Fronius MTG / MTW Exento Operating Instruction [NL]

Operating
e-Manual
Instructions
MTG Exento MTW Exento
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0459,NL 005-21092022
Inhoudsopgave
Veiligheid, informatie over correct gebruik 5
Veiligheid 7
Veiligheid 7
Beoogd gebruik, vereisten voor afzuiging 9
Beoogd gebruik 9 Vereisten voor afzuiging 9 Informatie over de afzuiging op het kenplaatje 11
Beschikbare interfaces, functies van de brandertoets 13
Beschikbare interfaces 15
Up/Down-functie 15 JobMaster-functie 15
Functies van de brandertoets 16
Functies van de tweetraps brandertoets 16
Inbedrijfstelling 17
Inbedrijfstellingsprocedure 19
Inbedrijfstellingsprocedure van lasbranders met FSC-aansluiting 19 Inbedrijfstellingsprocedure van lasbranders met Euro-aansluiting 19
Draadgeleidingskern in lasbrander met FSC-aansluiting monteren 20
Opmerking over draadgeleidingskern in gasgekoelde lasbranders 20 Draadgeleidingskern monteren 21
Draadgeleidingskern van staal in lasbrander met Euro-aansluiting monteren 25
Draadgeleidingskern van staal monteren 25
Draadgeleidingskern van kunststof in lasbrander met Euro-aansluiting monteren 29
Opmerking over draadgeleidingskern in gasgekoelde lasbranders 29 Draadgeleidingskern van kunststof monteren 30
Lasbrander op apparaten met FSC-aansluiting aansluiten 33
Lasbrander op stroombron aansluiten 33 Lasbrander op draadtoevoer aansluiten 34
Lasbrander op apparaten met Euro-aansluiting aansluiten 35
Lasbrander aansluiten 35
Lasbrander op de afzuiging aansluiten en het afzuigvermogen meten 36
Lasbrander op afzuiging aansluiten 36 Afzuigvermogen (afzuigvolumestroom) met de Exentometer meten 36
Afzuigvermogen instellen 39
Afzuigvermogen op de lasbrander instellen 39 Afzuigvermogen met externe luchtstroomregelaar instellen 41
NL
Storingsdiagnose, storing verhelpen, onderhoud 43
Storingsdiagnose en storingen opheffen 45
Storingsdiagnose en storingen opheffen 45
Onderhoud 51
Defecte slijtagedelen opsporen 51 Onderhoud aan het begin van elke werkdag 52 Onderhoud elke 48 uur 53 Onderhoud bij elke vervanging van de draad- / korfspoel 54
Technische gegevens 57
Technische specificaties van watergekoelde lasbranders 59
Algemeen 59 Technische specificaties MTW Exento-lasbrander 59
Technische specificaties van gasgekoelde lasbranders 64
Algemeen 64 Technische specificaties MTG Exento-lasbrander 64
3
4
Veiligheid, informatie over correct
gebruik
5
6
Veiligheid
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len.
GEVAAR!
Gevaar door naar buiten komende elektrode.
Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Lasbrander zodanig houden, dat de kop van de lasbrander niet op gezicht en
lichaam is gericht. Een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
De lasbrander niet op personen richten.
Ervoor zorgen dat de draadelektrode alleen opzettelijk contact kan maken
met elektrisch geleidende voorwerpen.
GEVAAR!
Gevaar door hete systeemcomponenten en/of bedrijfsmiddelen.
Dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Voordat u werkzaamheden uitvoert, moeten alle hete systeemcomponenten
en/of bedrijfsmiddelen, bijvoorbeeld koelmiddel, watergekoelde systeem­componenten en de aandrijfmotor van de draadtoevoer, tot +25 °C / +77 °F afkoelen. Draag geschikte beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld hittebestendige hand-
schoenen en veiligheidsbril, als afkoelen geen optie is.
7
GEVAAR!
Gevaar door contact met giftige lasrook.
Kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Lassen zonder een ingeschakeld afzuigapparaat is niet toegestaan.
Onder bepaalde omstandigheden is het gebruik van een lasapparaat met af-
zuiging niet toereikend om de hoeveelheid schadelijke stoffen op de werk­plek onder de grenswaarden te houden. In dergelijke gevallen moet een extra afzuiging worden geïnstalleerd om de hoeveelheid schadelijke stoffen op de werkplek onder de grenswaarden te houden. In geval van twijfel de hoeveelheid schadelijke stoffen op de werkplek door
een veiligheidstechnicus laten vaststellen.
