Fronius iWave 300i - 500i Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
iWave 300i / 400i / 500i DC iWave 300i / 400i / 500i AC/DC
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0360,NL 004-23022023
Inhoudsopgave
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 10 Algemeen 10 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 11 Netaansluiting 11 Omgevingsvoorwaarden 11 Verplichtingen van de gebruiker 12 Verplichtingen van het personeel 12 Lekstroom-beveiligingsschakelaar 12 Bescherming van uzelf en derden 12 Informatie over de geluidsemissie 13 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 13 Gevaar door vonken 14 Gevaren door net- en lasstroom 14 Zwerfstromen 15 EMV-apparaatclassificaties 16 EMV-maatregelen 16 EMF-maatregelen 17 Bijzondere gevaren 17 Eisen aan het beschermgas 18 Gevaar door beschermgasflessen 18 Gevaar op uitstromend beschermgas 19 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 19 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 20 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 20 Veiligheidscontrole 21 Verwijdering 21 Veiligheidssymbolen 21 Gegevensbescherming 21 Auteursrecht 22 Beoogd gebruik 22
NL
Algemene informatie 23
Apparaatconcept 25 Werkingsprincipe 25 Toepassingsgebieden 25 Conformiteit 26 Bluetooth trademarks 27 Waarschuwingen op het apparaat 27 Opties 29 Optie OPT/i Safety Stop PL d 30
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten 31
Bedieningspaneel 33
Algemeen 33 Bedieningspaneel 33 Invoermogelijkheden 34
Display 36 Omschakelen naar volledig scherm 38
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 39
Aansluitingen en mechanische componenten 39
Voor installatie en ingebruikneming 43
Voor installatie en ingebruikneming 45
Veiligheid 45 Beoogd gebruik 45
3
Vereisten voor de installatielocatie 45 Netaansluiting 46 Generatormodus 46
Netkabel aansluiten 47
Algemeen 47 Veiligheid 47 Voorgeschreven netkabel 47 Netkabel op nc-stroombronnen aansluiten 49 Netkabel op MV-stroombronnen aansluiten 50
Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen 54
Algemeen 54 Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen 54
TIG 57
Systeemonderdelen 59
Systeemonderdelen 59 Opmerkingen betreffende het koelapparaat 59
Minimale uitrusting voor TIG-lassen 60
Minimale uitrusting voor TIG-AC-lassen 60 Minimale uitrusting voor TIG-DC-lassen 60
TIG-lasproces 61
TIG DynamicWire 61
Inbedrijfstelling 62
Veiligheid 62 Algemeen 62 Systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 63 Gasfles aansluiten 65 Sluit de lastoorts op de stroombron en het koelapparaat aan 66 Aardeverbinding met het werkstuk maken 67 Verdere activiteiten 68
TIG-bedrijfsmodi 69
Veiligheid 69 Symbolen en toelichting 69 2-taktbedrijf 70 4-taktbedrijf 70 Speciaal 4-stapsproces: Variant 1 71 Speciaal 4-stapsproces: Variant 2 72 Speciaal 4-stapsproces: Variant 3 73 Speciaal 4-stapsproces: Variant 4 74 Speciaal 4-stapsproces: Variant 5 75 Speciaal 4-stapsproces: Variant 6 76 Puntlassen 77
Veiligheid 78 TIG-lassen 78 Lasparameters voor TIG-lassen 80
Lichtboog ontsteken 86
Algemeen 86 Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie(HF-ontsteken) 86 Ontsteken door aanraking 87 Lichtboog ontsteken door hoogfrequent aanraken(Touch-HF) 88 Overbelasting van de elektrode 89 Laseinde 89
Speciale TIG-functies 90
Functie ontsteektime-out 90 TIG-pulsen 90 Hechtfunctie 91 CycleTIG 92
Procesparameter TIG 93
TIG-procesparameter 93 Procesparameters voor TIG Puls 93
4
Procesparameters voor TIG AC 95 Algemene TIG-procesparameter 97 Procesparameter voor ontstekings- en bedrijfsmodus 98 CycleTIG 102 Draadtoevoerinstelling 103 TIG Gas-instellingen 104 R/L-synchronisatie uitvoeren 105
Staafelektrode, CEL, gutstoortsen 107
Minimale uitrusting voor elektrodelassen en CEL-lassen en voor gutsen 109
Minimale uitrusting voor elektrodelassen en CEL-lassen 109 Minimale uitrusting voor gutsen 109
Voorbereiding 110
Veiligheid 111 Elektrodelassen 111 Lasparameters voor elektrodelassen en CEL-lassen 114
Startstroom > 100 % (Hotstart) 116 Startstroom < 100 % (Soft-Start) 116 Functie Anti-stick 117
Procesparameter elektrodelassen / CEL 118
Elektrodelassen/CEL-procesparameter 118 Procesparameter voor elektrolassen 118 Procesparameter voor CEL 121
Gutsen (iWave 500 DC en iWave 500 AC/DC) 123
Korte beschrijving van gutsen (Arc Air Gouging) 123 Veiligheid 123 Voorbereiding 123 Gutsen 124
NL
MultiProzess PRO - MIG/MAG 127
Algemeen 129 Systeemonderdelen 129
Minimale uitrusting voor MIG/MAG-lassen 131
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen 132 MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen 132 PMC-proces 132 LSC-proces 132 Synchropuls-lassen 132 CMT-proces 132 CMT Cycle Step lasproces 133
MIG/MAG Welding Packages 134
Algemeen 134 Welding Packages 134
MIG/MAG-laskarakteristieken 135
Laskarakteristieken 135
Algemeen 139 Symbolen en toelichting 139 2-stapsproces 140 4-stapsproces 140 Speciaal 4-stapsproces 141 Speciaal 2-stapsproces 141 Puntlassen 142
Veiligheid 143
5
Correcte plaatsing van het verbindingsslangenpakket 143 Uitgangssituatie 144 MIG/MAG-systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 145
MIG/MAG- en CMT-lassen 147
Veiligheid 147 Lasprocedure en bedrijfsmodus instellen 147 Extra materiaal en beschermgas selecteren 148 Lasparameter instellen 149 De hoeveelheid beschermgas instellen 150 MIG/MAG- of CMT-lassen 151
Lasparameter voor MIG/MAG puls-synergisch-lassen, voor CMT-lassen en voor PMC-las­sen Lasparameters voor MIG/MAG standaard synergisch lassen en LSC-lassen 153 Lasparameters voor MIG/MAG standaard handmatig lassen 154 Verklaring van de voetnoten 154
Puntlassen 155
Puntlassen 155
Procesparameter MIG/MAG 158
MIG/MAG-procesparameter 158 Procesparameters voor lasstart / laseinde 158 Procesparameters voor Gas-Setup 160 Procesparameters voor procesregeling 161 Inbrandstabilisator 161 Lichtbooglengtestabilisator 163 Combinatie van inbrandstabilisator en lichtbooglengtestabilisator 165 Procesparameters voor Synchropuls 166 Procesparameters voor procesmix 168 Procesparameters voor CMT Cycle Step 171 Procesparameters voor puntlassen 171 R/L-synchronisatie 171
152
Job-modus 173
Algemeen 175 EasyJob-modus activeren 175 EasyJob-werkpunten opslaan 175 EasyJob-werkpunten opvragen 176 EasyJob-werkpunten wissen 176
Algemeen 177 Instellingen als Job opslaan 177 Job lassen - Jobs oproepen 178 Job optimaliseren 179 Jobnaam veranderen 180 Job wissen 181 Job laden 182
Procesparameter job 183
JOB-procesparameter 183 Procesparameters voor job optimaliseren 183 Correctiegrenzen voor een job instellen 188 Voorkeur voor 'Opslaan als' 189
Procesparameter 191
Overzicht 193
Procesparameter Componenten en monitoring 194
Procesparameter Componenten en monitoring 194 Procesparameters voor componenten 194 Lasbranderslangenpakket leegmaken/vullen 197 Systeem uitbalanceren 198
6
Lichtboogbreukmonitoring 199 Contactbuis vastzitten draad 199 Draad zit vast aan werkstuk 200 Koppeling lascircuit 200 Draaduiteindemonitoring 201 Gasmonitoring 202 Motorkrachtmonitoring 203
Voorinstellingen 205
Algemeen 207 Overzicht 207
Voorkeuren - Weergave 208
Voorkeuren voor weergave 208 Taal instellen 208 Eenheden / normen instellen 208 Datum en tijd instellen 208 Systeemgegevens oproepen 209 Karakteristiek weergeven 211 Setup parameterweergave 212 Parameterweergave iJob 213
Voorkeuren - Systeem 214
Voorkeuren systeem 214 Apparaatgegevens oproepen 214 Fabrieksinstellingen terugzetten 214 Wachtwoord websites wijzigen 215 Setup bedrijfsmodus 215 Netwerkparameters handmatig instellen 217 WLAN instellen 218 Setup Bluetooth 218 Configuratie stroombron 221 Setup toevoer 221 Setup interface 221 Setup TWIN 222
Voorkeuren - Documentatie 223
Voorkeuren documentatie 223 Bemonsteringsfrequentie instellen 223 Logboek bekijken 223 Grenswaardemonitoring in-/uitschakelen 224
Voorkeuren - Beheer 225
Voorkeuren beheer 225
Gebruikersbeheer 226
Algemeen 226 Begripsverklaringen 226 Rollen en gebruikers 226 Overzicht gebruikersbeheer 227
Aanbeveling voor het aanleggen van rollen en gebruikers 228 Administrator-sleutel aanleggen 229 Rollen aanmaken 229 Rollen kopiëren 230
Gebruiker aanmaken 231 Gebruiker kopiëren 231
Rollen / gebruikers bewerken, gebruikersbeheer deactiveren 233
Rollen bewerken 233 Rollen wissen 233 Gebruiker bewerken 233 Gebruiker wissen 234 Gebruikersbeheer deactiveren 234 NFC-Key van administrator verloren? 235
NL
7
CENTRUM - Centraal gebruikersbeheer 236
CENTRUM-server activeren 236
SmartManager - De website van de stroombron 237
SmartManager - De website van de stroombron 239
Algemeen 239 SmartManager van de stroombron oproepen en aanmelden 239 Help-functies, indien aanmelden niet lukt 240 Wachtwoord wijzigen / afmelden 240 Instellingen 241 Taal selecteren 241 Statusweergave 242 Fronius 242
Actuele systeemgegevens 243
Documentatie, logboek 244
Documentatie 244
Jobgegevens 246
Jobgegevens 246 Joboverzicht 246 Job bewerken 246 Job importeren 247 Job exporteren 247 Job(s) exporteren als ... 247
Stroombronnen instellingen 249
Procesparameter 249 Naam en locatie 249
Algemeen 250 Beveiligen en herstellen 250 Automatische beveiliging 251
Algemeen 252 Gebruiker 252 Gebruikersrollen 252 Exporteren en importeren 253 CENTRUM 253
Overzicht 254 Alle groepen vergroten / Alle groepen verkleinen 254 Opslaan als XML-bestand 254
Update 255
Update 255 Updatebestand zoeken (Update uitvoeren) 255 Fronius WeldConnect 256
Functiepakketten 257 Welding Packages 257 Opties 257 Functiepakket toevoegen 257
Screenshot 258
Storingen opheffen en onderhoud 259
Storingsdiagnose en storingen opheffen 261
Algemeen 261 Veiligheid 261 Fouten in de stroombron vaststellen 261
Verzorging, onderhoud en recycling 265
Algemeen 265 Veiligheid 265
8
Bij elke ingebruikneming 265 Elke 2 maanden 265 Elke 6 maanden 265 Firmware updaten 265 Recycling 266
Annex 267
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 269
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 269 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 269 Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 269
Verklaring van het begrip 'inschakelduur' 270 Speciale spanning 270 iWave 300i DC 271 iWave 300i DC /nc 273 iWave 300i DC /MV/nc 275 iWave 400i DC 277 iWave 400i DC /nc 279 iWave 400i DC /MV/nc 281 iWave 500i DC 283 iWave 500i DC /nc 285 iWave 500i DC /MV/nc 287 iWave 300i AC/DC 289 iWave 300i AC/DC /nc 291 iWave 300i AC/DC /MV/nc 293 iWave 400i AC/DC 295 iWave 400i AC/DC /nc 297 iWave 400i AC/DC /MV/nc 299 iWave 500i AC/DC 301 iWave 500i AC/DC /nc 303 iWave 500i AC/DC /MV/nc 305 Radioparameters 307 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 307
NL
9
Veiligheidsvoorschriften
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
10
Het gaat om uw eigen veiligheid!
