Verklaring veiligheidsaanwijzingen10
Algemeen10
Gebruik overeenkomstig de bedoeling11
Netaansluiting11
Omgevingsvoorwaarden11
Verplichtingen van de gebruiker12
Verplichtingen van het personeel12
Lekstroom-beveiligingsschakelaar12
Bescherming van uzelf en derden12
Informatie over de geluidsemissie13
Gevaar door schadelijke gassen en dampen13
Gevaar door vonken14
Gevaren door net- en lasstroom14
Zwerfstromen15
EMV-apparaatclassificaties16
EMV-maatregelen16
EMF-maatregelen17
Bijzondere gevaren17
Eisen aan het beschermgas18
Gevaar door beschermgasflessen18
Gevaar op uitstromend beschermgas19
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport19
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik20
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie20
Veiligheidscontrole21
Verwijdering21
Veiligheidssymbolen21
Gegevensbescherming21
Auteursrecht22
Beoogd gebruik22
NL
Algemene informatie23
Algemeen25
Apparaatconcept25
Werkingsprincipe25
Toepassingsgebieden25
Conformiteit26
Bluetooth trademarks27
Waarschuwingen op het apparaat27
Opties29
Optie OPT/i Safety Stop PL d30
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten31
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten39
Aansluitingen en mechanische componenten39
Voor installatie en ingebruikneming43
Voor installatie en ingebruikneming45
Veiligheid45
Beoogd gebruik45
3
Vereisten voor de installatielocatie45
Netaansluiting46
Generatormodus46
Netkabel aansluiten47
Algemeen47
Veiligheid47
Voorgeschreven netkabel47
Netkabel op nc-stroombronnen aansluiten49
Netkabel op MV-stroombronnen aansluiten50
Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen54
Algemeen54
Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen54
TIG57
Systeemonderdelen59
Systeemonderdelen59
Opmerkingen betreffende het koelapparaat59
Minimale uitrusting voor TIG-lassen60
Minimale uitrusting voor TIG-AC-lassen60
Minimale uitrusting voor TIG-DC-lassen60
TIG-lasproces61
TIG DynamicWire61
Inbedrijfstelling62
Veiligheid62
Algemeen62
Systeemcomponenten opbouwen (overzicht)63
Gasfles aansluiten65
Sluit de lastoorts op de stroombron en het koelapparaat aan66
Aardeverbinding met het werkstuk maken67
Verdere activiteiten68
Veiligheid78
TIG-lassen78
Lasparameters voor TIG-lassen80
Lichtboog ontsteken86
Algemeen86
Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie(HF-ontsteken)86
Ontsteken door aanraking87
Lichtboog ontsteken door hoogfrequent aanraken(Touch-HF)88
Overbelasting van de elektrode89
Laseinde89
Correcte plaatsing van het verbindingsslangenpakket143
Uitgangssituatie144
MIG/MAG-systeemcomponenten opbouwen (overzicht)145
MIG/MAG- en CMT-lassen147
Veiligheid147
Lasprocedure en bedrijfsmodus instellen147
Extra materiaal en beschermgas selecteren148
Lasparameter instellen149
De hoeveelheid beschermgas instellen150
MIG/MAG- of CMT-lassen151
MIG/MAG- en CMT-lasparameter152
Lasparameter voor MIG/MAG puls-synergisch-lassen, voor CMT-lassen en voor PMC-lassen
Lasparameters voor MIG/MAG standaard synergisch lassen en LSC-lassen153
Lasparameters voor MIG/MAG standaard handmatig lassen154
Verklaring van de voetnoten154
Puntlassen155
Puntlassen155
Procesparameter MIG/MAG158
MIG/MAG-procesparameter158
Procesparameters voor lasstart / laseinde158
Procesparameters voor Gas-Setup160
Procesparameters voor procesregeling161
Inbrandstabilisator161
Lichtbooglengtestabilisator163
Combinatie van inbrandstabilisator en lichtbooglengtestabilisator165
Procesparameters voor Synchropuls166
Procesparameters voor procesmix168
Procesparameters voor CMT Cycle Step 171
Procesparameters voor puntlassen171
R/L-synchronisatie171
Voorkeuren voor weergave208
Taal instellen208
Eenheden / normen instellen208
Datum en tijd instellen208
Systeemgegevens oproepen209
Karakteristiek weergeven211
Setup parameterweergave212
Parameterweergave iJob213
Algemeen239
SmartManager van de stroombron oproepen en aanmelden239
Help-functies, indien aanmelden niet lukt240
Wachtwoord wijzigen / afmelden240
Instellingen241
Taal selecteren241
Statusweergave242
Fronius242
Algemeen261
Veiligheid261
Fouten in de stroombron vaststellen261
Verzorging, onderhoud en recycling265
Algemeen265
Veiligheid265
8
Bij elke ingebruikneming265
Elke 2 maanden265
Elke 6 maanden265
Firmware updaten265
Recycling266
Annex267
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen269
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen269
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen269
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen269
Technische gegevens270
Verklaring van het begrip 'inschakelduur'270
Speciale spanning270
iWave 300i DC271
iWave 300i DC /nc273
iWave 300i DC /MV/nc275
iWave 400i DC277
iWave 400i DC /nc279
iWave 400i DC /MV/nc281
iWave 500i DC283
iWave 500i DC /nc285
iWave 500i DC /MV/nc287
iWave 300i AC/DC289
iWave 300i AC/DC /nc291
iWave 300i AC/DC /MV/nc293
iWave 400i AC/DC295
iWave 400i AC/DC /nc297
iWave 400i AC/DC /MV/nc299
iWave 500i AC/DC301
iWave 500i AC/DC /nc303
iWave 500i AC/DC /MV/nc305
Radioparameters307
Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat307
NL
9
Veiligheidsvoorschriften
Verklaring veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
▶
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel
gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het
apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat
wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming
van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het
apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding
van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen
voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
10
Het gaat om uw eigen veiligheid!
NL
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het
bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in
woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of
het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden
overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Omgevingsvoorwaarden
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als
gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de
hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
11
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Verplichtingen
van de gebruiker
Verplichtingen
van het personeel
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken
die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate
veiligheidsbewust werkt.
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij
deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij
na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële
schade kan ontstaan.
Lekstroom-beveiligingsschakelaar
Bescherming van
uzelf en derden
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een
apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar
eisen.
Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat
aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals
bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn
gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding
dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen
hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
12
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren.
Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig).
Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het
lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van
schokken door net- of lasstroom, enz.)
stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
NL
Informatie over
de geluidsemissie
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW)
overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens
EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet
worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en
de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort
(gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor
de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency
for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een
ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
13
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten
in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en
voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://
european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet
binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan
sluiten.
Gevaar door vonken
Gevaren door
net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog
verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de
omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks,
vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale
oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
14
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een
geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen,
dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking.
De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd
zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of
beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengteas draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele
nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de
potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden
levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste
werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een
stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit
voortvloeiende schade.
NL
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van
het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het
apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u
samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
15
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening
houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie
voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer
worden geleid.
EMV-apparaatclassificaties
EMV-maatregelen
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het
openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld
als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het
apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften.
Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed
kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
16
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1.
Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik
bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2.
Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4.
Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5.
Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatregelen
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid
veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
NL
Bijzondere gevaren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd.
Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op
(verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor
zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De
stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen
voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad
voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
17
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel.
De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben.
Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend
worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is
niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander
mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van
het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden
gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar
dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter
voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Eisen aan het beschermgas
Gevaar door beschermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de
apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting,
moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze
niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het
lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
18
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke
werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als
deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg
van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
NL
Gevaar op uitstromend beschermgas
Veiligheidsmaatregelen op de
opstelplaats en
bij transport
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het
aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur
Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan.
De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de
omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende
nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name
voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit
voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname
door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
19
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel,
dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het
apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar
loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik
in onze apparaten.
Inbedrijfname,
onderhoud en
reparatie
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt
elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is
onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in
gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale
voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het
apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen).
Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan.
Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen.
Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
20
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
NL
Veiligheidscontrole
VerwijderingOude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren,
eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en
internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties
kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk
worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afgegeven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem worden ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat materiële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de
gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Veiligheidssymbolen
Gegevensbescherming
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein
het volume van de doos.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor
laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn
2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van
de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
21
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter
perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan
de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u
een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
Beoogd gebruikHet apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het
bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje en voor de in de gebruiksaanwijzing vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren
Het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van accu's of oplaadbare batterijen
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in
woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
22
Algemene informatie
23
24
Algemeen
NL
Apparaatconcept
Werkingsprincipe
De stroombronnen iWave 300i / 400i /
500i DC en iWave 300i / 400i / 500i
AC/DC zijn volledig gedigitaliseerde
microprocessorgestuurde omvormerstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvoudige mogelijkheid tot systeemuitbreiding zorgen voor grote flexibiliteit. De
apparaten zijn aan alle omstandigheden aan te passen.
