Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
TOCh
- 4 -
NL
1VEILIGHEID
NB! Deze eenheid is door ESAB getest in een algemene opstelling. De verantwoor
delijkheid voor het functioneren en de veiligheid van de gekozen opstelling berust bij
de technicus die de installatie verricht.
De gebruiker van een ESAB uitrusting draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veilig
heidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van de
installatie werkt. De veiligheidsmaatregelen moeten voldoen aan de eisen die aan dit type
uitrusting gesteld worden. De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als
een aanvulling op de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats.
Alle handelingen moeten uitgevoerd worden door personeel dat goed op de hoogte is van de
werking van de uitrusting. Een verkeerd maneuver kan tot een abnormale situatie leiden waar
door de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden.
1.Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van:
de bediening
de plaats van de noodstop
de werking
de geldende veiligheidsvoorschriften
de las- en snijtechniek
2.De operateur moet controleren:
of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasuitrusting bevinden,
voor hij begint te werken.
of er niemand op een onbeschermde plaats staat wanneer de lichtboog wordt ontsto
ken.
3.De werkplaats moet:
doelmatig zijn
tochtvrij zijn
4.Persoonlijke veiligheidsuitrusting
Draag altijd de aanbevolen persoonlijke veiligheidsuitrusting, waaronder een veilig
heidsbril, niet-ontvlambare kleding en veiligheidshandschoenen.
Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden, ringen e.d. die beklemd kun
nen raken, of brandwonden kunnen veroorzaken.
5.Algemene veiligheidsvoorschriften
Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn.
Alleen bevoegd personeel mag aande elektrische eenheden werken.
De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk
aangegeven plaats.
Wanneer de uitrusting in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen
onderhoud uitgevoerd worden.
Breng afgedankte elektronische apparatuur naar een recyclestation!
In overeenstemming met de Europese richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur en de toepassing hiervan overeenkomstig
nationale regelgeving, moet elektrische en/of elektronische apparatuur aan het einde van
de levensduur naar een recyclestation worden gebracht.
Als verantwoordelijke voor de apparatuur moet u zelf informatie inwinnen over
goedgekeurde inzamelpunten.
Neem voor meer informatie contact op met de dichtstbijzijnde ESAB-dealer.
Om het maximale uit uw lasapparatuur te halen, raden wij u aan deze
gebruikershandleiding te lezen.
Algemene informatie over het gebruik vindt u in de gebruikershandleiding voor de
voeding en de draadaanvoereenheid.
De displaytekst is beschikbaar in de volgende talen:
Engels, Zweeds, Fins, Noors, Deens, Duits, Frans, Italiaans, Nederlands, Spaans,
Portugees, Hongaars, Pools, Amerikaans Engels, Tsjechisch, Chinees en Turks.
LET OP! Afhankelijk van het geïnstalleerde product kunnen er verschillen
voorkomen in de werking van het paneel.
2.1Bedieningspaneel Aristo U8
2
Het bedieningspaneel wordt geleverd met een bevestigingsbeugel, schroeven en
een Nederlandse gebruikershandleiding. Het bedieningspaneel is voorzien van een
kabel van 1,2 m. Een USB-geheugen en verlengkabel zijn verkrijgbaar als
accessoires, zie pagina 92..
Handleidingen in andere talen kunnen worden gedownload vanaf de site
www.esab.com.
Plaats voor USB-geheugen
Knop voor het verplaatsen van
de cursor
Display
Functietoetsen
Menu
Enter
Knop voor het verhogen of
verlagen van instelwaarden en
het instellen van de spanning, #
Knop voor het verhogen of
verlagen van instelwaarden en het instellen van de draadaanvoersnelheid, *
2.1.1Toetsen en knoppen
Functietoetsen (4)
De vijf toetsen in een rij onder het display hebben
uiteenlopende functies. Het zijn functietoetsen, wat
betekent dat ze verschillende functies kunnen
hebben afhankelijk van het menu waarin u werkt. De
huidige functie van deze toetsen wordt aangegeven
door de tekst in de onderste regel van het display.