NL
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Omgevingsvoor­waarden
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
11
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Verplichtingen van de gebruiker
Verplichtingen van het perso­neel
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Lekstroom-be­veiligingsscha­kelaar
Bescherming van uzelf en derden
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen. Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
12
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
NL
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoe­ren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zo­als de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-ei­genschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
13
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
14
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
NL
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
15
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïso­leerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatrege­len
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
16
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
NL
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
17
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
18
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
NL
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat sta­biel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aange­duide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rond­om aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en trans­port.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. De­monteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondi­ge visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
19
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
20
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
NL
Veiligheidscon­trole
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
21
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
Beoogd gebruik Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het
bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje en voor de in de gebruiks­aanwijzing vermelde laswerkzaamheden bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren Het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van accu's of oplaadbare batterijen
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
22
Algemene informatie
23
24
Algemeen
NL
Apparaatcon­cept
Werkingsprinci­pe
De stroombronnen iWave 300i / 400i / 500i DC en iWave 300i / 400i / 500i AC/DC zijn volledig gedigitaliseerde microprocessorgestuurde omvormer­stroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvou­dige mogelijkheid tot systeemuitbrei­ding zorgen voor grote flexibiliteit. De apparaten zijn aan alle omstandighe­den aan te passen.
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaal­processor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderin­gen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
Toepassingsge­bieden
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces
-
een precieze reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
De apparaten worden gebruikt in de handel en industrie voor handmatige en ge­automatiseerde TIG- en MIG/MAG-toepassingen voor het lassen van ongele­geerd en laaggelegeerd staal, hooggelegeerd chroom-nikkelstaal, aluminium, alu­miniumlegeringen en magnesium. De stroombronnen zijn ontworpen voor:
Auto- en aanverwante sector,
-
Machine- en spoorrijtuig-bouw,
-
Chemie-apparatenbouw,
-
Apparatenbouw,
-
Scheepsbouw,
-
enz.
-
25
Conformiteit FCC
Dit apparaat voldoet aan de grenswaarden voor een digitaal apparaat uit EMV­emissieklasse A, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden moeten een passende bescherming bieden tegen schadelijke storingen wanneer het ap­paraat binnen een bedrijfssetting wordt gebruikt. Dit apparaat genereert en ge­bruikt hoogfrequente energie en kan schadelijke interferentie in de radiocommu­nicatie veroorzaken als het niet in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing geïnstalleerd en gebruikt wordt. Het gebruik van dit apparaat in woongebieden zal waarschijnlijk schadelijke sto­ringen veroorzaken; in dit geval is de gebruiker verplicht de storingen op eigen kosten te verhelpen.
FCC-ID: QKWSPBMCU2
Industry Canada RSS
Dit apparaat voldoet aan de vergunningvrije Industry Canada RSS-normen. Het gebruik moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
(1) Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken. (2) Het apparaat moet alle ontvangen storingsinvloeden kunnen weerstaan,
IC: 12270A-SPBMCU2
inclusief storingsinvloeden die een belemmering van de werking tot gevolg zouden kunnen hebben.
EU Overeenstemming met Richtlijn 2014/53 / EU - Richtlijn radioapparatuur (ROOD)
De voor deze zender gebruikte antennes moeten zodanig worden geïnstalleerd dat een minimale afstand van 20 cm tot alle personen wordt aangehouden. De antennes mogen niet worden geplaatst of gebruikt bij of in combinatie met een andere antenne of zender. OEM-integrators en eindgebruikers moeten bekend zijn met de bedrijfsomstandigheden van de zender om te voldoen aan de richtlij­nen voor blootstelling aan radiofrequenties.
ANATEL / Brazilië
Dit apparaat wordt secundair gebruikt. Het apparaat heeft geen recht op be­scherming tegen schadelijke interferentie, zelfs niet van apparaten van hetzelfde type. Het apparaat kan geen interferentie veroorzaken in primair gebruikte systemen. Dit apparaat voldoet aan de door ANATEL vastgestelde grenswaarden voor de specifieke absorptiesnelheid met betrekking tot blootstelling aan elektrische, magnetische en elektromagnetische hoogfrequentievelden.
IFETEL / Mexico
De gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
(1) Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken. (2) Het apparaat moet alle interferentie accepteren, inclusief interferentie die
een ongewenste werking kan veroorzaken.
26
NCC / Taiwan
In overeenstemming met de NCC-voorschriften voor radiostralingsmotoren met laag vermogen:
Artikel 12 Een gecertificeerde radiostralingsmotor met laag vermogen mag zonder goed-
keuring de frequentie niet wijzigen, het vermogen niet verhogen en de kenmerken en functies van het oorspronkelijke ontwerp niet veranderen.
Artikel 14 Het gebruik van radiostralingsmotoren met laag vermogen mag de vliegveiligheid en de wettelijke communicatie niet in gevaar brengen. Een geconstateerde interferentie moet onmiddellijk worden gedeactiveerd en ge­corrigeerd tot er geen interferentie meer is. De wettelijke mededeling in de vorige alinea heeft betrekking op radiocommuni­catie die wordt geëxploiteerd overeenkomstig de bepalingen van de Telecommu­nicatiewet. Radiostralingsmotoren met laag vermogen moeten bestand zijn tegen interferentie van wettelijke communicatie of radiologische, stralingselektrische apparaten voor industriële, wetenschappelijke en medische toepassingen.
Thailand
NL
Bluetooth trade­marks
Waarschuwingen op het apparaat
Het woordmerk Bluetooth® en de Bluetooth®-logo's zijn gedeponeerde handels­merken van Bluetooth SIG, Inc. en worden onder licentie gebruikt door de fabri­kant. Andere merken en handelsnamen zijn eigendom van de desbetreffende rechthebbende.
Op stroombronnen met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in Noord­Amerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een ver­keerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
27
Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
28
Opties
WP TIG DynamicWire
De Welding Package maakt het TIG DynamicWire-proces mogelijk.
OPT/i TIG-gasregelaar
Optie OPT/i TIG 4 Switch SpeedNet , als er meer dan één extra SpeedNet-aansluiting vereist is.
OPT/i TIG-gasstroomsensor
Externe OPT/i TIG-sensor
OPT/i TIG PowerConnector
2. Stroombus aan achterkant van stroombron
OPT/i TIG Gas-omschakeling
OPT/i TIG 2nd SpeedNet
tweede SpeedNet-aansluiting
OPT/i TIG DC MultiProzess PRO
OPT/i TIG AC MultiProzess PRO
OPT/i TIG 2nd NT242
Bij gebruik van een CU 1400-koelapparaat moet de optie OPT / i TIG 2nd NT242 in de stroombronnen worden gemonteerd.
NL
OPT/i TIG NT601
OPT/i TPS-stoffilter
BELANGRIJK! Het gebruik van het optionele OPT/i TPS-stoffilter op de iWave-
stroombronnen gaat gepaard met een vermindering van de inschakelduur!
OPT/i CycleTIG
uitgebreid TIG-intervallassen
OPT/i Synergic Lines * Optie om alle beschikbare speciale kenmerken van de TPSi-stroombronnen te activeren; speciale kenmerken die in de toekomst worden gecreëerd, zullen ook automa­tisch worden geactiveerd.
