Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
KD 1500 D-11
Gebruiksaanwijzing
NL
Draadtoevoer
[
42,0426,0033,NL 006-14052020
2
Geachte lezer,
InleidingWij danken u voor het in ons gestelde vertrouwen en feliciteren u met de aanschaf van dit
technisch hoogwaardige Fronius product. Alles wat u moet weten over dit apparaat, vindt
u in deze gebruiksaanwijzing. Wanneer u deze gebruiksaanwijzing aandachtig leest, leert
u de vele mogelijkheden van dit Fronius product kennen. Alleen op deze wijze kunt u optimaal van de voordelen gebruikmaken.
Lees ook aandachtig de veiligheidsvoorschriften. Zo zorgt u voor meer veiligheid op de
plaats waar dit product wordt gebruikt. Als u zorgvuldig omgaat met uw product, kunt u voor
lange tijd bouwen op kwaliteit en betrouwbaarheid: de belangrijkste voorwaarden voor topprestaties.
NL
Verklaring veiligheidsaanwijzingen
GEVAAR!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
► Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
► Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel
tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
► Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging
van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheidsei-
sen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat
te maken hebben, moeten:
-beschikken over de juiste kwalificaties
-kennis van lassen hebben en
-deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt ge-
bruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden
nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
-in leesbare toestand houden
-niet beschadigen
-niet verwijderen
-niet afdekken, afplakken of overschilderen.
NL
Gebruik overeenkomstig de bedoeling
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het
apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde
gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en
gevaren
-het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
-het ontdooien van leidingen
-het laden van batterijen of accu's
-het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant
is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
7
Omgevingsvoorwaarden
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik
overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
-tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
-tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Verplichtingen
van de gebruiker
Verplichtingen
van het personeel
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
-op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
-voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de
werkzaamheden:
-de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te
lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te
gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwa-
liteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
-aansluitbeperkingen
-eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het appa-
raat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de
energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
8
Bescherming van
uzelf en derden
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
-vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk zijn
-gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-verhoogde geluidsbelasting
-schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen.
De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
-moeilijk ontvlambaar
-isolerend en droog
-het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-veiligheidshelm
-broek zonder omslag
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
-Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
-Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
-Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend,
hittebestendig).
-Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter
voorkoming van gehoorschade.
NL
Informatie over
de geluidsemissie
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van
de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
-wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de
boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken
door net- of lasstroom, enz.)
-stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van
werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig
het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden
gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving.
De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom),
het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
9
Ontstane rook en schadelijke gassen
-niet inademen
-via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie
van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis-
sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten
verantwoordelijk:
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht
nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de
identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Gevaar door vonken
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het
stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd
zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge-
ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat,
moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en
buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d.
bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Gevaren door neten lasstroom
10
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle
metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u
te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond
of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en
een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien
en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
-nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van
beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van
de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
NL
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de
netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat
de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt
ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
-alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te
werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
-brand
-oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-beschadiging van randaardeleidingen
-beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
11
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen, bijv.:
isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met
het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de
lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificaties
EMV-maatregelenIn uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, spra-
Apparaten van emissieklasse A:
-zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
-voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor
woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
ke zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de
installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de
nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te
heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat
in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van
storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
-Veiligheidsinstallaties
-Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-Data- en telecommunicatie-installaties
-Meet- en kalibratie-installaties
12
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1.Netvoeding
-Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektromag-
netische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2.Laskabels
-Houd ze zo kort mogelijk.
-Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3.Potentiaalegalisatie
4.Aarding van het werkstuk
-Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding tot
stand.
5.Afscherming, indien noodzakelijk
-Scherm andere installaties in de omgeving af.
-Scherm de complete lasinstallatie af.
EMF-maatregelenElektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorza-
ken:
-Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
-Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich
in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
-De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
-Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het lichaam
of lichaamsdelen wikkelen.
NL
Bijzondere gevaren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
-ventilatoren
-tandwielen
-rollen
-aandrijfassen
-draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende
machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik
-Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemonteerd.
-Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en
gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere
personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag
zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u de
aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor
het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst
van de fabrikant of downloaden op zijn website.