8
Beoogd gebruik, vereisten voor afzuiging
Beoogd gebruik De MIG/MAG-lasbrander is uitsluitend beoogd voor MIG/MAG-lassen in combi-
natie met een voldoende krachtige afzuiging (zie paragraaf Vereisten voor afzui-
ging vanaf pagina 9). Elk ander of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
Het volledig lezen van dit document
-
Het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in dit document
-
Het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
NL
Vereisten voor afzuiging
De Schweißbrenner alleen met afzuigingen gebruiken die aan de volgende vereis­ten voldoen:
-
afzuigvermogen (afzuigvolumestroom) van minimaal 70 - 110 m3/u (2.472 -
3.885 cfh); afhankelijk van de gebruikte lasbrander bij een lagere waarde bestaat het risico dat de lasrook niet voldoende
-
wordt afgezogen bij een hogere waarde bestaat het risico dat beschermgas onbedoeld van
-
de lasnaad wordt afgezogen
Afhankelijk van de lengte van de afzuigslang en de gebruikte lasbrander
-
moet minimaal 10 - 18 kPa (100 - 180 mbar) onderdruk worden opgewekt
hoe korter en dikker de afzuigslang, hoe kleiner het afzuigapparaat kan
-
worden gedimensioneerd / hoe minder afzuigvermogen moet worden ge­leverd, zodat de lasrook optimaal wordt afgezogen
Naarmate de hoogte toeneemt, moet het afzuigvermogen als gevolg van de
-
veranderende omgevingsvoorwaarden (lagere luchtdruk, ...) worden vermin­derd, bijvoorbeeld door de luchtstroomregelaar van de lasbrander te openen of het afzuigvermogen te verminderen
In ieder geval moet aan de voorwaarden voor afzuiging worden voldaan
-
Gebruik de exentometer om de huidige afzuigvolumestroom van de las-
-
brander te bepalen. - zie hiervoor paragraaf Afzuigvermogen (afzuigvo-
lumestroom) met de Exentometer meten vanaf pagina 36
De exacte vereisten voor afzuiging vindt u op het kenplaatje van de betreffende lasbrander (zie paragraaf Informatie over de afzuiging op het kenplaatje op pagi- na 11) en in de technische specificaties.
9
Kenplaatje op de lasbrander
10
Informatie over
p
c
[kPa]
Check
Qv,c [m³/h] Qv,n [m³/h]
11,0 94 57
MIXED
CO2
I2
X (40°C)
EN IEC 60974-7/-10 Cl.A
EN ISO 21904-1
Charge No.
Art.No.
Type
www.fronius.com
Q
v,n
Q
v,c
pc
pc
de afzuiging op het kenplaatje
NL
Voorbeeld van een kenplaatje
Informatie over de afzuiging op het kenplaatje
Afzuigvolumestroom aan de voorzijde van de lasbrander ( = de door de lasbrander geleverde afzuigvolumestroom)
Afzuigvolumestroom aan de afzuigaansluiting van de lasbrander ( = de door de afzuiging te leveren afzuigvolumestroom)
noodzakelijke onderdruk in de afzuigaansluiting van de lasbrander (= de onderdruk die de afzuiging moet opwekken)
11
12
Beschikbare interfaces, functies
van de brandertoets
13
14
Beschikbare interfaces
NL
Up/Down-func­tie
JobMaster-func­tie
De Up/Down-lasbrander beschikt over de volgende functies:
Wijziging van het lasvermogen in
-
Synergic-bedrijf middels Up/ Down-toetsen Weergave van storingen:
-
Bij een systeemfout branden
-
alle leds rood Bij een gegevenscommunica-
-
tiefout knipperen alle leds rood
Zelftest tijdens de opstartvolgor-
-
de:
Alle leds branden kort na el-
-
kaar
De JobMaster-lasbrander beschikt over de volgende functies:
de pijltjestoetsen worden gebruikt
-
om de gewenste parameter bij de stroombron te selecteren de toets +/- wijzigt de geselecteer-
-
de parameter het display toont de huidige para-
-
meter en waarde
15
Functies van de brandertoets
Functies van de tweetraps bran­dertoets
Functie van de brandertoets in schakelstand 1 (brandertoets half ingedrukt) = led brandt
OPMERKING!
Bij lasbranders met een optionele brandertoets bovenop werkt een op de las­brander aanwezige led niet.
16
Functie van de brandertoets in schakelstand 2 (brandertoets helemaal ingedrukt) = led gaat uit, las­proces start
Inbedrijfstelling
17
18
Inbedrijfstellingsprocedure
NL
Inbedrijfstel­lingsprocedure van lasbranders met FSC-aan­sluiting
Inbedrijfstel­lingsprocedure van lasbranders met Euro-aan­sluiting
Voer de volgende werkzaamheden uit voor een correcte inbedrijfstelling van de lasbrander:
Draadgeleidingskern monteren - beschrijving vanaf pagina 20
1
Lasbrander aansluiten
2
Beschrijving voor stroombron vanaf pagina 33
-
Beschrijving voor draadtoevoer vanaf pagina 34
-
Lasbrander op de afzuiging aansluiten - beschrijving vanaf pagina 36
3
Afzuigvermogen meten - beschrijving vanaf pagina 36
4
Indien nodig het afzuigvermogen instellen:
Afzuigvermogen direct op de lasbrander instellen - beschrijving vanaf pagina
5
39
Afzuigvermogen met externe luchtstroomregelaar instellen - beschrijving
6
vanaf pagina 41
Voer de volgende werkzaamheden uit voor een correcte inbedrijfstelling van de lasbrander:
Draadgeleidingskern monteren
1
Beschrijving voor draadgeleidingskern van staal vanaf pagina 25
-
Beschrijving voor draadgeleidingskern van kunststof vanaf pagina 29
-
Lasbrander op stroombron aansluiten - beschrijving vanaf pagina 35
2
Lasbrander op de afzuiging aansluiten - beschrijving vanaf pagina 36
3
Afzuigvermogen meten - beschrijving vanaf pagina 36
4
Indien nodig het afzuigvermogen instellen:
Afzuigvermogen direct op de lasbrander instellen - beschrijving vanaf pagina
5
39
Afzuigvermogen met externe luchtstroomregelaar instellen - beschrijving
6
vanaf pagina 41
19
Draadgeleidingskern in lasbrander met FSC-aan­sluiting monteren
Opmerking over draadgeleidings­kern in gasge­koelde lasbran­ders
OPMERKING!