OPT/i GUN Trigger * Optie voor speciale functies in combinatie met de brandertoets
OPT/i Jobs
Optie voor job-bedrijf
OPT/i Documentation
Optie voor de documentatiefunctie
OPT/i Puls Pro
OPT/i Interface Designer *
Optie voor individuele interfaceconfiguratie
OPT/i WebJobEdit
Optie voor het bewerken van jobs via de SmartManager van de stroombron
OPT/i Limit Monitoring
Optie om vooraf grenswaarden in te stellen voor lasstroom, lasspanning en draadsnelheid
29
OPT/i Custom NFC - ISO 14443A
Optie om klantspecifieke frequentieband voor key-kaarten te gebruiken
OPT/i CMT Cycle Step * Optie voor instelbaar, cyclisch CMT-lasproces
OPT/i OPC-UA
gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface
OPT/i MQTT
gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface
OPT/i SpeedNet Repeater
Signaalversterker, indien verbindingsslangenpakketten of verbindingen van de stroombron naar de draadtoevoer meer dan 50 m bedragen
Gutstoorts KRIS 13
Elektrodenhouder met persluchtaansluiting voor gutstoortsen
OPT/i Wire Sense * Naadzoeken / randdetectie door middel van draadelektrode voor geautomati­seerde toepassingen uitsluitend in combinatie met CMT-hardware
OPT/i Synchropulse 10 Hz *
voor het verhogen van de Synchropuls-frequentie van 3 Hz naar 10 Hz
Optie OPT/i Sa­fety Stop PL d
* MIG/MAG-opties - alleen in combinatie met de opties OPT/i TIG DC Mul-
tiProzess PRO of OPT/i TIG AC MultiProzess PRO
BELANGRIJK! De veiligheidsfunctie OPT/i Safety Stop PL d werd volgens EN
ISO 13849-1:2008 + AC:2009 als categorie 3 ontwikkeld. Hiervoor is een tweekanaalstoevoer van het ingangssignaal nodig. Een overbrugging van de twee kanalen (bijv. door middel van een kortsluitbeugel) is niet toegestaan en leidt tot verlies van de PL d.
Functiebeschrijving
De optie OPT/i Safety Stop PL d zorgt voor een veiligheidsstop van de stroom­bron volgens PL d met gecontroleerd laseinde in minder dan een seconde. Telkens wanneer de stroombron wordt ingeschakeld, voert de veiligheidsfunctie Safety Stop PL d een zelftest uit.
BELANGRIJK! Deze zelftest moet minimaal een keer per jaar worden uitgevoerd om de werking van de veiligheidsuitschakeling te controleren.
Als de spanning op minimaal een van de 2 ingangen daalt, stopt Safety Stop PL d het lopende lasproces en worden de draadtoevoermotor en de lasspanning uitge­schakeld. De stroombron genereert een foutcode. De communicatie via de robotinterface of het bussysteem blijft gehandhaafd. Om het lassysteem opnieuw te starten, moet de spanning opnieuw worden inge­schakeld. Een fout moet worden bevestigd via de brandertoets, het display of de interface en het aanvangen van het lassen moet opnieuw worden uitgevoerd.
30
Een niet-gelijktijdige uitschakeling van de twee ingangen (> 750 ms) wordt door het systeem weergegeven als een kritieke, niet-bekende fout. De stroombron blijft permanent uitgeschakeld. Een reset wordt uitgevoerd door de stroombron uit/in te schakelen.
Bedieningselementen, aansluitin-
gen en mechanische componenten
31
32
Bedieningspaneel
(1)
(2)
(5) (6)
(4)(3)
NL
Algemeen
Bedieningspa­neel
OPMERKING!
Als gevolg van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing staan beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter ge­lijk.
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Gebruik de beschreven functies pas nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen.
43,0001,3547
33
Nr. Functie
(1) Aansluiting USB
Voor de aansluiting van USB-sticks (bijv. service-dongle, licence-key, etc.). BELANGRIJK! De aansluiting USB wordt niet galvanisch van de laskring gescheiden. Apparaten die een elektrische verbinding met een ander ap­paraat maken, mogen daardoor niet meer op de aansluiting USB worden aangesloten!
(2) Stelwiel met draai-/drukfunctie
voor het selecteren van elementen, het instellen van waarden en het scrol­len in lijsten
(3) Display (met aanraakfunctie)
voor een directe bediening van de stroombron door het aanraken van
-
het display voor het weergeven van waarden
-
om in het menu te navigeren
-
(4) Leeszone voor NFC-keys
voor het vergrendelen/ontgrendelen van de stroombron met NFC-
-
keys voor het aanmelden van verschillende gebruikers (met actief gebrui-
-
kersbeheer en toegewezen NFC-keys)
NFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger
Invoermogelijk­heden
(5) Toets draadinvoer
voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode / lasdraad in het la­stoorts-slangenpakket
(6) Toets Gascontrole
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor het drukredu­ceerstuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 se­conden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Display aanraken
Door het display aan te raken, kunt u het volgende doen:
Navigeren
-
Activering van functies
-
Selecteren van opties
-
34
Als u een element op het display aanraakt en dus selecteert, wordt het element gemarkeerd.
Stelwiel draaien
Elementen op het display selecteren:
Rechtsom draaien markeert het volgende element in een reeks.
-
Linksom draaien markeert het vorige element in een reeks.
-
In een verticale lijst wordt bij rechtsom draaien het onderste element gemar-
-
keerd, bij linksom draaien wordt het bovenste element gemarkeerd.
Waarden wijzigen:
Door rechtsom draaien wordt de in te stellen waarden verhoogd.
-
Door linksom draaien wordt de in te stellen waarden verlaagd.
-
Door het stelwiel langzaam te draaien verandert de in te stellen waarde lang-
-
zaam, bijv. voor een nauwkeurige fijnafstelling. Door het stelwiel snel te draaien wordt de in te stellen waarde met grote
-
sprongen veranderd. Op deze manier kunnen snel grote waardeveranderin­gen worden doorgevoerd.
Voor sommige parameters wordt een waarde die wordt gewijzigd door aan het stelwiel te draaien, automatisch overgenomen zonder dat het stelwiel hoeft te worden ingedrukt.
Het stelwiel indrukken
NL
Overnemen van gemarkeerde elementen, bijv. om de waarde van een laspara-
-
meter te wijzigen. Overnemen van waarden van bepaalde parameters.
-
35
Display
(1)
(2)
(4)
(5)
(3)
Display
Nr. Functie
(1) Statusregel
Bevat informatie over:
Momenteel ingestelde lasprocedure
-
Momenteel ingestelde bedrijfsmodus
-
Momenteel ingestelde polariteit
-
Momenteel ingestelde ontstekingsprocedure
-
Welving-modus
-
Puls-modus
-
Overbelasting van de elektrode
-
Bluetooth-statusweergave
-
Momenteel aangemelde gebruiker (bij geactiveerd gebruikersbeheer)
-
of het sleutelsymbool bij geblokkeerde stroombron (bijv. wanneer pro­fiel / rol 'locked' geactiveerd is) Tijd en datum
-
De inhoud van de statusregel varieert naar gelang de ingestelde lasproce­dure.
36
(2) Linker zijbalk
De linker zijbalk bevat de buttons:
Lassen
-
Lasprocedure
-
Procesparameter
-
Voorinstellingen
-
U kunt de knoppen op de linker zijbalk bedienen door het display aan te raken.
(3) Indicatorbalk
Overzicht van momenteel beschikbare lasparameters; de afzonderlijke lasparameters kunnen door aanraken op het display di­rect worden geselecteerd. De momenteel geselecteerde parameter is blauw gemarkeerd.
Lasstroomcurve
(2)
NL
Balans
(1)
Diameter elektrode
Welving-modus
Polariteit
(1)
Alleen bij iWave AC/DC-stroombronnen
(2)
Alleen bij iWave AC/DC-stroombronnen en wanneer de polariteit op AC
(1)
ingesteld is.
(4) Hoofdgedeelte
In het hoofdgedeelte worden de lasparameters, EasyJobs, grafieken, lijs­ten of navigatie-elementen weergegeven. Afhankelijk van de toepassing is het hoofdgedeelte anders gestructureerd en gevuld met elementen.
(1)
De bediening van de functies in het hoofdgedeelte gebeurt
via het stelwiel
-
door het aanraken van het display
-
(5) Rechter zijbalk
De rechter zijbalk kan als volgt worden gebruikt, afhankelijk van de button die in de linker zijbalk is geselecteerd:
Als functiebalk, bestaande uit toepassings- en functie-buttons
-
Voor navigatie in het 2e Basis menu
-
U kunt de knoppen op de rechter zijbalk bedienen door het display aan te raken.
37
Omschakelen
1
2
naar volledig scherm
1
Het display wordt in de volledig-schermmodus weergegeven:
Volledig-schermmodus beëindigen:
2
38
Aansluitingen, schakelaars en mechanische com-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5) (6)
(7)
(8)
(11)
(9)
(10)
(16)
(15)
(14)
(13)
(12)
iWave DC iWave AC/DC
ponenten
Aansluitingen en mechanische componenten
NL
Voorkant/ achterkant
Nr. Functie
(1) Aansluiting TMC
Voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lastoorts
-
Voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen
-
Voor het aansluiten van afstandsbedieningen
-
(2) (-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting
Voor het aansluiten van de TIG-lasbrander
Symbolen:
(3) Aansluiting TMC 4-polig
Voor het aansluiten van een CrashBox-kabel
(4) Bedieningspaneel met display en bedieningspaneelafdekking
voor het bedienen van de stroombron
39
(5) (-) Stroombus met bajonetsluiting
iWave DC iWave AC/DC
iWave DC iWave AC/DC
Hf-vrije stroombus voor elektrodelassen
Symbolen:
(6) (+)-stroombus
Voor het aansluiten van de TIG-aardkabel
Symbolen:
(7) Aansluiting SpeedNet
Voor het aansluiten van
afstandsbedieningen en externe sensoren
-
Draadtoevoeren (voor geautomatiseerde toepassingen)
-
Symbool:
(8) Netkabel met trekontlasting
afhankelijk van uitvoering
(9) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(10) Blinde afdekking / opties robotinterface RI FB Inside /i of SpeedNet-
aansluitingen of externe sensor
(11) Aansluiting Ethernet
(12) Blinde afdekking / tweede (-) stroombus met bajonetsluiting (optie)
MIG/MAG-massa naar draadtoevoer
(13) Aansluiting beschermgas TIG
Hoofdgasmagneetventiel
(14) Blinde afdekking / aansluiting hulpgas
Extra gasmagneetventiel
40
(15) Blinde afdekking / tweede SpeedNet-aansluiting (optie) of externe sen-
sor (optie)
(16) Blinde afdekking / tweede SpeedNet-aansluiting (optie) of externe sen-
sor (optie)
(17)
iWave 300i - 500i AC/DC
(17) AC-omvormer
(alleen bij iWave AC/DC­stroombronnen)
NL
41
42
Voor installatie en ingebruikneming
43
44
Voor installatie en ingebruikneming
NL
Veiligheid
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
Beoogd gebruik De stroombron is uitsluitend bedoeld voor TIG-lassen, MIG/MAG-lassen en elek-
trodelassen. Elk ander of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
-
-
Vereisten voor de installatielo­catie
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
-
-
GEVAAR!
