Fronius iWave 300i - 500i Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
iWave 300i / 400i / 500i DC iWave 300i / 400i / 500i AC/DC
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0360,NL 004-23022023
Inhoudsopgave
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 10 Algemeen 10 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 11 Netaansluiting 11 Omgevingsvoorwaarden 11 Verplichtingen van de gebruiker 12 Verplichtingen van het personeel 12 Lekstroom-beveiligingsschakelaar 12 Bescherming van uzelf en derden 12 Informatie over de geluidsemissie 13 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 13 Gevaar door vonken 14 Gevaren door net- en lasstroom 14 Zwerfstromen 15 EMV-apparaatclassificaties 16 EMV-maatregelen 16 EMF-maatregelen 17 Bijzondere gevaren 17 Eisen aan het beschermgas 18 Gevaar door beschermgasflessen 18 Gevaar op uitstromend beschermgas 19 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 19 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 20 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 20 Veiligheidscontrole 21 Verwijdering 21 Veiligheidssymbolen 21 Gegevensbescherming 21 Auteursrecht 22 Beoogd gebruik 22
NL
Algemene informatie 23
Apparaatconcept 25 Werkingsprincipe 25 Toepassingsgebieden 25 Conformiteit 26 Bluetooth trademarks 27 Waarschuwingen op het apparaat 27 Opties 29 Optie OPT/i Safety Stop PL d 30
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten 31
Bedieningspaneel 33
Algemeen 33 Bedieningspaneel 33 Invoermogelijkheden 34
Display 36 Omschakelen naar volledig scherm 38
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 39
Aansluitingen en mechanische componenten 39
Voor installatie en ingebruikneming 43
Voor installatie en ingebruikneming 45
Veiligheid 45 Beoogd gebruik 45
3
Vereisten voor de installatielocatie 45 Netaansluiting 46 Generatormodus 46
Netkabel aansluiten 47
Algemeen 47 Veiligheid 47 Voorgeschreven netkabel 47 Netkabel op nc-stroombronnen aansluiten 49 Netkabel op MV-stroombronnen aansluiten 50
Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen 54
Algemeen 54 Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen 54
TIG 57
Systeemonderdelen 59
Systeemonderdelen 59 Opmerkingen betreffende het koelapparaat 59
Minimale uitrusting voor TIG-lassen 60
Minimale uitrusting voor TIG-AC-lassen 60 Minimale uitrusting voor TIG-DC-lassen 60
TIG-lasproces 61
TIG DynamicWire 61
Inbedrijfstelling 62
Veiligheid 62 Algemeen 62 Systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 63 Gasfles aansluiten 65 Sluit de lastoorts op de stroombron en het koelapparaat aan 66 Aardeverbinding met het werkstuk maken 67 Verdere activiteiten 68
TIG-bedrijfsmodi 69
Veiligheid 69 Symbolen en toelichting 69 2-taktbedrijf 70 4-taktbedrijf 70 Speciaal 4-stapsproces: Variant 1 71 Speciaal 4-stapsproces: Variant 2 72 Speciaal 4-stapsproces: Variant 3 73 Speciaal 4-stapsproces: Variant 4 74 Speciaal 4-stapsproces: Variant 5 75 Speciaal 4-stapsproces: Variant 6 76 Puntlassen 77
Veiligheid 78 TIG-lassen 78 Lasparameters voor TIG-lassen 80
Lichtboog ontsteken 86
Algemeen 86 Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie(HF-ontsteken) 86 Ontsteken door aanraking 87 Lichtboog ontsteken door hoogfrequent aanraken(Touch-HF) 88 Overbelasting van de elektrode 89 Laseinde 89
Speciale TIG-functies 90
Functie ontsteektime-out 90 TIG-pulsen 90 Hechtfunctie 91 CycleTIG 92
Procesparameter TIG 93
TIG-procesparameter 93 Procesparameters voor TIG Puls 93
4
