Fronius KD 4000 D-11 Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
KD 4000 D-11
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0031,NL 002-08112021
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 5
Algemeen 17
Apparaatconcept 17 Toepassingsgebied 17 Waarschuwingen op het apparaat 17
Bedieningselementen en aansluitingen 18
Algemeen 18 Veiligheid 18 Kouddraadtoevoer voorzijde 18 Kouddraadtoevoer achterzijde 19 Kouddraadtoevoer rechter zijde 19 Kouddraadtoevoer onderzijde 20
Kouddraadtoevoer op stroombron plaatsen 21
Algemeen 21 Kouddraadtoevoer op stroombron plaatsen 21
Kouddraadtoevoer met stroombron verbinden 22
Algemeen 22 Kouddraadtoevoer met stroombron verbinden 22
Lasbrander monteren 23
Lasbrander monteren 23
Draadspoel plaatsen 24
Veiligheid 24 Draadspoel plaatsen 24
Aandrijfrollen inzetten/verwisselen 26
Algemeen 26 USA Draadtoevoeren 26 Aandrijfrollen inzetten / verwisselen 26
Draadspoel inzetten, korfspoel inzetten 27
Veiligheid 27 Draadspoel plaatsen 27 Korfspoel plaatsen 27
Draadelektrode laten inlopen 29
NL
3
Rem instellen 31
PushPull-eenheid 33
Service-Codes PushPull-synchronisatie 35
Veiligheid 35 Weergegeven servicecodes bij ontkoppelde aandrijfeenheden (nullastsynchronisatie) 35 Weergegeven servicecodes bij gekoppelde aandrijfeenheden (gekoppelde synchronisatie) 36
Servicecodes met betrekking tot kouddraadtoevoer en optie Digital Gas Control 38
Weergegeven servicecodes met betrekking tot kouddraadtoevoer 38 Weergegeven servicecodes met betrekking tot de optie Digital Gas Control 40
Verzorging, onderhoud en recycling 41
Algemeen 41 Bij elke ingebruikstelling 41 Elke 6 maanden 41 Recycling 41
Technische gegevens 42
KD 4000 D-11 42
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het ap­paraat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeen­komstig de be­doeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden be­stemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
- het ontdooien van leidingen
- het laden van batterijen of accu's
- het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
- tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
6
Verplichtingen van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het ap­paraat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoor­beeld:
- vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
- voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
- schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker le­vensgevaarlijk zijn
- gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
- verhoogde geluidsbelasting
- schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
- moeilijk ontvlambaar
- isolerend en droog
- het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
- veiligheidshelm
- broek zonder omslag
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
- Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
- Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
- Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
- Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
- Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
7
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
- stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
- installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wissel­stroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werk­stuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de ge­zondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Re­search on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
- niet inademen
- via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis­sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
- de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
- de gebruikte elektroden
- de toegepaste coatings
- de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
- gebruikte lasproces
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
8
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwij­derd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge­ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ont­staat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie ver­oorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en al­le metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een ge­schikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De onder­grond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volle­dig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draai­en en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
- nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
- nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullast­spanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroom­netwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
9
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder rand­aardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloei­ende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
- alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
- controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
- brand
- oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
- beschadiging van randaardeleidingen
- beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen, bijv.: isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaat­classificaties
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
10
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsvoorzieningen
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalvereffening
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
NL
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het li­chaam of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
- ventilatoren
- tandwielen
- rollen
- aandrijfassen
- draadspoelen en lasdraden
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende ma­chineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
11
Tijdens het gebruik:
- Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemon­teerd.
- Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwon­dingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoer­unit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bij­voorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servi­cedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemidde­len van de fabrikant.
- Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het ge­schikte lastopnamemiddel.
- De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte stand hebben.
- Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isole­rende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerk­tuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het ap­paraat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevings­invloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende natio­nale normen en richtlijnen.
12
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de be­schermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Eisen aan het be­schermgas
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de appara­tuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
- Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
- Druk-dauwpunt < -20 °C
- Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
NL
Gevaar door be­schermgasfles­sen
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voor­zichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch ge­weld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasappa­raat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaam­heden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoi­res, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwe­zige zuurstof verdringen.
- Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20 m³/uur
- Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgas­kraan op
- Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgas­kraan.
- De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd wor­den op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
13
Veiligheidsmaat­regelen op de op­stelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide be­schermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationa­le en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlij­nen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visue­le controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig on­derhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het appa­raat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
14
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaar­heid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier­door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, origi­nele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschrif­ten. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het appa­raat in afgekoelde toestand.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en re­paratie
Veiligheidscon­trole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde on­derdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
- na het aanbrengen van wijzigingen
- na installatie of ombouw
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
- na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en interna­tionale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke docu­mentatie.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien­delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
15
Veiligheidssym­bolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
NL
Apparaatconcept
Toepassingsge­bied
De kouddraadtoevoer is bedoeld voor de inzet van draadspoelen met een diameter van max. 300 mm (11.81 in.). De seriema­tige 4-rollenaandrijving biedt goede eigen­schappen voor draadstimulans. De koud­draadtoevoer is ook geschikt voor lange slangpakketten. Dankzij de compacte constructie is de kouddraadtoevoer veelzijdig inzetbaar.
Het gebruik van de kouddraadtoevoer is mogelijk met de volgende stroombronnen:
- TransTig 2200 / 2500 / 3000 Job
- TransTig 4000 / 5000 Job
- MagicWave 2200 / 2500 / 3000 Job
- MagicWave 4000 / 5000 Job
Kouddraadtoevoer KD 4000 D-11
De KD 4000 D kan worden gebruikt voor alle TIG-laswerkzaamheden en is vooral ge­schikt voor robottoepassingen en taken op geautomatiseerd gebied. De kouddraadtoe­voer is geschikt voor alle in de handel verkrijgbare beschermgassen.
Waarschuwingen op het apparaat
De kouddraadtoevoer is voorzien van veiligheidssymbolen op het typeplaatje. De veilig­heidssymbolen mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd. De symbolen waarschuwen tegen verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en ernstige schade aan eigendommen.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volle­dig zijn gelezen en begrepen:
- deze gebruiksaanwijzing
- alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden vol­daan:
- voldoende kwalificatie voor het lassen
- geschikte beschermende uitrusting
- weghouden van buitenstaanders
17
Bedieningselementen en aansluitingen
(4)
(5)(6)(1)
(2)
(3)
Algemeen Naar aanleiding van software-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn
die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven (of omgekeerd). Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw appa­raat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Veiligheid
Kouddraadtoe­voer voorzijde
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Zorg dat u alle gebruikersdocumentatie van dit apparaat en van alle systeemcompo-
nenten, met name veiligheidsvoorschriften, leest en begrijpt.
(1) Aansluiting Lasbrander / (-)
stroombus
in combinatie met een Magic-Wa­ve-stroombron voor het aansluiten van:
- een TIG-lasbrander
- de elektrodekabel bij het elek­trodelassen
in combinatie met een TransTig­stroombron voor het aansluiten van:
- een TIG-lasbrander
- de elektrode- of aardleiding bij het elektrodelassen (afhanke­lijk van elektrodentype)
Voorzijde
(2) Aansluiting Draadtoevoer
(3) Aansluiting LocalNet
gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstandsbedie­ning, JobMaster-brander enz.)