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
het naleven van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (0,49 in.) bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de ver­ticale positie
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP 23 buiten worden op­gesteld en gebruikt. Directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen) moet wor­den vermeden.
GEVAAR!
Gevaar door naar beneden vallende of omvallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel het apparaat op op een vlakke, vaste ondergrond. Zorg dat het apparaat
stabiel staat. Na de montage controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Geproduceerd elektrisch geleidend stof (bijvoorbeeld bij het werken met polijststeen) mag niet rechtstreeks de installatie worden binnengezogen.
45
Netaansluiting
De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning ge-
-
schikt. Apparaten met een nominale spanning van 3 x 575 V mogen alleen worden
-
gebruikt op driefasige netwerken met een geaard sterpunt. Is de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moe-
-
ten deze volgens de nationale normen door vakpersoneel worden gemon­teerd. De beveiliging van de netvoedingskabel wordt in de 'Technische gegevens' be-
-
schreven.
VOORZICHTIG!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de
bestaande elektriciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
Generatormodus De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor het bepalen van het benodigde generatorvermogen is het maximale schijn­bare vermogen S
Het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron vereist.
1max
van de stroombron wordt als volgt be-
1max
rekend voor het driefasige apparaat:
S
= I
1max
I
en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
1max
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator S
1max
x U1 x 3
kan aan de hand van
GEN
de volgende formule worden berekend:
S
GEN
= S
1max
x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator wor­den gebruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator S zijn dan het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron!
1max
mag niet kleiner
GEN
OPMERKING!
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf "Technische gegevens".
46
Netkabel aansluiten
Algemeen Als er geen netkabel is aangesloten, moet voor de ingebruikname een voor de
aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd. Op de stroombron is een universele trekontlasting voor een kabeldiameter van 12
- 30 mm (0,47 - 1,18 in.) gemonteerd.
Trekontlastingen voor kabels met andere doorsneden kunnen op dezelfde wijze worden bevestigd.
NL
Veiligheid
Voorgeschreven netkabel
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold
personeel worden uitgevoerd. De nationale normen en richtlijnen moeten worden opgevolgd.
VOORZICHTIG!
Gevaar door ondeskundig voorbereide netkabel.
Dit kan kortsluitingen of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten wor-
den voorzien van ader-eindhulzen.
Europa:
Stroombron Netspanning Netkabel
iWave 300i /nc DC 3 x 400 V 3 x 460 V
H07RN-F 4G4 H07RN-F 4G4
iWave 300i /MV/nc DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 300i /nc AC/DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 300i /MV/nc AC/DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 400i /nc DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
H07RN-F 4G6 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G6 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10 H07RN-F 4G4
47
Stroombron Netspanning Netkabel
iWave 400i /nc AC/DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc AC/DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 500i /nc DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 500i /MV/nc DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 500i /nc AC/DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 500i /MV/nc AC/DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
H07RN-F 4G4 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4 H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10 H07RN-F 4G4
VS en Canada:
Stroombron Netspanning Netkabel
iWave 300i /nc DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 300i /MV/nc DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 300i /nc AC/DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 300i /MV/nc AC/DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 400i /nc DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
4 x AWG 10 4 x AWG 10
4 x AWG 8 4 x AWG 10
4 x AWG 10 4 x AWG 10
4 x AWG 8 4 x AWG 10
4 x AWG 10 4 x AWG 10
4 x AWG 6 4 x AWG 10
48
iWave 400i /nc AC/DC 3 x 400 V 3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc AC/DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
iWave 500i /nc DC 3 x 400 V 3 x 460 V
4 x AWG 10 4 x AWG 10
4 x AWG 6 4 x AWG 10
4 x AWG 8 4 x AWG 8
Stroombron
100 mm
3.9 inch min. 8 mm
min. 0.3 inch
min. 8 mm min. 0.3 inch
140 mm
5.5 inch
1
2
Netspanning Netkabel
iWave 500i /MV/nc DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
4 x AWG 4 4 x AWG 8
iWave 500i /nc AC/DC 3 x 400 V 3 x 460 V
4 x AWG 8 4 x AWG 8
iWave 500i /MV/nc AC/DC 3 x 200 - 230 V 3 x 400 - 575 V
4 x AWG 4 4 x AWG 8
NL
Netkabel op nc­stroombronnen aansluiten
1
3
2
49
1
5
2
3
4
4
1
150 mm
5.9 inch min. 8 mm
min. 0.3 inch
min. 8 mm min. 0.3 inch
170 mm
6.7 inch
GND - L1 - L2 - L3; 4x TX20, 1,5 Nm / 1.11 lb-ft
6
5
Netkabel op MV­stroombronnen aansluiten
1
2
50
3
Kort de trekontlasting in overeenstemming met buitendiameter van netkabel in
4
NL
BELANGRIJK! Let er bij het insteken van de netkabel op dat de kabelmantel ca.
5 - 10 mm voorbij de trekontlasting in het apparaat uitsteekt.
5
* Draai de 4 TX20-schroeven alleen los, maar verwijder ze niet.
51
6
Duw de netkabel naar de open zijde, zodat de klemschroef van de trekont­lasting toegankelijk wordt.
7
8
52
9 10
NL
53
Stroombron door middel van NFC-key vergrende­len en ontgrendelen
Algemeen NFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger
De stroombron kan door middel van een NFC-key worden vergrendeld, bijv. om ongewenste toegang of het wijzigen van lasparameters te voorkomen.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van de stroombron hoeft het bedienings­paneel niet te worden aangeraakt.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van de stroombron moet de stroombron zijn ingeschakeld.
Stroombron door middel van NFC-key ver­grendelen en ontgrendelen
Stroombron blokkeren
54
NFC-key in de leeszone voor de NFC-keys ingedrukt houden
1
Op het display wordt het sleutelsymbool kort weergegeven.
Het sleutelsymbool wordt vervolgens in de statusbalk weergegeven.
De stroombron is nu geblokkeerd Alleen de lasparameters kunnen met het stelwiel worden bekeken en ingesteld.
Als een geblokkeerde functie wordt opgeroepen, wordt een dienovereenkomstige melding weergegeven.
Stroombron deblokkeren
NFC-key in de leeszone voor de NFC-keys ingedrukt houden
1
Op het display wordt het doorgestreepte sleutelsymbool kort weergegeven.
Het sleutelsymbool wordt niet meer in de statusregel weergegeven. Alle functies van de stroombron zijn weer onbeperkt beschikbaar.
OPMERKING!
Meer informatie over het vergrendelen van de stroombron vindt u in het hoofd­stuk 'Voorkeuren - Beheer' vanaf pagina 225.
NL
55
56
TIG
57
58
Systeemonderdelen
(8)
(9)
(1)
(2b)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(2a)
Systeemonder­delen
NL
Opmerkingen betreffende het koelapparaat
(1) Koelapparaat (2a) Stroombron iWave DC (2b) Stroombron iWave AC/DC (3) Aardkabel (4) Wagen en gasfleshouder (5) Scharnierbevestiging (6) Kouddraadtoevoer (7) Lasbrander (8) Afstandsbedieningen (9) Voet-afstandsbedieningen
Voor de volgende toepassingen wordt een koelapparaat aanbevolen:
Lasbrander JobMaster TIG
-
Robotmodus
-
Leidingpakketten langer dan 5 meter
-
TIG-AC-lassen
-
Lassen in het hogere vermogensgebied in het algemeen
-
De stroomvoorziening van het koelapparaat komt via de stroombron tot stand. Als de netschakelaar van de stroombron in de stand - I - wordt gezet, is het koel­apparaat gereed. Meer informatie over het koelapparaat vindt u in de bedieningshandleiding van het koelapparaat.
Extra systeemcomponenten (zonder afbeelding):
Kouddraadtoevoer
-
MIG/MAG-draadtoevoer
-
MIG/MAG-lasbrander
-
Opname met dubbele kop
-
Verbindingsslangpakketten
-
Verlengslangpakketten
-
Robotinterface
-
59
Minimale uitrusting voor TIG-lassen
Minimale uitrus­ting voor TIG­AC-lassen
Minimale uitrus­ting voor TIG­DC-lassen
Stroombron iWave AC/DC
-
Aardkabel
-
TIG-lastoorts
-
Beschermgas-voorziening met drukverminderaar
-
Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
-
Stroombron
-
Aardkabel
-
TIG-lastoorts
-
Beschermgas-voorziening met drukverminderaar
-
Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
-
60
TIG-lasproces
TIG DynamicWi-reBij TIG DynamicWire wordt de spanning tussen werkstuk en lasdraad gemeten,
waardoor de draadtoevoer actief kan worden geregeld. De draadsnelheid past zich automatisch aan de stroomsterkte, lichtbooglengte, naadvorm of de te overbruggen spleet aan.
TIG DynamicWire werkt in synergisch bedrijf. Stroom en draadtoevoer hoeven niet afzonderlijk te worden ingesteld. Via de procesparameter 'TIG-draadcorrectie' kan de draadsnelheid worden geop­timaliseerd.