Procesparameters voor TIG AC 95 Algemene TIG-procesparameter 97 Procesparameter voor ontstekings- en bedrijfsmodus 98 CycleTIG 102 Draadtoevoerinstelling 103 TIG Gas-instellingen 104 R/L-synchronisatie uitvoeren 105
Staafelektrode, CEL, gutstoortsen 107
Minimale uitrusting voor elektrodelassen en CEL-lassen en voor gutsen 109
Minimale uitrusting voor elektrodelassen en CEL-lassen 109 Minimale uitrusting voor gutsen 109
Voorbereiding 110
Veiligheid 111 Elektrodelassen 111 Lasparameters voor elektrodelassen en CEL-lassen 114
Startstroom > 100 % (Hotstart) 116 Startstroom < 100 % (Soft-Start) 116 Functie Anti-stick 117
Procesparameter elektrodelassen / CEL 118
Elektrodelassen/CEL-procesparameter 118 Procesparameter voor elektrolassen 118 Procesparameter voor CEL 121
Gutsen (iWave 500 DC en iWave 500 AC/DC) 123
Korte beschrijving van gutsen (Arc Air Gouging) 123 Veiligheid 123 Voorbereiding 123 Gutsen 124
NL
MultiProzess PRO - MIG/MAG 127
Algemeen 129 Systeemonderdelen 129
Minimale uitrusting voor MIG/MAG-lassen 131
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen 132 MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen 132 PMC-proces 132 LSC-proces 132 Synchropuls-lassen 132 CMT-proces 132 CMT Cycle Step lasproces 133
MIG/MAG Welding Packages 134
Algemeen 134 Welding Packages 134
MIG/MAG-laskarakteristieken 135
Laskarakteristieken 135
Algemeen 139 Symbolen en toelichting 139 2-stapsproces 140 4-stapsproces 140 Speciaal 4-stapsproces 141 Speciaal 2-stapsproces 141 Puntlassen 142
Veiligheid 143
5
Correcte plaatsing van het verbindingsslangenpakket 143 Uitgangssituatie 144 MIG/MAG-systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 145
MIG/MAG- en CMT-lassen 147
Veiligheid 147 Lasprocedure en bedrijfsmodus instellen 147 Extra materiaal en beschermgas selecteren 148 Lasparameter instellen 149 De hoeveelheid beschermgas instellen 150 MIG/MAG- of CMT-lassen 151
Lasparameter voor MIG/MAG puls-synergisch-lassen, voor CMT-lassen en voor PMC-las­sen Lasparameters voor MIG/MAG standaard synergisch lassen en LSC-lassen 153 Lasparameters voor MIG/MAG standaard handmatig lassen 154 Verklaring van de voetnoten 154
Puntlassen 155
Puntlassen 155
Procesparameter MIG/MAG 158
MIG/MAG-procesparameter 158 Procesparameters voor lasstart / laseinde 158 Procesparameters voor Gas-Setup 160 Procesparameters voor procesregeling 161 Inbrandstabilisator 161 Lichtbooglengtestabilisator 163 Combinatie van inbrandstabilisator en lichtbooglengtestabilisator 165 Procesparameters voor Synchropuls 166 Procesparameters voor procesmix 168 Procesparameters voor CMT Cycle Step 171 Procesparameters voor puntlassen 171 R/L-synchronisatie 171
152
Job-modus 173
Algemeen 175 EasyJob-modus activeren 175 EasyJob-werkpunten opslaan 175 EasyJob-werkpunten opvragen 176 EasyJob-werkpunten wissen 176
Algemeen 177 Instellingen als Job opslaan 177 Job lassen - Jobs oproepen 178 Job optimaliseren 179 Jobnaam veranderen 180 Job wissen 181 Job laden 182
Procesparameter job 183
JOB-procesparameter 183 Procesparameters voor job optimaliseren 183 Correctiegrenzen voor een job instellen 188 Voorkeur voor 'Opslaan als' 189
Procesparameter 191
Overzicht 193
Procesparameter Componenten en monitoring 194
Procesparameter Componenten en monitoring 194 Procesparameters voor componenten 194 Lasbranderslangenpakket leegmaken/vullen 197 Systeem uitbalanceren 198
6
Lichtboogbreukmonitoring 199 Contactbuis vastzitten draad 199 Draad zit vast aan werkstuk 200 Koppeling lascircuit 200 Draaduiteindemonitoring 201 Gasmonitoring 202 Motorkrachtmonitoring 203
Voorinstellingen 205
Algemeen 207 Overzicht 207
Voorkeuren - Weergave 208
