Fronius Fronius Galvo Installation (Online) Installation Instruction [NL]

Installation Instructions
Fronius Galvo - Installation
Installatiehandleiding
NL
42,0426,0171,NL 021-16052022
Inhoudsopgave
Locatiekeuze en montagepositie 5
Montagesteun monteren 11
Veiligheid 11 Keuze van pluggen en schroeven 11 Aanbevolen schroeven 11 Inverter openen 11 Zorg ervoor dat u de montagesteun niet kromtrekt of vervormt 12 Montagesteun op een wand monteren 13 Montagesteun monteren 13 Montage van de inverter tegen een mast 14 Montagesteun op metalen dragers monteren 14
Inverter op het openbare stroomnet aansluiten (AC-zijde) 15
Veiligheid 15 Netbewaking 15 AC-aansluitklemmen 16 Type wisselstroomkabel 16 Aluminium kabels op het aansluiten voorbereiden 16 Eisen aan de neutrale draad 17 Inverter op het openbare stroomnetwerk aansluiten (AC) 17 De AC-kabels leggen 18 Maximale afzekering aan AC-zijde 19
Solarmodulestrings op inverter aansluiten 20
Veiligheid 20 Algemeen over solarmodules 22 DC-aansluitklemmen 23 Aansluiten van aluminium kabels 23 Solarmodulestrings – polariteit en spanning controleren 24 Aanwijzingen voor testapparaat 24 DC-aansluiting inverter 24 Kabels leggen in het DC-gedeelte 26
Solarmodule-aarding in de inverter 27
Algemeen 27 Aarding van zonnepaneel op de minpool met zekering 28 Inverter voor geaarde solarmodule instellen 28
Datacommunicatie 29
Datacommunicatiekabels plaatsen 29 Datamanager in inverter inbouwen 29
Kabelbeschermingsslangen voor Australië 32
Kabelbeschermingsslangen nauwkeurig aansluiten 32 Buizen afdichten 32
Inverter op de montagesteun hangen 33
Inverter op de montagesteun hangen 33
Eerste inbedrijfstelling 35
Eerste gebruik van de inverter 35
Aanwijzingen voor de software-update 37
Aanwijzingen voor de software-update 37
USB-stick als datalogger en voor het actualiseren van de invertersoftware 38
USB-stick als datalogger 38 Data op de USB-stick 38 Datahoeveelheid en opslagcapaciteit 39 Buffergeheugen 40 Passende USB-sticks 40 USB-stick voor het bijwerken van de invertersoftware 41 USB-stick verwijderen 41
NL
3
Aanwijzingen voor onderhoud 42
Onderhoud 42 Reiniging 42
Serienummersticker voor gebruik door de klant 43
Serienummersticker voor gebruik door de klant (Serial Number Sticker for Customer Use) 43
4
Locatiekeuze en montagepositie
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de
technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees vóór de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan schade aan eigendommen of ernstig letsel veroorzaken.
Inbouw en aansluiting van een overspanningsbeveiliging mag alleen door een
erkende elektromonteur worden uitgevoerd! Neem de veiligheidsvoorschriften in acht!
Zorg er vóór alle montage- en aansluitwerkzaamheden voor dat de AC- en
DC-zijde van de inverter spanningsloos zijn.
5
Brandpreventie
VOORZICHTIG!
Gevaar door defecte of ondeskundige installaties.
Beschadiging van inverters en andere stroomvoerende onderdelen van een PV-in­stallatie kan het gevolg zijn. Een gebrekkige of ondeskundige installatie kan leiden tot oververhitting van ka­bels en aansluitingen, alsmede tot de vorming van vlambogen. Dit kan resulteren in thermische schade en uiteindelijk zelfs in brand.
Let bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels op het volgende:
Draai alle aansluitklemmen stevig aan met het draaimoment dat in de ge-
bruiksaanwijzing is aangegeven Draai alle aardingsklemmen (PE / GND) stevig aan met het aanhaalmoment
dat in de gebruiksaanwijzing is aangegeven. Dit geldt ook voor vrije aardings­klemmen Zorg ervoor dat kabels niet worden overbelast
Controleer of de kabels correct zijn gelegd en onbeschadigd zijn
Houd u aan de veiligheidsaanwijzingen, de gebruiksaanwijzing en de ter plaat-
se geldende regelgeving
Zet de inverter met behulp van bevestigingsschroeven altijd stevig vast aan
de montagesteun. Houd u hierbij aan het draaimoment dat in de gebruiksaan­wijzing is aangegeven. Neem de inverter uitsluitend in bedrijf als de bevestigingsschroeven stevig
zijn aangedraaid!
Opmerking! Fronius aanvaardt geen kosten voor productie-uitvallen, installa­teurskosten etc. die op basis van een herkende lichtboog en zijn gevolgen kunnen ontstaan. Fronius staat niet in voor vuur en branden die ondanks de geïntegreer­de lichtboogherkenning/onderbreking kunnen optreden (bijv. door een parallelle lichtboog).
Opmerking! Voordat de inverter na een gedetecteerde lichtboog wordt gereset, moet de getroffen PV-installatie op eventuele schade worden gecontroleerd.
De specificaties van de fabrikant met betrekking tot levering, installatie en be­drijf moeten worden nageleefd. Voer alle installatie- en aansluitwerkzaamheden zorgvuldig volgens de normen en wettelijke voorschriften uit om mogelijke geva­ren tot een minimum te beperken. De aanhaalmomenten van de betreffende aansluitingen vindt u in de installatie­handleiding van de apparaten.
Beoogd gebruik De inverter is uitsluitend bestemd om de gelijkstroom van de zonnepanelen in
wisselstroom om te zetten en deze aan het openbare elektriciteitsnet te leveren. Als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling geldt:
elk ander of afwijkend gebruik
-
wijzigingen aan de inverter die niet uitdrukkelijk door Fronius worden aanbe-
-
volen het inbouwen van onderdelen die niet uitdrukkelijk door Fronius worden aan-
-
bevolen of verkocht.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Aanspraak op garantie vervalt.