Met de Welding Package TIG DynamicWire zijn karakteristieken voor het meest gangbare toevoegmateriaal beschikbaar.
NL
61
Inbedrijfstelling
Veiligheid
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶ ▶
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Algemeen De ingebruikneming van de stroombron voor TIG-lassen wordt aan de hand van
een handmatige, watergekoelde TIG-toepassing beschreven.
GEVAAR!
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake­len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfil­ter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
De volgende afbeeldingen geven u een overzicht van de constructie van de afzon­derlijke systeemcomponenten. Gedetailleerde informatie over de betreffende handelingen vindt u in de ge­bruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten.
62
Systeemcompo-
5
2
3
1
4x
4
nenten opbou­wen (overzicht)
OPMERKING!
Nauwkeurige informatie over de montage en aansluiting van de systeemonder­delen vindt u in de betreffende bedieningshandleidingen van de systeemonder­delen.
Stroombronnen iWave DC
NL
63
Stroombronnen iWave AC/DC
6
2
1
3
4
4x
5
64
Gasfles aanslui-
4
3
4
ten
GEVAAR!
Kans op ernstig letsel en/of zware materiële schade door omvallende gasfles-
sen.
Plaats gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond!
Beveilig de gasflessen tegen omvallen: Zet de beveiligingsband hoog op het
bovenste deel van de gasfles vast! Zet de beveiligingsband nooit vast aan de flessenhals!
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op!
Gasfles op wagenbodem plaatsen
1
Gasflessen door middel van fles-
2
gordel aan het bovenste deel van de gasfles (maar niet aan de fles- senhals) tegen omvallen beveiligen
NL
Beschermkap van de gasfles ver-
3
wijderen
Gasflesventiel kort openen om om-
4
liggend vuil te verwijderen
65
6
5
7
OPMERKING!
Pakking van de drukverminderaar
5
controleren
Drukverminderaar op de gasfles
6
schroeven en vastdraaien
Bij gebruik van een TIG-lastoorts met geïntegreerde gasaansluiting:
Verbind de drukverminderaar met
7
de beschermgasaansluiting aan de achterzijde van de stroombron met behulp van de gasleiding
Draai de wartelmoer van de gaslei-
8
ding vast
Bij gebruik van een TIG-lastoorts zon­der geïntegreerde gasaansluiting:
Sluit de gasleiding van de TIG-la-
6
stoorts aan op de drukverminde­raar
Sluit de la­stoorts op de stroombron en het koelapparaat aan
De gasaansluiting bij gebruik van een MultiControl-koelapparaat (MC-koelappa­raat) wordt beschreven in de bedieningshandleiding van het koelapparaat.
OPMERKING!
Voor de stroombronnen TIG DC geen zuivere wolfraamelektroden gebruiken (herkenningskleur: groen).
OPMERKING!
Vóór iedere inbedrijfname:
controleer de afdichtingsring op de aansluiting lastoorts,
controleer het koelmiddelniveau!
Lastoorts volgens de gebruiksaanwijzing van de lastoorts uitrusten
1
2
BELANGRIJK! Controleer tijdens de
laswerkzaamheid met regelmatige tus­senpozen de doorstroming van koel­middel.
66
Aardeverbinding met het werk­stuk maken
OPMERKING!
Wanneer een aardingsverbinding wordt gemaakt, moet op het volgende worden gelet:
Voor elke stroombron een eigen aardekabel gebruiken
Lasbranderslangenpakket en aardekabel zo lang en dicht mogelijk bij elkaar
houden Laskringkabels van afzonderlijke stroombronnen zo ver mogelijk uit elkaar
houden Aardekabels mogen niet parallel aan elkaar worden geplaatst.
Wanneer er geen andere mogelijkheid is dan de aardekabels parallel aan el­kaar te plaatsen, moet een minimale afstand van 30 cm tussen de laskringka­bels worden aangehouden Aardekabel zo kort mogelijk houden, grote kabeldoorsnede gebruiken
Aardekabels niet kruisen
Geen ferromagnetische materialen tussen aardekabel en verbindingsslan-
genpakket aanbrengen Lange aardekabels niet opwikkelen vanwege spoelwerking.
Lange aardekabels in lussen opbergen
NL
Aardekabels niet in ijzeren buizen, metalen kabelgoten, op stalen dwarslig-
gers of in kabelkanalen plaatsen (de plus- en aardekabel kunnen wel samen in een ijzeren buis worden aange­bracht) Wanneer meerdere aardekabels aanwezig zijn, aardpunten van onderdeel zo
ver mogelijk uit elkaar houden en gekruiste stroompaden onder de afzonder­lijke lichtbogen voorkomen. Gecompenseerde verbindingsslangenpakketten gebruiken (verbindingsslan-
genpakketten met geïntegreerde aardekabel)
Netschakelaar in stand - O - zetten
1
67
1
3
2
2
Verdere activi­teiten
Voor een TIG-kouddraadtoevoer
Voor het TIG-lassen vereiste componenten op de wagen opbouwen (bijv.
1
draaitapopname)
Aanstuurkabel op draadtoevoer aansluiten
2
Aanstuurkabel op TMC-aansluiting aan voorzijde van stroombron aansluiten
3
Alleen als bij de draadtoevoer de optie OPT/i CWF TMC-brander beschikbaar
4
is: draadtoevoer met behulp van het verbindingsslangenpakket op de stroom­bron aansluiten
Kouddraadtoevoer op TIG-lasbrander opbouwen
5
Draadtoevoerslang op draadtoevoer aansluiten
6
Voor TIG-toepassing bedoelde aandrijfrollen in draadtoevoer aanbrengen
7
Voor TIG-toepassing bedoelde slijtagedelen op lasbrander opbouwen
8
Draadspoelen of korfspoelen met korfspoel-adapter in draadtoevoer inzetten
9
OPMERKING!
Details met betrekking tot het monteren of aansluiten van de TIG-compo­nenten zijn te vinden in de installatiehandleidingen en gebruiksaanwijzingen van de betreffende systeemcomponenten.
Sluit de stroombron op het elektriciteitsnet aan en schakel de stroombron in
10
Lasdraad laten inlopen
11
Contactdruk instellen
12
Rem instellen
13
R/L-synchronisatie uitvoeren
14
Details zie vanaf pagina 105.
68
TIG-bedrijfsmodi
(1) (2) (3)
(4) (5)
NL
Veiligheid
Symbolen en toelichting
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de be­schikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
(1) Toortsknop naar achteren trekken en vasthouden (2) Toortsknop loslaten (3) Toortsknop kort te­rugtrekken (< 0,5 s)
(4) Toortsknop indrukken en vasthouden (5) toortsknop loslaten
GPr Gasvoorstroming
SPt Puntlastijd
I
I
t
t
Startstroom:
S
voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het materiaal correct ge­positioneerd kan worden
Eindstroom:
E
ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal door warmtestuwing bij het laseinde. Het uitzakken van de lasnaad wordt ver­hinderd.
Up-Slope:
UP
voortdurende verhoging van de startstroom naar de hoofdstroom (las­stroom) I
Down-slope:
DOWN
voortdurende verlaging van de lasstroom naar de eindkraterstroom
1
69
I
I
t
I
1
GPo
GPr t
DOWN
t
UP
I
t
I
1
GPr
I
S
t
DOWN
t
UP
I
E
I
2
GPo
I
1
*)
Hoofdstroom (lasstroom):
1
gelijkmatige temperatuuraanvoer in het grondmateriaal, dat door warmte vooraf is verhit
2-taktbedrijf
I
Reductiestroom:
2
Tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal
GPO Gasnastroming
Lassen: Toortstoets terugtrekken en vasthouden
-
Laseinde: Toortstoets loslaten
-
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Lasstart met startstroom IS: Toortstoets terugtrekken en vasthouden
-
Lassen met hoofdstroom I1: Toortstoets loslaten
-
Verlagen naar eindstroom IE: Toortstoets terugtrekken en vasthouden
-
Laseinde: Toortstoets loslaten
-
4-taktbedrijf
*) Tussentijdse verlaging
70
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom naar
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
GPo
I
1
I
2
t
up
een ingestelde reductiestroom I-2 verlaagd.
Om de tussentijdse verlaging te activeren, moet u de toortstoets vooraf in-
-
drukken en vasthouden Om de hoofdstroom weer te gebruiken, laat u de toortstoets los
-
NL
Speciaal 4­stapsproces: Variant 1
De tussentijdse verlaging tot de ingestelde reductiestroom I2 vindt plaats door het kort terugtrekken van de brandertoets. Na het opnieuw kort terugtrekken
van de brandertoets staat de hoofdstroom I1 weer tot uw beschikking.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 1
Variant 1 van het speciaal 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende pa­rameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = uit
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = aan
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
71
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
GPo
I
1
I
2
t
up
stapsproces: Variant 2
Bij variant 2 vindt de tussentijdse reductie ook plaats via de ingestelde reductie­stroom Slope 1/2-waarden:
Brandertoets indrukken en vasthouden: de lasstroom daalt via de ingestelde
-
reductiestroom Slope 1 continu tot de waarde van de ingestelde reductie­stroom I2. De reductiestroom I2 blijft bestaan totdat de brandertoets wordt
losgelaten. Na het loslaten van de brandertoets: de lasstroom stijgt via de ingestelde re-
-
ductiestroom Slope 2 tot de hoofdstroom I1.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 2
Variant 2 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende pa­rameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = uit
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = aan
-
Reductiestroom Slope 2 = aan
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
72
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
GPo
I
1
I
2
t
up
stapsproces: Variant 3
De tussentijdse verlaging van de lasstroom vindt in variant 3 plaats door het in­drukken en vasthouden van de brandertoets. Na het loslaten van de brandertoets staat de hoofdstroom I1 weer tot uw beschikking.