Als de functie actief is, verandert de kleur van de toets
De toets ENTER wordt gebruikt om menukeuzes te bevestigen.
Cursorknop (2)
Met de knop links verplaatst u de cursor naar verschillende regels in het display.
Plus-/minknoppen (7, 8)
Met de knoppen rechts verhoogt of verlaagt u de waarde voor een instelling. Aan de
zijkant van de knoppen staat een symbool, een vierkantje of een ster . Voor de
meeste numerieke instellingen kunnen beide knoppen worden gebruikt, maar
sommige instellingen moeten met een specifieke knop worden uitgevoerd.
2.2Plaatsing
Aan de achterzijde van het bedieningspaneel zit een
uitklapbare standaard die het mogelijk maakt om het
paneel neer te zetten en het display in een verticale
stand af te lezen. De standaard is tevens een
bevestigingsmechanisme waarmee het
bedieningspaneel aan de draadaanvoereenheid kan
worden bevestigd.
2.3USB-aansluiting
Er kunnen externe USB-geheugens worden gebruikt voor
de overdracht van programma's van en naar het bedieningspaneel. Zie voor meer
informatie hoofdstuk 10.2.
De bestanden die in het bedieningspaneel worden gemaakt worden opgeslagen in
het xml-formaat. Het USB-geheugen moet voor het gebruik worden geformatteerd
als FAT 32.
Bij normaal gebruik is er geen risico op virussen die de apparatuur kunnen
infecteren. Om het risico hierop volledig uit te sluiten, raden we u aan het geheugen
dat in combinatie met deze apparatuur wordt gebruikt niet voor andere doeleinden in
te zetten.
Sommige USB-geheugens zijn niet compatibel met deze apparatuur. We raden u
aan USB-geheugens van gerenommeerde leveranciers te gebruiken. ESAB kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit een incorrect gebruik
van een USB-geheugen.
2.3.1USB-geheugen aansluiten
Ga verder als volgt:
Zet de hoofdschakelaar van de voeding uit.
Open het paneel aan de linkerzijde van het
bedieningspaneel.
Sluit het USB-geheugen aan op de USB-stekker.
Sluit het paneel.
Zet de hoofdschakelaar van de voeding aan.
2.4Stap een - taal kiezen
Als u de appatuur voor de eerste keer opstart, verschijnt dit menu op het display.
Het bedieningspaneel is af fabriek ingesteld op Engels. Ga verder als volgt om uw
taal te selecteren.
Druk op MENU om naar het hoofdmenu te gaan.
MIG/MAG
Gebruik de knop links
om de cursor te ver
plaatsen naar de regel
CONFIGURATIE
(CONFIGURATION)
De cursor van het bedieningspaneel heeft de vorm van een gearceerd veld rond de
tekst, en de geselecteerde tekst zelf wordt wit weergegeven. De selectie wordt in de
gebruikershandleiding vet gedrukt weergegeven.
Wanneer zich achter een regel meer informatie bevindt, wordt dit aangegeven met
een zwarte pijl achter de tekst. Als de lijst meer regels bevat, wordt aan de
rechterzijde van het display een schuifbalk weergegeven:
Tekstkaders
Onder in het display ziet u vijf kaders waarin de huidige functies van de vijf
functietoetsen die direct onder deze tekstkaders staan worden weergegeven.
Energiebesparende modus
Om de levensduur van de achtergrondverlichting te verlengen, wordt deze na drie
minuten uitgeschakeld als er geen activiteit is.
Instelling van numerieke waarden
Instelling met gegeven opties
Instelling van modus AAN/UIT
2.6.1Instelling van numerieke waarden
Als u een numerieke waarde instelt, kunt u een van de twee plus-/minknoppen
gebruiken om een gegeven waarde te verhogen of verlagen. Een aantal waarden
kan ook worden gewijzigd via de afstandsbediening.
2.6.2Instelling met gegeven opties
Bepaalde instellingen worden uitgevoerd door een optie uit een lijst te selecteren.