13
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen
van de fabrikant.
-Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het geschikte lastopnamemiddel.
-De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte
stand hebben.
-Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor
transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd
(bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het monteren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting
met geschikte Teflon-tape.
Eisen aan het beschermgas
Gevaar door beschermgasflessen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
-Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-Druk-dauwpunt < -20 °C
-Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen.
Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om
kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat
en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
14
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamhe-
den. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen,
enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de
uitlaat.
Gevaar op uitstromend beschermgas
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij
transport
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires,
en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezi-
ge zuurstof verdringen.
-Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20 m³/
uur
-Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgaskraan op
-Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan.
-De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd worden
op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op
een vlakke, vaste ondergrond.
-Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
-Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
NL
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving
van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale
en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen
met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze
optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór
transport bovendien de volgende onderdelen:
-Draadtoevoer
-Draadspoel
-Beschermgasfles
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele
controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
15
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden;
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat
inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of
de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij
kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid,
vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen
het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Inbedrijfname,
onderhoud en reparatie
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier-
door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op
garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder
bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant
of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat
in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
-Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen).
-Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
-Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
-Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de
onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
16
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
Veiligheidscontrole
VerwijderingGooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole
aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om
de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
-na het aanbrengen van wijzigingen
-na installatie of ombouw
-na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich
wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wetten,
moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvriendelijk
worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een
erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk
schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
NL
Veiligheidssymbolen
Gegevensbescherming
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De
volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de
fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de
fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan.
Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen
rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding?
Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
17
Algemeen
Apparaatconcept
Toepassingsgebied
De robot-draadtoevoer KD 1500 D-11 beschikt over een seriematige 4-rollenaandrijving met zeer goede eigenschappen voor
draadtoevoer.
Het gebruik van de kouddraadtoevoer is
mogelijk met de volgende stroombronnen:
-TransTig 2200 / 2500 / 3000 Job
-TransTig 4000 / 5000 Job
-MagicWave 2200 / 2500 / 3000 Job
-MagicWave 4000 / 5000 Job
De robot-draadtoevoer KD 1500 D-11 is speciaal ontworpen om op een robotarm te worden opgebouwd. De kouddraadtoevoer is geschikt voor alle in de handel verkrijgbare beschermgassen.
Waarschuwingen
op het apparaat
De draadtoevoer is voorzien van veiligheidssymbolen op het typeplaatje. De veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd en ook niet worden overgeschilderd. De symbolen waarschuwen tegen verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en ernstige
schade aan eigendommen.
18
Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil!
Lassen is gevaarlijk. Voor een goede werking van het apparaat moet aan de
volgende basisvoorwaarden worden voldaan:
-Voldoende kwalificatie voor het lassen
-Geschikte beschermende uitrusting
-Onbevoegde personen uit de buurt van de draadaanvoer en het laspro-
ces houden
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig
zijn gelezen en begrepen:
-deze gebruiksaanwijzing
-alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder
de veiligheidsvoorschriften
NL
19
Bedieningselementen, aansluitingen en mechani-
sche componenten
Algemeen
Kouddraadtoevoer voorzijde
OPMERKING!
Naar aanleiding van firmware- en software-updates zijn er op uw apparaat mogelijk
functies beschikbaar die in deze bedieningshandleiding niet worden beschreven, of
omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en grote materiële schade veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen
en begrepen:
► deze gebruiksaanwijzing
► alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften
(5)
(4)
(3)
(2)
(1)
Pos. Aanduiding
(1)Afdekplaatje
(2)Afdekplaatje
(3)Aansluiting Draadtoevoer
(4)Aansluiting lasbrander
voor het aansluiten van een WIG-lasbrander
(5)Afdekplaatje
(6)Afdekplaatje
(7)Aansluiting Waterterugloop (rood)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
20
Pos. Aanduiding
v
D
(m/min oder ipm)
t (s)
123452,5
1
Fdi
(z.B. 22)
(8)Blinde afdekking (optie KD-Drive)
(9)Toets Draadinvoer / draadterugloop
-Draadinvoer: Toets naar beneden drukken
-Draadterugloop: Toets naar boven drukken
BELANGRIJK! Voor het vergemakkelijken van een precieze positionering van de
lasdraad vindt bij het indrukken en vasthouden van de toets Draadinvoer/draadterugloop het volgende verloop plaats:
-Toets maximaal 1 seconde ingedrukt
houden ...
