Fronius Fronius Symo 3-8,2 kW (Online) Installation Instruction [NL]

Page 1
Installation Instructions
Fronius Symo 3 - 8,2 kW
Installatiehandleiding
NL
42,0426,0172,NL 028-10082022
Page 2
Page 3
Inhoudsopgave
Locatiekeuze en montagepositie 4
Montagesteun monteren 10
Veiligheid 10 Keuze van pluggen en schroeven 10 Aanbevolen schroeven 10 Inverter openen 10 Montagesteun op een wand monteren 11 Montagesteun op een mast of drager monteren 12 Montagesteun op metalen dragers monteren 12 Zorg ervoor dat u de montagesteun niet kromtrekt of vervormt 13
Inverter op het openbare stroomnet aansluiten (AC-zijde) 14
Aanwijzingen Single en Multi MPP Tracker inverter 18
Single MPP Tracker-inverter 18 Multi MPP Tracker-inverter 18
Solarmodulestrings op inverter aansluiten 20
Datacommunicatie 25
Inverter op de montagesteun hangen 28
Eerste inbedrijfstelling 30
Eerste gebruik van de inverter 30
Aanwijzingen voor de software-update 33
USB-stick als datalogger en voor het actualiseren van de invertersoftware 34
Aanwijzingen voor onderhoud 38
Onderhoud 38 Reiniging 38
Serienummersticker voor gebruik door de klant 39
Serienummersticker voor gebruik door de klant (Serial Number Sticker for Customer Use) 39
NL
3
Page 4
Locatiekeuze en montagepositie
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de
technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees vóór de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan schade aan eigendommen of ernstig letsel veroorzaken.
Inbouw en aansluiting van een overspanningsbeveiliging mag alleen door een
erkende elektromonteur worden uitgevoerd! Neem de veiligheidsvoorschriften in acht!
Zorg er vóór alle montage- en aansluitwerkzaamheden voor dat de AC- en
DC-zijde van de inverter spanningsloos zijn.
4
Page 5
Brandpreventie
VOORZICHTIG!
Gevaar door defecte of ondeskundige installaties.
Beschadiging van inverters en andere stroomvoerende onderdelen van een PV-in­stallatie kan het gevolg zijn. Een gebrekkige of ondeskundige installatie kan leiden tot oververhitting van ka­bels en aansluitingen, alsmede tot de vorming van vlambogen. Dit kan resulteren in thermische schade en uiteindelijk zelfs in brand.
Let bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels op het volgende:
Draai alle aansluitklemmen stevig aan met het draaimoment dat in de ge-
bruiksaanwijzing is aangegeven Draai alle aardingsklemmen (PE / GND) stevig aan met het aanhaalmoment
dat in de gebruiksaanwijzing is aangegeven. Dit geldt ook voor vrije aardings­klemmen Zorg ervoor dat kabels niet worden overbelast
Controleer of de kabels correct zijn gelegd en onbeschadigd zijn
Houd u aan de veiligheidsaanwijzingen, de gebruiksaanwijzing en de ter plaat-
se geldende regelgeving
Zet de inverter met behulp van bevestigingsschroeven altijd stevig vast aan
de montagesteun. Houd u hierbij aan het draaimoment dat in de gebruiksaan­wijzing is aangegeven. Neem de inverter uitsluitend in bedrijf als de bevestigingsschroeven stevig
zijn aangedraaid!
NL
De specificaties van de fabrikant met betrekking tot levering, installatie en be­drijf moeten worden nageleefd. Voer alle installatie- en aansluitwerkzaamheden zorgvuldig volgens de normen en wettelijke voorschriften uit om mogelijke geva­ren tot een minimum te beperken. De aanhaalmomenten van de betreffende aansluitingen vindt u in de installatie­handleiding van de apparaten.
Beoogd gebruik De inverter is uitsluitend bestemd om de gelijkstroom van de zonnepanelen in
wisselstroom om te zetten en deze aan het openbare elektriciteitsnet te leveren. Als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling geldt:
elk ander of afwijkend gebruik
-
wijzigingen aan de inverter die niet uitdrukkelijk door Fronius worden aanbe-
-
volen het inbouwen van onderdelen die niet uitdrukkelijk door Fronius worden aan-
-
bevolen of verkocht.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Aanspraak op garantie vervalt.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen, zoals alle aanwijzingen
-
m.b.t. de veiligheid en gevaren, die in de gebruiksaanwijzing en installatie­handleiding zijn beschreven de naleving van de onderhoudswerkzaamheden
-
montage conform de installatiehandleiding
-
Bij het aanleggen van de PV-installatie erop letten dat alle componenten uitslui­tend binnen hun toelaatbare werkgebied worden gebruikt.
5
Page 6
Alle door de fabrikant van het zonnepaneel aanbevolen maatregelen voor een
NH
3
duurzaam behoud van de eigenschappen van het zonnepaneel moeten in acht worden genomen.
De bepalingen van de energiemaatschappij ten aanzien van de teruglevering en verbindingsmethoden moeten in acht worden genomen.
Montageplaats van inverter
De inverter is geschikt voor montage binnen.
De inverter is geschikt voor montage buiten.
De inverter is op basis van zijn beschermingsklasse IP 65 onge­voelig voor spatwater uit alle richtingen en kan ook in vochtige omgevingen worden toegepast.