Zo'n lijst kan er als volgt uitzien:
MIG/MAG
MMA
TIG
GOUGING
Hier staat de cursor op de regel voor MIG/MAG. Als u in deze positie op ENTER
drukt, wordt de optie MIG/MAG geselecteerd. Als u in plaats daarvan een andere
optie wilt selecteren, plaats de cursor dan op de juiste regel door deze met de knop
links omhoog of omlaag te bewegen. Druk vervolgens op ENTER. Als u de lijst wilt
verlaten zonder een optie te kiezen, druk dan op TERUG (QUIT).
2.6.3Instellingen AAN/UIT
Voor bepaalde functies kunt u de waarden instellen op AAN en UIT. De synergische
functie tijdens MIG/MAG- en MMA-lassen is een voorbeeld van zo'n functie. De
instelling AAN of UIT kan worden geselecteerd uit een lijst met opties zoals
hierboven beschreven.
2.6.4TERUG en ENTER
De meest rechtse functietoets wordt hoofdzakelijk gebruikt voor TERUG (QUIT),
hoewel deze af en toe ook voor andere functies wordt gebruikt.
Door op TERUG (QUIT) te drukken keert u terug naar het vorige menu of
scherm.
De toets wordt in deze handleiding ENTER genoemd.
Druk op ENTER om een geselecteerde optie in een menu of lijst uit te voeren.
Het bedieningspaneel heeft verschillende menu's. De menu's zijn: het hoofdmenu,
configuratiemenu, tools-menu, lasdata-instelmenu, meetmenu, lasdatageheugenme
nu en snelkeuzemenu. De menustructuren zijn weergegeven vanaf pagina 80.
Tijdens het opstarten verschijnt ook kort een opstartscherm met informatie over de
gebruikte programmaversie.
Opstartscherm
3.1Hoofdmenu
In het HOOFDMENU
kunt u het lasproces,
de lasmethode, het
draadtype etc. wijzigen.
Vanuit dit menu kunt u
verdergaan naar alle
andere submenu's.
In het menu LASDATA
INSTELLEN (WELD
DATA SETTING) kunt u
uiteenlopende laspara
meters wijzigen. Het
uiterlijk van het menu
varieert afhankelijk van
het geselecteerde la
sproces.
Het voorbeeld heeft be
trekking op MIG/MAGlassen met een korte
boog/boogspray.
3.1.4Meetmenu
In het menu MEET
(MEASURE) kunt u tij
dens het lassen geme
ten waarden voor uit
eenlopende lasparame
ters bekijken.
In het meetdisplay kunt u de waarde van bepaalde parameters wijzigen. Welke
parameters dat zijn is afhankelijk van het ingestelde lasproces. De parameters die
aangepast kunnen worden zijn altijd voorzien van een van de volgende symbolen: #
of *.
De gemeten waarden blijven zichtbaar op het display, ook als u stopt met lassen. U
krijgt toegang tot andere menu's zonder de gemeten waarden te verliezen. Als de
ingestelde waarde wordt gewijzigd terwijl er niet wordt gelast, wordt de gemeten
waarde gewijzigd naar nul om verwarring te voorkomen.
TIP:
Bij pulslassen kunt u selecteren of de spanningswaarde wordt weergegeven als
gemiddelde waarde of als piekwaarde. U kunt deze instelling wijzigen in de
MIG/MAG-basisinstellingen, zie hoofdstuk 9.3.
In het menu VANAF DE
LASDATA (WELD DA
TA MEMORY) kunt u
diverse ingestelde las
gegevens opslaan,
oproepen, verwijderen
en kopiëren. De lasge
gevens kunnen in 255
verschillende geheu
genposities worden op
geslagen.
Zie voor meer informatie hoofdstuk 8 ”Geheugenbeheer”.
3.1.6Snelkeuzemenu
In het menu SNELKEUZE
(FAST MODE) kunt u snel
toetsen toewijzen aan ge
heugenposities voor lasge
gevens. Deze instellingen
worden verricht in het confi
guratiemenu. Het nummer
van de geselecteerde ge
heugenpositie wordt weer
gegeven in de rechter bo
venhoek.