Onafhankelijk van de ingestelde waarde blijft de draadsnelheid tijdens de
eerste seconde op 1 m/min of 39.37
ipm.
-Toets maximaal 2,5 seconden ingedrukt houden ...
Na een seconde wordt de draadsnelheid in de volgende 1,5 seconden gelijkmatig verhoogd.
-Toets langer dan 2,5 seconden ingedrukt houden ...
Na in totaal 2,5 seconden volgt een
constante draadaanvoer die overeenkomt met de voor de parameter Fdi ingestelde draadsnelheid.
NL
Koudedraadtoevoer achterzijde
BELANGRIJK! Meer informatie over de parameter Fdi vindt u in de bedienings-
handleiding van de stroombron.
Als de toets Draadinvoer (9) binnen een seconde wordt losgelaten en opnieuw
wordt ingedrukt, begint het proces opnieuw. Op deze manier kan indien nodig permanent worden gepositioneerd met een lagere draadsnelheid van 1 m/min of
39.37 ipm.
(10)Afdekplaatje
(11)Aansluiting Watervoorloop (blauw)
(12)Aansluiting LocalNet
gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen
(15)
(14)
(16)
(17)
(18)
(13)
(19)
(20)
(21)
21
Pos. Aanduiding
(13)Aansluiting LocalNet
Verbindingsleidingpakket
(14)Afdekplaatje
(15)Afdekplaatje
Optie draadeinde stekker
(16)(-)-bus met bajonetsluiting
Verbindingsleidingpakket
(17)Convergerend deel draadtoevoer
(18)Afdekplaatje
(19)Aansluiting beschermgas
(20)Aansluiting Waterterugloop (rood)
(21)Aansluiting Watervoorloop (blauw)
22
Kouddraadtoevoer met stroombron verbinden
3
AlgemeenDe kouddraadtoevoer wordt via een verbindingsleidingpakket met de stroombron verbon-
den.
OPMERKING!
Gevaar voor beschadiging van de draadstimulatieleiding bij bevestiging aan het leidingpakket.
De draadstimulatieleiding in geen geval aan het leidingpakket bevestigen.
NL
Kouddraadtoevoer met stroombron verbinden
WAARSCHUWING!
Onjuiste montage kan ernstig lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken.
De beschreven werkstappen pas doorlopen nadat de handleiding volledig is gelezen en
begrepen.
Netschakelaar voor de stroombron in stand - O - zetten
1
Trekontlasting van het verbindingsleidingpakket vastzetten, indien leidingpakkethou-
2
der beschikbaar
Stekker LocalNet (1) van het verbindingsleidingpakket op de aansluitbus LocalNet (8)
aansluiten
Wartelmoer op de stekker LocalNet vastdraaien
4
***
23
Bajonetstekker Laspotentiaal (3) op (-)-bus (9) aansluiten
7
9
5
Bajonetstekker laspotentiaal door draaien vergrendelen
6
Gasleiding (4) van de drukverminderaar van de gasfles op de aansluiting Beschermgas (6) aansluiten
BELANGRIJK! Indien geen botsingsbox beschikbaar is, de stuurstekker (2) op de daarvoor bedoelde aansluitbus van de lasbrander aansluiten.
Leidingen Watervoorloop (blauw) en Waterterugloop (rood) van het verbindingslei-
8
dingpakket met de juiste kleuren op de aansluitingen (5) en (7) aansluiten
Wartelmoeren van de leidingen Watervoorloop en Waterterugloop vastdraaien
24
Lasbrander monteren
2
NL
Lasbrander monteren
(5)
(6)
(4)
(3)
(2)
(1)
Netschakelaar voor de stroombron in stand - O - zetten
1
Indien aanwezig: externe wateraansluitingen voor watervoorloop (11) en waterterugloop (7) op de juiste kleuren aansluiten
Bajonetstekker laspotentiaal op stroombus (4) aansluiten en door middel van draaien
3
vergrendelen
Draadtoevoer met het convergerend deel vooraan in de aansluiting voor de draadtoe-
4
voer (3) schuiven
Wartelmoer ter fixatie handmatig vastdraaien
5
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
25
Aandrijfrollen inzetten/verwisselen
4
4
5
2
1
6
6
2
1
2
3
1
2
AlgemeenOm te zorgen voor een optimale ontsluiting van de lasdraad moeten de aandrijfrollen op
de thermisch te lassen draaddiameter en de draadlegering zijn aangepast.