(4) Aansluiting branderbesturing
voor aansluiting van de stuurstekker van de lasbrander
(5) Aansluiting Watervoorloop (blauw)
(6) Aansluiting Waterterugloop (rood)
18
Kouddraadtoe-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(3)(2)(1)
(3)
voer achterzijde
Kouddraadtoe­voer rechter zijde
Achterzijde
(1) Opening stuurbus
voor het aansluiten van een las­brander met conventionele stuur­stekker
(2) (+)-bus met bajonetsluiting
(3) Aansluiting LocalNet
Verbindingsslangpakket
(4) Aansluiting Waterterugloop
(rood)
Verbindingsslangpakket
(5) Aansluiting Watervoorloop
(blauw)
Verbindingsslangpakket
NL
Zijaanzicht
Gedetailleerd aanzicht toets Draadinvoer / draadte­rugloop
(1) Aansluiting Lasbrander / (-) stroombus
voor de bevestiging van gestandaardiseerde draadspoelen tot max. 16 kg (35.27 lbs) en een diameter van max. 300 mm (11.81 in)
(2) 4-rollenaandrijving
(3) Toets Draadinvoer / draadterugloop
- Draadinvoer: Toets naar beneden drukken
- Draadterugloop: Toets naar boven drukken
Voor het vergemakkelijken van een precieze positionering van de lasdraad vindt bij het indrukken en vasthouden van de toets Draadinvoer/ draadterugloop (3) het volgende verloop plaats:
19
- Toets maximaal 1 seconde ingedrukt houden
(m/min / ipm)
t (s)
1 2 3 4 52,5
1
Fdi
(3)
(1)
Onafhankelijk van de ingestelde waarde blijft de draadsnelheid tijdens de eerste se­conde op 1 m/min of 39.37 ipm.
- Toets maximaal 2,5 seconden ingedrukt houden Na één seconde wordt de draadsnelheid in de volgende 1,5 seconde gelijkmatig verhoogd.
- Toets langer dan 2,5 seconden ingedrukt houden Na in totaal 2,5 seconden volgt een constante draadaanvoer die overeenkomt met de voor de parameter Fdi ingestelde draadsnelheid.
BELANGRIJK! Meer informatie over de parameter Fdi vindt u in de gebruiksaan­wijzing van de stroombron.
Als de toets Draadinvoer (1) binnen een seconde wordt losgelaten en opnieuw wordt ingedrukt, begint het proces op­nieuw. Op deze manier kan indien nodig permanent worden gepositioneerd met een lagere draadsnelheid van 1 m/min of
39.37 ipm.
Tijdsverloop van de draadsnelheid bij het indrukken en vasthouden van de toets Draadinvoer / draadte­rugloop
Kouddraadtoe­voer onderzijde
(1) Bus voor bevestigingspen
om de kouddraadtoevoer op de draadtoevoer-opnamepennen te plaatsen
Aanzicht van onderen
20
Kouddraadtoevoer op stroombron plaatsen
(2)
(1)
(3)
Algemeen Als de stroombronnen TransTig 4000 / 5000 en MagicWave 4000 / 5000 met koelappa-
raat op een rijwagen worden geïnstalleerd, kan de kouddraadtoevoer op het optionele draadtoevoerbevestigingspunt van de rijwagen worden geplaatst.
NL
Kouddraadtoe­voer op stroom­bron plaatsen
VOORZICHTIG!
Gevaar door vallende kouddraadtoevoer.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de kouddraadtoevoer stevig op de opnamepennen vast zit.
Kouddraadtoevoer met behulp van
1
een geschikt hefwerktuig boven de stroombron brengen
Kouddraadtoevoer laten zakken op de
2
opnamepennen (2) zodat de bus (1) zich volledig op de opnamepen (2) be­vindt
Controleer of de kouddraadtoevoer
3
kan bewegen en of hij stevig vast zit
Draadtoevoeropname (3)
21
Kouddraadtoevoer met stroombron verbinden
)6()5()4()3()2()1(
(7)(8)(9)(10)
Algemeen De kouddraadtoevoer wordt door middel van een verbindingsslangpakket met de
stroombron verbonden.
Kouddraadtoe­voer met stroom­bron verbinden
GEVAAR!