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een
digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaalprocessor sturen het gehele lasproces.
Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden
door uitgekiende regelalgoritmen.
Toepassingsgebieden
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces
-
een precieze reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
De apparaten worden gebruikt in de handel en industrie voor handmatige en geautomatiseerde TIG- en MIG/MAG-toepassingen voor het lassen van ongelegeerd en laaggelegeerd staal, hooggelegeerd chroom-nikkelstaal, aluminium, aluminiumlegeringen en magnesium. De stroombronnen zijn ontworpen voor:
Auto- en aanverwante sector,
-
Machine- en spoorrijtuig-bouw,
-
Chemie-apparatenbouw,
-
Apparatenbouw,
-
Scheepsbouw,
-
enz.
-
25
ConformiteitFCC
Dit apparaat voldoet aan de grenswaarden voor een digitaal apparaat uit EMVemissieklasse A, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden moeten
een passende bescherming bieden tegen schadelijke storingen wanneer het apparaat binnen een bedrijfssetting wordt gebruikt. Dit apparaat genereert en gebruikt hoogfrequente energie en kan schadelijke interferentie in de radiocommunicatie veroorzaken als het niet in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing
geïnstalleerd en gebruikt wordt.
Het gebruik van dit apparaat in woongebieden zal waarschijnlijk schadelijke storingen veroorzaken; in dit geval is de gebruiker verplicht de storingen op eigen
kosten te verhelpen.
FCC-ID: QKWSPBMCU2
Industry Canada RSS
Dit apparaat voldoet aan de vergunningvrije Industry Canada RSS-normen. Het
gebruik moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
(1)Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken.
(2)Het apparaat moet alle ontvangen storingsinvloeden kunnen weerstaan,
IC: 12270A-SPBMCU2
inclusief storingsinvloeden die een belemmering van de werking tot gevolg
zouden kunnen hebben.
EU
Overeenstemming met Richtlijn 2014/53 / EU - Richtlijn radioapparatuur
(ROOD)
De voor deze zender gebruikte antennes moeten zodanig worden geïnstalleerd
dat een minimale afstand van 20 cm tot alle personen wordt aangehouden. De
antennes mogen niet worden geplaatst of gebruikt bij of in combinatie met een
andere antenne of zender. OEM-integrators en eindgebruikers moeten bekend
zijn met de bedrijfsomstandigheden van de zender om te voldoen aan de richtlijnen voor blootstelling aan radiofrequenties.
ANATEL / Brazilië
Dit apparaat wordt secundair gebruikt. Het apparaat heeft geen recht op bescherming tegen schadelijke interferentie, zelfs niet van apparaten van hetzelfde
type.
Het apparaat kan geen interferentie veroorzaken in primair gebruikte systemen.
Dit apparaat voldoet aan de door ANATEL vastgestelde grenswaarden voor de
specifieke absorptiesnelheid met betrekking tot blootstelling aan elektrische,
magnetische en elektromagnetische hoogfrequentievelden.
IFETEL / Mexico
De gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
(1)Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken.
(2)Het apparaat moet alle interferentie accepteren, inclusief interferentie die
een ongewenste werking kan veroorzaken.
26
NCC / Taiwan
In overeenstemming met de NCC-voorschriften voor radiostralingsmotoren met
laag vermogen:
Artikel 12
Een gecertificeerde radiostralingsmotor met laag vermogen mag zonder goed-
keuring de frequentie niet wijzigen, het vermogen niet verhogen en de kenmerken
en functies van het oorspronkelijke ontwerp niet veranderen.
Artikel 14
Het gebruik van radiostralingsmotoren met laag vermogen mag de vliegveiligheid
en de wettelijke communicatie niet in gevaar brengen.
Een geconstateerde interferentie moet onmiddellijk worden gedeactiveerd en gecorrigeerd tot er geen interferentie meer is.
De wettelijke mededeling in de vorige alinea heeft betrekking op radiocommunicatie die wordt geëxploiteerd overeenkomstig de bepalingen van de Telecommunicatiewet. Radiostralingsmotoren met laag vermogen moeten bestand zijn tegen
interferentie van wettelijke communicatie of radiologische, stralingselektrische
apparaten voor industriële, wetenschappelijke en medische toepassingen.
Thailand
NL
Bluetooth trademarks
Waarschuwingen
op het apparaat
Het woordmerk Bluetooth® en de Bluetooth®-logo's zijn gedeponeerde handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en worden onder licentie gebruikt door de fabrikant. Andere merken en handelsnamen zijn eigendom van de desbetreffende
rechthebbende.
Op stroombronnen met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in NoordAmerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen.
Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of
overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
27
Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig
zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
28
Opties
WP TIG DynamicWire
De Welding Package maakt het TIG DynamicWire-proces mogelijk.
OPT/i TIG-gasregelaar
Optie OPT/i TIG 4 Switch SpeedNet
, als er meer dan één extra SpeedNet-aansluiting vereist is.
OPT/i TIG-gasstroomsensor
Externe OPT/i TIG-sensor
OPT/i TIG PowerConnector
2. Stroombus aan achterkant van stroombron
OPT/i TIG Gas-omschakeling
OPT/i TIG 2nd SpeedNet
tweede SpeedNet-aansluiting
OPT/i TIG DC MultiProzess PRO
OPT/i TIG AC MultiProzess PRO
OPT/i TIG 2nd NT242
Bij gebruik van een CU 1400-koelapparaat moet de optie OPT / i TIG 2nd NT242
in de stroombronnen worden gemonteerd.
NL
OPT/i TIG NT601
OPT/i TPS-stoffilter
BELANGRIJK! Het gebruik van het optionele OPT/i TPS-stoffilter op de iWave-
stroombronnen gaat gepaard met een vermindering van de inschakelduur!
OPT/i CycleTIG
uitgebreid TIG-intervallassen
OPT/i Synergic Lines *
Optie om alle beschikbare speciale kenmerken van de TPSi-stroombronnen te
activeren;
speciale kenmerken die in de toekomst worden gecreëerd, zullen ook automatisch worden geactiveerd.
OPT/i GUN Trigger *
Optie voor speciale functies in combinatie met de brandertoets
OPT/i Jobs
Optie voor job-bedrijf
OPT/i Documentation
Optie voor de documentatiefunctie
OPT/i Puls Pro
OPT/i Interface Designer *
Optie voor individuele interfaceconfiguratie
OPT/i WebJobEdit
Optie voor het bewerken van jobs via de SmartManager van de stroombron
OPT/i Limit Monitoring
Optie om vooraf grenswaarden in te stellen voor lasstroom, lasspanning en
draadsnelheid
29
OPT/i Custom NFC - ISO 14443A
Optie om klantspecifieke frequentieband voor key-kaarten te gebruiken
OPT/i CMT Cycle Step *
Optie voor instelbaar, cyclisch CMT-lasproces
OPT/i OPC-UA
gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface
OPT/i MQTT
gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface
OPT/i SpeedNet Repeater
Signaalversterker, indien verbindingsslangenpakketten of verbindingen van de
stroombron naar de draadtoevoer meer dan 50 m bedragen
Gutstoorts KRIS 13
Elektrodenhouder met persluchtaansluiting voor gutstoortsen
OPT/i Wire Sense *
Naadzoeken / randdetectie door middel van draadelektrode voor geautomatiseerde toepassingen
uitsluitend in combinatie met CMT-hardware
OPT/i Synchropulse 10 Hz *
voor het verhogen van de Synchropuls-frequentie van 3 Hz naar 10 Hz
Optie OPT/i Safety Stop PL d
*MIG/MAG-opties - alleen in combinatie met de opties OPT/i TIG DC Mul-
tiProzess PRO of OPT/i TIG AC MultiProzess PRO
BELANGRIJK! De veiligheidsfunctie OPT/i Safety Stop PL d werd volgens EN
ISO 13849-1:2008 + AC:2009 als categorie 3 ontwikkeld.
Hiervoor is een tweekanaalstoevoer van het ingangssignaal nodig.
Een overbrugging van de twee kanalen (bijv. door middel van een kortsluitbeugel)
is niet toegestaan en leidt tot verlies van de PL d.
Functiebeschrijving
De optie OPT/i Safety Stop PL d zorgt voor een veiligheidsstop van de stroombron volgens PL d met gecontroleerd laseinde in minder dan een seconde.
Telkens wanneer de stroombron wordt ingeschakeld, voert de veiligheidsfunctie
Safety Stop PL d een zelftest uit.
BELANGRIJK! Deze zelftest moet minimaal een keer per jaar worden uitgevoerd
om de werking van de veiligheidsuitschakeling te controleren.
