Fronius Fronius Symo 10 - 20 kW, Fronius Eco (Online) Installation Instruction [NL]

Installation Instructions
Fronius Symo 10 - 20 kW Fronius Eco
Installatiehandleiding
NL
42,0426,0175,NL 028-10082022
Inhoudsopgave
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 5 Veiligheid 5 Beoogd gebruik 6 Keuze van de montageplaats 7 Montagestand 8 Keuze van de montageplaats, algemeen 9
Montagesteun monteren 11
Veiligheid 11 Keuze van pluggen en schroeven 11 Aanbevolen schroeven 11 Inverter openen 11 Montagesteun op een wand monteren 13 Montagesteun op een mast of drager monteren 13 Montagesteun op metalen dragers monteren 14 Zorg ervoor dat u de montagesteun niet kromtrekt of vervormt 14
Inverter op het openbare stroomnet aansluiten (AC-zijde) 15
Veiligheid 15 Netbewaking 15 Type wisselstroomkabel 15 Aluminium kabels op het aansluiten voorbereiden 15 AC-aansluitklemmen 16 Kabeldoorsnede van AC-kabels 17 Inverter op het openbare stroomnetwerk aansluiten (AC) 17 Maximale afzekering aan AC-zijde 19
Fronius Eco - Stringzekeringen 21
Aansluitvarianten voor Multi-MPP-tracker- en Single-MPP-tracker-inverters 23
Algemeen 23 Multi-MPP-tracker-inverter Fronius Symo -M 23 Single-MPP-tracker-inverter Fronius Eco 26
Solarmodulestrings op inverter aansluiten 28
Veiligheid 28 Algemeen over zonnepanelen 29 DC-aansluitklemmen 29 Aansluiten van aluminium kabels 30 Solarmodulestrings – polariteit en spanning controleren 31 Solarmodulestrings op de inverter aansluiten 31
Datacommunicatie 34
Datacommunicatiekabels plaatsen 34 Datamanager in inverter inbouwen 34
Inverter op de montagesteun hangen 37
Inverter op de montagesteun hangen 37 Bevestigen van de metalen beugel 40
Eerste inbedrijfstelling 41
Eerste gebruik van de inverter 41
Aanwijzingen voor de software-update 44
Aanwijzingen voor de software-update 44
USB-stick als datalogger en voor het actualiseren van de invertersoftware 45
USB-stick als datalogger 45 Data op de USB-stick 45 Datahoeveelheid en opslagcapaciteit 46 Buffergeheugen 47 Passende USB-sticks 47 USB-stick voor het bijwerken van de invertersoftware 48 USB-stick verwijderen 48
Aanwijzingen voor onderhoud 49
Onderhoud 49 Reiniging 49
Serienummersticker voor gebruik door de klant 50
NL
3
Serienummersticker voor gebruik door de klant (Serial Number Sticker for Customer Use) 50
Overzicht van optie DC SPD 51 Optie DC SPDS naderhand in Fronius Symo inbouwen 51 Optie DC SPDM naderhand in Fronius Symo inbouwen 52 Optie DC SPDS naderhand in Fronius Eco inbouwen 54 In de fabriek gemonteerde optie DC SPD bekabelen 56 Het Basic-menu openen 57 Instellingen in menu Basic 58
Optie DC-plug +- pair MC4 60
Algemeen 60
4
Locatiekeuze en montagepositie
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de
technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees vóór de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan schade aan eigendommen of ernstig letsel veroorzaken.
Inbouw en aansluiting van een overspanningsbeveiliging mag alleen door een
erkende elektromonteur worden uitgevoerd! Neem de veiligheidsvoorschriften in acht!
Zorg er vóór alle montage- en aansluitwerkzaamheden voor dat de AC- en
DC-zijde van de inverter spanningsloos zijn.
5
Brandpreventie
VOORZICHTIG!
Gevaar door defecte of ondeskundige installaties.
Beschadiging van inverters en andere stroomvoerende onderdelen van een PV-in­stallatie kan het gevolg zijn. Een gebrekkige of ondeskundige installatie kan leiden tot oververhitting van ka­bels en aansluitingen, alsmede tot de vorming van vlambogen. Dit kan resulteren in thermische schade en uiteindelijk zelfs in brand.