Stel de inverter niet aan direct zonlicht bloot om de opwarming van de inverter zo gering mogelijk te houden. Monteer de inver­ter op een beschutte plaats, bijvoorbeeld in de omgeving van de zonnepanelen of onder een dak.
U
bij montage op een hoogte van:
DCmax
0 tot 2.000 m = 1.000 V
2.000 tot 2.500 m = 900 V
2.500 tot 3.000 m = 815 V
3.000 tot 3.400 m = 750 V
BELANGRIJK! Boven een hoogte van meer dan 3.400 m boven de zeespiegel mag de inverter niet meer worden gemonteerd en gebruikt.
Monteer de inverter niet:
in het aanzuigbereik van ammoniak, bijtende dampen, zuren
-
of zouten (bijvoorbeeld opslagplaatsen van meststoffen, ventilatie­openingen van stallen, chemische installaties, leerlooierijen enz.)
Monteer de inverter niet in de directe woonomgeving in verband met lichte geluidsproductie onder bepaalde bedrijfsomstandig­heden.
6
Page 7
Montagestand
Monteer de inverter niet in:
Ruimtes met een verhoogd risico op ongevallen door dieren
-
(paarden, runderen, schapen, varkens enz.) Stallen en aangrenzende ruimtes
-
Opslag- en voorraadruimtes voor hooi, stro, haksel, kracht-
-
voer, meststoffen enz.
In principe is de inverter stofdicht uitgevoerd. In zeer stoffige omgevingen kan zich op de koeloppervlakken stof ophopen, het­geen van invloed is op de thermische prestaties. In dat geval moet de inverter regelmatig worden gereinigd. Het is daarom raadzaam om de inverter niet in ruimtes en omgevingen te mon­teren waarin zich veel stof kan ophopen.
Monteer de inverter niet in:
Kassen
-
Opslag- en verwerkingsruimtes voor fruit, groenten en wijn-
-
bouwproducten Ruimtes voor de verwerking van granen, groenvoer en voer-
-
producten
NL
De inverter is geschikt voor verticale montage op een verticale muur of zuil.
De inverter is geschikt voor een horizontale montageplaats.
De inverter is geschikt voor montage op een schuin oppervlak.
Monteer de inverter niet op een schuin oppervlak met de aanslui­tingen naar boven gericht.
Monteer de inverter niet schuin op een verticale muur of zuil.
7
Page 8
Monteer de inverter niet horizontaal op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet met de aansluitingen naar boven gericht op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet overhangend met de aansluitingen naar boven gericht.
Monteer de inverter niet overhangend met de aansluitingen naar beneden gericht.
Algemene mon­tageplaats van de inverter
Monteer de inverter niet op het plafond.
Bij de keuze van de montageplaats voor de inverter moet op de volgende criteria worden gelet:
Installatie mag uitsluitend plaatsvinden op een vaste, niet-brandbare onder­grond
Max. omgevingstemperaturen:
-25 °C / +60 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 0 - 100%
De richting van de luchtstroom bin­nen de inverter verloopt van links naar boven (toevoer van koude lucht links, afvoer van warme lucht boven). De afgevoerde lucht kan een tempe­ratuur van 70 °C bereiken.
Bij het inbouwen van de inverter in een schakelkast of soortgelijke afgesloten ruimte voor voldoende warmteafvoer zorgen door middel van geforceerde ven­tilatie
8
Page 9
Als de inverter op de buitenmuur van een veestal wordt gemonteerd, moet er tussen de inverter en de ventilatie- en gebouwopeningen een minimale afstand van 2 m in alle richtingen worden aangehouden. Op de montageplaats mogen ammoniak, bijtende dampen, zouten of zuren geen extra overlast bezorgen.
NL
9
Page 10
Montagesteun monteren
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door restspanning in de condensatoren.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Wacht de ontlaadtijd van de condensatoren af. De ontlaadtijd bedraagt 5 mi-
nuten.
VOORZICHTIG!
Gevaar door vuil of water bij de aansluitklemmen en contacten van het aansluit­paneel van de inverter.
Dit kan leiden tot schade aan de inverter.
Let er bij het boren op dat de aansluitklemmen en contacten bij het aansluit-
paneel niet vuil of nat worden. De montagesteun zonder vermogensfasedeel komt niet overeen met de be-
schermingsklasse van de complete inverter en mag daarom niet zonder ver­mogensfasedeel worden gemonteerd. Bescherm de montagesteun tijdens het monteren tegen vuil en vocht.
Opmerking! Beschermingsklasse IP 65 geldt alleen als
de inverter op de montagesteun is aangebracht en goed op de montagesteun
-
is vastgeschroefd, de afdekking van het datacommunicatiegedeelte op de inverter is gemon-
-
teerd en vastgeschroefd.
Keuze van plug­gen en schroe­ven
Aanbevolen schroeven
Inverter openen
Voor de montagesteun zonder inverter en ventilatiekanaal geldt beschermings­klasse IP 20!
Belangrijk! Afhankelijk van de ondergrond is verschillend bevestigingsmateriaal voor montage van de montagesteun vereist. Het bevestigingsmateriaal wordt daarom niet met de inverter meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passend bevestigingsmateriaal.
Voor de montage van de inverter raadt de fabrikant aan stalen of aluminium schroeven met een doorsnede van 6 - 8 mm te gebruiken.