Als de spanning op minimaal een van de 2 ingangen daalt, stopt Safety Stop PL d
het lopende lasproces en worden de draadtoevoermotor en de lasspanning uitgeschakeld.
De stroombron genereert een foutcode. De communicatie via de robotinterface
of het bussysteem blijft gehandhaafd.
Om het lassysteem opnieuw te starten, moet de spanning opnieuw worden ingeschakeld. Een fout moet worden bevestigd via de brandertoets, het display of de
interface en het aanvangen van het lassen moet opnieuw worden uitgevoerd.
30
Een niet-gelijktijdige uitschakeling van de twee ingangen (> 750 ms) wordt door
het systeem weergegeven als een kritieke, niet-bekende fout.
De stroombron blijft permanent uitgeschakeld.
Een reset wordt uitgevoerd door de stroombron uit/in te schakelen.
Bedieningselementen, aansluitin-
gen en mechanische componenten
31
32
Bedieningspaneel
(1)
(2)
(5)(6)
(4)(3)
NL
Algemeen
Bedieningspaneel
OPMERKING!
Als gevolg van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar
zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing staan beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
▶
gelezen en begrepen.
Gebruik de beschreven functies pas nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
▶
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig
zijn gelezen en begrepen.
43,0001,3547
33
Nr.Functie
(1)Aansluiting USB
Voor de aansluiting van USB-sticks (bijv. service-dongle, licence-key, etc.).
BELANGRIJK! De aansluiting USB wordt niet galvanisch van de laskring
gescheiden. Apparaten die een elektrische verbinding met een ander apparaat maken, mogen daardoor niet meer op de aansluiting USB worden
aangesloten!
(2)Stelwiel met draai-/drukfunctie
voor het selecteren van elementen, het instellen van waarden en het scrollen in lijsten
(3)Display (met aanraakfunctie)
voor een directe bediening van de stroombron door het aanraken van
-
het display
voor het weergeven van waarden
-
om in het menu te navigeren
-
(4)Leeszone voor NFC-keys
voor het vergrendelen/ontgrendelen van de stroombron met NFC-
-
keys
voor het aanmelden van verschillende gebruikers (met actief gebrui-
-
kersbeheer en toegewezen NFC-keys)
NFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger
Invoermogelijkheden
(5)Toets draadinvoer
voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode / lasdraad in het lastoorts-slangenpakket
(6)Toets Gascontrole
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor het drukreduceerstuk.
Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig
beëindigd.
Display aanraken
Door het display aan te raken, kunt u het volgende doen:
Navigeren
-
Activering van functies
-
Selecteren van opties
-
34
Als u een element op het display aanraakt en dus selecteert, wordt het element
gemarkeerd.
Stelwiel draaien
Elementen op het display selecteren:
Rechtsom draaien markeert het volgende element in een reeks.
-
Linksom draaien markeert het vorige element in een reeks.
-
In een verticale lijst wordt bij rechtsom draaien het onderste element gemar-
-
keerd, bij linksom draaien wordt het bovenste element gemarkeerd.
Waarden wijzigen:
Door rechtsom draaien wordt de in te stellen waarden verhoogd.
-
Door linksom draaien wordt de in te stellen waarden verlaagd.
-
Door het stelwiel langzaam te draaien verandert de in te stellen waarde lang-
-
zaam, bijv. voor een nauwkeurige fijnafstelling.
Door het stelwiel snel te draaien wordt de in te stellen waarde met grote
-
sprongen veranderd. Op deze manier kunnen snel grote waardeveranderingen worden doorgevoerd.
Voor sommige parameters wordt een waarde die wordt gewijzigd door aan het
stelwiel te draaien, automatisch overgenomen zonder dat het stelwiel hoeft te
worden ingedrukt.
Het stelwiel indrukken
NL
Overnemen van gemarkeerde elementen, bijv. om de waarde van een laspara-
-
meter te wijzigen.
Overnemen van waarden van bepaalde parameters.
of
het sleutelsymbool bij geblokkeerde stroombron (bijv. wanneer profiel / rol 'locked' geactiveerd is)
Tijd en datum
-
De inhoud van de statusregel varieert naar gelang de ingestelde lasprocedure.
36
(2)Linker zijbalk
De linker zijbalk bevat de buttons:
Lassen
-
Lasprocedure
-
Procesparameter
-
Voorinstellingen
-
U kunt de knoppen op de linker zijbalk bedienen door het display aan te
raken.
(3)Indicatorbalk
Overzicht van momenteel beschikbare lasparameters;
de afzonderlijke lasparameters kunnen door aanraken op het display direct worden geselecteerd. De momenteel geselecteerde parameter is
blauw gemarkeerd.
Lasstroomcurve
(2)
NL
Balans
(1)
Diameter elektrode
Welving-modus
Polariteit
(1)
Alleen bij iWave AC/DC-stroombronnen
(2)
Alleen bij iWave AC/DC-stroombronnen en wanneer de polariteit op AC
(1)
ingesteld is.
(4)Hoofdgedeelte
In het hoofdgedeelte worden de lasparameters, EasyJobs, grafieken, lijsten of navigatie-elementen weergegeven. Afhankelijk van de toepassing is
het hoofdgedeelte anders gestructureerd en gevuld met elementen.
(1)
De bediening van de functies in het hoofdgedeelte gebeurt
via het stelwiel
-
door het aanraken van het display
-
(5)Rechter zijbalk
De rechter zijbalk kan als volgt worden gebruikt, afhankelijk van de button
die in de linker zijbalk is geselecteerd:
Als functiebalk, bestaande uit toepassings- en functie-buttons
-
Voor navigatie in het 2e Basis menu
-
U kunt de knoppen op de rechter zijbalk bedienen door het display aan te
raken.
37
Omschakelen
1
2
naar volledig
scherm
1
Het display wordt in de volledig-schermmodus weergegeven:
Volledig-schermmodus beëindigen:
2
38
Aansluitingen, schakelaars en mechanische com-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(11)
(9)
(10)
(16)
(15)
(14)
(13)
(12)
iWave DCiWave AC/DC
ponenten
Aansluitingen en
mechanische
componenten
NL
Voorkant/ achterkant
Nr.Functie
(1)Aansluiting TMC
Voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lastoorts
-
Voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen
-
Voor het aansluiten van afstandsbedieningen
-
(2)(-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting
Voor het aansluiten van de TIG-lasbrander
Symbolen:
(3)Aansluiting TMC 4-polig
Voor het aansluiten van een CrashBox-kabel
(4)Bedieningspaneel met display en bedieningspaneelafdekking
(10)Blinde afdekking / opties robotinterface RI FB Inside /i of SpeedNet-
aansluitingen of externe sensor
(11)Aansluiting Ethernet
(12)Blinde afdekking / tweede (-) stroombus met bajonetsluiting (optie)
MIG/MAG-massa naar draadtoevoer
(13)Aansluiting beschermgas TIG
Hoofdgasmagneetventiel
(14)Blinde afdekking / aansluiting hulpgas
Extra gasmagneetventiel
40
(15)Blinde afdekking / tweede SpeedNet-aansluiting (optie) of externe sen-
sor (optie)
(16)Blinde afdekking / tweede SpeedNet-aansluiting (optie) of externe sen-
sor (optie)
(17)
iWave 300i - 500i AC/DC
(17)AC-omvormer
(alleen bij iWave AC/DCstroombronnen)
NL
41
42
Voor installatie en ingebruikneming
43
44
Voor installatie en ingebruikneming
NL
Veiligheid
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶
▶
▶
Beoogd gebruikDe stroombron is uitsluitend bedoeld voor TIG-lassen, MIG/MAG-lassen en elek-
trodelassen. Elk ander of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
-
-
Vereisten voor
de installatielocatie
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
-
-
GEVAAR!
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
het naleven van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter
dan Ø 12,5 mm (0,49 in.)
bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP 23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen) moet worden vermeden.
GEVAAR!
Gevaar door naar beneden vallende of omvallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel het apparaat op op een vlakke, vaste ondergrond. Zorg dat het apparaat
▶
stabiel staat.
Na de montage controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
▶
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van
de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de
ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Geproduceerd
elektrisch geleidend stof (bijvoorbeeld bij het werken met polijststeen) mag niet
rechtstreeks de installatie worden binnengezogen.
45
Netaansluiting
De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning ge-
-
schikt.
Apparaten met een nominale spanning van 3 x 575 V mogen alleen worden
-
gebruikt op driefasige netwerken met een geaard sterpunt.
Is de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moe-
-
ten deze volgens de nationale normen door vakpersoneel worden gemonteerd.
De beveiliging van de netvoedingskabel wordt in de 'Technische gegevens' be-
-
schreven.
VOORZICHTIG!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige
materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de
▶
bestaande elektriciteitsvoorziening worden aangelegd.
