Fronius Acctiva Professional 35 A Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
Acctiva Professional 35 A EU / CH / UK / CN
Bedieningshandleiding
NL
Acculaadsysteem
42,0426,0093,NL 028-15072021
Veiligheidsvoorschriften 5
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 5 Algemeen 5 Beoogd gebruik 6 Omgevingsvoorwaarden 6 Netaansluiting 6 Gevaren door net- en laadstroom 6 Gevaar door zuren, gassen en dampen 7 Algemene aanwijzingen voor de omgang met accu’s 7 Bescherming van uzelf en derden 7 Bediening door kinderen en mensen met een beperking 8 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 8 EMV-apparaatclassificaties 8 EMV-maatregelen 8 Gegevensbescherming 8 Onderhoud 9 Reparatie en herstel 9 Garantie en aansprakelijkheid 9 Veiligheidscontrole 9 Aanduidingen op het apparaat 9 Verwijdering 9 Auteursrecht 10
Veiligheidsvoorschriften - vereist voor VS, Canada en Australië 11
Algemeen en elektrische gevaren 11 Waarschuwing - Risico van explosief gas 11 Persoonlijke veiligheidsmaatregelen 12 Laadproces voorbereiden 12 Locatie van laadapparaat 12 Voorzorgsmaatregelen voor DC-aansluiting 13 Werkstappen bij in voertuig geïnstalleerde accu 13 Werkstappen voor accu's buiten het voertuig 13 Gebruiksaanwijzing voor aansluiten van netkabel inclusief aarding 14 Acculaadapparaten 30 A + 50 A (voor VS) 14
Algemene informatie 15
Principe 15 Apparaatconcept 15 Waarschuwingen op het apparaat 15
Inbedrijfstelling 17
Veiligheid 17 Beoogd gebruik 17 Netaansluiting 17 Veiligheidsconcept - veiligheidsvoorzieningen standaard 18
Bedieningselementen en aansluitingen 19
Algemeen 19 Bedieningspaneel 19 Aansluiten van opties 20 Aansluitingen 20 Kappen voor aansluitingen en opties verwijderen 21 Optie USB-update 21 Optie Bevestigingsbeugel en optie Trekontlasting voor laadkabel monteren 21 Optie Randbescherming 21 Optie Muursteun 22 Voorbereiding voor veiligheidsslot 22 Montage 22
Modi 24
Algemene informatie 24 Beschikbare modi 24 Modi selecteren 24 Modus Laden 24 Modus Bufferen 24
NL
3
Modus Refresh 25 Modus Accu vervangen 25 Modus Voeding 25 Apparaatinstellingen 25
Modus Laden 26
Algemene informatie 26 Accu laden 26 Laadproces onderbreken 28 Laadproces hervatten 28
Modus Bufferen 29
Algemene informatie 29 Accu bufferen 29 Bufferen onderbreken 30 Bufferen hervatten 30
Modus Refresh 31
Algemene informatie 31 Accu reactiveren 32 Reactiveren onderbreken 34 Reactiveren hervatten 34
Modus Accu vervangen 35
Algemene informatie 35 Accu vervangen 35
Modus Voeding 37
Voorwaarden 37 Netvoedingsmodus 37
Apparaatinstellingen 39
Algemene informatie 39 Modus Apparaatinstellingen selecteren 39 Configuratie 39
Karakteristieken 41
Veiligheid 41 Beschikbare karakteristieken 41
Storingsdiagnose en storingen opheffen 43
Veiligheid 43 Beveiligingen 43 Laadfout 44
Technische gegevens 46
Elektrische gegevens ingang 230V 46 Normen 230V 46 Elektrische gegevens ingang 120 V 46 Normen 120V 47 Elektrische gegevens uitgang 47 Accugegevens 47 Technische gegevens 47 Omgevingsvoorwaarden 47
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter gevaar op voor
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- het efficiënt werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties;
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden;
- niet beschadigen;
- niet verwijderen;
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedienings­handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
5
Beoogd gebruik Het apparaat is alleen bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder ander
of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of onjuiste resultaten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren,
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden,
- het naleven van alle tips van de accu- en autofabrikanten.
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het appa­raat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Omgevingsvoor­waarden
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloei­ende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden kunt u vinden in de technische gegevens.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Gevaren door net- en laad­stroom
6
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
- Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
- Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe levensge­vaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
- Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
- In geen geval de accupolen aanraken.
- Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Gevaar door zuren, gassen en dampen
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen explosie­gevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een waterstofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 inch) tussen de accu en het laadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbronnen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Vrijgekomen gassen en dampen in geen geval inademen - Voor voldoende toevoer van frisse lucht zorgen.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kortsluiting te vermijden.
NL
Algemene aanwij­zingen voor de omgang met accu’s
Bescherming van uzelf en derden
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Veiligheids­bril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur direct en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
- Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
- Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de minste zelfontlading plaats.
- Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elektrolyt) is gevuld.
- Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een geauto­riseerde werkplaats laten controleren bij:
- ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, veroorzaakt
door een mogelijk defect.
- ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...)
- geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen persoonlijk let­sel of materiële schade kan ontstaan.
7
Bediening door kinderen en men­sen met een beperking
Dit apparaat kan door kinderen van 8 jaar en ouder én door mensen met verminderde fysieke, psychische, sensorische of mentale vaardigheden of een gebrek aan ervaring en kennis worden gebruikt. Als voorwaarde hierbij geldt wel dat er toezicht moet zijn of dat bovengenoemde personen op de hoogte zijn gebracht van een veilig gebruik van het apparaat en de eventuele gevaren. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reini­ging en onderhoud mogen niet zonder toezicht door kinderen worden uitgevoerd.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
EMV-apparaat­classificaties
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsgraad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in onbe­rispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Gegevensbe­scherming
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
8
Onderhoud Controleer telkens voor gebruik of de netstekker, de netkabel, de laadkabels en de laad-
klemmen niet zijn beschadigd. Reinig bij vervuiling de kast van het apparaat met een zachte doek. Gebruik hiervoor uit­sluitend reinigingsproducten zonder oplosmiddelen.
NL
Reparatie en her­stel
Garantie en aan­sprakelijkheid
Veiligheidscon­trole
Laat reparaties en herstelwerkzaamheden uitsluitend uitvoeren door een geautoriseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn alleen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
De garantieperiode voor het apparaat bedraagt 2 jaar vanaf de factuurdatum. De fabrikant is echter niet aansprakelijk voor schades die door een of meer van de vol­gende oorzaken zijn teweeg gebracht:
- Gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
- Ondeskundig aansluiten en bedienen.
- Gebruik van het apparaat bij defecte beveiligingssystemen.
- Niet opvolgen van richtlijnen in de gebruiksaanwijzing.
- Eigenmachtig aangebrachte veranderingen aan het apparaat.
- Schades door invloed van vreemde voorwerpen of overmacht.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
Aanduidingen op het apparaat
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerd
- na het aanbrengen van wijzigingen,
- na installatie of ombouw,
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
- na een periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale nor­men en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbetref­fende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de rele­vante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgizië.
Apparaten die zijn voorzien van het CP-testsymbool voldoen aan de eisen van de voor Marokko geldende normen.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien-
9
delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
10
Veiligheidsvoorschriften - vereist voor VS, Canada en Australië
Algemeen en elektrische geva­ren
1
2
3
Minimale AWG-afmetingen van een verlengkabel
7,6 m (25 ft.) 15,2 m (50 ft.) 30,5 m (100 ft.) 45,6 m (150 ft.)