Gevaar door incorrecte montage
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken
De beschreven werkstappen pas doorlopen nadat de handleiding volledig is gelezen
en begrepen
Netschakelaar voor de stroombron in stand "Off" zetten
1
Rechter zijdeel van de toevoer openen:
2
- 2 schroeven losdraaien
- Zijdeel omhoog draaien
Als de gebruikte lasbrander in plaats van een aansluitbus LocalNet beschikt over
3
een conventionele stuurstekker:
- Blinde afdekking (1) voor opening (3) verwijderen
Stuurbus (4) door opening (3) leiden
4
- Blinde afdekking (1) voor opening (3) verwijderen
Stuurstekker (5) op aansluiting branderbesturing (4) aansluiten
5
Bajonetstekker laspotentiaal (6) op stroombus (2) aansluiten en door middel van
6
draaien vergrendelen
Stekker LocalNet (7) op aansluiting LocalNet (10) aansluiten
7
Wartelmoer van de stekker LocalNet (7) vastdraaien
8
Leidingen watervoorloop en waterterugloop, indien aanwezig, met de juiste kleuren
9
op de steekaansluitingen (8) en (9) aansluiten
Rechter zijdeel van de kouddraadtoevoer sluiten:
10
- Zijdeel dichtdraaien
- Zijdeel met 2 schroeven vastzetten
22
Lasbrander monteren
(4)
(5)(6)(1)
(2)
(3)
NL
Lasbrander mon­teren
Aansluiting Lasbrander en aansluiting Branderbestu­ring
Netschakelaar voor de stroombron in
1
stand "Off" zetten
Stuurstekker van de lasbrander op de
2
aansluitbus LocalNet (3) of op de aan­sluiting Branderbesturing (4) aanslui­ten en vergrendelen
Indien aanwezig: externe wateraan-
3
sluitingen voor watervoorloop (5) en waterterugloop (6) op de juiste kleuren aansluiten
Bajonetstekker laspotentiaal op
4
stroombus (1) aansluiten en door mid­del van draaien vergrendelen
Draadtoevoer met het convergerend
5
deel vooraan in de aansluiting voor de draadtoevoer (2) schuiven
Wartelmoer ter fixatie handmatig vast-
6
draaien
23
Draadspoel plaatsen
(1)(2)(3)
Veiligheid
Draadspoel plaat­sen
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door veerwerking van de opgerolde lasdraad.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Bij het invoeren van de lasdraad het uiteinde goed vasthouden om verwondingen
door terugspringende lasdraad te vermijden.
Draadspoel inzetten; bijv.: korfspoel met korfspoel-adapter (3)
Netschakelaar voor de stroombron in stand "Off" zetten
1
Linker zijdeel van de toevoer openen:
2
Draadspoel op draadspoel-opname op de juiste zijde plaatsen
3
Borgpen (1) in daarvoor bedoelde opening in de draadspoel vastklikken
4
Remwerking door middel van spanschroef (2) instellen
5
6
Rem zo instellen dat de draadspoel na het einde van het lassen niet naloopt - span­schroef echter niet overmatig vastdraaien, wegens mogelijke overbelasting van de mo­tor.
Gevaar door incorrecte montage
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken
Linker zijdeel van de kouddraadtoevoer weer sluiten
GEVAAR!
De beschreven werkstappen pas doorlopen nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen
24
VOORZICHTIG!
Gevaar door vallende draadspoel.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Ervoor zorgen dat de draadspoel goed aan de ingang Draadspoel vast zit
Om ervoor te zorgen dat de draadspoel vast zit en een optimale remwerking zeker
te stellen moet de montage van de rem overeenkomstig de volgende afbeelding worden uitgevoerd.
Na service letten op de juiste montage
NL
25
Aandrijfrollen inzetten/verwisselen
4
4
5
2
1
6
6
4
5
3
2
1
1
2
3
1
2
Algemeen Om te zorgen voor een optimale ontsluiting van de draadelektrode moeten de aandrijfrol-
len op de thermisch te lassen draaddiameter en de draadlegering zijn aangepast.
BELANGRIJK! Alleen aandrijfrollen gebruiken die geschikt zijn voor de draadelektrode.
Een overzicht van de beschikbare aandrijfrollen en hun inzetmogelijkheden vindt u in de lijst van reserveonderdelen.
USA Draadtoe­voeren
Aandrijfrollen in­zetten / verwisse­len
In de USA worden alle draadtoevoeren zonder aandrijfrollen geleverd. Na het inzetten van de draadspoel moeten de aandrijfrollen in de draadtoevoer worden ingezet.
1
3
2
26
Draadspoel inzetten, korfspoel inzetten
NL
Veiligheid
Draadspoel plaat­sen
VOORZICHTIG!
Gevaar door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Dit kan letsel veroorzaken.