Bij het terugtrekken van de brandertoets vindt het laseinde meteen plaats, zon­der Downslope en Eindkraterstroom.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 3
NL
Variant 3 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende pa­rameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = 0,01 s
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
73
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
GPo
I
1
I
2
t
up
t
E
t
S
stapsproces: Variant 4
Lasstart en lassen: Brandertoets kort terugtrekken en loslaten - de las-
-
stroom stijgt van de startstroom IS via de ingestelde Up-Slope tot de hoofd­stroom I1. Voor tussentijdse verlaging de brandertoets indrukken en vasthouden
-
Na het loslaten van de brandertoets staat de hoofdstroom I1 weer tot uw be-
-
schikking Laseinde: Brandertoets kort terugtrekken en loslaten
-
Speciaal 4-stapsproces: Variant 4
Variant 4 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende pa­rameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = aan
-
Eindstroomtijd = aan
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
74
Speciaal 4-
GPr t
down
GPo
t
up
I
t
I
1
I
S
I
E
I1 >
I1 <
stapsproces: Variant 5
Variant 5 maakt het mogelijk de lasstroom te verhogen en te verlagen zonder Up/ Down-lastoorts.
Hoe langer de brandertoets tijdens het lassen ingedrukt wordt gehouden,
-
des te meer stijgt de lasstroom (tot het maximum). Na het loslaten van de brandertoets blijft de lasstroom constant.
-
Hoe langer de brandertoets weer ingedrukt wordt gehouden, des te meer
-
daalt de lasstroom.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 5
NL
Variant 5 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende pa­rameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = uit
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit of aan
-
Functie reductiestroomtoets = I1
-
75
Speciaal 4-
GPr
t
down
GPo
t
up
I
I
1
I
S
I
E
I
1
I
1
I
2
t
< 0,5 s
< 0,5 s
< 0,5 s
< 0,5 s
> 0,5 s
stapsproces: Variant 6
Lasstart met startstroom IS en Up-Slope: Toortstoets terugtrekken en vast-
-
houden Tussentijdse reductie tot I2 en terugschakelen van I2 naar de hoofdstroom I1:
-
kort indrukken (< 0,5 s) en loslaten van de brandertoets Lasproces beëindigen: de brandertoets lang indrukken (> 0,5 s) en loslaten.
-
Het proces wordt na de Down-Slope-fase en de eindstroomfase automatisch beëindigd.
Als u tijdens de Down-Slope-fase of de eindstroomfase de brandertoets kort in­drukt (< 0,5 sec.) en loslaat, wordt er een Up-Slope naar de hoofdstroom ingezet en gaat het lasproces door.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 6
Variant 6 van het speciaal 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende pa­rameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = aan
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = aan
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
76
Puntlassen
I
t
I
1
GPr
t
UP
t
DOWN
SPt
GPo
Lassen: trek de brandertoets kort terug
-
De lasduur komt overeen met de waarde die bij de Setup-parameter Puntlas­tijd is ingevoerd. Voortijdig beëindigen van de lasprocedure: trek de brandertoets opnieuw te-
-
rug
NL
77
TIG-lassen
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
TIG-lassen
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelek­trode van de lastoorts.
Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleiden-
de dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand - I - zetten
1
78
4
2
3
5
4
4
'Lasprocedure' selecteren
6
7
2
'Procedure' selecteren
3
Het overzicht van de beschikbare lasprocedures wordt weergegeven.
NL
'TIG' of 'TIG-kouddraad' of 'DynamicWire' selecteren
4
'Bedrijfsmodus' selecteren
5
Het overzicht van de bedrijfsmodi wordt weergegeven.
De gewenste bedrijfsmodus selecteren
6
Alleen bij kouddraad- en DynamicWire-toepassingen:
7
'Extra materiaal' selecteren en instellen
'TIG-lassen' selecteren
8
79
De TIG-lasparameters worden weergegeven.
Stelwiel draaien (of het parametersymbool in de indicatorbalk aanraken): Pa-
9
rameter kiezen
Het stelwiel indrukken
10
De waarde van de parameter wordt blauw gemarkeerd en kan nu worden gewij­zigd.
Stelwiel draaien: de waarde van de parameter wijzigt
11
Voor gebruikers- of toepassingsspecifieke instellingen in de lasmachine, in-
12
dien nodig procesparameters instellen
Gasflesventiel openen
13
Toets Gascontrole indrukken
14
De test-gasstroom duurt hoogstens 30 seconden. U kunt het uitstromen voortij­dig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien totdat
15
de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft
Met lassen beginnen (lichtboog ontsteken)
16
Lasparameters voor TIG-lassen
OPMERKING!
Parameters die op een systeemonderdeel worden ingesteld, zoals draadtoevoer of afstandsbediening, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van de stroombron worden gewijzigd.
AC Parameters voor TIG-AC-lassen DC- Parameters voor TIG-DC-lassen
Startstroom (AC / DC-)
Startstroom: Bedrijfscyclus 2-stapsproces | 4-stapsproces
80
Instelbereik: 0 - 200% (van hoofdstroom) Fabrieksinstelling: 50%
BELANGRIJK! De startstroom wordt voor het TIG-AC-lassen en het TIG-DC­lassen apart opgeslagen.
Up-Slope (AC / DC-)
Up-Slope: Bedrijfscyclus 2-stapsproces en puntlassen | 4-stapsproces
Instelbereik: uit / 0,1 - 30,0 s Fabrieksinstelling: 0,5 s
BELANGRIJK! De opgeslagen Up-Slope-waarde geldt voor de bedrijfsmodi 2­stapslassen en 4-stapslassen.
Hoofdstroom I1 (AC / DC-)
NL
Hoofdstroom: Bedrijfscyclus 2-stapsproces en puntlassen | 4-stapsproces
Instelbereik: iWave 300i DC, iWave 300i AC/DC: 3 - 300 A iWave 400i DC, iWave 400i AC/DC: 3 - 400 A iWave 500i DC, iWave 500i AC/DC: 3 - 500 A Fabrieksinstelling: -
BELANGRIJK! Bij lastoortsen met Up/Down-functie kan tijdens de apparaat-nul­last het volledige instelbereik worden gekozen.
Reductiestroom I2 (AC / DC-)
alleen bij het 4-stapsproces
Reductiestroom I
< Hoofdstroom I1 | Reductiestroom I2 > Hoofdstroom I
2
1
Instelbereik: 0 - 250% (van hoofdstroom I1) Fabrieksinstelling: 50%
81
I2 < 100%
Slope1 Slope2
I
I < 100 %
I > 100 %
Slope1
Slope2
kortdurende, aangepaste reductie van de lasstroom (bijvoorbeeld bij verwisselen van de lasdraad tijdens het lasproces)
I2 > 100% kortdurende, aangepaste verhoging van de lasstroom
(bijvoorbeeld voor het over elkaar lassen van hechtpunten met een hoger vermo­gen)
De waarden voor Slope1 en Slope2 kunnen in de procesparameters worden inge­steld.
Down-Slope (AC / DC-)
Down-Slope: Bedrijfscyclus 2-stapsproces en puntlassen | 4-stapsproces
Instelbereik: uit / 0,1 - 30,0 s Fabrieksinstelling: 1,0 s
BELANGRIJK! De opgeslagen Down-Slope-waarde geldt voor de bedrijfsmodi 2­stapslassen en 4-stapslassen.
Eindstroom (AC / DC-)
Eindstroom: Bedrijfscyclus 2-stapsproces en puntlassen | 4-stapsproces
Instelbereik: 0 - 100% (van hoofdstroom) Fabrieksinstelling: 30%
82
AC Balance (Ac)alleen
+
-
t (s)
I (A)
35% 50% 15%
DC- AC
alleen bij iWave AC/DC
Balans = 15% Balans = 35%
NL
Balans = 50%
Instelbereik: 15 - 50% Fabrieksinstelling: 35%
15: hoogste smeltvermogen, laagste reinigende werking
50: hoogste reinigende werking, laagste smeltvermogen
Invloed van de balans op het stroomverloop:
Elektrodediameter (AC / DC-)
Instelbereik: uit; 1,0 - 6,4 mm Fabrieksinstelling: 2,4 mm
83
Welving-modus (AC)
(2)(1)
alleen bij iWave AC/DC
Instelbereik: uit / aan Fabrieksinstelling: uit
uit Functie voor de automatische vorming van welvingen is gedeactiveerd
aan Voor de ingevoerde diameter van de wolfraamelektrode wordt tijdens de lasstart de optimale welving gevormd. Daarna wordt de functie voor de automatische vorming van welvingen weer gere­set en gedeactiveerd.
84
(1) ... vóór het ontsteken (2) ... na het ontsteken
De welvingsmodus moet voor iedere wolfraamelektrode apart worden geacti­veerd.
OPMERKING!
De functie voor de automatische vorming van welvingen is niet nodig als de wel­ving op de wolfraamelektrode groot genoeg is.
Polariteit (AC)
alleen bij iWave AC/DC
GEVAAR!
Gevaar door aanwezig laspotentiaal bij MultiProzess-PRO-stroombronnen en bij aanwezige draadtoevoer met dubbele kop WF 25i Dual!
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De draadtoevoer met dubbele kop van het lassysteem losnemen voordat de
polariteit op AC wordt ingesteld!
Instelbereik: DC- /AC Fabrieksinstelling: DC-
Polariteit
NL
OPMERKING!
Onder Voorkeuren / Weergave / Setup parameterweergave, kunnen verdere pa­rameters aan de lasparameters worden toegevoegd.
Details, zie vanaf pagina 212.
85
Lichtboog ontsteken
Algemeen Voor een optimaal ontstekingsverloop bij de procedure TIG-AC-lassen neemt de
stroombron TIG AC/DC het volgende in aanmerking:
de diameter van de wolfraamelektrode
-
de actuele temperatuur van de wolfraamelektrode, rekening houdend met de
-
eerdere lasduur en laspauze
Lichtboog ont­steken door mid­del van hoogfre­quentie (HF-ontsteken)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfre­quente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
gebruiken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontsteken is geactiveerd als onder Procesparameter / Ontstekingsparameter van de Setup-parameter Hf-ontsteking op 'aan' is ingesteld. Op het display licht in de statusregel de weergave HF-ontsteken op.
Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.