AWG 16 AWG 12 AWG 10 AWG 8
4
5
6
7
8
9
NL
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES - Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke veilig­heids- en bedieningsinstructies voor dit type laadapparaat (voor model, zie eerste pagina van dit document)
Stel het laadapparaat niet bloot aan sneeuw of regen Het gebruik van accessoires, die niet door de fabrikant van het laadapparaat aanbe-
volen of verkocht worden, kan leiden tot brandgevaar, een elektrische schok of licha­melijk letsel
Om het risico van schade aan stekker en kabel te verminderen, moet u bij het los­maken van het laadapparaat aan de stekker en niet aan de kabel trekken
Gebruik alleen een verlengkabel als dat absoluut noodzakelijk is. Als u een onge­schikte verlengkabel gebruikt, kan dit leiden tot brandgevaar en een elektrische schok. Als u een verlengkabel moet gebruiken, controleer dan of:
- de pennen van de verlengkabelstekker in aantal, grootte en vorm overeenko­men met de stekker van het laadapparaat
- de verlengkabel correct bedraad is en in een goede staat verkeert
- de lengte van de verlengkabel lang genoeg is voor de AC-ampèrewaarde van het laadapparaat (zoals hierboven aangegeven)
Gebruik het laadapparaat niet met een beschadigde kabel of stekker. Vervang een beschadigde kabel of stekker direct
Gebruik het laadapparaat niet als het een harde klap gekregen heeft, gevallen is of op een andere wijze beschadigd is. Laat het laadapparaat nakijken door gekwalifi­ceerd servicepersoneel
Haal het laadapparaat niet uit elkaar. Laat het laadapparaat nakijken door service­personeel als het onderhouden moet worden of als er een reparatie aan moet wor­den uitgevoerd. Als u het laadapparaat namelijk vervolgens verkeerd monteert, kan dit leiden tot brandgevaar en elektrische schokken
Om het risico van elektrische schokken te verminderen, moet u het laadapparaat vóór alle onderhouds- of reinigingswerkzaamheden loskoppelen van het stopcontact. Door de bedieningselementen in de stand "Uit" te zetten, wordt dit risico niet vermin­derd
Waarschuwing ­Risico van explo­sief gas
Werken in de buurt van lood-zuuraccu's is gevaarlijk. Accu's produceren tijdens normaal accubedrijf namelijk explosieve gassen. Daarom is het uiterst belangrijk dat u vóór elk gebruik van het laadapparaat deze gebruiksaanwijzing leest en de instructies nauwkeu­rig opvolgt.
Om het risico van een exploderende accu te beperken, volgt u deze instructies, de
1
instructies van de fabrikant van de accu en de instructies van de fabrikanten van alle accessoires die u in de buurt van de accu wilt gebruiken, op. Neem de waarschuwin­gen op deze producten en de motor in acht.
11
Persoonlijke vei­ligheidsmaatre­gelen
Iemand moet zich binnen het bereik van uw stem of dicht genoeg bij u bevinden om u te kunnen helpen, wanneer u in de buurt van een lood-zuuraccu werkt.
Zorg voor voldoende water en zeep in de buurt van het laadapparaat, in geval huid,
1
kleding of ogen met het accuzuur in contact komen Draag volledige oogbescherming en beschermende kleding. Raak geen ogen aan tij-
2
dens werkzaamheden in de buurt van een lood-zuuraccu Als uw huid of kleding met accuzuur in aanraking komt, spoel het accuzuur dan
3
onmiddellijk met water en zeep weg. Als accuzuur in uw ogen komt, spoel uw ogen dan onmiddellijk gedurende tenminste 10 minuten met stromend koud water en raadpleeg direct een arts.
Rook NOOIT in de buurt van de accu of motor en maak NOOIT vonken of open vuur
4
in de buurt van de accu of motor Voorkom vooral het risico van vallen van metalen gereedschap op de accu. Er kun-
5
nen vonken ontstaan of de accu of andere elektrische onderdelen kunnen kortsluiten waardoor explosies kunnen ontstaan.
Doe persoonlijke metalen voorwerpen zoals ringen, armbanden, kettingen en horlo-
6
ges af bij het werken met een lood-zuuraccu. Een lood-zuuraccu kan kortsluiting ver­oorzaken die hoog genoeg is om een ring of iets dergelijks te laten smelten waar­door er brand kan ontstaan.
Gebruik het laadapparaat alleen voor het laden van een LOOD-ZUURACCU. Het
7
laadapparaat is niet geschikt om de voeding aan een ander elektrisch laagspan­ningssysteem of een startmotor over te dragen. Gebruik het laadapparaat niet voor het laden van een droge accu, die hoofdzakelijk voor huishoudelijke apparaten gebruikt worden. Deze accu's kunnen barsten en lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken
Laad NOOIT een bevroren accu
8
Laadproces voor­bereiden
Locatie van laad­apparaat
Mocht het nodig zijn om de accu voor het laden te verwijderen, verwijder dan altijd
1
eerst de massa-aansluiting. Zorg ervoor dat alle voertuigaccessoires uitgeschakeld zijn, zodat er geen elektrische boog kan ontstaan
Zorg ervoor dat het gebied rond de accu tijdens het laden van de accu goed geventi-
2
leerd wordt. Met behulp van een stuk karton of een ander niet-metalen voorwerp, zoals een ventilator, kan gas dat ontstaat effectief worden afgevoerd
De accu-aansluitingen reinigen. Zorg ervoor dat corrosierestanten niet met uw ogen
3
in contact komen Voeg in elke cel gedestilleerd water bij tot de door de fabrikant van de accu voorge-
4
schreven zuurgraad bereikt is. Zo wordt overtollig gas uit de cellen gespoeld. Vul niet te veel gedestilleerd water bij. Volg in geval van een batterij zonder doppen zorgvul­dig de laadinstructies van de fabrikant
Lees alle specifieke voorzorgsmaatregelen van de accufabrikant zoals het verwijde-
5
ren of niet verwijderen van doppen tijdens het laden en de aanbevolen laadparame­ters
Bepaal met behulp van de gebruiksaanwijzing van het voertuig de accuspanning, en
6
zorg ervoor dat deze overeenkomt met de uitgangswaarde van het acculaadappa­raat
Het laadapparaat zo ver weg mogelijk verwijderd van de accu plaatsen (afhankelijk
1
van lengte van kabel) Plaats het laadapparaat nooit direct boven de ladende accu. Accugassen kunnen
2
het laadapparaat doen corroderen en beschadigen
12
Laat tijdens het bepalen van de zuurdichtheid of het vullen van de accu nooit accu-
3
zuur op het laadapparaat druppelen Gebruik het laadapparaat niet in een afgesloten ruimte of bij beperkte ventilatie
4
Plaats geen accu op het laadapparaat
5
NL
Voorzorgsmaatre­gelen voor DC­aansluiting
Werkstappen bij in voertuig geïnstalleerde accu
Sluit de DC-aansluitklemmen alleen aan of klem ze alleen af wanneer alle bedie-
1
ningselementen van het laadapparaat in de stand "Uit" staan en de netkabel van de netaansluiting losgekoppeld is. De aansluitklemmen mogen elkaar niet raken
Monteer de aansluitklemmen op de accu en het chassis zoals in punt 5 en 6 van de
2
volgende sectie en punt 2 en 4 van de daaropvolgende sectie beschreven staat Monteer de aansluitklemmen op de accupolen, beweeg ze een paar keer heen en
3
weer en draai ze om een goede verbinding te maken. Dit voorkomt dat de aansluit­klemmen van de accupolen afschuiven en vermindert het risico van vonken.