Let bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels op het volgende:
Draai alle aansluitklemmen stevig aan met het draaimoment dat in de ge-
bruiksaanwijzing is aangegeven Draai alle aardingsklemmen (PE / GND) stevig aan met het aanhaalmoment
dat in de gebruiksaanwijzing is aangegeven. Dit geldt ook voor vrije aardings­klemmen Zorg ervoor dat kabels niet worden overbelast
Controleer of de kabels correct zijn gelegd en onbeschadigd zijn
Houd u aan de veiligheidsaanwijzingen, de gebruiksaanwijzing en de ter plaat-
se geldende regelgeving
Zet de inverter met behulp van bevestigingsschroeven altijd stevig vast aan
de montagesteun. Houd u hierbij aan het draaimoment dat in de gebruiksaan­wijzing is aangegeven. Neem de inverter uitsluitend in bedrijf als de bevestigingsschroeven stevig
zijn aangedraaid!
De specificaties van de fabrikant met betrekking tot levering, installatie en be­drijf moeten worden nageleefd. Voer alle installatie- en aansluitwerkzaamheden zorgvuldig volgens de normen en wettelijke voorschriften uit om mogelijke geva­ren tot een minimum te beperken. De aanhaalmomenten van de betreffende aansluitingen vindt u in de installatie­handleiding van de apparaten.
Beoogd gebruik De inverter is uitsluitend bestemd om de gelijkstroom van de zonnepanelen in
wisselstroom om te zetten en deze aan het openbare elektriciteitsnet te leveren. Als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling geldt:
elk ander of afwijkend gebruik
-
wijzigingen aan de inverter die niet uitdrukkelijk door Fronius worden aanbe-
-
volen het inbouwen van onderdelen die niet uitdrukkelijk door Fronius worden aan-
-
bevolen of verkocht.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Aanspraak op garantie vervalt.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen, zoals alle aanwijzingen
-
m.b.t. de veiligheid en gevaren, die in de gebruiksaanwijzing en installatie­handleiding zijn beschreven de naleving van de onderhoudswerkzaamheden
-
montage conform de installatiehandleiding
-
Bij het aanleggen van de PV-installatie erop letten dat alle componenten uitslui­tend binnen hun toelaatbare werkgebied worden gebruikt.
6
Alle door de fabrikant van het zonnepaneel aanbevolen maatregelen voor een
IP 66
NH
3
duurzaam behoud van de eigenschappen van het zonnepaneel moeten in acht worden genomen.
De bepalingen van de energiemaatschappij ten aanzien van de teruglevering en verbindingsmethoden moeten in acht worden genomen.
NL
Keuze van de montageplaats
De inverter is geschikt voor montage binnen.
De inverter is geschikt voor montage buiten.
De inverter is op basis van zijn beschermingsklasse IP 66 onge­voelig voor spatwater uit alle richtingen en kan ook in vochtige omgevingen worden toegepast.
Stel de inverter niet aan direct zonlicht bloot om de opwarming van de inverter zo gering mogelijk te houden. Monteer de inver­ter op een beschutte plaats, bijvoorbeeld in de omgeving van de zonnepanelen of onder een dak.
Fronius Symo:
U
bij montage op een hoogte van:
DCmax
0 tot 2.000 m = 1.000 V
2.001 tot 2.500 m = 950 V
2.501 tot 3.000 m = 900 V
3.001 tot 3.400 m = 850 V
BELANGRIJK! Boven een hoogte van meer dan 3.400 m boven de zeespiegel mag de inverter niet meer worden gemonteerd en gebruikt.
Fronius Eco:
U
bij montage op een hoogte van:
DCmax
0 tot 2.000 m = 1.000 V
2.001 tot 2.500 m = 950 V
BELANGRIJK! Boven een hoogte van meer dan 2.500 m boven de zeespiegel mag de inverter niet meer worden gemonteerd en gebruikt.
Monteer de inverter niet:
in het aanzuigbereik van ammoniak, bijtende dampen, zuren
-
of zouten (bijvoorbeeld opslagplaatsen van meststoffen, ventilatie­openingen van stallen, chemische installaties, leerlooierijen enz.)
7
Monteer de inverter niet in de directe woonomgeving in verband met lichte geluidsproductie onder bepaalde bedrijfsomstandig­heden.
Monteer de inverter niet in:
Ruimtes met een verhoogd risico op ongevallen door dieren
-
(paarden, runderen, schapen, varkens enz.) Stallen en aangrenzende ruimtes
-
Opslag- en voorraadruimtes voor hooi, stro, haksel, kracht-
-
voer, meststoffen enz.