6
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen, zoals alle aanwijzingen
-
m.b.t. de veiligheid en gevaren, die in de gebruiksaanwijzing en installatie­handleiding zijn beschreven de naleving van de onderhoudswerkzaamheden
-
montage conform de installatiehandleiding
-
Bij het aanleggen van de PV-installatie erop letten dat alle componenten uitslui­tend binnen hun toelaatbare werkgebied worden gebruikt.
Alle door de fabrikant van het zonnepaneel aanbevolen maatregelen voor een duurzaam behoud van de eigenschappen van het zonnepaneel moeten in acht worden genomen.
De bepalingen van de energiemaatschappij ten aanzien van de teruglevering en verbindingsmethoden moeten in acht worden genomen.
NL
Verklaring van de symbolen ­Keuze van de montageplaats
De inverter is geschikt voor montage binnen.
De inverter is geschikt voor montage buiten.
De inverter is op basis van zijn beschermingsklasse IP 65 onge­voelig voor spatwater uit alle richtingen en kan ook in vochtige omgevingen worden toegepast.
Stel de inverter niet aan direct zonlicht bloot om de opwarming van de inverter zo gering mogelijk te houden. Monteer de inver­ter op een beschutte plaats, bijvoorbeeld in de omgeving van de zonnepanelen of onder een dak.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m
BELANGRIJK! Boven een hoogte van meer dan 2.000 m boven de zeespiegel mag de inverter niet meer worden gemonteerd en gebruikt.
7
NH
3
Monteer de inverter niet:
Monteer de inverter niet in:
In principe is de inverter stofdicht uitgevoerd. In zeer stoffige
in het aanzuigbereik van ammoniak, bijtende dampen, zuren
-
of zouten (bijvoorbeeld opslagplaatsen van meststoffen, ventilatie­openingen van stallen, chemische installaties, leerlooierijen enz.)
Monteer de inverter niet in de directe woonomgeving in verband met lichte geluidsproductie onder bepaalde bedrijfsomstandig­heden.
Ruimtes met een verhoogd risico op ongevallen door dieren
-
(paarden, runderen, schapen, varkens enz.) Stallen en aangrenzende ruimtes
-
Opslag- en voorraadruimtes voor hooi, stro, haksel, kracht-
-
voer, meststoffen enz.
omgevingen kan zich op de koeloppervlakken stof ophopen, het­geen van invloed is op de thermische prestaties. In dat geval moet de inverter regelmatig worden gereinigd. Het is daarom raadzaam om de inverter niet in ruimtes en omgevingen te mon­teren waarin zich veel stof kan ophopen.
Montagestand
Monteer de inverter niet in:
De inverter is geschikt voor verticale montage op een verticale muur of zuil.
Kassen
-
Opslag- en verwerkingsruimtes voor fruit, groenten en wijn-
-
bouwproducten Ruimtes voor de verwerking van granen, groenvoer en voer-
-
producten
De inverter is geschikt voor een horizontale montageplaats.
8
De inverter is geschikt voor montage op een schuin oppervlak.
Monteer de inverter niet op een schuin oppervlak met de aanslui­tingen naar boven gericht.
Monteer de inverter niet schuin op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet horizontaal op een verticale muur of zuil.
NL
Monteer de inverter niet met de aansluitingen naar boven gericht op een verticale muur of zuil.
Monteer de inverter niet overhangend met de aansluitingen naar boven gericht.
Monteer de inverter niet overhangend met de aansluitingen naar beneden gericht.
Monteer de inverter niet op het plafond.
Keuze van de montageplaats, algemeen
Bij de keuze van de montageplaats voor de inverter moet op de volgende criteria worden gelet:
Installatie mag uitsluitend plaatsvinden op een vaste, niet-brandbare onder­grond
9
Max. omgevingstemperatu­ren:
-25 °C / +50 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 0 - 100%
De richting van de lucht­stroom binnen de inverter verloopt van links naar bo­ven (toevoer van koude lucht links, afvoer van warme lucht boven). De afgevoerde lucht kan een temperatuur van 70 °C be­reiken.
Op de montageplek moet aan de omgevingsvoorwaarden van de inverter wor­den voldaan.
Als de inverter op de buitenmuur van een veestal wordt gemonteerd, moet er tussen de inverter en de ventilatie- en gebouwopeningen een minimale afstand van 2 m in alle richtingen worden aangehouden. Op de montageplaats mogen ammoniak, bijtende dampen, zouten of zuren geen extra overlast bezorgen.
10
Montagesteun monteren
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door restspanning in de condensatoren.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Wacht de ontlaadtijd van de condensatoren af. De ontlaadtijd bedraagt 5 mi-
nuten.
VOORZICHTIG!
Gevaar door vuil of water bij de aansluitklemmen en contacten van het aansluit­paneel van de inverter.
Dit kan leiden tot schade aan de inverter.
Let er bij het boren op dat de aansluitklemmen en contacten bij het aansluit-
paneel niet vuil of nat worden. De montagesteun zonder vermogensfasedeel komt niet overeen met de be-
schermingsklasse van de complete inverter en mag daarom niet zonder ver­mogensfasedeel worden gemonteerd. Bescherm de montagesteun tijdens het monteren tegen vuil en vocht.
Opmerking! Beschermingsklasse IP 65 geldt alleen als
de inverter op de montagesteun is aangebracht en goed op de montagesteun
-
is vastgeschroefd, de afdekking van het datacommunicatiegedeelte op de inverter is gemon-
-
teerd en vastgeschroefd.
Keuze van plug­gen en schroe­ven
Aanbevolen schroeven
Inverter openen
Voor de montagesteun zonder inverter en ventilatiekanaal geldt beschermings­klasse IP 20!
Belangrijk! Afhankelijk van de ondergrond is verschillend bevestigingsmateriaal voor montage van de montagesteun vereist. Het bevestigingsmateriaal wordt daarom niet met de inverter meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passend bevestigingsmateriaal.
Voor de montage van de inverter raadt de fabrikant aan stalen of aluminium schroeven met een doorsnede van 6 - 8 mm te gebruiken.