Gevaar door verkeerd draadgeleidingsinzetstuk.
Kan slechte laseigenschappen veroorzaken.
Als bij gasgekoelde lasbranders in plaats van een draadgeleidingskern van
staal een draadgeleidingskern van kunststof met een draadgeleidingsinzet­stuk van brons wordt gebruikt, worden de in de technische specificaties ver­melde vermogensgegevens van de lasbrander met 30% verminderd. Om gasgekoelde lasbranders op maximaal vermogen te laten werken, ver-
vangt u het draadgeleidingsinzetstuk van 40 mm (1,575 in.) door het draad­geleidingsinzetstuk van 320 mm (12,598 in.).
1
20
Draadgeleidings­kern monteren
1
Lasbrander recht plaatsen
2
NL
Draadgeleidingskern recht plaatsen; zorg ervoor dat er geen braam in of uit de draadgeleidingskern steekt
21
3
Als het afzuigmondstuk, het gasmondstuk en de contactbuis reeds gemonteerd zijn, deze demonte­ren
4
22
Draadgeleidingskern in de lasbrander schuiven (*dit kan van beide kanten) totdat deze aan de voor­en achterzijde uit de lasbrander steekt; zorg ervoor dat de draadgeleidingskern hierbij niet knikt
5
Draadgeleidingskern met de contactbuis terug in de pijpbocht schuiven; de contactbuis, het gas­mondstuk en het afzuigmondstuk monteren; draadgeleidingskern aan het uiteinde van de Schweißbrenners markeren
6
NL
Draadgeleidingskern 10 cm (3,94 inch) uit de lasbrander trekken
23
7
Links draadgeleidingskern van staal, rechts van kunststof: Draadgeleidingskern op de eerder gemar­keerde plaats afknippen en ontbramen; zorg ervoor dat er geen braam in of uit de draadgeleidings­kern steekt
8
24
Kap tot de aanslag aan de draadgeleidingskern vastschroeven (de draadgeleidingskern moet zicht­baar zijn door het gat in de kap); kap in de lasbrander schuiven en vastschroeven
Draadgeleidingskern van staal in lasbrander met Euro-aansluiting monteren
Draadgeleidings­kern van staal monteren
1
NL
Lasbrander recht plaatsen
2
Draadgeleidingskern recht plaatsen; zorg ervoor dat er geen braam in of uit de draadgeleidingskern steekt
25
3
Als het afzuigmondstuk, het gasmondstuk, de contactbuis en dop van de Euro-aansluiting reeds ge­monteerd zijn, deze demonteren
4
26
Draadgeleidingskern in de lasbrander schuiven (*dit kan van beide kanten) totdat deze aan de voor­en achterzijde uit de lasbrander steekt; zorg ervoor dat de draadgeleidingskern hierbij niet knikt
5
Draadgeleidingskern met de contactbuis terug in de pijpbocht schuiven; de contactbuis, het gas­mondstuk en het afzuigmondstuk monteren; draadgeleidingskern aan het uiteinde van de lasbrander markeren
6
NL
Draadgeleidingskern 10 cm (3,94 inch) uit de lasbrander trekken, afknippen en ontbramen; zorg er­voor dat er geen braam in of uit de draadgeleidingskern steekt
27
7
Dop tot aan de aanslag op de draadgeleidingskern schroeven; dop in de lasbrander vastschroeven
28
Draadgeleidingskern van kunststof in lasbrander met Euro-aansluiting monteren
Opmerking over draadgeleidings­kern in gasge­koelde lasbran­ders
OPMERKING!
Gevaar door verkeerd draadgeleidingsinzetstuk.
Kan slechte laseigenschappen veroorzaken.
Als bij gasgekoelde lasbranders in plaats van een draadgeleidingskern van
staal een draadgeleidingskern van kunststof met een draadgeleidingsinzet­stuk van brons wordt gebruikt, worden de in de technische specificaties ver­melde vermogensgegevens van de lasbrander met 30% verminderd. Om gasgekoelde lasbranders op maximaal vermogen te laten werken, ver-
vangt u het draadgeleidingsinzetstuk van 40 mm (1,575 in.) door het draad­geleidingsinzetstuk van 320 mm (12,598 in.).
1
NL
29
Draadgeleidings­kern van kunst­stof monteren
1
Lasbrander recht plaatsen
2
30
Draadgeleidingskern recht plaatsen; zorg ervoor dat er geen braam in of uit het draadgeleidingsin­zetstuk steekt
3
Als het afzuigmondstuk, het gasmondstuk, de contactbuis en dop van de Euro-aansluiting reeds ge­monteerd zijn, deze demonteren
4
NL
Draadgeleidingskern in de lasbrander schuiven (*dit kan van beide kanten) totdat deze aan de voor­en achterzijde uit de lasbrander steekt; zorg ervoor dat de draadgeleidingskern hierbij niet knikt
31
5
Draadgeleidingskern met de contactbuis terug in de pijpbocht schuiven; de contactbuis, het gas­mondstuk en het afzuigmondstuk monteren; draadgeleidingskern in de lasbrander vastschroeven
De gebruikersdocumentatie van de gebruikte draadtoevoer / stroombron
6
raadplegen voor instructies over het correct op lengte knippen van de draad­geleidingskern
32
Lasbrander op apparaten met FSC-aansluiting aansluiten
Lasbrander op stroombron aan­sluiten
NL
1
2
* alleen bij watergekoelde lasbrander
33
3
Lasbrander op draadtoevoer aansluiten
1
* alleen bij watergekoelde lasbrander
34
Lasbrander op apparaten met Euro-aansluiting aansluiten
Lasbrander aan­sluiten
NL
1
* Alleen bij watergekoelde lasbrander; lasbrander op het koelapparaat aansluiten
** De stuurleiding moet door de klant van de vereiste controlestekker worden voorzien. De monteur is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de werkzaamheden
35
Lasbrander op de afzuiging aansluiten en het af­zuigvermogen meten
Lasbrander op afzuiging aan­sluiten
De lasbrander kan op een extern afzuigapparaat of op een centrale afzuiging wor­den aangesloten. De lasbrander wordt altijd op dezelfde manier aangesloten.