In principe is de inverter stofdicht uitgevoerd. In zeer stoffige omgevingen kan zich op de koeloppervlakken stof ophopen, het­geen van invloed is op de thermische prestaties. In dat geval moet de inverter regelmatig worden gereinigd. Het is daarom raadzaam om de inverter niet in ruimtes en omgevingen te mon­teren waarin zich veel stof kan ophopen.
Monteer de inverter niet in:
Kassen
-
Opslag- en verwerkingsruimtes voor fruit, groenten en wijn-
-
bouwproducten Ruimtes voor de verwerking van granen, groenvoer en voer-
-
producten
Montagestand
De inverter is geschikt voor verticale montage op een verticale muur of zuil.
De inverter is geschikt voor een horizontale montageplaats.
De inverter is geschikt voor montage op een schuin oppervlak.
Monteer de inverter niet op een schuin oppervlak met de aanslui­tingen naar boven gericht.
8
Monteer de inverter niet schuin op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet horizontaal op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet met de aansluitingen naar boven gericht op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet overhangend met de aansluitingen naar boven gericht.
NL
Keuze van de montageplaats, algemeen
Monteer de inverter niet overhangend met de aansluitingen naar beneden gericht.
Monteer de inverter niet op het plafond.
Bij de keuze van de montageplaats voor de inverter moet op de volgende criteria worden gelet:
Installatie mag uitsluitend plaatsvinden op een vaste, niet-brandbare onder­grond
9
Max. omgevingstemperaturen:
-40 °C / +60 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 0 - 100%
De richting van de luchtstroom bin­nen de inverter verloopt van rechts naar boven (toevoer van koude lucht rechts, afvoer van warme lucht bo­ven). De afgevoerde lucht kan een tempe­ratuur van 70 °C bereiken.
Bij het inbouwen van de inverter in een schakelkast of soortgelijke afgesloten ruimte voor voldoende warmteafvoer zorgen door middel van geforceerde ven­tilatie
Als de inverter op de buitenmuur van een veestal wordt gemonteerd, moet er tussen de inverter en de ventilatie- en gebouwopeningen een minimale afstand van 2 m in alle richtingen worden aangehouden. Op de montageplaats mogen ammoniak, bijtende dampen, zouten of zuren geen extra overlast bezorgen.
10
Montagesteun monteren
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door restspanning in de condensatoren.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Wacht de ontlaadtijd van de condensatoren af. De ontlaadtijd bedraagt 5 mi-
nuten.
VOORZICHTIG!
Gevaar door vuil of water bij de aansluitklemmen en contacten van het aansluit­paneel van de inverter.
Dit kan leiden tot schade aan de inverter.
Let er bij het boren op dat de aansluitklemmen en contacten bij het aansluit-
paneel niet vuil of nat worden. De montagesteun zonder vermogensmodule komt niet overeen met de be-
schermingsklasse van de complete inverter en mag daarom niet zonder ver­mogensmodule worden gemonteerd. Bescherm de montagesteun tijdens het monteren tegen vuil en vocht.
Let op!
Beschermingsklasse IP 66 geldt alleen als
de inverter op de montagesteun is aangebracht en goed op de montagesteun
-
is vastgeschroefd, de afdekking van het datacommunicatiegedeelte op de inverter is gemon-
-
teerd en vastgeschroefd.
Keuze van plug­gen en schroe­ven
Aanbevolen schroeven
Inverter openen
Voor de montagesteun zonder inverter geldt beschermingsklasse IP 20!
Belangrijk! Afhankelijk van de ondergrond is verschillend bevestigingsmateriaal voor montage van de montagesteun vereist. Het bevestigingsmateriaal wordt daarom niet met de inverter meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passend bevestigingsmateriaal.
Voor de montage van de inverter raadt de fabrikant aan stalen of aluminium schroeven met een doorsnede van 6 - 8 mm te gebruiken.
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
11
1 2
3 4
12
Montagesteun op een wand monteren
1 2
3
NL
Montagesteun op een mast of drager monteren
Bij de montage van de inverter op een mast of drager raadt Fronius de mast­bevestigingsset "Pole clamp" (onder­deelnummer SZ 2584.000) van de fir­ma Rittal GmbH aan. Met behulp van deze set kan de inver­ter op een ronde of rechthoekige mast met de volgende diameter worden ge­monteerd: Æ van 40 tot 190 mm (ron­de mast), ÿ van 50 tot 150 mm (hoeki­ge mast)
13
Montagesteun op metalen dra­gers monteren
OPMERKING!