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
11
1 2
3 4
Zorg ervoor dat u de montage­steun niet krom­trekt of ver­vormt
Opmerking! Let er bij de montage van de montagesteun op de wand of op een
pilaar op dat de montagesteun niet wordt kromgetrokken of vervormd raakt.
12
Montagesteun op een wand monteren
1 2
Tip: Monteer de inverter zo dat het display zich op ooghoogte bevindt
3
NL
Opmerking! Let er bij de montage van
de montagesteun op de wand op dat de montagesteun niet wordt kromge­trokken of vervormd raakt.
Montagesteun monteren
1 2
13
3
Montage van de inverter tegen een mast
Montagesteun op metalen dra­gers monteren
Bij de montage van de inverter op een mast of een verticale drager raadt Fro­nius het gebruik van een in de handel verkrijgbare mastbevestigingsset aan.
Met behulp van een mastbevestigings­set kan de inverter tegen een ronde of rechthoekige mast met verschillende diameters worden gemonteerd.
Voorbeeld voor een mastbevestigingsset
De montagesteun moet op tenminste 4 punten worden bevestigd.
1
14
Inverter op het openbare stroomnet aansluiten (AC-zijde)
Veiligheid
GEVAAR!
Onjuiste bediening en onjuist uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de tech­nische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Voor de installatie en inbedrijf­stelling de installatiehandleiding en de gebruiksaanwijzing lezen.
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Gevaar door netspanning en DC-spanning van zonnepanelen die aan licht zijn blootgesteld.
Vóór alle aansluitwerkzaamheden ervoor zorgen dat de AC- en DC-zijde van
de inverter spanningsvrij zijn. De apparatuur mag uitsluitend door een bevoegde elektrotechnicus op het
openbare elektriciteitsnet worden aangesloten.
NL
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Gevaar door netspanning en DC-spanning van de zonnepanelen.
De DC-hoofdschakelaar dient uitsluitend voor het stroomloos schakelen van
het vermogensfasedeel. Bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar staat het aansluitpaneel nog altijd onder spanning. Alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen dan worden uit-
gevoerd wanneer de vermogensfasedeel en het aansluitpaneel van elkaar zijn gescheiden. Het vermogensfasedeel mag alleen in spanningsloze toestand van de monta-
gesteun worden verwijderd. Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan het vermogensfasedeel van
de inverter mogen uitsluitend worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door Fronius zijn getraind.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de inverter door niet volledig aangedraaide aansluit­klemmen.
Niet volledig aangedraaide aansluitklemmen kunnen thermische schade aan de inverter veroorzaken en uiteindelijk leiden tot brand. Bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels erop letten dat alle aansluitklemmen stevig zijn aangedraaid met het aangegeven aanhaalmoment.
BELANGRIJK! Voor een correcte aarding moeten alle 3 PE-aardingsklemmen tij­dens de installatie met het voorgeschreven aanhaalmoment worden vastge­draaid.
Netbewaking Voor een optimale werking van de netbewaking moet de weerstand in de toevoer-
leidingen naar de aansluitklemmen aan de AC-zijde zo gering mogelijk zijn.
15
AC-aansluit­klemmen
PE Randaarde / aarding L1 Fasegeleider N Neutrale draad
max. kabeldoorsnede per ader: 16 mm²
min. kabeldoorsnede per ader: in overeenstemming met de afgezeker­de waarde aan AC-zijde, maar min­stens 2,5 mm²
De AC-kabels kunnen zonder ader­eindhulzen op de AC-aansluitklemmen worden aangesloten.
BELANGRIJK! Bij gebruik van adereindhulzen voor AC-kabels met een doorsne­de van 16 mm² moeten de adereindhulzen met rechthoekige doorsnede worden gekrompen. Gebruik van adereindhulzen met een isolatiekraag is alleen toegestaan tot een kabeldiameter van max. 10 mm².
Type wissel­stroomkabel
Aluminium ka­bels op het aan­sluiten voorbe­reiden
Op de wisselstroomklemmen van de inverter kunnen de volgende wisselstroom­kabels worden aangesloten:
Koper of aluminium: enkeldraads rond
-
Koper: rond fijndradig tot draadklasse 4
-
De aansluitklemmen aan AC-zijde zijn geschikt voor het aansluiten van enkel­draads ronde aluminium kabels. Op basis van de reactie van aluminium met lucht tot een resistente, niet-geleidende oxidelaag moet bij het aansluiten van alumini­um kabels rekening worden gehouden met de volgende punten:
gereduceerde gemeten stroom voor aluminium kabels
-
de hierna vermelde aansluitvoorwaarden
-
Bij het gebruik van aluminium kabels altijd de informatie van de kabelfabrikant in acht nemen.
Bij het interpreteren van kabeldoorsneden rekening houden met de lokale bepa­lingen.
Aansluitvoorwaarden:
16
De oxidelaag zorgvuldig van het geïsoleerde uiteinde van de kabel schrapen,
1
bijvoorbeeld met een mes
BELANGRIJK! Geen borstel, vijl of schuurpapier gebruiken; hierdoor blijven er aluminium deeltjes achter die op andere kabels terecht kunnen komen.
Na het verwijderen van de oxidelaag het uiteinde van de kabel met neutraal
2
vet insmeren, bijvoorbeeld zuur- en alkalivrije vaseline
Het uiteinde van de kabel direct op de klem aansluiten
3
Eisen aan de neutrale draad
Inverter op het openbare stroomnetwerk aansluiten (AC)
BELANGRIJK!Herhaal deze procedure als u de kabel loshaalt van de klem en
vervolgens weer wilt aansluiten.
Opmerking!
Controleren of de neutrale draad van het net geaard is. Bij IT-netwerken
-
(geïsoleerde netwerken zonder aarding) is dit niet mogelijk en werkt de inver­ter niet. Het aansluiten van de neutrale kabel is voor de werking van de inverter nood-
-
zakelijk. Een te kleine neutrale draad kan het terugleveringsmodus van de in­verter beïnvloeden. De neutrale draad moet daarom dezelfde capaciteit heb­ben als de overige stroomvoerende draden.
1 2
NL
3 4
Opmerking! Neem de aan de zijkant, onder de aansluitklemmen vermelde informatie over het draaimoment in acht!