1 2 3 4 5 6 7 -
2ND
STORE
SHORT/SPRAY. Fe, CO2, 1.2 mm7
# 28.5 Volt
0 Amp
* 6.0 m/min
FUNCTQUIT
WELD
DATA 1
Zie voor meer informatie het hoofdstuk 9.5 ”Snelkeuzemenu, snelkeuzetoetsen”.
Bij MIG/MAG-lassen wordt een lasdraad met constante snelheid aangevoerd en
gesmolten. Het lasbad wordt beschermd door het beschermgas.
De pulserende stroom beïnvloedt de overdracht van de druppels van de draad, om
zo zelfs met lage laswaarden een stabiele boog zonder spatten te produceren.
De tabel op pagina 86 toont de draaddiameters die u kunt selecteren voor
MIG/MAG-lassen met KORTE BOOG/BOOGSPRAY.
De tabel op pagina 86 toont de draaddiameters die u kunt selecteren voor
MIG/MAG-lassen met PULSERING.
Als het MIG/MAG-proces wordt geselecteerd, kunt u kiezen uit vier methodes door
Methode te selecteren met de knop links en vervolgens op ENTER te drukken. Kies
tussen korte boog/boogspray, puls of superpuls en druk vervolgens opnieuw op
ENTER.
één decimaal)
Draadaanvoersnelheid**0,8 - 30,0 m/min0,1 m/minx
Smoorspoelwerking0 - 100%1%xx
Regulatortype1 - 121xSynergie*UIT of AAN--Gasvoorstroom0,1 - 25 s0,1 sx
KruipstartUIT of AAN-x
”Hot start”UIT of AAN-x
”Hot start”-tijd0 - 10 s0,1 sx
Draadaanvoersnelheid ”hot
start”
”Touch sense”10 - 16 A
SoftstartUIT of AAN-x
KratervullingUIT of AAN-x
Kratervultijd0 - 10 s0,1 sx
Eindwaarde draadaanvoers
nelheid kratervulling
Eindwaarde kratervullings
spanning
”Release pulse”***UIT of AAN
Nabrandtijd0 - 1 s0,01 sx
AfsluitingEindpuls of SCT-x
Gasnastroom0,1 - 25 s0,1 sx
Grenswaardeninstellingen1 - 50--Meetgrenswaarden1 - 50--Puntlassen****UIT of AAN-x
Puntlastijd0 - 25 s0,1 sx
Volledig draadaanvoerbereik0,1 m/minx
1,5 m/min bij huidige
draadaanvoersnelheid
8 - 24,7 Vx
0,1 m/minx
xx
Aanpas
baar in
synergie
*) De synergische lijn bij aflevering: massieve draad (Fe), beschermgas CO
**) Het instellingsbereik is afhankelijk van de gebruikte draadaanvoereenheid.
***) Aangepast in het configuratiemenu MIG/MAG-basisinstellingen.
****) Het is niet mogelijk om puntlassen (AAN) te selecteren als de toortsschakelaarmodus viertakt is.
*) Het instellingsbereik is afhankelijk van de gebruikte draadaanvoereenheid.
**) De minimale grondstroom en pulsstroom zijn afhankelijk van het gebruikte type machine.
***) De synergische lijn bij aflevering: massieve draad (Fe), beschermgas CO
****) Aangepast in het configuratiemenu MIG/MAG-basisinstellingen.
*****) Het is niet mogelijk om puntlassen (AAN) te selecteren als de toortsschakelaarmodus viertakt is.
AfsluitingEindpuls of SCT-x
Gasnastroom0,1 - 25 s0,1 sx
Instelgrenswaarden1 - 50--Meetgrenswaarden1 - 50--PuntlassenUIT of AAN-x
Puntlastijd0 - 25 s0,1 sx
”Release pulse”****UIT of AANx
*) Het instellingsbereik is afhankelijk van de gebruikte draadaanvoereenheid.