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
10
Page 11
1 2
3 4
NL
Montagesteun op een wand monteren
1 2
Tip: Monteer de inverter zo dat het display zich op ooghoogte bevindt
11
Page 12
3
Opmerking! Let er bij de montage van
de montagesteun op de wand op dat de montagesteun niet wordt kromge­trokken of vervormd raakt.
Montagesteun op een mast of drager monteren
Montagesteun op metalen dra­gers monteren
Bij de montage van de inverter op een mast of drager raadt Fronius de mast­bevestigingsset "Pole clamp" (onder­deelnummer SZ 2584.000) van de fir­ma Rittal GmbH aan. Met behulp van deze set kan de inver­ter op een ronde of rechthoekige mast met de volgende diameter worden ge­monteerd: Æ van 40 tot 190 mm (ron­de mast), ÿ van 50 tot 150 mm (hoeki­ge mast)
OPMERKING!
Bij montage op metalen dragers mag de inverter niet worden blootgesteld aan regen- of spatwater aan de achterzijde.
Zorg voor een geschikte bescherming tegen regen- of spatwater.
12
De montagesteun moet op tenminste 4 punten worden vastgeschroefd.
Page 13
1
NL
Zorg ervoor dat u de montage­steun niet krom­trekt of ver­vormt
Opmerking! Let er bij de montage van de montagesteun op de wand of op een
pilaar op dat de montagesteun niet wordt kromgetrokken of vervormd raakt.
13
Page 14
Inverter op het openbare stroomnet aansluiten (AC-zijde)
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend in het kader
van de technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees voor de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Gevaar door netspanning en DC-spanning van zonnepanelen die aan licht zijn blootgesteld.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Zorg er vóór alle aansluitwerkzaamheden voor dat de AC- en DC-zijde van de
inverter spanningsloos zijn. De apparatuur mag uitsluitend door een bevoegde elektrotechnicus op het
openbare elektriciteitsnet worden aangesloten.
VOORZICHTIG!
Gevaar door niet volledig aangedraaide aansluitklemmen.
Thermische schade aan de inverter die tot branden kan leiden, kan het gevolg zijn.
Let er bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels op dat alle aansluitklem-
men stevig zijn aangedraaid met het aangegeven aanhaalmoment.
Netbewaking Voor een optimale werking van de netbewaking moet de weerstand in de toevoer-
leidingen naar de aansluitklemmen aan de AC-zijde zo gering mogelijk zijn.
Type wissel­stroomkabel
Aluminium ka­bels op het aan­sluiten voorbe­reiden
Op de wisselstroomklemmen van de inverter kunnen de volgende wisselstroom­kabels worden aangesloten:
Koper of aluminium: enkeldraads rond
-
Koper: rond fijndradig tot draadklasse 4
-
De aansluitklemmen aan AC-zijde zijn geschikt voor het aansluiten van enkel­draads ronde aluminium kabels. Op basis van de reactie van aluminium met lucht tot een resistente, niet-geleidende oxidelaag moet bij het aansluiten van alumini­um kabels rekening worden gehouden met de volgende punten:
gereduceerde gemeten stroom voor aluminium kabels
-
de hierna vermelde aansluitvoorwaarden
-
14
Page 15
Bij het gebruik van aluminium kabels altijd de informatie van de kabelfabrikant in acht nemen.
Bij het interpreteren van kabeldoorsneden rekening houden met de lokale bepa­lingen.
Aansluitvoorwaarden:
De oxidelaag zorgvuldig van het geïsoleerde uiteinde van de kabel schrapen,
1
bijvoorbeeld met een mes
BELANGRIJK! Geen borstel, vijl of schuurpapier gebruiken; hierdoor blijven er aluminium deeltjes achter die op andere kabels terecht kunnen komen.
Na het verwijderen van de oxidelaag het uiteinde van de kabel met neutraal
2
vet insmeren, bijvoorbeeld zuur- en alkalivrije vaseline Het uiteinde van de kabel direct op de klem aansluiten
3
BELANGRIJK!Herhaal deze procedure als u de kabel loshaalt van de klem en
vervolgens weer wilt aansluiten.
NL
AC-aansluit­klemmen
PE Randaarde / aarding L1-L3 Fasegeleider N Neutrale draad
max. kabeldoorsnede per ader: 16 mm²
min. kabeldoorsnede per ader: in overeenstemming met de afgezeker­de waarde aan AC-zijde, maar min­stens 2,5 mm²
De AC-kabels kunnen zonder ader­eindhulzen op de AC-aansluitklemmen worden aangesloten.
BELANGRIJK! Bij gebruik van adereindhulzen voor AC-kabels met een doorsne­de van 16 mm² moeten de adereindhulzen met rechthoekige doorsnede worden gekrompen. Gebruik van adereindhulzen met een isolatiekraag is alleen toegestaan tot een kabeldiameter van max. 10 mm².
Kabeldoorsnede van AC-kabels
Bij standaard metrische M32 schroefverbinding met reduceerstuk: kabeldiameter van 7 - 15 mm
Bij metrische M32-schroefverbinding (reduceerstuk verwijderd): Kabeldiameter van 11 - 21 mm (bij een kabeldiameter van minder dan 11 mm verkleint de kracht van de trekont­lasting van 100 N tot max. 80 N)
Bij kabeldiameters groter dan 21 mm dient de M32-schroefverbinding door een M32-schroefverbinding met een groter klemoppervlak te worden vervangen - on­derdeelnummer: 42,0407,0780 - trekontlasting M32x1,5 KB 18-25.