De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
GeneratormodusDe stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor het bepalen van het benodigde generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S
Het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron vereist.
1max
van de stroombron wordt als volgt be-
1max
rekend voor het driefasige apparaat:
S
= I
1max
I
en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
1max
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator S
1max
x U1 x √3
kan aan de hand van
GEN
de volgende formule worden berekend:
S
GEN
= S
1max
x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator S
zijn dan het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron!
1max
mag niet kleiner
GEN
OPMERKING!
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het
toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
46
Netkabel aansluiten
AlgemeenAls er geen netkabel is aangesloten, moet voor de ingebruikname een voor de
aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd.
Op de stroombron is een universele trekontlasting voor een kabeldiameter van 12
- 30 mm (0,47 - 1,18 in.) gemonteerd.
Trekontlastingen voor kabels met andere doorsneden kunnen op dezelfde wijze
worden bevestigd.
NL
Veiligheid
Voorgeschreven
netkabel
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold
▶
personeel worden uitgevoerd.
De nationale normen en richtlijnen moeten worden opgevolgd.
▶
VOORZICHTIG!
Gevaar door ondeskundig voorbereide netkabel.
Dit kan kortsluitingen of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten wor-
▶
den voorzien van ader-eindhulzen.
Europa:
Stroombron
NetspanningNetkabel
iWave 300i /nc DC
3 x 400 V
3 x 460 V
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
iWave 300i /MV/nc DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 300i /nc AC/DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 300i /MV/nc AC/DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 400i /nc DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
H07RN-F 4G6
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G6
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10
H07RN-F 4G4
47
Stroombron
NetspanningNetkabel
iWave 400i /nc AC/DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc AC/DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 500i /nc DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 500i /MV/nc DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 500i /nc AC/DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 500i /MV/nc AC/DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G4
H07RN-F 4G10
H07RN-F 4G4
VS en Canada:
Stroombron
NetspanningNetkabel
iWave 300i /nc DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 300i /MV/nc DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 300i /nc AC/DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 300i /MV/nc AC/DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 400i /nc DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
4 x AWG 10
4 x AWG 10
4 x AWG 8
4 x AWG 10
4 x AWG 10
4 x AWG 10
4 x AWG 8
4 x AWG 10
4 x AWG 10
4 x AWG 10
4 x AWG 6
4 x AWG 10
48
iWave 400i /nc AC/DC
3 x 400 V
3 x 460 V
iWave 400i /MV/nc AC/DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
iWave 500i /nc DC
3 x 400 V
3 x 460 V
4 x AWG 10
4 x AWG 10
4 x AWG 6
4 x AWG 10
4 x AWG 8
4 x AWG 8
Stroombron
100 mm
3.9 inch
min. 8 mm
min. 0.3 inch
min. 8 mm
min. 0.3 inch
140 mm
5.5 inch
1
2
NetspanningNetkabel
iWave 500i /MV/nc DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
4 x AWG 4
4 x AWG 8
iWave 500i /nc AC/DC
3 x 400 V
3 x 460 V
4 x AWG 8
4 x AWG 8
iWave 500i /MV/nc AC/DC
3 x 200 - 230 V
3 x 400 - 575 V
4 x AWG 4
4 x AWG 8
NL
Netkabel op ncstroombronnen
aansluiten
1
3
2
49
1
5
2
3
4
4
1
150 mm
5.9 inch
min. 8 mm
min. 0.3 inch
min. 8 mm
min. 0.3 inch
170 mm
6.7 inch
GND - L1 - L2 - L3; 4x TX20, 1,5 Nm / 1.11 lb-ft
6
5
Netkabel op MVstroombronnen
aansluiten
1
2
50
3
Kort de trekontlasting in overeenstemming met buitendiameter van netkabel in
4
NL
BELANGRIJK! Let er bij het insteken van de netkabel op dat de kabelmantel ca.
5 - 10 mm voorbij de trekontlasting in het apparaat uitsteekt.
5
*Draai de 4 TX20-schroeven alleen los, maar verwijder ze niet.
51
6
Duw de netkabel naar de open zijde,
zodat de klemschroef van de trekontlasting toegankelijk wordt.
7
8
52
910
NL
53
Stroombron door middel van NFC-key vergrendelen en ontgrendelen
AlgemeenNFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger
De stroombron kan door middel van een NFC-key worden vergrendeld, bijv. om
ongewenste toegang of het wijzigen van lasparameters te voorkomen.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van de stroombron hoeft het bedieningspaneel niet te worden aangeraakt.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van de stroombron moet de stroombron
zijn ingeschakeld.
Stroombron
door middel van
NFC-key vergrendelen en
ontgrendelen
Stroombron blokkeren
54
NFC-key in de leeszone voor de NFC-keys ingedrukt houden
1
Op het display wordt het sleutelsymbool kort weergegeven.
Het sleutelsymbool wordt vervolgens in de statusbalk weergegeven.
De stroombron is nu geblokkeerd
Alleen de lasparameters kunnen met het stelwiel worden bekeken en ingesteld.
Als een geblokkeerde functie wordt opgeroepen, wordt een dienovereenkomstige
melding weergegeven.
Stroombron deblokkeren
NFC-key in de leeszone voor de NFC-keys ingedrukt houden
1
Op het display wordt het doorgestreepte sleutelsymbool kort weergegeven.
Het sleutelsymbool wordt niet meer in de statusregel weergegeven.
Alle functies van de stroombron zijn weer onbeperkt beschikbaar.
OPMERKING!
Meer informatie over het vergrendelen van de stroombron vindt u in het hoofdstuk 'Voorkeuren - Beheer' vanaf pagina 225.
NL
55
56
TIG
57
58
Systeemonderdelen
(8)
(9)
(1)
(2b)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(2a)
Systeemonderdelen
NL
Opmerkingen
betreffende het
koelapparaat
(1)Koelapparaat
(2a)Stroombron iWave DC
(2b)Stroombron iWave AC/DC
(3)Aardkabel
(4)Wagen en gasfleshouder
(5)Scharnierbevestiging
(6)Kouddraadtoevoer
(7)Lasbrander
(8)Afstandsbedieningen
(9)Voet-afstandsbedieningen
Voor de volgende toepassingen wordt een koelapparaat aanbevolen:
Lasbrander JobMaster TIG
-
Robotmodus
-
Leidingpakketten langer dan 5 meter
-
TIG-AC-lassen
-
Lassen in het hogere vermogensgebied in het algemeen
-
De stroomvoorziening van het koelapparaat komt via de stroombron tot stand.
Als de netschakelaar van de stroombron in de stand - I - wordt gezet, is het koelapparaat gereed.
Meer informatie over het koelapparaat vindt u in de bedieningshandleiding van
het koelapparaat.
Extra systeemcomponenten (zonder
afbeelding):
Kouddraadtoevoer
-
MIG/MAG-draadtoevoer
-
MIG/MAG-lasbrander
-
Opname met dubbele kop
-
Verbindingsslangpakketten
-
Verlengslangpakketten
-
Robotinterface
-
59
Minimale uitrusting voor TIG-lassen
Minimale uitrusting voor TIGAC-lassen
Minimale uitrusting voor TIGDC-lassen
Stroombron iWave AC/DC
-
Aardkabel
-
TIG-lastoorts
-
Beschermgas-voorziening met drukverminderaar
-
Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
-
Stroombron
-
Aardkabel
-
TIG-lastoorts
-
Beschermgas-voorziening met drukverminderaar
-
Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
-
60
TIG-lasproces
TIG DynamicWi-reBij TIG DynamicWire wordt de spanning tussen werkstuk en lasdraad gemeten,
waardoor de draadtoevoer actief kan worden geregeld.
De draadsnelheid past zich automatisch aan de stroomsterkte, lichtbooglengte,
naadvorm of de te overbruggen spleet aan.
TIG DynamicWire werkt in synergisch bedrijf. Stroom en draadtoevoer hoeven
niet afzonderlijk te worden ingesteld.
Via de procesparameter 'TIG-draadcorrectie' kan de draadsnelheid worden geoptimaliseerd.
Met de Welding Package TIG DynamicWire zijn karakteristieken voor het meest
gangbare toevoegmateriaal beschikbaar.
NL
61
Inbedrijfstelling
Veiligheid
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶
▶
▶
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
▶
AlgemeenDe ingebruikneming van de stroombron voor TIG-lassen wordt aan de hand van
een handmatige, watergekoelde TIG-toepassing beschreven.
GEVAAR!
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
GEVAAR!
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te
bereiken.
De volgende afbeeldingen geven u een overzicht van de constructie van de afzonderlijke systeemcomponenten.
Gedetailleerde informatie over de betreffende handelingen vindt u in de gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten.
62
Systeemcompo-
5
2
3
1
4x
4
nenten opbouwen (overzicht)
OPMERKING!
