Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
▶
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
3
Algemeen
Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform
de officiële veiligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor
het leven van de gebruiker of dat van derden,
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker,
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
over kennis beschikken met betrekking tot de omgang met laad-
-
apparaten en accu's en
deze gebruiksaanwijzing volledig lezen en exact opvolgen.
-
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het
apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het
apparaat
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en
gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk
"Algemene informatie" in de bedieningshandleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om eigen veiligheid!
Beoogd gebruikHet apparaat is alleen bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder
ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of onjuiste resultaten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwijzingen
-
met betrekking tot veiligheid en gevaren,
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden,
-
het naleven van alle tips van de accu- en autofabrikanten.
-
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het
apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Om-ge-vingscon-di-ties
4
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet
als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende
schade.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of
het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden
overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
NL
Gevaren door
net- en laadstroom
Gevaar door zuren, gassen en
dampen
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe levensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd
zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte
aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne
kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het
laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen
vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt
een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen
explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een waterstofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 inch) tussen de
accu en het laadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbronnen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het
laden loskoppelen.
Vrijgekomen gassen en dampen in geen geval inademen - Voor voldoende toevoer
van frisse lucht zorgen.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kortsluiting te vermijden.
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Veiligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur direct en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
5
Algemene aanwijzingen voor de
omgang met accu’s
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats.
Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elektrolyt) is gevuld.
Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect.
ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Bescherming van
uzelf en derden
Bediening door
kinderen en
mensen met een
beperking
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...)
geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Dit apparaat kan door kinderen van 8 jaar en ouder én door mensen met verminderde fysieke, psychische, sensorische of mentale vaardigheden of een gebrek
aan ervaring en kennis worden gebruikt. Als voorwaarde hierbij geldt wel dat er
toezicht moet zijn of dat bovengenoemde personen op de hoogte zijn gebracht
van een veilig gebruik van het apparaat en de eventuele gevaren. Kinderen mogen
niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud mogen niet zonder toezicht door kinderen worden uitgevoerd.
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met rand-
-
aarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat
op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact aangesloten, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide bescher-
-
mingsgraad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
-
Controleer of koellucht onbelemmerd via de luchtsleuven het apparaat kan
-
in- en uitstromen.
Laat de net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur contro-
-
leren op een juiste werking van de randaardeleiding.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die
-
niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat
door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
-
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
-
EMV-apparaatclassificaties
6
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het
openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatregelen
Gegevensbescherming
Onderhoud en
reparatie
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld
als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Het apparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht,
om het apparaat jarenlang gebruiksklaar te houden..
Telkens voor gebruik de netstekker en de netkabel evenals de laadkabels of
-
accuklemmen op beschadiging controleren.
Bij vervuiling de kast van het apparaat met een zachte doek en alleen met
-
reinigingsproducten zonder oplosmiddelen reinigen
Reparaties en herstelwerkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerd
bedrijf plaatsvinden. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt
ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Garantie en aansprakelijkheid
Veiligheidscontrole
Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan aan het apparaat.
Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen
plaatsvinden.
De garantieperiode voor het apparaat bedraagt 2 jaar vanaf de factuurdatum.
De fabrikant is echter niet aansprakelijk voor schades die door een of meer van
de volgende oorzaken zijn teweeg gebracht:
Gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
-
Ondeskundig aansluiten en bedienen.
-
Gebruik van het apparaat bij defecte beveiligingssystemen.
-
Niet opvolgen van richtlijnen in de gebruiksaanwijzing.
-
Eigenmachtig aangebrachte veranderingen aan het apparaat.
-
Schades door invloed van vreemde voorwerpen of overmacht.
-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
7
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur
worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich
wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
VerwijderingOude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk
worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afgegeven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem worden ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat materiële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de
gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein
het volume van de doos.
Aanduidingen op
het apparaat
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbetreffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van
de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgizië.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter
perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan
de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u
een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
8
Algemeen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar van lichamelijk letsel en materiële schade door losse, draaiende voertuigonderdelen.
Bij werkzaamheden in de motorruimte van de auto moet erop worden gelet dat
handen, haar, kledingstukken en laadkabels niet met draaiende onderdelen (zoals
V-riemen, koelventilatoren, enz.) in aanraking kunnen komen.