Volg deze werkstappen als de accu in het voertuig geïnstalleerd is. Een vonk in de buurt van de accu kan de accu laten exploderen. Ga als volgt te werk om vonken in de buurt van de accu te voorkomen:
Plaats de AC- en DC-kabels zodanig dat motorkappen, deuren of bewegende motor-
1
onderdelen ze niet kunnen beschadigen Blijf uit de buurt van ventilatorbladen, riemen en rollen evenals andere onderdelen
2
die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken Controleer de polariteit van de accu-aansluitingen. De POSITIEVE (POS, P, +) accu-
3
pool heeft doorgaans een grotere diameter dan de NEGATIEVE (NEG, N, -) accu­pool
Bepaal welke accupool met het chassis verbonden (geaard) is. Als de negatieve
4
accupool (zoals in de meeste voertuigen) met het chassis verbonden is, neem dan het volgende punt 5 in acht. Als de positieve accupool met het chassis verbonden is, neem dan het daaropvolgende punt 6 in acht
Als het voertuig negatief geaard is, moet u de POSITIEVE (RODE) laadklem met de
5
niet-geaarde POSITIEVE (POS, P, +) accupool van de accu verbinden. De NEGA­TIEVE (ZWARTE) laadklem op het chassis of motorblok ver van de accu af vast­klemmen. Sluit de aansluitklem niet aan op de carburateur, brandstofleidingen of plaatmetalen delen van de carrosserie, maar op een metalen deel van het chassis of het motorblok
Als het voertuig positief geaard is, moet u de NEGATIEVE (ZWARTE) laadklem ver-
6
binden met de niet-geaarde NEGATIEVE (NEG, N, -) accupool van de accu. De POSITIEVE (RODE) laadklem op het chassis of motorblok ver van de accu af vast­klemmen. Sluit de aansluitklem niet aan op de carburateur, brandstofleidingen of plaatmetalen delen van de carrosserie, maar op een metalen deel van het chassis of het motorblok
Bij het afklemmen van het laadapparaat moet u de bedieningselementen in de stand
7
"Uit" zetten, de netkabel loskoppelen, de laadklem op het chassis verwijderen en vervolgens de laadklem van de accu-aansluiting verwijderen
Informatie over de vereiste laadduur vindt u in de gebruiksaanwijzing
8
Werkstappen voor accu's bui­ten het voertuig
Als de accu zich buiten het voertuig bevindt, volgt u de volgende werkstappen. Een vonk in de buurt van de accu kan de accu laten exploderen. Ga als volgt te werk om vonken in de buurt van de accu te voorkomen:
Controleer de polariteit van de accu-aansluitingen. De POSITIEVE (POS, P, +) accu-
1
pool heeft doorgaans een grotere diameter dan de NEGATIEVE (NEG, N, -) accu­pool
13
Sluit een geïsoleerde, 6-gauge (AWG) accukabel van minimaal 609,5 mm (24 inch)
2
aan op de NEGATIEVE (NEG, N, -) accupool Verbind de POSITIEVE (RODE) laadklem met de POSITIEVE (POS, P, +) accupool
3
van de accu Zorg ervoor dat uzelf en het vrije uiteinde van de kabel zo ver mogelijk van de accu
4
verwijderd zijn, en verbind vervolgens de NEGATIEVE (ZWARTE) laadklem met het vrije uiteinde van de kabel
Draai bij het maken van de laatste aansluiting de accu niet naar u toe
5
Ga bij het afklemmen van het laadapparaat in omgekeerde volgorde van het aanslui-
6
ten te werk. Maak de eerste verbinding zo ver als praktisch mogelijk is van de accu los
Een bootaccu moet worden uitgebouwd en op de wal worden geladen. Als u de accu
7
aan boord wilt laden, hebt u een speciale uitrusting voor gebruik op zee nodig
Gebruiksaanwij­zing voor aanslui­ten van netkabel inclusief aarding
Het laadapparaat moet geaard zijn om het risico van elektrische schokken te verminde­ren. Het laadapparaat beschikt over een netkabel met geïntegreerde randaarde en een geaarde stekker.
Steek de stekker in een stopcontact dat in overeenstemming met alle plaatselijke
1
voorschriften en bepalingen geïnstalleerd en geaard is
GEVAAR - Verander de meegeleverde netkabel of de stekker ervan nooit. Als de stekker niet in het stopcontact past, laat een erkende elektricien dan een correct stopcontact installeren. Een onjuiste verbinding kan leiden tot elektrische schokken.
Dit apparaat is geschikt voor meer dan 15 ampère en moet in een stroomkring met een nominale spanning van 120 volt worden gebruikt. Het apparaat is in de fabriek met een speciale netkabel en netstekker uitgerust om het apparaat op een passende stroomkring aan te kunnen sluiten.
Zorg ervoor dat het laadapparaat op een stopcontact aangesloten wordt dat dezelfde
1
configuratie als de stekker heeft. Gebruik voor het aansluiten van het laadapparaat geen adapter
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door kinderen of personen met handicaps, zolang ze niet onder toezicht staan van een verantwoordelijke persoon om veilig gebruik van het apparaat te garanderen.
Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze niet met het apparaat spelen.
Acculaadappara­ten 30 A + 50 A (voor VS)
14
Dit apparaat is getest en voldoet aan de grenswaarden voor een apparaat van klasse A, conform deel 15 van de FCC-bepalingen. Deze grenswaarden zijn bedoeld om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storende invloeden wanneer het apparaat in een professionele omgeving wordt gebruikt. Dit apparaat gebruikt hoogfrequente energie en kan deze ook opwekken en uitstralen. Als het apparaat niet in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing geïnstalleerd en gebruikt wordt, kunnen er storingen in de radiocommunicatie optreden. Als u dit apparaat in een woonomgeving gebruikt, kan dit tot storingen leiden. In dit geval is de gebruiker verplicht de storingen op eigen kosten te verhelpen.
Algemene informatie
xxxxxxxx
xxxxxxxx
4,010,xxx
SN:
In:
Out.:
Art. Nr.:
Acctiva Professional 35A
~230V 50/60Hz; 1120W
DC 2V-31V/35A
A-4600 Wels
www.fronius.com
IP 40
Always stop charging before you disconnect the charging cable!
EMC Emission
Class A
Principe Het belangrijkste kenmerk van de nieuwe Active Inverter Technology is het intelligent
laden. Daarbij past het laadproces zich automatisch aan de leeftijd en de laadtoestand van de accu aan. Dankzij deze innovatie wordt de levensduur van de accu verlengd, het onderhoud verminderd en het rendement verhoogd.
De Active Inverter Technology is gebaseerd op een inverter met actieve gelijkrichting en een intelligente veiligheidsuitschakeling. Onafhankelijk van mogelijke schommelingen in de netspanning houdt een digitale regeling de laadstroom en -spanning constant.
Apparaatconcept Door de compacte constructie neemt het apparaat minder ruimte in en wordt het mobiele
gebruik ervan aanzienlijk vereenvoudigd. Hoewel het laadapparaat over een omvangrijke uitrusting beschikt, kan het modulair worden uitgebreid. Hiermee is het perfect op de toe­komst voorbereid. U hebt de beschikking over tal van opties. Een spanningsbegrenzing (max. 14,4 V) zorgt voor optimale bescherming van de boordelektronica van het voer­tuig.
NL
Waarschuwingen op het apparaat
Het laadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen op het kenplaatje. De veiligheids­symbolen mogen niet worden verwijderd en ook niet worden overgeschilderd.
Gebruik de diverse functies pas nadat u de gebruiksaanwijzing volledig hebt gelezen.
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht, uit de omgeving van de accu verwijderd.
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas.
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de ogen, de huid of de kleding.
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht. Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19.69 inch) tussen de accu en het laadapparaat in acht te worden genomen.
15
Geef afgedankte apparaten niet met het huisvuil mee, maar voer deze vol­gens de geldende veiligheidsvoorschriften af.
16
Inbedrijfstelling
NL
Veiligheid
Gevaar door onjuiste bediening.
Dit ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
▶ ▶
Beoogd gebruik Het laadapparaat dient voor het laden van de hierna vermelde accu's. Ieder ander of
afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Tot beoogd gebruik behoort ook
- het naleven van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing,
- het regelmatig controleren van de net- en laadkabel.
Gevaar door het opladen van droge accu's (primaire elementen) en niet-oplaad­bare accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
GEVAAR!
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen: Gebruiksaanwijzing,
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig­heidsvoorschriften, Gebruiksaanwijzingen en veiligheidsvoorschriften van de accu- en autofabrikant.
GEVAAR!
Laad alleen de onderstaande accutypen op.
Het laden van de volgende accutypen is toegestaan:
- Natte accu's: Gesloten accu's met vloeibaar elektrolyt (herkenbaar aan de afsluitdop) en onder­houdsarme of onderhoudsvrije natte accu's (MF).
- AGM-accu's: Gesloten accu's (VRLA) met gebonden elektrolyt (vlies).
- Gelaccu's: Gesloten accu's (VRLA) met gebonden elektrolyt (gel).
