Fronius Acctiva Pofessional Flash / Flash JP / Flash 30 A JP Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
Acctiva Professional Flash UCN US / CN
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0199,NL 008-22062022
Veiligheidsvoorschriften
NL
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
3
Algemeen
Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform
de officiële veiligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of mis­bruik levert echter potentieel gevaar op voor
het leven van de gebruiker of dat van derden,
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker,
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en re­paratie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
over kennis beschikken met betrekking tot de omgang met laad-
-
apparaten en accu's en deze gebruiksaanwijzing volledig lezen en exact opvolgen.
-
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet boven­dien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van on­gevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemene informatie" in de bedieningshandleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten zijn verholpen voor­dat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om eigen veiligheid!
Beoogd gebruik Het apparaat is alleen bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder
ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of onjuiste resulta­ten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwijzingen
-
met betrekking tot veiligheid en gevaren, het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden,
-
het naleven van alle tips van de accu- en autofabrikanten.
-
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Om-ge-vings­con-di-ties
4
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
NL
Gevaren door net- en laad­stroom
Gevaar door zu­ren, gassen en dampen
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe le­vensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een water­stofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 inch) tussen de accu en het laadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbron­nen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Vrijgekomen gassen en dampen in geen geval inademen - Voor voldoende toevoer van frisse lucht zorgen.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kort­sluiting te vermijden.
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Vei­ligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur di­rect en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
5
Algemene aan­wijzingen voor de omgang met ac­cu’s
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats. Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elek­trolyt) is gevuld. Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect. ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Bescherming van uzelf en derden
Bediening door kinderen en mensen met een beperking
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werk­plek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...) geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen per­soonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Dit apparaat kan door kinderen van 8 jaar en ouder én door mensen met vermin­derde fysieke, psychische, sensorische of mentale vaardigheden of een gebrek aan ervaring en kennis worden gebruikt. Als voorwaarde hierbij geldt wel dat er toezicht moet zijn of dat bovengenoemde personen op de hoogte zijn gebracht van een veilig gebruik van het apparaat en de eventuele gevaren. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud mogen niet zonder toe­zicht door kinderen worden uitgevoerd.
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met rand-
-
aarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecon­tact aangesloten, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aan­sprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide bescher-
-
mingsgraad gebruiken. Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
-
Controleer of koellucht onbelemmerd via de luchtsleuven het apparaat kan
-
in- en uitstromen. Laat de net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur contro-
-
leren op een juiste werking van de randaardeleiding. Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die
-
niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen. Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
-
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
-
EMV-apparaat­classificaties
6
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatrege­len
Gegevensbe­scherming
Onderhoud en reparatie
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Het apparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale ver­zorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om het apparaat jarenlang gebruiksklaar te houden..
Telkens voor gebruik de netstekker en de netkabel evenals de laadkabels of
-
accuklemmen op beschadiging controleren. Bij vervuiling de kast van het apparaat met een zachte doek en alleen met
-
reinigingsproducten zonder oplosmiddelen reinigen
Reparaties en herstelwerkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerd bedrijf plaatsvinden. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaar­borgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Garantie en aan­sprakelijkheid
Veiligheidscon­trole
Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan aan het appa­raat.
Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
De garantieperiode voor het apparaat bedraagt 2 jaar vanaf de factuurdatum. De fabrikant is echter niet aansprakelijk voor schades die door een of meer van de volgende oorzaken zijn teweeg gebracht:
Gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
-
Ondeskundig aansluiten en bedienen.
-
Gebruik van het apparaat bij defecte beveiligingssystemen.
-
Niet opvolgen van richtlijnen in de gebruiksaanwijzing.
-
Eigenmachtig aangebrachte veranderingen aan het apparaat.
-
Schades door invloed van vreemde voorwerpen of overmacht.
-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
7
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internatio­nale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke do­cumentatie.
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Aanduidingen op het apparaat
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbe­treffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgi­zië.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
8
Algemeen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar van lichamelijk letsel en materiële schade door losse, draaiende voer­tuigonderdelen.
Bij werkzaamheden in de motorruimte van de auto moet erop worden gelet dat handen, haar, kledingstukken en laadkabels niet met draaiende onderdelen (zoals V-riemen, koelventilatoren, enz.) in aanraking kunnen komen.
VOORZICHTIG!
Kans op materiële schade en slechte laadresultaten bij onjuist ingestelde func­tie.
Modus altijd overeenkomstig het te laden type accu instellen.
Het apparaat is voor veilig gebruik uitgerust met de volgende veiligheidssyste­men:
geen vonkvorming bij het aansluiten op de accu door spanningvrije laadklem-
-
men beveiliging tegen ompoling of kortsluiting van de laadklemmen
-
beveiliging tegen thermische overbelasting van het laadapparaat
-
OPMERKING!
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Gebruikte sym­bolen
geen beveiliging tegen ompoling bij diepontladen accu.
Is de accuspanning te laag (< 1,0 V), dan kan het laadapparaat de aangesloten accu niet meer herkennen. Let voor het handmatig starten van de laadprocedure op de juiste poling van de laadklemmen.