Nauwkeurige informatie over de montage en aansluiting van de systeemonderdelen vindt u in de betreffende bedieningshandleidingen van de systeemonderdelen.
Stroombronnen iWave DC
NL
63
Stroombronnen iWave AC/DC
6
2
1
3
4
4x
5
64
Gasfles aanslui-
4
3
4
ten
GEVAAR!
Kans op ernstig letsel en/of zware materiële schade door omvallende gasfles-
sen.
Plaats gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond!
▶
Beveilig de gasflessen tegen omvallen: Zet de beveiligingsband hoog op het
▶
bovenste deel van de gasfles vast!
Zet de beveiligingsband nooit vast aan de flessenhals!
▶
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op!
▶
Gasfles op wagenbodem plaatsen
1
Gasflessen door middel van fles-
2
gordel aan het bovenste deel van
de gasfles (maar niet aan de fles-senhals) tegen omvallen beveiligen
NL
Beschermkap van de gasfles ver-
3
wijderen
Gasflesventiel kort openen om om-
4
liggend vuil te verwijderen
65
6
5
7
OPMERKING!
Pakking van de drukverminderaar
5
controleren
Drukverminderaar op de gasfles
6
schroeven en vastdraaien
Bij gebruik van een TIG-lastoorts met
geïntegreerde gasaansluiting:
Verbind de drukverminderaar met
7
de beschermgasaansluiting aan de
achterzijde van de stroombron met
behulp van de gasleiding
Draai de wartelmoer van de gaslei-
8
ding vast
Bij gebruik van een TIG-lastoorts zonder geïntegreerde gasaansluiting:
Sluit de gasleiding van de TIG-la-
6
stoorts aan op de drukverminderaar
Sluit de lastoorts op de
stroombron en
het koelapparaat
aan
De gasaansluiting bij gebruik van een MultiControl-koelapparaat (MC-koelapparaat) wordt beschreven in de bedieningshandleiding van het koelapparaat.
OPMERKING!
Voor de stroombronnen TIG DC geen zuivere wolfraamelektroden gebruiken
(herkenningskleur: groen).
OPMERKING!
Vóór iedere inbedrijfname:
controleer de afdichtingsring op de aansluiting lastoorts,
▶
controleer het koelmiddelniveau!
▶
Lastoorts volgens de gebruiksaanwijzing van de lastoorts uitrusten
1
2
BELANGRIJK! Controleer tijdens de
laswerkzaamheid met regelmatige tussenpozen de doorstroming van koelmiddel.
66
Aardeverbinding
met het werkstuk maken
OPMERKING!
Wanneer een aardingsverbinding wordt gemaakt, moet op het volgende worden
gelet:
Voor elke stroombron een eigen aardekabel gebruiken
▶
Lasbranderslangenpakket en aardekabel zo lang en dicht mogelijk bij elkaar
▶
houden
Laskringkabels van afzonderlijke stroombronnen zo ver mogelijk uit elkaar
▶
houden
Aardekabels mogen niet parallel aan elkaar worden geplaatst.
▶
Wanneer er geen andere mogelijkheid is dan de aardekabels parallel aan elkaar te plaatsen, moet een minimale afstand van 30 cm tussen de laskringkabels worden aangehouden
Aardekabel zo kort mogelijk houden, grote kabeldoorsnede gebruiken
▶
Aardekabels niet kruisen
▶
Geen ferromagnetische materialen tussen aardekabel en verbindingsslan-
▶
genpakket aanbrengen
Lange aardekabels niet opwikkelen vanwege spoelwerking.
▶
Lange aardekabels in lussen opbergen
NL
Aardekabels niet in ijzeren buizen, metalen kabelgoten, op stalen dwarslig-
▶
gers of in kabelkanalen plaatsen
(de plus- en aardekabel kunnen wel samen in een ijzeren buis worden aangebracht)
Wanneer meerdere aardekabels aanwezig zijn, aardpunten van onderdeel zo
▶
ver mogelijk uit elkaar houden en gekruiste stroompaden onder de afzonderlijke lichtbogen voorkomen.
Gecompenseerde verbindingsslangenpakketten gebruiken (verbindingsslan-
▶
genpakketten met geïntegreerde aardekabel)
Netschakelaar in stand - O - zetten
1
67
1
3
2
2
Verdere activiteiten
Voor een TIG-kouddraadtoevoer
Voor het TIG-lassen vereiste componenten op de wagen opbouwen (bijv.
1
draaitapopname)
Aanstuurkabel op draadtoevoer aansluiten
2
Aanstuurkabel op TMC-aansluiting aan voorzijde van stroombron aansluiten
3
Alleen als bij de draadtoevoer de optie OPT/i CWF TMC-brander beschikbaar
4
is:
draadtoevoer met behulp van het verbindingsslangenpakket op de stroombron aansluiten
Kouddraadtoevoer op TIG-lasbrander opbouwen
5
Draadtoevoerslang op draadtoevoer aansluiten
6
Voor TIG-toepassing bedoelde aandrijfrollen in draadtoevoer aanbrengen
7
Voor TIG-toepassing bedoelde slijtagedelen op lasbrander opbouwen
8
Draadspoelen of korfspoelen met korfspoel-adapter in draadtoevoer inzetten
9
OPMERKING!
Details met betrekking tot het monteren of aansluiten van de TIG-componenten zijn te vinden in de installatiehandleidingen en gebruiksaanwijzingen
van de betreffende systeemcomponenten.
Sluit de stroombron op het elektriciteitsnet aan en schakel de stroombron in
10
Lasdraad laten inlopen
11
Contactdruk instellen
12
Rem instellen
13
R/L-synchronisatie uitvoeren
14
Details zie vanaf pagina 105.
68
TIG-bedrijfsmodi
(1)(2)(3)
(4)(5)
NL
Veiligheid
Symbolen en
toelichting
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
▶
gelezen en begrepen.
Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
▶
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig
zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
(1) Toortsknop naar achteren trekken en vasthouden (2) Toortsknop loslaten (3) Toortsknop kort terugtrekken (< 0,5 s)
(4) Toortsknop indrukken en vasthouden (5) toortsknop loslaten
GPrGasvoorstroming
SPtPuntlastijd
I
I
t
t
Startstroom:
S
voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het materiaal correct gepositioneerd kan worden
Eindstroom:
E
ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal door
warmtestuwing bij het laseinde. Het uitzakken van de lasnaad wordt verhinderd.
Up-Slope:
UP
voortdurende verhoging van de startstroom naar de hoofdstroom (lasstroom) I
Down-slope:
DOWN
voortdurende verlaging van de lasstroom naar de eindkraterstroom
1
69
I
I
t
I
1
GPo
GPrt
DOWN
t
UP
I
t
I
1
GPr
I
S
t
DOWN
t
UP
I
E
I
2
GPo
I
1
*)
Hoofdstroom (lasstroom):
1
gelijkmatige temperatuuraanvoer in het grondmateriaal, dat door warmte
vooraf is verhit
2-taktbedrijf
I
Reductiestroom:
2
Tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke
oververhitting van het basismateriaal
GPOGasnastroming
Lassen: Toortstoets terugtrekken en vasthouden
-
Laseinde: Toortstoets loslaten
-
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Lasstart met startstroom IS: Toortstoets terugtrekken en vasthouden
-
Lassen met hoofdstroom I1: Toortstoets loslaten
-
Verlagen naar eindstroom IE: Toortstoets terugtrekken en vasthouden
-
Laseinde: Toortstoets loslaten
-
4-taktbedrijf
*) Tussentijdse verlaging
70
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom naar
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
GPo
I
1
I
2
t
up
een ingestelde reductiestroom I-2 verlaagd.
Om de tussentijdse verlaging te activeren, moet u de toortstoets vooraf in-
-
drukken en vasthouden
Om de hoofdstroom weer te gebruiken, laat u de toortstoets los
-
NL
Speciaal 4stapsproces:
Variant 1
De tussentijdse verlaging tot de ingestelde reductiestroom I2 vindt plaats door
het kort terugtrekken van de brandertoets. Na het opnieuw kort terugtrekken
van de brandertoets staat de hoofdstroom I1 weer tot uw beschikking.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 1
Variant 1 van het speciaal 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende parameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = uit
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = aan
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
71
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
GPo
I
1
I
2
t
up
stapsproces:
Variant 2
Bij variant 2 vindt de tussentijdse reductie ook plaats via de ingestelde reductiestroom Slope 1/2-waarden:
Brandertoets indrukken en vasthouden: de lasstroom daalt via de ingestelde
-
reductiestroom Slope 1 continu tot de waarde van de ingestelde reductiestroom I2. De reductiestroom I2 blijft bestaan totdat de brandertoets wordt
losgelaten.