Netaansluiting Op de behuizing vindt u het kenplaatje met vermelding van de toelaatbare netspanning.
Het apparaat is uitsluitend voor deze netspanning geschikt. De benodigde zekering voor de netvoedingskabel vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens". Is de netkabel/ netstekker bij uw apparaat nog niet aangebracht, monteer dan de netkabel/netstekker volgens de geldende landelijke normen.
OPMERKING!
Gevaar van elektrische installatie zonder voldoende capaciteit.
Kan ernstige schade aan eigendommen veroorzaken.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de bestaande
elektriciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het ken­plaatje zijn van kracht.
17
Veiligheidscon­cept - veiligheids­voorzieningen standaard
De Active Inverter is standaard van de volgende veiligheidsvoorzieningen voorzien:
- Spannings- en vonkvrije klemmen bieden bescherming tegen explosiegevaar
- De beveiliging tegen ompolen voorkomt (onherstelbare) beschadiging van het laad­apparaat
- Een effectieve beveiliging van het laadapparaat biedt bescherming tegen kortslui­ting. Bij het ontstaan van kortsluiting hoeft geen zekering te worden vervangen
- De laadtijdbewaking biedt een effectieve bescherming tegen het overladen en onherstelbaar beschadigen van de accu
- Beveiliging tegen te hoge temperatuur door middel van "derating" (reductie van de laadstroom bij het toenemen van de temperatuur boven de grenswaarde)
18
Bedieningselementen en aansluitingen
(2)(1) (3) (4)
NL
Algemeen
Bedieningspa­neel
OPMERKING!
Naar aanleiding van actualiseringen kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gele-
zen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de sys-
teemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften zijn gelezen en begrepen.
Nr. Functie
(1) Grafische weergave
(2) Toets Menu
- Selectie van de gewenste instelling, bijvoorbeeld Ah
(4) Toets Stop / Start (Stop / Start)
- Onderbreken en hervatten van het laadproces
- Bevestigen, bijvoorbeeld na handmatige selectie van de laadspanning (6 V / 12 V / 24 V) met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag)
(3) Toets Up / Down (Omhoog /
Omlaag)
- Selectie van de gewenste modus, bijvoorbeeld Laden of Accu vervangen
- Wijzigen van de instelling die met behulp van de (2) toets Menu is geselecteerd
- Na het aansluiten van een accu: handmatige selectie van de laadspanning is mogelijk: 6 V / 12 V / 24 V
19
Aansluiten van
(1)(2)
(3) (4)
(6)
(7)
(5)
opties
Aansluitingen
OPMERKING!
Gevaar bij het aansluiten van opties en accessoires terwijl de netstekker is aange­sloten.
Dit kan schade aan apparatuur en accessoires veroorzaken.
Opties en systeemuitbreidingen alleen aansluiten bij uitgetrokken netstekker en
wanneer de laadkabel van de accu is losgekoppeld.
Nr. Functie
(1) Bevestigingsbeugel netkabel
(2) AC-input - netbus
(3) Aansluiting P2 - I/O-poort - niet in gebruik, wel toe te voegen
voor het aansluiten van de optie
- Wegrijblokkering
- Verzamelfout
- Wegrijblokkering en verzamelfout
(4) Aansluiting P1 - bus laadkabel
voor het aansluiten van de laadkabel en (eventueel) voor het aansluiten van de opties Temperatuurgestuurd laden of Externe start / stop
(5) Afneembaar display
(6) Aansluiting P3 - visuele poort
voor het aansluiten van het interne display
(7) Aansluiting P4 - multipoort
voor het aansluiten van de optie
- Statuslamp
- Software-update via USB-aansluiting
20
Kappen voor aan-
(1)
(2)
1
2
3
4
(1) (2) (3) (4)
1
2
2
sluitingen en opties verwijde­ren
Zo nodig met een schroevendraaier verwij­deren:
- Kap (1) voor aansluiting P4 - multi­poort.
- Kap (2) voor aansluiting P2 - I/O­poort.
Houd de niet-gebruikte aansluitingen P2 en P4 afgedekt met behulp van de kappen (1) en (2).
NL
Optie USB­update
Optie Bevesti­gingsbeugel en optie Trekontlas­ting voor laadka­bel monteren
Met de optie USB-update kunt u de software van het laadapparaat rechtstreeks via de USB-interface bijwerken.
Let op:
Het aanhaalmoment voor alle schroeven bedraagt 2,5 Nm (1.84 ft. lb.).
Bevestigingsbeugel monteren:
- Draai de schroeven (1) los.
- Monteer de bevestigingsbeugel (2) met de eerder losgedraaide schroe­ven.
Trekontlasting monteren:
- Draai de schroeven (3) los.
- Monteer de trekontlasting (4) voor de laadkabel met de eerder losgedraaide schroeven.
Optie Randbe­scherming
Het demonteren van de randbescherming geschiedt in omgekeerde volgorde van monteren.
Bij gemonteerde randbescherming is het niet mogelijk de bevestigingsbeugel te monteren.
21
Optie Muursteun Afhankelijk van de ondergrond zijn diverse pluggen en schroeven voor de montage van
1
1
"click"
"click"
~ 120 mm
~ 4.72 inch
130 mm
5.12 inch
de wandsteunen nodig. Pluggen en schroeven worden niet meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passende pluggen en schroeven.
Voorbereiding voor veiligheids­slot
Montage
Standaard wordt er geen veiligheidsslot meegeleverd.
Bevestiging van een veiligheidsslot is alleen mogelijk:
- Aan de groef in het huis volgens de afbeelding.
- Aan de exact tegenoverliggende groef in het huis.
- Met afstandsring M8 DIN 125 of DIN 134, aangebracht volgens de afbeel­ding.
OPMERKING!
Gevaar bij ondeskundige installatie van het laadapparaat in een schakelkast (of vergelijkbare gesloten ruimtes).
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Zorg voor voldoende warmteafvoer door middel van geforceerde ventilatie.
De vrije ruimte rond het apparaat moet 10 cm (3.94 in.) bedragen.
Om ook de toegankelijkheid van de stekkers te waarborgen, is voor de montage de vol­gende ruimte in mm (inch) nodig:
22
100
15,5
168
270
(10.63)
(6.61)
(3.94)
(.61)
Benodigde ruimte met randbescherming
247 (9.72)
88 (3.46)
126 (4.96)
140 (5.51)
60 +20*
70 + 20*
11 + 5*
162
(6.38)
(2.76 + .79)*
(2.36 + .79)*
(.43 + .2)*
233 (9.17)
(.26)
6,5
NL
Benodigde ruimte zonder randbescherming / benodigde ruimte met de opties Signaallamp en Bevestigingsbeu-
gel (* vrije ruimte voor montage en demontage)
23
Modi
Algemene infor­matie
Beschikbare modi
Modi selecteren
Het laadapparaat is geschikt voor alle 6 / 12 / 24 V-lood-zuuraccu's (nat, MF, AGM en gel).
De volgende modi zijn beschikbaar:
- Laden
- Bufferen (tijdens het uitvoeren van een diagnose of software-update in het voertuig)
- Refresh (Vernieuwen)
- Modus Voeding
- Accu vervangen
- Apparaatinstellingen
Sluit de netkabel aan op het laadapparaat en op het elektriciteitsnet.
1
Het laadapparaat bevindt zich in de neu­trale toestand: de modus Laden licht op.
Selecteer eventueel een van de andere modi met behulp
2
van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag).
Modus Laden Gebruik de modus Laden voor:
- Laden / uitvoeren van een onder­houdslading bij een in- of uitge­bouwde accu
- Laden met ingeschakelde stroomver­bruikers in het voertuig
De modus Laden staat na het aansluiten van het laadapparaat op het elektriciteits­net standaard ter beschikking.
Modus Bufferen De modus Bufferen ontlast de accu van
het voertuig tijdens een diagnose of een software-update in het voertuig.
24
Modus Refresh De modus Refresh is bedoeld voor het
reactiveren van diepontladen of gesulfa­teerde accu's. De modus Refresh mag alleen worden gebruikt als de accu is uit­gebouwd en zich in een open of goed geventileerde ruimte bevindt.
