Fronius RCU 5000i Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
RCU 5000i
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0021,NL 005-12102021
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 9
Algemeen 14
Apparaatconcept 14 Toepassingsgebieden 14 Voordelen 14 Standaard uitrusting 14 Opties 14 Technische gegevens 15 Aanwijzingen voor radiografische aanduidingen 15 Niet beschreven functies 15
Bedieningselementen en aansluitingen 16
Bedieningspaneel 16 Aanwijzingen voor de toets OK 17 Andere bedieningselementen, aansluitingen, mechanische componenten 18
Bedieningsconcept 20
Oriëntering op lasmethoden 20 Centraal menu 20 “Waslijn” 20 Overnemen van waarden 21
Beschrijving van displayweergaves 22
Algemeen 22 Scherm “Menu” 22 Scherm “Gegevens” 22 Scherm “Wizard” 23 Scherm “Dialoog” 24 Scherm “Melding” 24 Scherm “Stroring” 25
Inbedrijfstelling 27
Voor inbedrijfstelling 27 Systeemvoorwaarden 27 RCU 5000i aansluiten 27 Startsequentie - Taal instellen 28 Storing “073 (no Host)” - Geen verbinding met de stroombron 29
RCU 5000i met behulp van sleutelkaart afsluiten en openen 30
Voorwaarde 30 Gebruikersadministratie, profielen, Keys 30 RCU 5000i vergrendelen 30 RCU 5000i ontgrendelen 31 RCU 5000i met behulp van unlock-functie “ontgrendelen” 32
MIG/MAG synergisch lassen 33
Algemeen 33 Menupunt “MIG/MAG synergisch lassen” oproepen 33 Overzicht 33
Lasprogramma oproepen 34
Lasparameters instellen 35
NL
3
Lasparameters instellen 35 Toortsschakelaar modi 35 Proces 35 “CMT" proces 37
Overschakelen op Weergave groot 38
Algemeen 38 Overschakelen op Weergave groot 38
Parameter voor procesinstellingen instellen 39
Parameter voor procesinstellingen instellen 39
Verder leidende parameters instellen: Speciaal-2-Takt, Speciaal-4-Takt, spotlassen 40
Verder leidende parameters voor Speciaal-2-Takt instellen 40 Verder leidende parameters voor Speciaal-4-Takt instellen 41 Verder leidende parameter voor spotlassen instellen 41
SynchroPuls-parameter instellen 43
Algemeen 43 SynchroPuls-parameter instellen (software-optie) 43
MIG/MAG standaard lassen 44
Algemeen 44 Menupunt “MIG/MAG standaard lassen” oproepen 44 Overzicht 44
Lasprogramma oproepen 45
Lasprogramma selecteren 45
Lasparameters instellen 46
Lasparameters instellen 46 Toortsschakelaar modi 46
Overschakelen op Weergave groot 47
Algemeen 47 Overschakelen op Weergave groot 47
Parameter voor procesinstellingen instellen 48
Parameter voor procesinstellingen instellen 48
Verder leidende parameter voor spotlassen instellen 49
Lasprogramma en materiaal instellen 50
Gebruikerskarakteristiek aanleggen - karakteristiek aanpassen 52
Algemeen 52 Grondbeginselen voor het aanleggen van gebruikerskarakteristieken 52 Gebruikerskarakteristieken aanleggen - Karakteristieken aanpassen 52
Karakteristiekpunten voor gebruikerskarakteristieken aanleggen 56
Algemeen 56 Grondbeginselen voor het aanleggen van karakteristiekpunten 56 Karakteristiekpunt aanleggen 56
Gebruikerskarakteristieken selecteren 60
Gebruikerskarakteristieken selecteren 60
Elektrode lassen 61
Menupunt "Elektrode lassen" oproepen 61 Lasparameters instellen 61 Overschakelen op Weergave groot 62 Parameter voor procesinstellingen instellen 62
TIG lassen 63
Menupunt "TIG lassen" oproepen 63 Lasparameters instellen 63 Overschakelen op Weergave groot 64
CC/CV-modus 65
Algemeen 65 Menupunt “CC/CV-mode” oproepen 65 Lasparameters instellen 65 Overschakelen op Weergave groot 65 Parameter voor procesinstellingen instellen 66
Job lassen 67
Menupunt "Job lassen" oproepen 67 Lasparameters voor een Job instellen 67 Overschakelen op Weergave groot 68
4
Instellingen als Job opslaan 69
Interne / externe instelling van geselecteerde parameters 72
Job optimaliseren & beheren 74
Algemeen 74 Menupunt "Job optimaliseren & beheren" oproepen 74 Overzicht 75
Jobs beheren 76
Jobs beheren 76 Groepen en Jobs wissen 78
Administratiegegevens voor een geselecteerde Job oproepen 80
Administratiegegevens van een Job oproepen 80 Verschillende weergaven van de administratiegegevens, afhankelijk van het soort Job 80
Lasprogramma voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 81
Algemeen 81 Lasprogramma van een Job oproepen 81 Lasprogramma van een Job veranderen 81
Lasparameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 84
Algemeen 84 Lasparameter van een Job oproepen en veranderen 84 Aanwijzing bij het veranderen van de waarde van de draadaanvoer 85
Procesinstellingen voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 86
Algemeen 86 Procesinstellingen van een Job oproepen en veranderen 86
Speciaal-2-Takt parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 87
Algemeen 87 Speciaal-2-Takt parameters voor een Job oproepen en veranderen 87
Speciaal-4-Takt parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 88
Algemeen 88 Speciaal-4-Takt parameters voor een Job oproepen en veranderen 88
Spotlasparameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 89
Algemeen 89 Spotlasparameters voor een Job oproepen en veranderen 89
Correctiegrenzen voor een geselecteerde Job vastleggen 90
Algemeen 90 Doel van correctiegrenzen 90 Correctiegrenzen voor een geselecteerde Job vastleggen 90 Toelichting bij de correctiegrenzen 91
Documentatie per Job 92
Algemeen 92 Doel van de functie "Documentatie per Job" 92 Voorwaarde voor “Documentatie per Job” 92 Documentatie per Job vastleggen 92 Toelichting bij Documentatie per Job 93
SynchroPuls-parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen 94
Algemeen 94 SynchroPuls-parameters voor een Job oproepen en veranderen 94
Qmaster-waarden voor een geselecteerde Job vastleggen 95
Algemeen 95 Doel van Qmaster-waarden 95 Qmaster-waarden voor een Job vastleggen 95 Toelichting bij de Qmaster-waarden 96
Draadaanvoer-Qmaster-waarde voor een geselecteerde Job vastleggen 97
Algemeen 97 Doel van Qmaster-waarden 97 Draadaanvoer-Qmaster waarde voor een Job vastleggen 97 Toelichting bij de draadaanvoer-Qmaster waarden 98
Karakteristiek optimaliseren & beheren 99
Algemeen 99
NL
5
Menupunt "Karakteristiek optimaliseren & administreren" oproepen 99 Overzicht 100
Karakteristieken beheren 101
Karakteristieken kiezen 101 Karakteristieken benoemen en van naam veranderen 102 Karakteristieken wissen 103
Karakteristiekpunten beheren 105
Karakteristiekparameters van standaard karakteristieken 110
Karakteristiekparameters van puls-karakteristieken 114
Karakteristiekparameters van CMT-karakteristieken 120
Karakteristiekparameters van CMT / Puls-karakteristieken 124
Algemeen 124 Ontsteking 124 Overzicht: CMT-parameter, pulsparameter 125 CMT- Parameters 125 Pulsparameter 126 CMT / Puls 127 Laseinde 127 Richtwaarde 127 Overnemen van spannings- en stroom-richtwaarden 127
Karakteristiek-parameters van CMT Advanced karakteristieken 129
Algemeen 129 Ontsteking 129 Hotstart 129 Weldstart 130 CMT-parameter en EN-CMT-parameter 130 EN/EP CMT 132 Laseinde 132 Richtwaarde 132 Overnemen van spannings- en stroom-richtwaarden 133
Karakteristiekparameters van CMT / Puls Advanced karakteristieken 134
Algemeen 134 Ontsteking 134 Hotstart 134 Overzicht: CMT-parameter, pulsparameter 135 CMT- Parameters 135 Pulsparameter 136 Puls/CMT Cycles 138 Laseinde 138 Richtwaarde 138
Karakteristiekparameters veranderen 140
De procesregelaar 140
6
Bijeenbrengen van documentatie 142
Algemeen 142 Evalueren van de lasgegevens 142 Menupunt "Documentatie" oproepen 143 Overzicht 144
Basisinstellingen voor bijeenbrengen van documentatie vastleggen 145
Basisinstellingen voor bijeenbrengen van documentatie vastleggen 145 Basisinstellingen bijeenbrengen van documentatie bij het opslaan van Jobs 145 Toelichting op de parameters in het scherm "Basisinstellingen" 145 Documentatie op de geheugenkaart 146 Benodigd geheugen bij documentatie op geheugenkaart 147
Qmaster-waarden vastleggen 149
Doel van Qmaster-waarden 149 Qmaster-waarden vastleggen 149 Toelichting bij de Qmaster-waarden 149
Maximale motorstroom instellen 151
Algemeen 151 Maximale motorstroom instellen 151
Productnummer registratie 152
Algemeen 152 Productnummer registratie activeren 152 Productnummer vastleggen 152 Productnummer verhogen 154
Las logboek 156
Algemeen 156 Las logboek - Lasgegevens weergeven 156
Foutmeldingen logboek 158
Algemeen 158 Foutmeldingen logboek 158
Geheugenkaart verwijderen 159
Algemeen 159 Geheugenkaart verwijderen 159
Machinevoorinstellingen 161
Algemeen 161 Menupunt "Machinevoorinstellingen" oproepen 161 Overzicht 161
Machinevoorinstellingen voor het lassen instellen 162
Machinevoorinstellingen voor "MIG/MAG" instellen 162 Machinevoorinstellingen voor "TIG" instellen 162 Machinevoorinstellingen voor "Elektrode lassen" instellen 163 Machinevoorinstellingen voor "Job" instellen 163
Ethernet instelling 164
Algemeen 164 Ethernet instelling veranderen 164 Ethernet-parameters 165
Datum en tijd instellen 166
Datum en tijd instellen 166
Robotinterface - Robotmodus 167
Algemeen 167 Interne parameterkeuze in de robotmodus 167 Externe parameterkeuze in de robotmodus 168 Selectieve extern-intern omschakeling geselecteerde parameter bij externe parameterselectie 169 Andere functies in de robotmodus 170
Profielen / Sleutels 172
Algemeen 172 Begripsverklaringen 173 Voorgedefinieerde profielen 173 Profiel “Administrator” 174 Profiel “Administrator” 174
Aanbeveling voor het aanleggen van profielen en sleutels 175
Voorwaarde 175 Wijze van handelen 175
NL
7
Profielen aanleggen en bewerken 176
Voorwaarde 176 Administrator-sleutel aanleggen 176 Profielen aanleggen 178 Profielen openen / sluiten 181 Profiel bewerken 182 Profiel wissen 186
Voorbeeld profielen 187
Algemeen 187 Afgesloten 187 Welding Specialist MIG / MAG 187 Robot-Programmer 189 Welder / Worker 190
Sleutels aanleggen en bewerken 191
Sleutelkaarten van de profielen toewijzen (sleutels aanleggen) 191 Gebruikers / Sleutels bewerken 193 Gebruikers / Sleutels wissen 195
Aanmelden en afmelden van geregistreerde gebruikers op de afstandsbediening 197
Algemeen 197 Gebruiker aanmelden 197 Weergave aangemelde gebruiker 198 Gebruiker afmelden 199 Weergave profiel "Vergrendeld" 199
RCU 5000i - Unlock-functie 200
Algemeen 200 Met de unlock-functie het scherm "Profielen / Sleutels" activeren 200 Verdere wijze van handelen 202
Taal en norm instellen 203
Algemeen 203 Taal en norm instellen 203
Versie-gegevens bekijken 204
Algemeen 204 Versie-gegevens bekijken 204
Backup maken 205
Algemeen 205 Backup maken 205
Gegevens herstellen 207
Algemeen 207 Gegevens weer herstellen - Restore 207
Draadaanvoer of PushPull-eenheid afstemmen 209
L/R-synchroniseren - Inductiviteit lascircuit en weerstand lascircuit synchroniseren 214
RCU 5000i - Instellingen terugstellen naar afleveringstoestand 217
RCU 5000i - Software actualiseren 218
Alfabetisch overzicht van de instelbare parameters 230
Toelichting 230 Parameters A - Z 230
8
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het ap­paraat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
9
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeen­komstig de be­doeling
Omgevingsvoor­waarden
Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
Het apparaat uitsluitend gebruiken in combinatie met de daarvoor bestemde stroombron­nen.