17
De AC-kabels leggen
Opmerking!
Leg tijdens het aansluiten van de AC-kabels op de AC-klemmen de AC-ka-
-
bels in kabelgoten! Bij het fixeren van de AC-kabels door metrische schroefverbinding erop let-
-
ten dat de kabelgoten niet boven het aansluitpaneel uitsteken. De inverter kan anders onder bepaalde omstandigheden niet meer worden gesloten.
BELANGRIJK! De PE-randaarde van de AC-kabel moet zo worden gelegd dat deze in geval van een storing van de trekontlasting als laatste wordt losgekop­peld. De PE-beschermingsdraad bijvoorbeeld langer maken en in kabelgoten leggen.
Als de AC-kabels via de schacht van de DC-hoofdschakelaar of dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdschakelaar worden omgeleid, kunnen deze bij het draaien van de inverter beschadigd raken of kan de inverter niet worden gedraaid.
BELANGRIJK! AC-kabels niet via de schacht van de DC-hoofdschakelaar en niet dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdschakelaar leggen!
Als u erg lange AC- of DC-kabels in de kabelgoten op het aansluitpaneel wilt leggen, moet u de kabels met kabel­binders in de daarvoor aanwezige lus­sen aan de boven- en onderkant van het aansluitblok vastmaken.
18
Maximale afze­kering aan AC­zijde
NL
Inverter Fasen max. vermogen Maximale over-
stroombeveiliging
aan uitgangszijde
Fronius Galvo 1.5 1 1.500 W 1 x C 25 A
Fronius Galvo 2.0 1 2.000 W 1 x C 25 A
Fronius Galvo 2.5 1 2.500 W 1 x C 25 A
Fronius Galvo 3.0 1 3.000 W 1 x C 25 A
Fronius Galvo 3.1 1 3.100 W 1 x C 25 A
OPMERKING!
Lokale bepalingen, het nutsbedrijf of andere omstandigheden kunnen een diffe­rentieelschakelaar (RCD) vereisen voor de AC-aansluitkabel.
In het algemeen is in een dergelijk geval een aardlekschakelaar van het type A toereikend. In sommige gevallen en afhankelijk van de plaatselijke omstandighe­den kan de aardlekschakelaar van het type A doorslaan. Om deze reden raadt Fronius het gebruik van een voor frequentie-inverters ge­schikte aardlekschakelaar aan.
19
Solarmodulestrings op inverter aansluiten
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de
technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Voor de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de ge-
bruiksaanwijzing lezen.
GEVAAR!
Gevaar door netspanning en DC-spanning van zonnepanelen die aan licht zijn blootgesteld.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Vóór alle aansluitwerkzaamheden ervoor zorgen dat de AC- en DC-zijde van
de inverter spanningsvrij zijn. De apparatuur mag uitsluitend door een bevoegde elektrotechnicus op het
openbare elektriciteitsnet worden aangesloten.
GEVAAR!
Gevaar voor een elektrische schok door onjuiste of ontoereikende solarmodule­aarding.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Om aan IEC 62109-2:2011 te voldoen, mag een door de solarmodulefabri-
kant voorgeschreven solarmodule-aarding in de inverter uitsluitend via de aangegeven zekering plaatsvinden.
GEVAAR!
Gevaar door DC-spanning van de solarmodules.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Bij geaarde solarmodules is de isolatie­monitoring van de inverter uitgeschakeld.
Ervoor zorgen dat geaarde solarmodules overeenkomstig beschermingsklas-
se II zijn geïsoleerd De corresponderende veiligheidssticker goed zichtbaar op de fotovoltaïsche
installatie aanbrengen De inverter zo instellen dat bij het doorslaan van de zekering een storings-
melding wordt weergegeven.
20
GEVAAR!
Gevaar door netspanning en DC-spanning van de zonnepanelen.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
De DC-hoofdschakelaar dient uitsluitend voor het stroomloos schakelen van
het vermogensfasedeel. Bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar staat het aansluitpaneel nog altijd onder spanning. Alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen dan worden uit-
gevoerd wanneer de vermogensfasedeel en het aansluitpaneel van elkaar zijn gescheiden. Het afzonderlijke deel van het vermogensfasedeel mag uitsluitend in span-
ningsvrije toestand worden gescheiden van het aansluitpaneel. Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan het vermogensfasedeel van
de inverter mogen uitsluitend worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door Fronius zijn getraind.
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
VOORZICHTIG!
NL
Gevaar door vuil of water bij de aansluitklemmen en contacten van het aansluit­paneel.
Dit kan leiden tot schade aan de inverter.
Bij het boren erop letten dat de aansluitklemmen en contacten bij het aan-
sluitpaneel niet vuil of nat worden. De montagesteun zonder vermogensfasedeel komt niet overeen met de be-
schermingsklasse van de complete inverter en mag daarom niet zonder ver­mogensfasedeel worden gemonteerd. De montagesteun tijdens het monteren tegen vuil en vocht beschermen.
VOORZICHTIG!
Gevaar door niet volledig aangedraaide aansluitklemmen.
Thermische schade aan de inverter die tot branden kan leiden, kan het gevolg zijn.
Bij het aansluiten van de AC- en DC-kabels erop letten dat alle aansluitklem-
men stevig zijn aangedraaid met het aangegeven aanhaalmoment.
VOORZICHTIG!
Gevaar door overbelasting.
Dit kan leiden tot schade aan de inverter.
Maximaal 36 A op een enkele DC-spanningsklem aansluiten.
De kabels DC+ en DC- aansluiten op de correcte polen van de aansluitklem-
men DC+ en DC- van de inverter.
OPMERKING! Indien de solarmodule via een in de inverter aangebrachte aar­dingszekering is geaard, is bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar de aarding van de solarmodule uitgeschakeld!
21
OPMERKING! Bij het aansluiten van aluminium kabels:
nationale en internationale richtlijnen voor het aansluiten van aluminium ka-
-
bels in acht nemen de aanwijzingen van de kabelfabrikant in acht nemen.
-
jaarlijks controleren of de kabel vastzit volgens het aangegeven aanhaalmo-
-
ment.