Bij montage op metalen dragers mag de inverter niet worden blootgesteld aan regen- of spatwater aan de achterzijde.
Zorg voor een geschikte bescherming tegen regen- of spatwater.
De montagesteun moet op tenminste 4 punten worden vastgeschroefd.
1
Zorg ervoor dat u de montage­steun niet krom­trekt of ver­vormt
Opmerking! Let er bij de montage van de montagesteun op de wand of op een
pilaar op dat de montagesteun niet wordt kromgetrokken of vervormd raakt.
14
Inverter op het openbare stroomnet aansluiten (AC-zijde)
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend in het kader
van de technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees voor de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Gevaar door netspanning en DC-spanning van zonnepanelen die aan licht zijn blootgesteld.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Zorg er vóór alle aansluitwerkzaamheden voor dat de AC- en DC-zijde van de
inverter spanningsloos zijn. De apparatuur mag uitsluitend door een bevoegde elektrotechnicus op het
openbare elektriciteitsnet worden aangesloten.
NL
VOORZICHTIG!
Gevaar door niet volledig aangedraaide aansluitklemmen.
Thermische schade aan de inverter die tot branden kan leiden, kan het gevolg zijn.
Let er bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels op dat alle aansluitklem-
men stevig zijn aangedraaid met het aangegeven aanhaalmoment.
Netbewaking Voor een optimale werking van de netbewaking moet de weerstand in de toevoer-
leidingen naar de aansluitklemmen aan de AC-zijde zo gering mogelijk zijn.
Type wissel­stroomkabel
Op de wisselstroomklemmen van de inverter kunnen de volgende wisselstroom­kabels worden aangesloten:
Koper of aluminium: enkeldraads rond
-
Koper: rond fijndradig tot draadklasse 4
-
Aluminium ka­bels op het aan­sluiten voorbe­reiden
De aansluitklemmen aan AC-zijde zijn geschikt voor het aansluiten van enkel­draads ronde aluminium kabels. Op basis van de reactie van aluminium met lucht tot een resistente, niet-geleidende oxidelaag moet bij het aansluiten van alumini­um kabels rekening worden gehouden met de volgende punten:
gereduceerde gemeten stroom voor aluminium kabels
-
de hierna vermelde aansluitvoorwaarden
-
15
AC-aansluit­klemmen
Bij het gebruik van aluminium kabels altijd de informatie van de kabelfabrikant in acht nemen.
Bij het interpreteren van kabeldoorsneden rekening houden met de lokale bepa­lingen.
Aansluitvoorwaarden:
De oxidelaag zorgvuldig van het geïsoleerde uiteinde van de kabel schrapen,
1
bijvoorbeeld met een mes
BELANGRIJK! Geen borstel, vijl of schuurpapier gebruiken; hierdoor blijven er aluminium deeltjes achter die op andere kabels terecht kunnen komen.
Na het verwijderen van de oxidelaag het uiteinde van de kabel met neutraal
2
vet insmeren, bijvoorbeeld zuur- en alkalivrije vaseline Het uiteinde van de kabel direct op de klem aansluiten
3
BELANGRIJK!Herhaal deze procedure als u de kabel loshaalt van de klem en
vervolgens weer wilt aansluiten.
Fronius Symo Fronius Eco
PE Randaarde / aarding L1-L3 Fasegeleider N Neutrale draad
max. kabeldoorsnede per ader: 16 mm²
min. kabeldoorsnede per ader: in overeenstemming met de afgezekerde waarde aan AC-zijde, maar minstens 2,5 mm²
De AC-kabels kunnen zonder adereindhulzen op de AC-aansluitklemmen worden aangesloten.
BELANGRIJK! Bij gebruik van adereindhulzen voor AC-kabels met een doorsne­de van 16 mm² moeten de adereindhulzen met rechthoekige doorsnede worden gekrompen. Gebruik van adereindhulzen met een isolatiekraag is alleen toegestaan tot een kabeldiameter van max. 10 mm².
16
Bij de vermogenscategorie 10 - 12 kW is een PG-schroef M32 (ø 7 - 15 mm) ge­monteerd.
Bij de vermogenscategorie 15 - 17,5 kW is een PG-schroef M32 (ø 18 - 25 mm) gemonteerd en een PG-schroef M32 (ø 7 - 15 mm) meegeleverd.
Vanaf de vermogenscategorie 20 kW is een PG-schroef M32 (ø 18 - 25 mm) ge­monteerd.