NL
Modus Accu ver­vangen
Modus Voeding De modus Voeding maakt bij het uitvoeren
Apparaatinstellin­gen
De modus Accu vervangen maakt bij het verwisselen van de accu een ononderbro­ken stroomvoorziening van de boordelek­tronica mogelijk.
van reparatiewerkzaamheden met uitge­bouwde accu een ononderbroken stroom­voorziening van het voertuig mogelijk.
In de modus Apparaatinstellingen kunt u het laadapparaat op de volgende punten personaliseren:
- Taalkeuze
- Contrast van de grafische weergave
- Configuratie van een individuele stan­daard
- Fabrieksinstellingen herstellen
- Expertmodus inschakelen / uitschake­len
- Informatie over de hard- en software­versie
25
Modus Laden
Algemene infor­matie
Accu laden
Gebruik de modus Laden voor:
- Laden / uitvoeren van een onderhoudslading bij een in- of uitgebouwde accu
- Laden met ingeschakelde stroomverbruikers in het voertuig
OPMERKING!
Gevaar door een defecte accu.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat met het laadproces wordt begonnen, moet u controleren of de te laden accu
goed functioneert.
Sluit de netstekker van het laadapparaat aan.
1
De modus Laden staat na het aansluiten van het laadapparaat op het elektriciteits­net standaard ter beschikking.
Selecteer met behulp van de toets Menu de instelling Ah of
2
Accutype.
Geef met behulp van de toets Up / Down (Omhoog /
3
Omlaag) voor de hiervoor geselecteerde instelling de gewenste waarde op (bijvoorbeeld 100 Ah of accutype Nat).
Sluit de accu met de juiste polariteit aan. Dankzij de spanningsvrije laadklemmen
4
ontstaan er geen vonken wanneer de accuklemmen op de accu worden aangeslo­ten, ook niet wanneer het laadapparaat al op het net is aangesloten.
- Verbind de rode laadkabel met de pluspool (+) van de accu.
- Verbind de zwarte laadkabel met de minpool (-) van de accu.
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu automatisch, bijvoorbeeld 12 V, en start na 5 sec. het laadproces.
Indien de accuspanning niet correct is her­kend (bijvoorbeeld bij een diepontladen accu), moet u binnen 5 sec. als volgt de correcte accuspanning selecteren:
26
OPMERKING!
Gevaar bij een onjuist ingestelde accuspanning.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer altijd of de accuspanning correct is ingesteld.
Stel met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag)
5
de correcte accuspanning in (6 V / 12 V / 24 V).
Bevestig uw selectie met behulp van de toets Stop / Start.
6
Indien het selectievenster voor de accuspanning niet wordt weergegeven, is er sprake van een extreem diepontladen accu (minder dan 2 V). In dat geval raden we u aan om gebruik te maken van de modus Refresh (Vernieuwen) voor het reactiveren van diepont­laden accu's. Nadere informatie hierover vindt u in de sectie "Modus Refresh (Vernieu­wen)".
- Er wordt een waarschuwing weergegeven.
Indien u in het geval van een diepontladen accu toch gebruik wilt maken van de modus Laden, gaat u als volgt te werk:
- Selecteer in het waarschuwingsbericht met behulp van de toets Stop / Start de optie OK.
- Selecteer in het keuzevenster dat vervolgens wordt weergegeven met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag) de correcte accuspanning.
- Bevestig uw selectie met behulp van de toets Stop / Start.
NL
- Het aantal brandende balken geeft de laadtoestand van de accu weer (bijv. 3 balken geven een laadtoestand van 80%) weer.
- Alle 4 de balken worden continu weer­gegeven.
- De laadtoestand is 100%.
- De accu is gereed voor gebruik.
- De accu kan onder bepaalde voor­waarden*) op het laadapparaat aange-
sloten blijven.
- Het geven van een onderhoudslading werkt zelfontlading van de accu tegen.
GEVAAR!
*)
Gevaar van een niet-bewaakte accu tijdens de onderhoudslading.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken, vooral door kortsluitingen, lichtbogen en knalgasexplosies.
Controleer volgens de aanwijzingen van de accufabrikant of door minstens één
wekelijkse visuele controle of de accu tot de max. markering met zuur is gevuld. Start het bedrijf van het apparaat niet of stop het onmiddellijk en laat de accu door
een geautoriseerde vakgarage controleren bij: een ongelijkmatig zuurniveau of een hoog waterverbruik in afzonderlijk cellen, ongeoorloofde verwarming van de accu boven 55 °C (131 °F).
27
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontbranding door vonkvorming bij het te snel losmaken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Druk, voordat u de laadkabels losmaakt, op de toets Stop / Start om het laadproces
te beëindigen.
Beëindig het laadproces:
7
- Druk op de toets Stop / Start.
Koppel het laadapparaat los.
8
- Maak de zwarte laadkabel van de minpool (-) van de accu los.
- Maak de rode laadkabel van de pluspool (+) van de accu los.
Laadproces onderbreken
Laadproces her­vatten
OPMERKING!
Gevaar bij het loskoppelen of uittrekken van laadkabels tijdens de modus Laden.
Dit kan schade aan aansluitdozen en -stekkers veroorzaken.
Maak de laadkabels tijdens het laden niet los.
Druk tijdens het laadproces op de toets Stop / Start.
1
- Het laadproces wordt onderbroken
Op de toets Stop / Start drukken om het laadproces voort te zetten
2
28
Modus Bufferen
NL
Algemene infor­matie
Accu bufferen
De modus Bufferen is uitsluitend bedoeld ter ontlasting van de accu tijdens het uitvoeren van een diagnose of een software-update in het voertuig. Over langere tijd gemeten, moet de afgenomen stroom kleiner zijn dan de maximale uitgangsstroom van het laad­apparaat (35 A). Als dit niet het geval is, raakt de accu ontladen. De modus Bufferen is niet geschikt voor het volladen van accu's.
OPMERKING!
Gevaar bij een defecte accu.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat met het bufferproces wordt begonnen, moet u controleren of de te bufferen
accu goed functioneert.
Sluit de netstekker van het laadapparaat aan.
1
Selecteer met behulp van de toets Up / Down de modus
2
Bufferen.
Sluit de accu aan. Dankzij de spanningsvrije laadkabels ontstaan er geen vonken
3
wanneer de accuklemmen op de accu worden aangesloten, ook niet wanneer het laadapparaat al op het net is aangesloten.
- Verbind de rode laadkabel met de pluspool (+) van de accu.
- Verbind de zwarte laadkabel met de minpool (-) van de accu.
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu automatisch, bijvoorbeeld 12 V, en start na 5 sec. het bufferproces.
Indien de accuspanning niet correct is her­kend (bijvoorbeeld bij een diepontladen accu), moet u binnen 5 sec. als volgt de correcte accuspanning selecteren:
OPMERKING!
Gevaar bij een onjuist ingestelde accuspanning.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer altijd of de accuspanning correct is ingesteld.
29
Stel met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag)
4
de correcte accuspanning in (6 V / 12 V / 24 V).
Bevestig uw selectie met behulp van de toets Stop / Start.
5
Indien het selectievenster voor de accuspanning niet wordt weergegeven, is er sprake van een extreem diepontladen accu (minder dan 2 V). In dat geval is gebruik van de modus Bufferen niet toegestaan. Wij raden u aan de accu te vervangen.
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontbranding door vonkvorming bij het te snel losmaken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Druk, voordat u de laadkabels losmaakt, op de toets Stop / Start om het bufferen te
beëindigen.
Beëindig de modus Bufferen:
6
- Druk op de toets Stop / Start.
Bufferen onder­breken
Bufferen hervat­ten
Koppel het laadapparaat los.
7
- Maak de zwarte laadkabel van de minpool (-) van de accu los.
- Maak de rode laadkabel van de pluspool (+) van de accu los.
OPMERKING!
Gevaar bij het loskoppelen of uittrekken van laadkabels tijdens de modus Buffe­ren.