VOORZICHTIG!
Kans op materiële schade en slechte laadresultaten bij onjuist ingestelde functie.
Modus altijd overeenkomstig het te laden type accu instellen.
Het apparaat is voor veilig gebruik uitgerust met de volgende veiligheidssystemen:
geen vonkvorming bij het aansluiten op de accu door spanningvrije laadklem-
-
men
beveiliging tegen ompoling of kortsluiting van de laadklemmen
-
beveiliging tegen thermische overbelasting van het laadapparaat
-
OPMERKING!
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
Gebruikte symbolen
geen beveiliging tegen ompoling bij diepontladen accu.
Is de accuspanning te laag (< 1,0 V), dan kan het laadapparaat de aangesloten
accu niet meer herkennen. Let voor het handmatig starten van de laadprocedure
op de juiste poling van de laadklemmen.
Het laadapparaat is uitsluitend voor het laden van de hierna vermelde typen accu's bedoeld:
loodaccu's met vloeibaar elektrolyt (Pb, GEL, Ca, Ca Silber)
-
of
loodaccu's met gebonden elektrolyt (AGM, MF, Vlies).
-
BELANGRIJK! Het laden van droge accu's (primaire elementen) geldt als niet
conform de voorschriften. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Uitvoering met hoofdschakelaar:
hoofdschakelaar uitschakelen
-
het apparaat van het net loskoppelen
-
Uitvoering zonder hoofdschakelaar:
het apparaat van het net loskoppelen
-
9
Uitvoering met hoofdschakelaar:
apparaat op het net aansluiten
-
hoofdschakelaar inschakelen
-
Uitvoering zonder hoofdschakelaar:
apparaat op het net aansluiten
-
10
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(2)
(3)(4) (5)(6)
(4)
(5)(7)
(8)(9)
NL
Algemeen
Bedieningselementen en aansluitingen
OPMERKING!
Naar aanleiding van actualiseringen kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is
echter gelijk.
Meer informatie kunt u vinden
op het internet onder
http://www.fronius.com
Voorzijde
(7)Bedieningspaneel
(8)Uitvoering met hoofdschakelaar
(9)Netvoedingskabel / -stekker
Achterzijde
11
(10)(14)(13) (12) (11)
Bedieningspaneel
(10)Info-toets
voor het instellen van de gewenste functie
voor het opvragen van laadparameters tijdens het laadproces
(11)Start/Stop-toets
voor het onderbreken en weer
starten van het laadproces
(12)Insteltoets "Down"
(13)Insteltoets "Up"
(14)Display
12
Montagemogelijkheden
2
1
4
3
1
2
NL
Optie randbescherming monteren
Afhankelijk van de uitvoering van het laadapparaat kan bij uw lader een speciale
beschermrand zijn meegeleverd.
BELANGRIJK! Bij de optie Wandmontage moet de randbescherming worden gemonteerd, aangezien de montageaccessoires zijn ontworpen voor een montage
met randbescherming.
Bij de optie Vloermontage mag de randbescherming niet worden gemonteerd.
Randbescherming monteren:
1
Montage tegen
de muur
2
BELANGRIJK! Moet de randbescherming niet permanent op het apparaat wor-
den gemonteerd, verwijder dan niet het afdekfolie van de plakstrook.
Laadapparaat met als extra verkrijgbare muursteun tegen de muur monteren:
OPMERKING!
Let bij bevestiging tegen de muur op het gewicht van het apparaat.
De steun mag alleen op een hiervoor geschikte muur worden bevestigd.
13
Wandhouder met passende plug-
370 mm
42 mm
1
-
gen, schroeven op een geschikte
wand monteren
Laadapparaat op de wandhouder
-
plaatsen
De onderzijde van het laadapparaat moet vlak op de wandhouder
rusten.