Het laadapparaat is uitsluitend voor het laden van de hierna vermelde typen ac­cu's bedoeld:
loodaccu's met vloeibaar elektrolyt (Pb, GEL, Ca, Ca Silber)
-
of loodaccu's met gebonden elektrolyt (AGM, MF, Vlies).
-
BELANGRIJK! Het laden van droge accu's (primaire elementen) geldt als niet conform de voorschriften. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Uitvoering met hoofdschakelaar:
hoofdschakelaar uitschakelen
-
het apparaat van het net loskoppelen
-
Uitvoering zonder hoofdschakelaar:
het apparaat van het net loskoppelen
-
9
Uitvoering met hoofdschakelaar:
apparaat op het net aansluiten
-
hoofdschakelaar inschakelen
-
Uitvoering zonder hoofdschakelaar:
apparaat op het net aansluiten
-
10
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(2)
(3) (4) (5) (6)
(4)
(5)(7)
(8)(9)
NL
Algemeen
Bedieningsele­menten en aan­sluitingen
OPMERKING!
Naar aanleiding van actualiseringen kunnen functies op uw apparaat beschik­baar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedie­ningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
(1) Schroefaansluiting (+) laadklem (2) Schroefaansluiting (-) laadklem (3) Afdekking USB-aansluiting (4) (-) Laadklem - zwart (5) (+) Laadklem - rood (6) USB-aansluiting
naar actualiseren van de firm­ware
Meer informatie kunt u vinden op het internet onder http://www.fronius.com
Voorzijde
(7) Bedieningspaneel (8) Uitvoering met hoofdschakelaar (9) Netvoedingskabel / -stekker
Achterzijde
11
(10)(14) (13) (12) (11)
Bedieningspaneel
(10) Info-toets
voor het instellen van de ge­wenste functie
voor het opvragen van laadpara­meters tijdens het laadproces
(11) Start/Stop-toets
voor het onderbreken en weer
starten van het laadproces (12) Insteltoets "Down" (13) Insteltoets "Up" (14) Display
12
Montagemogelijkheden
2
1
4
3
1
2
NL
Optie randbe­scherming mon­teren
Afhankelijk van de uitvoering van het laadapparaat kan bij uw lader een speciale beschermrand zijn meegeleverd.
BELANGRIJK! Bij de optie Wandmontage moet de randbescherming worden ge­monteerd, aangezien de montageaccessoires zijn ontworpen voor een montage met randbescherming. Bij de optie Vloermontage mag de randbescherming niet worden gemonteerd.
Randbescherming monteren:
1
Montage tegen de muur
2
BELANGRIJK! Moet de randbescherming niet permanent op het apparaat wor-
den gemonteerd, verwijder dan niet het afdekfolie van de plakstrook.
Laadapparaat met als extra verkrijgbare muursteun tegen de muur monteren:
OPMERKING!
Let bij bevestiging tegen de muur op het gewicht van het apparaat.
De steun mag alleen op een hiervoor geschikte muur worden bevestigd.
13
Wandhouder met passende plug-
370 mm
42 mm
1
-
gen, schroeven op een geschikte wand monteren Laadapparaat op de wandhouder
-
plaatsen
De onderzijde van het laadappa­raat moet vlak op de wandhouder rusten.
Alleen bij permanente montage
-
van het laadapparaat op de wand­houder: laadapparaat met twee meegele­verde schroeven (diameter 3,5 x 9,5 mm) op de wandhouder beves­tigen
Montage op de vloer
Laadapparaat met als extra verkrijgbare montagesteunen op de vloer monteren:
Aan de voor- en achterzijde van het
1
laadapparaat de montagesteun links en rechts van het ventilatie­rooster van het laadapparaat be­vestigen
Op het montagevlak te boren gaten
2
aftekenen (afstanden volgens af­beelding)
Gaten boren
3
Afhankelijk van de toestand van
4
het montagevlak geschikte schroe­ven (diameter 5 mm) voor het be­vestigen van het laadapparaat kie­zen
Laadapparaat met de montage-
5
steunen en telkens twee schroeven op het montagevlak bevestigen
14
Modi
Beschikbare mo-diOverzicht van de beschikbare modi.
Belangrijke aanvullende informatie over de afzonderlijke modi kunt u in de vol­gende hoofdstukken vinden.
Standaardlading
Loodaccu's met vloeibaar elektrolyt (Pb, GEL, Ca,
-
Ca Silber) Loodaccu's met gebonden elektrolyt (AGM, MF,
-
Vlies)
Refresh-lading
Voor het reactiveren van loodaccu's met vloeibaar
-
elektrolyt (Pb, GEL, Ca, Ca Silber) Voor het reactiveren van loodaccu's met gebonden
-
elektrolyt (AGM, MF, Vlies)
User-lading
Extra laad modus voor loodaccu's met vloeibaar
-
elektrolyt (Pb, GEL, Ca, Ca Silber) Extra laad modus voor loodaccu's met gebonden
-
elektrolyt (AGM, MF, Vlies)
NL
Modus Stan­daardlading
Modus Refresh­lading
Extern voeden Voor het extern voeden van stroomverbruikers en ter ondersteuning van de in het voertuig gemonteerde accu
Stroomopname-controle Voor het controleren of de accu geschikt is om te wor­den opgeladen
De modus Standaardlading moet worden gebruikt bij:
lading / onderhoudslading in in- of uitgebouwde toestand
-
In de modus Bufferen (voor het laden van de accu, stroomverbruikers in het
-
voertuig uitgeschakeld)
VOORZICHTIG!