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 50 °C (14 °F tot 122 °F)
- tijdens transport en opslag: -15 °C tot +70 °C (5 °F tot 158 °F)
Verplichtingen van de gebruiker
Verplichtingen van het personeel
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6.500 ft.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
10
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
NL
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsinstallaties
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalegalisatie
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
11
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het li­chaam of lichaamsdelen wikkelen.
Veiligheidsmaat­regelen op de op­stelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide be­schermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationa­le en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlij­nen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
Inbedrijfname, onderhoud en re­paratie
12
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visue­le controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig on­derhoudspersoneel repareren.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde on­derdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
Veiligheidssym­bolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
NL
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
13
Algemeen
Apparaatconcept
Toepassingsge­bieden
De afstandsbediening RCU 5000i dient voor het bedienen van alle stroombronnen van de TransSynergic / TransPuls Syner­gic-serie. Alle functies, die bij de stroom­bron aanwezig zijn, kunnen met de RCU 5000i opgeroepen worden. Daarnaast staan nog meer functies, zoals bijvoor­beeld het optimaliseren van de laskarakte­ristieken, ter beschikking. De verbinding naar de stroombron ge­schiedt via een LocalNet-stekker. De afstandsbediening RCU 5000i is met een LCD-scherm uitgerust. In combinatie met een overzichtelijke menubesturing ontstaat zo een gebruiksvriendelijk appa­raat.
Afstandsbediening RCU 5000i
De afstandsbediening RCU 5000i wordt gebruikt
- voor afstandsbediening, programmering en voor-instelling van de stroombronnen,
- bij robot-toepassingen,
- voor handmatig lassen bij stroombronnen, die met het "Remote" bedieningspaneel zijn uitgerust.
Voordelen - goede overzichtelijkheid door LCD-scherm
- eenvoudige en logische begeleiding van de gebruiker
- 180 voorgeprogrammeerde synergiek-laskarakteristieken
- laskarakteristieken kunnen worden geoptimaliseerd
- eenvoudige job-programmering
- job-geheugenfunctie tot 1000 jobs
- Gebruikersadministratie door sleutelkaart
- Parameterbewaking door Qmaster-functie
- LocalNet-koppeling
- USB-interface voor Software-Updates
Standaard uitrus­ting
Opties Houder RCU 5000i
De standaard uitrusting van de RCU 5000i afstandsbediening omvat:
- op de afstandsbediening aangesloten: 1 afstandsbedieningskabel, 6-polig, 5 m (16 ft. 5 in.), incl. LocalNet-stekker, 10-polig
- 1 USB-kabel, ca. 1,8 m (5 ft. 11 in.), incl. USB-adapter
- 1 geheugenkaart, 3,3 V
- 1 transponderkaart("Key-kaart")
- 1 cd-rom "Software Tools"
De houder RCU 5000i is voor wandmontage of voor montage op een Remote-stroom­bron bestemd. De afstandsbediening kan in de steun RCU 5000i worden gehangen.
14
Technische gege­vens
Voedingsspanning 24 V DC
Stroomopname 170 mA
Beschermingsklasse IP 23
Goedkeuringsmerk CE, FCC
Frequentieband 134,2 kHz
Max. zendvermogen < 65dBµA/m @10m
Afmetingen l / b / h 258 / 180 / 48 mm
10,16 / 7,09 / 1,89 in.
Gewicht 1,5 kg
3,31 lb.
NL
Aanwijzingen voor radiografi­sche aanduidin­gen
Niet beschreven functies
De afstandsbediening RCU 5000i is met een RFID-module (Radio Frequency Identificati­on) uitgerust. De RFID-module dient voor kabel- en draadloze data-overdracht met de sleutelkaart (transponderkaart). De data-overdracht geschiedt via een magnetisch veld.
RFID-modules zijn in de USA onderworpen aan de aanduidingsplicht volgens FCC:
FCC ID: QKWRF5000I
OPMERKING!
Naar aanleiding van software-updates kunnen functies op uw apparaat beschik­baar zijn, die niet in deze handleiding zijn beschreven.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in deze handleiding in geringe mate van de wer­kelijk op het LCD-scherm afgebeelde gegevens afwijken.
15
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(15)
(14)(13)(12)(11)(10)
)8()9(
(7)
(6)
)4()5(
(3)
(2)
(16)
Bedieningspa­neel
Bedieningspaneel RCU 5000i
Uitvoeringstoetsen
(1) Toets Menu ... voor het oproepen van het hoofdmenu
(2) Toets Info ... voor het tonen van contextspecifieke informatie
(3) Toets OK ... voor het bevestigen van menudialogen, vragen over veiligheid, enz.
(4) Toets draadinvoeren ... voor het gas- en stroomloos invoeren van de lasdraad
(5) Toets gas controleren ... voor het controleren van de gasstroming
Navigatietoetsen
(6) Toets naar beneden ... voor het navigeren in een lijst
(7) Toets naar boven ... voor het navigeren in een lijst
(8) Toets rechts ... voor horizontale navigatie (bijvoorbeeld in de waslijn)
(9) Toets links ... voor horizontale navigatie (bijvoorbeeld in de waslijn)
Functietoetsen met wisselende functies
(10) Toets F1 ... Functietoets
(11) Toets F2 ... Functietoets
16
(12) Toets F3 ... Functietoets
(13) Toets F4 ... Functietoets
(14) Toets F5 ... Functietoets
BELANGRIJK!
De betreffende functie wordt op het LCD-scherm direct boven de functietoets weergegeven.
Overigen
(1)
(1)
Aanwijzingen voor de toets OK
(15) Scherm ... zwart/wit LCD-scherm
(16) Leeszone voor de sleutelkaart ... voor het identificeren van de toegangsrechten,
die aan verschillende sleutelkaarten kunnen worden toegekend.
De toets OK (3) ondersteunt de gebruiker bij het kiezen van de verschillende functies van de functietoetsen. Staat er een kader om de functie van de functietoets, dan kan deze functie met de toets OK (3) worden geselecteerd.
NL
Voorbeeld: Kader om toets F1 "Als job opslaan"
Voorbeeld: Kader om toets F2 "Naar voren"
(1) Kader
17
Andere bedie-
)91()02(
(18)
(17)
(21)
(23) (22) (23)(23)
(23)
ningselementen, aansluitingen, mechanische componenten
RCU 5000i vooraanzicht - bedieningselementen, aansluitingen
(17) Bevestigingspunt handgreep ... voor het aan de wandsteun of de haak van de
stroombron hangen
(18) Stelwiel ... Incrementgever voor het instellen van parameters
(19) Stekker LocalNet met aansluitkabel ... voor aansluiting op de stroombron. De
stekker dient als een scheidingsapparaat en moet vrij toegankelijk zijn
(20) Rubber dop ... ter bescherming van de opening voor de geheugenkaart
(21) Rubber dop ... ter bescherming van het USB-pc-aansluitpunt
(22) Draagbeugel ... 0-95° draaibare
draag- en stelbeugel
(23) ingeperste M5 draadbussen ...
bijvoorbeeld voor bevestiging bij vaste wandmontage
18
RCU 5000i Achteraanzicht - bedieningselementen, mechanische componenten
(25) (24)
RCU 5000i Zij-aanzicht - aansluitingen
(24) Opening voor de geheugen-
kaart
(25) USB-aansluiting ... voor aanslui-
ting van een pc, bijv. voor softwa­re-updates
NL
19
Bedieningsconcept
(8)
(9)
Oriëntering op lasmethoden
Centraal menu
De bediening van de afstandsbediening RCU 5000i is aan de werkomstandigheden aan­gepast. De volgende werkomstandigheden worden onderscheiden:
- Lassen (MIG/MAG Synergic, MIG/MAG standaard, staafelektroden, WIG en Job)
- Maken van Jobs
- Samenstellen van eigen karakteristieken en karakteristiekpunten
- Optimaliseren en beheren van Jobs
- Optimaliseren en beheren van bestaande karakteristieken
- Opstellen van geraamde tijden voor laswerkzaamheden
- Definitie van spraak en maateenheden
De afzonderlijke activiteiten zijn in het cen­trale hoofdmenu opgeslagen. Het hoofd­menu wordt door het indrukken van de toets Menu (1) opgeroepen.
Aan ieder menupunt is een "waslijn" toe­gekend.
Displayweergave hoofdmenu
“Waslijn” Het "waslijn"-principe:
- Afzonderlijke parameters worden in verschillende datasets samengevat.
- De datasets worden in een lus ("waslijn") gerangschikt.
- De navigatie binnen de waslijn kan in twee richtingen plaatsvinden.
- Na de laatste dataset wordt de eerste dataset weergegeven. Bij navigatie in omge­keerde richting volgt na de eerste dataset de laatste dataset.
- Het aantal datasets is variabel. Op basis van bepaalde parameters of speciale func­ties van de stroombron kunnen datasets aan de waslijn worden toegevoegd.
Voorbeeld "waslijn" met 5 datasets (A - E) - dataset "Lasparameters" geopend
20
De afstandsbediening RCU 5000i gebruikt het "waslijn"-principe als volgt:
- Alle voor de geselecteerde activiteit benodigde parameters, weergaven en functies zijn overeenkomstig de werkvolgorde in de "waslijn" gesorteerd.
- Iedere dataset van een "waslijn" wordt in een eigen displayweergave (= scherm) weergegeven. In het verdere verloop van de handleiding worden de datasets als volg aangeduid, bijvoorbeeld:
Scherm Scherm (voor dataset)
"Lasparameters" Titel van het scherm (dataset)
- Opties en bijzondere functies van de stroombron (bijvoorbeeld SynchroPuls) worden aan de bestaande datasets van een "waslijn" gehangen
- De navigatie binnen de "waslijn" vindt plaats met de navigatietoetsen rechts (8) en links (9).
NL
Overnemen van waarden
Waarden, die versteld worden, hoeven niet expliciet opgeslagen of geactiveerd te wor­den. De waarden zijn direct actief.
21
Beschrijving van displayweergaves
(1)
(3)
(2)
Algemeen De afstandsbediening RCU 5000i gebruikt tijdens het werk verschillende displayweerga-
ves. Deze schermen zijn door de menubesturing vastgelegd en dienen als dialoog met de gebruiker.
Scherm “Menu” Het scherm "Menu" toont het hoofdmenu. Om het scherm "Menu" op te roepen toets Me-
nu (1) indrukken.
OPMERKING!
Door de toets Menu (1) in te drukken worden alle open dialogen met uitzondering van wizards zonder weervraag afgebroken.
(1) Menupunten (2) Menupunt “MIG/MAG synergisch
lassen” geselecteerd
(3) F3 toegewezen aan “Selecteren”
Scherm “Gege­vens”
Scherm “Menu”
- Wanneer in het hoofdmenu een menupunt wordt geselecteerd, wordt een scherm " Gegevens" weergegeven.
- Ieder "Gegevens" scherm bevat een "waslijn".
- Binnen een menupunt kunnen een verschillend aantal "Gegevens" schermen wor­den weergegeven. Door bijzondere functies van de stroombron of door bepaalde parameter-instellingen kunnen meerdere "Gegevens" schermen aan de betreffende "waslijnen" worden op­gehangen.
- In de "Gegevens" schermen kunnen parameters worden ingesteld of bekeken. De parameters worden in een lijst weergegeven. De keuze van de parameters geschiedt via de navigatietoetsen naar beneden (6) en naar boven (7). De parameterwaarden worden met het instelwiel (18) ingesteld.
22
(1)
(2)
(3)
(4) (5) (6)(7) (8) (9) (10)
(11) (12)
(13)
(14)
(15)
Voorbeeld: Scherm “Gegevens”
(1) Identificatieletter van het scherm (9) Tijd
(2) Activiteit (10) Materiaal, draaddiameter, be-
schermgas
(3) Lasstroom (11) Informatieregel
(4) Gebruiker (12) Waslijn met scherm A-E
(5) Titel van het scherm (13) Visualiseringsgebied
NL
(6) Lasspanning (14) Lijst met parameters
(7) Plaatdikte (15) Functies van de functietoetsen
(8) Datum - F1 toegewezen aan "Als job
opslaan"
- F2 toegewezen aan "Karak­teristiekpunt maken"
- F3 toegewezen aan “Refe­rentielijn aanpassen”
- F4 toegewezen aan “Materi­aal”
- F5 toegewezen aan “Intern / Extern”
Scherm “Wizard” Met Wizard bedoelt met een geleide invoersequentie. De gebruiker kan zich binnen een
sequentie voorwaarts of achterwaarts bewegen. Binnen een Wizard worden verschillen­de schermen getoond.