15
Page 16
Inverter op het openbare stroomnetwerk aansluiten (AC)
1 2
Maximale afze­kering aan AC­zijde
3
Opmerking! Neem de aan de zijkant,
onder de aansluitklemmen vermelde informatie over het draaimoment in acht!
16
Inverter Fasen AC-vermo-
gen
Fronius Symo 3.0-3-S / -
3 3.000 W C 25 A C 10 A
M
Fronius Symo 3.7-3-S / -
3 3.700 W C 25 A C 13 A
M
Fronius Symo 4.5-3-S / -
3 4.500 W C 25 A C 16 A
M
Maximale
overstroom-
beveiliging
aan uit-
gangszijde
Aanbevolen
afzekering
Page 17
Inverter Fasen AC-vermo-
gen
Fronius Symo 5.0-3-M 3 5.000 W C 25 A C 16 A
Fronius Symo 6.0-3-M 3 6.000 W C 25 A C 16 A
Fronius Symo 7.0-3-M 3 7.000 W C 25 A C 20 A
Fronius Symo 8.2-3-M 3 8.200 W C 25 A C 25 A
Let op!
Lokale bepalingen, het energiebedrijf of andere omstandigheden kunnen een aardlekschakelaar in de AC-aansluitkabel vereisen. Over het algemeen voldoet voor dit geval een aardlekschakelaar type A met min­stens 100 mA activeerstroom. In sommige gevallen en afhankelijk van de plaat­selijke omstandigheden kan de aardlekschakelaar van het type A doorslaan. Om deze reden raadt Fronius het gebruik van een voor frequentie-inverters geschikte aardlekschakelaar aan.
Maximale
overstroom-
beveiliging
aan uit-
gangszijde
Aanbevolen
afzekering
NL
17
Page 18
Aanwijzingen Single en Multi MPP Tracker inver­ter
Single MPP Trac­ker-inverter
Multi MPP Trac­ker-inverter
Fronius Symo 3.0-3-S / 3.7-3-S / 4.5-3-S
Aansluiting van een zonnepaneelveld op een Single MPP Tracker inverter
Fronius Symo 3.0-3-M - 8.2-3-M
Bij deze inverters staan telkens 3 klem­men voor DC+ en DC- ter beschikking. De klemmen zijn inwendig verbonden en niet afgezekerd. Daardoor kunnen tot max. 3 strings direct parallel op de inverter worden aangesloten. De modules moeten in dit geval bij 2 strings minstens de enkelvoudige en bij 3 strings de dubbele terugwaartse stroom kunnen dragen (zie modulege­gevensblad).
Bij meer dan 3 strings moet een exter­ne verzamelbox met stringzekeringen worden toegepast. De strings moeten hier telkens hetzelfde aantal modules bevatten.
Bij Multi MPP Tracker-inverters staan 2 van elkaar onafhankelijke DC-ingangen (MPP Tracker) ter beschikking. Deze kunnen met een verschillend aantal modules worden geschakeld. Per MPP Tracker zijn telkens 2 klem­men voor DC+ aanwezig. In totaal zijn er 4 klemmen voor DC-.
18
Aansluiting van twee zonnepaneelvelden op een Single MPP Tracker-inverter
Aansluiting van 2-4 strings bij Multi MPP Tracker-bedrijf: verdeel de strings over de beide MPP Tracker-ingangen (DC+1/DC+2). De DC- klemmen kunnen willekeurig wor­den verdeeld, omdat deze intern zijn verbonden. Bij het eerste gebruik MPP TRACKER 2 op 'ON' (AAN) zetten (naderhand ook in het basismenu mogelijk)
Page 19
1
DC+1
DC-1
DC+1
DC+2
DC-
1
1 2 3 4
2 2
PV 1
PV 2
D1
D1
=
*
*
Fronius Symo 3.0-3-M - 8.2-3-M
String current > 16 A and < 32 A connect DC+1 and DC+2 *
Aansluiting van meerdere aaneengesloten zon­nepaneelvelden met een kabel op een Multi MPP Tracker-inverter
Single MPP Tracker-bedrijf op een Multi MPP Tracker-inverter:
NL
Indien de strings op een string-verza­melbox zijn aangesloten en slechts met één verzamelkabel met de aan­sluiting op de inverter worden verbon­den, moeten de aansluiting DC+1 (pin
2) en DC+2 (pin 1) worden verbonden. De draaddiameter van de DC-aansluit­kabel en de verbinding moet gelijk zijn. Het verbinden van de DC- klemmen is niet nodig, omdat deze intern zijn ver­bonden.
Bij het eerste gebruik MPP TRACKER 2 op 'OFF' (UIT) zetten (naderhand ook in het basismenu mogelijk)
Wordt de Multi MPP Tracker-inverter in de Single MPP Tracker-modus ge­bruikt, dan worden de stromen van de aangesloten DC-kabels gelijkmatig over beide ingangen verdeeld.