Alleen bij permanente montage
-
van het laadapparaat op de wandhouder:
laadapparaat met twee meegeleverde schroeven (diameter 3,5 x
9,5 mm) op de wandhouder bevestigen
Montage op de
vloer
Laadapparaat met als extra verkrijgbare montagesteunen op de vloer monteren:
Aan de voor- en achterzijde van het
1
laadapparaat de montagesteun
links en rechts van het ventilatierooster van het laadapparaat bevestigen
Op het montagevlak te boren gaten
2
aftekenen (afstanden volgens afbeelding)
Gaten boren
3
Afhankelijk van de toestand van
4
het montagevlak geschikte schroeven (diameter 5 mm) voor het bevestigen van het laadapparaat kiezen
Laadapparaat met de montage-
5
steunen en telkens twee schroeven
op het montagevlak bevestigen
14
Modi
Beschikbare mo-diOverzicht van de beschikbare modi.
Belangrijke aanvullende informatie over de afzonderlijke modi kunt u in de volgende hoofdstukken vinden.
Standaardlading
Loodaccu's met vloeibaar elektrolyt (Pb, GEL, Ca,
-
Ca Silber)
Loodaccu's met gebonden elektrolyt (AGM, MF,
-
Vlies)
Refresh-lading
Voor het reactiveren van loodaccu's met vloeibaar
-
elektrolyt (Pb, GEL, Ca, Ca Silber)
Voor het reactiveren van loodaccu's met gebonden
-
elektrolyt (AGM, MF, Vlies)
User-lading
Extra laad modus voor loodaccu's met vloeibaar
-
elektrolyt (Pb, GEL, Ca, Ca Silber)
Extra laad modus voor loodaccu's met gebonden
-
elektrolyt (AGM, MF, Vlies)
NL
Modus Standaardlading
Modus Refreshlading
Extern voeden
Voor het extern voeden van stroomverbruikers en ter
ondersteuning van de in het voertuig gemonteerde accu
Stroomopname-controle
Voor het controleren of de accu geschikt is om te worden opgeladen
De modus Standaardlading moet worden gebruikt bij:
lading / onderhoudslading in in- of uitgebouwde toestand
-
In de modus Bufferen (voor het laden van de accu, stroomverbruikers in het
-
voertuig uitgeschakeld)
VOORZICHTIG!
Gevaar van beschadiging van de boordelektronica door de Refresh-lading.
Accu voor aanvang van de Refresh-lading van het boordnet losmaken.
De functie Refresh-lading dient voor het laden van de accu, wanneer een langdurig diepe ontlading wordt vermoed (bijv.: accu gesulfateerd)
De accu wordt tot de maximale zuurdichtheid geladen
-
De platen worden gereactiveerd (afbreken van de sulfaatlaag)
-
15
BELANGRIJK! Het succes van de Refresh-lading is afhankelijk van de sulfateringsgraad van de accu.
OPMERKING!
Refresh-lading mag uitsluitend worden toegepast indien:
de accucapaciteit correct is ingesteld
▶
de Refresh-lading in een goed geventileerde ruimte plaatsvindt
▶
Modus User-lading
Modus ondersteunende werking
Modus Stroomopname-controle
Met de modus User-lading beschikt het laadapparaat over een extra laadmodus,
waarin de laadparameters individueel kunnen worden gedefinieerd.
Bij aflevering zijn de parameters voor de functie User-lading ingesteld voor
stand-by-doeleinden (bijvoorbeeld: noodstroominstallaties) of voor omgevingstemperaturen van > 35° C (95° F).
De modus User-lading moet worden gebruikt bij:
lading / onderhoudslading in in- of uitgebouwde toestand
-
In de modus Bufferen (voor het laden van de accu, stroomverbruikers in het
-
voertuig uitgeschakeld)
De modus ondersteunende werking dient voor voeding van stroomverbruikers
tijdens verhoogd stroomverbruik (bijvoorbeeld actualisering van firmware/
-
software van de voertuigelektronica)
in de modus Ondersteunen voor de voeding van de boordelektronica bij het
-
vervangen van een accu (instellingen als tijd, configuratie van de radio, e.d.
gaan niet verloren).
Met de modus Stroomopname-controle kunt u controleren of een accu geschikt
is om te worden opgeladen. De procedure is als volgt:
automatische stroomopname-controle binnen enkele minuten
-
na een van tevoren ingestelde tijd wordt de stroomopname-controle beëin-
-
digd
Bij een positief resultaat schakelt het apparaat automatisch over op de mo-
-
dus Standaardlading en begint het laden van de accu
bij een negatief resultaat verschijnt op het display van het apparaat "Test
-
Fail" en wordt het laden van de accu geannuleerd
16
Accu laden
NL
Laadproces starten
VOORZICHTIG!