23
(3)(4)
(2)
(1)
(6) (7) (8)
(5)
Voorbeeld: Scherm “Wizard”
(1)
(2) (3)
(1) donker kader (2) Bewerkingsstap (3) al afgewerkte bewerkingsstap (4) actuele bewerkingsstap (5) nog open bewerkingsstap (6) F1 toegewezen aan "Terug" (in het
eerste scherm grijs weergegeven)
(7) F2 toegewezen aan "Vooruit" (of
"Gereed" in het laatste scherm)
(8) F5 toegewezen aan “Afbreken”
Scherm “Dia­loog”
Scherm “Mel­ding”
Het scherm “Dialoog” wordt voor het weergeven van subdialogen gebruikt. Het scherm “Dialoog” kan boomstructuren, keuzelijsten en dergelijke inhouden.
(1) donker kader (2) F1 toegewezen aan "Overnemen" (3) F5 toegewezen aan “Afbreken”
Voorbeeld: Scherm “Dialoog” met “Overnemen” en “Afbreken”
Het scherm "Melding" toot bepaalde toestanden aan. De melding moet beantwoord wor­den of er moet een beslissing worden genomen. Het scherm "Melding" wordt voor een deel over het actuele scherm heengelegd. Het ac­tuele scherm wordt daarbij grijs weergegeven.
24
(1) (2)
(5) (6) (7)
(3) (4)
Voorbeeld: Scherm “Melding” - Veiligheidscontrole
(1) (2) (3) (4) (5)
(6)
(1) actueel scherm, grijs weergegeven (2) Symbool (3) Meldingstype (4) donker kader (5) F2 toegewezen aan “Ja” (6) F3 toegewezen aan “Nee” (7) F4 toegewezen aan “Afbreken”
NL
Scherm “Stro­ring”
Schermen “Storing” tonen tijdens het lassen opgetreden storingen (Error). Schermen “Storing” moeten worden beantwoord. Wordt een scherm " Storing" genegeerd, dan wordt deze na 2 minuten opnieuw weergegeven, voor zover de stroring nog bestaat. Schermen "Storing" worden voor een deel over het actuele scherm gelegd. Het actuele scherm wordt daarbij grijs weergegeven.
(1) actueel scherm, grijs weergegeven (2) Symbool (3) Storingscode (4) Stroring - Omschrijving (5) donker kader (6) F3 toegewezen aan “OK”
Voorbeeld: Scherm “Stroring”
25
(2) (3)
(5) (6)
(4)(1)
Voorbeeld: Scherm “Storing” met functietoets beant­woorden of negeren
(1) actueel scherm, grijs weergegeven (2) Symbool (3) Stroring - Omschrijving (4) donker kader (5) F2 toegewezen aan “Beantwoor-
den”
(6) F3 toegewezen aan “Negeren”
26
Inbedrijfstelling
VR 4000 VR 7000
VR 1500
TPS 2700
TS/TPS 4000-5000
NL
Voor inbedrijfstel­ling
Systeemvoor­waarden
RCU 5000i aan­sluiten
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Svåra person- och sakskador är möjliga.
Använd de beskrivna funktionerna, först när du har läst och förstått den här bruksan-
visningen i sin helhet. Använd de beskrivna funktionerna, först när du har läst och förstått samtliga bruks-
anvisningar till systemkomponenterna, särskilt säkerhetsföreskrifterna, i sin helhet!
Om afstandsbediening RCU 5000i te kunnen gebruiken, moet op de stroombron de vol­gende firmware aanwezig zijn: OFFICIAL UST V 3.20.1
De afstandsbediening RCU 5000i kan op iedere willekeurige LocalNet-bus van de lasin­stallatie worden aangesloten, bijvoorbeeld:
LocalNet aansluitbus bij VR 4000, VR 7000 en VR 1500
Werkwijze:
Netschakelaar voor de stroombron in stand "0" zetten
1
Stekker LocalNet van de afstandsbediening op de LocalNet aansluitbus aansluiten
2
Wartelmoer van de stekker vastdraaien
3
Netschakelaar van de stroombron in de stand "I" zetten - de afstandsbediening is
4
gereed voor gebruik, de startsequentie wordt weergegeven
LocalNet aansluitbus bij TPS 2700 en TS/TPS 4000-5000
27
Startsequentie ­Taal instellen
Tijdens de startsequentie wordt het volgende op het scherm weergegeven:
- Fronius-logo (in het midden van het scherm)
- Software-versie (linksonder op het scherm)
- www.fronius.com (rechtsonder op het scherm)
- Taal (via functietoets F3)
De startsequentie duurt ca. 2 seconden. Tijdens deze tijd kan het voorinstellen van de taal en de norm (metrisch systeem of inch) plaatsvinden. Druk hiertoe functietoets F3 in.
Voor voorinstellen van spraak en norm
1
toets F3 "Taal" indrukken
- Scherm “Taal en normen” van de machinevoorinstellingen wordt weergegeven
Startsequentie, F3 toegewezen aan "Taal"
Machinevoorinstellingen: Scherm “Taal en normen”, taal geselecteerd
Bijbehorende parameters met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
3
hulp van instelwiel (18) wijzigen
Toets Menu (1) indrukken
4
28
Hoofdmenu in de geselecteerde taal
Hoofdmenu wordt in de geselecteerde taal weergegeven
NL
Storing “073 (no Host)” - Geen verbinding met de stroombron
De niet te beantwoorden storing “073 (no Host)” wordt weergegeven, wanneer de af­standsbediening bij de ingebruikneming geen verbinding met de stroombron tot stand kan brengen.
Mogelijke oorzaken zijn bijvoorbeeld een slecht contact met de stroombron of een onjuiste LocalNet-verdeler.
Bij een correcte verbinding verdwijnt de storing "073 (no Host)".
De storing “073 (no Host)” kan worden ge­negeerd.
Scherm “Storing 073 (no Host)”
29
RCU 5000i met behulp van sleutelkaart afsluiten en
(16)
openen
Voorwaarde
Gebruikersadmi­nistratie, profie­len, Keys
RCU 5000i ver­grendelen
OPMERKING!
De sleutelkaart kan voor het vergrendelen en ontgrendelen van de afstandsbedie­ning worden gebruikt, zolang in het menupunt "Machinevoorinstellingen" geen profielen of keys behalve "Administrator" en "Vergrendeld" zijn opgeslagen.
Meer informatie over gebruikersadministratie, profielen of Keys vindt u in hoofdstuk "Ma­chinevoorinstellingen", rubriek "Profielen / Keys".
Sleutelkaart op de leeszone voor de
1
sleutelkaart (16) houden.
Sleutelkaart op de leeszone voor de sleutelkaart hou­den
Scherm “Info sleutel - Afstandsbediening vergrendeld” wordt weergegeven
Scherm “Info sleutel - Afstandsbediening vergren­deld"
30
Het profiel "Afgesloten" wordt opgeroepen.
(16)
Hoofdmenu in profiel “Vergrendeld”
Menupunt “MIG/MAG synergisch lassen” bij vergren­delde afstandsbediening, scherm “Lasparameters”
BELANGRIJK!
De eigenschappen van het profiel “Af­gesloten” kunnen in het menupunt “Ma­chinevoorinstellingen” in het scherm “Profielen en sleutels” worden veran­derd.
Afhankelijk van welke gegevens in het pro­fiel "Afgesloten" zijn opgeslagen, kunnen verschillende menupunten en functies worden geselecteerd.
Bijv.: De fabrieksinstelling van het profiel "Ver­grendeld" maakt de toegang tot de laspro­cedure in het hoofdmenu mogelijk. Toet­sen staan in de afzonderlijke schermen "Gegevens" niet ter beschikking. De parameters in de betreffende scher­men "Gegevens" kunnen met de toetsen naar beneden (6) en naar boven (7) wor­den gekozen en met het instelwiel (18) worden veranderd.
NL
RCU 5000i ont­grendelen
Sleutelkaart op de leeszone voor de sleutelkaart hou­den
Sleutelkaart op de leeszone voor de
1
sleutelkaart (16) houden.
31
Scherm “Info sleutel - Afstandsbediening ontgren­deld"
Scherm “Info sleutel - De afstandsbedie­ning is afgesloten” wordt weergegeven.
Het laatst voor het vergrendelen opgeroe­pen scherm wordt getoond. Alle menupun­ten staan weer onbeperkt ter beschikking.
RCU 5000i met behulp van un­lock-functie “ont­grendelen”
De afstandsbediening RCU 5000i is vanaf software-versie OFFICIAL RCU V1.14.12 met de unlock-functie uitgerust. Deze unlock-functie verandert het profiel "Afgesloten" en maakt de toegang tot de machi­nevoorinstellingen mogelijk in het scherm "Profielen en sleutels", bijvoorbeeld om een administrator-sleutel aan te maken of het profiel "Afgesloten" te veranderen.
Meer informatie over de unlock-functie vindt u in het hoofdstuk "Machinevoorinstellin­gen", rubriek "RCU 5000i - Unlock-functie".
32
MIG/MAG synergisch lassen
Algemeen MIG/MAG synergisch lassen komt overeen met de Synergic-functie bij de stroombron.
Wordt de parameter draadaanvoersnelheid ingesteld, dan worden de parameters las­stroom en plaatdikte aan de ingestelde draadaanvoersnelheid aangepast. De actuele waarden voor lasstroom en plaatdikte worden in het visualiseringsgebied weergegeven.
NL
Menupunt “MIG/MAG syner­gisch lassen” op­roepen
Hoofdmenu: Menupunt “MIG/MAG synergisch las­sen” geselecteerd
Overzicht “MIG/MAG Synergic lassen” bestaat uit de volgende rubrieken:
- Lasprogramma oproepen
- Lasparameters instellen
- Overschakelen op Weergave groot
- Parameter voor procesinstellingen instellen
- Verder leidende parameters instellen: Speciaal-2-Takt, Speciaal-4-Takt, spotlassen
- SynchroPuls-parameter instellen
Toets Menu (1) indrukken:
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
2
sen” met instelwiel (18) selecteren
Toets OK (3) indrukken:
3
- Het laatst opgeroepen scherm "Gegevens" wordt weergegeven.
33
Lasprogramma oproepen
Lasprogramma oproepen
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspro-
2
gramma" selecteren
- Scherm "Lasprogramma" wordt weergegeven
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Lasprogram­ma”
Het scherm “Lasprogramma” bevat de volgende gegevens:
- Toevoegmateriaal
- Draaddiameter
- Te gebruiken beschermend gas
- Referentienummer(s) voor in het lasprogramma vastgelegde karakteristiek(en) , bijv.: Voor AlSi5 met Ø 1,2 mm en beschermend gas 100% Ar is een pulskarakteristiek, een standaardkarakteristiek en een CMT-karakteristiek vastgelegd
34
Lasparameters instellen
NL
Lasparameters instellen
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren:
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Bijbehorende lasparameters met be-
3
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
4
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm "Lasparame­ters", lasboogcorrectie geselecteerd
vastgelegd.
In het visualiseringsgebied worden de waarden voor de lasstroom, lasspanning en plaat­dikte weergegeven. Wordt de parameter "Draadaanvoer" veranderd, dan veranderen de waarden in het visualiseringsgebied overeenkomstig.
Toortsschakelaar modi
De volgende toortsschakelaar modi kunnen worden ingesteld:
- 2-Takt
- Speciaal-2-Takt
- 4-Takt
- Speciaal-4-Takt
- Spotlassen
Proces De volgende modi kunnen worden ingesteld:
- Puls (MIG/MAG Puls synergisch lassen)
- Standaard (MIG/MAG Standaard synergisch lassen)
- CMT (Cold Metal Transfer)
Wanneer het ingestelde lasprogramma en de geselecteerde proces niet samengaan of wanneer voor de gekozen proces geen lasprogramma is vastgelegd, dan wordt in het visualiseringsgebied "Geen program­ma" weergegeven. De parameter "Draadaanvoer" kan niet worden veranderd.
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Lasparame­ter”, “no program” voor de “CMT”-proces
35
Afhankelijk van de geselecteerde procedure en het ingestelde lasprogramma worden af­zonderlijke parameters verschillend weergegeven:
Proces Parameter
Puls Pulscorrectie
Standaard Dynamiekcorrectie
bij CMT-processen Hotstart tijd
Pulscorrectie Pulscyclus "hotstart" Boost correctie Dynamiek correctie
Parameter “Pulscorrectie” bij Puls-proces Parameter “Pulscorrectie” bij Standaard-proces
Parameter “Hotstart tijd” bij "CMT"-proces Parameter “Pulscorrectie” bij "CMT"-proces
36
Parameter “Pulscyclus "hotstart"” bij "CMT"-proces Parameter “Boost correctie” bij "CMT"-proces
NL
Parameter “Dynamiek correctie” bij "CMT"-proces
“CMT" proces Het “CMT”-proces is alleen in combinatie met de volgende componenten mogelijk:
- CMT-stroombron (bijv. TPS 4000 CMT)
- CMT-draadaanvoer (bijv. VR 7000 CMT)
- CMT-aandrijfeenheid met draadbuffer (bijv. Robacta Drive CMT)
- CMT-verbindingsleidingpakket
Voor CMT Advanced is de las-gegevensbank M0842 noodzakelijk.