Voorkeuren voor weergave 208 Taal instellen 208 Eenheden / normen instellen 208 Datum en tijd instellen 208 Systeemgegevens oproepen 209 Karakteristiek weergeven 211 Setup parameterweergave 212 Parameterweergave iJob 213
Voorkeuren - Systeem 214
Voorkeuren systeem 214 Apparaatgegevens oproepen 214 Fabrieksinstellingen terugzetten 214 Wachtwoord websites wijzigen 215 Setup bedrijfsmodus 215 Netwerkparameters handmatig instellen 217 WLAN instellen 218 Setup Bluetooth 218 Configuratie stroombron 221 Setup toevoer 221 Setup interface 221 Setup TWIN 222
Voorkeuren - Documentatie 223
Voorkeuren documentatie 223 Bemonsteringsfrequentie instellen 223 Logboek bekijken 223 Grenswaardemonitoring in-/uitschakelen 224
Voorkeuren - Beheer 225
Voorkeuren beheer 225
Gebruikersbeheer 226
Algemeen 226 Begripsverklaringen 226 Rollen en gebruikers 226 Overzicht gebruikersbeheer 227
Aanbeveling voor het aanleggen van rollen en gebruikers 228 Administrator-sleutel aanleggen 229 Rollen aanmaken 229 Rollen kopiëren 230
Gebruiker aanmaken 231 Gebruiker kopiëren 231
Rollen / gebruikers bewerken, gebruikersbeheer deactiveren 233
Rollen bewerken 233 Rollen wissen 233 Gebruiker bewerken 233 Gebruiker wissen 234 Gebruikersbeheer deactiveren 234 NFC-Key van administrator verloren? 235
NL
7
CENTRUM - Centraal gebruikersbeheer 236
CENTRUM-server activeren 236
SmartManager - De website van de stroombron 237
SmartManager - De website van de stroombron 239
Algemeen 239 SmartManager van de stroombron oproepen en aanmelden 239 Help-functies, indien aanmelden niet lukt 240 Wachtwoord wijzigen / afmelden 240 Instellingen 241 Taal selecteren 241 Statusweergave 242 Fronius 242
Actuele systeemgegevens 243
Documentatie, logboek 244
Documentatie 244
Jobgegevens 246
Jobgegevens 246 Joboverzicht 246 Job bewerken 246 Job importeren 247 Job exporteren 247 Job(s) exporteren als ... 247
Stroombronnen instellingen 249
Procesparameter 249 Naam en locatie 249
Algemeen 250 Beveiligen en herstellen 250 Automatische beveiliging 251
Algemeen 252 Gebruiker 252 Gebruikersrollen 252 Exporteren en importeren 253 CENTRUM 253
Overzicht 254 Alle groepen vergroten / Alle groepen verkleinen 254 Opslaan als XML-bestand 254
Update 255
Update 255 Updatebestand zoeken (Update uitvoeren) 255 Fronius WeldConnect 256
Functiepakketten 257 Welding Packages 257 Opties 257 Functiepakket toevoegen 257
Screenshot 258
Storingen opheffen en onderhoud 259
Storingsdiagnose en storingen opheffen 261
Algemeen 261 Veiligheid 261 Fouten in de stroombron vaststellen 261
Verzorging, onderhoud en recycling 265
Algemeen 265 Veiligheid 265
8
Bij elke ingebruikneming 265 Elke 2 maanden 265 Elke 6 maanden 265 Firmware updaten 265 Recycling 266
Annex 267
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 269
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 269 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 269 Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 269
Verklaring van het begrip 'inschakelduur' 270 Speciale spanning 270 iWave 300i DC 271 iWave 300i DC /nc 273 iWave 300i DC /MV/nc 275 iWave 400i DC 277 iWave 400i DC /nc 279 iWave 400i DC /MV/nc 281 iWave 500i DC 283 iWave 500i DC /nc 285 iWave 500i DC /MV/nc 287 iWave 300i AC/DC 289 iWave 300i AC/DC /nc 291 iWave 300i AC/DC /MV/nc 293 iWave 400i AC/DC 295 iWave 400i AC/DC /nc 297 iWave 400i AC/DC /MV/nc 299 iWave 500i AC/DC 301 iWave 500i AC/DC /nc 303 iWave 500i AC/DC /MV/nc 305 Radioparameters 307 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 307
NL
9
Veiligheidsvoorschriften
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
10
Het gaat om uw eigen veiligheid!