19
Page 20
Solarmodulestrings op inverter aansluiten
Algemeen over zonnepanelen
DC-aansluit­klemmen
Houd rekening met de volgende punten voor een juiste keuze van de zonnepane­len en een zo rendabel mogelijk gebruik van de inverter:
De nullastspanning van het zonnepaneel wordt bij constante zoninstraling en
-
dalende temperatuur hoger. De nullastspanning mag de max. toelaatbare systeemspanning niet overschrijden. Een nullastspanning hoger dan de aan­gegeven waarden heeft vernieling van de inverter tot gevolg; alle aanspraak op garantie komt te vervallen. Neem de temperatuurcoëfficiënten op het datablad van het zonnepaneel in
-
acht. Exacte waarden voor het dimensioneren van het zonnepaneel leveren hier-
-
voor geschikte berekeningsprogramma's, zoals bijvoorbeeld de Fronius So­lar.creator (creator.fronius.com).
Let op! Controleer voor het aansluiten van het zonnepaneel of de spanningswaar­de die met de data voor het zonnepaneel van de fabrikant is berekend, met de praktijk overeenstemt.
Kabeldoorsnede per DC-kabel: minstens 2,5 mm² - maximaal 16 mm²
De DC-kabels kunnen zonder ader­eindhulzen op de DC-aansluitklemmen worden aangesloten.
Aansluiten van aluminium ka­bels
20
Opmerking! Om een effectieve trekontlasting van de solarmodule­strings te waarborgen, uitsluitend even grote kabeldoorsneden toepassen.
BELANGRIJK! Bij gebruik van adereindhulzen voor DC-kabels met een doorsne­de van 16 mm² moeten de adereindhulzen met rechthoekige doorsnede worden gekrompen. Gebruik van adereindhulzen met een isolatiekraag is alleen toegestaan tot een kabeldiameter van max. 10 mm².
De aansluitklemmen aan DC-zijde zijn geschikt voor het aansluiten van enkel­draads ronde aluminium kabels. Op basis van de reactie van aluminium met lucht tot een resistente, niet-geleidende oxidelaag moet bij het aansluiten van alumini­um kabels rekening worden gehouden met de volgende punten:
Page 21
gereduceerde gemeten stroom voor aluminium kabels
-
de hierna vermelde aansluitvoorwaarden
-
Let op! Neem bij het gebruik van aluminium kabels altijd de informatie van de ka­belfabrikant in acht.
Let op! Houd bij het interpreteren van kabeldoorsneden rekening met de lokale bepalingen.
Aansluitvoorwaarden:
Schraap de oxidelaag zorgvuldig van het geïsoleerde uiteinde van de kabel,
1
bijvoorbeeld met een mes
BELANGRIJK! Gebruik geen borstel, vijl of schuurpapier; hierdoor blijven er alu­minium deeltjes achter die op andere kabels terecht kunnen komen.
Smeer na het verwijderen van de oxidelaag het uiteinde van de kabel in met
2
neutraal vet, bijvoorbeeld zuur- en alkalivrije vaseline Sluit het uiteinde van de kabel direct aan op de klem
3
BELANGRIJK! Herhaal deze procedure als u de kabel loshaalt van de klem en
vervolgens weer wilt aansluiten.
NL
Solarmodule­strings – polari­teit en spanning controleren
VOORZICHTIG!
Gevaar door verkeerde polariteit en spanning.
Dit kan leiden tot schade aan de inver­ter.
Controleer de polariteit en span-
ning van de solarmodulestrings vóór het aansluiten. De spanning mag niet hoger zijn dan: bij installatie op een hoogte tussen 0 en 2.000 m boven de zeespiegel:
1.000 V bij installatie op een hoogte tussen
2.001 en 2.500 m boven de zee­spiegel: 900 V bij installatie op een hoogte tussen
2.501 en 3.000 m boven de zee­spiegel: 815 V bij installatie op een hoogte tussen
3.001 en 3.400 m boven de zee­spiegel: 750 V
Solarmodule­strings op inver­ter aansluiten (DC)
Opmerking! Maak net zoveel breekpunten open als dat er kabels worden ge-
bruikt.
21
Page 22
1 2
D1
D2
D3
D1
D1
D1
15 mm
70 mm
D > 6 mm
min. 70 °C / 167 °F
3
5 6
4
22
Page 23
7
NL
8
Opmerking! Neem de aan de zijkant,
onder de aansluitklemmen vermelde informatie over het draaimoment in acht!
9 10
23
Page 24
Als de DC-kabels via de schacht van de DC-hoofdschakelaar of dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdscha­kelaar worden omgeleid, kunnen deze bij het draaien van de inverter bescha­digd raken of kan de inverter niet wor­den gedraaid.
BELANGRIJK! De DC-kabels niet via de schacht van de DC-hoofdschakelaar en niet dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdschakelaar leggen!
Als u erg lange AC- of DC-kabels in de kabelgoten op het aansluitpaneel wilt leggen, moet u de kabels met kabel­binders in de daarvoor aanwezige lus­sen aan de boven- en onderkant van het aansluitblok vastmaken.
24
Page 25
Datacommunicatie
NL
Datacommuni­catiekabels plaatsen
BELANGRIJK! Het gebruik van de inverter met een optiekaart en 2 opengemaak-
te compartimenten voor optiekaarten is niet toegestaan. In dergelijke gevallen kunt u bij Fronius een geschikte lege deksel (42,0405,2020) als optie aanschaffen.