**) De minimale grondstroom en pulsstroom zijn afhankelijk van het gebruikte type machine.
***) De synergische lijn bij aflevering: massieve draad (Fe), beschermgas CO
****) Aangepast in het configuratiemenu MIG/MAG-basisinstellingen.
In stappen vanInstellingsbereik
met draad van 1,2 mm.
2
Syner
gisch
afhanke
lijk
baar in
synergie
4.2Uitleg van de verschillende functies
Spanning
Een hogere spanning zorgt voor een langere boog en produceert een heter en
breder lasbad.
De spanningsinstelling is verschillend in de synergische en niet-synergische modus.
In de synergische modus wordt de spanning ingesteld als een positieve of negatieve
compensatie van de synergische lijn van de spanning. In de niet-synergische modus
wordt de spanningswaarde ingesteld als een absolute waarde.
De spanning wordt ingesteld in het meetdisplay, het lasdata-instelmenu , of het
snelkeuzemenu. U kunt ook de afstandsbediening gebruiken voor de instelling.
Draadaanvoersnelheid
Voor instelling van de gewenste draadaanvoersnelheid in meter/minuu
De draadaanvoersnelheid wordt ingesteld in het meetdisplay, lasdata-instelmenu , of
het snelkeuzemenu. U kunt ook de afstandsbediening gebruiken voor de instelling.
Smoorspoelwerking
Hoge smoorspoelwerking geeft een breder lasbad en minder spatten. Lage smoor
spoelwerking produceert een harder geluid maar een stabielere en geconcentreer
de boog.
De smoorspoelwerking wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Geldt alleen voor MIG/MAG-lassen met korte boog/boogspray.
Regulatortype
Beïnvloedt het kortsluitingsproces en de hitte in de las.
De hoogste van de twee stroomwaarden bij pulsstroom.
De pulsstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu met de synergiefunctie
uitgeschakeld.
Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Pulstijd
De tijdsduur van een actieve stroompuls tijdens een pulsperiode.
De pulsstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu met de synergiefunctie
uitgeschakeld.
Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Pulsfrequentie
Tijd voor grondstroom die samen met de tijd voor de pulsstroom de pulsperiode
bepaalt.
De pulsfrequentie wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu met de synergiefunctie
uitgeschakeld.
Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Grondstroom
De laagste van de twee stroomwaarden bij pulsstroom.
De grondstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu met de synergiefunctie
uitgeschakeld. Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Stroom
Pulsstroom
GrondstroomPulstijdPeriode pulstijd
MIG/MAG-lassen met pulsering.
Slope
Tijd
Slope betekent dat de pulsstroom langzaam naar de ingestelde waarde stijgt/zakt.
De slope-parameter kan in negen stappen worden ingesteld, waarbij elke stap
overeenkomt met 100 μs.
De slope is van belang in verband met het geluid. Een korte slope geeft een luidere,
scherpere toon. Een te geleidelijk verlopende slope kan in het ergste geval de
capaciteit van de puls beïnvloeden en de druppel afknijpen.
De slope wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu met de synergiefunctie
uitgeschakeld.
Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Ka is het proportionele element en komt overeen met de versterking van de
regelaar. Een lage waarde betekent dat de spanning niet nauwkeurig op een
constant niveau kan worden gehouden.
Ka wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu interne constanten met de
synergiefunctie uitgeschakeld.
Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Ki
Ki is het integrerende element dat op de lange termijn probeert de fout uit te sluiten.
Ook hier geeft een lage waarde een zwakker regulerend effect.
Ki wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu interne constanten met de
synergiefunctie uitgeschakeld.
Alleen van toepassing bij MIG/MAG-lassen met pulsering.
Synergie
Iedere combinatie van draadsoort, draadafmeting en gasmengsel vereist een unieke
verhouding tussen draadaanvoersnelheid en spanning (booglengte) teneinde een
stabiele lasboog verkrijgen. De spanning (booglengte) past zich automatisch aan de
vooraf geprogrammeerde synergische lijn aan, wat het vinden van de juiste
lasparameters sterk vereenvoudigt. Het verband tussen de draadaanvoersnelheid en
andere parameters wordt de ”synergische lijn” genoemd.