1
Afzuigvermogen (afzuigvolume­stroom) met de Exentometer meten
Lasbrander op een extern afzuigapparaat aansluiten
* Aanbevelingen m.b.t. afzuigslang:
Gebruik afzuigslangen van Fronius. Het ontwerp en de materiaalsamenstel-
-
ling van de afzuigslangen van Fronius garanderen een maximale compatibili­teit en dichtheid De afzuigslang zo kort mogelijk houden; hoe korter de afzuigslang, hoe min-
-
der energie het afzuigapparaat hoeft te gebruiken om de vereiste afzuigwaar­den te bereiken (voor meer informatie over de vereiste afzuigwaarden, zie pa­ragraaf Vereisten voor afzuiging vanaf pagina 9 en de technische specifica- ties)
De afzuigvolumestroom dient als meetwaarde voor het afzuigvermogen van de lasbrander. De afzuigvolumestroom wordt met de Exentometer gemeten.
Afzuigvermogen (afzuigvolumestroom) meten:
Afzuiging inschakelen
1
De benodigde afzuigvolumestroom (Q
2
brander - zie ook Informatie over de afzuiging op het kenplaatje op pagina
11) of in de technische specificaties
Controleren of de lasbrander (inclusief het slangenpakket) en de afzuigslang
3
geen gaten, scheuren of andere beschadigingen vertonen
) aflezen - op kenplaatje van de las-
v,n
36
Ervoor zorgen dat externe instelvoorzieningen de controle van het afzuigver-
4
mogen niet verstoren (bijvoorbeeld externe luchtstroomregelaars - zie para­graaf Afzuigvermogen met externe luchtstroomregelaar instellen vanaf pa-
gina 41, ....)
Het afzuigmondstuk demonteren en de luchtstroomregelaar sluiten - zie on-
5
derstaande afbeelding
NL
Afzuigmondstuk demonteren en luchtstroomregelaar sluiten
De Exentometer rechtop op een stevige ondergrond plaatsen (bijvoorbeeld
6
op een werkbank)
Lasbrander tot aan de aanslag in de Exentometer steken
7
Omdat de afzuiging reeds werkt, wordt op de Exentometer meteen het
-
actuele afzuigvermogen weergegeven
* Ervoor zorgen dat de lasbrander volledig in de Exentometer steekt en er
8
geen lucht tussen de lasbrander en de Exentometer ontsnappen kan
Dit zorgt ervoor dat geen verkeerde waarde voor het afzuigvermogen
-
wordt weergegeven
37
Lasbrander in Exentometer steken
De gemeten afzuigvolumestroom met de benodigde afzuigvolumestroom ver-
9
gelijken
Als de twee waarden overeenkomen, zijn geen verdere maatregelen nodig
-
Als de twee waarden niet overeenkomen, verhoog of verlaag dan het af-
-
zuigvermogen tot de afzuigvolumestroom in het juiste bereik ligt
Bij een te lage afzuigvolumestroom bestaat het risico dat de lasrook
-
niet optimaal wordt afgezogen Bij een te hoge afzuigvolumestroom bestaat het risico dat bescherm-
-
gas onbedoeld van de lasnaad wordt afgezogen
38
Afzuigvermogen instellen
NL
Afzuigvermogen op de lasbrander instellen
De luchtstroomregelaar kan worden geopend om het afzuigvermogen te vermin­deren. Als de luchtstroomregelaar volledig open staat, wordt het afzuigvermogen van de lasbrander met 40% verminderd.
1
Links: Luchtstroomregelaar gesloten = Afzuigvermogen 100%; rechts: Luchtstroomregelaar geopend = Afzuigvermogen 60%
Toepassingsvoorbeelden voor de luchtstroomregelaar:
Bij het lassen in hoeken of bij hoeklassen is het mogelijk dat de lasrook opti-
-
maal wordt afgezogen, zelfs met verminderd afzuigvermogen In dit geval zou een te hoog afzuigvermogen kunnen leiden tot onbedoelde
-
afzuiging van het beschermgas In dit geval wordt aanbevolen de luchtstroomregelaar te openen en zo het
-
afzuigvermogen te verminderen
39
Lassen van een hoeklas; luchtstroomregelaar geopend = afzuigvermogen verminderd
Bij het lassen op open oppervlakken (bijvoorbeeld I-naden) moet de luchtstroom­regelaar mogelijk worden gesloten om zo het maximale afzuigvermogen te ge­bruiken. Op deze manier wordt de lasrook op de best mogelijke manier afgezo­gen.
40
Lassen van een I-naad; luchtstroomregelaar gesloten = maximaal afzuigvermogen
GEVAAR!
Gevaar door contact met giftige lasrook.
Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg er altijd voor dat alle lasrook wordt afgezogen, ongeacht de lastaak.