Gevaar van beschadiging van de boordelektronica door de Refresh-lading.
Accu voor aanvang van de Refresh-lading van het boordnet losmaken.
De functie Refresh-lading dient voor het laden van de accu, wanneer een langdu­rig diepe ontlading wordt vermoed (bijv.: accu gesulfateerd)
De accu wordt tot de maximale zuurdichtheid geladen
-
De platen worden gereactiveerd (afbreken van de sulfaatlaag)
-
15
BELANGRIJK! Het succes van de Refresh-lading is afhankelijk van de sulfate­ringsgraad van de accu.
OPMERKING!
Refresh-lading mag uitsluitend worden toegepast indien:
de accucapaciteit correct is ingesteld
de Refresh-lading in een goed geventileerde ruimte plaatsvindt
Modus User-la­ding
Modus onder­steunende wer­king
Modus Stroom­opname-contro­le
Met de modus User-lading beschikt het laadapparaat over een extra laadmodus, waarin de laadparameters individueel kunnen worden gedefinieerd. Bij aflevering zijn de parameters voor de functie User-lading ingesteld voor stand-by-doeleinden (bijvoorbeeld: noodstroominstallaties) of voor omgevings­temperaturen van > 35° C (95° F).
De modus User-lading moet worden gebruikt bij:
lading / onderhoudslading in in- of uitgebouwde toestand
-
In de modus Bufferen (voor het laden van de accu, stroomverbruikers in het
-
voertuig uitgeschakeld)
De modus ondersteunende werking dient voor voeding van stroomverbruikers
tijdens verhoogd stroomverbruik (bijvoorbeeld actualisering van firmware/
-
software van de voertuigelektronica) in de modus Ondersteunen voor de voeding van de boordelektronica bij het
-
vervangen van een accu (instellingen als tijd, configuratie van de radio, e.d. gaan niet verloren).
Met de modus Stroomopname-controle kunt u controleren of een accu geschikt is om te worden opgeladen. De procedure is als volgt:
automatische stroomopname-controle binnen enkele minuten
-
na een van tevoren ingestelde tijd wordt de stroomopname-controle beëin-
-
digd Bij een positief resultaat schakelt het apparaat automatisch over op de mo-
-
dus Standaardlading en begint het laden van de accu bij een negatief resultaat verschijnt op het display van het apparaat "Test
-
Fail" en wordt het laden van de accu geannuleerd
16
Accu laden
NL
Laadproces star­ten
VOORZICHTIG!
Gevaar van materiële schade bij het laden van een defecte accu.
Voor aanvang van het laadproces controleren of de te laden accu correct functio­neert.
1
VOORZICHTIG!
Bij het kiezen van Refresh-lading: Gevaar van beschadiging van de boordelek­tronica door de Refresh-lading.
Accu voor aanvang van de Refresh-lading van het boordnet losmaken.
2Door het indrukken van de Info-toets de desbetreffende modus selecteren
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de capaciteit van de te laden
3
accu instellen
Na het instellen van de accucapaciteit, wordt de daaruit berekende laad-
stroom op het display weergegeven.
4(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
5
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu, voert een zelftest uit en
start het laadproces.
Zelftest
Bijv.: Laadproces
17
BELANGRIJK! Is de accuspanning < 1,0 V dan kan de accu niet automatisch
worden herkend. Het laadproces moet handmatig worden gestart.
Parameters tij­dens het laad­proces opvragen
1Tijdens het laadproces de Info-toets indrukken
De actuele laadstroom wordt aangeduid:
Bijv. huidige laad­stroom
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
Bijv. huidige laadspan­ning
Bijv.: opgeslagen laad­hoeveelheid
Bijv.: opgeslagen ener­gie
Diepontladen ac­cu: Laadproces handmatig star­ten
Bijv.: laadtijd tot nu toe
De bovenste helft van het display toont de actuele voortgang, in de onderste helft zijn de betreffende waarden te zien.
VOORZICHTIG!
Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aangesloten laadklemmen.
Beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet actief bij het handmatig starten van het laadproces (accuspanning < 1,0 V). Accuklemmen op de juiste polen aansluiten en op goede elektrische verbinding met de poolklemmen van de auto letten.
18
1(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
2
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
3
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergege­ven:
de bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats door het starten van het laadproces. Wordt het laadproces niet binnen 2,5 s gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
4
5
Laadproces door het indrukken van de Start/Stop toets starten
Het laadapparaat start met het laadproces.