Zie de tabellen op pagina 86 voor combinaties van draad en gas.
Het is ook mogelijk om andere pakketten synergische lijnen te bestellen, maar deze
moeten worden geïnstalleerd door een erkende ESAB-technicus.
Zie voor het ontwerpen van uw eigen synergische lijnen hoofdstuk 10.8
Activering van de synergie gebeurt in het lasdata-instelmenu.
Fase
In deze functie wordt een keuze gemaakt tussen primair en secundair.
Hoge instellingen worden opgegeven in primair en lage instellingen in secundair.
De instellingen worden gebruikt om te bepalen of de primaire of secundaire
instellingen beschikbaar moeten zijn voor bewerking. Ze bepalen ook welke
gegevens worden beïnvloed in de meet- en afstandsbedieningsmodus. De in het
meetdisplay weergegeven draadaanvoersnelheid toont de snelheid in de
geselecteerde fase. De spanning, de stroom en het lasvermogen worden gebaseerd
op de metingen in beide fasen.
U kunt verschillende synergische waarden kiezen in de primaire en secundaire
fasen.
De primaire of secundaire fase wordt ingesteld in MIG/MAG STEL IN (SET) met
SuperPulse geselecteerd en synergie uitgeschakeld.
Gasvoorstroomtijd
Deze waarde reguleert de tijd waarin het beschermgas stroomt voordat de boog
wordt ontstoken.
Gasvoorstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu Startwaarde.
Bij een kruipstart wordt de lasdraad op 50% van de ingestelde snelheid aange
voerd tot de draad elektrisch contact met het werkstuk maakt.
Bij een hot start is dit 50% van de hot start-tijd.
Kruipstart wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu Startwaarde.
Softstart
Softstart houdt in dat de draadaanvoer stopt als de lasdraad tegen het werkstuk kort
sluit. De aanvoereenheid begint de lasdraad om te keren totdat het circuit met het werk
stuk wordt onderbroken en de boog ontsteekt. De aanvoereenheid start vervolgens om
de lasdraad in de juiste richting te voeren en er wordt een lasstart uitgevoerd.
Softstart wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu startwaarde.
Van toepassing op lassen met aanvoereenheden die omgekeerde draadaanvoer on
dersteunen.
Hot start
Bij een hot start worden de draadaanvoersnelheid en spanning gedurende een
instelbare tijd verhoogd aan het begin van het lasproces. Het hoofddoel hiervan is
om meer energie te leveren tijdens de lasstart, waardoor de kans op een slechte
samensmelting aan het begin van de lasverbinding wordt verkleind.
Synergisch - hot start
De draadaanvoersnelheid kan gedurende een bepaalde periode worden verhoogd
om zo meer energie te leveren tijdens de lasstart en een goede penetratie te
waarborgen. De snelheid wijkt dan af van de normale draadaanvoersnelheid. De tijd
begint als de boog wordt ontstoken en de lengte is de ingestelde hot start-tijd.
Synergie geeft een toename van de draadaanvoersnelheid met 2 m/min.
Niet-synergisch - hot start
Als niet-synergisch is geselecteerd, kan de spanning worden ingesteld.
Tijdens niet-synergisch en pulseren kunnen spanning, pulsstroom, grondstroom en
frequentie worden ingesteld.
NB!: Het is mogelijk om negatieve waarden in te stellen voor de draadaanvoereen
heid en spanning bij hot start. Deze instellingen kunnen worden gebruikt met hoge
lasdata om een soepele lasstart te krijgen door de waarden van de lasdata
geleidelijk op te voeren.
Hot start wordt geactiveerd in het meetdisplay of in het lasdata-instelmenu
Startwaarde.
Touch sense
Het systeem detecteert wanneer de draad in contact komt met het werkstuk.
Touch sense wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu Startwaarde.
Kratervulling maakt een gecontroleerde reductie in hitte en omvang van het lasbad
mogelijk als de las wordt afgerond. Dit maakt het makkelijker poriën, hittescheuren
en kraters in de lasnaad te voorkomen.