Afzuigvermogen met externe luchtstroomre­gelaar instellen
Met name bij centrale afzuigingen moet het afzuigvermogen mogelijk handmatig worden aangepast met de optioneel verkrijgbare externe luchtstroomregelaar:
Door de externe luchtstroomregelaar volledig te openen, blijft de lucht-
-
stroom nagenoeg ongewijzigd Door de externe luchtstroomregelaar volledig te sluiten, wordt de lucht-
-
stroom tot een minimum beperkt
1
NL
(1) Centrale afzuiging, (2) Afzuigslang, (3) Externe luchtdebietregelaar, (4) Lasbrander
Na het instellen van de luchtstroom altijd het afzuigvermogen van de las-
2
brander meten- zie hiervoor paragraaf Afzuigvermogen (afzuigvolume-
stroom) met de Exentometer meten vanaf pagina 36
41
42
Storingsdiagnose, storing verhel-
pen, onderhoud
43
44
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Storingsdiagno­se en storingen opheffen
Porositeit van de gasnaad
Oorzaak: Oplossing:
Te kleine afzuiging
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Geen lasstroom
Netschakelaar van de stroombron ingeschakeld, weergaven op de stroombron branden, beschermgas aanwezig
Oorzaak: Oplossing:
Te grote afzuiging Afzuiging verminderen
Gaten in afzuigslang Afzuigslang vervangen
Filter van afzuigapparaat verkeerd geplaatst Filter van afzuigapparaat vervangen
Luchtwegen op andere wijze verstopt Verstoppingen verwijderen
Te laag afzuigvermogen van afzuigapparaat Afzuigapparaat met hoger afzuigvermogen gebruiken
Verkeerde aardverbinding Maak aardverbinding
Oorzaak: Oplossing:
Geen beschermgas
Alle andere functies beschikbaar
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Stroomkabel in lasbrander onderbroken Vervang de lasbrander
Gasfles leeg Vervang de gasfles
Gas-drukverlager defect Vervang de gas-drukverlager
Gasleiding niet gemonteerd, geknakt of beschadigd Monteer de gasslang en leg deze recht. Vervang de defecte gasslang
Lasbrander defect Vervang de lasbrander
Gas-magneetventiel defect Neem contact op met het serviceteam (laat het gas-magneetventiel
vervangen)
45
Geen functioneren na indrukken van de brandertoets
Netschakelaar van de stroombron ingeschakeld, weergaven op de stroombron branden
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
FSC (‘Fronius System Connector’ - centrale aansluiting) niet tot aan­slag ingestoken
FSC tot aan de aanslag insteken
Lasbrander of stuurleiding van de lasbrander is defect Vervang de lasbrander
Verbindingsslangenpakket niet correct aangesloten of defect Verbindingsslangenpakket correct aansluiten
Defect verbindingsslangenpakket vervangen
Stroombron defect Onderhoudsdienst op de hoogte stellen
46
Slechte laseigenschappen
Oorzaak: Oplossing:
Verkeerde lasparameter Instellingen corrigeren
NL
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Massaverbinding slecht Goed contact met werkstuk maken
Geen of te weinig beschermgas Drukverminderaar, gasleiding, gas-magneetventiel, lasbrander-gas-
aansluiting controleren In geval van gasgekoelde lasbranders de gas­afdichting controleren, geschikte draadgeleidingskern gebruiken
Lasbrander lek Vervang de lasbrander
Contactbuis te groot of uitgeslepen Contactbuis vervangen
Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter Geplaatste draad- / korfspoel controleren
Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter Lasbaarheid van het basismateriaal controleren
Beschermgas niet geschikt voor draadlegering Juiste soort beschermgas gebruiken
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Ongunstige lasvoorwaarden: Beschermgas verontreinigd (vocht, lucht), ontoereikende gasafscherming (smeltbad "kookt", tocht), on­zuiverheden in of op het werkstuk (roest, verf, vet)
Lasvoorwaarden optimaliseren
Lasspetters in het gasmondstuk Verwijder lasspetters
Turbulentie door overmatige hoeveelheid beschermgas Hoeveelheid beschermgas verminderen, aanbevolen:
hoeveelheid beschermgas (l/min) = draaddiameter (mm) x 10 (bijvoorbeeld 16 l/min voor draadelektrode van 1,6 mm)
Te grote afstand tussen lasbrander en werkstuk Afstand tussen lasbrander en werkstuk verkleinen (ca. 10 - 15 mm /
0,39 - 0,59 in.)
Te grote lasbranderhoek Hoek van lasbrander verkleinen
Draadtoevoercomponenten komen niet overeen met de diameter van de draadelektrode / het materiaal van de draadelektrode
Juiste draadtoevoercomponenten plaatsen
47
Slechte draadtoevoer
Oorzaak:
Oplossing:
Afhankelijk van het systeem, rem in draadtoevoer of in stroombron te vast ingesteld
Rem losser instellen
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Boring van contactbuis verkeerd geplaatst Contactbuis vervangen
Draadgeleidingskern of draadgeleidingsinzetstuk defect Draadgeleidingskern of draadgeleidingsinzetstuk op knikken, vuil enz.