Gevaar van materiële schade bij het laden van een defecte accu.
Voor aanvang van het laadproces controleren of de te laden accu correct functioneert.
1
VOORZICHTIG!
Bij het kiezen van Refresh-lading: Gevaar van beschadiging van de boordelektronica door de Refresh-lading.
Accu voor aanvang van de Refresh-lading van het boordnet losmaken.
2Door het indrukken van de Info-toets de desbetreffende modus selecteren
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de capaciteit van de te laden
3
accu instellen
Na het instellen van de accucapaciteit, wordt de daaruit berekende laad-
stroom op het display weergegeven.
4(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
5
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu, voert een zelftest uit en
start het laadproces.
Zelftest
Bijv.: Laadproces
17
BELANGRIJK! Is de accuspanning < 1,0 V dan kan de accu niet automatisch
worden herkend. Het laadproces moet handmatig worden gestart.
Parameters tijdens het laadproces opvragen
1Tijdens het laadproces de Info-toets indrukken
De actuele laadstroom wordt aangeduid:
Bijv. huidige laadstroom
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
Bijv. huidige laadspanning
Bijv.: opgeslagen laadhoeveelheid
Bijv.: opgeslagen energie
Diepontladen accu: Laadproces
handmatig starten
Bijv.: laadtijd tot nu
toe
De bovenste helft van het display toont de actuele voortgang, in de onderste
helft zijn de betreffende waarden te zien.
VOORZICHTIG!
Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aangesloten laadklemmen.
Beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet actief bij het handmatig
starten van het laadproces (accuspanning < 1,0 V).
Accuklemmen op de juiste polen aansluiten en op goede elektrische verbinding
met de poolklemmen van de auto letten.
18
1(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
2
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
3
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden
Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergegeven:
de bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats
door het starten van het laadproces. Wordt het laadproces niet binnen 2,5 s
gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
4
5
Laadproces door het indrukken van de Start/Stop toets starten
Het laadapparaat start met het laadproces.
NL
Weergave van de
voortgang van
het laadproces
tijdens het laden
Tijdens het laadproces geeft het aantal bewegende balken informatie over de voortgang van het laadproces.
Eindlading - na het bereiken van een laadtoestand van
ca. 80 - 85 %.
Display toont 6 opeenvolgende balken
-
Accu is gereed voor gebruik
-
BELANGRIJK! Afhankelijk van het type accu wisselt het laadapparaat na ca. 3 - 7
uur automatisch over op onderhoudslading. Om de accu volledig te laden, moet
de accu zolang op het laadapparaat aangesloten blijven.
OPMERKING!
Alleen in de modus Refresh-lading: Is de Refresh-lading beëindigd, dan schakelt
het apparaat uit.
Er volgt geen onderhoudslading.
Is de accu volledig geladen, dan begint het laadapparaat met de onderhoudslading.
Permanente weergave van alle balken
-
Laadtoestand van de accu is 100%.
-
De accu is gereed voor gebruik.
-
De accu kan naar believen op het laadapparaat aan-
-
gesloten blijven.
Onderhoudslading werkt zelfontlading van de accu
-
tegen.
19
OPMERKING!
Tijdens het laden (Standaardlading, User-lading) kan door een verhoogd
stroomverbruik de accuspanning afnemen (bijvoorbeeld door het inschakelen
van extra stroomverbruikers).
Om dit te compenseren, kan het laadapparaat de stroom tot de maximale laadstroom verhogen (zie technische gegevens, eigen instellingen in het USER-menu).
Laadproces onderbreken /
voortzetten
Parameters bij
gestopt laadproces opvragen
1
Laadproces door het indrukken van de Start/Stop toets onderbreken
2Laadproces door het opnieuw indrukken van de Start/Stop-toets voortzet-
ten
Zelftest
Bijv.: Het laden wordt
voortgezet
Het laadproces werd door het indrukken van de Start/Stop toets onderbroken.