Na het loslaten van de brandertoets: de lasstroom stijgt via de ingestelde re-
-
ductiestroom Slope 2 tot de hoofdstroom I1.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 2
Variant 2 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende parameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = uit
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = aan
-
Reductiestroom Slope 2 = aan
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
72
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
GPo
I
1
I
2
t
up
stapsproces:
Variant 3
De tussentijdse verlaging van de lasstroom vindt in variant 3 plaats door het indrukken en vasthouden van de brandertoets. Na het loslaten van de brandertoets
staat de hoofdstroom I1 weer tot uw beschikking.
Bij het terugtrekken van de brandertoets vindt het laseinde meteen plaats, zonder Downslope en Eindkraterstroom.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 3
NL
Variant 3 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende parameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = 0,01 s
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
73
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
GPo
I
1
I
2
t
up
t
E
t
S
stapsproces:
Variant 4
Lasstart en lassen: Brandertoets kort terugtrekken en loslaten - de las-
-
stroom stijgt van de startstroom IS via de ingestelde Up-Slope tot de hoofdstroom I1.
Voor tussentijdse verlaging de brandertoets indrukken en vasthouden
-
Na het loslaten van de brandertoets staat de hoofdstroom I1 weer tot uw be-
-
schikking
Laseinde: Brandertoets kort terugtrekken en loslaten
-
Speciaal 4-stapsproces: Variant 4
Variant 4 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende parameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = aan
-
Eindstroomtijd = aan
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
74
Speciaal 4-
GPrt
down
GPo
t
up
I
t
I
1
I
S
I
E
I1 >
I1 <
stapsproces:
Variant 5
Variant 5 maakt het mogelijk de lasstroom te verhogen en te verlagen zonder Up/
Down-lastoorts.
Hoe langer de brandertoets tijdens het lassen ingedrukt wordt gehouden,
-
des te meer stijgt de lasstroom (tot het maximum).
Na het loslaten van de brandertoets blijft de lasstroom constant.
-
Hoe langer de brandertoets weer ingedrukt wordt gehouden, des te meer
-
daalt de lasstroom.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 5
NL
Variant 5 van het speciale 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende parameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = uit
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = uit of aan
-
Functie reductiestroomtoets = I1
-
75
Speciaal 4-
GPr
t
down
GPo
t
up
I
I
1
I
S
I
E
I
1
I
1
I
2
t
< 0,5 s
< 0,5 s
< 0,5 s
< 0,5 s
> 0,5 s
stapsproces:
Variant 6
Lasstart met startstroom IS en Up-Slope: Toortstoets terugtrekken en vast-
-
houden
Tussentijdse reductie tot I2 en terugschakelen van I2 naar de hoofdstroom I1:
-
kort indrukken (< 0,5 s) en loslaten van de brandertoets
Lasproces beëindigen: de brandertoets lang indrukken (> 0,5 s) en loslaten.
-
Het proces wordt na de Down-Slope-fase en de eindstroomfase automatisch
beëindigd.
Als u tijdens de Down-Slope-fase of de eindstroomfase de brandertoets kort indrukt (< 0,5 sec.) en loslaat, wordt er een Up-Slope naar de hoofdstroom ingezet
en gaat het lasproces door.
Speciaal 4-stapsproces: Variant 6
Variant 6 van het speciaal 4-stapsproces wordt geactiveerd met de volgende parameterinstelling:
Procesparameter / Algemeen / 2-stapsinstellingen
Startstroomtijd = uit
-
Eindstroomtijd = aan
-
Procesparameter / Algemeen / 4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1 = uit
-
Reductiestroom Slope 2 = uit
-
Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodus / Bedrijfsmodusinstellingen
I2 via brandertoets = aan
-
Functie reductiestroomtoets = I2
-
76
Puntlassen
I
t
I
1
GPr
t
UP
t
DOWN
SPt
GPo
Lassen: trek de brandertoets kort terug
-
De lasduur komt overeen met de waarde die bij de Setup-parameter Puntlastijd is ingevoerd.
Voortijdig beëindigen van de lasprocedure: trek de brandertoets opnieuw te-
-
rug
NL
77
TIG-lassen
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
▶
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
▶
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
▶
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
TIG-lassen
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode van de lastoorts.
Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleiden-
▶
de dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand - I - zetten
1
78
4
2
3
5
4
4
'Lasprocedure' selecteren
6
7
2
'Procedure' selecteren
3
Het overzicht van de beschikbare lasprocedures wordt weergegeven.
NL
'TIG' of 'TIG-kouddraad' of 'DynamicWire' selecteren
4
'Bedrijfsmodus' selecteren
5
Het overzicht van de bedrijfsmodi wordt weergegeven.
De gewenste bedrijfsmodus selecteren
6
Alleen bij kouddraad- en DynamicWire-toepassingen:
7
'Extra materiaal' selecteren en instellen
'TIG-lassen' selecteren
8
79
De TIG-lasparameters worden weergegeven.
Stelwiel draaien (of het parametersymbool in de indicatorbalk aanraken): Pa-
9
rameter kiezen
Het stelwiel indrukken
10
De waarde van de parameter wordt blauw gemarkeerd en kan nu worden gewijzigd.
Stelwiel draaien: de waarde van de parameter wijzigt
11
Voor gebruikers- of toepassingsspecifieke instellingen in de lasmachine, in-
12
dien nodig procesparameters instellen
Gasflesventiel openen
13
Toets Gascontrole indrukken
14
De test-gasstroom duurt hoogstens 30 seconden. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien totdat
15
de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft
Met lassen beginnen (lichtboog ontsteken)
16
Lasparameters
voor TIG-lassen
OPMERKING!
Parameters die op een systeemonderdeel worden ingesteld, zoals draadtoevoer
of afstandsbediening, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel
van de stroombron worden gewijzigd.
ACParameters voor TIG-AC-lassen
DC-Parameters voor TIG-DC-lassen
Instelbereik: uit; 1,0 - 6,4 mm
Fabrieksinstelling: 2,4 mm
83
Welving-modus (AC)
(2)(1)
alleen bij iWave AC/DC
Instelbereik: uit / aan
Fabrieksinstelling: uit
uit
Functie voor de automatische vorming van welvingen is gedeactiveerd
aan
Voor de ingevoerde diameter van de wolfraamelektrode wordt tijdens de lasstart
de optimale welving gevormd.
Daarna wordt de functie voor de automatische vorming van welvingen weer gereset en gedeactiveerd.
84
(1) ... vóór het ontsteken
(2) ... na het ontsteken
De welvingsmodus moet voor iedere wolfraamelektrode apart worden geactiveerd.
OPMERKING!
De functie voor de automatische vorming van welvingen is niet nodig als de welving op de wolfraamelektrode groot genoeg is.
Polariteit (AC)
alleen bij iWave AC/DC
GEVAAR!
Gevaar door aanwezig laspotentiaal bij MultiProzess-PRO-stroombronnen en bij
aanwezige draadtoevoer met dubbele kop WF 25i Dual!
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De draadtoevoer met dubbele kop van het lassysteem losnemen voordat de
▶
polariteit op AC wordt ingesteld!
Instelbereik: DC- /AC
Fabrieksinstelling: DC-
Polariteit
NL
OPMERKING!
Onder Voorkeuren / Weergave / Setup parameterweergave, kunnen verdere parameters aan de lasparameters worden toegevoegd.
Details, zie vanaf pagina 212.
▶
85
Lichtboog ontsteken
AlgemeenVoor een optimaal ontstekingsverloop bij de procedure TIG-AC-lassen neemt de
stroombron TIG AC/DC het volgende in aanmerking:
de diameter van de wolfraamelektrode
-
de actuele temperatuur van de wolfraamelektrode, rekening houdend met de
-
eerdere lasduur en laspauze
Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie
(HF-ontsteken)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar
merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
▶
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
▶
gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
▶
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
▶
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontsteken is geactiveerd als onder Procesparameter / Ontstekingsparameter
van de Setup-parameter Hf-ontsteking op 'aan' is ingesteld.
Op het display licht in de statusregel de weergave HF-ontsteken op.
Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het
risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.
Procedure voor HF-ontsteken:
Gasbuis op de ontstekingsplek op-
1
stellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot
3 mm (5/64 - 1/8 inch) afstand bestaat.
86
Helling van de toorts verhogen en
2
toortstoets volgens de geselecteerde bedrijfsmodus bedienen
De lichtboog ontsteekt zonder dat het
werkstuk wordt aangeraakt.
Toorts in normale positie houden
3
Beginnen met lassen
4
NL
Ontsteken door
aanraking
Als de Setup-parameter HF-ontsteking op 'uit' is ingesteld is het HF-ontsteken
gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met
de wolfraamelektrode.
Procedure voor het ontsteken van de vlamboog door middel van aanraking:
Gasbuis op de ontstekingsplek op-
1
stellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot
3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand
bestaat
87
Brandertoets bedienen
2
Beschermgas stroomt uit
Lastoorts langzaam oprichten tot
3
de wolfraamelektrode het werkstuk aanraakt
Lasbrander optillen en in de nor-
4
male positie draaien
De lichtboog ontsteekt.
