerd.
Remedie: Accu correct aansluiten.
21
Apparaat schakelt tijdens het laadproces uit:
Oorzaak: Te hoge omgevingstemperatuur. Beveiliging tegen te hoge tem-
peratuur geactiveerd.
Remedie: Apparaat laten afkoelen. Het laadproces wordt automatisch
voortgezet zodra het apparaat is afgekoeld. Zo niet, werkplaats raadplegen.
Laadfout
Het controlelampje "Bedrijfsklaar" brandt continu, het controlelampje "Sto­ring" knippert, het controlelampje voor de laadtoestand 1/2/3/4 knippert
Oorzaak: Tijdoverschrijding in de betreffende laadfase of accucapaciteit
te hoog.
Remedie: Correcte laadkarakteristiek in overeenstemming met het bijge-
voegde gegevensblad laadkarakteristiek kiezen en laadproces herhalen.
Oorzaak: Accu defect (kortsluiting in de cellen, sterke sulfatering).
Remedie: Accu controleren en zo nodig vervangen.
Oorzaak: Optionele externe temperatuursensor is bij een te hoge of te la-
ge temperatuur geactiveerd.
Remedie: Accu laten afkoelen of accu laden in een ruimte waar de tempe-
ratuur wel geschikt is.
22
Technische gegevens
NL
Selectiva 1 kW
Netspanning (+/- 15 %) ~230 V AV
Lichtnetfrequentie 50/60 Hz
Netbeveiliging max. 16 A
Retourstroom accu < 1 mA
Rendement max. 96%
Stand-byverbruik max. 1,7 W
Beveiligingsklasse I
Max. toelaatbare netimpedantie Z PCC
EMV-apparaatklasse A
Afmetingen l x b x h 247 x 162 x 88 mm
Gewicht (zonder kabels) 1020E | 1030E | 2010E | 2015E 2020E | 2032E | 2040E
Koeling 1020E | 1030E | 2010E | 2015E 2020E | 2032E | 2040E
max
bij
geen
(9.72 x 6.38 x 3.46 in.)
2,1 kg (4.63 lb.) 2,2 kg (4.85 lb.)
Convectie Convectie en ventilator
Koeling Convectie
Bedrijfstemperatuur (>30 °C / >86 °F derating)
Opslagtemperatuur -40 °C tot +85 °C
Beschermingsklasse IP 40
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Behuizing A1
Productnorm IEC 60068-2-27 (shock)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot 104 °F)
(-40 °F tot 185 °F)
IEC 60068-2-29 (stoot) IEC 60068-2-64 (vibratie) EN 60335-1 EN 60335-2-29 EN 61000-3-2 EN 61000-6-2 (EN 61000-4-2, EN 61000-4-3, EN 61000-4-4, EN 61000-4-5, EN 61000-4-6, EN 61000-4-11) EN 61000-6-4 (klasse A)
23
Apparaatspecifieke gegevens
Apparaat Max. net-
stroom
1020E 2,3 A 315 W 12 V DC /
1030E 2,9 A 420 W 12 V DC /
2010E 2,3 A 340 W 24 V DC /
2015E 2,7 A 410 W 24 V DC /
2020E 4 A 650 W 24 V DC /
2032E 7,6 A 1030 W 24 V DC /
2040E 7,7 A 1120 W 24 V DC /
Max. wer­kelijk ver­mogen
Nominale uit­gangsspan­ning
6 cellen
6 cellen
12 cellen
12 cellen
12 cellen
12 cellen
12 cellen
Bereik uit­gangsspan­ning
2 V tot 16,8 V DC
2 V tot 16,8 V DC
2 V tot 33,6 V DC
2 V tot 33,6 V DC
2 V tot 33,6 V DC
2 V tot 33,6 V DC
2 V tot 33,6 V DC
Uitgangs­stroom
20 A bij 14,4 V DC
30 A bij 13,5 V DC
10 A bij 28,8 V DC
15 A bij 24 V DC
20 A bij 28,8 V DC
32 A bij 28,8 V DC
35 A bij 28,8 V DC
24
NL
25
26
NL
27
Loading...