1Info-toets indrukken
De actuele laadstroom wordt aangeduid:
Bijv. huidige laadstroom
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
Bijv. huidige laadspanning
Bijv.: opgeslagen laadhoeveelheid
Bijv.: opgeslagen energie
Bijv.: laadtijd tot nu
toe
20
De bovenste helft van het display wordt < STOP > weergegeven, in de onderste
helft zijn de betreffende waarden te zien.
NL
Laadproces
beëindigen en
accu loskoppelen
GEVAAR!
Explosiegevaar als gevolg van vonkvorming bij het loskoppelen van de laadklemmen.
Voor het loskoppelen van de laadklemmen het laadproces beëindigen en zo nodig
voor voldoende ventilatie zorgen.
1
Door het indrukken van de Start/Stop-toets het laadproces beëindigen
2(-) Laadklem van de accu losmaken
(+) Laadklem van de accu losmaken
3
4
21
Ondersteunende werking
Ondersteunende
werking starten
1
2
Door het indrukken van de Info-toets de modus FSV/SPLY selecteren
3(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
4
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu, voert een zelftest uit en
begint met de ondersteunende voeding.
Zelftest
Ondersteunende
werking handmatig starten
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
de accuspanning van de aangesloten accu < 1,0 V bedraagt
-
VOORZICHTIG!
Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aangesloten laadklemmen.
De beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet actief bij het handmatig starten van de ondersteunende werking.
Accuklemmen op de juiste polen aansluiten en op goede elektrische verbinding
met de poolklemmen van de auto letten.
In de bovenste helft van het display wordt
-
de in het USER-menu ingestelde maximum spanning weergegeven.
In de onderste helft van het display wor-
-
den de actuele parameters weergegeven.
22
1(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
2
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
3
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden
Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergegeven:
De bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats
door het starten van de ondersteunende werking. Wordt de ondersteunende
werking niet binnen 2,5 s gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de
modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
4
Ondersteunende werking door het indrukken van de Start/Stop toets star-
5
ten
Het laadapparaat start met de ondersteunende werking.
NL
Boost modusNeemt tijdens de ondersteunende werking door een verhoogd stroomverbruik de
accuspanning af (bijv. door het inschakelen van extra stroomverbruikers), dan
schakelt het apparaat over naar de Boost modus.
BELANGRIJK! Om de accuspanning constant te houden, kan het laadapparaat
de stroom tot de maximum laadstroom (zie technische gegevens) compenseren.
Om oververhitting van het apparaat te voorkomen, kan bij hoge omgevingstemperaturen de maximale uitgangsstroom automatisch worden beperkt (vermogens-derating).
Ondersteunende
werking beëindigen en accu loskoppelen
Explosiegevaar als gevolg van vonkvorming bij het loskoppelen van de laadklemmen.
GEVAAR!
Voor het loskoppelen van de laadklemmen de ondersteunende werking beëindigen en zo nodig voor voldoende ventilatie zorgen.
23
1Door het indrukken van de Start/Stop-toets ondersteunende werking beëin-
digen
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende
volgorde weergegeven:
actuele laadstroom
-
actuele accuspanning
-
tot nu toe opgeslagen laadhoeveelheid (Ah)
-
tot nu toe opgeslagen energie (Wh)
-
Laadtijd tot nu toe
-
2(-) Laadklem van de accu losmaken
(+) Laadklem van de accu losmaken
3
4
24
Stroomopname-controle
AlgemeenMet de modus Stroomopname-controle kunt u controleren of een accu geschikt
is om te worden opgeladen.
De stroomopname-controle verloopt als volgt:
Automatische stroomopname-controle binnen 15 minuten; bij een positief
-
resultaat schakelt het apparaat daarna automatisch over op de modus Standaardlading en begint het laden van de accu
Bij een negatief resultaat verschijnt op het display van het apparaat de me-
-
dedeling "Test Fail" en wordt het laden van de accu geannuleerd
Voorwaarde voor een correcte stroomopname-controle is dat u zich houdt aan
EU-norm EN-50342-1:2006 Art 5.4 (ontladingsgraad van de accu ca. 50%).