Beginnen met lassen
5
Lichtboog ontsteken door
hoogfrequent
aanraken
(Touch-HF)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar
merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
▶
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
▶
gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
▶
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
▶
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de
ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
88
Overbelasting
van de elektrode
Bij een overbelasting van de wolfraamelektrode kan het materiaal van de elektrode loslaten, wat de gesmolten massa kan verontreinigen.
Bij overbelasting van de wolfraamelektrode brandt de weergave 'Elektrode overbelast' in de statusregel van het bedieningspaneel.
De weergave 'Elektrode overbelast' hangt van de ingestelde elektrodediameter
en de ingestelde lasstroom af.
NL
Laseinde
Beëindig het lassen afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus door de
1
brandertoets los te laten
Wacht op de ingestelde gas-nastroom. Houd de lasbrander in positie boven
2
het einde van de lasnaad.
89
Speciale TIG-functies
(1)
I [A]
t [s]
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
Functie ont-
De stroombron beschikt over de functie Ontsteektime-out.
steektime-out
Als er op de brandertoets wordt gedrukt, begint de gasvoorstroom meteen. Vervolgens wordt er begonnen met de ontstekingsprocedure. Als er binnen een in de
ontstekingsparameters ingestelde tijd geen lichtboog tot stand komt, schakelt de
stroombron zichzelf uit.
De instelling van de parameter Ontsteektime-out is in de paragraaf 'Procesparameter / Ontstekings- en bedrijfsmodusinstellingen' vanaf pagina 98 beschreven.
TIG-pulsenDe bij het begin van het lassen ingestelde lasstroom is niet altijd gunstig voor de
volledige lasprocedure:
bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
-
bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.
-
De functie TIG-pulsen (TIG-lassen met pulserende lasstroom) biedt een remedie:
een lagere grondstroom (2) stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere
pulsstroom en daalt volgens de ingestelde Dutycycle (5) weer naar de grondstroom (2).
Bij het TIG-pulsen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze
plekken stollen ook snel weer.
Bij handmatige toepassingen vindt bij het TIG-pulsen het toevoegen van de lasdraad plaats in de maximale-stroomfase (alleen mogelijk in het onderste frequentiegebied van 0,25 - 5 Hz). Hogere pulsfrequenties worden meestal in geautomatiseerde processen gebruikt en dienen hoofdzakelijk ter stabilisatie van de
lichtboog.
TIG-pulsen wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen of bij het lassen van dunne platen.
Functionering van de TIG-puls bij gekozen procedure TIG-DC-lassen:
HechtfunctieVoor de procedure TIG-DC-lassen staat de hechtfunctie ter beschikking.
Zodra er onder Procesparameter / TIG DC-instellingen voor de parameter Hechten (4) een tijdsduur wordt ingesteld, kan in de bedrijfsmodi 2-stapsproces en 4stapsproces de hechtfunctie worden gebruikt. Het verloop van de bedrijfsmodi
blijft onveranderd.
Op het display licht in de statusregel de weergave Hechten (TAC) op:
Op dit moment staat een gepulste lasstroom ter beschikking die het in elkaar
vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee bouwdelen optimaliseert.
Functionering van de hechtfunctie bij het TIG-DC-lassen:
NL
Hechtfunctie - verloop van de lasstroom
Legenda:
(1) Hoofdstroom, (2) Startstroom, (3) Up-slope, (4) duur van de gepulseerde lasstroom voor het hechtingsproces, (5) Down-slope, (6) Eindstroom
OPMERKING!
Voor de gepulste lasstroom geldt het volgende:
De stroombron regelt de pulsparameters automatisch, afhankelijk van de ingestelde hoofdstroom (1).
Er hoeven geen pulsparameters te worden ingesteld.
De gepulste lasstroom begint
na afloop van de startstroomfase (2)
-
met de Up-Slope-fase (3)
-
Afhankelijk van de ingestelde hechttijdduur kan de gepulste lasstroom tot en
met de eindstroomfase (6) aanhouden (TIG DC-parameter Hechten (4) op 'aan').
91
Na afloop van de hechttijd wordt met een constante lasstroom verder gelast;
eventueel ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.
CycleTIGVoor de procedure TIG-DC-lassen staat de intervallasprocedure CycleTIG ter
beschikking.
Hierbij wordt het lasresultaat beïnvloed en gecontroleerd door verschillende parametercombinaties.
De belangrijkste voordelen van CycleTIG zijn een eenvoudige controle van het
smeltbad, een gerichte warmtetoevoer en minder ontlaatkleuren.
CycleTIG-variaties
CycleTIG + lagere grondstroom
Voor dwangpositie-lasbewerkingen, randafwerkingen en orbitale lasbewer-
-
kingen
Zeer geschikt voor verbindingen tussen dikken en dunne platen
-
Uitstekende afwerking van de lasnaad
-
Hf-ontsteking alleen bij lasstart
-
Lange elektrodelevensduur
-
Goede controle van het smeltbad
-
Gerichte warmtetoevoer
-
CycleTIG + RPI = aan + grondstroom = uit
Voor reparatiewerkzaamheden (bijvoorbeeld randafwerkingen)
-
Gerichte warmtetoevoer
-
Grootste voordeel in combinatie met ontstekingsinstelling HF-ontsteking =
-
touch HF
Hf-ontsteking bij elke cyclus (!)
-
Zeer korte elektrodelevensduur (!)
-
Aanbeveling: iWave AC/DC met ontstekingsinstelling Ontsteking met omgekeerde polariteit = auto
CycleTIG + hechten
Voor het hechten van dunne platen, orbitale toepassingen en voor verbindin-
-
gen tussen dikke en dunne platen
Hf-ontsteking alleen bij lasstart
CycleTIG kan afzonderlijk worden gebruikt met alle pulsinstellingen. Dit maakt
pulseren in de hoogstroom- en de laagstroomfasen mogelijk.
Voor het hechten van dunne platen en voor cladding-toepassingen
-
Voor verbindingen tussen dikken en dunne platen
-
Hf-ontsteking alleen bij lasstart
-
Lange elektrodelevensduur
-
Goede controle van het smeltbad
-
Gerichte warmtetoevoer
-
Uitstekende naadoptiek
-
Individuele pulsinstellingen mogelijk
-
Meer parameters om in te stellen
-
92
Procesparameter TIG
1
2
TIG-procesparameter
NL
Procesparameters voor TIG
Puls
TIG-procesparameter:
TIG-puls, AC, Algemeen, Ontstekings- en bedrijfsmodus, CycleTIG, Draadtoevoerinstelling, Gas, R/L-synchronisatie
Procesparameters voor componenten en monitoring, zie pagina 194.
Hechten
Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hechtproces
uit / 0,1 - 9,9 s / aan
Fabrieksinstelling: uit
uit
Hechtfunctie uitgeschakeld
0,1 - 9,9 s
De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd
wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparameters staan ter beschikking
aan
De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan
Op het display licht in de statusregel de weergave Hechten (TAC) op zolang een
waarde is ingesteld.
93
Pulsfrequentie
uit / 0,20 - 2.000 Hz (10.000 Hz met optie OPT/i Puls Pro)
Fabrieksinstelling uit
BELANGRIJK! Als de pulsfrequentie op "uit" is ingesteld, kunnen de parameters
Grondstroom en Dutycycle niet worden geselecteerd.
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het display is in de statusregel de weergave Pulsen verlicht zolang er een
waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Rechthoek scherp:
puur rechthoekig verloop;
iets luider lichtbooggeluid. Snelle stroomveranderingen
toepassing bijvoorbeeld bij orbitaal lassen
Rechthoek stomp:
rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in vergelijking met het zuiver rechthoekig verloop;
universele toepassingen
Sinus:
sinusvormig verloop (standaardinstelling voor geluidsarme en stabiele lichtboog);
Toepassing bijvoorbeeld bij hoeknaden en voor cladding-toepassingen.
Het optimaliseren van de vlamboogdruk zorgt ervoor dat:
de gesmolten massa beter wegstroomt (beter lassen van stompe naden of
-
hoeknaden)
de stroom geleidelijk toeneemt of afneemt (vooral bij hoeklasnaden, hoogge-
-
legeerde staalsoorten of plateertoepassingen wordt het lastoevoegsel of de
gesmolten massa niet weggedrukt)
het geluidsniveau bij het lassen door afgeronde golfvormen wordt vermin-
puur rechthoekig verloop;
iets luider lichtbooggeluid. Snelle stroomveranderingen
toepassing bijvoorbeeld bij orbitaal lassen
Rechthoek stomp:
rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in vergelijking met het zuiver rechthoekig verloop;
universele toepassingen
Sinus:
sinusvormig verloop (standaardinstelling voor geluidsarme en stabiele lichtboog);
Toepassing bijvoorbeeld bij hoeknaden en voor cladding-toepassingen.