In de pulslasmodus kan worden gekozen tussen een pulserende en niet-pulserende
kratervulling.
Niet-pulserende kratervulling is een snellere werkmethode. Pulserende kratervulling
duurt iets langer, maar resulteert in een spatvrije kratervulling als de juiste waarden
worden gebruikt.
Synergisch - kratervulling
In de synergische modus worden de kratervultijd en de eindwaarde van de
draadaanvoersnelheid ingesteld voor zowel pulserende als niet-pulserende
kratervulling. De spanning en de pulsparameters zakken naar de eindwaarden met
behulp van synergie.
Niet-synergisch - kratervulling
In de niet-synergische modus kunnen de instellingen worden gewijzigd om een
andere booglengte in te stellen voor het einde van de kratervulling. Een eindtijd voor
de eindwaarde van kratervulling kan ook worden ingesteld.
De eindspanning kan worden ingesteld op niet-pulserende kratervulling. De
eindspanning, eindpulsstroom, eindwaarde van de grondstroom en eindwaarde van
de frequentie kunnen worden ingesteld op pulserende kratervulling.
De eindwaarden moeten altijd gelijk of lager zijn dan de ingestelde waarden voor
continulassen. Als de instellingen voor continulassen onder de ingestelde
eindwaarden komen, worden ook de eindwaarden verlaagd. De eindwaarden
worden niet automatisch verhoogd als de instellingen voor continulassen worden
verhoogd.
Voorbeeld:
U hebt 4 m/min ingesteld als eindwaarde voor de draadaanvoersnelheid en u
verlaagt de draadaanvoersnelheid naar 3,5 m/min. De eindwaarde van de
draadaanvoersnelheid wordt eveneens verlaagd naar 3,5 m/min. De eindwaarde van
de draadaanvoersnelheid blijft ingesteld op 3,5 m/min, zelfs als de draadaanvoers
nelheid weer wordt verhoogd.
Kratervulling wordt geactiveerd in het meetdisplay of in het lasdata-instelmenu
Stopwaarde.
Afknijppuls
De afknijppuls is een puls die zorgt dat er geen bal wordt gevormd op de draad als
het lassen stopt.
Geldt alleen voor MIG/MAG-lassen met korte boog/boogspray. Als de pulslas eindigt
met een puls, dan heet dit een ”eindpuls”.
De afknijppuls wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu Stopwaarde.
Nabrandtijd is de vertraging tussen het tijdstip waarop de lasdraad begint met rem
men tot het tijdstip waarop de stroombron de lasspanning uitschakelt. Een te korte
nabrandtijd resulteert na het lassen in een langere ”draadpeuk”. Er bestaat dan
een kans dat de draad in het stollende lasbad blijft steken. Een te lange nabrandtijd
resulteert in een kortere ”draadpeuk”, waarbij de kans bestaat dat de lasboog in het
lasmondstuk slaat.
Nabrandtijd wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu Stopwaarde.
Afsluiting
Selecteer hier Eindpuls of SCT (kortgesloten afsluiting). SCT is een functie die voor klei
ne herhaalde kortsluitingen aan het einde van het lassen zorgt totdat de draadaanvoer
volledig gestopt is en het contact met het werkstuk verbroken is.
Afsluiting wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu stopwaarde.
Van toepassing op lassen met aanvoereenheden die omgekeerde draadaanvoer on
dersteunen.
Release pulse
Als de draad vast komt te zitten in het werkstuk, wordt dit door het systeem
gedetecteerd. Er wordt een pulsstroom verstuurd die de draad vrijmaakt van het
oppervlak.
Van toepassing op MIG/MAG-lassen met korte boog/boogspray en kort pulseren.
Tijdens pulseren wordt de afronding gesynchroniseerd met een puls (eindpuls), die
tussen 20 en 200% kan worden ingesteld.
Deze instelling wordt aangepast in het configuratiemenu MIG/MAG-basisinstellin
gen.