OPMERKING! De op de inverter aangesloten zonnepanelen moeten aan de norm IEC 61730 Klasse A voldoen.
OPMERKING! Zonnepanelen die aan licht worden blootgesteld, leveren stroom aan de inverter.
OPMERKING! Bij het aansluiten van de DC-kabels op de correcte polariteit let­ten.
OPMERKING! Voor het aarden van het solarmoduleframe of het chassis de des­betreffende aanwijzingen van de solarmodulefabrikant evenals de nationale richtlijnen in acht nemen.
OPMERKING! Wordt de inverter in Australië of Nieuw-Zeeland geïnstalleerd (vereiste norm: AS4777.2:2020), dan mag:
geen functionele aarding plaatsvinden
-
de inverter niet in een 3-fasencombinatie worden gebruikt, aangezien er geen
-
communicatieve koppeling tussen de inverters bestaat
Algemeen over solarmodules
Houd rekening met de volgende punten voor een juiste keuze van de solarmodu­les en een zo rendabel mogelijk gebruik van de inverter:
De nullastspanning van de solarmodule wordt bij constante zoninstraling en
-
dalende temperatuur hoger. De nullastspanning mag de volgende waarde niet overschrijden: Fronius Galvo 1.5-1 ... 420 V Fronius Galvo 2.0-1 ... 420 V Fronius Galvo 2.5-1 ... 550 V Fronius Galvo 3.0-1 ... 550 V Fronius Galvo 3.1-1 ... 550 V
Een nullastspanning hoger dan de aangegeven waarden heeft vernieling van de inverter tot gevolg; alle aanspraak op garantie komt te vervallen.
Temperatuurcoëfficiënten op het gegevensblad van de solarmodule in acht
-
nemen Exacte waarden voor het dimensioneren van de solarmodule leveren hiervoor
-
geschikte berekeningsprogramma's, zoals bijvoorbeeld de Fronius Solar.crea­tor (creator.fronius.com).
OPMERKING!
Controleer voor het aansluiten van de solarmodule of de spanningswaarde, die met de gegevens voor de solarmodule van de fabrikant is berekend, met de praktijk overeenstemt.
22
Neem de veiligheidsaanwijzingen en voorschriften van de solarmodulefabrikant met betrekking tot het aarden van de solarmodule in acht.
DC-aansluit­klemmen
Kabeldoorsnede per DC-kabel: minstens 2,5 mm² - maximaal 16 mm²
De DC-kabels kunnen zonder ader­eindhulzen op de DC-aansluitklemmen worden aangesloten.
Opmerking! Om een effectieve trekontlasting van de solarmodule­strings te waarborgen, uitsluitend even grote kabeldoorsneden toepassen.
NL
Aansluiten van aluminium ka­bels
BELANGRIJK! Bij gebruik van adereindhulzen voor DC-kabels met een doorsne-
de van 16 mm² moeten de adereindhulzen met rechthoekige doorsnede worden gekrompen. Gebruik van adereindhulzen met een isolatiekraag is alleen toegestaan tot een kabeldiameter van max. 10 mm².
De aansluitklemmen aan DC-zijde zijn geschikt voor het aansluiten van enkel­draads ronde aluminium kabels. Op basis van de reactie van aluminium met lucht tot een resistente, niet-geleidende oxidelaag moet bij het aansluiten van alumini­um kabels rekening worden gehouden met de volgende punten:
gereduceerde gemeten stroom voor aluminium kabels
-
de hierna vermelde aansluitvoorwaarden
-
Let op! Neem bij het gebruik van aluminium kabels altijd de informatie van de ka­belfabrikant in acht.
Let op! Houd bij het interpreteren van kabeldoorsneden rekening met de lokale bepalingen.
Aansluitvoorwaarden:
Schraap de oxidelaag zorgvuldig van het geïsoleerde uiteinde van de kabel,
1
bijvoorbeeld met een mes
BELANGRIJK! Gebruik geen borstel, vijl of schuurpapier; hierdoor blijven er alu­minium deeltjes achter die op andere kabels terecht kunnen komen.
Smeer na het verwijderen van de oxidelaag het uiteinde van de kabel in met
2
neutraal vet, bijvoorbeeld zuur- en alkalivrije vaseline Sluit het uiteinde van de kabel direct aan op de klem
3
BELANGRIJK! Herhaal deze procedure als u de kabel loshaalt van de klem en
vervolgens weer wilt aansluiten.
23
Solarmodule­strings – polari­teit en spanning controleren
VOORZICHTIG!
Gevaar door verkeerde polariteit en spanning.
Dit kan leiden tot schade aan de inver­ter. De polariteit en spanning van de solar­modulestrings vóór het aansluiten con­troleren. De spanning mag niet hoger zijn dan:
Fronius Galvo 1.5-1: 420 V
Fronius Galvo 2.0-1: 420 V
Fronius Galvo 2.5-1: 550 V
Fronius Galvo 3.0-1: 550 V
Fronius Galvo 3.1-1: 550 V
Aanwijzingen voor testappa­raat
DC-aansluiting inverter
Een op het apparaatprestatienaamplaatje aangeduid testapparaat is niet geschikt voor bedrijfsmatige aansluiting op een fotovoltaïsch systeem en mag uitsluitend voor demonstratiedoeleinden worden gebruikt.
BELANGRIJK! In geen geval bij testapparaten een spanningvoerende gelijk­stroomkabel op de gelijkstroomaansluitingen aansluiten.
Het is toegestaan om spanningloze kabels of kabelstukken voor demonstratie­doeleinden aansluiten.
Slechts zoveel breukplaatsen uitbreken als er kabels zijn (voor 2 DC-kabels maakt u bijvoorbeeld 2 openingen).
1 2
24
3 4
5 6
NL
7 8
25
9
Kabels leggen in het DC-gedeelte
Als de DC-kabels via de schacht van de DC-hoofdschakelaar of dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdscha­kelaar worden omgeleid, kunnen deze bij het draaien van de inverter bescha­digd raken of kan de inverter niet wor­den gedraaid.
BELANGRIJK! De DC-kabels niet via de schacht van de DC-hoofdschakelaar en niet dwars over het aansluitblok van de DC-hoofdschakelaar leggen!