BELANGRIJK! Alleen aandrijfrollen gebruiken die geschikt zijn voor de lasdraad.
Een overzicht van de beschikbare aandrijfrollen en hun inzetmogelijkheden vindt u in de
lijst van reserveonderdelen.
USA Draadtoevoeren
Aandrijfrollen inzetten / verwisselen
In de VS worden alle kouddraadtoevoeren zonder aandrijfrollen geleverd. Na het inzetten
van de draadspoel moeten de aandrijfrollen in de kouddraadtoevoer worden ingezet.
12
1
1
2
3
5
4
3
3
26
Lasdraad laten inlopen
4
4
1
2
2
2
2
3
3
1
3
2
4
1
3
4
NL
Lasdraad laten inlopen
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door veerwerking van de opgerolde lasdraad.
Houd bij het inschuiven van de lasdraad in de 4-rollenaandrijving het uiteinde van de lasdraad goed vast, om verwondingen door terugspringende lasdraad te vermijden.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de lasbrander door scherpkantig uiteinde van de lasdraad.
Voor het invoeren van de lasdraad het uiteinde goed afbramen.
12
1
1
2
34
VOORZICHTIG!
Gevaar van lichamelijk letsel door naar buiten komende lasdraad.
Houd de lasbrander uit de buurt van uw gezicht en lichaam en draag een geschikte beschermbril.
27
1
1
2
2
1
1
5
Contactdruk instellen
1
1
OPMERKING!
Stel de contactdruk zo in dat de draadelektrode niet wordt gedeformeerd, maar
een goed draadtransport is gewaarborgd.
Draadtransportleiding voor externe lasdraad monte-
2
1
2
ren
Draadtransportleiding voor externe lasdraad
monteren
De optie Draadtransportleiding dient voor beschermd transport van de externe lasdraad
naar de 4-rollenaandrijving van de kouddraadtoevoer.
De draadtransportleiding is verkrijgbaar in twee uitvoeringen:
-voor staal (blauw)
-voor aluminium (wit)
12
1
2
1
3
NL
29
PushPull-eenheid
1
2
3
4
AlgemeenDe synchronisatie van de PushPull-eenheid moet voor iedere eerste inbedrijfname en na
iedere update van de software voor de kouddraadtoevoer plaatsvinden. Wordt het synchroniseren van de PushPull-eenheid niet uitgevoerd, dan worden de standaardparameters gebruikt. Mogelijk is het lasresultaat onder bepaalde omstandigheden niet
bevredigend.
Synchronisatie
PushPull-eenheid
In het Setup-menu van de stroombron
functie "PPU" kiezen - Niveau 2: Setup-parameter TIG (zie bedieningshandleiding van de stroombron)
Een overzicht van mogelijke foutmeldingen tijdens het synchroniseren van de PushPulleenheid vindt u in het hoofdstuk "Service-Codes PushPull-synchronisatie".
Met het stelwiel een met de stroombron overeenkomende PushPull-eenheid uit de volgende lijst kiezen:
*)Geen synchronisatie in belaste toestand (St2) noodzakelijk
**)Functie-afwijkingen door motor- en aandrijfkrachttolerantie mogelijk - eventueel fa-
briekssynchronisatie noodzakelijk
30
Toets Draadinvoer of toets Gascontrole indrukken
Aandrijfeenheden van de beide draadtoevoermotoren (bijv. lasbrander en
kouddraadtoevoer) ontkoppelen draadtoevoermotoren moeten onbelast zijn (PushPull-synchronisatie - nullast)
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door draaiende tandwielen en aandrijvingsonderdelen.