NL
Weergave van de voortgang van het laadproces tijdens het laden
Tijdens het laadproces geeft het aantal bewegende bal­ken informatie over de voortgang van het laadproces.
Eindlading - na het bereiken van een laadtoestand van ca. 80 - 85 %.
Display toont 6 opeenvolgende balken
-
Accu is gereed voor gebruik
-
BELANGRIJK! Afhankelijk van het type accu wisselt het laadapparaat na ca. 3 - 7 uur automatisch over op onderhoudslading. Om de accu volledig te laden, moet de accu zolang op het laadapparaat aangesloten blijven.
OPMERKING!
Alleen in de modus Refresh-lading: Is de Refresh-lading beëindigd, dan schakelt het apparaat uit.
Er volgt geen onderhoudslading.
Is de accu volledig geladen, dan begint het laadappa­raat met de onderhoudslading.
Permanente weergave van alle balken
-
Laadtoestand van de accu is 100%.
-
De accu is gereed voor gebruik.
-
De accu kan naar believen op het laadapparaat aan-
-
gesloten blijven. Onderhoudslading werkt zelfontlading van de accu
-
tegen.
19
OPMERKING!
Tijdens het laden (Standaardlading, User-lading) kan door een verhoogd stroomverbruik de accuspanning afnemen (bijvoorbeeld door het inschakelen van extra stroomverbruikers).
Om dit te compenseren, kan het laadapparaat de stroom tot de maximale laad­stroom verhogen (zie technische gegevens, eigen instellingen in het USER-menu).
Laadproces on­derbreken / voortzetten
Parameters bij gestopt laadpro­ces opvragen
1
Laadproces door het indrukken van de Start/Stop toets onderbreken
2Laadproces door het opnieuw indrukken van de Start/Stop-toets voortzet-
ten
Zelftest
Bijv.: Het laden wordt voortgezet
Het laadproces werd door het indrukken van de Start/Stop toets onderbroken.
1Info-toets indrukken
De actuele laadstroom wordt aangeduid:
Bijv. huidige laad­stroom
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
Bijv. huidige laadspan­ning
Bijv.: opgeslagen laad­hoeveelheid
Bijv.: opgeslagen ener­gie
Bijv.: laadtijd tot nu toe
20
De bovenste helft van het display wordt < STOP > weergegeven, in de onderste helft zijn de betreffende waarden te zien.
NL
Laadproces beëindigen en accu loskoppe­len
GEVAAR!
Explosiegevaar als gevolg van vonkvorming bij het loskoppelen van de laadklem­men.
Voor het loskoppelen van de laadklemmen het laadproces beëindigen en zo nodig voor voldoende ventilatie zorgen.
1
Door het indrukken van de Start/Stop-toets het laadproces beëindigen
2(-) Laadklem van de accu losmaken
(+) Laadklem van de accu losmaken
3
4
21
Ondersteunende werking
Ondersteunende werking starten
1
2
Door het indrukken van de Info-toets de modus FSV/SPLY selecteren
3(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
4
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu, voert een zelftest uit en
begint met de ondersteunende voeding.
Zelftest
Ondersteunende werking hand­matig starten
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
actuele laadstroom
-
actuele accuspanning
-
tot nu toe opgeslagen laadhoeveelheid (Ah)
-
tot nu toe opgeslagen energie (Wh)
-
Laadtijd tot nu toe
-
BELANGRIJK! Ondersteunende werking handmatig starten, wanneer:
er geen accu op het voertuig is aangesloten
-
de accuspanning van de aangesloten accu < 1,0 V bedraagt
-
VOORZICHTIG!
Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aangesloten laadklemmen.
De beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet actief bij het handma­tig starten van de ondersteunende werking. Accuklemmen op de juiste polen aansluiten en op goede elektrische verbinding met de poolklemmen van de auto letten.
In de bovenste helft van het display wordt
-
de in het USER-menu ingestelde maxi­mum spanning weergegeven. In de onderste helft van het display wor-
-
den de actuele parameters weergegeven.
22
1(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
2
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
3
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergege­ven:
De bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats door het starten van de ondersteunende werking. Wordt de ondersteunende werking niet binnen 2,5 s gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
4
Ondersteunende werking door het indrukken van de Start/Stop toets star-
5
ten
Het laadapparaat start met de ondersteunende werking.
NL
Boost modus Neemt tijdens de ondersteunende werking door een verhoogd stroomverbruik de
accuspanning af (bijv. door het inschakelen van extra stroomverbruikers), dan schakelt het apparaat over naar de Boost modus.
BELANGRIJK! Om de accuspanning constant te houden, kan het laadapparaat de stroom tot de maximum laadstroom (zie technische gegevens) compenseren.
Om oververhitting van het apparaat te voorkomen, kan bij hoge omgevingstem­peraturen de maximale uitgangsstroom automatisch worden beperkt (vermo­gens-derating).
Ondersteunende werking beëindi­gen en accu los­koppelen
Explosiegevaar als gevolg van vonkvorming bij het loskoppelen van de laadklem­men.
GEVAAR!