Procedure voor HF-ontsteken:
Gasbuis op de ontstekingsplek op-
1
stellen, zodat tussen de wolfraam­elektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 - 1/8 inch) afstand be­staat.
86
Helling van de toorts verhogen en
2
toortstoets volgens de geselec­teerde bedrijfsmodus bedienen
De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.
Toorts in normale positie houden
3
Beginnen met lassen
4
NL
Ontsteken door aanraking
Als de Setup-parameter HF-ontsteking op 'uit' is ingesteld is het HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.
Procedure voor het ontsteken van de vlamboog door middel van aanraking:
Gasbuis op de ontstekingsplek op-
1
stellen, zodat tussen de wolfraam­elektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat
87
Brandertoets bedienen
2
Beschermgas stroomt uit
Lastoorts langzaam oprichten tot
3
de wolfraamelektrode het werk­stuk aanraakt
Lasbrander optillen en in de nor-
4
male positie draaien
De lichtboog ontsteekt.
Beginnen met lassen
5
Lichtboog ont­steken door hoogfrequent aanraken (Touch-HF)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfre­quente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
gebruiken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wol­fraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
88
Overbelasting van de elektrode
Bij een overbelasting van de wolfraamelektrode kan het materiaal van de elektro­de loslaten, wat de gesmolten massa kan verontreinigen.
Bij overbelasting van de wolfraamelektrode brandt de weergave 'Elektrode over­belast' in de statusregel van het bedieningspaneel. De weergave 'Elektrode overbelast' hangt van de ingestelde elektrodediameter en de ingestelde lasstroom af.
NL
Laseinde
Beëindig het lassen afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus door de
1
brandertoets los te laten
Wacht op de ingestelde gas-nastroom. Houd de lasbrander in positie boven
2
het einde van de lasnaad.
89
Speciale TIG-functies
(1)
I [A]
t [s]
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
Functie ont-
De stroombron beschikt over de functie Ontsteektime-out.
steektime-out
Als er op de brandertoets wordt gedrukt, begint de gasvoorstroom meteen. Ver­volgens wordt er begonnen met de ontstekingsprocedure. Als er binnen een in de ontstekingsparameters ingestelde tijd geen lichtboog tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit.
De instelling van de parameter Ontsteektime-out is in de paragraaf 'Procespara­meter / Ontstekings- en bedrijfsmodusinstellingen' vanaf pagina 98 beschreven.
TIG-pulsen De bij het begin van het lassen ingestelde lasstroom is niet altijd gunstig voor de
volledige lasprocedure:
bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
-
bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.
-
De functie TIG-pulsen (TIG-lassen met pulserende lasstroom) biedt een reme­die: een lagere grondstroom (2) stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere pulsstroom en daalt volgens de ingestelde Dutycycle (5) weer naar de grond­stroom (2). Bij het TIG-pulsen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plekken stollen ook snel weer. Bij handmatige toepassingen vindt bij het TIG-pulsen het toevoegen van de las­draad plaats in de maximale-stroomfase (alleen mogelijk in het onderste fre­quentiegebied van 0,25 - 5 Hz). Hogere pulsfrequenties worden meestal in geau­tomatiseerde processen gebruikt en dienen hoofdzakelijk ter stabilisatie van de lichtboog.
TIG-pulsen wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen of bij het las­sen van dunne platen.
Functionering van de TIG-puls bij gekozen procedure TIG-DC-lassen:
TIG-pulsen - verloop van de lasstroom
Legenda: (1) Hoofdstroom, (2) Grondstroom, (3) Startstroom, (4) Up-slope, (5) Pulsfre-
90
quentie *)
I [A]
t [s]
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(6) Dutycycle, (7) Down-slope, (8) Eindstroom
*) (1/F-P = periode tussen twee impulsen)
Hechtfunctie Voor de procedure TIG-DC-lassen staat de hechtfunctie ter beschikking.
Zodra er onder Procesparameter / TIG DC-instellingen voor de parameter Hech­ten (4) een tijdsduur wordt ingesteld, kan in de bedrijfsmodi 2-stapsproces en 4­stapsproces de hechtfunctie worden gebruikt. Het verloop van de bedrijfsmodi blijft onveranderd. Op het display licht in de statusregel de weergave Hechten (TAC) op:
Op dit moment staat een gepulste lasstroom ter beschikking die het in elkaar vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee bouwdelen optimaliseert.
Functionering van de hechtfunctie bij het TIG-DC-lassen:
NL
Hechtfunctie - verloop van de lasstroom
Legenda: (1) Hoofdstroom, (2) Startstroom, (3) Up-slope, (4) duur van de gepulseerde las­stroom voor het hechtingsproces, (5) Down-slope, (6) Eindstroom
OPMERKING!
Voor de gepulste lasstroom geldt het volgende:
De stroombron regelt de pulsparameters automatisch, afhankelijk van de inge­stelde hoofdstroom (1). Er hoeven geen pulsparameters te worden ingesteld.
De gepulste lasstroom begint
na afloop van de startstroomfase (2)
-
met de Up-Slope-fase (3)
-
Afhankelijk van de ingestelde hechttijdduur kan de gepulste lasstroom tot en met de eindstroomfase (6) aanhouden (TIG DC-parameter Hechten (4) op 'aan').
91
Na afloop van de hechttijd wordt met een constante lasstroom verder gelast; eventueel ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.
CycleTIG Voor de procedure TIG-DC-lassen staat de intervallasprocedure CycleTIG ter
beschikking. Hierbij wordt het lasresultaat beïnvloed en gecontroleerd door verschillende pa­rametercombinaties.
De belangrijkste voordelen van CycleTIG zijn een eenvoudige controle van het smeltbad, een gerichte warmtetoevoer en minder ontlaatkleuren.
CycleTIG-variaties
CycleTIG + lagere grondstroom
Voor dwangpositie-lasbewerkingen, randafwerkingen en orbitale lasbewer-
-
kingen Zeer geschikt voor verbindingen tussen dikken en dunne platen
-
Uitstekende afwerking van de lasnaad
-
Hf-ontsteking alleen bij lasstart
-
Lange elektrodelevensduur
-
Goede controle van het smeltbad
-
Gerichte warmtetoevoer
-
CycleTIG + RPI = aan + grondstroom = uit
Voor reparatiewerkzaamheden (bijvoorbeeld randafwerkingen)
-
Gerichte warmtetoevoer
-
Grootste voordeel in combinatie met ontstekingsinstelling HF-ontsteking =
-
touch HF Hf-ontsteking bij elke cyclus (!)
-
Zeer korte elektrodelevensduur (!)
-
Aanbeveling: iWave AC/DC met ontstekingsinstelling Ontsteking met omgekeer­de polariteit = auto
CycleTIG + hechten
Voor het hechten van dunne platen, orbitale toepassingen en voor verbindin-
-
gen tussen dikke en dunne platen Hf-ontsteking alleen bij lasstart
-
Lange elektrodelevensduur
-
Goede controle van het smeltbad
-
Gerichte warmtetoevoer
-
Uitstekende naadoptiek
-
Hechtfunctie genereert automatische pulsinstelling
-
CycleTIG + Puls
CycleTIG kan afzonderlijk worden gebruikt met alle pulsinstellingen. Dit maakt pulseren in de hoogstroom- en de laagstroomfasen mogelijk.
Voor het hechten van dunne platen en voor cladding-toepassingen
-
Voor verbindingen tussen dikken en dunne platen
-
Hf-ontsteking alleen bij lasstart
-
Lange elektrodelevensduur
-
Goede controle van het smeltbad
-
Gerichte warmtetoevoer
-
Uitstekende naadoptiek
-
Individuele pulsinstellingen mogelijk
-
Meer parameters om in te stellen
-
92
Procesparameter TIG
1
2
TIG-procespara­meter
NL
Procesparame­ters voor TIG Puls
TIG-procesparameter:
TIG-puls, AC, Algemeen, Ontstekings- en bedrijfsmodus, CycleTIG, Draadtoe­voerinstelling, Gas, R/L-synchronisatie
Procesparameters voor componenten en monitoring, zie pagina 194.
Hechten
Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hecht­proces
uit / 0,1 - 9,9 s / aan Fabrieksinstelling: uit
uit Hechtfunctie uitgeschakeld
0,1 - 9,9 s De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparame­ters staan ter beschikking
aan De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan
Op het display licht in de statusregel de weergave Hechten (TAC) op zolang een waarde is ingesteld.
93
Pulsfrequentie
uit / 0,20 - 2.000 Hz (10.000 Hz met optie OPT/i Puls Pro) Fabrieksinstelling uit
BELANGRIJK! Als de pulsfrequentie op "uit" is ingesteld, kunnen de parameters Grondstroom en Dutycycle niet worden geselecteerd.
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het display is in de statusregel de weergave Pulsen verlicht zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Grondstroom *
0 - 100% (van hoofdstroom I1) Fabrieksinstelling: 50%
Dutycycle
Verhouding impulsduur tot grondstroomduur bij ingestelde pulsfrequentie
10 - 90% Fabrieksinstelling: 50%
Golfvorm puls * Voor het optimaliseren van de lichtboogdruk
Rechthoek scherp / rechthoek stomp / sinus Fabrieksinstelling: rechthoek scherp
Rechthoek scherp: puur rechthoekig verloop; iets luider lichtbooggeluid. Snelle stroomveranderingen toepassing bijvoorbeeld bij orbitaal lassen
Rechthoek stomp: rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in ver­gelijking met het zuiver rechthoekig verloop; universele toepassingen
Sinus: sinusvormig verloop (standaardinstelling voor geluidsarme en stabiele lichtboog); Toepassing bijvoorbeeld bij hoeknaden en voor cladding-toepassingen.