Raak draaiende tandwielen en onderdelen van de draadaandrijving niet aan.
Toets Draadinvoer of toets Gascontro-
6
7
8
5
le indrukken
Draadtoevoermotoren worden in onbelaste
toestand gesynchroniseerd;
tijdens de synchronisatie wordt op het rechterscherm "run" (uitvoeren) weergegeven.
Als de synchronisatie in onbelaste toestand
is voltooid, wordt op het scherm "St2" weergegeven.
Aandrijfeenheden van de beide draadtoevoermotoren (bijv. lasbrander en
kouddraadtoevoer) weer ontkoppelen draadtoevoermotoren moeten belast
zijn (PushPull-synchronisatie - gekoppeld)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor verwonding door uitstekende lasdraad en door roterende tandwielen
en aandrijfdelen.
Lasbrander van gezicht en lichaam weghouden. Roterende tandwielen en delen van de
draadaandrijving niet vastpakken.
NL
Toets Draadinvoer of toets Gascontrole indrukken
Draadtoevoermotoren worden in belaste
toestand gesynchroniseerd; tijdens de synchronisatie wordt op het rechterscherm
"run" (uitvoeren) weergegeven.
Als bij een PushPull-eenheid het synchroniseren in belaste toestand (St2) niet noodzakelijk is, worden meteen na het indrukken
van de toets voor de draadtoevoer of de toets voor de gascontrole de vooraf ingestelde waarden op het scherm weergegeven,
bijv. "PPU" en "2".
Het synchroniseren van de PushPull-eenheid is met succes afgesloten als op het
scherm de vooraf ingestelde waarden worden weergegeven, bijv. "PPU" en "2".
Toets Store tweemaal indrukken om
het Setup-menu te verlaten
31
Service-Codes PushPull-synchronisatie
Veiligheid
Weergegeven
servicecodes bij
ontkoppelde aandrijfeenheden
(nullastsynchronisatie)
WAARSCHUWING!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
► de netschakelaar in stand "O" zetten
► het apparaat van het net loskoppelen
► een duidelijk waarschuwingsbord tegen het opnieuw inschakelen aanbrengen
► met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderdelen
(bijvoorbeeld condensatoren) inderdaad zijn ontladen
VOORZICHTIG!
Een ontoereikende verbinding van de aardedraad kan ernstig lichamelijk letsel en
omvangrijke materiële schade veroorzaken.
De schroeven van het huis zijn een geschikte verbinding voor de draad voor het aarden
van het huis en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen.
Err | Eto
Oorzaak:Verkeerde meting bij PushPull-synchronisatie
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie
St1 | E 1
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen werke-
lijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St1 | E 2
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen wer-
kelijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St1 | E 3
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen werke-
lijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St1 | E 4
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen werke-
lijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
32
St1 | E 5
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen wer-
kelijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St1 | E 6
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen wer-
kelijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
NL
Weergegeven
servicecodes bij
gekoppelde aandrijfeenheden
(gekoppelde synchronisatie)
St1 | E 16
Oorzaak:De PushPull-synchronisatie is afgebroken: de snelstop is geactiveerd door
het indrukken van de brandertoets.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie
St2 | E 7
Oorzaak:PushPull-synchronisatie - nullast niet tot stand gebracht
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij minimale draadsnelheid geen werke-
lijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 9
Oorzaak:De motor van de PushPull-eenheid levert bij minimale draadsnelheid geen
werkelijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 10
Oorzaak:De motorstroom van de draadtoevoer-motor ligt bij minimale draadsnelheid
buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekoppelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Remedie:Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leidingpak-
ket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil
controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull-eenheid
controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw
wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 11
Oorzaak:De motorstroom van de PushPull-eenheid ligt bij minimale draadsnelheid bui-
ten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekoppelde
draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Remedie:Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leidingpak-
ket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil
controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull-eenheid
controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw
wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
33
St2 | E 12
Oorzaak:De motor van de draadtoevoer levert bij maximale draadsnelheid geen wer-
kelijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 13
Oorzaak:De motor van de PushPull-eenheid levert bij maximale draadsnelheid geen
werkelijke waarde van het draaigetal.