Voor het loskoppelen van de laadklemmen de ondersteunende werking beëindi­gen en zo nodig voor voldoende ventilatie zorgen.
23
1Door het indrukken van de Start/Stop-toets ondersteunende werking beëin-
digen
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
actuele laadstroom
-
actuele accuspanning
-
tot nu toe opgeslagen laadhoeveelheid (Ah)
-
tot nu toe opgeslagen energie (Wh)
-
Laadtijd tot nu toe
-
2(-) Laadklem van de accu losmaken
(+) Laadklem van de accu losmaken
3
4
24
Stroomopname-controle
Algemeen Met de modus Stroomopname-controle kunt u controleren of een accu geschikt
is om te worden opgeladen.
De stroomopname-controle verloopt als volgt:
Automatische stroomopname-controle binnen 15 minuten; bij een positief
-
resultaat schakelt het apparaat daarna automatisch over op de modus Stan­daardlading en begint het laden van de accu Bij een negatief resultaat verschijnt op het display van het apparaat de me-
-
dedeling "Test Fail" en wordt het laden van de accu geannuleerd
Voorwaarde voor een correcte stroomopname-controle is dat u zich houdt aan EU-norm EN-50342-1:2006 Art 5.4 (ontladingsgraad van de accu ca. 50%).
Voorbereiding Om een ontladingsgraad van ca. 50% te bewerkstelligen, kunnen de volgende
voorbereidingen direct voor de stroomopname-controle worden getroffen:
Accu volledig laden
1
Ontladingsstroom berekenen:
2
NL
Stroomopname­controle starten
Accucapaciteit (Ah)
Ontladingsstroom =
Accu gedurende ca. 5 uur belasten met de berekende ontladingsstroom
3
1
10
2Door het indrukken van de Info-toets de modus Stroomopname-controle
selecteren
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de capaciteit van de te con-
3
troleren accu instellen
4(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
5
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
25
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu, voert een zelftest uit en
start de stroomopname-controle.
Stroomopname­controle hand­matig starten
Zelftest
Bijv.: Stroomopname­controle
VOORZICHTIG!
Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aangesloten laadklemmen.
De beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet actief bij het handma­tig starten van de stroomopname-controle. Accuklemmen op de juiste polen aansluiten en op goede elektrische verbinding met de poolklemmen van de auto letten.
1(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
2
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
3
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergege­ven:
Parameters tij­dens de stoom­opname-contro­le opvragen
Stroomopname­controle beëin­digd - accu OK
De bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats door het starten van de stroomopname-controle. Wordt de stroomopname­controle niet binnen 2,5 s gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
4
Stroomopname-controle door het indrukken van de Start/Stop toets star-
5
ten Het laadapparaat start met de stroomopname-controle.
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende volgorde weergegeven:
actuele accustroom
-
actuele accuspanning
-
tot nu toe opgeslagen laadhoeveelheid (Ah)
-
tot nu toe opgeslagen energie (Wh)
-
sinds het begin van de test verstreken tijd
-
De accu is in orde wanneer na het uitvoeren van de stroomopname-controle het apparaat automatisch overschakelt op de modus Standaardlading en begint met het laden van de accu.
26
Door het indrukken van de Info-toets kunnen actuele laadparameters en opge­slagen testparameters worden opgeroepen:
De bovenste helft van het display geeft d.m.v. op-
-
eenvolgende balken de voorgang van het laadpro­ces weer
Bijv. huidige laadstroom
De onderste helft van het display geeft de huidige
-
laadparameters en de vastgestelde controlepara­meters weer
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende volgorde weergegeven:
Laadparameters:
NL
Bijv. huidige accuspanning Bijv.: opgeslagen laadhoeveel-
heid
Bijv.: opgeslagen energie
Bijv.: laadtijd tot nu toe
Controleparameter: herkenbaar aan controlesym­bool
Bijv.: Laadstroom Bijv.: Accuspanning Bijv.: ingestelde accucapaciteit
Bijv.: Lading-opnamecapaciteit van de accu in %
Stroomopname­controle beëin­digd - accu de­fect
BELANGRIJK! Een negatief controleresultaat kan ook worden veroorzaakt door
een volledig geladen accu. In dat geval moet de accu worden ontladen (zie het hoofdstuk Stroomopname-controle - Voorbereiding).
Door de stroomopname-controle werd de accu aangemerkt als defect. De accu wordt niet verder opgeladen. Het resultaat wordt op het display weergegeven:
De bovenste helft van het display toont het nega-
-
tieve resultaat van de stroomopname-controle "Test Fail"
Bijv.: Laadstroom
De onderste helft van het display toont de vastge-
-
stelde parameters
27
Door het indrukken van de Info-toets kunnen de volgende parameters worden opgeroepen:
Bijv.: Accuspanning Bijv.: ingestelde accucapaciteit Bijv.: Lading-opnamecapaciteit
van de accu in %
Worden in deze toestand de laadklemmen van de accu losgemaakt, dan schakelt het apparaat terug naar het modus- keuzemenu.