Het optimaliseren van de vlamboogdruk zorgt ervoor dat:
de gesmolten massa beter wegstroomt (beter lassen van stompe naden of
-
hoeknaden) de stroom geleidelijk toeneemt of afneemt (vooral bij hoeklasnaden, hoogge-
-
legeerde staalsoorten of plateertoepassingen wordt het lastoevoegsel of de gesmolten massa niet weggedrukt) het geluidsniveau bij het lassen door afgeronde golfvormen wordt vermin-
-
derd
94
Golfvorm grondstroom
Voor het optimaliseren van de vlamboogdruk
Rechthoek scherp / rechthoek stomp / sinus Fabrieksinstelling: rechthoek scherp
Rechthoek scherp:
+
­t (s)
I (A)
60 Hz 120 Hz
puur rechthoekig verloop; iets luider lichtbooggeluid. Snelle stroomveranderingen toepassing bijvoorbeeld bij orbitaal lassen
Rechthoek stomp: rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in ver­gelijking met het zuiver rechthoekig verloop; universele toepassingen
Sinus: sinusvormig verloop (standaardinstelling voor geluidsarme en stabiele lichtboog); Toepassing bijvoorbeeld bij hoeknaden en voor cladding-toepassingen.
* De parameters zijn beschikbaar als de optie OPT/i Pulse Pro aanwezig is
op de stroombron.
NL
Procesparame­ters voor TIG AC
AC-frequentie
Syn / 40 - 250 Hz Fabrieksinstelling: 60 Hz
Syn Instelling voor synchroonlassen (tegelijkertijd aan beide kanten lassen met twee stroombronnen) Voor het synchroonlassen moet de AC-frequentie bij beide stroombronnen op 'Syn' zijn ingesteld. Synchroonlassen wordt bij dikke materialen gebruikt om een hoog afsmeltvermo­gen te bereiken en om slakinsluitingen bij het lassen te beperken.
BELANGRIJK! Op basis van de fasetoestand van de ingangsspanning kan vaak de synchronisatie van de beide stroombronnen niet correct worden uitgevoerd. In dit geval is het raadzaam de netstekker van de stroombronnen te ontkoppelen, 180° te draaien en weer op het elektriciteitsnet aan te sluiten.
Lage frequentie zachte, brede lichtboog met oppervlakkige warmteoverdracht
Hoge frequentie geconcentreerde lichtboog met diepe warmteoverdracht
Invloed van de AC-frequentie op het stroomverloop:
AC-stroomoffset
-70 t/m +70% Fabrieksinstelling: 0%
+70% brede lichtboog met oppervlakkige warmteoverdracht
95
-70%
I (A)
t (s)
-70%+70%
+
-
0
*
smalle lichtboog, diepe warmteoverdracht, hogere lassnelheid
Invloed van de AC-stroomoffset op het stroomverloop:
* Fabrieksinstelling: 0 (komt overeen met een verschuiving van 10% in het nega­tieve)
Golfvorm positieve halve golf
Rechthoek scherp / rechthoek stomp / driehoek / sinus Fabrieksinstelling: sinus
Rechthoek scherp puur rechthoekige vorm (stabiele maar luide lichtboog)
Rechthoek stomp rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in ver­gelijking met het zuiver rechthoekig verloop
Driehoek driehoekig verloop
Sinus sinusvormig verloop (standaard instelling voor lawaaiarme en stabiele lichtboog)
Golfvorm negatieve halve golf
Rechthoek scherp / rechthoek stomp / driehoek / sinus Fabrieksinstelling: rechthoek stomp
Rechthoek scherp puur rechthoekige vorm (stabiele maar luide lichtboog)
Rechthoek stomp rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in ver­gelijking met het zuiver rechthoekig verloop
Driehoek driehoekig verloop
Sinus sinusvormig verloop (standaard instelling voor lawaaiarme en stabiele lichtboog)
Fasesynchronisatie
Synchroniseert twee AC-stroombronnen (gelijktijdig aan beide zijden)
0 - 5 Fabrieksinstelling: 0
96
Algemene TIG­procesparame­ter
Laststart/laseinde-instellingen
Startstroomtijd
De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase aan.
De instelling van de parameter Startstroomtijd beïnvloedt ook de varianten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30,0 s Fabrieksinstelling: uit
BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-stapslassen en het puntlassen. Bij het 4-stapsproces wordt de duur van de startstroomfase met be-
hulp van de toortstoets bepaald.
Eindstroomtijd
De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.
De instelling van de parameter Eindstroomtijd beïnvloedt ook de varianten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30 s Fabrieksinstelling: uit
NL
BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-stapsproces en het
puntlassen. Bij het 4-stapsproces wordt de duur van de eindstroomfase met be­hulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').
4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1
De instelling van de parameter Reductiestroom Slope 1 beïnvloedt ook de varian­ten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30 s Fabrieksinstelling: uit
Indien voor de parameter Reductiestroom Slope1 een tijdswaarde is ingevoerd, verloopt een kortdurende stroomreductie of stroomverhoging niet abrupt, maar langzaam en aangepast aan het gewenste stroomverloop. Daardoor worden negatieve invloeden op lasnaad en onderdeel verminderd, spe­ciaal voor aluminium toepassingen.
Reductiestroom Slope 2
De instelling van de parameter Reductiestroom Slope 2 beïnvloedt ook de varian­ten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30 s Fabrieksinstelling: uit
Indien voor de parameter Reductiestroom Slope2 een tijdswaarde is ingevoerd, verloopt de aanpassing van de reductiestroom aan de lasstroom niet abrupt, maar aangepast aan het gewenste stroomverloop.
97
Bijvoorbeeld bij een stroomverhoging wordt de gesmolten massa geleidelijk en niet abrupt verwarmd. Hierdoor kan de gesmolten massa worden uitgegast en ontstaan er minder poriën bij het lassen van aluminium.
Puntlasinstellingen
Puntlastijd
(alleen bij ingestelde bedrijfsmodus Puntlassen)
0,02 - 120 s Fabrieksinstelling: 5,0 s
Procesparame­ter voor ontste­kings- en be­drijfsmodus
Ontstekingsparameters
HF-ontsteking
aan / uit / Touch-HF / Extern Fabrieksinstelling: aan
aan HF-ontsteken bij lasstart is geactiveerd
uit Geen HF-ontsteken bij lasstart. In dit geval begint het lassen met behulp van ontsteking door aanraking.
Touch-HF Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wol­fraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
Extern Start met extern ontsteekhulpmiddel, bijv. plasmalassen
98
Op het display licht in de statusregel de weergave HF-ontsteken op zolang HF­ontsteking op 'aan' is ingesteld.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfre­quente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
gebruiken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontstekingsvertraging
Tijd na aanraking van het werkstuk met de wolfraamelektrode, waarna een hoog­frequente ontsteking plaatsvindt.
0,1 - 5,0 s Fabrieksinstelling: 1,0 s
Ontsteking met omgekeerde polariteit
(alleen bij iWave AC/DC-stroombronnen)
Voor een optimaal ontsteekverloop bij het TIG-DC-lassen wordt bij het begin van het lassen de polariteit even omgekeerd. Elektronen verlaten het werkstuk en ra­ken de wolfraamelektrode. Daardoor wordt de wolfraamelektrode sneller ver­warmd - een wezenlijke voorwaarde voor optimale ontstekingseigenschappen.
uit / aan / auto Fabrieksinstelling: uit
De ontsteking met omgekeerde polariteit wordt niet aangeraden voor het lassen van dunne platen.
Lichtboogmonitoring
NL
Ontsteektime-out
Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na mislukte ontsteking.
0,1 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 5 s
BELANGRIJK! Ontsteektime-out is een veiligheidsfunctie en kan niet worden ge­deactiveerd. De beschrijving van de functie Ontsteektime-out bevindt zich in het hoofdstuk 'TIG-lassen'.
Lichtboog-afbreektijd
Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na het afbreken van de lichtboog
Als er na een vlamboogafbreuk binnen de ingestelde tijdsduur geen stroomvloei tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
0,00 - 2,00 s Fabrieksinstelling: 0,20 s
Lichtboog-afbreekmonitoring
Reactie wanneer binnen de lichtboog-afbreektijd geen stroomvloei tot stand komt
negeren / fout Fabrieksinstelling: negeren
negeren De onderbreking wordt genegeerd.
Fout Op de stroombron wordt een vrij te geven foutmelding weergegeven.
Bedrijfsmodusinstellingen
99
Toortsknop
Lasstart door middel van toortsknop
aan / uit Fabrieksinstelling: aan
aan Lasstart vindt plaats via de toortsknop
uit Soort lassen wordt gestart door het werkstuk met de wolfraamelektrode aan te raken; bijzonder geschikt voor lastoortsen zonder toortsknop, ontstekingsvolgorde af­hankelijk van de ontstekingsparameter
Het symbool voor de uitgeschakelde toortsknop wordt in de statusregel van het display weergegeven, de keuze van de bedrijfsmodus is gedeactiveerd.
I2 via brandertoets
om te activeren/deactiveren, of het mogelijk is om naar de reductiestroom I2 om te schakelen door middel van de brandertoets
De instelling van de parameter I2 via brandertoets beïnvloedt ook de varianten 1
- 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
aan / uit Fabrieksinstelling: uit
Functie reductiestroomtoets
De instelling van de parameter Functie reductiestroomtoets beïnvloedt ook de varianten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
I1 / I2 Fabrieksinstelling: I2
Afbreekspanning
voor het instellen van een spanningswaarde waarbij de lasprocedure kan worden beëindigd door de TIG-lastoorts een beetje op te tillen. Hoe groter de waarde voor de afbreekspanning, des te hoger de lichtboog kan worden gehouden.
De waarde voor de afbreekspanning wordt voor het 2-stapsproces, het 4-staps­proces en het bedrijf met een voet-afstandsbediening samen opgeslagen. Als de parameter 'Brandertoets' op 'uit' is ingesteld, wordt de waarde apart opge­slagen.
uit / 6,0 - 90,0 V Fabrieksinstelling: aan
100
Comfort Stop-gevoeligheid
De parameter is alleen beschikbaar als de parameter 'Brandertoets' op 'uit' is in­gesteld.
uit / 0,1 - 10,0 V Fabrieksinstelling: uit
Bij het beëindigen van de lashandeling volgt na een duidelijke verhoging van de lichtbooglengte een automatische uitschakeling van de lasstroom. Daardoor
Loading...