NL
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Omgevingsvoor­waarden
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
11
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Verplichtingen van de gebruiker
Verplichtingen van het perso­neel
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Lekstroom-be­veiligingsscha­kelaar
Bescherming van uzelf en derden
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen. Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
12
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
NL
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoe­ren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zo­als de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-ei­genschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
13
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
14
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
NL
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
15
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïso­leerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatrege­len
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
16
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
NL
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
17
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
18
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
NL
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat sta­biel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aange­duide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rond­om aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en trans­port.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. De­monteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondi­ge visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
19
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
20
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
NL
Veiligheidscon­trole
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
21
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
Beoogd gebruik Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het
bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje en voor de in de gebruiks­aanwijzing vermelde laswerkzaamheden bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren Het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van accu's of oplaadbare batterijen
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
22
Algemene informatie
23
24
Algemeen
NL
Apparaatcon­cept
Werkingsprinci­pe
De stroombronnen iWave 300i / 400i / 500i DC en iWave 300i / 400i / 500i AC/DC zijn volledig gedigitaliseerde microprocessorgestuurde omvormer­stroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvou­dige mogelijkheid tot systeemuitbrei­ding zorgen voor grote flexibiliteit. De apparaten zijn aan alle omstandighe­den aan te passen.
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaal­processor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderin­gen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
Toepassingsge­bieden
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces
-
een precieze reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
De apparaten worden gebruikt in de handel en industrie voor handmatige en ge­automatiseerde TIG- en MIG/MAG-toepassingen voor het lassen van ongele­geerd en laaggelegeerd staal, hooggelegeerd chroom-nikkelstaal, aluminium, alu­miniumlegeringen en magnesium. De stroombronnen zijn ontworpen voor:
Auto- en aanverwante sector,
-
Machine- en spoorrijtuig-bouw,
-
Chemie-apparatenbouw,
-
Apparatenbouw,
-
Scheepsbouw,
-
enz.
-
25
Conformiteit FCC
Dit apparaat voldoet aan de grenswaarden voor een digitaal apparaat uit EMV­emissieklasse A, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden moeten een passende bescherming bieden tegen schadelijke storingen wanneer het ap­paraat binnen een bedrijfssetting wordt gebruikt. Dit apparaat genereert en ge­bruikt hoogfrequente energie en kan schadelijke interferentie in de radiocommu­nicatie veroorzaken als het niet in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing geïnstalleerd en gebruikt wordt. Het gebruik van dit apparaat in woongebieden zal waarschijnlijk schadelijke sto­ringen veroorzaken; in dit geval is de gebruiker verplicht de storingen op eigen kosten te verhelpen.
FCC-ID: QKWSPBMCU2
Industry Canada RSS
Dit apparaat voldoet aan de vergunningvrije Industry Canada RSS-normen. Het gebruik moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
(1) Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken. (2) Het apparaat moet alle ontvangen storingsinvloeden kunnen weerstaan,
IC: 12270A-SPBMCU2
inclusief storingsinvloeden die een belemmering van de werking tot gevolg zouden kunnen hebben.