BELANGRIJK! Als er datacommunicatiekabels in de inverter worden gemon­teerd, neem dan de volgende punten in acht:
Afhankelijk van het aantal en de doorsnede van de gemonteerde datacom-
-
municatiekabels moet u de pluggen uit de afdichting verwijderen en de data­communicatiekabels plaatsen. Vergeet niet in de vrije openingen in de afdichting pluggen te plaatsen.
-
1 2
Datamanager in inverter inbou­wen
3 4
GEVAAR!
Gevaar door restspanning in de condensatoren.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Wacht de ontlaadtijd van de condensatoren af. De ontlaadtijd bedraagt 5 mi-
nuten.
25
Page 26
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
BELANGRIJK! Neem bij het werken met optionele kaarten de algemene ESD­richtlijnen in acht.
BELANGRIJK! Per Fronius Solar Net Ring mag slechts één Fronius Datamanager in het Master-bedrijf beschikbaar zijn. Schakel overige Fronius Datamanagers naar het Slave-bedrijf of bouw ze uit. Sluit vrije vakken met optionele kaarten door de afdekking (artikelnummer 42,0405,2094) te vervangen of gebruik een inverter zonder Fronius Datamanager (light-versie).
BELANGRIJK! Breek bij het inbouwen van een datamanager in de inverter slechts één opening voor de printplaat uit.
1 2
26
Page 27
3 4
5 6
NL
27
Page 28
Inverter op de montagesteun hangen
Inverter op de montagesteun hangen
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
De zijkanten van het deksel zijn zo gemaakt dat deze als grepen fungeren.
Opmerking! De inverter is om veiligheidsredenen voorzien van een vergrendeling die het inzwenken van de inverter in de montagesteun alleen bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar mogelijk maakt.
De inverter mag alleen bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar in de monta-
-
gesteun worden gehangen en ingezwenkt. Zorg ervoor dat u de inverter niet met geweld ophangt en inzwenkt.
-
De bevestigingsschroeven in het datacommunicatiegedeelte van de inverter wor­den gebruikt om de inverter aan de montagesteun te bevestigen. Goed vastge­draaide bevestigingsschroeven zijn een voorwaarde voor een goed contact tussen inverter en montagesteun.
VOORZICHTIG!
Gevaar door niet volledig aangedraaide bevestigingsschroeven.
Tijdens het bedrijf van de inverter optredende lichtbogen die tot branden kunnen leiden, kunnen hiervan het gevolg zijn.
Draai de bevestigingsschroeven daarom altijd met het aangegeven aanhaal-
moment vast.
1 2
28
Page 29
3 4
NL
29
Page 30
Eerste inbedrijfstelling
1
2
S
e
l
e
c
t
C
o
u
n
t
r
y
1
2
50 Hz International 50 Hz
Eerste gebruik van de inverter
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de
technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees vóór de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
Bij de eerste inbedrijfstelling van de inverter moeten verschillende setup-instel­lingen worden gekozen.
Wordt de setup voor het voltooien afgebroken, kan deze ook door een AC-reset opnieuw worden gestart. Een AC-reset kan ook door het uit- en inschakelen van de automatische zekering worden bewerkstelligd.
De specifieke landensetup kan slechts bij het eerste gebruik van de inverter wor­den ingesteld. Indien u de landspecifieke setup naderhand wilt wijzigen, neemt u contact op met de Technische helpdesk.
1
2
30
3
Page 31
* Voorbeelden landspecifieke setups
CONFIG
2
1
2
1
2
1
BASIC
MPP TRACKER 2
De beschikbare landspecifieke setups kunnen na een software-update veranderen. Daarom kan het zo zijn dat de volgende lijst niet geheel met de weergave op de inverter overeenkomt.
50Hz International 50 Hz 60Hz International 60 Hz AT1E Österreich cosphi = 1 AT2E Österreich cosphi P 0,9 AT3E Österreich: Q(U) AUS1 Australia AUS1 - AS/
NZS4777.2 AUS2 Australia AUS2 - VIC AUS3 Australia AUS3 - NSW
Ausgrid AUS4 Australia AUS4 - QLD AUS5 Australia AUS5 - SA AUS6 Australia AUS6 - WA -
WP AUS7 Australia AUS7 - WA -
HP AUA Australia Region A 2020 AUB Australia Region B 2020 AUC Australia Region C 2020 BE Belgique / België BR2 Brasil: ≤ 6 kVA BR3 Brasil: > 6 kVA CH Schweiz / Suisse / Sviz-
zera / Svizra CL Chile CY Κύπρος / Kıbrıs / Cyprus CZ Česko DE1F Deutschland (≤ 4,6 kVA)
- konst. cosPhi(1)
DE1P Deutschland (≤ 4,6 kVA)
DE2F Deutschland (> 4,6 kVA)
- konst. cosPhi(1)
DE2P Deutschland (> 4,6 kVA)
- cosPhi(P) 0,9
DE2U Deutschland (> 4,6 kVA)
- Q(U) DKA1 West Denmark - 125kW DKA2 East Denmark - 125kW DU1 Dubai < 10 kW DU2 Dubai 10 kW - 400 kW EE Estonia ES España ESOS Territorios españoles en
el extranjero (Spanish
Oversea Islands) EULV EU - low voltage EUMV EU - medium voltage FI Finland FR France FROS Territoire d’Outre-Mer
(French Oversea Is-
lands) G98 Great Britain GB - G98 GB Great Britain GR Ελλάδα HR Hrvatska HU Magyarország IE Éire / Ireland IL ישראל / إسرائيل / Israel IN India
IT6 Italia ≤ 11,08 kVA 2019 IT7 Italia > 11,08 kVA 2019 JO98 Jordan G98 JO99 Jordan G99 LK Sri Lanka MG50 Microgrid 50 Hz MG60 Microgrid 60 Hz NI98 Northern Ireland G98 NI99 Northern Ireland G99 NL Nederland NO Norge NZ New Zealand PF1 Polynésie française
(French Polynesia) PL Poland PT Portugal RO România SA Saudi Arabia SE Sverige SI Slovenija SK Slovensko TH M Thailand MEA TH P Thailand PEA TR Türkiye UA Україна ZA South Africa / Suid-Afri-
ka
- cosPhi(P) 0,95
NL
4
6
5
7
31
Page 32
8 9
32
Page 33
Aanwijzingen voor de software-update
USB
+
3
5
4
4
1
2
2
NL
Aanwijzingen voor de softwa­re-update
Als bij de inverter een USB-stick wordt meegeleverd, dan moet na inbedrijfna­me van de inverter de invertersoftware worden geüpdatet:
USB-stick in datacommunicatiebe-
1
reik van inverter steken Het Setup-menu openen
2
Menuoptie 'USB' selecteren
3
'Update software' selecteren
4
Update uitvoeren
5
33
Page 34
USB-stick als datalogger en voor het actualiseren van de invertersoftware
USB-stick als datalogger
Data op de USB­stick
Een op de USB A-bus aangesloten USB-stick kan als datalogger voor een inver­ter fungeren.
