Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
FK 2200
FK 2200 FC
Bedieningshandleiding
NL
Koelapparaat
42,0426,0035,NL 005-08062021
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften5
Verklaring veiligheidsaanwijzingen5
Algemeen5
Gebruik overeenkomstig de bedoeling6
Omgevingsvoorwaarden6
Verplichtingen van de gebruiker6
Verplichtingen van het personeel7
Netaansluiting7
Bescherming van uzelf en derden7
Informatie over de geluidsemissie8
Gevaar door schadelijke gassen en dampen8
Gevaar door vonken9
Gevaren door net- en lasstroom9
Zwerfstromen10
EMV-apparaatclassificaties10
EMV-maatregelen11
EMF-maatregelen11
Bijzondere gevaren11
Eisen aan het beschermgas13
Gevaar door beschermgasflessen13
Gevaar op uitstromend beschermgas13
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport14
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik14
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie15
Veiligheidscontrole15
Verwijdering15
Veiligheidssymbolen16
Gegevensbescherming16
Auteursrecht16
Algemeen17
Concept17
Overzicht17
Inzetgebied17
Informatie over het koelmiddel17
Informatie over lekkages18
Opties19
Inbouwset Stromingscontrole met waterfilter19
Inbouwset Thermocontrole19
Bedieningselementen en aansluitingen20
Achterzijde20
Voorzijde20
Koelapparaat op laskar monteren21
Algemeen21
Koelapparaat op bodem rijwagen monteren21
Koelapparaat met stroombron verbinden22
Stroombron met koelapparaat verbinden22
Transport van koelapparaat en stroombron22
Lasbrander aansluiten23
Lasbrander op de stroombron aansluiten23
Lasbrander op koelapparaat aansluiten23
Koelapparaat in gebruik stellen24
Lasbrander op de stroombron aansluiten24
Garantiebepalingen voor de koelmiddelpomp24
Informatie over koelmiddel24
Koelapparaat vullen24
Koelapparaat ontluchten24
Koelapparaat in gebruik stellen25
Lasbrandervervanging25
Verzorging, onderhoud en recycling26
Algemeen26
NL
3
Veiligheid26
Symbolen voor verzorging en onderhoud van het koelapparaat26
Bij elke ingebruikneming27
Eenmaal per week27
Elke 2 maanden27
Elke 6 maanden27
Bij een 3-ploegendienst elke 6 maanden met koelmiddel op basis van ethanol28
Bij een 1-ploegendienst elke 12 maanden met koelmiddel op basis van ethanol 28
Bij een 3-ploegendienst elke 12 maanden met koelmiddel FCL 10/2028
Bij een 1-ploegendienst elke 24 maanden met koelmiddel FCL 10/2028
Geldigheid van de „Algemene leverings- en betalingsvoorwaarde“28
Recycling28
Storingsdiagnose en storingen opheffen29
Algemeen29
Storingsdiagnose en storingen opheffen29
Technische gegevens31
Algemeen 31
FK 220031
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
▶
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
▶
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
▶
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging
van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op
voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
-beschikken over de juiste kwalificaties
-kennis van lassen hebben en
-deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt
gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale
regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden
nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
-in leesbare toestand houden
-niet beschadigen
-niet verwijderen
-niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het
apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat
het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde
gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden
bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en
gevaren
-het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
-het ontdooien van leidingen
-het laden van batterijen of accu's
-het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoorwaarden
Verplichtingen
van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik
overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
-tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
-tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
-op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften",
hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben
bevestigd
-voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
6
Verplichtingen
van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van
de werkzaamheden:
-de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te
leven
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te
lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben
begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te
gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan
ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
-aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van
uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het
apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd
met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
-vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
levensgevaarlijk zijn
-gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-verhoogde geluidsbelasting
-schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen.
De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
-moeilijk ontvlambaar
-isolerend en droog
-het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-veiligheidshelm
-broek zonder omslag
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
-Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste
filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
-Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
-Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend,
hittebestendig).
-Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter
voorkoming van gehoorschade.
7
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen
van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
-wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de
boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken
door net- of lasstroom, enz.)
-stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over
de geluidsemissie
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van
werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig
het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden
gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving.
De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste
lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de
gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for
Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
-niet inademen
-via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie
van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten
verantwoordelijk:
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht
nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor
de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding
Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen
het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
8
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door vonken
Gevaren door
net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en
buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën
e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en
alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een
geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u
te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn,
en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde
kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as
draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
-nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen
van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking
van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
9
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige
scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het
werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en
de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat
de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer
wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
-alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te
werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
-brand
-oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-beschadiging van randaardeleidingen
-beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen,
bijv.: isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden
met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is
spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte
lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van
de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificaties
Apparaten van emissieklasse A:
-zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling veroorzaken.
