Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
FK 2500
FK 2500 FC
FK 2500 MV
FK 2500 MV FC
FK 2500 Rob
FK 2500 MV Rob
Bedieningshandleiding
NL
Koelapparaat
42,0426,0047,NL 007-09062021
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften5
Verklaring veiligheidsaanwijzingen5
Algemeen5
Gebruik overeenkomstig de bedoeling6
Omgevingsvoorwaarden6
Verplichtingen van de gebruiker6
Verplichtingen van het personeel7
Netaansluiting7
Bescherming van uzelf en derden7
Informatie over de geluidsemissie8
Gevaar door schadelijke gassen en dampen8
Gevaar door vonken9
Gevaren door net- en lasstroom9
Zwerfstromen10
EMV-apparaatclassificaties10
EMV-maatregelen11
EMF-maatregelen11
Bijzondere gevaren11
Eisen aan het beschermgas13
Gevaar door beschermgasflessen13
Gevaar op uitstromend beschermgas13
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport14
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik14
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie15
Veiligheidscontrole15
Verwijdering15
Veiligheidssymbolen16
Gegevensbescherming16
Auteursrecht16
Algemeen17
Apparaatconcept17
Toepassingsgebieden17
Leveringsomvang17
Apparaatvarianten en de uitvoering hiervan17
Werking van de thermocontrole18
Werking van de stromingssensor18
Geldigheid van de "Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden"18
Informatie over het koelmiddel19
Waarschuwingen op het apparaat19
Informatie over lekkages19
Bedieningselementen en aansluitingen21
Veiligheid21
Bedieningselementen en aansluitingen21
Voor installatie en ingebruikneming22
Veiligheid22
Vereisten aan de installatielocatie22
Informatie over het koelmiddel23
Garantiebepalingen voor de koelmiddelpomp23
Gebruik overeenkomstig de bedoeling23
Koelapparaat op laskar monteren24
Algemeen24
Koelapparaat op laskar monteren24
Koelapparaat met stroombron verbinden25
Veiligheid25
Koelapparaat met stroombron verbinden25
Koelapparaat in gebruik nemen27
Opmerking over vervangen van lasbrander27
Verzorging, onderhoud en recycling28
Veiligheid28
Algemeen28
Symbolen voor verzorging en onderhoud van het koelapparaat29
Onderhoudsintervallen, Onderhoudswerkzaamheden29
Koeler uitblazen30
Koelmiddel verversen30
Recycling31
Storingsdiagnose en storingen opheffen32
Veiligheid32
Storingsdiagnose en storingen opheffen32
As koelmiddelpomp aandraaien35
Veiligheid35
As koelmiddelpomp aandraaien35
Technische gegevens36
Algemeen 36
FK 2500, FK 2500 FC36
FK 2500 MV, FK 2500 MV FC37
FK 2500 Rob, FK 2500 MV Rob37
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
▶
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
▶
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
▶
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging
van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op
voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
-beschikken over de juiste kwalificaties
-kennis van lassen hebben en
-deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt
gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale
regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden
nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
-in leesbare toestand houden
-niet beschadigen
-niet verwijderen
-niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het
apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat
het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde
gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden
bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en
gevaren
-het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
-het ontdooien van leidingen
-het laden van batterijen of accu's
-het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoorwaarden
Verplichtingen
van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik
overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
-tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
-tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
-op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften",
hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben
bevestigd
-voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
6
Verplichtingen
van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van
de werkzaamheden:
-de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te
leven
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te
lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben
begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te
gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan
ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
-aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van
uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het
apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd
met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
-vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
levensgevaarlijk zijn
-gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-verhoogde geluidsbelasting
-schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen.
De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
-moeilijk ontvlambaar
-isolerend en droog
-het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-veiligheidshelm
-broek zonder omslag
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
-Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste
filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
-Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
-Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend,
hittebestendig).
-Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter
voorkoming van gehoorschade.
7
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen
van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
-wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de
boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken
door net- of lasstroom, enz.)
-stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over
de geluidsemissie
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van
werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig
het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden
gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving.
De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste
lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de
gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for
Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
-niet inademen
-via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie
van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten
verantwoordelijk:
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht
nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor
de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding
Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen
het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
8
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door vonken
Gevaren door
net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en
buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën
e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en
alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een
geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u
te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn,
en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde
kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as
draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
-nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen
van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking
van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
9
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige
scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het
werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en
de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat
de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer
wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
-alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te
werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
-brand
-oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-beschadiging van randaardeleidingen
-beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen,
bijv.: isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden
met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is
spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte
lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van
de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificaties
Apparaten van emissieklasse A:
-zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling veroorzaken.
10
Apparaten van emissieklasse B:
-voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook
voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelenIn uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op
de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in
de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te
heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
-Veiligheidsinstallaties
-Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-Data- en telecommunicatie-installaties
-Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1.Netvoeding
-Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een
geschikt netfilter).
2.Laskabels
-Houd ze zo kort mogelijk.
-Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3.Potentiaalegalisatie
4.Aarding van het werkstuk
-Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5.Afscherming, indien noodzakelijk
-Scherm andere installaties in de omgeving af.
-Scherm de complete lasinstallatie af.
NL
EMF-maatregelenElektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
-Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
-Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich
in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
-De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
-Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere gevaren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
-ventilatoren
-tandwielen
-rollen
-aandrijfassen
-draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het
uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
11
Tijdens het gebruik
-Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemonteerd.
-Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit)
en gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere
personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur
afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf
mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u
de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad
voor het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
-Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het
geschikte lastopnamemiddel.
-De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte
stand hebben.
-Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden
gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt
voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het
apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd
(bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
12
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er
onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het monteren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape.
Loading...
+ 28 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.