28
Set-upmenu
Algemeen Het Setup menu biedt de mogelijkheid de basisinstellingen van het apparaat in
overeenstemming met uw eigen wensen te brengen. Bovendien kunnen vaak be­nodigde laadinstellingen in het geheugen worden opgeslagen.
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De beschreven functies mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uit­gevoerd. Naast de veiligheidsvoorschriften in deze handleiding, moeten de veilig­heidsvoorschriften van de fabrikanten van de accu en het voertuig worden opge­volgd.
NL
Setup menu ­overzicht
USER U/I
Instelling van de volgende parameters:
Maximum laadstroom (Standaardlading)
-
Hoofd-laadspanning (Standaardlading)
-
Onderhouds-laadspanning (Standaardlading)
-
Veiligheidsuitschakeling (Standaardlading)
-
Maximum laadstroom (User-lading)
-
Hoofd-laadspanning (User-lading)
-
Onderhouds-laadspanning (User-lading)
-
Veiligheidsuitschakeling (User-lading)
-
Maximum stroom externe voeding
-
Spanning externe voeding
-
Refresh-laadspanning
-
Refresh-laadduur
-
USER U/I verlaten
-
PREFERRED SETTINGS Voorkeursinstellingen Vaak benodigde functies opslaan, die na het los­maken van de laadkabels of de netstroomkabel moeten blijven behouden
CHARGING CABLE
Instellingen met betrekking tot de lengte en de doorsnede van de laadkabels
FACTORY SETTING
Fabrieksinstellingen van het apparaat opnieuw in­stellen
DELAY TIME
Vertragingstijd laadbegin instellen. Het laden start na een ingestelde tijdsopgave
DEVICE VERSION
Opvragen van de huidige hard- en software versie
DEVICE HISTORY
Opvragen van het aantal bedrijfsuren
29
EXIT SETUP
Setup-menu verlaten
Setup-menu bin­nen gaan
Parameters in­stellen in het menu USER U/I
1
Toegang: Info toets ca. 5 sec. indrukken
2
Met behulp van de toetsen "up" of "down" het gewenste menu selecteren
Door het indrukken van de Start/Stop toets het gewenste menu binnengaan
3
BELANGRIJK! Wordt binnen 30 sec. geen keuze gemaakt, dan wordt het Setup
menu automatisch verlaten.
1
Het code-invoerveld wordt weergegeven:
Code 3831 invoeren:
Met behulp van de insteltoetsen "Omhoog" en "Omlaag" de onderstreepte
2
positie op het juiste cijfer instellen
3
Door het indrukken van de Info-toets naar de volgende positie gaan
Stappen 2 en 3 herhalen tot de cijfers op alle vier posities correct zijn
4
De correct ingestelde code bevestigen door de Start/Stop-toets in te druk-
5
ken
De eerste parameter in het menu USER U/I wordt weergegeven.
Parameters instellen - algemeen:
30
Met behulp van de insteltoetsen "Omhoog" en "Omlaag" de gewenste para-
6
meter selecteren
7
Start/Stop-toets indrukken
Het display knippert.
Met behulp van de insteltoetsen "Omhoog" en "Omlaag" de gewenste waar-
8
de van de parameter instellen
9
Voor het overnemen van de waarde de Start/Stop-toets indrukken
Parameters in het menu USER U/I
Maximale laadstroom (standaardlading) Instelbereik: zie Technische gegevens, in stappen van 0,5 A
NL
Hoofd-laadspanning (standaardlading) Instelbereik: 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
Spanning voor onderhoudslading (standaardlading) Instelbereik: Off / 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
BELANGRIJK! Als voor de onderhoudslading OFF is ingesteld, wordt er geen onderhoudslading uitgevoerd. Neemt de accuspanning echter tot onder 12 V af, dan wordt het laadproces gestart.
Veiligheidsuitschakeling (standaardlading) Instelbereik: 2 h - 30 h, in stappen van 10 minuten
BELANGRIJK! Wordt na afloop van de ingestelde tijd het laden niet automa- tisch beëindigd, dan volgt er een veiligheidsuitschakeling.
Maximale laadstroom (User-lading) Instelbereik: zie Technische gegevens, in stappen van 0,5 A
31
Hoofd-laadspanning (User-lading) Instelbereik: 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
Spanning voor onderhoudslading (User-lading) Instelbereik: Off / 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
BELANGRIJK! Als voor de onderhoudslading OFF is ingesteld, wordt er geen onderhoudslading uitgevoerd. Neemt de accuspanning echter tot onder 12 V af, dan wordt het laadproces gestart.
Veiligheidsuitschakeling (User-lading) Instelbereik: 2 h - 30 h, in stappen van 10 minuten
BELANGRIJK! Wordt na afloop van de ingestelde tijd het laden niet automa- tisch beëindigd, dan volgt er een veiligheidsuitschakeling.