10
Apparaten van emissieklasse B:
-voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook
voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelenIn uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op
de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in
de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te
heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
-Veiligheidsinstallaties
-Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-Data- en telecommunicatie-installaties
-Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1.Netvoeding
-Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een
geschikt netfilter).
2.Laskabels
-Houd ze zo kort mogelijk.
-Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3.Potentiaalegalisatie
4.Aarding van het werkstuk
-Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5.Afscherming, indien noodzakelijk
-Scherm andere installaties in de omgeving af.
-Scherm de complete lasinstallatie af.
NL
EMF-maatregelenElektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
-Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
-Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich
in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
-De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
-Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere gevaren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
-ventilatoren
-tandwielen
-rollen
-aandrijfassen
-draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het
uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
11
Tijdens het gebruik
-Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemonteerd.
-Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit)
en gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere
personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur
afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf
mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u
de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad
voor het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
-Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het
geschikte lastopnamemiddel.
-De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte
stand hebben.
-Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden
gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt
voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het
apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd
(bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
12
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er
onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het monteren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape.
Eisen aan het
beschermgas
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
-Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-Druk-dauwpunt < -20 °C
-Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
NL
Gevaar door
beschermgasflessen
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen.
Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch
geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet
om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder
druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen,
enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van
de uitlaat.
Gevaar op uitstromend
beschermgas
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
-Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20
m³/uur
-Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgaskraan op
-Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan.
-De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
13
Veiligheidsmaatregelen op de
opstelplaats en
bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op
een vlakke, vaste ondergrond.
-Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
-Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving
van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide
beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze
optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer
vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
-Draadtoevoer
-Draadspoel
-Beschermgasfles
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig
onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig
operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert
dit gevaar op voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden;
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of
de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij
kraantransport.
14
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is
alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op
garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder
bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant
of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
NL
Inbedrijfname,
onderhoud en
reparatie
Veiligheidscontrole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende
robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
-Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde
onderdelen).
-Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
-Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
-Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de
onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole
aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens
om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
-na het aanbrengen van wijzigingen
-na installatie of ombouw
-na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u
zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
VerwijderingGooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wetten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvriendelijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze
naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft
mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
15
Veiligheidssymbolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://
www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbescherming
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van
de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is
de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse
gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker
geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze
handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
ConceptHet koelapparaat FK 2200 is geschikt voor gebruik met de volgende stroombronnen:
-TransTig 2200
-MagicWave 1700/2200
OverzichtHet koelapparaat past optimaal in het
modulaire productconcept van de stroombronnen TransTig 2200 en MagicWave
1700/2200.
Het koelapparaat wordt samen met de
stroombron tot een eenheid verbonden.
Net als de stroombron zelf is de eenheid
van stroombron en koelapparaat geschikt
voor het monteren op een rijwagen.
Het koelapparaat FK 2200 kan ook worden uitgerust met de opties „Stomingscontrole“ en „Thermocontrole“. Als het koelapparaat over deze opties beschikt of als het
apparaatvariant FK 2200 FC met stromingssensor betreft, schakelt de stroombron zichzelf met het oog op optimale procesveiligheid uit als een van de volgende gebeurtenissen optreedt:
-De doorstroomhoeveelheid is lager dan een bepaalde hoeveelheid (bijv. vloeistofstand in koelmiddelhouder te laag)
-Een bepaalde waterteruglooptemperatuur wordt overschreden (bijv. lasbrander oververhit)
NL
Daarnaast toont het bedieningspaneel van de stroombron een overeenkomstig alarm.
InzetgebiedHet koelapparaat FK 2200 kan worden ingezet bij:
-MagicWave 1700
-TransTig / MagicWave 2200
-Watergekoelde WIG handlasbrander, ook voor WIG kouddraadlassen
-Watergekoelde WIG machine-lasbrander, ook voor WIG kouddraadlassen
De leidingpakketlengtes voor de lasbrander mogen maximaal het volgende zijn:
-18 m (59 ft.) bij MagicWave 1700
-18 m (59 ft.) bij TransTig / MagicWave 2200
Informatie over
het koelmiddel
Gevaar door het gebruik van ontoelaatbare koelmiddelen.
Kan ernstige schade aan eigendommen veroorzaken.