EU Overeenstemming met Richtlijn 2014/53 / EU - Richtlijn radioapparatuur (ROOD)
De voor deze zender gebruikte antennes moeten zodanig worden geïnstalleerd dat een minimale afstand van 20 cm tot alle personen wordt aangehouden. De antennes mogen niet worden geplaatst of gebruikt bij of in combinatie met een andere antenne of zender. OEM-integrators en eindgebruikers moeten bekend zijn met de bedrijfsomstandigheden van de zender om te voldoen aan de richtlij­nen voor blootstelling aan radiofrequenties.
ANATEL / Brazilië
Dit apparaat wordt secundair gebruikt. Het apparaat heeft geen recht op be­scherming tegen schadelijke interferentie, zelfs niet van apparaten van hetzelfde type. Het apparaat kan geen interferentie veroorzaken in primair gebruikte systemen. Dit apparaat voldoet aan de door ANATEL vastgestelde grenswaarden voor de specifieke absorptiesnelheid met betrekking tot blootstelling aan elektrische, magnetische en elektromagnetische hoogfrequentievelden.
IFETEL / Mexico
De gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
(1) Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken. (2) Het apparaat moet alle interferentie accepteren, inclusief interferentie die
een ongewenste werking kan veroorzaken.
26
NCC / Taiwan
In overeenstemming met de NCC-voorschriften voor radiostralingsmotoren met laag vermogen:
Artikel 12 Een gecertificeerde radiostralingsmotor met laag vermogen mag zonder goed-
keuring de frequentie niet wijzigen, het vermogen niet verhogen en de kenmerken en functies van het oorspronkelijke ontwerp niet veranderen.
Artikel 14 Het gebruik van radiostralingsmotoren met laag vermogen mag de vliegveiligheid en de wettelijke communicatie niet in gevaar brengen. Een geconstateerde interferentie moet onmiddellijk worden gedeactiveerd en ge­corrigeerd tot er geen interferentie meer is. De wettelijke mededeling in de vorige alinea heeft betrekking op radiocommuni­catie die wordt geëxploiteerd overeenkomstig de bepalingen van de Telecommu­nicatiewet. Radiostralingsmotoren met laag vermogen moeten bestand zijn tegen interferentie van wettelijke communicatie of radiologische, stralingselektrische apparaten voor industriële, wetenschappelijke en medische toepassingen.
Thailand
NL
Bluetooth trade­marks
Waarschuwingen op het apparaat
Het woordmerk Bluetooth® en de Bluetooth®-logo's zijn gedeponeerde handels­merken van Bluetooth SIG, Inc. en worden onder licentie gebruikt door de fabri­kant. Andere merken en handelsnamen zijn eigendom van de desbetreffende rechthebbende.
Op stroombronnen met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in Noord­Amerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een ver­keerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
27
Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
28
Opties
WP TIG DynamicWire
De Welding Package maakt het TIG DynamicWire-proces mogelijk.
OPT/i TIG-gasregelaar
Optie OPT/i TIG 4 Switch SpeedNet , als er meer dan één extra SpeedNet-aansluiting vereist is.
OPT/i TIG-gasstroomsensor
Externe OPT/i TIG-sensor
OPT/i TIG PowerConnector
2. Stroombus aan achterkant van stroombron
OPT/i TIG Gas-omschakeling
OPT/i TIG 2nd SpeedNet
tweede SpeedNet-aansluiting
OPT/i TIG DC MultiProzess PRO
OPT/i TIG AC MultiProzess PRO
OPT/i TIG 2nd NT242
Bij gebruik van een CU 1400-koelapparaat moet de optie OPT / i TIG 2nd NT242 in de stroombronnen worden gemonteerd.