NL
Kabeldoorsnede van AC-kabels
Inverter op het openbare stroomnetwerk aansluiten (AC)
Bij metrische M32-schroefverbinding (reduceerstuk verwijderd): Kabeldiameter 11 - 21 mm (bij een kabeldiameter van 11 mm verkleint de kracht van de trekontlasting van 100 N tot max. 80 N)
Bij kabeldiameters groter dan 21 mm dient de M32-schroefverbinding door een M32-schroefverbinding met een groter klemoppervlak te worden vervangen - on­derdeelnummer: 42,0407,0780 - trekontlasting M32x15 KB 18-25.
Opmerking!
Leg tijdens het aansluiten van de AC-kabels op de AC-klemmen de AC-ka-
-
bels in kabelgoten! Let er bij het vastmaken van de AC-kabels met metrische schroefverbindin-
-
gen op dat de lussen niet buiten het aansluitpaneel uitsteken.
Anders kan onder bepaalde omstandigheden de inverter niet meer worden geslo­ten.
Opmerking!
Controleren of de neutrale draad van het net geaard is. Bij IT-netwerken
-
(geïsoleerde netwerken zonder aarding) is dit niet mogelijk en werkt de inver­ter niet. Het aansluiten van de neutrale kabel is voor de werking van de inverter nood-
-
zakelijk. Een te kleine neutrale draad kan het terugleveringsmodus van de in­verter beïnvloeden. De neutrale draad moet geschikt zijn voor een stroom­sterkte van ten minste 1 A.
BELANGRIJK! De PE-randaarde van de AC-kabel moet zo worden gelegd dat deze in geval van een storing van de trekontlasting als laatste wordt losgekop­peld. Maak de PE-randaarde bijvoorbeeld langer en leg deze in kabelgoten.
17
min. 80°C / 176 °F
1
3
2
Fronius Symo
Bij de Fronius Eco moeten de drie fa­sen en de nulleider door een ferrietring worden geleid. De ferrietring wordt bij de inverter meegeleverd. De PE-randaarde mag niet door de fer­rietring worden geleid.
Fronius Eco
4
Ook als de PE-randaardeaansluiting niet gebruikt wordt, moet de bevesti­gingsschroef vastgedraaid worden.
Opmerking! Neem de aan de zijkant, onder de aansluitklemmen vermelde informatie over het draaimoment in acht!
18
Als de AC-kabels via de schacht van de DC-hoofdschakelaar of dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdscha­kelaar worden omgeleid, kunnen deze bij het draaien van de inverter bescha­digd raken of kan de inverter niet vol­ledig worden gedraaid.
BELANGRIJK! AC-kabels niet via de schacht van de DC-hoofdschakelaar en niet dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdschakelaar leggen!
Als u erg lange AC- of DC-kabels in de kabelgoten op het aansluitpaneel wilt leg­gen, moet u de kabels met kabelbinders in de daarvoor aanwezige lussen aan de boven- en onderkant van het aansluitblok vastmaken.
NL
Maximale afze­kering aan AC­zijde
Fronius Symo Fronius Eco
Inverter Fasen AC-vermo-
gen
Maximale overstroombe-
veiliging aan uitgangszijde
Fronius Symo 10.0-3-M 3 10.000 W C 80 A
Fronius Symo 12.0-3-M 3 12.000 W C 80 A
Fronius Symo 12.5-3-M 3 12.500 W C 80 A
Fronius Symo 15.0-3-M 3 15.000 W C 80 A
Fronius Symo 17.5-3-M 3 17.500 W C 80 A
19
Inverter Fasen AC-vermo-
gen
Fronius Symo 20.0-3-M 3 20.000 W C 80 A
Fronius Eco 25.0-3-M 3 25.000 W C 80 A
Fronius Eco 27.0-3-M 3 27.000 W C 80 A
Let op!
Lokale bepalingen, het energiebedrijf of andere omstandigheden kunnen een aardlekschakelaar in de AC-aansluitkabel vereisen. Over het algemeen voldoet voor dit geval een aardlekschakelaar type A met min­stens 100 mA activeerstroom. In sommige gevallen en afhankelijk van de plaat­selijke omstandigheden kan de aardlekschakelaar van het type A doorslaan. Om deze reden raadt Fronius het gebruik van een voor frequentie-inverters geschikte aardlekschakelaar aan.
Maximale overstroombe-
veiliging aan uitgangszijde
20
Loading...
+ 44 hidden pages