▶
▶
▶
▶
VOORZICHTIG!
Alleen het koelmiddel gebruiken dat verkrijgbaar is bij de fabrikant.
Verschillende koelmiddelen niet mengen.
Bij het verversen van het koelmiddel moet al het koelmiddel worden vervangen.
Gebruik bij het overschakelen van koelmiddel op basis van ethanol naar FCL 10-
koelmiddel de Change Kit FCL10 en volg de instructies op.
17
Informatie over
lekkages
De asafdichtingsoppervlakken binnen de koelmiddelpomp worden door het koelmiddel
gesmeerd, zodat altijd sprake is van een bepaalde lekkagestroom. Een geringe lekkagestroom is toelaatbaar.
Na het eerste gebruik of bij hernieuwd gebruik na een langere stilstand heeft de koelmiddelpomp een zekere opstarttijd nodig. Tijdens deze opstarttijd kan een verhoogde lekkagestroom optreden. Na de opstarttijd zakt de lekkagestroom normaal gesproken weer
naar een laag niveau. Is dit niet het geval, dan dient u de servicedienst te verwittigen.
18
Opties
NL
Inbouwset Stromingscontrole
met waterfilter
Inbouwset Thermocontrole
De optie Stromingscontrole met waterfilter bewaakt de doorstroming van het koelmiddel
bij de laswerkzaamheid. Als er een storing in de doorstroming van het koelmiddel
optreedt geeft de stromingscontrole een waarschuwingssignaal af. De stroombron schakelt uit.
Een storing in de doorstroming van koelmiddel kan ontstaan door
-te weinig koelmiddel
-onvoldoende ontluchting van de koelkringloop
-verontreinigd koelmiddel
-lekkage in de koelkringloop
-defecte koelmiddelpompen
-bevroren koelmiddel (werking bij te lage temperatuur)
De optie Thermocontrole controleert de temperatuur van het koelmiddel. Als de temperatuur van het koelmiddel te heet wordt geeft de optie Thermocontrole een waarschuwingssignaal af. De stroombron schakelt uit..
19
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(3)(4)
(2)
(6)
(5)
(7)
Achterzijde
Voorzijde
(1)Kijkvenster koelmiddel
(2)Opening voor spil van de koel-
middelpomp
(3)Beveiliging koelmiddelpomp
(4)Schroefdop / vulpijp
FK 2200 - Aansluitingen op de achterzijde
(5)Insteekaansluiting watervoor-
loop (zwart)
(6)Insteekaansluiting Waterterug-
loop (rood)
FK 2200 - Aansluitingen op de voorzijde
(7)Controleweergave ... verlicht als
de koelmiddelpomp loopt
20
Koelapparaat op laskar monteren
AlgemeenOm de mobiliteit van de gezamenlijke lasinrichtingen incl. koelapparaat te verhogen kan
de lasinrichting op een rijwagen worden opgebouwd.
OPMERKING!
Het koelapparaat wordt daarbij altijd helemaal onderop opgebouwd.
NL
Koelapparaat op
bodem rijwagen
monteren
Netschakelaar in positie „O“ schakelen
1
U-bouten met steeds drie schroeven
2
„Extrude-Tite“ op de bodem van de rijwagen monteren.
Koelapparaat op de bodem van de rij-
3
wagen zetten
Koelapparaat met steeds twee schroe-
4
ven „Extrude-Tite“ voor en achter op
de u-bouten van de bodem van de rijwagen vastschroeven.
BELANGRIJK!
De montage van de stroombron op de rijwagen (zonder koelapparaat) is gelijk aan
het hierboven beschreven verloop.
21
Koelapparaat met stroombron verbinden
(8)
(9)
(10)
Stroombron met
koelapparaat verbinden
Netschakelaar in positie „O“ schakelen
1
Stroombron op koelapparaat zetten::
2
Stroombron met geschikte hefinrichting over het koelapparaat laten hangen
Verbindingsstekker (8) van de stroom-
3
bron zo ver mogelijk door de opening
aan de onderzijde trekken
Insteekverbinding tussen stroombron en koelappa-
raat
Insteekverbinding (9) tussen stroombron en koelapparaat maken
4
VOORZICHTIG!
Geknikte of beschadigde kabels kunnen kortsluiting veroorzaken.
Let er bij het opzetten van de stroombron op dat de verbindingsstekker en -kabel niet
knikken.
Stroombron voorzichtig op het koelapparaat zetten
5
Stroombron met bijgeleverde schroe-
6
ven (10) voor en achter aan het koelapparaat bevestigen
Transport van
koelapparaat en
stroombron
VOORZICHTIG!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Controleren of alle schroefverbindingen
goed vast zitten..