Houd bij het inzetten van de draadspoel / korfspoel het uiteinde van de draadelektro-
de goed vast, om verwondingen door terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Gevaar door vallende draadspoel / korfspoel.
Dit kan letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat de draadspoel of korfspoel met de korfspoel-adapter goed aan de
ingang Draadspoel vast zit.
1
Korfspoel plaat­sen
OPMERKING!
Bij het werken met korfspoelen alleen de bij de draadtoevoer bijgeleverde korf­spoeladapter gebruiken! In de VS worden draadtoevoeren zonder korfspoeladapter geleverd.
VOORZICHTIG!
Gevaar door vallende korfspoel.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Bevestig de korfspoel zodanig op de meegeleverde korfspoeladapter dat de verbin-
dingsstukken van de korfspoel zich binnen de nokvormige groef van de korfspoelad­apter bevinden.
27
1 2
28
Draadelektrode laten inlopen
4
4
1
2
1
2
2
2
3
3
1
3
2
1
5
4
NL
Draadelektrode laten inlopen
VOORZICHTIG!
Gevaar door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Bij het inschuiven van de draadelektrode in de 4-rollenaandrijving het uiteinde van
de draadelektrode goed vasthouden om lichamelijk letsel door de terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Gevaar door scherpkantig uiteinde van de draadelektrode.
Dit kan leiden tot schade aan de lasbrander.
Voor het inschuiven van de draadelektrode het uiteinde goed afbramen.
1
2
3
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door naar buiten komende elektrode.
4
Kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Bij het indrukken van de toets Draadinvoer of de brandertoets de lastoorts weghou-
den van gezicht en lichaam en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
29
1
2
2
5
1
1
Contactdruk in­stellen
1
OPMERKING!
Stel de contactdruk zo in dat de draad­elektrode niet wordt gedeformeerd, maar een goed draadtransport is ge­waarborgd.
Richtwaarden contactdruk Halfronde rol-
len
Trapezerollen Kunststof rol-
len
Aluminium 1,5 - 3,5 - 4,5
Staal 3 - 4 1,5 -
CrNi 3 - 4 1,5 -
30
Rem instellen
4
3
STOP
6
7
5
1
2
2
1
2
1
4
STOP
OK
3
NL
Rem instellen
OPMERKING!
Na het loslaten van de brandertoets mag de draadspoel niet nalopen.
Indien nodig rem afstellen.
1
3
2
31
Opbouw van de remmen
GEVAAR!
Onjuiste montage kan ernstig lichame­lijk letsel en materiële schade veroorza­ken.
Rem niet demonteren.
Onderhouds- en servicewerkzaamhe-
den aan de rem alleen laten uitvoeren door geschoold vakpersoneel.
De rem is alleen compleet beschikbaar. De afbeelding hiernaast dient ter informa­tie!
32
PushPull-eenheid
Algemeen De synchronisatie van de PushPull-eenheid moet voor iedere eerste inbedrijfname en na
iedere update van de software voor de kouddraadtoevoer plaatsvinden. Wordt het syn­chroniseren van de PushPull-eenheid niet uitgevoerd, dan worden de standaardparame­ters gebruikt. Mogelijk is het lasresultaat onder bepaalde omstandigheden niet bevredi­gend.
NL
Synchronisatie PushPull-eenheid
In het Setup-menu van de stroombron
1
functie "PPU" kiezen - Niveau 2: Setup-parameter TIG (zie bedienings­handleiding van de stroombron)
Een overzicht van mogelijke foutmeldingen tijdens het synchroniseren van de PushPull­eenheid vindt u in het hoofdstuk "Service-Codes PushPull-synchronisatie".