VoorbereidingOm een ontladingsgraad van ca. 50% te bewerkstelligen, kunnen de volgende
voorbereidingen direct voor de stroomopname-controle worden getroffen:
Accu volledig laden
1
Ontladingsstroom berekenen:
2
NL
Stroomopnamecontrole starten
Accucapaciteit (Ah)
Ontladingsstroom =
Accu gedurende ca. 5 uur belasten met de berekende ontladingsstroom
3
1
10
2Door het indrukken van de Info-toets de modus Stroomopname-controle
selecteren
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de capaciteit van de te con-
3
troleren accu instellen
4(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
5
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
25
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu, voert een zelftest uit en
start de stroomopname-controle.
Stroomopnamecontrole handmatig starten
Zelftest
Bijv.: Stroomopnamecontrole
VOORZICHTIG!
Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aangesloten laadklemmen.
De beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet actief bij het handmatig starten van de stroomopname-controle.
Accuklemmen op de juiste polen aansluiten en op goede elektrische verbinding
met de poolklemmen van de auto letten.
1(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
2
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
3
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden
Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergegeven:
Parameters tijdens de stoomopname-controle opvragen
Stroomopnamecontrole beëindigd - accu OK
De bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats
door het starten van de stroomopname-controle. Wordt de stroomopnamecontrole niet binnen 2,5 s gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de
modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
4
Stroomopname-controle door het indrukken van de Start/Stop toets star-
5
ten
Het laadapparaat start met de stroomopname-controle.
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende volgorde
weergegeven:
actuele accustroom
-
actuele accuspanning
-
tot nu toe opgeslagen laadhoeveelheid (Ah)
-
tot nu toe opgeslagen energie (Wh)
-
sinds het begin van de test verstreken tijd
-
De accu is in orde wanneer na het uitvoeren van de stroomopname-controle het
apparaat automatisch overschakelt op de modus Standaardlading en begint met
het laden van de accu.
26
Door het indrukken van de Info-toets kunnen actuele laadparameters en opgeslagen testparameters worden opgeroepen:
De bovenste helft van het display geeft d.m.v. op-
-
eenvolgende balken de voorgang van het laadproces weer
Bijv. huidige laadstroom
De onderste helft van het display geeft de huidige
-
laadparameters en de vastgestelde controleparameters weer
Door de Info-toets in te drukken worden de parameters in de volgende volgorde
weergegeven:
Laadparameters:
NL
Bijv. huidige accuspanningBijv.: opgeslagen laadhoeveel-
heid
Bijv.: opgeslagen energie
Bijv.: laadtijd tot nu toe
Controleparameter: herkenbaar aan controlesymbool
Worden in deze toestand de laadklemmen van de accu losgemaakt, dan schakelt
het apparaat terug naar het modus- keuzemenu.
28
Set-upmenu
AlgemeenHet Setup menu biedt de mogelijkheid de basisinstellingen van het apparaat in
overeenstemming met uw eigen wensen te brengen. Bovendien kunnen vaak benodigde laadinstellingen in het geheugen worden opgeslagen.
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De beschreven functies mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. Naast de veiligheidsvoorschriften in deze handleiding, moeten de veiligheidsvoorschriften van de fabrikanten van de accu en het voertuig worden opgevolgd.
NL
Setup menu overzicht
USER U/I
Instelling van de volgende parameters:
Maximum laadstroom (Standaardlading)
-
Hoofd-laadspanning (Standaardlading)
-
Onderhouds-laadspanning (Standaardlading)
-
Veiligheidsuitschakeling (Standaardlading)
-
Maximum laadstroom (User-lading)
-
Hoofd-laadspanning (User-lading)
-
Onderhouds-laadspanning (User-lading)
-
Veiligheidsuitschakeling (User-lading)
-
Maximum stroom externe voeding
-
Spanning externe voeding
-
Refresh-laadspanning
-
Refresh-laadduur
-
USER U/I verlaten
-
PREFERRED SETTINGS
Voorkeursinstellingen
Vaak benodigde functies opslaan, die na het losmaken van de laadkabels of de netstroomkabel
moeten blijven behouden
CHARGING CABLE
Instellingen met betrekking tot de lengte en de
doorsnede van de laadkabels
FACTORY SETTING
Fabrieksinstellingen van het apparaat opnieuw instellen
DELAY TIME
Vertragingstijd laadbegin instellen. Het laden start
na een ingestelde tijdsopgave
DEVICE VERSION
Opvragen van de huidige hard- en software versie
DEVICE HISTORY
Opvragen van het aantal bedrijfsuren
29
EXIT SETUP
Setup-menu verlaten
Setup-menu binnen gaan
Parameters instellen in het
menu USER U/I
1
Toegang: Info toets ca. 5 sec. indrukken
2
Met behulp van de toetsen "up" of "down" het gewenste menu selecteren
Door het indrukken van de Start/Stop toets het gewenste menu binnengaan
3
BELANGRIJK! Wordt binnen 30 sec. geen keuze gemaakt, dan wordt het Setup
menu automatisch verlaten.