Maximale stroom externe voeding Instelbereik: zie Technische gegevens, in stappen van 0,5 A
Spanning externe voeding Instelbereik: 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
32
Refresh-laadspanning Instelbereik: 12,0 - 17,0 V, in stappen van 0,1 V
Refresh-laadduur Instelbereik 2 - 30 h, in stappen van 10 minuten
Om het menu USER U/I te verlaten
NL
Menu PRESET ­voorkeursinstel­lingen modus in­stellen
BELANGRIJK! Om beschadiging van de boordelektronica te voorkomen, kan de
modus Refresh-lading niet in het geheugen worden opgeslagen.
1
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" een van de volgende modi
2
selecteren
Preferred Setting Used Mode (fabrieksinstelling) Na het losmaken van de laadklemmen of de netka­bel blijft de laatst gekozen modus in het geheugen opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus Stroomopname-controle
Na het losmaken van de laadklemmen of de netka­bel blijft de modus Stroomopname-controle in het geheugen opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus Standaardlading
Na het losmaken van de laadklemmen of de netka­bel blijft de modus Standaardlading in het geheu­gen opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus User-Lading
Na het losmaken van de laadklemmen of de netka­bel blijft de modus User-lading in het geheugen opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus Ondersteunende werking
Na het losmaken van de laadklemmen of het los­koppelen van het stroomnet, blijft de modus On­dersteunende werking in het geheugen opgeslagen.
Gewenste modus door het indrukken van de Start/Stop toets in het geheu-
3
gen opslaan
33
BELANGRIJK! Onafhankelijk van de opgeslagen voorkeursinstelling, is de keuze van een andere modus altijd mogelijk. Na het losmaken van de laadklemmen of de netkabel schakelt het apparaat automatisch terug naar de in het geheugen opgeslagen voorkeursinstelling.
Menu CHAR­GING Cable ­Gegevens laad­kabels instellen
1
De kabellengte wordt weergegeven.
2
Zo nodig eenheden door het indrukken van de Info-toets veranderen
Voor het instellen van de lengte van de laadkabels de Start/Stop toets in-
3
drukken
De lengte van de laadkabels knippert.
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de gewenste kabellengte in-
4
stellen
Instelbereik: 1 tot 25 m (3 ft. 3 in. tot 82 ft.)
Voor het overnemen van de lengte van de laadkabels de Start/Stop toets in-
5
drukken
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" de doorsnede van de laadka-
6
bels selecteren
Voor het instellen van de doorsnede van de laadkabels de Start/Stop toets
7
indrukken
Het symbool van de kabeldiameter knippert.
34
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de gewenste kabeldiameter
8
instellen
Instelbereik: 4 - 6 - 10 - 16 - 25 - 35 - 50 mm² (AWG 10 t/m AWG 1)
Voor het overnemen van de doorsnede van de laadkabels de Start/Stop
9
toets indrukken
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" EXIT CH. CABLE selecteren
10
11
Voor het verlaten Start/Stop toets indrukken
NL
Menu FACTORY SETTING - Fa­brieksinstellin­gen van het ap­paraat opnieuw instellen
Menu DELAY TI­ME - Vertra­gingstijd instel­len
1
Aanduiding "Device resetted" (apparaat opnieuw ingesteld) verschijnt 1 se­conde.
De fabrieksinstellingen van het apparaat zijn weer ingesteld. Het verlaten van het menu geschiedt automatisch.
1
De vertragingstijd knippert.
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de gewenste vertragingstijd
2
instellen
Instelbereik: 0 t/m 4 h
3
Voor het overnemen van de vertragingstijd de Start/Stop toets indrukken
35
BELANGRIJK! De vertragingstijd moet na elke lading opnieuw worden ingesteld. Bij het uitvallen van de stroom stopt het aftellen. Wordt de stroomtoevoer weer hersteld, dan wordt het aftellen hervat.