Dit kan schade aan aansluitdozen en -stekkers veroorzaken.
Maak de laadkabels tijdens het bufferen niet los.
Druk tijdens het bufferen op de toets Stop / Start.
1
- Het laadproces wordt onderbroken
Druk op de toets Stop / Start.
2
- Het bufferen wordt hervat.
30
Modus Refresh
NL
Algemene infor­matie
De modus Refresh (Vernieuwen) is bedoeld voor het laden van de accu in het geval deze waarschijnlijk al langere tijd diepontladen is (bijv.: accu gesulfateerd)
- De accu wordt tot de maximale zuurdichtheid geladen.
- De platen worden gereactiveerd (afbreken van de sulfaatlaag).
GEVAAR!
Gevaar van letsel en materiële schade door oververhitte accu.
Laad de accu alleen onder toezicht! Bewaak de accutemperatuur en onderbreek het laden indien nodig. Laad de te reactiveren accu niet als de omgevingstemperatuur hoger is dan 30 °C. In de modus Refresh (Vernieuwen) kan de accu een temperatuur van 45 °C bereiken. Als de accutemperatuur hoger wordt dan 45 °C, moet u het laadapparaat onmiddellijk uitschakelen.
VOORZICHTIG!
Gevaar van beschadiging van de boordelektronica in de modus Refresh (Vernieu­wen).
Voordat de accu in de modus Refresh (Vernieuwen) wordt opgeladen, moet u de accu van het boordnet loskoppelen en uit het voertuig verwijderen.
De mate van effectiviteit van het Refresh-laden (Vernieuwen) is afhankelijk van de sulfa­teringsgraad van de accu.
OPMERKING!
Wees voorzichtig met het gebruiken van de modus Refresh (Vernieuwen): laden in deze modus kan leiden tot vloeistofverlies of uitdroging van de accu.
Verder moet u ervoor zorgen dat:
de accu de omgevingstemperatuur heeft aangenomen (20 - 25 °C)
de accucapaciteit correct is ingesteld
de accu is losgekoppeld van het boordnet van het voertuig
de modus Refresh (Vernieuwen) alleen wordt gebruikt als de accu is uitgebouwd en
zich in een open (zonder direct zonlicht) of goed geventileerde ruimte bevindt
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel.
Bij het werken met accuzuur moet u een veiligheidsbril en geschikte beschermende kle­ding dragen. Spoel druppels accuzuur direct en grondig met schoon water weg. Raad­pleeg in geval van nood een arts. Adem vrijkomende gassen en dampen in geen geval in.
Gebruik van de modus Refresh (Vernieuwen) is toegestaan bij de volgende typen accu's:
- Natte accu's: gesloten accu's met vloeibaar elektrolyt (herkenbaar aan de afsluitdop) Na het reactiveren het zuurpeil controleren en zo nodig gedestilleerd water bijvullen.
- AGM-accu's: gesloten accu's (VRLA) met gebonden elektrolyt (vlies) en onderhoudsvrije natte accu's (MF)
- Gelaccu's: gesloten accu's (VRLA) met gebonden elektrolyt (gel)
31
Accu reactiveren
VOORZICHTIG!
Diepontladen accu's kunnen al bij temperaturen van rond 0 °C bevriezen.
Gevaar van materiële schade bij het laden van een bevroren accu. Controleer, voordat met de Refresh-lading (Vernieuwen) wordt begonnen, of het accuzuur in de te reactive­ren accu niet is bevroren.
Sluit de netstekker van het laadapparaat aan.
1
Selecteer met behulp van de toets Up / Down (Omhoog /
2
Omlaag) de modus Refresh (Vernieuwen).
Selecteer met behulp van de toets Menu de instelling Ah of
3
Accutype.
Geef met behulp van de toets Up / Down (Omhoog /
4
Omlaag) voor de hiervoor geselecteerde instelling de gewenste waarde op (bijvoorbeeld 100 Ah of accutype Nat).
Sluit de accu aan. Dankzij de spanningsvrije laadkabels ontstaan er geen vonken
5
wanneer de accuklemmen op de accu worden aangesloten, ook niet wanneer het laadapparaat al op het net is aangesloten.
- Verbind de rode laadkabel met de pluspool (+) van de accu.
- Verbind de zwarte laadkabel met de minpool (-) van de accu.
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu automatisch, bijvoorbeeld 12 V, en start na 5 sec. het laadproces.
Indien de accuspanning niet correct is her­kend (dit komt met name bij diepontladen accu's regelmatig voor), moet u binnen 5 sec. als volgt de correcte accuspanning selecteren:
32
VOORZICHTIG!
Gevaar van materiële schade bij niet-correct ingestelde accuspanning.
Controleer altijd of de accuspanning correct is ingesteld.
Stel met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag)
6
de correcte accuspanning in (6 V / 12 V / 24 V).
Bevestig uw selectie met behulp van de toets Stop / Start.
7
Indien het selectievenster voor de accuspanning niet wordt weergegeven, is er sprake van een extreem diepontladen accu (minder dan 2 V).
- Er wordt een waarschuwing weergegeven.
Indien u in het geval van een diepontladen accu toch gebruik wilt maken van de modus Refresh (Vernieuwen), gaat u als volgt te werk:
- Selecteer in het waarschuwingsbericht met behulp van de toets Stop / Start de optie OK.
- Selecteer in het keuzevenster dat vervolgens wordt weergegeven, met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag) de correcte accuspanning.
- Bevestig uw selectie met behulp van de toets Stop / Start.
Tijdens de analysefase wordt de accu­spanning door het apparaat bewaakt; de resulterende monitoringgegevens worden in het verdere laadproces gebruikt.
NL
- Het aantal brandende balken geeft de laadtoestand van de accu weer (bijv. 3 balken geven een laadtoestand van 80%) weer.
- Alle 4 de balken worden continu weer­gegeven.
- De laadtoestand is 100%.
- De accu is gereed voor gebruik.
- De accu kan naar believen op het laadapparaat aangesloten blijven.
- Het geven van een onderhoudslading werkt zelfontlading van de accu tegen.
VOORZICHTIG!
Gevaar van vonkvorming bij het voortijdig losmaken van de laadkabels.
Druk, voordat u de laadkabels losmaakt, op de toets Stop / Start om het laadproces te beëindigen.
Refresh-lading (Vernieuwen) beëindigen:
8
- Druk op de toets Stop / Start.
33
Koppel het laadapparaat los.
9
- Maak de zwarte laadkabel van de minpool (-) van de accu los.
- Maak de rode laadkabel van de pluspool (+) van de accu los.
Reactiveren onderbreken
Reactiveren her­vatten
OPMERKING!
Gevaar bij het loskoppelen/uittrekken van aansluitdozen en -stekkers tijdens het reactiveren.
Dit kan leiden tot schade aan aansluitdozen en -stekkers.
Maak de laadkabels tijdens het reactiveren van een accu niet los.
Druk tijdens het reactiveren op de toets Stop / Start.
1
- Het reactiveren wordt onderbroken.
Druk op de toets Stop/Start.
1
- Het reactiveren wordt hervat.
34
Modus Accu vervangen
NL
Algemene infor­matie
Accu vervangen
De modus Accu vervangen is bedoeld voor het voeden van de boordelektronica van het voertuig tijdens het wisselen van de accu. Nog voor het loskoppelen van de oude accu van het boordnet worden de laadkabels verbonden met de accukabels van het voertuig. Deze verbinding blijft bestaan totdat de nieuwe accu is aangesloten.
OPMERKING!
Gevaar van een verkeerde spanningsinstelling.
Kan ernstige schade aan de boordelektronica van het voertuig veroorzaken.
Zorg ervoor dat u, na het aansluiten van het laadapparaat op de accukabels van het
voertuig, de juiste spanning instelt.
Sluit de netstekker van het laadapparaat aan.
1
Selecteer met behulp van de toets Up / Down de modus
2
Accu vervangen.
Sluit de laadkabels op de volgende wijze aan op de accukabels van het voertuig.