controleren Defecte draadgeleidingskern of defect draadgeleidingsinzetstuk ver­vangen
aandrijfrollen niet geschikt voor gebruikte draadelektrode passende aandrijfrollen gebruiken
verkeerde contactdruk van de aandrijfrollen contactdruk optimaliseren
aandrijfrollen verontreinigd of beschadigd aandrijfrollen reinigen of vervangen
Draadgeleidingskern verkeerd geplaatst of geknikt Draadgeleidingskern vervangen
Draadgeleidingskern na op lengte knippen te kort Draadgeleidingskern vervangen of nieuwe draadgeleidingskern op
correcte lengte knippen
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Gasmondstuk wordt zeer heet
Oorzaak: Oplossing:
Slijtage van de draadelektrode door te grote contactdruk op de aan­drijfrollen
Contactdruk op de aandrijfrollen verlagen
Draadelektrode verontreinigd of verroest Hoogwaardige draadelektrode zonder verontreiniging gebruiken
In geval van draadgeleidingskernen van staal: niet-gecoate draadge­leidingskern worden gebruikt
Gecoate draadgeleidingskern gebruiken
Geen warmteafvoer door te losse passing van het gasmondstuk Gasmondstuk tot aan de aanslag vastschroeven
48
Lasbrander wordt zeer heet
Oorzaak:
Oplossing:
Alleen in geval van Multilock-lasbranders: Wartelmoer van het bran­derhuis zit los
wartelmoer vastdraaien
NL
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Korte levensduur van contactbuis
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Lasbrander werd boven de maximale lasstroom gebruikt Lasvermogen verminderen of krachtigere lasbrander gebruiken
Lasbrander te zwak gedimensioneerd rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen
Alleen in geval van watergekoelde apparaten: doorstroming koelmid­del te laag
Koelmiddelpeil, koelmiddeldebiet, verontreiniging van koelmiddel, plaatsing van slangenpakket enz. controleren
Punt van lasbrander te dicht bij de vlamboog Stick-Out vergroten
Verkeerde aandrijfrollen Juist aandrijfrollen gebruiken
Slijtage van de draadelektrode door te grote contactdruk op de aan­drijfrollen
Contactdruk op de aandrijfrollen verlagen
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
OPMERKING!
Bij CrNi-toepassingen kan een grotere slijtage van de contactbuis optreden ten gevolge van de oppervlaktegesteldheid van de CrNi-draadelektrode.
Draadelektrode verontreinigd / verroest Hoogwaardige draadelektrode zonder verontreiniging gebruiken
Niet-gecoate draadelektrode Draadelektrode met geschikte coating gebruiken
Verkeerde afmeting van de contactbuis Contactbuis juist dimensioneren
Te lange inschakelduur van lasbrander Inschakelduur verminderen of krachtigere lasbrander gebruiken
Contactbuis oververhit. Geen warmteafvoer door te losse passing van de contactbuis
Contactbuis vastdraaien
49
Storing in de brandertoets
Oorzaak: Oplossing:
Stekkerverbindingen tussen lasbrander en stroombron defect Stekkerverbindingen correct instellen / stroombron of lasbrander
naar onderhoudsdienst opsturen
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Porositeit van de gasnaad
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Verontreiniging tussen lasbrandertoets en behuizing van lasbrander­toets
Verontreiniging verwijderen
Stuurleiding is defect Onderhoudsdienst op de hoogte stellen
Spetters in het gasmondstuk, daardoor onvoldoende gasbescherming van de lasnaad
Verwijder lasspetters
Gaten in de gasslang of onnauwkeurige verbinding van de gasslang Vervang de gasslang
O-ring op de centrale aansluiting is doorgesneden of defect Vervang de O-ring
Vochtigheid/condensaat in de gasleiding Droog de gasleiding
Te sterke of te zwakke gasstroom Corrigeer de gasstroom
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Onvoldoende hoeveelheid gas aan het begin of einde van het lassen Verhoog de voorstroom of nastroom van gas
Roestige draadelektrode of draadelektrode van slechte kwaliteit Hoogwaardige draadelektrode zonder verontreiniging gebruiken
Geldt voor gasgekoelde lasbranders: Gaslekkage bij niet-geïsoleerde draadgeleidingskernen
In geval van gasgekoelde lasbranders alleen geïsoleerde draadgelei­dingskernen gebruiken
Te veel oplosmiddel aangebracht Verwijder overtollig oplosmiddel / breng minder oplosmiddel aan
50
Onderhoud
Defecte slijtage­delen opsporen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Mondstukhouder
Verbrande buitenranden, inkepingen
-
Zwaar verontreinigd met lasspatten
-
Spetterbescherming (alleen voor watergekoelde lasbranders)
Verbrande buitenranden, inkepingen
-
Afzuigmondstuk
Verbrande buitenranden, inkepingen
-
Contactbuis
Uitgeslepen (ovale) draadtoevoer- en draaduitvoergaten
-
Zwaar verontreinigd met lasspatten
-
Inbranden aan het uiteinde van de contactbuis
-
Gasmondstuk
Zwaar verontreinigd met lasspatten
-
Verbrande buitenranden
-
Inkepingen
-
Isolerende onderdelen
Verbrande buitenranden, inkepingen
-
NL
51
Onderhoud aan het begin van el­ke werkdag
Afzuigmondstuk controleren en indien beschadigd vervangen:
1
Lasspetters op gasmondstuk, contactbuis, spetterbescherming (alleen voor wa­tergekoelde lasbranders), mondstukhouder en isolerende onderdelen verwijde­ren, controleren op beschadigingen en beschadigde onderdelen vervangen:
2
52
Daarnaast bij iedere inbedrijfstelling, bij watergekoeld lasbranden:
3
controleer of alle koelmiddelaansluitingen dicht zijn
-
controleer of een goede koelmiddelretour aanwezig is - raadpleeg de ge-
-
bruikersdocumentatie van het koelapparaat voor meer informatie
Onderhoud elke 48 uur