De op de USB-stick opgeslagen loggingdata kunnen te allen tijde via het meege­logde CSV-bestand direct in programma's van derde aanbieders (bijv. Microsoft® Excel) worden bekeken.
Oudere Excel-versies (tot Excel 2007) hebben een regelbeperking van 65536 te­kens.
Wordt de USB-stick als datalogger gebruikt, dan worden automatisch drie be­standen aangemaakt:
Systeembestand FRONIUS.sys:
-
Het bestand slaat voor de klant niet-relevante informatie van de inverter op. Het bestand mag niet afzonderlijk worden gewist. Alleen alle bestanden (sys, fld, csv) samen wissen.
Logbestand DALO.fld:
-
Logbestand voor lezen van data in software Fronius Solar.access.
Meer informatie over de software Fronius Solar.access vindt u in de gebruiks­aanwijzing 'DATCOM Detail' die te vinden is op http://www.fronius.com
Logbestand DATA.csv:
-
Logbestand voor het uitlezen van de data in een spreadsheetprogramma (bij­voorbeeld: Microsoft® Excel)
(1) USB-hoofdmap (root-map) (2) Fronius-inverter (Fronius Galvo,
Fronius Symo, Fronius Primo of Fronius Eco)
(3) Het inverternummer kan in het
setup-menu onder DATCOM worden ingesteld
Als meerdere inverters met hetzelfde inverternummer beschikbaar zijn, wor­den de drie bestanden in dezelfde map opgeslagen. Aan de bestandsnaam wordt een cijfer toegevoegd (bijv.: DA-
LO_02.fld)
Datastructuur op de USB-stick
34
Page 35
Opbouw van het CSV-bestand:
(1) (2) (3)
(4)
(5) (6) (7)
(8)
(9)
(1) ID (2) Inverternummer (3) Invertertype (DATCOM-code) (4) Logginginterval in seconden (5) Energie in Watt-seconden, gebaseerd op de logginginterval (6) Inductief reactief vermogen (7) Capacitief reactief vermogen (8) Gemiddelde waarde via logginginterval (AC-spanning, AC-stroom, DC-
spanning, DC-stroom)
(9) extra informatie
NL
Datahoeveelheid en opslagcapaci-
Een USB-stick met een opslagcapaciteit van bijvoorbeeld 1 GB kan bij een log­ginginterval van 5 minuten de loggingdata van ca. 7 jaar opslaan.
teit
CSV-bestand
CSV-bestanden kunnen slechts 65.535 regels (datasets) opslaan (tot Microsoft ® Excel versie 2007, daarna geen beperking). Bij een logginginterval van 5 minuten worden de 65.535 regels binnen ca. 7 maanden beschreven (CSV-datagrootte van ca. 8 MB). Om dataverlies tegen te gaan moet het CSV-bestand binnen deze 7 maanden op de pc worden geplaatst en van de USB-stick worden gewist. Is het logginginter­val langer ingesteld, dan wordt deze periode overeenkomstig langer.
FLD-bestand
Het FLD-bestand mag niet groter dan 16 MB zijn. Dit komt bij een logginginterval van 5 minuten overeen met een opslagtermijn van ca. 6 jaar. Overschrijdt het bestand deze grens van 16 MB, dan moet het op de pc worden geplaatst en moeten alle data van de USB worden gewist.
Na het beveiligen en verwijderen van de data kan de USB-stick direct weer voor het registreren van de loggingdata worden aangesloten, zonder dat verdere han­delingen nodig zijn.
Let op! Door een volle USB-stick kunnen data verloren gaan of worden over­schreven. Let er bij het aanbrengen van de USB-stick op dat op de USB-stick vol­doende geheugencapaciteit aanwezig is.
35
Page 36
OPMERKING!
Risico door een volle USB-stick.