Met het stelwiel een met de stroom-
2
bron overeenkomende PushPull-een­heid uit de volgende lijst kiezen:
0 ...... Fronius KD7000/VR1530KD Drive 22 m/min of 866 ipm *)
2 ...... Fronius Torch Drive 10 m/min of 394 ipm *)
3 ...... Fronius Torch Drive 22 m/min of 866 ipm *)
15 .... Fronius KD7000/VR1530KD Drive 10 m/min of 394 ipm
18 .... Fronius Torch Drive 5 m/min of 197 ipm
19 .... Fronius KD 4010 10 m/min of 394 ipm
21 .... Binzel Torch Drive IWG 8 m/min of 315 ipm **)
25 .... Fronius KD4000/KD7000 Drive 11 m/min of 433 ipm *)
*) Geen synchronisatie in belaste toestand (St2) noodzakelijk **) Functie-afwijkingen door motor- en aandrijfkrachttolerantie mogelijk - eventueel
fabriekssynchronisatie noodzakelijk
Toets Draadinvoer of toets Gascontro-
3
le indrukken
Aandrijfeenheden van de beide draad-
4
toevoermotoren (bijv. lasbrander en kouddraadtoevoer) ontkoppelen ­draadtoevoermotoren moeten onbe­last zijn (PushPull-synchronisatie ­nullast)
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door draaiende tandwielen en aandrijvingsonderdelen.
Raak draaiende tandwielen en onderdelen van de draadaandrijving niet aan.
33
Toets Draadinvoer of toets Gascontro-
5
le indrukken
Draadtoevoermotoren worden in onbelaste toestand gesynchroniseerd; tijdens de synchronisatie wordt op het rechterscherm "run" (uitvoeren) weergege­ven.
Als de synchronisatie in onbelaste toe­stand is voltooid, wordt op het scherm "St2" weergegeven.
Aandrijfeenheden van de beide draad-
6
toevoermotoren (bijv. lasbrander en kouddraadtoevoer) weer ontkoppelen
- draadtoevoermotoren moeten belast zijn (PushPull-synchronisatie - gekop­peld)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor verwonding door uitstekende lasdraad en door roterende tandwielen en aandrijfdelen.
Lasbrander van gezicht en lichaam weghouden. Roterende tandwielen en delen van de draadaandrijving niet vastpakken.
Toets Draadinvoer of toets Gascontro-
7
le indrukken
Draadtoevoermotoren worden in belaste toestand gesynchroniseerd; tijdens de synchronisatie wordt op het rechterscherm "run" (uitvoeren) weergegeven.
Als bij een PushPull-eenheid het synchro­niseren in belaste toestand (St2) niet noodzakelijk is, worden meteen na het in­drukken van de toets voor de draadtoe­voer of de toets voor de gascontrole de vooraf ingestelde waarden op het scherm weergegeven, bijv. "PPU" en "2".
Het synchroniseren van de PushPull-een­heid is met succes afgesloten als op het scherm de vooraf ingestelde waarden wor­den weergegeven, bijv. "PPU" en "2".
Toets Store tweemaal indrukken om
8
het Setup-menu te verlaten
34
Service-Codes PushPull-synchronisatie
NL
Veiligheid
Weergegeven servicecodes bij ontkoppelde aan­drijfeenheden (nullastsynchro­nisatie)
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde,
voor de aarding van de behuizing. De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door ande-
re schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Err | Eto
Oorzaak:
Remedie:
St1 | E 1
Oorzaak:
Oplossing:
Verkeerde meting bij PushPull-synchronisatie
Nieuwe PushPull-synchronisatie
De motor van de kouddraadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
St1 | E 2
Oorzaak:
Oplossing:
St1 | E 3
Oorzaak:
Oplossing:
St1 | E 4
Oorzaak:
Oplossing:
De motor van de kouddraadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motor van de kouddraadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motor van de PushPull-eenheid levert bij minimale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
35
St1 | E 5
Oorzaak:
Oplossing:
St1 | E 6
Oorzaak:
Oplossing:
De motor van de kouddraadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motor van de PushPull-eenheid levert bij maximale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
Weergegeven servicecodes bij gekoppelde aan­drijfeenheden (gekoppelde syn­chronisatie)
St1 | E 16
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 7
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 8
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 9
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 10
Oorzaak:
Remedie:
De PushPull-synchronisatie is afgebroken: de snelstop is geactiveerd door het indrukken van de brandertoets.