3
Dankzij de spanningsvrije laadkabels ontstaan er bij het aansluiten geen vonken, ook niet wanneer het laadapparaat al op het elektriciteitsnet is aangesloten.
- Verbind de rode laadkabel met de pluskabel (+) van de accu van het voertuig.
- Verbind de zwarte laadkabel met de minkabel (-) van de accu van het voertuig.
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu automatisch, bijvoorbeeld 12 V, en ondersteunt na 5 sec. de boordelektronica van het voertuig.
Indien de accuspanning niet correct is her­kend (dit komt met name bij diepontladen accu's regelmatig voor), moet u binnen 5 sec. als volgt de correcte accuspanning selecteren:
OPMERKING!
Gevaar bij een onjuist ingestelde accuspanning.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer altijd of de accuspanning correct is ingesteld.
35
Stel met behulp van de toets Up / Down (Omhoog / Omlaag)
4
de correcte accuspanning in (6 V / 12 V / 24 V).
Bevestig uw selectie met behulp van de toets Stop / Start.
5
In het geval van een extreem diepontladen accu (minder dan 2 V) wordt er een waar­schuwing weergegeven. Hierin wordt u gevraagd de accu los te maken.
Bij een extreem diepontladen accu moet het wisselen van de accu plaatsvinden zonder dat de modus Accu vervangen is geactiveerd.
Plaats een nieuwe accu en sluit deze aan.
6
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontbranding door vonkvorming bij het te snel losmaken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Druk, voordat u de laadkabels losmaakt, op de toets Stop / Start om het bufferen te
beëindigen.
Beëindig de modus Accu vervangen:
7
- Druk op de toets Stop / Start.
Koppel het laadapparaat los.
8
- Maak de zwarte laadkabel los van de minkabel (-) van de accu van het voertuig.
- Maak de rode laadkabel los van de pluskabel (+) van de accu van het voertuig.
Let op:
Start de modus Laden om de nieuwe (niet volledig opgeladen) accu te laden.
9
36
Modus Voeding
Voorwaarden In de modus Voeding worden de laadkabels rechtstreeks aangesloten op de accukabels
of de startkabelaansluitingen van het voertuig. Dit zorgt er tijdens het uitvoeren van repa­raties met uitgebouwde accu voor dat de voeding van de boordelektronica gewaarborgd is. Aangezien uitsluitend de accukabels van het voertuig op het laadapparaat zijn aange­sloten, is de functie Accuspanningsherkenning niet beschikbaar.
NL
Netvoedingsmo­dus
OPMERKING!
Gevaar van een verkeerde voertuigspecifieke spanningsinstelling.
Kan ernstige schade aan de boordelektronica van het voertuig veroorzaken.
Zorg ervoor dat u, vóór het aansluiten van het laadapparaat op de accukabels van
het voertuig, de juiste spanning instelt.
Sluit de netstekker van het laadapparaat aan.
1
Selecteer met behulp van de toets Up / Down (Omhoog /
2
Omlaag) de modus Voeding.
Stel met behulp van de toets Menu de spanning van het
3
boordnet van het voertuig in (6 V / 12 V / 24 V).
Sluit de laadkabels op de volgende wijze aan op de accukabels van het voertuig.
4
Dankzij de spanningsvrije laadkabels ontstaan er bij het aansluiten geen vonken, ook niet wanneer het laadapparaat al op het elektriciteitsnet is aangesloten.
- Verbind de rode laadkabel met de pluskabel (+) van de accu van het voertuig.
- Verbind de zwarte laadkabel met de minkabel (-) van de accu van het voertuig.
- Er wordt een veiligheidswaarschuwing weergegeven waarin u wordt gevraagd of de laadkabels correct zijn aangesloten.
Bevestig de veiligheidswaarschuwing met behulp van de
5
toets Stop / Start. De externe voeding van de boordelektro­nica van het voertuig wordt gestart.
37
OPMERKING!
Gevaar bij het losmaken van de laadkabels zonder eerst de toets Stop / Start te hebben ingedrukt.
Dit kan ertoe leiden dat opgeslagen gegevens in het voertuig verloren gaan.
Druk, voordat u de laadkabels losmaakt, op de toets Stop / Start om de modus Voe-
ding te beëindigen.
Beëindig de netvoedingsmodus:
6
- Druk op de toets Stop / Start.
Koppel het laadapparaat los.
7
- Maak de zwarte laadkabel los van de minkabel (-) van de accu van het voertuig.
- Maak de rode laadkabel los van de pluskabel (+) van de accu van het voertuig.
38
Apparaatinstellingen
NL
Algemene infor­matie
Modus Apparaat­instellingen selecteren
De modus Apparaatinstellingen biedt de volgende mogelijkheden tot personalisering:
- Taalkeuze Taalinstelling voor de gebruikersinterface
- Contrast van de grafische weergave
- Configuratie Hiermee stelt u een individuele standaard in.
- Fabrieksinstelling Hiermee zet u alle apparaatinstellingen terug in de fabriekstoestand.
- Expertmodus inschakelen / uitschakelen
- Info Hiermee roept u informatie op over de hard- en softwareversie het totaal geladen Ah het totale aantal bedrijfsuren
Selecteer met behulp van de toets Up / Down Apparaatin-
1
stellingen.
Configuratie
VOORZICHTIG!
Gevaar van materiële schade bij selectie en gebruik van een individuele laadkabel­lengte.
Het inkorten van de meegeleverde laadkabels en het instellen van de gewenste individu­ele laadkabellengte gebeurt op eigen verantwoordelijkheid. De fabrikant is niet aanspra­kelijk voor eventuele schade die hieruit voortvloeit.
De volgende parameters zijn individueel in te stellen:
Laadkabellengte:
- 1 m - 10 m, in stappen van 0,5 m instelbaar
- Levering naar keuze in de volgende lengtes: 2,5 m / 5 m
Beginwaarden:
- Startmodus (Laden / Bufferen)
- Accucapaciteit (3 - 350 Ah)
- Accutype (nat, gel en AGM)
- Spanningsselectie automatisch naar keuze 6 V, 12 V of 24 V vast
39
Laadparameters:
- Boost (aan / uit), fabrieksinstelling: aan Boost aan: verkorte laadtijd en dus sneller klaar. Bij detectie van parallelverbruikers (autoradio e.d.) wordt de maximale apparaatstroom van 35 A vrijgegeven. Boost uit betekent: het laden verloopt op de in een werkplaats gebruikelijke wijze (vaste laadstroom met 20 A per 100 Ah ingestelde accucapaciteit). In dit geval vindt geen detectie van parallelverbruikers (autoradio e.d.) plaats.
- "Expert" (aan / uit) Voor het activeren van de Expertmodus ("Expert" aan) is de volgende invoer vereist:
Codenummer 1511
In de modus Laden maakt de Expertmodus ("Expert" aan) het configureren door de gebruiker van natte accu's, gel- en AGM-accu's mogelijk. Hierbij zijn de volgende parameters individueel in te stellen: Spanning bij het beëindigen van het laden Spanning voor de onderhoudslading
- Modus Bufferen Instelbare constante spanning
- "Refresh" (Vernieuwen) Voor het wijzigen van de instelling Refresh (Vernieuwen) is de volgende invoer ver­eist:
Codenummer 1511
Instelbare spanning en duur bij het beëindigen van het laden
- Modus Voeding Instelbare constante spanning
40
Karakteristieken
NL
Veiligheid
Beschikbare karakteristieken
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Dit ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Houd u aan de aanwijzingen van de accufabrikant.
Sluit tijdens de parameterinstelling geen accu op het laadapparaat aan.
Bedrijfsmodus Accu
NAT
AGM
Laden
GEL
Karakte-
ristiek
IUoU
I
35
1)
1
U
1
[6/12/24V]
7.2/14.4/28.8
7.35/14.7/29. 4
7.05/14.1/28. 2
I
2
-
USER
(GEBR
UIKER)
3)
2-30 1.9-29.9
U
2
[6/12/24V]
6.75/13.5/27
6.84/13.68/2
7.36
Exp.