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding weer wordt getoond:
Contact opnemen met serviceverlener, verkeerde detector van de werkelijke
waarde
St2 | E 14
Oorzaak:De motorstroom van de draadtoevoer-motor ligt bij maximale draadsnelheid
buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekoppelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Remedie:Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leidingpak-
ket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil
controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull-eenheid
controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw
wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 15
Oorzaak:De motorstroom van de PushPull-eenheid ligt bij maximale draadsnelheid
buiten het toegestane gebied. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn niet gekoppelde draadtoevoer-motoren of problemen met de draadstimulans.
Remedie:Aandrijfeenheden van beide draadtoevoer-motoren aankoppelen, leidingpak-
ket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil
controleren; contactdruk op 2- of 4-rollenaandrijving van de PushPull-eenheid
controleren; nieuwe PushPull-synchronisatie; als de foutmelding opnieuw
wordt getoond: Contact opnemen met serviceverlener
St2 | E 16
Oorzaak:De PushPull-synchronisatie is afgebroken: De snelstop is geactiveerd door
het indrukken van de brandertoets
Remedie:Nieuwe PushPull-synchronisatie
34
Servicecodes met betrekking tot kouddraadtoevoer
en optie Digital Gas Control
Weergegeven
servicecodes met
betrekking tot
kouddraadtoevoer
EFd | xx.x
Oorzaak:Fout in draadstimuleringssysteem (overspanning aandrijving draadtoevoer)
Remedie:Leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op
knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2- of 4-rollenaandrijving controleren
Oorzaak:Draadtoevoermotor stokt of is defect
Remedie:Draadtoevoermotor controleren of vervangen
EFd | 8.1
Oorzaak:Fout in draadstimuleringssysteem (overspanning aandrijving draadtoevoer)
Remedie:Leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op
knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2- of 4-rollenaandrijving controleren
Oorzaak:Draadtoevoermotor stokt of is defect
Remedie:Draadtoevoermotor controleren of vervangen
EFd | 8.2
Oorzaak:Fout in draadstimuleringssysteem (overspanning aandrijving draadtoevoer)
Remedie:Leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op
knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2- of 4-rollenaandrijving controleren
NL
EFd | 9.1
Oorzaak:de externe voedingsspanning is onder de tolerantiewaarde gekomen
Remedie:externe voedingsspanning controleren
Oorzaak:Draadtoevoermotor stokt of is defect
Remedie:Draadtoevoermotor controleren of vervangen
EFd | 9.2
Oorzaak:de externe voedingsspanning heeft de tolerantiewaarde overschreden
Remedie:externe voedingsspanning controleren
EFd | 12.1
Oorzaak:Werkelijke waarde toerental van de draadtoevoermotor werkt niet
Remedie:Aangever van de werkelijke waarde en leidingen daarvan controleren en in-
dien nodig vervangen
EFd | 12.2
Oorzaak:Werkelijke waarde toerental van de motor van de PushPull-eenheid werkt niet
Remedie:Aangever van de werkelijke waarde en leidingen daarvan controleren en in-
dien nodig vervangen
35
EFd | 15.1
Draadbuffer leeg
Oorzaak:Contrahefboom van hoofd-draadtoevoer geopend
Remedie:Contrahefboom van hoofd-draadtoevoer sluiten
Servicecode met behulp van de toets Draadinvoer opheffen
Oorzaak:Slip van hoofd-draadtoevoer
Remedie:Slijtende onderdelen voor draadtoevoer controleren
Geschikte aandrijfrollen gebruiken
Draadrem zwakker instellen
Contactdruk op hoofddraadtoevoer verhogen
Servicecode door middel van de toets Draadinvoer opheffen
Oorzaak:Draadeinde bereikt
Remedie:Controleer of er voldoende draad beschikbaar is