Menu DEVICE VERSION - Ap­paraat gegevens weergeven
1
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" een van de volgende weerga-
2
ven selecteren
Firmware
Weergave van de firmwareversie
Opstartprogramma
Weergave van de opstartprogrammaversie
Hardware
Weergave van de in het apparaat ingebouwde hard­ware versie
Exit
Om het menu DEVICE VERSION te verlaten, de Start/Stop-toets indrukken
Menu DEVICE HISTORY - Be­drijfsuren opvra­gen
1
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" een van de volgende weerga-
2
ven selecteren
Operating Hours
Weergave van de bedrijfsuren (apparaat aangeslo­ten op het net of ingeschakeld)
Charging Hours
Weergave van de bedrijfsuren (tijd waarin door het apparaat vermogen is afgegeven)
Cumulated Ampere Hours
Weergave van de weergegeven ladinghoeveelheid
36
Exit
Om het menu DEVICE HISTORY te verlaten, de Start/Stop-toets indrukken
NL
37
Storingsdiagnose en storingen opheffen
Storingsdiagno­se en storingen opheffen
Laadklemmen verwisseld
Oorzaak Laadklemmen omgepoold aangesloten
Opheffen Laadklemmen correct aansluiten
Laadklemmen kortgesloten
Oorzaak Kortsluiting met de laadklem
Opheffen Kortsluiting met de laadklem opheffen
Oorzaak Geen accu herkend
Opheffen Aansluiting laadklemmen controleren, Start/Stop toets
5 sec. lang indrukken
Te hoge temperatuur
Oorzaak Te hoge temperatuur - laadapparaat te heet
Opheffen Laadapparaat laten afkoelen
Oorzaak Luchttoevoer- en -afvoeropeningen afgedekt
Opheffen Voor een onbelemmerde luchttoevoer en -afvoer zorgen
Veiligheidsuitschakeling
Oorzaak Accu defect
Opheffen Accu controleren
Oorzaak Laadapparaat onjuist ingesteld
Opheffen Instellingen controleren: Ah, spanning
Oorzaak onjuist type accu (bijv. NiCd), onjuist aantal cellen
(spanning)
Opheffen Type accu controleren
Ventilator geblokkeerd / defect
38
Oorzaak Ventilator geblokkeerd
Opheffen Luchtinlaat controleren, zo nodig vreemde voorwerpen
verwijderen
Oorzaak Ventilator defect
Opheffen Leverancier raadplegen
Zekering defect
Oorzaak Secundaire zekering defect
Opheffen Leverancier raadplegen
Laadapparaat defect
Oorzaak Laadapparaat defect
Opheffen Leverancier raadplegen
Geen aanduiding op het display
NL
Oorzaak Netspanning onderbroken
Opheffen Netspanning herstellen
Oorzaak Netstekker of netkabel defect
Opheffen Netstekker of netkabel vervangen
Oorzaak Laadapparaat defect
Opheffen Leverancier raadplegen
Laadapparaat start het laadproces niet
Oorzaak Laadklem of laadkabel defect
Opheffen Laadklemmen of laadkabels verwisselen
(aanhaalmoment van zeskantmoeren M8 = 15 Nm)
39
Gebruikte symbolen op het apparaat
Waarschuwingen op het apparaat
Voor het laden de bedieningshandleiding lezen.
Laadkabels correct aansluiten: (+) rood (-) zwart
Tijdens het laden ontstaat er knalgas bij de accu. Explosiegevaar!
Tijdens het gebruik warmt het apparaat op.
Voordat u de laadkabel van de accu losmaakt, dient u het laadproces te onderbreken.
Het apparaat mag uitsluitend worden geopend door gekwalificeerde elektromonteurs.
Tijdens het laden vlammen en vonken vermijden.
Zorg tijdens het laden voor voldoende ventilatie.
Accuzuur is een bijtende stof.
Voor binnengebruik. Niet aan regen blootstellen.
40
Technische gegevens
NL
Acctiva Professi­onal Flash, Acctiva Professi­onal Flash AUS, Acctiva Professi­onal Flash JP, Acctiva Professi­onal 30A JP
Netspanning (+/- 15%) Acctiva Professional Flash Acctiva Professional Flash AUS Acctiva Professional Flash JP Acctiva Professional 30A JP
Nominaal vermogen max. Acctiva Professional Flash Acctiva Professional Flash AUS Acctiva Professional Flash JP Acctiva Professional 30A JP
Laadspanning 12,0 - 15,5 V
Laadstroom I2 (instelbaar) Acctiva Professional Flash
Acctiva Professional Flash AUS Acctiva Professional Flash JP Acctiva Professional 30A JP
Laadstroom Boost modus t
(tI
2 max
Acctiva Professional Flash Acctiva Professional Flash AUS Acctiva Professional Flash JP Acctiva Professional 30A JP
= 30 s, tI2 = 60 s)
2 max
230 V AC, 50/60 Hz
240 V AC, 50/60 Hz 100 V AC, 50/60 Hz 100 V AC, 50/60 Hz
1080 W 1080 W 1080 W
710 W
2 - 50 A 2 - 50 A 2 - 50 A
2 - 30 A
max. 70 A max. 70 A max. 70 A max. 30 A
Nominale laadcapaciteit 10 - 250/300 Ah
Aantal cellen 6
Laadkarakteristiek IUoU / IUa / IU
Bedrijfstemperatuur * van 0 °C t/m +60 °C
van 32 °F t/m 140 °F
Opslagtemperatuur van -20 °C t/m +80 °C
van 4 °F t/m 176 °F
Interface USB
EMV klasse Acctiva Professional Flash Acctiva Professional Flash AUS Acctiva Professional Flash JP Acctiva Professional 30A JP
Beschermingsklasse IP 20
Goedkeuringsmerk zie vermelding op het apparaat
Gewicht inclusief net- en laadkabels 6,5 kg
Afmetingen b x h x d 315 x 200 x 110 mm
IEC/EN 61000-6-4/2 (EMV klasse A) IEC/EN 61000-6-4/2 (EMV klasse A)
IEC/EN 61000-6-4 (EMV klasse A)
J 55014
14,33 lb.
12,40 x 7,87 x 4,33 in.
* Bij een verhoogde omgevingstemperatuur vanaf ca. 35° C (95° F) (afhan-
kelijk van de secundaire spanning) verlaagt de secundaire uitgaande stroom zich (vermogens-derating)
41
42
NL
43
Loading...