37
Overschakelen op Weergave groot
(1) (2)
0.6 A
0.35 A
Algemeen De parameters draadaanvoersnelheid, lasstroom en lasspanning kunnen in Weergave
groot worden weergegeven. Evenzo worden op het scherm "Weergave groot" de motor­stroom van de draadinvoer en de PushPull-eenheid als waarden weergegeven.
Overschakelen op Weergave groot
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Weergave groot”
(1) Draadaanvoersnelheid motorstroom (2) Motorstroom PushPull eenheid
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Weerga-
2
ve groot" selecteren:
- Scherm "Weergave groot" wordt weergegeven
- De waarde voor de draadaanvoer­snelheid kan in het scherm "Weer­gave groot" door middel van in­stelwiel (18) worden veranderd.
Wordt de parameter "Draadaanvoersnel­heid" veranderd, dan veranderen de waar­den voor de lasstroom en de lasspanning overeenkomstig.
38
Parameter voor procesinstellingen instellen
NL
Parameter voor procesinstellin­gen instellen
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Procesinstel­lingen”, gasvoorstroomtijd geselecteerd
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Procesin-
2
stellingen" selecteren
- Scherm "Procesinstellingen" wordt weergegeven
Parameters voor procesinstellingen
3
met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameter voor pro-
4
cesinstellingen met instelwiel (18) ver­anderen
- De waarde van de parameter voor procesinstellingen kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
39
Verder leidende parameters instellen: Speciaal-2­Takt, Speciaal-4-Takt, spotlassen
Verder leidende parameters voor Speciaal-2-Takt instellen
Wordt op scherm “Lasparameter” bij Toortsschakelaar mode S2-Takt geselecteerd, dan wordt het betreffende scherm aan de waslijn gehangen. De volgende verder leidende parameters kunnen worden ingesteld:
- Startstroom Is
- Startstroomtijd ts
- Slope 1 Sl1
- Slope 2 Sl2
- Eindkraterstroomtijd te
- Eindkraterstroom Ie
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Met behulp van toetsen naar beneden
3
(6) of naar boven (7) parameter Toortsschakelaar mode selecteren
Met instelwiel (18) S2-Takt instellen
4
Met toets rechts (8) scherm "Speci-
5
aal-2-Takt" selecteren
- Scherm “Speciaal-2-Takt” wordt weergegeven
Scherm “Lasparameter”: Toortsschakelaar mode S2­Takt
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Speciaal-2­Takt”, startstroom Is geselecteerd
Verder leidende parameters met be-
6
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de verder leidende para-
7
meter met instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de verder leidende parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbe­reik is vastgelegd.
40
Verder leidende parameters voor Speciaal-4-Takt instellen
Wordt op scherm “Lasparameter” bij Toortsschakelaar mode S4-Takt geselecteerd, dan wordt het betreffende scherm aan de waslijn gehangen. De volgende verder leidende parameters kunnen worden ingesteld:
- Startstroom Is
- Slope 1 Sl1
- Eindkraterstroom Ie
- Slope 2 Sl2
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Met behulp van toetsen naar beneden
3
(6) of naar boven (7) parameter Toortsschakelaar mode selecteren
Met instelwiel (18) S4-Takt instellen
4
Met toets rechts (8) scherm "Speci-
5
aal-4-Takt" selecteren
- Scherm “Speciaal-4-Takt” wordt weergegeven
Scherm “Lasparameter”: Toortsschakelaar mode S4­Takt
NL
Verder leidende parameter voor spotlassen instel­len
Verder leidende parameters met be-
6
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de verder leidende para-
7
meter met instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de verder leidende parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbe­reik is vastgelegd.
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Speciaal-4­Takt”, startstroom Is geselecteerd
Wordt op scherm “Lasparameter” bij toortsschakelaar mode spotlassen geselecteerd, dan wordt het betreffende scherm aan de waslijn gehangen. De volgende parameters kunnen worden ingesteld:
- Draadaanvoersnelheid
- Booglengtecorrectie
- Spotlastijd
41
Scherm “Lasparameter” Toortsschakelaar mode Spotlassen
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Met behulp van toetsen naar beneden
3
(6) of naar boven (7) parameter Toortsschakelaar mode selecteren
Met instelwiel (18) Spotlassen instel-
4
len
Met toets rechts (8) scherm "Spotlas-
5
sen" selecteren
- Scherm "Spotlassen" wordt weer­gegeven
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Spotlassen”, draadinvoer geselecteerd
Parameters met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
6
Waarde van de parameter met instelwiel (18) veranderen
7
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde in­stelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
42
SynchroPuls-parameter instellen
Algemeen Is de Software-optie SynchroPuls op de stroombron geïnstalleerd, dan is ook het scherm
voor de SynchroPuls-parameter beschikbaar. Het scherm wordt aan de waslijn toege­voegd.
NL
SynchroPuls-pa­rameter instellen (software-optie)
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “SynchroPuls”
Menupunt “MIG/MAG synergisch las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Syn-
2
chroPuls" selecteren.
- Scherm "SynchroPuls" wordt weergegeven
SynchroPuls-parameters met behulp
3
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de SynchroPuls-parame-
4
ter met instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de SynchroPuls­parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbe­reik is vastgelegd.
43
MIG/MAG standaard lassen
Algemeen In tegenstelling tot MIG/MAG synergisch lassen worden bij MIG/MAG standaard lassen
de lasparameters afzonderlijk ingesteld.
Menupunt “MIG/MAG stan­daard lassen” op­roepen
Hoofdmenu: Menupunt “MIG/MAG standaard lassen” opgeroepen
Overzicht “MIG/MAG standaard lassen” bestaat uit de volgende rubrieken:
- Lasprogramma oproepen
- Lasparameters instellen
- Overschakelen op Weergave groot
- Parameter voor procesinstellingen instellen
- Verder leidende parameter voor spotlassen instellen
Toets Menu (1) indrukken:
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “MIG/MAG standaard las-
2
sen” met instelwiel (18) selecteren
Toets OK (3) indrukken:
3
- Het laatst opgeroepen scherm "Gegevens" wordt weergegeven.
44
Lasprogramma oproepen
NL
Lasprogramma selecteren
Menupunt “MIG/MAG standaard las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspro-
2
gramma" selecteren
- Scherm "Lasprogramma" wordt weergegeven
MIG/MAG standaard lassen: Scherm “Lasprogram­ma”
Het scherm “Lasprogramma” bevat de volgende gegevens:
- Toevoegmateriaal
- Draaddiameter
- Te gebruiken beschermend gas
- Referentienummer(s) voor in het lasprogramma vastgelegde karakteristiek(en) , bijv.: Voor AlSi5 met Ø 1,2 mm en beschermend gas 100 % Ar is een pulskarakteristiek, een standaard-karakteristiek en een CMT-karakteristiek vastgelegd
45
Lasparameters instellen
Lasparameters instellen
Toortsschakelaar modi
Menupunt “MIG/MAG standaard las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Bijbehorende lasparameters met be-
3
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
4
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge-
MIG/MAG standaard lassen: Scherm “Lasparameter”, draadinvoer geselecteerd
legd.
De volgende toortsschakelaar modi kunnen worden ingesteld:
- 2-Takt
- 4-Takt
- Spotlassen
46
Overschakelen op Weergave groot
(2)(1)
0.6 A
0.35 A
Algemeen De parameters draadaanvoersnelheid, lasstroom en lasspanning kunnen in Weergave
groot worden weergegeven. Evenzo worden op het scherm "Weergave groot" de motor­stroom van de draadinvoer en de PushPull-eenheid als waarden weergegeven.
NL
Overschakelen op Weergave groot
MIG/MAG standaard lassen: Scherm “Weergave groot”
(1) Draadaanvoersnelheid motorstroom (2) Motorstroom PushPull eenheid
Menupunt “MIG/MAG standaard las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Weerga-
2
ve groot" selecteren
- Scherm "Weergave groot" wordt weergegeven
- De waarden voor de draadaan­voersnelheid en de lasspanning kunnen in het scherm "Weergave groot" met behulp van instelwiel (18) worden veranderd
- Lasstroom is een weergavewaar­de:
- tijdens het lassen ... Werkelijke waarde
- na het lassen ... Holdwaarde
47
Parameter voor procesinstellingen instellen
Parameter voor procesinstellin­gen instellen
MIG/MAG standaard lassen: Scherm “Procesinstellin­gen”, gasvoorstroomtijd geselecteerd
Menupunt “MIG/MAG standaard las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Procesin-
2
stellingen" selecteren
- Scherm "Procesinstellingen" wordt weergegeven
Parameters voor procesinstellingen
3
met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameter voor pro-
4
cesinstellingen met instelwiel (18) ver­anderen.
- De waarde van de parameter voor procesinstellingen kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
48
Verder leidende parameter voor spotlassen instel­len
Verder leidende parameter voor spotlassen instel­len
Wordt op scherm “Lasparameter” bij toortsschakelaar mode spotlassen geselecteerd, dan wordt het betreffende scherm aan de waslijn gehangen. De volgende parameters kunnen worden ingesteld:
- Draadaanvoersnelheid
- Booglengtecorrectie
- Spotlastijd
Menupunt “MIG/MAG standaard las-
1
sen” oproepen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Met behulp van toetsen naar beneden
3
(6) of naar boven (7) parameter Toortsschakelaar mode selecteren
Met instelwiel (18) Spotlassen instel-
4
len
Met toets rechts (8) scherm "Spotlas-
5
sen" selecteren
- Scherm "Spotlassen" wordt weer-
Scherm “Lasparameter” Toortsschakelaar mode Spotlassen
gegeven
NL
MIG/MAG synergisch lassen: Scherm “Spotlassen”, draadinvoer geselecteerd
Parameters met behulp van toetsen
6
naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameter met instel-
7
wiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge­legd.
49
Lasprogramma en materiaal instellen
Algemeen Lasprogramma en materiaal kunnen in de volgende menupunten worden ingesteld:
- MIG/MAG synergisch lassen
- MIG/MAG standaard lassen
- Jobs optimaliseren & beheren (alleen bij opgeslagen MIG/MAG-jobs)
Lasprogramma en materiaal in­stellen
Scherm “Keuze toevoegmateriaal”: Al99,5 geselec­teerd
Op het betreffende scherm “Gege-
1
vens” toets F4 “Materiaal” indrukken
- Het eerste scherm “Keuze toe­voegmateriaal” van de wizard wordt weergegeven
Benodigd materiaal met instelwiel (18)
2
selecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
3
- Het tweede scherm “Keuze draad­diameter” van de wizard wordt weergegeven
- Alleen draaddiameters die voor op het eerste scherm gekozen mate­riaal geschikt zijn worden weerge­geven.
Bijpassende draaddiameter met instel-
4
wiel (18) selecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
5
- Het derde scherm “Keuze be­schermgas” van de wizard wordt weergegeven
- Alleen gassen die voor op het eer­ste scherm gekozen materiaal en de in het tweede scherm gekozen draaddiameter geschikt zijn wor­den weergegeven.
50
Scherm “Keuze draaddiameter”: 1,2 mm geselec­teerd
Scherm “Keuze beschermgas”: I1 100% Ar geselec­teerd
Voorbeeld: AlSi 5 / 1,2 mm / I1 100% Ar Scherm "Se­lecteer een referentie“: Karakter S0016 geselecteerd
Bijpassend gas met instelwiel (18) se-
6
lecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
7
- Alleen wanneer voor het geselec­teerde materiaal, de geselecteer­de draaddiameter en het geselec­teerde beschermende gas meer­dere karakteristieken zijn vastge­legd, wordt het scherm "Keuze re­ferentie" weergegeven.
- De waarde tussen haakjes achter het proces geeft aan, hoeveel ka­rakteristieken voor dit proces zijn vastgelegd.
Bijbehorend proces met behulp van
8
toetsen naar beneden (6) of naar bo­ven (7) selecteren
Bijbehorend referentienummer van de
9
karakteristiek met instelwiel (18) se­lecteren
- Bijv.: De karakteristiek C0876 is alleen voor CMT geschikt
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken
10
- Het laatste scherm “Lasprogram­ma” van de wizard wordt als be­vestiging aangeduid.