Nieuwe PushPull-synchronisatie
PushPull-synchronisatie - nullast niet tot stand gebracht
PushPull-synchronisatie - nullast doorvoeren
De motor van de draadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen wer­kelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motor van de PushPull-eenheid levert bij minimale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motorstroom van de draadtoevoer-motor ligt bij minimale draadsnelheid buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekop­pelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leiding­pakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull­eenheid controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
36
St2 | E 11
Oorzaak:
Remedie:
De motorstroom van de PushPull-eenheid ligt bij minimale draadsnelheid buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekop­pelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leiding­pakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull­eenheid controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 12
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 13
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 14
Oorzaak:
Remedie:
St2 | E 15
Oorzaak:
Remedie:
De motor van de draadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen wer­kelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motor van de PushPull-eenheid levert bij maximale draadsnelheid geen werkelijke waarde van het draaigetal.
Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener, verkeerde detector van de werkelijke waarde
De motorstroom van de draadtoevoer-motor ligt bij maximale draadsnelheid buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekop­pelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leiding­pakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull­eenheid controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
De motorstroom van de PushPull-eenheid ligt bij maximale draadsnelheid buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekop­pelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leiding­pakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull­eenheid controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
NL
St2 | E 16
Oorzaak:
Remedie:
De PushPull-synchronisatie is afgebroken: De snelstop is geactiveerd door het indrukken van de brandertoets
Nieuwe PushPull-synchronisatie
37
Servicecodes met betrekking tot kouddraadtoevoer en optie Digital Gas Control
Weergegeven servicecodes met betrekking tot kouddraadtoe­voer
EFd | xx.x
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 8.2
Oorzaak:
Oplossing:
EFd | 8.2
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 9.1
Oorzaak:
Remedie:
Fout in draadstimuleringssysteem (overspanning aandrijving draadtoevoer)
Leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2- of 4-rollenaandrijving controle­ren
Draadtoevoermotor stokt of is defect
Draadtoevoermotor controleren of vervangen
Fout in draadstimuleringssysteem (overspanning aandrijving PushPull-een­heid)
Slangpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull-eenheid controleren
Fout in draadstimuleringssysteem (overspanning aandrijving draadtoevoer)
Leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2- of 4-rollenaandrijving controle­ren
de externe voedingsspanning is onder de tolerantiewaarde gekomen
externe voedingsspanning controleren
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 9.2
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 12.1
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 12.2
Oorzaak:
Remedie:
Draadtoevoermotor stokt of is defect
Draadtoevoermotor controleren of vervangen
de externe voedingsspanning heeft de tolerantiewaarde overschreden
externe voedingsspanning controleren
Werkelijke waarde toerental van de draadtoevoermotor werkt niet
Aangever van de werkelijke waarde en leidingen daarvan controleren en in­dien nodig vervangen
Werkelijke waarde toerental van de motor van de PushPull-eenheid werkt niet
Aangever van de werkelijke waarde en leidingen daarvan controleren en in­dien nodig vervangen
38
EFd | 15.1
Draadbuffer leeg
NL
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 15.2
Draadbuffer vol
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Contrahefboom van hoofd-draadtoevoer geopend
Contrahefboom van hoofd-draadtoevoer sluiten Servicecode met behulp van de toets Draadinvoer opheffen
Slip van hoofd-draadtoevoer