1
Het code-invoerveld wordt weergegeven:
Code 3831 invoeren:
Met behulp van de insteltoetsen "Omhoog" en "Omlaag" de onderstreepte
2
positie op het juiste cijfer instellen
3
Door het indrukken van de Info-toets naar de volgende positie gaan
Stappen 2 en 3 herhalen tot de cijfers op alle vier posities correct zijn
4
De correct ingestelde code bevestigen door de Start/Stop-toets in te druk-
5
ken
De eerste parameter in het menu USER U/I wordt weergegeven.
Parameters instellen - algemeen:
30
Met behulp van de insteltoetsen "Omhoog" en "Omlaag" de gewenste para-
6
meter selecteren
7
Start/Stop-toets indrukken
Het display knippert.
Met behulp van de insteltoetsen "Omhoog" en "Omlaag" de gewenste waar-
8
de van de parameter instellen
9
Voor het overnemen van de waarde de Start/Stop-toets indrukken
Parameters in het menu USER U/I
Maximale laadstroom (standaardlading)
Instelbereik: zie Technische gegevens, in stappen van
0,5 A
NL
Hoofd-laadspanning (standaardlading)
Instelbereik: 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
Spanning voor onderhoudslading (standaardlading)
Instelbereik: Off / 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
BELANGRIJK! Als voor de onderhoudslading OFF is ingesteld, wordt er geen
onderhoudslading uitgevoerd. Neemt de accuspanning echter tot onder 12 V
af, dan wordt het laadproces gestart.
Veiligheidsuitschakeling (standaardlading)
Instelbereik: 2 h - 30 h, in stappen van 10 minuten
BELANGRIJK! Wordt na afloop van de ingestelde tijd het laden niet automa-
tisch beëindigd, dan volgt er een veiligheidsuitschakeling.
Maximale laadstroom (User-lading)
Instelbereik: zie Technische gegevens, in stappen van
0,5 A
31
Hoofd-laadspanning (User-lading)
Instelbereik: 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
Spanning voor onderhoudslading (User-lading)
Instelbereik: Off / 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
BELANGRIJK! Als voor de onderhoudslading OFF is ingesteld, wordt er geen
onderhoudslading uitgevoerd. Neemt de accuspanning echter tot onder 12 V
af, dan wordt het laadproces gestart.
Veiligheidsuitschakeling (User-lading)
Instelbereik: 2 h - 30 h, in stappen van 10 minuten
BELANGRIJK! Wordt na afloop van de ingestelde tijd het laden niet automa-
tisch beëindigd, dan volgt er een veiligheidsuitschakeling.
Maximale stroom externe voeding
Instelbereik: zie Technische gegevens, in stappen van
0,5 A
Spanning externe voeding
Instelbereik: 12,0 - 15,5 V, in stappen van 0,1 V
32
Refresh-laadspanning
Instelbereik: 12,0 - 17,0 V, in stappen van 0,1 V
Refresh-laadduur
Instelbereik 2 - 30 h, in stappen van 10 minuten
Om het menu USER U/I te verlaten
NL
Menu PRESET voorkeursinstellingen modus instellen
BELANGRIJK! Om beschadiging van de boordelektronica te voorkomen, kan de
modus Refresh-lading niet in het geheugen worden opgeslagen.