3)
ja
Modus Buffe-
ren
"Refresh" (Ver-
nieuwen)
Netvoedings-
modus
Accu vervan-
gen
I
1
Hoofdlaadstroom [A] maximale apparaatstroom: 35 A
I
2
U
1
Bijlaadstroom [A per 100 Ah ingestelde accucapaciteit]
Spanning bij het beëindigen van het laden [V]
ALLE IU 35 6.75/13.5/27 - - ja
NAT
AGM
GEL
IUIoU
7.2/14.4/28.8 4 6.75/13.5/27
7.35/14.7/29.
35
1)
4
2
7.05/14.1/28. 2
6.84/13.68/2
7.36
USER
(GEBR
UIKER)
3)
IUa
35
2)
2-34 - - ja
geen IU 35 6.75/13.5/27 - - ja
ALLE IU 35 6.75/13.5/27 - - nee
nee
U
2
Erhaltungs-Ladespannung [V] Nach 12 h automatisches Umschalten auf Impuls-Ladeerhaltung, ausge­nommen User-Anwendung im Expertenmodus
1)
20 A per 100 Ah ingestelde accucapaciteit
41
2)
I
1
U
1
U
2
I
1
U
1
U
2
I
2
10 A per 100 Ah ingestelde accucapaciteit
3)
In de Expertmodus in te stellen spanning bij het beëindigen van het laden en bij de onderhoudslading, uitsluitend te gebruiken door gekwalificeerd vakpersoneel
Laadkarakteristiek IUoU:
I1 = Hoofdlaadstroom U1 = Spanning bij het beëindigen van het laden
U2 = Spanning bij onderhoudslading
"Refresh"-karakteristiek (Vernieuwen) IUIoU:
I1 = Hoofdlaadstroom U1 = Spanning bij het beëindigen van het laden
I2 = Nalaadstroom U2 = Spanning bij onderhoudslading
42
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Veiligheid
Gevaar van elektrische schokken.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of overlijden.
▶ ▶ ▶ ▶ ▶
Gevaar van ongeschikt randaardecontact.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Beveiligingen Laadkabels omgepoold, beveiliging tegen
GEVAAR!
Vóór het openen van het apparaat: het apparaat van het stroomnetwerk loskoppelen verbinding met accu loskoppelen een duidelijk waarschuwingsbord tegen opnieuw inschakelen aanbrengen met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderde-
len (bijv. condensatoren) inderdaad zijn ontladen
GEVAAR!
De schroeven van de behuizing vormen een geschikt randaardecontact voor het aarden van de behuizing en mogen in geen geval door andere schroeven zonder betrouwbaar randaardecontact worden vervangen.
ompolen geactiveerd
Remedie:
- Accu correct aansluiten
Kortsluiting van de laadklemmen of de laadkabel, kortsluitingsdetectie geacti­veerd
Remedie:
- Laadkabels, contacten en accupolen controleren
Storing netvoeding - netspanning buiten de tolerantie
Remedie:
- Netvoeding controleren
43
Laadfout
Te hoge accuspanning
Remedie:
- Correcte modus en spanning instellen
Statuscodes met externe oorzaak:
30 Oorzaak: tijdsoverschrijding in de betreffende laadfase
Oplossing:
- Ah correct instellen
- op parallelverbruikers (autoradio e.d.) testen
- Accutemperatuur te hoog
31 Oorzaak: te veel Ah geladen, te weinig Ah ingesteld
Oplossing:
- Ah correct instellen
- op parallelverbruikers (autoradio e.d.) testen
- Indien de accu defect is: vervangen
32 Oorzaak: de optionele externe temperatuursensor is geactiveerd door een te
lage temperatuur
Oplossing:
- Accu laden in een ruimte waar een geschikte omgevingstemperatuur heerst
33 Oorzaak: de optionele externe temperatuursensor is geactiveerd door een te
hoge temperatuur
Oplossing:
- Accu laten afkoelen of laden in een ruimte waar een geschikte omgevings­temperatuur heerst
34 Oorzaak: te hoge accuspanning geselecteerd
Oplossing:
- correcte accuspanning instellen
35 Oorzaak: spanning na 2 uur onder de gewenste spanning - modus Refresh
(Vernieuwen) in analysefase
44
Oplossing:
- op parallelverbruikers (autoradio e.d.) testen
- Indien de accu defect is: vervangen
36 Oorzaak: kortsluiting in de cellen
Oplossing:
- op parallelverbruikers (autoradio e.d.) testen
- Indien de accu defect is: vervangen
37 Oorzaak: stroom bij onderhoudslading te hoog
Oplossing:
- op parallelverbruikers (autoradio e.d.) testen
Statuscodes bij apparaatfout:
50 Oorzaak: uitgangszekering van het apparaat defect
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
51 Oorzaak: secundaire temperatuur buiten het toegestane bereik
NL
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
52 Oorzaak: stroomregelaar defect
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
53 Oorzaak: externe temperatuursensor defect
Oplossing:
- externe temperatuursensor vervangen
60 Oorzaak: ongeldig karakteristieknummer
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
61 Oorzaak: ongeldig karakteristiekblok
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
62 Oorzaak: checksum synchronisatiewaarden onjuist
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
63 Oorzaak: onjuist apparaattype
Oplossing:
- contact opnemen met de geautoriseerde servicedienst
45
Technische gegevens
Elektrische gege­vens ingang 230V
Normen 230V
Netspanning ~ 230 V AC, +/- 15%
Netfrequentie 50 / 60 Hz
Netstroom max. 9 A eff.
Netbeveiliging max. 16 A
Rendement max. 96%
Effectief vermogen max. 1.120 W
Vermogensafname (Stand-by) max. 2,4 W
Beveiligingsklasse I (met randaarde)
Max. toelaatbare netimpedantie bij de aansluiting (PCC) op het openbare net
EMV-emissieklasse A
Goedkeuringsmerk CE
IEC 60068-2-6 Sinusvormige oscillaties (10 - 150 Hz; 1,5 h / as)
IEC 60068-2-29 Herhaalde impulsen, "Repetitive shock" (25 g / 6 ms / 1.000
impulsen)
geen
Elektrische gege­vens ingang 120 V
EN 60335-1 EN 60335-2-29
EN 61000-6-2
EN 61000-6-4 (Class A)
EN 62233 EMF-norm
Netspanning ~ 120 V AC ±15%
Netfrequentie 50 / 60 Hz
Netstroom max. 16 A eff.
Netbeveiliging max. 20 A
Rendement max. 94,5%
Werkelijk vermogen max. 1120 W
Nullastvermogen max. 7,8 W
Beschermingsklasse (met randaarde) I
Max. toelaatbare netimpedantie bij de aansluiting (PCC) op het openbare net
geen
46
Goedkeuringsmerk cTÜVus
EMV-emissieklasse A
Normen 120V
UL1236
C22.2 No 107.1-01
FCC CFR 47 Part 15 (klasse A)
IEC 60068-2-6 Sinusvormige oscillaties (sinus 10-55 Hz; 20 cycli / as; ver-
snelling 5 g)
IEC 60068-2-29 Herhaalde impulsen, "repetitive shock" (25 g / 6 ms / 1.000
impulsen)
NL
Elektrische gege­vens uitgang
Accugegevens
Technische gege­vens
Nominale uitgangsspanning 6 V / 12 V / 24 V DC
Bereik uitgangsspanning 2 V - 34 V
Uitgangsstroom 35 A bij 28,8 V DC
35 A bij 14,4 V DC 35 A bij 7,2 V DC
Retourstroom accu < 1 mA
6 V / 12 V / 24 V DC 3 - 350 Ah
Koeling Convectie en ventilator
Afmetingen l x b x h 270 x 168 x 100 mm
Gewicht (zonder kabel) 2 kg
Omgevingsvoor­waarden
Bedrijfstemperatuur -20 °C - +40 °C (>30 °C derating)
Opslagtemperatuur -40 °C - +85 °C
Klimaatklasse B
Beschermingsgraad IP40
47
FRONIUS INTERNATIONAL GMBH
Froniusstraße 1
A-4643 Pettenbach
AUSTRIA
contact@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the addresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations
Loading...