Slijtende onderdelen voor draadtoevoer controleren Geschikte aandrijfrollen gebruiken Draadrem zwakker instellen Contactdruk op hoofddraadtoevoer verhogen Servicecode door middel van de toets Draadinvoer opheffen
Draadeinde bereikt
Controleer of er voldoende draad beschikbaar is Servicecode door middel van toets Draadinvoer opheffen
Contrahefboom van de PushPull-eenheid geopend
Contrahefboom van de PushPull-eenheid sluiten Servicecode met behulp van de toets Draadinvoer opheffen
Slip van PushPull-eenheid
Slijtende onderdelen voor draadtoevoer controleren Geschikte aandrijfrollen gebruiken Contactdruk op de PushPull-eenheid verhogen Servicecode door middel van toets Draadinvoer opheffen
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
EFd | 15.3
Geen draadbuffer beschikbaar
Oorzaak:
Remedie:
Lichtboog ontsteekt niet wegens ontoereikende aardeverbinding
Aardeverbinding controleren Servicecode door middel van de toets Draadinvoer opheffen
Lichtboog ontsteekt niet wegens een verkeerd ingesteld lasprogramma
Draaddiameter en materiaalsoort kiezen die passen bij het gebruikte materi­aal (geschikt lasprogramma kiezen)Servicecode door middel van toets Draadinvoer opheffen
Niet werkende verbinding met draadbuffer
Verbinding met draadbuffer controleren, stuurleiding draadbuffer controleren
39
Err | 056
Oorzaak:
Oplossing:
De optie Draadeinde-controle heeft het einde van de draadelektrode her­kend
Nieuwe draadspoel aanbrengen en draadelektrode laten inlopen; Err | 056 door indrukken Store toets resetten
Weergegeven servicecodes met betrekking tot de optie Digital Gas Control
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Err | 70.X
Oorzaak:
Remedie:
Filter van de extra ventilator bij KD 4000 D-11 is vuil luchttoevoer voor de extra ventilator is niet meer voldoende voor het koelen van de vermogenselektronica - thermobeschermingsschakelaar van de ver­mogenselektronica geeft dit aan
Filter reinigen of vervangen Err | 056 door indrukken Store toets resetten
te hoge omgevingstemperatuur bij KD 4000 D-11
voor verlaging van de omgevingstemperatuur zorgen zo nodig lasinstallatie in een andere, koelere omgeving gebruiken Err | 056 door indrukken Store toets resetten
te hoge motorstroom bij KD 4000 D-11, bijv. wegens problemen met de draadstimulans of als de toevoer voor de toepassing te zwak is gedimensio­neerd
Draadtoevoer-verhoudingen controleren, fouten opheffen Err | 056 door indrukken Store toets resetten
fout van de digitale gassensor Err 70.1 ... Gassensor niet gevonden Err 70.2 ... geen gas Err 70.3 ... Kalibratiefout Err 70.4 ... Magneetventiel defect Err 70.5 ... Magneetventiel niet gevonden
Gasvoorziening controleren
no | GAS
Oorzaak:
Remedie:
De optie Gascontrole heeft geen gasdruk herkend
Nieuwe gasfles aansluiten of gasflesventiel / drukverminderaar openen; no | GAS opheffen door de toets Store in te drukken
40
Verzorging, onderhoud en recycling
Algemeen De draadtoevoer heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzor-
ging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om de lasinstallatie jarenlang gebruiksklaar te houden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
NL
Bij elke inge­bruikstelling
Elke 6 maanden - Zijstukken van het apparaat demonteren en de binnenkant van het apparaat met
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
- Lasbrander, verbindingsleidingpakket en aardeverbinding op beschadigingen contro­leren
- Optische controle op beschadiging van de aandrijfrollen en draadgeleidingskernen
- Contactdruk van de aandrijfrollen controleren en indien nodig instellen
- Rem controleren en indien nodig instellen
droge, gereduceerde perslucht schoonblazen
VOORZICHTIG!
Gevaar door persluchtinwerking.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
41
Technische gegevens
KD 4000 D-11
Voedingsspanning (voeding via de stroombron)
Stroomopname 4 A
Draadsnelheid 0,1 - 11 m/min
3,94 - 433.07 ipm
Draadaandrijving 4-rollenaandrijving
Draaddiameter 0,8 - 3,2 mm
0.03 - 0.13 in.
Draadspoeldiameter max. 300 mm
max. 11.81 in.
Gewicht van draadspoel max. 16 kg
max. 35.27 Ib.
Draadspoelsoorten alle standaarddraadspoelen
Beschermingsklasse IP IP 23
Afmetingen l x b x h 650 x 290 x 410 mm
25.59 x 11.42 x 16.14 in.
Gewicht 15,7 kg
Maximale druk beschermgas 7 bar
55 V
34.61 lbs.
101 psi
Koelmiddel Origineel Fronius
Maximale druk koelmiddel 6 bar
87 psi
42
NL
43
Fronius International GmbH
Froniusstraße 1
4643 Pettenbach
Austria
contact@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the adresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations.
spareparts.fronius.com
SPAREPARTS
ONLINE
Loading...