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
NL
Scherm “Lasprogramma”: Bevestiging
Toets F2 “Gereed” indrukken
11
- Het ingestelde lasprogramma wordt overgenomen, het laatst weergegeven scherm "Gegevens" wordt weergegeven
51
Gebruikerskarakteristiek aanleggen - karakteristiek aanpassen
Algemeen “Gebruikerskarakteristieken aanleggen - karakteristieken aanpassen” kan alleen in me-
nupunt MIG/MAG synergisch lassen plaatsvinden.
Grondbeginselen voor het aanleg­gen van gebrui­kerskarakteristie­ken
Elk lasprogramma is gebaseerd op een laskarakteristiek. De karakteristieken van de ge­selecteerde lasprogramma's kunnen gebruikerspecifiek worden veranderd. Deze veran­deringen worden in zogenaamde gebruikerskarakteristieken opgeslagen.
De programmering van een gebruikerskarakteristiek is noodzakelijk
- Als toevoegmateriaal (beschermgas, lasdraaddiameter) gebruikt wordt, dat niet in de lasdatabank opgenomen is.
- Voor het optimaliseren van het lasproces (bijv.: verhoging van de lassnelheid, veran­dering van de inbrandverhoudingen, verandering van het uiterlijk van de naad).
OPMERKING!
Het opnieuw programmeren van een karakteristiek vereist kennis van de lasboog­en lastechniek.
Voor een efficiënte instelling van een nieuwe karakteristiek is de volgende wijze van han­delen aan te bevelen:
- Vergelijkbare karakteristiek kiezen
- Vermogensbereik van gebruikerskarakteristiek vastleggen
- Zo nodig gebruikerskarakteristiek door aanleggen van meerdere karakteristiekpun­ten aanvullen
Belangrijke basisinstellingen worden door deze wijze van handelen in de nieuwe karak­teristiek overgenomen.
Gebruikerskarak­teristieken aan­leggen - Karakte­ristieken aanpas­sen
BELANGRIJK!
Voor het maken van een gebruikerskarakteristiek zijn minstens twee karakteris­tiekpunten nodig.
Om de optimalisatie in alle vermogensgebieden te bereiken moeten echter 6-10 karakte­ristiekpunten worden geprogrammeerd (per materiaaldikte een punt). Maximaal kunnen 19 karakteristiekpunten worden geprogrammeerd.
Op het betreffende scherm "Gegevens" een gelijksoortig lasprogramma of het te ver-
1
anderen lasprogramma instellen
Toets F3 “Karakteristiek aanpassen” indrukken:
2
52
Scherm “Informatie - Karakteristiek kan niet worden bewerkt!”
Scherm “Karakteristiek aanpassen”: Vermogenswaar­de instellen
Wanneer het bewerken van een karakter niet mogelijk is, wordt de informatie "Ka­rakteristiek kan niet worden bewerkt" weergegeven.
Het eerste scherm “Karakteristiek optimali­seren” van de wizard wordt weergegeven
Onderste en bovenste vermogens-
3
waarde met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecte­ren
Onderste en bovenste vermogens-
4
waarde met instelwiel (18) instellen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge­legd.
- De in het visualisatiegebied weer­gegeven waarden voor stroom, spanning en plaatdikte zijn direct afhankelijk van de ingegeven ver­mogenswaarden.
NL
Scherm “Karakteristiek aanpassen”: Karakteristiek kiezen
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
5
- Het tweede scherm “Karakteristiek optimaliseren” van de wizard wordt weergegeven
Bijpassende karakteristiek met instel-
6
wiel (18) selecteren
- Moet een bestaande karakteristiek worden overschreven, dan wordt een veiligheidsvraag weergege­ven.
53
Veiligheidsvraag voor het overschrijven van de karak­teristiek
Voor het benoemen van de karakteris-
7
tiek toets F3 “Karakteristiek benoe­men” indrukken:
- Scherm “Karakteristiek benoe­men” wordt weergegeven
Bijpassende letter met instelwiel (18)
8
selecteren
Toets F4 “>“ indrukken om de volgen-
9
de letter in te voeren
- Correcties kunnen met de toetsen F3 “<“ of F2 “< Wissen” worden doorgevoerd
Bij afgesloten benoeming op toets F1
10
“Overnemen” drukken:
- De nieuwe naam wordt overgeno­men, scherm "Karakteristiek aan­passen" wordt weergegeven
Scherm “Karakteristiek benoemen”:
Scherm “Karakteristiek aanpassen”: Karakteristiek kiezen
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
11
- Het derde scherm “Karakteristiek optimaliseren” van de wizard wordt als bevestiging weergege­ven
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
54
Wizard “Karakteristiek aanpassen”: Bevestiging van de aangepaste karakteristiek
Toets F2 “Gereed” indrukken:
12
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven.
NL
55
Karakteristiekpunten voor gebruikerskarakteristie­ken aanleggen
Algemeen De functie “Karakteristiekpunt aanleggen” kan in de volgende menupunten worden uitge-
voerd:
- MIG/MAG synergisch lassen
- MIG/MAG standaard lassen
Grondbeginselen voor het aanleg­gen van karakte­ristiekpunten
Verschillende parameterinstellingen kunnen in de gebruikerskarakteristiek als karakteris­tiekpunten worden opgeslagen.
Voor het aanleggen van een karakteristiekpunt zijn nodig:
- Lasprogramma (materiaal, draaddiameter, beschermgas) waarvoor een karakteris­tiekpunt moet worden aangemaakt
- Waarde voor de draadaanvoer (bijv. uit lastests, ervaringswaarden of richtwaarden overeenkomstig de materiaaldikte)
OPMERKING!
Het maken van karakteristiekpunten vereist kennis van de lasboog- en lastech­niek.
BELANGRIJK!
Voor het maken van een gebruikerskarakteristiek zijn minstens twee karakteris­tiekpunten nodig.
Om de optimalisatie in alle vermogensgebieden te bereiken moeten echter 6-10 karakte­ristiekpunten worden geprogrammeerd (per materiaaldikte een punt). Maximaal kunnen 19 karakteristiekpunten worden geprogrammeerd.
Karakteristiek­punt aanleggen
Wijze van handelen wanneer bepaalde parameterinstellingen als karakteristiekpunt moe­ten worden opgeslagen:
56
Scherm "Karakteristiekpunt aanleggen": Nr.6 ­“Al99,5 1,2 I1 mod gekozen”
Lasprogramma, waarvoor een karak-
1
teristiekpunt moet worden opgesteld, oproepen
Draadaanvoer, waarvoor het karakte-
2
ristiekpunt moet worden opgesteld, in­stellen
Op het betreffende scherm “Gege-
3
vens” toets F2 “Karakteristiekpunt ma­ken” indrukken
- Het eerste scherm “Karakteristiek maken” van de wizard wordt weer­gegeven
Bijpassende karakteristiek met instel-
4
wiel (18) selecteren
- Moet het te maken karakteristiek­punt in een karakteristiek worden ingevoegd, die niet bij de actueel ingestelde karakteristiek past (bijv. invoegen van een aluminium-ka­rakteristiekpunt in een CuSi-ka­rakteristiek), dan wordt een veilig­heidsvraag weergegeven
Toets F2 “Ja” of toets F3 “Nee” of
5
toets F4 “Afbreken” indrukken
- Moet een te maken standaard ka­rakteristiekpunt in een pulskarak­teristiek worden ingevoegd en om­gekeerd, dan wordt een foutmel­ding weergegeven.
NL
Veiligheidsvraag: Karakteristiekpunt past niet
Storingmelding: Karakteristiekpunt kan niet worden opgeslagen
Toets F3 “OK” indrukken
6
- Het eerste scherm “Karakteristiek maken” van de wizard wordt weer­gegeven
57
Scherm "Karakteristiekpunt aanleggen": Nr. 7 - < lege karakteristiek > geselecteerd
Andere karakteristiek met instelwiel
7
(18) selecteren
Voor het benoemen van de karakteris-
8
tiek toets F3 “Karakteristiek benoe­men” indrukken:
- Scherm “Karakteristiek benoe­men” wordt weergegeven
Bijpassende letter met instelwiel (18)
9
selecteren
Toets F4 “>“ indrukken om de volgen-
10
de letter in te voeren
- Correcties kunnen met de toetsen F3 “<“ of F2 “< Wissen” worden doorgevoerd.
Bij afgesloten benoeming op toets F1
11
“Overnemen” drukken:
- De nieuwe naam wordt overgeno­men, scherm "Karakteristiekpunt aanleggen" wordt weergegeven
Scherm “Karakteristiek benoemen”:
Scherm "Karakteristiekpunt aanleggen":
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
12
- Het tweede scherm “Karakteristiek maken” van de wizard wordt als bevestiging weergegeven
58
Scherm "Karakteristiekpunt aanleggen": Bevestiging van het opgeslagen karakteristiekpunt
Toets F2 “Gereed” indrukken:
13
- Het karakteristiekpunt wordt opge­slagen, het bijbehorende scherm "Gegevens" wordt weergegeven.
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
NL
59
Gebruikerskarakteristieken selecteren
Gebruikerskarak­teristieken selec­teren
Scherm “Keuze toevoegmateriaal”: Gebruikerskarak­teristiek geselecteerd
Op het betreffende scherm “Gege-
1
vens” toets F4 “Materiaal” indrukken:
- Het eerste scherm “Keuze toe­voegmateriaal” van de wizard wordt weergegeven
Met instelwiel (18) "Gebruikerskarak-
2
teristiek" instellen
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
3
- Het tweede scherm “Keuze ge­bruikerskarakteristiek” van de wi­zard wordt weergegeven
Bijpassende gebruikerskarakteristiek
4
met instelwiel (18) selecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
5
- Het derde scherm "Lasprogram­ma" van de wizard wordt als be­vestiging weergegeven
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
60
Scherm “Keuze gebruikerskarakteristiek”: Nr.2 “CuS­i3 10 I1 mod” geselecteerd
Scherm “Lasprogramma”: Bevestiging van de gebrui­kerskarakteristiek
Toets F2 “Gereed” indrukken:
6
- De ingestelde gebruikerskarakte­ristiek wordt overgenomen, het laatst weergegeven scherm "Ge­gevens" wordt weergegeven
Elektrode lassen
NL
Menupunt "Elek­trode lassen" op­roepen
Lasparameters instellen
Hoofdmenu: Menupunt “Elektrode lassen" opgeroe­pen
Elektrode lassen: Scherm “Lasparameters”, las­stroom geselecteerd
Toets Menu (1) indrukken
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “Elektrode lassen” met in-
2
stelwiel (18) selecteren
Toets OK (3) indrukken
3
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven
Menupunt "Elektrode lassen" oproe-
1
pen
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Bijbehorende lasparameters met be-
3
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
4
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge­legd.
61
Overschakelen op Weergave groot
De parameters lasstroom en lasspanning kunnen in Weergave groot worden weergege­ven:
Menupunt "Elektrode lassen" oproe-
1
pen
Met toets rechts (8) scherm "Weerga-
2
ve groot" selecteren
- Scherm "Weergave groot" wordt weergegeven
- De waarde voor de lasstroom kan in het scherm "Weergave groot" door middel van instelwiel (18) worden veranderd.
- Lasspanning is een weergave­waarde:
- tijdens het lassen ... Werkelijke waarde
- na het lassen
Elektrode lassen: Scherm “Weergave groot”
... Holdwaarde
Parameter voor procesinstellin­gen instellen
Elektrode lassen: Scherm “Procesinstellingen”, hot­start stroom HCU geselecteerd
Menupunt "Elektrode lassen" oproe-
1
pen
Met toets rechts (8) scherm "Procesin-
2
stellingen" selecteren
- Scherm "Procesinstellingen" wordt weergegeven
Parameters voor procesinstellingen
3
met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de procesinstelling met
4
instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter voor procesinstellingen kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
62
TIG lassen
NL
Menupunt "TIG lassen" oproepen
Lasparameters instellen
Hoofdmenu: Menupunt "TIG lassen" opgeroepen
TIG lassen: Scherm “Lasparameter”, hoofdstroom geselecteerd
Toets Menu (1) indrukken
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “TIG lassen” met instelwiel
2
(18) selecteren
Toets OK (3) indrukken
3
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven
Menupunt "TIG lassen" oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Bijbehorende lasparameters met be-
3
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
4
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge­legd.
63
Overschakelen op Weergave groot
De parameters lasstroom en lasspanning kunnen in Weergave groot worden weergege­ven:
Menupunt "TIG lassen" oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Weerga-
2
ve groot" selecteren
- Scherm "Weergave groot" wordt weergegeven
- De waarde voor de lasstroom kan in het scherm "Weergave groot" door middel van instelwiel (18) worden veranderd.