Servicecode door middel van toets Draadinvoer opheffen
EFd | 15.2
Draadbuffer vol
Oorzaak:Contrahefboom van de PushPull-eenheid geopend
Remedie:Contrahefboom van de PushPull-eenheid sluiten
Servicecode met behulp van de toets Draadinvoer opheffen
Oorzaak:Slip van PushPull-eenheid
Remedie:Slijtende onderdelen voor draadtoevoer controleren
Geschikte aandrijfrollen gebruiken
Contactdruk op de PushPull-eenheid verhogen
Servicecode door middel van toets Draadinvoer opheffen
Oorzaak:Lichtboog ontsteekt niet wegens ontoereikende aardeverbinding
Remedie:Aardeverbinding controleren
Servicecode door middel van de toets Draadinvoer opheffen
Oorzaak:Lichtboog ontsteekt niet wegens een verkeerd ingesteld lasprogramma
Remedie:Draaddiameter en materiaalsoort kiezen die passen bij het gebruikte materi-
aal (geschikt lasprogramma kiezen)Servicecode door middel van toets
Draadinvoer opheffen
EFd | 15.3
Geen draadbuffer beschikbaar
Oorzaak:Niet werkende verbinding met draadbuffer
Remedie:Verbinding met draadbuffer controleren, stuurleiding draadbuffer controleren
36
Err | 056
Oorzaak:De optie Draadeinde-controle heeft het einde van de draadelektrode herkend
Remedie:Nieuwe draadspoel aanbrengen en draadelektrode laten inlopen;
Err | 056 door indrukken Store toets resetten
Oorzaak:Filter van extra ventilator bij VR 1500 - 11 / 12 / 30 is vuil
Luchttoevoer voor de extra ventilator is niet meer voldoende voor het koelen
van de vermogenselektronica
Thermobeveiligingsschakelaar van vermogenselektronica wordt geactiveerd
Err 70.1 ... Gassensor niet gevonden
Err 70.2 ... geen gas
Err 70.3 ... Kalibratiefout
Err 70.4 ... Magneetventiel defect
Err 70.5 ... Magneetventiel niet gevonden
Remedie:Gasvoorziening controleren
no | GAS
Oorzaak:De optie Gascontrole heeft geen gasdruk herkend
Remedie:Nieuwe gasfles aansluiten of gasflesventiel / drukverminderaar openen;
no | GAS opheffen door de toets Store in te drukken
37
Verzorging, onderhoud en recycling
AlgemeenDe kouddraadtoevoer heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale ver-
zorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om de
lasinstallatie jarenlang gebruiksklaar te houden.
WAARSCHUWING!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
► Netschakelaar in positie "Off" (Uit) zetten
► het apparaat van het net loskoppelen
► Een duidelijk waarschuwingsbord tegen het opnieuw inschakelen aanbrengen
► met behulp van een geschikte meter vaststellen dat elektrisch geladen onderdelen
(bijv. condensatoren) zijn ontladen.
Bij elke ingebruikstelling
Elke 6 maanden-Zijstukken van het apparaat demonteren en de binnenkant van het apparaat met dro-
RecyclingHet afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
-Lasbrander, verbindingsleidingpakket en aardeverbinding op beschadigingen contro-
leren
-Aandrijfrollen en draadrolkernen op beschadiging controleren
-Contactdruk van de aandrijfrollen controleren en indien nodig instellen
-Alle schroefverbindingen tussen automaat, draadtoevoer-opname en draadtoevoer
op vastzitten controleren
ge, gereduceerde perslucht schoonblazen
OPMERKING!
Risico op beschadiging van de elektronische onderdelen.
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
38
Technische gegevens
NL
KD 1500 D-11
Voedingsspanning55 V
Stroomopname 4 A
Draadsnelheid 0,1 - 11 m/min (3.94 - 433.07 ipm)
Draadaandrijving4-rollenaandrijving
Draaddiameter 0,8 - 3,2 mm (0.03 - 0.13 in.)
BeschermingsklasseIP 23
Afmetingen l x b x h400 x 300 x 205 mm
15.75 x 11.81 x 8.07 in.
Gewicht8 kg (174.64 lb)
Maximale druk beschermgas7 bar (101 psi.)
KoelmiddelOriginele Fronius-koelmiddel
Maximale druk koelmiddel6 bar (87 psi.)
39
FRONIUS INTERNATIONAL GMBH
Froniusstraße 1
A-4643 Pettenbach
AUSTRIA
contact@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the addresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.