NL
OPT/i TIG NT601
OPT/i TPS-stoffilter
BELANGRIJK! Het gebruik van het optionele OPT/i TPS-stoffilter op de iWave-
stroombronnen gaat gepaard met een vermindering van de inschakelduur!
OPT/i CycleTIG
uitgebreid TIG-intervallassen
OPT/i Synergic Lines * Optie om alle beschikbare speciale kenmerken van de TPSi-stroombronnen te activeren; speciale kenmerken die in de toekomst worden gecreëerd, zullen ook automa­tisch worden geactiveerd.
OPT/i GUN Trigger * Optie voor speciale functies in combinatie met de brandertoets
OPT/i Jobs
Optie voor job-bedrijf
OPT/i Documentation
Optie voor de documentatiefunctie
OPT/i Puls Pro
OPT/i Interface Designer *
Optie voor individuele interfaceconfiguratie
OPT/i WebJobEdit
Optie voor het bewerken van jobs via de SmartManager van de stroombron
OPT/i Limit Monitoring
Optie om vooraf grenswaarden in te stellen voor lasstroom, lasspanning en draadsnelheid
29
OPT/i Custom NFC - ISO 14443A
Optie om klantspecifieke frequentieband voor key-kaarten te gebruiken
OPT/i CMT Cycle Step * Optie voor instelbaar, cyclisch CMT-lasproces
OPT/i OPC-UA
gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface
OPT/i MQTT
gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface
OPT/i SpeedNet Repeater
Signaalversterker, indien verbindingsslangenpakketten of verbindingen van de stroombron naar de draadtoevoer meer dan 50 m bedragen
Gutstoorts KRIS 13
Elektrodenhouder met persluchtaansluiting voor gutstoortsen
OPT/i Wire Sense * Naadzoeken / randdetectie door middel van draadelektrode voor geautomati­seerde toepassingen uitsluitend in combinatie met CMT-hardware
OPT/i Synchropulse 10 Hz *
voor het verhogen van de Synchropuls-frequentie van 3 Hz naar 10 Hz
Optie OPT/i Sa­fety Stop PL d
* MIG/MAG-opties - alleen in combinatie met de opties OPT/i TIG DC Mul-
tiProzess PRO of OPT/i TIG AC MultiProzess PRO
BELANGRIJK! De veiligheidsfunctie OPT/i Safety Stop PL d werd volgens EN
ISO 13849-1:2008 + AC:2009 als categorie 3 ontwikkeld. Hiervoor is een tweekanaalstoevoer van het ingangssignaal nodig. Een overbrugging van de twee kanalen (bijv. door middel van een kortsluitbeugel) is niet toegestaan en leidt tot verlies van de PL d.
Functiebeschrijving
De optie OPT/i Safety Stop PL d zorgt voor een veiligheidsstop van de stroom­bron volgens PL d met gecontroleerd laseinde in minder dan een seconde. Telkens wanneer de stroombron wordt ingeschakeld, voert de veiligheidsfunctie Safety Stop PL d een zelftest uit.
BELANGRIJK! Deze zelftest moet minimaal een keer per jaar worden uitgevoerd om de werking van de veiligheidsuitschakeling te controleren.
Als de spanning op minimaal een van de 2 ingangen daalt, stopt Safety Stop PL d het lopende lasproces en worden de draadtoevoermotor en de lasspanning uitge­schakeld. De stroombron genereert een foutcode. De communicatie via de robotinterface of het bussysteem blijft gehandhaafd. Om het lassysteem opnieuw te starten, moet de spanning opnieuw worden inge­schakeld. Een fout moet worden bevestigd via de brandertoets, het display of de interface en het aanvangen van het lassen moet opnieuw worden uitgevoerd.
30
Een niet-gelijktijdige uitschakeling van de twee ingangen (> 750 ms) wordt door het systeem weergegeven als een kritieke, niet-bekende fout. De stroombron blijft permanent uitgeschakeld. Een reset wordt uitgevoerd door de stroombron uit/in te schakelen.
Loading...
+ 278 hidden pages