- Lasspanning is een weergave­waarde:
- tijdens het lassen ... Werkelijke waarde
- na het lassen ... Holdwaarde
TIG lassen: Scherm “Weergave groot”
64
CC/CV-modus
Algemeen Is de software-optie “CC/CV-mode” op de stroombron geïnstalleerd, dan wordt bij het
hoofdmenu het menupunt “CC/CV-mode” weergegeven. Het menupunt CC/CV-mode maakt het mogelijk de stroombron met constante lasspan­ning of constante lasstroom te gebruiken. Parameterveranderingen in menupunt “CC/CV karakteristiek” kunnen zowel via een ro­botbesturing als via de afstandsbediening RCU 5000i worden doorgevoerd. “CC/CV-mode” komt bijvoorbeeld bij hittedraad-toepassingen voor.
NL
Menupunt “CC/CV-mode” oproepen
Lasparameters instellen
Hoofdmenu: Menupunt “CC/CV-mode” opgeroepen
CC/CV-mode: Scherm “Lasparameters”, richtwaarde stroom geselecteerd
Toets Menu (1) indrukken
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “CC/CV mode” met instel-
2
wiel (18) selecteren
Toets OK (3) indrukken
3
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven
Menupunt “CC/CV-mode” oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Bijbehorende lasparameters met be-
3
hulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
4
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge­legd.
Overschakelen op Weergave groot
De parameters draadaanvoersnelheid, spanningsrichtwaarde en stroomrichtwaarde kun­nen in Weergave groot worden weergegeven.
65
(2)(1)
0.6 A
0.35 A
CC/CV-mode: Scherm “Weergave groot”
(1) Draadaanvoersnelheid motorstroom (2) Motorstroom PushPull eenheid
Menupunt “CC/CV-mode” oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Weerga-
2
ve groot" selecteren
- Scherm "Weergave groot" wordt weergegeven
- De waarden voor de draadaan­voer, spanningrichtwaarde en stroomrichtwaarde kunnen in het scherm "Weergave groot" met be­hulp van instelwiel (18) worden veranderd.
- Lasspanning is een weergave­waarde:
- tijdens het lassen ... Werkelijke waarde
- na het lassen ... Holdwaarde
Parameter voor procesinstellin­gen instellen
CC/CV-mode: Scherm “Procesinstellingen”
Menupunt “CC/CV-mode” oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Procesin-
2
stellingen" selecteren
- Scherm "Procesinstellingen" wordt weergegeven
Waarde van de parameters met be-
3
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefi­nieerde instelbereik worden ver­anderd. Het instelbereik is vastge­legd.
66
Job lassen
NL
Menupunt "Job lassen" oproepen
Lasparameters voor een Job in­stellen
Toets Menu (1) indrukken
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “Job lassen” met instelwiel
2
(18) selecteren
Toets OK (3) indrukken
3
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven
Hoofdmenu: Menupunt "Job lassen" opgeroepen
Worden in menupunt “Job optimaliseren & beheren” correctiegrenzen voor een geselec­teerde Job vastgelegd, dan kunnen in menupunt "Jobs lassen" in scherm "Lasparame­ters" de volgende lasparameters voor deze Job worden ingesteld:
- actuele vermogenscorrectie
- actuele lasboogcorrectie
Menupunt "Job lassen" oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Laspara-
2
meters" selecteren
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Parameters "Groepnr." met behulp
3
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel
4
(18) selecteren
Parameters "Job nr." met behulp van
5
toetsen naar beneden (6) of naar bo­ven (7) selecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel
6
Job lassen: Scherm „Lasparameter“, actuele vermo­genscorrectie voor Job nr. 22 uit groep 2 geselec­teerd (bijvoorbeeld voor een MIG/MAG-Job)
(18) selecteren
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergegeven groep overeen­komstig.
Bijbehorende lasparameters met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven
7
(7) selecteren
Waarde van de parameters met behulp van instelwiel (18) veranderen
8
- De waarde van de parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde in­stelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
67
Overschakelen
A 53.0A 6.0
(1) (2)
op Weergave groot
Voor een geselecteerde Job kunnen de parameters draadaanvoersnelheid, lasstroom en lasspanning kunnen in Weergave groot worden weergegeven:
Menupunt "Job lassen" oproepen
1
Met toets rechts (8) scherm "Weerga-
2
ve groot" selecteren
- Scherm "Weergave groot" wordt weergegeven
- De parameters "Groepnr." en "Jobnr." kunnen met de toetsen naar beneden (6) en naar boven (7) worden gekozen en met het in­stelwiel (18) worden veranderd.
- De draadaanvoersnelheid kan in het kader van voor de geselec­teerde Job gedefinieerde correc­tiegrenzen met het instelwiel (18) worden ingesteld.
Job lassen: Scherm “Weergave groot”
- Lasstroom en lasspanning zijn pu­re weergavewaarden.
(1) Draadaanvoersnelheid motorstroom (2) Motorstroom PushPull eenheid
Wisselen van de lasprocedure tij­dens het CMT Ad­vanced-lassen
OPMERKING!
Tijdens het CMT Advanced-lassen is het veranderen van lasprocedure of de actu­eel gekozen laskarakteristiek niet mogelijk.
Om van lasprocedure of de laskarakteristiek te veranderen:
- eerst de CMT Advanced-lasprocedure beëindigen
- een periode van 300 - 600 ms wachten
Tijdens deze periode kan geen andere lasprocedure of andere laskarakteristiek wor­den gekozen.
- Lasproces volgens een andere lasprocedure of met een andere laskarakteristiek voortzetten
68
Instellingen als Job opslaan
Algemeen De functie “Als Job opslaan” kan in de volgende menupunten worden uitgevoerd:
- MIG/MAG synergisch lassen
- CC/CV-modus
- Job lassen
- Job optimaliseren & beheren
NL
Aanwijzing bij het opslaan van Jobs
Alle parameters in alle weergegeven schermen instellen
1
- Parameter in scherm A instellen
- - Parameter in scherm B instellen
- Parameter in scherm C instellen, enz.
Toets F1 "Als Job opslaan" indrukken en de menugeleiding volgen
2
Als Job opslaan Wijze van handelen wanneer bepaalde parameterinstellingen als Job moeten worden
opgeslagen:
Op het betreffende scherm “Gege-
1
vens” toets F1 “Als Job opslaan” in­drukken
- Het eerste scherm “Als Job op­slaan - Groep” van de wizard wordt weergegeven
Bijpassende groep met instelwiel (18)
2
selecteren
Voor het benoemen van de groep
3
toets F3 “Groep benoemen” indruk­ken:
- Scherm “Groep benoemen” wordt weergegeven
Scherm “Als Job opslaan - Groep”: Nr. 6 < lege groep > geselecteerd
Scherm “Groep benoemen”:
Bijpassende letter met instelwiel (18)
4
selecteren
Toets F4 “>“ indrukken om de volgen-
5
de letter in te voeren
- Correcties kunnen met de toetsen F3 “<“ of F2 “< Wissen” worden doorgevoerd.
Bij afgesloten benoeming op toets F1
6
“Overnemen” drukken:
- De nieuwe naam wordt overgeno­men, scherm "Als Jop opslaan ­Groep" wordt weergegeven
69
Scherm “Als Job opslaan - Groep”: Nr. 6 SR 71 gese­lecteerd
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
7
- Het tweede scherm “Als Job op­slaan - Geheugenplaats” van de wizard wordt weergegeven
Bijpassende Job met instelwiel (18)
8
selecteren
Voor het benoemen van de Job toets
9
F3 “Job benoemen” indrukken:
- Scherm “Job benoemen” wordt weergegeven
Scherm “Als Job opslaan - Geheugenplaats”: Job 61 <lege Job> geselecteerd
Scherm “Job benoemen”:
Bijpassende letter met instelwiel (18)
10
selecteren
Toets F4 “>“ indrukken om de volgen-
11
de letter in te voeren
- Correcties kunnen met de toetsen F3 “<“ of F2 “< Wissen” worden doorgevoerd.
Bij afgesloten benoeming op toets F1
12
“Overnemen” drukken:
- De nieuwe naam wordt overgeno­men, scherm "Als Jop opslaan ­Geheugenplaats" wordt weerge­geven
70
Scherm “Als Job opslaan - Geheugenplaats”: Job 61 Test geselecteerd
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
13
- Het derde scherm “Als Job op­slaan” van de wizard wordt als be­vestiging weergegeven.
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
Toets F2 “Gereed” indrukken:
14
- Het eerder geselecteerde scherm "Gegevens" wordt weergegeven.
NL
Scherm “Als Job opslaan" als bevestiging
71
Interne / externe instelling van geselecteerde para­meters
Algemeen Met afstandsbediening RCU 5000i is het instellen van geselecteerde parameters als
volgt mogelijk:
- Intern op de afstandsbediening
- Extern, bijvoorbeeld bij de draadaanvoer, stroombron, andere afstandsbedieningen, robotbesturing, enz.
Is er een externe bedieningsmogelijkheid in het systeem, dan worden de betreffende pa­rameters automatisch op externe parameterinvoer ingesteld, bijv.: bij aangesloten draadaanvoer moet de waarde voor de parameter "Draadaanvoer" bij de draadaanvoer worden ingesteld. Moet de waarde van de parameter op de afstandsbe­diening RCU 5000i worden ingesteld, dan moet de parameter "Draadaanvoer" op exter­ne parameterinvoer worden omgezet.
Het omschakelen van interne naar externe parameterinvoer [en vice versa] kan in de volgende menupunten plaatsvinden:
- MIG/MAG synergisch lassen - CC/CV karakteristiek
- MIG/MAG standaard lassen - Job lassen
Interne / externe parameterinstel­ling
- Elektrode lassen - Job optimaliseren & administreren
- TIG lassen
Op het betreffende scherm “Gegevens” toets F5 “Int/Ext” indrukken
1
- De afstandsbediening schakelt over op de gewenste parameterinvoer:
Interne parameterinvoer (Int): Externe parameterinvoer (Ext):
De in te stellen parameters worden op de afstandsbediening RCU 5000i ingevoerd en gewijzigd. De geselecteerde parameter wordt met een zwarte balk met "venster" voor de pa­rameterwaarde aangeduid. In het "ven­ster" kan de parameterwaarde worden veranderd.
De in te stellen parameters worden bij de stroombron, bij de draadaanvoer of via een robotbesturing ingevoerd en veran­derd. De geselecteerde parameter wordt met een doorlopende, zwarte balk op het scherm van de afstandsbediening aange­duid. De waarde van de parameter kan bij externe parameterinvoer niet via de af­standsbediening worden veranderd.
72
NL
Voorbeeld voor interne parameterinvoer: zwarte balk met "venster" - boogcorrectie geselecteerd
Voorbeeld voor externe parameterinvoer: doorlopen­de zwarte balk - boogcorrectie
BELANGRIJK!
Functietoets F5 “Int/Ext” is alleen bij aangesloten afstandsbediening actief.
Is de afstandsbediening niet aangesloten, dan wordt functietoets F5 "Int/Ext" grijs weer­gegeven:
Voorbeeld bij een niet aangesloten afstandsbediening: F5 “Int/Ext” grijs weergegeven
73
Job optimaliseren & beheren
Algemeen Voor geselecteerde Jobs kunnen in het menupunt "Job optimaliseren & beheren" de vol-
gende functies worden uitgevoerd:
- Oproepen van "Administratie data"
- Instellen van lasparameters
- Instellen van Job-specifieke parameters
Afhankelijk van de soort uitgekozen Jobs worden een verschillend aantal schermen aan de "waslijn" weergegeven. Ook de volgorde van de weergegeven schermen hangt af van het soort Job.
De volgende schermen worden bij MIG/MAG synergische Jobs weergegeven:
- Administratie data
- SynchroPuls
- Lasprogramma - QMaster-waarde
- Lasparameters
- Procesinstellingen
- Correctiegrenzen
- Speciaal-2-Takt
- Speciaal-4-Takt
- Spotlassen
- Documentatie per Job
1)
2)
3)
4)
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" oproe­pen
1)
Wordt alleen weergegeven wanneer op de stroombron de optie SynchroPuls is geïnstalleerd
2)
Wordt alleen weergegeven, wanneer de toortsschakelaar mode bij geselecteerde Job op S2-Takt is ingesteld
3)
Wordt alleen weergegeven, wanneer de toortsschakelaar mode bij geselecteerde Job op S4-Takt is ingesteld
4)
Wordt alleen weergegeven, wanneer de toortsschakelaar mode bij geselecteerde Job op Punt is ingesteld
Toets Menu (1) indrukken
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “Job optimaliseren & behe-
2
ren” met instelwiel (18) selecteren
Toets OK (3) indrukken
3
- De veiligheidsvraag "Wilt u de Jobs online bewerken?" wordt weergegeven
74
Hoofdmenu: Menupunt "Job optimaliseren & behe­ren" opgeroepen
Toets F2 “Ja” of F3 “Nee” indrukken
4
- Online bewerken - F2 "Ja" De stroombron wisselt in het Job­correctiemenu, onafhankelijk van de actuele stroombroninstellingen. Op de afstandsbediening veran­derde gegevens worden ook bij de stroombron weergegeven.