*De parameters zijn beschikbaar als de optie OPT/i Pulse Pro aanwezig is
op de stroombron.
NL
Procesparameters voor TIG AC
AC-frequentie
Syn / 40 - 250 Hz
Fabrieksinstelling: 60 Hz
Syn
Instelling voor synchroonlassen (tegelijkertijd aan beide kanten lassen met twee
stroombronnen)
Voor het synchroonlassen moet de AC-frequentie bij beide stroombronnen op
'Syn' zijn ingesteld.
Synchroonlassen wordt bij dikke materialen gebruikt om een hoog afsmeltvermogen te bereiken en om slakinsluitingen bij het lassen te beperken.
BELANGRIJK! Op basis van de fasetoestand van de ingangsspanning kan vaak de
synchronisatie van de beide stroombronnen niet correct worden uitgevoerd.
In dit geval is het raadzaam de netstekker van de stroombronnen te ontkoppelen,
180° te draaien en weer op het elektriciteitsnet aan te sluiten.
Lage frequentie
zachte, brede lichtboog met oppervlakkige warmteoverdracht
Hoge frequentie
geconcentreerde lichtboog met diepe warmteoverdracht
Invloed van de AC-frequentie op het stroomverloop:
AC-stroomoffset
-70 t/m +70%
Fabrieksinstelling: 0%
+70%
brede lichtboog met oppervlakkige warmteoverdracht
Rechthoek scherp
puur rechthoekige vorm (stabiele maar luide lichtboog)
Rechthoek stomp
rechthoekig verloop met verminderde flanksteilheid, voor geluidsreductie in vergelijking met het zuiver rechthoekig verloop
Driehoek
driehoekig verloop
Sinus
sinusvormig verloop (standaard instelling voor lawaaiarme en stabiele lichtboog)
Fasesynchronisatie
Synchroniseert twee AC-stroombronnen (gelijktijdig aan beide zijden)
0 - 5
Fabrieksinstelling: 0
96
Algemene TIGprocesparameter
Laststart/laseinde-instellingen
Startstroomtijd
De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase aan.
De instelling van de parameter Startstroomtijd beïnvloedt ook de varianten 1 - 6
van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30,0 s
Fabrieksinstelling: uit
BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-stapslassen en het
puntlassen. Bij het 4-stapsproces wordt de duur van de startstroomfase met be-
hulp van de toortstoets bepaald.
Eindstroomtijd
De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.
De instelling van de parameter Eindstroomtijd beïnvloedt ook de varianten 1 - 6
van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30 s
Fabrieksinstelling: uit
NL
BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-stapsproces en het
puntlassen. Bij het 4-stapsproces wordt de duur van de eindstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').
4-stapsinstellingen
Reductiestroom Slope 1
De instelling van de parameter Reductiestroom Slope 1 beïnvloedt ook de varianten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30 s
Fabrieksinstelling: uit
Indien voor de parameter Reductiestroom Slope1 een tijdswaarde is ingevoerd,
verloopt een kortdurende stroomreductie of stroomverhoging niet abrupt, maar
langzaam en aangepast aan het gewenste stroomverloop.
Daardoor worden negatieve invloeden op lasnaad en onderdeel verminderd, speciaal voor aluminium toepassingen.
Reductiestroom Slope 2
De instelling van de parameter Reductiestroom Slope 2 beïnvloedt ook de varianten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
uit / 0,01 - 30 s
Fabrieksinstelling: uit
Indien voor de parameter Reductiestroom Slope2 een tijdswaarde is ingevoerd,
verloopt de aanpassing van de reductiestroom aan de lasstroom niet abrupt,
maar aangepast aan het gewenste stroomverloop.
97
Bijvoorbeeld bij een stroomverhoging wordt de gesmolten massa geleidelijk en
niet abrupt verwarmd. Hierdoor kan de gesmolten massa worden uitgegast en
ontstaan er minder poriën bij het lassen van aluminium.
Puntlasinstellingen
Puntlastijd
(alleen bij ingestelde bedrijfsmodus Puntlassen)
0,02 - 120 s
Fabrieksinstelling: 5,0 s
Procesparameter voor ontstekings- en bedrijfsmodus
Ontstekingsparameters
HF-ontsteking
aan / uit / Touch-HF / Extern
Fabrieksinstelling: aan
aan
HF-ontsteken bij lasstart is geactiveerd
uit
Geen HF-ontsteken bij lasstart.
In dit geval begint het lassen met behulp van ontsteking door aanraking.
Touch-HF
Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de
ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
Extern
Start met extern ontsteekhulpmiddel, bijv. plasmalassen
98
Op het display licht in de statusregel de weergave HF-ontsteken op zolang HFontsteking op 'aan' is ingesteld.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar
merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
▶
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
▶
gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
▶
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
▶
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontstekingsvertraging
Tijd na aanraking van het werkstuk met de wolfraamelektrode, waarna een hoogfrequente ontsteking plaatsvindt.
0,1 - 5,0 s
Fabrieksinstelling: 1,0 s
Ontsteking met omgekeerde polariteit
(alleen bij iWave AC/DC-stroombronnen)
Voor een optimaal ontsteekverloop bij het TIG-DC-lassen wordt bij het begin van
het lassen de polariteit even omgekeerd. Elektronen verlaten het werkstuk en raken de wolfraamelektrode. Daardoor wordt de wolfraamelektrode sneller verwarmd - een wezenlijke voorwaarde voor optimale ontstekingseigenschappen.
uit / aan / auto
Fabrieksinstelling: uit
De ontsteking met omgekeerde polariteit wordt niet aangeraden voor het lassen
van dunne platen.
Lichtboogmonitoring
NL
Ontsteektime-out
Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na mislukte ontsteking.
0,1 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 5 s
BELANGRIJK! Ontsteektime-out is een veiligheidsfunctie en kan niet worden gedeactiveerd.
De beschrijving van de functie Ontsteektime-out bevindt zich in het hoofdstuk
'TIG-lassen'.
Lichtboog-afbreektijd
Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na het afbreken van de lichtboog
Als er na een vlamboogafbreuk binnen de ingestelde tijdsduur geen stroomvloei
tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit.
Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op
het bedieningspaneel.
0,00 - 2,00 s
Fabrieksinstelling: 0,20 s
Lichtboog-afbreekmonitoring
Reactie wanneer binnen de lichtboog-afbreektijd geen stroomvloei tot stand
komt
negeren / fout
Fabrieksinstelling: negeren
negeren
De onderbreking wordt genegeerd.
Fout
Op de stroombron wordt een vrij te geven foutmelding weergegeven.
Bedrijfsmodusinstellingen
99
Toortsknop
Lasstart door middel van toortsknop
aan / uit
Fabrieksinstelling: aan
aan
Lasstart vindt plaats via de toortsknop
uit
Soort lassen wordt gestart door het werkstuk met de wolfraamelektrode aan te
raken;
bijzonder geschikt voor lastoortsen zonder toortsknop, ontstekingsvolgorde afhankelijk van de ontstekingsparameter
Het symbool voor de uitgeschakelde toortsknop wordt in de statusregel van het
display weergegeven, de keuze van de bedrijfsmodus is gedeactiveerd.
I2 via brandertoets
om te activeren/deactiveren, of het mogelijk is om naar de reductiestroom I2 om
te schakelen door middel van de brandertoets
De instelling van de parameter I2 via brandertoets beïnvloedt ook de varianten 1
- 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
aan / uit
Fabrieksinstelling: uit
Functie reductiestroomtoets
De instelling van de parameter Functie reductiestroomtoets beïnvloedt ook de
varianten 1 - 6 van het speciale 4-stapsproces (zie vanaf pagina 71).
I1 / I2
Fabrieksinstelling: I2
Afbreekspanning
voor het instellen van een spanningswaarde waarbij de lasprocedure kan worden
beëindigd door de TIG-lastoorts een beetje op te tillen.
Hoe groter de waarde voor de afbreekspanning, des te hoger de lichtboog kan
worden gehouden.
De waarde voor de afbreekspanning wordt voor het 2-stapsproces, het 4-stapsproces en het bedrijf met een voet-afstandsbediening samen opgeslagen.
Als de parameter 'Brandertoets' op 'uit' is ingesteld, wordt de waarde apart opgeslagen.
uit / 6,0 - 90,0 V
Fabrieksinstelling: aan
100
Comfort Stop-gevoeligheid
De parameter is alleen beschikbaar als de parameter 'Brandertoets' op 'uit' is ingesteld.
uit / 0,1 - 10,0 V
Fabrieksinstelling: uit
Bij het beëindigen van de lashandeling volgt na een duidelijke verhoging van de
lichtbooglengte een automatische uitschakeling van de lasstroom. Daardoor
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.