De luchtstroomregelaar elke 48 uur openen en sluiten:
Afzuiging inschakelen
1
2
NL
Luchtstroomregelaar openen en sluiten
Als de luchtinlaten vuil zijn en / of de luchtstroomregelaar niet meer soepel opent, de luchtinlaten met perslucht reinigen:
3
Ervoor zorgen dat de deeltjes die tijdens het schoonmaken vrijkomen, door de afzuiging worden ver­wijderd
53
Onderhoud bij elke vervanging van de draad- / korfspoel
Draadtoevoerslang met gereduceerde perslucht reinigen:
1
Slijtagedelen demonteren
Afzuiging inschakelen
2
3
54
Slangenpakket reinigen; ervoor zorgen dat de deeltjes die tijdens het schoonmaken vrijkomen, door de afzuiging worden verwijderd
Aanbevolen - De draadgeleiderkern vervangen, de slijtagedelen reinigen voor­dat u de draadgeleiderkern opnieuw monteert:
4
NL
De contactbuis, de spetterbescherming en het mondstuk met perslucht reinigen; ervoor zorgen dat de deeltjes die bij het schoonmaken vrijkomen, door de afzuiging worden verwijderd
5
Afzuigmondstuk en gasmondstuk met borstel reinigen
55
56
Technische gegevens
57
58
Technische specificaties van watergekoelde las­branders
Algemeen Spanningsberekening (V-Peak):
voor handlasbranders: 113 V
-
voor machinegestuurde lasbranders: 141 V
-
Technische specificaties brandertoets:
U
-
-
Het bedrijf van de brandertoets is alleen binnen het kader van de technische spe­cificaties toegestaan.
Het product voldoet aan de eisen van norm
-
-
De efficiëntie van de lasrookdetectie van in de lasbrander geïntegreerde afzuig­voorzieningen (volgens EN ISO 21904-3) hangt af van verschillende beïnvloe­dingsfactoren, bijvoorbeeld:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
= 5 V
max
I
= 10 mA
max
EN IEC 60974-7 / - 10 CI. A en EN ISO 21904-1.
Kwaliteit van het werkstuk en de rookontwikkeling tijdens het lassen Lasprocedure Lasrichting (slepend of stekend) Lasposities (PA, PC, PF, ...) Werkstukgeometrie (open of gesloten ontwerp, ...) Volumestroom van het beschermgas Hoek van de lasbrander Omgevingsvoorwaarden ...
NL
Technische spe­cificaties MTW Exento-lasbran­der
MTW 300i Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
min
min
max
100% ED1) / 300 A
52 m3/u (1.837 cfh)
95 m3/u (1.837 cfh)
13,5 kPa (135 mbar)
700 W
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
59
MTW 300i Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTW 300i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
100 m3/u (3.532 cfh)
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
min
max
min
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
100% ED1) / 300 A
52 m3/u (1.837 cfh)
15 kPa (150 mbar)
900 W
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTW 300d Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
min
max
min
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
100% ED1) / 300 A
52 m3/u (1.837 cfh)
95 m3/u (1.837 cfh)
13,5 kPa (135 mbar)
700 W
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
60
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
MTW 300d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
min
max
min
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
100% ED1) / 300 A
52 m3/u (1.837 cfh)
100 m3/u (3.532 cfh)
15 kPa (150 mbar)
900 W
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
NL
MTW 500i Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
min
max
min
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
100% ED1) / 400 A
40% ED1) / 500 A
57 m3/u (2.013 cfh)
100 m3/u (3.532 cfh)
11,9 kPa (119 mbar)
1000 W
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
1 - 1,6 mm
(0,039 - 0,063 in.)
MTW 500i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
100% ED1) / 400 A
40% ED1) / 500 A
57 m3/u (2.013 cfh)
61
MTW 500i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
105 m3/u (3.709 cfh)
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
min
max
min
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTW 500d Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
14 kPa (140 mbar)
1.200 W
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
1 - 1,6 mm
(0,039 - 0,063 in.)
100% ED1) / 400 A
40% ED1) / 500 A
57 m3/u (2.013 cfh)
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van
100 m3/u (3.532 cfh)
11,9 kPa (119 mbar)
de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Noodzakelijke minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2
Noodzakelijke minimale koelmiddeldoorstroming Q
min
(0,26 gal. [US[/min)
Noodzakelijke minimale koelmiddeldruk p
Maximale toelaatbare koelmiddeldruk p
min
max
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTW 500d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 en gemengd gas als bescherm-
gas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
57 m3/u (2.013 cfh)
1000 W
1 l/min
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
1 - 1,6 mm
(0,039 - 0,063 in.)
100% ED1) / 400 A
40% ED1) / 500 A
62
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc van de afzuiging (EN IEC
105 m3/u (3.709 cfh)
14 kPa (140 mbar)
ISO 21904-1)
Minimale koelvermogen volgens norm IEC 60974-2 1.200 W
MTW 500d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Minimale koelmiddeldoorstroming Q
Minimale koelmiddeldruk p
Maximale koelmiddeldruk p
min
max
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
1)
ED = Inschakelduur; vervolgtijd van de afzuiging na het einde van het las­sen = 30 seconden
min
1 l/min
(0,26 gal. [US[/min)
3 bar (43 psi)
5,5 bar (79 psi)
1 - 1,6 mm
(0,039 - 0,063 in.)