Verbindingsstukken voor montage van de stroombron
VOORZICHTIG!
Gevaar op verwonding door vallende apparaten.
Voor het dragen van een stroombron met daaraan vast gemonteerd koelapparaat moet
de stroombron zijn uitgerust met een „transporthendel“.
22
Lasbrander aansluiten
(6)
(5)
NL
Lasbrander op de
stroombron aansluiten
Lasbrander op
koelapparaat aansluiten
Lasbrander op de stroombron aansluiten (zie bedieningshandleiding stroombron).
1
Wateraansluiting van de lasbrander in
1
de aansluitingen watervoorloop (5) zwart - en waterterugloop (6) - rood van het koelapparaat steken.
Wateraansluitingen voor de lasbrander
23
Koelapparaat in gebruik stellen
Lasbrander op de
stroombron aansluiten
Garantiebepalingen voor de koelmiddelpomp
Informatie over
koelmiddel
Koelapparaat vullen
Lasbrander op de stroombron aansluiten (zie bedieningshandleiding stroombron).
1
De koelmiddelpomp mag alleen in combinatie met het originele koelmiddel van de fabrikant worden gebruikt. Een (ook slechts kortstondige) droogloop van de koelmiddelpomp
is niet toelaatbaar en leidt tot een storing van de koelmiddelpomp. In dergelijke gevallen
is elke aanspraak op garantie uitgesloten.
Voor het vullen van het koelapparaat alleen origineel Fronius koelmiddel gebruiken.
Andere antivriesmiddelen zijn vanwege hun elektrische geleidingsvermogen of compabiliteit niet aan te bevelen.
BELANGRIJK!
Het koelapparaat wordt zonder koelmiddel geleverd.
Het koelmiddel wordt apart in een vijflitervat meegeleverd. Voor de inbedrijfstelling van
het koelapparaat het koelmiddel bijvullen!
Koelapparaat ontluchten
Koelmiddel vullen:
Netschakelaar in positie „O“ schakelen
1
Schroefdeksel losschroeven
2
Koelmiddel vullen
3
Schroefdeksel weer opschroeven - koelapparaat is bedrijfsklaar
4
OPMERKING!
Als het koelapparaat voor het eerst met koelmiddel wordt gevuld het koelapparaat
voorafgaand aan de inbedrijfstelling ontluchten.
Het koelapparaat ontluchten
-na de eerste vulling
-als bij een lopende koelmiddelpomp geen koelmiddel-omloop tot stand komt
Koelapparaat ontluchten:
Netstekker insteken of stroomvoorziening herstellen
1
Netschakelaar in positie „I“ schakelen - het koelapparaat is klaar voor bedrijf
2
Borgring van insteekaansluiting watervoorloop - zwart - terugtrekken
3
Leiding watervoorloop uithalen
4
Dichtkegel in het centrum van de insteekaansluiting Watervoorloop door middel van
5
houten of kunststoffen stift voorzichtig indrukken en inhouden
Dichtkegel loslaten als vloeistof uitvloeit
6
24
Slang watervoorloop weer insteken
7
Wateraansluitingen buiten op dichtheid controleren
8
De ontluchtingsprocedure zo vaak herhalen tot een probleemloze terugloop in de vulpijp
te zien is.
NL
Koelapparaat in
gebruik stellen
Lasbrandervervanging
OPMERKING!
Voor elke ingebruikstelling van het koelapparaat moet gecontroleerd worden of er
voldoende koelmiddel is en of het koelmiddel schoon is.
Netstekker insteken of stroomvoorziening herstellen
1
Netschakelaar in de stand „I“ schakelen - de koelmiddelpomp begint te werken
2
Doorstroming koelmiddel controleren tot probleemloze doorstroming te zien is.
3
Indien nodig het koelapparaat ontluchten.
OPMERKING!
Tijdens de laswerkzaamheid de doorstroming van koelmiddel met regelmatige tussenpozen controleren - in de vulpijp moet een probleemloze terugloop te zien zijn.
VOORZICHTIG!
Beschadigingsgevaar voor het koelapparaat door overdruk.
Voor het uitblazen van de lasbrander door middel van perslucht de schroefdeksel van de
vulpijp afschroeven.
25
Verzorging, onderhoud en recycling
(1)
(2)(3)
(4)
AlgemeenHet koelapparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzor-
ging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om de
lasinstallatie jarenlang gebruiksklaar te houden.