- Online bewerken - F3 "Nee" De actuele stroombroninstellingen blijven gehandhaafd. Op de af­standsbediening veranderde ge­gevens worden alleen op de af­standsbediening weergegeven.
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven
Veiligheidsvraag: Wilt u de Jobs online bewerken?
Overzicht “Job optimaliseren & beheren" bestaat uit de volgende rubrieken:
- Jobs beheren
- Administratiegegevens voor een geselecteerde Job oproepen
- Lasprogramma voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Lasparameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Procesinstellingen voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Speciaal-2-Takt parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Speciaal-4-Takt parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Spotlasparameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Correctiegrenzen voor een geselecteerde Job vastleggen
- Documentatie per Job
- SynchroPuls-parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
- Qmaster-waarden voor een geselecteerde Job vastleggen
- Karakteristiekpunt aanleggen
NL
75
Jobs beheren
Jobs beheren
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Jobs beheren
- Groep”
Menupunt "Job optimaliseren & behe-
1
ren" opgeroepen
Onafhankelijk van het getoonde
2
scherm op toets F1 "Jobs beheren" drukken:
- Het eerste scherm “Job groepen bewerken” van de wizard wordt weergegeven
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel
3
(18) selecteren
Voor het benoemen van een groep
4
toets F3 “Groep benoemen” indruk­ken:
- Scherm “Groep benoemen” wordt weergegeven
Bijpassende letter met instelwiel (18)
5
selecteren
Toets F4 “>“ indrukken om de volgen-
6
de letter in te voeren
- Correcties kunnen met de toetsen F3 “<“ of F2 “< Wissen” worden doorgevoerd.
Bij afgesloten benoeming op toets F1
7
“Overnemen” drukken:
- De nieuwe naam wordt overgeno­men, scherm "Jops beheren ­Groep" wordt weergegeven
76
Scherm “Groep benoemen”:
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Jobs beheren
- Groep”
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
8
- Het tweede scherm “Job locatie bewerken” van de wizard wordt weergegeven
Scherm “Jobs beheren - Geheugenplaats”
Scherm “Job benoemen”:
Gewenste geheugenplaats met instel-
9
wiel (18) selecteren
Voor het benoemen van de Job toets
10
F3 “Job benoemen” indrukken:
- Scherm “Job benoemen” wordt weergegeven
Bijpassende letter met instelwiel (18)
11
selecteren
Toets F4 “>“ indrukken om de volgen-
12
de letter in te voeren
- Correcties kunnen met de toetsen F3 “<“ of F2 “< Wissen” worden doorgevoerd.
Bij afgesloten benoeming op toets F1
13
“Overnemen” drukken:
- De nieuwe naam wordt overgeno­men, scherm "Als Jop opslaan ­Geheugenplaats" wordt weerge­geven
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
NL
Scherm “Als Job opslaan - Geheugenplaats”: Job 3 Left side up geselecteerd
Toets F2 “Gereed” indrukken:
14
- Het eerder geselecteerde scherm "Gegevens" wordt weergegeven.
77
Groepen en Jobs wissen
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Jobs beheren
- Groep”
Menupunt "Job optimaliseren & behe-
1
ren" opgeroepen
Onafhankelijk van het getoonde
2
scherm op toets F1 "Jobs beheren" drukken:
- Het eerste scherm “Job groepen bewerken” van de wizard wordt weergegeven
Bij het wissen van groepen de te wis-
3
sen groep (0 - 99) met het instelwiel (18) selecteren
Toets F4 "Groep wissen" indrukken
4
- Veiligheidsvraag "Wilt u werkelijk de complete groep 0 wissen?" wordt weergegeven
BELANGRIJK!
Bij het wissen van een groep worden ook alle Jobs van de groep gewist.
Toets F2 “Ja” indrukken
5
- De geselecteerde groep wordt ge­wist, het eerste scherm “Job groe­pen bewerken” van de wizard wordt weergegeven
78
Veiligheidsvraag "Groep wissen"
Scherm “Jobs beheren - Groep" met gewiste groep
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
6
- Het tweede scherm “Job locatie bewerken” van de wizard wordt weergegeven
Scherm “Jobs beheren - Geheugenplaats”
Bij het wissen van Jobs de betreffende
7
geheugenplaats met het instelwiel (18) selecteren
Toets F4 "Job wissen" indrukken
8
- Veiligheidsvraag "Wilt u werkelijk Job 3 wissen?" wordt weergege­ven
Toets F2 “Ja” indrukken
9
- De geselecteerde groep wordt ge­wist, het tweede scherm “Job lo­catie bewerken” van de wizard wordt weergegeven
NL
Veiligheidsvraag "Job wissen"
Scherm “Jobs beheren - Geheugenplaats”
Toets F2 “Gereed” indrukken:
10
- Het eerder geselecteerde scherm "Gegevens" wordt weergegeven.
79
Administratiegegevens voor een geselecteerde Job oproepen
Administratiege­gevens van een Job oproepen
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Administratie­gegevens”
Menupunt "Job optimaliseren & behe-
1
ren" opgeroepen
Met toets rechts (8) scherm "Admini-
2
stratiegegevens" selecteren
- Scherm "Administratiegegevens" wordt weergegeven
Parameters "Groepnr." met behulp
3
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel
4
(18) selecteren
Parameters "Job nr." met behulp van
5
toetsen naar beneden (6) of naar bo­ven (7) selecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel
6
(18) selecteren
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergegeven groep overeen­komstig.
Verschillende weergaven van de administratie­gegevens, afhan­kelijk van het soort Job
Afhankelijk van de soort geselecteerde Jobs verandert de weergave van de administra­tiegegevens, bijv.:
Bij MIG/MAG synergische Jobs worden weergegeven:
- Lasstroom, lasspanning en materi­aaldikte - altijd afhankelijk van de in-
Bij CC/CV-mode Jobs worden weerge­geven:
- Lasstroom, lasspanning
- Datum van opstellen
gestelde draadaanvoer
- Lasprogramma
- Datum van opstellen
De toets F4 “Materiaal” is niet actief, de functie van de toets wordt grijs weergege­ven.
80
Scherm “Administratie data” voor een MIG/MAG synergische Job
Scherm “Administratie data” voor een CC/CV karak­teristiek Job
Lasprogramma voor een geselecteerde Job oproe­pen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Het scherm “Lasprogramma" wordt alleen bij MIG/MAG synergie Jobs weergegeven.
Lasprogramma van een Job op­roepen
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Lasprogram­ma”
Menupunt "Job optimaliseren & behe-
1
ren" opgeroepen
Onafhankelijk van het weergegeven
2
scherm de parameter "Groep nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel
3
(18) selecteren
Parameters "Job nr." met behulp van
4
toetsen naar beneden (6) of naar bo­ven (7) selecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel
5
(18) selecteren
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergegeven groep overeen­komstig.
Met toets rechts (8) scherm "Laspro-
6
gramma" selecteren
- Scherm "Lasprogramma" wordt weergegeven
NL
Lasprogramma van een Job ver­anderen
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Lasprogram­ma”
Lasprogramma van een Job oproepen
1
Voor het veranderen van het laspro-
2
gramma toets F4 "Materiaal" in druk­ken:
- Het eerste scherm “Keuze toe­voegmateriaal” van de wizard wordt weergegeven
81
Scherm “Keuze toevoegmateriaal”: AlMg5 geselec­teerd
Benodigd materiaal met instelwiel (18)
3
selecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
4
- Het tweede scherm “Keuze draad­diameter” van de wizard wordt weergegeven
- Alleen draaddiameters die voor op het eerste scherm gekozen mate­riaal geschikt zijn worden weerge­geven.
Bijpassende draaddiameter met instel-
5
wiel (18) selecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
6
- Het derde scherm “Keuze be­schermgas” van de wizard wordt weergegeven
- Alleen gassen die voor op het eer­ste scherm gekozen materiaal en de in het tweede scherm gekozen draaddiameter geschikt zijn wor­den weergegeven
Scherm “Keuze draaddiameter”: 1,0 mm geselec­teerd
Scherm “Keuze beschermgas”: I1 100% Ar geselec­teerd
Bijpassend gas met instelwiel (18) se-
7
lecteren
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken:
8
- Alleen wanneer voor het geselec­teerde materiaal, de geselecteer­de draaddiameter en het geselec­teerde beschermende gas meer­dere karakteristieken zijn vastge­legd, wordt het scherm "Keuze re­ferentie" weergegeven.
- De waarde tussen haakjes achter het proces geeft aan, hoeveel ka­rakteristieken voor dit proces zijn vastgelegd.
82
Voorbeeld: AlSi 5 / 1,2 mm / I1 100% Ar Scherm "Se­lecteer een referentie“: Karakter S0016 geselecteerd
Bijbehorend proces met behulp van
9
toetsen naar beneden (6) of naar bo­ven (7) selecteren
Bijbehorend referentienummer van de
10
karakteristiek met instelwiel (18) se­lecteren
- Bijv.: De karakteristiek C0876 is alleen voor CMT geschikt
Toets F2 “Voorwaarts” indrukken
11
- Het vierde scherm “Lasprogram­ma” van de wizard wordt als be­vestiging aangeduid
- Door op toets F1 "Terug" te druk­ken kunnen de schermen van reeds afgewerkte stappen op­nieuw worden weergegeven. Ver­anderingen kunnen worden door­gevoerd.
Toets F2 “Gereed” indrukken
12
NL
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Lasprogram­ma”
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Lasprogram­ma”
Het ingestelde lasprogramma wordt over­genomen, scherm "Lasprogramma" wordt weergegeven
83
Lasparameters voor een geselecteerde Job oproe­pen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Lasparameter van een Job op­roepen en veran­deren
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Lasparameters" selecteren
6
- Scherm "Lasparameters" wordt weergegeven
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
84
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Lasparame­ter”
Aanwijzing bij het veranderen van de waarde van de draadaanvoer
Scherm "Lasparameters" - Wijziging van de waarde van de draadaanvoer
Wordt bij MIG/MAG synergie Jobs in het scherm "Lasparameters" de waarde van de draadaanvoer veranderd, dan verande­ren op basis van de synergiefunctie ook de waarden van de lasstroom en de lasspanning. Met de verandering van de lasstroom en de lasspanning moet op het scherm "Qmaster" bij de parameters "Richtwaarde stroom" en "Richtwaarde spanning" reke­ning worden gehouden.
NL
85
Procesinstellingen voor een geselecteerde Job op­roepen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Procesinstellin­gen van een Job oproepen en ver­anderen
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Procesin-
6
stellingen" selecteren
- Scherm "Procesinstellingen" wordt weergegeven
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Procesinstel­lingen”
86
Speciaal-2-Takt parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Het scherm “Speciaal-2-Takt” wordt weergegeven:
- Wanneer de toortsschakelaar mode bij de geselecteerde Job op S2-Takt is ingesteld
- Bij MIG/MAG synergische Jobs
Speciaal-2-Takt parameters voor een Job oproe­pen en verande­ren
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Speciaal-2-Takt" selecteren
6
- Scherm “Speciaal-2-Takt” wordt weergegeven
NL
Job optimaliseren & beheren: Scherm "Speciaal-2­Takt"
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
87
Speciaal-4-Takt parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Het scherm “Speciaal-4-Takt” wordt weergegeven:
- Wanneer de toortsschakelaar mode bij de geselecteerde Job op S4-Takt is ingesteld
- Bij MIG/MAG synergische Jobs
Speciaal-4-Takt parameters voor een Job oproe­pen en verande­ren
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Speciaal-4-Takt" selecteren
6
- Scherm “Speciaal-4-Takt” wordt weergegeven
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
88
Job optimaliseren & beheren: Scherm "Speciaal-4­Takt"
Spotlasparameters voor een geselecteerde Job op­roepen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Het scherm "Spotlassen" wordt alleen weergegeven:
- Wanneer de toortsschakelaar mode bij de geselecteerde Job op S4-Takt is ingesteld
- Bij MIG/MAG synergische Jobs
Spotlasparame­ters voor een Job oproepen en ver­anderen
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Spotlassen" selecteren
6
- Scherm "Spotlassen" wordt weergegeven
NL
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Spotlassen”
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
89
Correctiegrenzen voor een geselecteerde Job vast­leggen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Het scherm “Correctiegrenzen" wordt alleen bij MIG/MAG synergische Jobs weergege­ven.