26
Solarmodule-aarding in de inverter
Algemeen Vele fabrikanten van zonnepanelen
schrijven aarding van de zonnepanelen voor.
In de inverter kunnen zonnepanelen via een zekering op de minpool worden geaard. De zekeringhouder voor de aarding van de zonnepanelen bevindt zich op de achterkant van de inverter.
NL
Zekeringhouder voor aarding van zonnepanelen op de minpool
1 2
De inverter kan ook worden gebruikt met zonnepanelen waarvoor aarding van de pluspool vereist is.
BELANGRIJK! De aarding van zonne­panelen via de pluspool werkt niet via de zekering in de inverter, maar moet buiten de inverter om tot stand worden gebracht.
27
Aarding van zon­nepaneel op de minpool met ze­kering
Aarding van zonnepaneel op de minpool via zekering
(1) Zonnepaneel (2) Inverter (3) Zekering
Voor aarding van zonnepanelen op de minpool raadt Fronius de volgende zeke­ring aan: nominale stroomwaarde 1 A / 600 V, veiligheidsafmetingen 10 x 38 mm
BELANGRIJK! Zekeringen voor het aarden van zonnepanelen behoren niet tot de leveringsomvang van de inverter. Wanneer volgens de fabrikant van de zonne­panelen het aarden van de zonnepanelen noodzakelijk is, moet een geschikte ze­kering afzonderlijk worden besteld.
Inverter voor ge­aarde solarmo­dule instellen
Bij geaarde solarmodules is de controle op de isolatie van de inverter uitgescha­keld. De inverter moet daarom op in het Basic-menu zo worden ingesteld, dat bij het doorslaan van de aardingszekering, afhankelijk van de landspecifieke installa­tie, een storingsmelding verschijnt dan wel de inverter wordt uitgeschakeld. Om toegang te krijgen tot het Basic-menu, moet de toegangscode 22742 worden ingevoerd.
28
Datacommunicatie
NL
Datacommuni­catiekabels plaatsen
BELANGRIJK! Het gebruik van de inverter met een optiekaart en 2 opengemaak-
te compartimenten voor optiekaarten is niet toegestaan. In dergelijke gevallen kunt u bij Fronius een geschikte lege deksel (42,0405,2020) als optie aanschaffen.
BELANGRIJK! Als er datacommunicatiekabels in de inverter worden gemon­teerd, neem dan de volgende punten in acht:
Afhankelijk van het aantal en de doorsnede van de gemonteerde datacom-
-
municatiekabels moet u de pluggen uit de afdichting verwijderen en de data­communicatiekabels plaatsen. Vergeet niet in de vrije openingen in de afdichting pluggen te plaatsen.
-
1 2
Datamanager in inverter inbou­wen
3 4
GEVAAR!
Gevaar door restspanning in de condensatoren.
Een elektrische schok kan het gevolg zijn.
Wacht de ontlaadtijd van de condensatoren af. De ontlaadtijd bedraagt 5 mi-
nuten.
29
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
BELANGRIJK! Neem bij het werken met optionele kaarten de algemene ESD­richtlijnen in acht.
BELANGRIJK! Per Fronius Solar Net Ring mag slechts één Fronius Datamanager in het Master-bedrijf beschikbaar zijn. Schakel overige Fronius Datamanagers naar het Slave-bedrijf of bouw ze uit. Sluit vrije vakken met optionele kaarten door de afdekking (artikelnummer 42,0405,2094) te vervangen of gebruik een inverter zonder Fronius Datamanager (light-versie).
BELANGRIJK! Breek bij het inbouwen van een datamanager in de inverter slechts één opening voor de printplaat uit.
1 2
30
3 4
5 6
NL
31
Kabelbeschermingsslangen voor Australië
Conduit
Conduit
AC~
Inside
Outside
DC=
4
3
2
Permanently elastic sealant
Seal all used conduits! Seal every incoming and every outgoing conduit! Seal both conduit ends!
1
Conduit
Inverter housing
Conduit fitting
Permanently elastic
sealant
1
1
Kabelbescher­mingsslangen nauwkeurig aan­sluiten
Buizen afdichten
Erop letten dat de kabelbeschermingsslangen nauwkeurig aansluiten!
OPMERKING!
Condensatie in de buizen kan de inver­ter of componenten van de PV-instal­laties beschadigen.
Om ongewenste luchtcirculatie en con­densatie in de buizen te voorkomen, dient u
alle gebruikte buizen met een blij-
vend elastische kit af te dichten, elke invoer- en afvoerbuis af te
dichten, beide buisuiteinden af te dichten.
1
32
Inverter op de montagesteun hangen
NL
Inverter op de montagesteun hangen
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbinding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte randaardeverbinding
voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbare aardedraad worden vervangen!
De zijkanten van het deksel zijn zo gemaakt dat deze als grepen fungeren.
Opmerking! De inverter is om veiligheidsredenen voorzien van een vergrendeling die het inzwenken van de inverter in de montagesteun alleen bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar mogelijk maakt.
De inverter mag alleen bij uitgeschakelde DC-hoofdschakelaar in de monta-
-
gesteun worden gehangen en ingezwenkt. Zorg ervoor dat u de inverter niet met geweld ophangt en inzwenkt.
-
De bevestigingsschroeven in het datacommunicatiegedeelte van de inverter wor­den gebruikt om de inverter aan de montagesteun te bevestigen. Goed vastge­draaide bevestigingsschroeven zijn een voorwaarde voor een goed contact tussen inverter en montagesteun.
VOORZICHTIG!
Gevaar door niet volledig aangedraaide bevestigingsschroeven.
Tijdens het bedrijf van de inverter optredende lichtbogen die tot branden kunnen leiden, kunnen hiervan het gevolg zijn.
Draai de bevestigingsschroeven daarom altijd met het aangegeven aanhaal-
moment vast.