Veiligheid
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Voor het openen van het apparaat het apparaar uitschakelen, netverbinding afbreken en
een duidelijk leesbaar en begrijpelijk bord tegen het opnieuw inschakelen aanbrengen indien nodig elco’s ontladen. De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de aardedraad, voor de aarding van de behuizing. De schroeven mogen in
geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding
van de aardedraad.
VOORZICHTIG!
Verbrandingsgevaar door te heet koelmiddel.
De wateraansluitingen alleen controleren als het koelmiddel in afgekoelde toestand is.
BELANGRIJK!
Het koelmiddel mag niet via de afvalwaterleiding worden afgevoerd!
OPMERKING!
Voor het weer vullen van het koelapparaat alleen koelmiddel van de fabrikant
gebruiken.
Symbolen voor
verzorging en
onderhoud van
het koelapparaat
Buis voor aandraaien van de motoras bij vastzittende
koelmiddelpomp
Oorzaak:
Remedie:
Koelmiddelfilter (optie) bij insteekaansluiting waterterugloop gelegd
Koelmiddelfilter met schoon leidingwater reinigen of filterinzet vervangen
29
Te laag koelvermogen
Oorzaak:
Remedie:
Ventilator defect
Ventilator vervangen
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Akoestisch hoog looplawaai
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
no l H2O
De stromingsmeter (optioneel) of stromingssensor in het koelapparaat waarschuwt. De
foutmelding wordt op het bedieningspaneel van de stroombron getoond.
Oorzaak:
Remedie:
Koelmiddelpomp defect
Koelmiddelpomp vervangen
Koeler vuil
Koeler met droge druklucht uitblazen
Koelapparaat met te laag koelvermogen aangesloten
Koelapparaat met hoger koelvermogen gebruiken
Stand koelmiddel te laag
Koelmiddel bijvullen
Koelmiddelpomp defect
Koelmiddelpomp vervangen
Fout in doorstroming koelmiddel
Koelapparaat controleren; indien nodig koelmiddel bijvullen of watervoorloop ontluchten, volgens hoofdstuk „Koelapparaat in bedrijf nemen“
Oorzaak:
Remedie:
hot l H2O
Thermocontrole koelapparaat reageert. De foutmelding wordt op het bedieningspaneel
van de stroombron getoond.
Oorzaak:
Remedie:
Lasbrander wordt zeer heet
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Waterfilter verstopt
Waterfilter reinigen of vervangen
De temperatuur van het koelmiddel is te hoog
Afkoelfase afwachten, tot hot | H2O niet meer wordt getoond.
ROB 5000 of instrumentatiebuskoppeling voor robotbesturing: Voor het
voortzetten van het lassen het signaal „bronstoring opheffen“ (Source error
reset) instellen.
lasbrander te zwak gedimensioneerd
rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen
alleen bij watergekoelde installaties: waterdoorstroming te laag
waterstand, waterdoorstroomhoeveelheid, watervervuiling enz. controleren,
koelmiddelpomp geblokkeerd: Spil van de koelmiddelpomp met schroevendraaier tot de buis (2) aandraaien
30
Technische gegevens
AlgemeenHet koelvermogen van een koelapparaat is afhankelijk van
-Omgevingstemperatuur
-Stimuleringshoogte
-Doorstroomhoeveelheid Q (l/min) - de doorstroomhoeveelheid Q is afhankelijk van
de lengte van het verbindingsleidingenpakket en de leidingdiameter
NL
FK 2200
Netspanning230 V AC
Netspanningstolerantie-30% / +15%
Frequentie50 / 60 Hz
Stroomopname1,35 A
Koelvermogen bij
Q = 1 l/min + 20 °C (68 °F)
Q = 1 l/ min + 40 °C (104 °F)
Q = max. + 20 °C (68 °F)
Q = max. + 40 °C (104 °F)
Max. opvoerhoogte25 m
Max. opvoerhoeveelheid3 l/min
Max. pompdruk4,3 bar
PompSchroefpomp 24 V
Koelmiddelinhoud1,5 l
VeiligheidsklasseIP 23
850 W
500 W
950 W
570 W
82 ft.
0.79 gal./min [US]
62 psi
0.4 gal. [US]
Afmetingen l/b/h540/180/180 mm
21.3/7.1/7.1 in.
Gewicht (zonder koelmiddel)6,6 kg
14.5 Ib.
Gewicht (koelmiddel tot min. gevuld)7 kg
15.4 Ib.
TestsymboolS, CE
31
FRONIUS INTERNATIONAL GMBH
Froniusstraße 1
A-4643 Pettenbach
AUSTRIA
contact@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the addresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.