Doel van correc­tiegrenzen
Correctiegrenzen voor een geselec­teerde Job vast­leggen
Correctiegrenzen kunnen voor iedere Job afzonderlijk worden ingevoerd. Worden voor een Job correctiegrenzen vastgezet, dan kunnen bij het Joblassen het las­vermogen en de lasbooglengte van de betreffende Job binnen de vastgelegde grenzen worden gecorrigeerd.
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Correctiegrenzen" selecteren
6
- Scherm "Correctiegrenzen" wordt weergegeven
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
90
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Correctiegren­zen”
Toelichting bij de correctiegrenzen
Het correctiebereik voor het lasvermogen is als volgt samengesteld:
ingestelde draadaanvoer Bijv.: 15,0 m/mi
n
NL
+ Waarde in % voor de bovenste vermogens-
grens
= bovenste grens voor het lasvermogen
ingestelde draadaanvoer Bijv.: 15,0 m/mi
- Waarde in % voor de ondergrens vermogen - 3,0 %
= onderste grens voor het lasvermogen
Bij Joblassen kan het lasvermogen tussen 14,6 m/min en 15,8 m/min worden gecorri­geerd.
Het correctiebereik voor de booglengte is als volgt samengesteld:
ingestelde booglengte-correctiewaarde Bijv.: + 10,0 %
+ Waarde in % voor het booglengtecorrectie-
bereik
= bovenste grens voor de booglengte
+ 5,0 %
+ 20,0 %
= 15,8 m/mi
n
n
= 14,6 m/mi
n
= 30,0 %
ingestelde booglengte-correctiewaarde Bijv.: + 10,0 %
- Waarde in % voor het booglengtecorrectie­bereik
= onderste grens voor de booglengte
Bij Joblassen kan de booglengte dus binnen een bereik van - 10,0% tot + 30% worden gecorrigeerd.
- 20,0 %
= -10,0 %
91
Documentatie per Job
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Doel van de func­tie "Documenta­tie per Job"
Voorwaarde voor “Documentatie per Job”
Documentatie per Job vastleggen
"Documentatie per Job" is voor de documentatie over actuele laswaarden van een gese­lecteerde Job. "Documentatie per Job" kan individueel voor iedere Job worden ingesteld.
De parameter "Jobdocumentatie" op het scherm "Basisinstellingen" van het menupunt "Documentatie" moet als volgt zijn ingesteld:
- Parameter "Job documentatie" ..... per Job
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Documentatie per Job" selecteren
6
- Scherm “Documentatie per Job" wordt weergegeven
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Documentatie per Job”
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
92
Toelichting bij Documentatie per Job
Parameter Instelling Resultaat
Bijeenbrengen van documenta­tie
Naadinterval 1 De actuele laswaarden van de geselecteerde
Tijdinterval Uit De actuele laswaarden van de geselecteerde
Aan De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen overeenkomstig de parameters "Naadinterval" en "Tijdinterval" gedocumenteerd
Uit De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen niet gedocumen­teerd
Job worden bij het Joblassen bij iedere (las)naad gedocumenteerd
2 De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen bij iedere tweede (las)naad gedocumenteerd
...
100 De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen bij iedere 100e (las)naad gedocumenteerd (= max. naadinter­val)
Job worden eenmaal per naad gedocumenteerd
NL
0,1 De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen elke 0,1 sec. ge­documenteerd
0,2 De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen elke 0,2 sec. ge­documenteerd
...
9,9 De actuele laswaarden van de geselecteerde
Job worden bij het Joblassen elke 9,9 sec. ge­documenteerd (= max. tijdinterval)
93
SynchroPuls-parameters voor een geselecteerde Job oproepen en veranderen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Het scherm "SynchroPuls" wordt alleen weergegeven:
- Wanneer op de stroombron de optie SynchroPuls is geïnstalleerd
- Bij MIG/MAG synergische Jobs
SynchroPuls-pa­rameters voor een Job oproe­pen en verande­ren
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "SynchroPuls" selecteren
6
- Scherm "SynchroPuls" wordt weergegeven
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
94
Job optimaliseren & beheren: Scherm “SynchroPuls”
Qmaster-waarden voor een geselecteerde Job vast­leggen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Doel van Qmas­ter-waarden
Qmaster-waarden voor een Job vastleggen
Qmaster-waarden kunnen voor iedere Job afzonderlijk worden ingevoerd. Worden vast­gelegde Qmaster-waarden voor een bepaalde tijd over- of onderschreden, dan vindt één van de volgende reacties plaats:
- Directe uitschakeling van de stroombron
- Er klinkt een waarschuwingssignaal
- Geen reactie
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Qmaster" selecteren
6
- Scherm "Qmaster" wordt weergegeven
NL
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Qmaster”
OPMERKING!
Wordt in het scherm "Lasparameters" de waarde van de draadaanvoer veranderd, dan veranderen op basis van de synergiefunctie ook de waarden van de lasstroom en de lasspanning. Met de verandering van de lasstroom en de lasspanning moet op het scherm "Qmaster" bij de parameters "Richtwaarde stroom" en "Richtwaar­de spanning" rekening worden gehouden.
95
BELANGRIJK! Wordt bij een geselecteerde Job de waarde van de parameters “Maxi­male tijd van de spanningsafwijking” en “Maximale tijd van de stroomafwijking" = “Uit” in­gevoerd, dan is de Qmaster-functie voor deze Job uitgeschakeld.
Toelichting bij de Qmaster-waarden
Richtwaarde stroom Bijv.: 338,0 A
+ Waarde in A voor de bovenste stroomgrens + 6,0 A
= bovenste lasstroom-grenswaarde
Richtwaarde stroom Bijv.: 338,0 A
- Waarde in A voor de onderste stroomgrens - 6,0 A
= onderste lasstroom-grenswaarde
Maximale tijd van de stroomafwijking Bijv.: 0,3 sec.
Reactie Bijv.: Waarschu-
Is bij Joblassen de werkelijke lasstroom langer dan 0,3 sec. hoger dan 344 A of lager dan 332 A, dan wordt als reactie een waarschuwing weergegeven.
Richtwaarde spanning Bijv.: 28,6 V
+ Waarde in V voor de bovenste spannings-
grens
= onderste lasspanning-grenswaarde
+ 0,2 V
= 344,0 A
= 332,0 A
wing
= 28,8 V
Richtwaarde spanning Bijv.: 28,6 A
- Waarde in V voor de onderste spannings­grens
= onderste lasspanning-grenswaarde
Maximale tijd van de stroomafwijking Bijv.: 0,3 sec.
Reactie Bijv.: Waarschu-
Is bij Joblassen de werkelijke lasspanning langer dan 0,3 sec. hoger dan 28,8 V of lager dan 28,4 V, dan wordt als reactie een waarschuwing weergegeven.
- 0,2 A
= 28,4 A
wing
96
Draadaanvoer-Qmaster-waarde voor een geselec­teerde Job vastleggen
Algemeen De volgorde van de aan de "waslijn" opgehangen schermen hangt af van de soort gese-
lecteerde Jobs.
Doel van Qmas­ter-waarden
Draadaanvoer­Qmaster waarde voor een Job vastleggen
Qmaster-waarden kunnen voor iedere Job afzonderlijk worden ingevoerd. Worden vast­gelegde Qmaster-waarden voor een bepaalde tijd over- of onderschreden, dan vindt één van de volgende reacties plaats:
- Directe uitschakeling van de stroombron
- Er klinkt een waarschuwingssignaal
- Geen reactie
De in het scherm "Qmaster" ingestelde reacties gelden ook voor de draadaanvoer­Qmaster waarden.
Menupunt "Job optimaliseren & beheren" opgeroepen
1
Onafhankelijk van het weergegeven scherm de parameter "Groep nr." met behulp
2
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Gewenste groep (0 - 99) met instelwiel (18) selecteren
3
Parameters "Job nr." met behulp van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) se-
4
lecteren
Gewenste Job (0 - 999) met instelwiel (18) selecteren
5
- Wordt een Job uit de volgende groep geselecteerd, dan verandert de weergege­ven groep overeenkomstig.
Met toets rechts (8) scherm "Qmaster vD" selecteren
6
- Scherm "Qmaster vD" wordt weergegeven
NL
Bijbehorende parameters met behulp
7
van toetsen naar beneden (6) of naar boven (7) selecteren
Waarde van de parameters met be-
8
hulp van instelwiel (18) veranderen
- De waarde van een parameter kan alleen in het kader van het gedefinieerde instelbereik worden veranderd. Het instelbereik is vastgelegd.
Job optimaliseren & beheren: Scherm “Qmaster vD"
BELANGRIJK!
Houd bij het veranderen van de draadaanvoer in het scherm "Lasparameters" ook rekening met de lassnelheid-richtwaarde in het scherm "Qmaster vD", om een ge­lijkblijvende doorsnede van de lasnaad te verkrijgen.
97
BELANGRIJK!
Wordt bij een geselecteerde Job de waarde van de parameters “Maximale tijd van de draadaanvoerafwijking” en “Maximale tijd van de lassnelheidafwijking" = “Uit” ingevoerd, dan is de Qmaster-functie voor deze Job uitgeschakeld.
Toelichting bij de draadaanvoer­Qmaster waarden
Richtwaarde draadaanvoer
1)
Bijv.: 15,0 m/mi
n
- Waarde voor onderste grens draadaanvoer - 0,5 m/mi n
= bovenste lasstroom-grenswaarde
= 14,5 m/mi
n
Richtwaarde draadaanvoer
1)
Bijv.: 15,0 m/mi
n
+ Waarde voor bovenste grens draadaanvoer + 0,5 m/mi
n
= bovenste grenswaarde draadaanvoer
= 15,5 m/mi
n
Maximale tijd van de stroomafwijking Bijv.: 0,3 sec.
Reactie
2)
Bijv.: Waarschu-
wing
Is bij Joblassen de werkelijke draadaanvoerwaarde langer dan 0,3 sec. hoger dan 15,5 m/min of lager dan 14,5 m/min, dan wordt als reactie een waarschuwing weergegeven.
1)
overeenkomstig scherm “Lasparameters”
2)
overeenkomstig scherm “QMaster”
98
Karakteristiek optimaliseren & beheren
Algemeen In menupunt "Karakteristieken optimaliseren & beheren" kunnen gebruikerskarakteristie-
ken worden beheerd, geoptimaliseerd of van naam worden veranderd.
OPMERKING!
Het optimaliseren van gebruikerskarakteristieken vereist kennis van de lasboog­en lastechniek.
BELANGRIJK!
Voor het maken van een gebruikerskarakteristiek zijn minstens twee karakteris­tiekpunten nodig.
Om de optimalisatie in alle vermogensgebieden te bereiken moeten echter 6-10 karakte­ristiekpunten worden geprogrammeerd (per materiaaldikte een punt). Maximaal kunnen 19 karakteristiekpunten worden geprogrammeerd.
NL
Menupunt "Ka­rakteristiek opti­maliseren & ad­ministreren" op­roepen
Hoofdmenu: Menupunt "Karakteristiek optimaliseren & beheren" opgeroepen
Toets Menu (1) indrukken
1
- Hoofdmenu wordt weergegeven
Menupunt “Karakteristiek optimalise-
2
ren & beheren” met instelwiel (18) se­lecteren
Toets OK (3) indrukken
3
- De veiligheidsvraag "Wilt u de ka­rakteristiek online bewerken?" wordt weergegeven
99
Toets F2 “Ja” of F3 “Nee” indrukken
4
- Online bewerken - F2 "Ja" De stroombron wisselt in het Setup-menu, onafhankelijk van de actuele stroombroninstellingen. Op de afstandsbediening gewijzig­de gegevens, waarvoor op de stroombron een weergavemoge­lijkheid bestaat, worden ook op de stroombron weergegeven (bijv. draadaanvoer).
- Online bewerken - F3 "Nee" De actuele stroombroninstellingen blijven gehandhaafd. Op de af­standsbediening veranderde ge­gevens worden alleen op de af-
Veiligheidsvraag: Wilt u de karakteristiek online be­werken?
standsbediening weergegeven.
- Het laatst opgeroepen scherm “Gegevens” wordt weergegeven
Overzicht “Karakteristiek optimaliseren & beheren" bestaat uit de volgende rubrieken:
- Karakteristieken beheren
- Karakteristiekpunten beheren
- Karakteristiekparameters van standaard karakteristieken
- Karakteristiekparameters van puls-karakteristieken
- Karakteristiekparameters van CMT-karakteristieken
- Karakteristiekparameters van CMT / Puls-karakteristieken
- Karakteristiek-parameters van CMT Advanced karakteristieken
- Karakteristiek-parameters van CMT / Puls Advanced karakteristieken
- Karakteristiekparameters veranderen
100
Loading...