NL
63
Technische specificaties van gasgekoelde las­branders
Algemeen Spanningsberekening (V-Peak):
voor handlasbranders: 113 V
-
voor machinegestuurde lasbranders: 141 V
-
Technische specificaties brandertoets:
U
-
-
Het bedrijf van de brandertoets is alleen binnen het kader van de technische spe­cificaties toegestaan.
Het product voldoet aan de eisen van norm
-
-
De efficiëntie van de lasrookdetectie van in de lasbrander geïntegreerde afzuig­voorzieningen (volgens EN ISO 21904-3) hangt af van verschillende beïnvloe­dingsfactoren, bijvoorbeeld:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
= 5 V
max
I
= 10 mA
max
EN IEC 60974-7 / - 10 CI. A en EN ISO 21904-1.
Kwaliteit van het werkstuk en de rookontwikkeling tijdens het lassen Lasprocedure Lasrichting (slepend of stekend) Lasposities (PA, PC, PF, ...) Werkstukgeometrie (open of gesloten ontwerp, ...) Volumestroom van het beschermgas Hoek van de lasbrander Omgevingsvoorwaarden ...
Technische spe­cificaties MTG Exento-lasbran­der
MTG 250i Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
40% ED1) / 250 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 170 A
40% ED1) / 250 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 170 A
52 m3/u (1.837 cfh)
70 m3/u (2.472 cfh)
10 kPa (100 mbar)
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
64
MTG 250i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 250d Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
40% ED1) / 250 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 170 A
40% ED1) / 250 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 170 A
52 m3/u (1.837 cfh)
80 m3/u (2.526 cfh)
10,8 kPa (108 mbar)
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
40% ED1) / 250 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 170 A
NL
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 250d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
40% ED1) / 200 A 60% ED1) / 160 A
100% ED1) / 120 A
52 m3/u (1.837 cfh)
70 m3/u (2.472 cfh)
10 kPa (100 mbar)
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
40% ED1) / 250 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 170 A
40% ED1) / 200 A 60% ED1) / 160 A
100% ED1) / 120 A
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
52 m3/u (1.837 cfh)
80 m3/u (2.526 cfh)
10,8 kPa (108 mbar)
65
MTG 250d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 320i Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
0,8 - 1,2 mm
(0,032 - 0,047 in.)
40% ED1) / 320 A 60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
40% ED1) / 320 A 60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
57 m3/u (2.013 cfh)
90 m3/u (3.179 cfh)
10,2 kPa (102 mbar)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
MTG 320i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 320d Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
40% ED1) / 320 A 60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
40% ED1) / 320 A 60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
57 m3/u (2.013 cfh)
94 m3/u (3.320 cfh)
11 kPa (110 mbar)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
40% ED1) / 320 A 60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
66
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
40% ED1) / 260 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 160 A
57 m3/u (2.013 cfh)
MTG 320d Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
10,2 kPa (102 mbar)
de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 320d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
90 m3/u (3.179 cfh)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
40% ED1) / 320 A 60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
40% ED1) / 260 A 60% ED1) / 210 A
100% ED1) / 160 A
57 m3/u (2.013 cfh)
94 m3/u (3.320 cfh)
11 kPa (110 mbar)
NL
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 400i Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
30% ED1) / 400 A
60% ED1) / 320 A
100% ED1) / 260 A
30% ED1) / 400 A
60% ED1) / 320 A
100% ED1) / 260 A
57 m3/u (2.013 cfh)
90 m3/u (3.179 cfh)
10,2 kPa (102 mbar)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
MTG 400i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
30% ED1) / 400 A
60% ED1) / 320 A
100% ED1) / 260 A
67
MTG 400i Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 400d Exento | Lasbranderlengte = 3,5 m (11 ft. 5,8 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
30% ED1) / 400 A
60% ED1) / 320 A
100% ED1) / 260 A
57 m3/u (2.013 cfh)
94 m3/u (3.320 cfh)
11 kPa (110 mbar)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
30% ED1) / 400 A
60% ED1) / 320 A
100% ED1) / 260 A
30% ED1) / 320 A
60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
10,2 kPa (102 mbar)
de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
MTG 400d Exento | Lasbranderlengte = 4,5 m (14 ft. 9,17 in.)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F): Waarden gelden bij CO2 als beschermgas
(EN ISO 14175)
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F); Waarden gelden bij gemengd gas als beschermgas (EN ISO 14175)
Afzuigvolumestroom aan het voorste uiteinde van de lasbrander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
Afzuigvolumestroom aan de afzuigafsluiting van de las­brander Q
(EN IEC ISO 21904-1)
v,n
57 m3/u (2.013 cfh)
90 m3/u (3.179 cfh)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
30% ED1) / 400 A
60% ED1) / 320 A
100% ED1) / 260 A
30% ED1) / 320 A
60% ED1) / 260 A
100% ED1) / 210 A
57 m3/u (2.013 cfh)
94 m3/u (3.320 cfh)
68
Noodzakelijke onderdruk Δpc in de afzuigaansluiting van de lasbrander (EN IEC ISO 21904-1)
Toelaatbare draadelektroden (diameter)
1)
ED = Inschakelduur; vervolgtijd van de afzuiging na het einde van het las­sen = 30 seconden
11 kPa (110 mbar)
0,8 - 1,6 mm
(0,032 - 0,063 in.)
NL
69
70
NL
71
Loading...