1 2
33
3 4
34
Eerste inbedrijfstelling
1
2
S
e
l
e
c
t
C
o
u
n
t
r
y
1
2
50 Hz International 50 Hz
NL
Eerste gebruik van de inverter
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De inverter mag alleen door geschoold personeel en uitsluitend conform de
technische voorschriften in bedrijf worden gesteld. Lees voor de installatie en inbedrijfstelling de installatiehandleiding en de
bedieningshandleiding.
Bij de eerste inbedrijfstelling van de inverter moeten verschillende setup-instel­lingen worden gekozen.
Wordt de setup voor het voltooien afgebroken, kan deze ook door een AC-reset opnieuw worden gestart. Een AC-reset kan ook door het uit- en inschakelen van de automatische zekering worden bewerkstelligd.
De specifieke landensetup kan slechts bij het eerste gebruik van de inverter wor­den ingesteld. Indien u de landspecifieke setup naderhand wilt wijzigen, neemt u contact op met de Technische helpdesk.
1
2
3
35
* Voorbeelden landspecifieke setups
CONFIG
2
1
2
1
SETUP
Auto Daylightsaving
1
2
De beschikbare landspecifieke setups kunnen na een software-update veranderen. Daarom kan het zo zijn dat de volgende lijst niet geheel met de weergave op de inverter overeenkomt.
50 Hz International 50 Hz 60 Hz International 60 Hz AT1 Österreich: Installatie-
grootte
< 3,68 kVA AU Australia BE Belgique / België BR Brasil 220V NL-Mon CH Schweiz / Suisse / Sviz-
zera / Svizra CL Chile CY Κύπρος / Kıbrıs / Cyprus CZ Česko DE1 Deutschland: Installa-
tiegrootte < 3,68 kVA DE2 Deutschland: Installa-
tiegrootte > 3,68 kVA en
< 13,8 kVA
4
DE3 Deutschland: Anlagen-
größe > 13,8 kVA DKA1 Danmark ES España ESOS Territorios españoles en
el extranjero (Spanish
Oversea Islands) FR France FROS Territoire d’Outre-Mer
(French Oversea Is-
lands) GB Great Britain GR Ελλάδα HR Hrvatska HU Magyarország IE Éire / Ireland; Malta IL ישראל / إسرائيل / Israel IT4 Italia ≤ 11,08 kVA
5
MG50 Microgrid 50 Hz MG60 Microgrid 60 Hz NIE1 Northern Ireland / Tuai-
sceart Éireann < 16 A NL Nederland NO Norge NZ New Zealand PF1 Polynésie française
(French Polynesia) PL Poland PT Portugal RO România SE Konungariket Sverige SK Slovensko TR Türkiye ZA South Africa / Suid-Afri-
ka
6
8 9
7
36
Aanwijzingen voor de software-update
USB
+
3
5
4
4
1
2
2
NL
Aanwijzingen voor de softwa­re-update
Als bij de inverter een USB-stick wordt meegeleverd, dan moet na inbedrijfna­me van de inverter de invertersoftware worden geüpdatet:
USB-stick in datacommunicatiebe-
1
reik van inverter steken Het Setup-menu openen
2
Menuoptie 'USB' selecteren
3
'Update software' selecteren
4
Update uitvoeren
5
37
USB-stick als datalogger en voor het actualiseren van de invertersoftware
USB-stick als datalogger
Data op de USB­stick
Een op de USB A-bus aangesloten USB-stick kan als datalogger voor een inver­ter fungeren.
De op de USB-stick opgeslagen loggingdata kunnen te allen tijde via het meege­logde CSV-bestand direct in programma's van derde aanbieders (bijv. Microsoft® Excel) worden bekeken.
Oudere Excel-versies (tot Excel 2007) hebben een regelbeperking van 65536 te­kens.
Wordt de USB-stick als datalogger gebruikt, dan worden automatisch drie be­standen aangemaakt:
Systeembestand FRONIUS.sys:
-
Het bestand slaat voor de klant niet-relevante informatie van de inverter op. Het bestand mag niet afzonderlijk worden gewist. Alleen alle bestanden (sys, fld, csv) samen wissen.
Logbestand DALO.fld:
-
Logbestand voor lezen van data in software Fronius Solar.access.
Meer informatie over de software Fronius Solar.access vindt u in de gebruiks­aanwijzing 'DATCOM Detail' die te vinden is op http://www.fronius.com
Logbestand DATA.csv:
-
Logbestand voor het uitlezen van de data in een spreadsheetprogramma (bij­voorbeeld: Microsoft® Excel)
(1) USB-hoofdmap (root-map) (2) Fronius-inverter (Fronius Galvo,
Fronius Symo, Fronius Primo of Fronius Eco)
(3) Het inverternummer kan in het
setup-menu onder DATCOM worden ingesteld
Als meerdere inverters met hetzelfde inverternummer beschikbaar zijn, wor­den de drie bestanden in dezelfde map opgeslagen. Aan de bestandsnaam wordt een cijfer toegevoegd (bijv.: DA-
LO_02.fld)
Datastructuur op de USB-stick
38
Opbouw van het CSV-bestand:
(1) (2) (3)
(4)
(5) (6) (7)
(8)
(9)
(1) ID (2) Inverternummer (3) Invertertype (DATCOM-code) (4) Logginginterval in seconden (5) Energie in Watt-seconden, gebaseerd op de logginginterval (6) Inductief reactief vermogen (7) Capacitief reactief vermogen (8) Gemiddelde waarde via logginginterval (AC-spanning, AC-stroom, DC-
spanning, DC-stroom)
(9) extra informatie
NL
Datahoeveelheid en opslagcapaci-
Een USB-stick met een opslagcapaciteit van bijvoorbeeld 1 GB kan bij een log­ginginterval van 5 minuten de loggingdata van ca. 7 jaar opslaan.
teit
CSV-bestand
CSV-bestanden kunnen slechts 65.535 regels (datasets) opslaan (tot Microsoft ® Excel versie 2007, daarna geen beperking). Bij een logginginterval van 5 minuten worden de 65.535 regels binnen ca. 7 maanden beschreven (CSV-datagrootte van ca. 8 MB). Om dataverlies tegen te gaan moet het CSV-bestand binnen deze 7 maanden op de pc worden geplaatst en van de USB-stick worden gewist. Is het logginginter­val langer ingesteld, dan wordt deze periode overeenkomstig langer.