Kan dataverlies of overschrijven van data veroorzaken.
Let er bij het aanbrengen van de USB-stick op dat op de USB-stick voldoen-
de geheugencapaciteit aanwezig is.
Buffergeheugen Als de USB-stick wordt verwijderd (bijv. voor veilig opslaan van data), dan worden
de loggingdata in een buffergeheugen van de inverter geschreven. Zodra de USB-stick weer wordt aangesloten, worden de data automatisch vanuit het buffergeheugen naar de USB-stick verzonden.
Het buffergeheugen kan maximaal 6 loggingpunten opslaan. Data worden alleen tijdens de werking van de inverter (vermogen groter dan 0 W) meegelogd. Het logginginterval is standaard op 30 minuten ingesteld. Dit resulteert in 3 uur tijd voor het in het buffergeheugen opnemen van de data.
Wanneer het buffergeheugen vol is, worden de oudste data in het buffergeheu­gen door de nieuwe data overschreven.
BELANGRIJK! Het buffergeheugen heeft permanente voedingsspanning nodig. Mocht tijdens de werking de wisselstroom uitvallen, dan gaan alle data in het buf­fergeheugen verloren. Om de gegevens 's nachts niet te verliezen, moet de auto­matische nachtuitschakeling worden gedeactiveerd ('Night Mode' op ON zetten ­zie gebruiksaanwijzing Datamanager 2.0 onder paragraaf 'Menuopties instellen en tonen', 'Parameter in menuoptie DATCOM bekijken en instellen'). Bij de Fronius Eco of Fronius Symo 15.0-3 208 werkt het buffergeheugen ook met een echte DC-voeding.
Passende USB­sticks
Door het grote aantal op de markt verkrijgbare USB-sticks kan niet worden gega­randeerd dat iedere USB-stick door de inverter wordt herkend.
Fronius adviseert uitsluitend gecertificeerde, voor industrieel gebruik geschikte USB-sticks te gebruiken (let op het USB-IF-logo!).
De inverter ondersteunt USB-sticks met de volgende bestandssystemen:
FAT12
-
FAT16
-
FAT32
-
Fronius raadt aan de gebruikte USB-sticks alleen te gebruiken voor het registre­ren van loggingdata of voor het bijwerken van de invertersoftware. De USB-sticks mogen geen andere data bevatten.
36
Page 37
USB-symbool op het inverterdisplay, bijvoorbeeld in de afleesmodus 'NU':
Herkent de inverter een USB-stick, dan wordt rechtsboven op het display het USB-symbool weergegeven.
Bij het aanbrengen van de USB-stick erop letten of het USB-symbool wordt weergegeven (kan ook knipperen).
Opmerking! Let er bij buitentoepassingen op dat de functie van gebruikelijke USB-sticks vaak slechts in een beperkt temperatuurbereik is gegarandeerd. Stel bij buitentoepassingen veilig dat de USB-stick bijv. ook bij lage temperaturen werkt.
NL
USB-stick voor het bijwerken van de inverter­software
USB-stick ver­wijderen
Met behulp van de USB-stick kunnen ook eindgebruikers via het menuelement USB in de menuoptie SETUP de software van de inverter bijwerken: het update­bestand wordt van tevoren op de USB-stick opgeslagen en vanaf de USB-stick naar de inverter gekopieerd. Het updatebestand moet zich in de root van de USB-stick bevinden.
Opmerking m.b.t. de veiligheid voor het verwijderen van een USB-stick:
BELANGRIJK! Om het verlies van
data te voorkomen, mag een aange­sloten USB-stick alleen onder de volgende voorwaarden worden ver­wijderd:
alleen via de menuoptie SETUP,
-
menurecord 'USB / Hardw. veilig verw.' wanneer de LED ‘Data-over-
-
dracht’ niet meer knippert of brandt.
37
Page 38
Aanwijzingen voor onderhoud
Onderhoud Let op! Bij horizontale montageplaats en bij montage in buitenbereik: controleer
jaarlijks of alle schroefverbindingen stevig vastzitten!
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door Fronius zijn getraind.
Reiniging De inverter indien nodig met een vochtige doek afvegen.
Geen reinigingsmiddelen, schuurmiddelen, oplosmiddelen of iets soortgelijks voor het reinigen van de inverter gebruiken.
38
Page 39
Serienummersticker voor gebruik door de klant
NL
Serienummer­sticker voor ge­bruik door de klant (Serial Number Sticker for Customer Use)
Het serienummer van de inverter be­vindt zich op het kenplaatje aan de on­derzijde van de inverter. Afhankelijk van de montagepositie is het serienummer mogelijk lastig toe­gankelijk of moeilijk te lezen, bijvoor­beeld als de inverter op een donkere of schaduwrijke plaats is gemonteerd.
In de installatiehandleiding van de in­verter zijn daarom 2 serienummerstic­kers meegeleverd:
* 57 x 20 mm ** 67 x 20 mm
Deze serienummerstickers kunnen door de klant op een goed zichtbare plaats worden aangebracht, bijvoor­beeld op de voorzijde van de inverter of op de bedieningshandleiding.
Toepassingsvoorbeeld: serienummersticker op de bedienings­handleiding of op de voorzijde van de inverter
Voor Australië: stickers voor DRM Australië in de buurt van de datamanager aanbren­gen.
39
Page 40
-
-
Loading...