1
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" een van de volgende modi
2
selecteren
Preferred Setting Used Mode (fabrieksinstelling)
Na het losmaken van de laadklemmen of de netkabel blijft de laatst gekozen modus in het geheugen
opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus
Stroomopname-controle
Na het losmaken van de laadklemmen of de netkabel blijft de modus Stroomopname-controle in het
geheugen opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus
Standaardlading
Na het losmaken van de laadklemmen of de netkabel blijft de modus Standaardlading in het geheugen opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus
User-Lading
Na het losmaken van de laadklemmen of de netkabel blijft de modus User-lading in het geheugen
opgeslagen.
Preferred Setting (Voorkeursinstelling): Modus
Ondersteunende werking
Na het losmaken van de laadklemmen of het loskoppelen van het stroomnet, blijft de modus Ondersteunende werking in het geheugen opgeslagen.
Gewenste modus door het indrukken van de Start/Stop toets in het geheu-
3
gen opslaan
33
BELANGRIJK! Onafhankelijk van de opgeslagen voorkeursinstelling, is de keuze
van een andere modus altijd mogelijk. Na het losmaken van de laadklemmen of
de netkabel schakelt het apparaat automatisch terug naar de in het geheugen
opgeslagen voorkeursinstelling.
Menu CHARGING Cable Gegevens laadkabels instellen
1
De kabellengte wordt weergegeven.
2
Zo nodig eenheden door het indrukken van de Info-toets veranderen
Voor het instellen van de lengte van de laadkabels de Start/Stop toets in-
3
drukken
De lengte van de laadkabels knippert.
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de gewenste kabellengte in-
4
stellen
Instelbereik: 1 tot 25 m (3 ft. 3 in. tot 82 ft.)
Voor het overnemen van de lengte van de laadkabels de Start/Stop toets in-
5
drukken
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" de doorsnede van de laadka-
6
bels selecteren
Voor het instellen van de doorsnede van de laadkabels de Start/Stop toets
7
indrukken
Het symbool van de kabeldiameter knippert.
34
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de gewenste kabeldiameter
Voor het overnemen van de doorsnede van de laadkabels de Start/Stop
9
toets indrukken
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" EXIT CH. CABLE selecteren
10
11
Voor het verlaten Start/Stop toets indrukken
NL
Menu FACTORY
SETTING - Fabrieksinstellingen van het apparaat opnieuw
instellen
Menu DELAY TIME - Vertragingstijd instellen
1
Aanduiding "Device resetted" (apparaat opnieuw ingesteld) verschijnt 1 seconde.
De fabrieksinstellingen van het apparaat zijn weer ingesteld. Het verlaten
van het menu geschiedt automatisch.
1
De vertragingstijd knippert.
Met behulp van de insteltoetsen "up" en "down" de gewenste vertragingstijd
2
instellen
Instelbereik: 0 t/m 4 h
3
Voor het overnemen van de vertragingstijd de Start/Stop toets indrukken
35
BELANGRIJK! De vertragingstijd moet na elke lading opnieuw worden ingesteld.
Bij het uitvallen van de stroom stopt het aftellen. Wordt de stroomtoevoer weer
hersteld, dan wordt het aftellen hervat.
Menu DEVICE
VERSION - Apparaat gegevens
weergeven
1
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" een van de volgende weerga-
2
ven selecteren
Firmware
Weergave van de firmwareversie
Opstartprogramma
Weergave van de opstartprogrammaversie
Hardware
Weergave van de in het apparaat ingebouwde hardware versie
Exit
Om het menu DEVICE VERSION te verlaten, de
Start/Stop-toets indrukken
Menu DEVICE
HISTORY - Bedrijfsuren opvragen
1
Met behulp van de insteltoetsen "up" of "down" een van de volgende weerga-
2
ven selecteren
Operating Hours
Weergave van de bedrijfsuren (apparaat aangesloten op het net of ingeschakeld)
Charging Hours
Weergave van de bedrijfsuren (tijd waarin door het
apparaat vermogen is afgegeven)
Cumulated Ampere Hours
Weergave van de weergegeven ladinghoeveelheid
36
Exit
Om het menu DEVICE HISTORY te verlaten, de
Start/Stop-toets indrukken