FLD-bestand
Het FLD-bestand mag niet groter dan 16 MB zijn. Dit komt bij een logginginterval van 5 minuten overeen met een opslagtermijn van ca. 6 jaar. Overschrijdt het bestand deze grens van 16 MB, dan moet het op de pc worden geplaatst en moeten alle data van de USB worden gewist.
Na het beveiligen en verwijderen van de data kan de USB-stick direct weer voor het registreren van de loggingdata worden aangesloten, zonder dat verdere han­delingen nodig zijn.
Let op! Door een volle USB-stick kunnen data verloren gaan of worden over­schreven. Let er bij het aanbrengen van de USB-stick op dat op de USB-stick vol­doende geheugencapaciteit aanwezig is.
39
OPMERKING!
Risico door een volle USB-stick.
Kan dataverlies of overschrijven van data veroorzaken.
Let er bij het aanbrengen van de USB-stick op dat op de USB-stick voldoen-
de geheugencapaciteit aanwezig is.
Buffergeheugen Als de USB-stick wordt verwijderd (bijv. voor veilig opslaan van data), dan worden
de loggingdata in een buffergeheugen van de inverter geschreven. Zodra de USB-stick weer wordt aangesloten, worden de data automatisch vanuit het buffergeheugen naar de USB-stick verzonden.
Het buffergeheugen kan maximaal 6 loggingpunten opslaan. Data worden alleen tijdens de werking van de inverter (vermogen groter dan 0 W) meegelogd. Het logginginterval is standaard op 30 minuten ingesteld. Dit resulteert in 3 uur tijd voor het in het buffergeheugen opnemen van de data.
Wanneer het buffergeheugen vol is, worden de oudste data in het buffergeheu­gen door de nieuwe data overschreven.
BELANGRIJK! Het buffergeheugen heeft permanente voedingsspanning nodig. Mocht tijdens de werking de wisselstroom uitvallen, dan gaan alle data in het buf­fergeheugen verloren. Om de gegevens 's nachts niet te verliezen, moet de auto­matische nachtuitschakeling worden gedeactiveerd ('Night Mode' op ON zetten ­zie gebruiksaanwijzing Datamanager 2.0 onder paragraaf 'Menuopties instellen en tonen', 'Parameter in menuoptie DATCOM bekijken en instellen'). Bij de Fronius Eco of Fronius Symo 15.0-3 208 werkt het buffergeheugen ook met een echte DC-voeding.
Passende USB­sticks
Door het grote aantal op de markt verkrijgbare USB-sticks kan niet worden gega­randeerd dat iedere USB-stick door de inverter wordt herkend.
Fronius adviseert uitsluitend gecertificeerde, voor industrieel gebruik geschikte USB-sticks te gebruiken (let op het USB-IF-logo!).
De inverter ondersteunt USB-sticks met de volgende bestandssystemen:
FAT12
-
FAT16
-
FAT32
-
Fronius raadt aan de gebruikte USB-sticks alleen te gebruiken voor het registre­ren van loggingdata of voor het bijwerken van de invertersoftware. De USB-sticks mogen geen andere data bevatten.
40
USB-symbool op het inverterdisplay, bijvoorbeeld in de afleesmodus 'NU':
Herkent de inverter een USB-stick, dan wordt rechtsboven op het display het USB-symbool weergegeven.
Bij het aanbrengen van de USB-stick erop letten of het USB-symbool wordt weergegeven (kan ook knipperen).
Opmerking! Let er bij buitentoepassingen op dat de functie van gebruikelijke USB-sticks vaak slechts in een beperkt temperatuurbereik is gegarandeerd. Stel bij buitentoepassingen veilig dat de USB-stick bijv. ook bij lage temperaturen werkt.
NL
USB-stick voor het bijwerken van de inverter­software
USB-stick ver­wijderen
Met behulp van de USB-stick kunnen ook eindgebruikers via het menuelement USB in de menuoptie SETUP de software van de inverter bijwerken: het update­bestand wordt van tevoren op de USB-stick opgeslagen en vanaf de USB-stick naar de inverter gekopieerd. Het updatebestand moet zich in de root van de USB-stick bevinden.
Opmerking m.b.t. de veiligheid voor het verwijderen van een USB-stick:
BELANGRIJK! Om het verlies van
data te voorkomen, mag een aange­sloten USB-stick alleen onder de volgende voorwaarden worden ver­wijderd:
alleen via de menuoptie SETUP,
-
menurecord 'USB / Hardw. veilig verw.' wanneer de LED ‘Data-over-
-
dracht’ niet meer knippert of brandt.
41
Aanwijzingen voor onderhoud
Onderhoud Let op! Bij horizontale montageplaats en bij montage in buitenbereik: controleer
jaarlijks of alle schroefverbindingen stevig vastzitten!
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door Fronius zijn getraind.
Reiniging De inverter indien nodig met een vochtige doek afvegen.
Geen reinigingsmiddelen, schuurmiddelen, oplosmiddelen of iets soortgelijks voor het reinigen van de inverter gebruiken.
42
Serienummersticker voor gebruik door de klant
NL
Serienummer­sticker voor ge­bruik door de klant (Serial Number Sticker for Customer Use)
Het serienummer van de inverter be­vindt zich op het kenplaatje aan de on­derzijde van de inverter. Afhankelijk van de montagepositie is het serienummer mogelijk lastig toe­gankelijk of moeilijk te lezen, bijvoor­beeld als de inverter op een donkere of schaduwrijke plaats is gemonteerd.
In de installatiehandleiding van de in­verter zijn daarom 2 serienummerstic­kers meegeleverd:
* 57 x 20 mm ** 67 x 20 mm
Deze serienummerstickers kunnen door de klant op een goed zichtbare plaats worden aangebracht, bijvoor­beeld op de voorzijde van de inverter of op de bedieningshandleiding.
Toepassingsvoorbeeld: serienummersticker op de bedienings­handleiding of op de voorzijde van de inverter
Voor Australië: stickers voor DRM Australië in de buurt van de datamanager aanbren­gen.
43
-
-
Loading...