Gasnastroomtijd
Deze waarde reguleert de tijd waarin het beschermgas stroomt nadat de boog is
gedoofd.
Gasnastroomtijd wordt ingesteld in het menu lasdata-instellingen Stopwaarde.
Instelgrenswaarden en meetgrenswaarden
Bij grenswaarden wordt een grenswaardenummer geselecteerd. Zie voor
instellingen het hoofdstuk 10.4 ”Instelgrenswaarden bewerken” en het hoofdstuk
10.5 ”Meetgrenswaarden bewerken”.
Grenswaarden worden geactiveerd in het lasdata-instelmenu.
Puntlassen
Puntlassen wordt gebruikt als u dunne platen aan elkaar wilt puntlassen.
NB! Het is niet mogelijk om de lastijd te verkorten door de schakelaar los te laten.
Puntlassen wordt geactiveerd en de puntlastijd wordt ingesteld in het
lasdata-instelmenu.
QSet wordt gebruikt om de instelling van lasparameters te vergemakkelijken.
Gebruik de plus-/minknoppen om de booglengte stapsgewijs te vergroten of te
verkleinen van -18 tot + 18.
KORTE LASBOOG
Als u gaat lassen met een nieuw draad- of gastype, stelt QSet automatisch alle
benodigde lasparameters in. Vervolgens slaat QSet alle gegevens op om een goede
las te produceren. De spanning wordt vervolgens automatisch aangepast aan
veranderingen in de draadaanvoersnelheid.
SPRAY
Als u contact maakt met de boogsprayomgeving moet de waarde voor QSet
toenemen. Schakel de QSet-functie uit als u met pure boogspray last. Alle
instellingen worden overgenomen van QSet, met uitzondering van de spanning die
moet worden ingesteld.
Aanbeveling: Las de eerste keer (6 seconden) met QSet op testmateriaal om alle
juiste gegevens te verzamelen.
De QSet-waarde wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu voor het lasproces
MIG/MAG en de KSB/OPENBOOG-methode.
4.2.2Synergiegroep
Het is mogelijk om voor mechanisch lassen uit de drie synergiegroepen te kiezen:
STANDAARD
ROBOT
SAT
De verhouding tussen lassnelheid en plaatdikte voor de verschillende
synergiegroepen:
De synergiegroep ROBOT wordt gebruikt voor robotlassen of ander mechanisch las
sen. Deze is geschikt voor hogere overdrachtsnelheden dan bij lassen op standaard lij
nen.
SAT staat voor Swift Arc Transfer. Deze synergiegroep is geschikt voor hoge over
drachtsnelheden , voor extreme hoeken en voor plaatdiktes van 2-3 mm.
Voor combinaties van draad en gas voor SAT, zie de tabellen op pagina 86.
De synergiegroep wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu voor het proces
MIG/MAG.
4.3SuperPulse
Hoofdmenu Proces Methode
De SuperPulse-methode wordt gebruikt voor een verbeterde controle over het
lasbad en het stollingsproces. Het lasbad krijgt tijd om te stollen tussen iedere
pulsering.
Voordelen van het gebruik van SuperPulse:
Minder gevoeligheid voor variaties in de beginopening
Betere beheersing van het lasbad tijdens positielassen
Betere beheersing van penetratie en penetratieprofiel
Verminderde gevoeligheid voor ongelijkmatige warmtegeleiding
SuperPulse kan worden beschouwd als een vooraf geprogrammeerde omschakeling
tussen twee MIG/MAG-instellingen. De tijdintervallen worden bepaald door de
primaire en secundaire gefaseerde tijdinstellingen.
Het lasproces start altijd vanuit de primaire fase. Als hot start is geselecteerd,
worden de primaire instellingen gebruikt tijdens de hot start-tijd in plaats van de
gefaseerde tijdinstelling voor de primaire instellingen. Kratervulling is altijd
gebaseerd op secundaire instellingen. Als een stopopdracht wordt gegeven tijdens
de primair gefaseerde tijdinstelling, schakelt het proces onmiddellijk over naar de
secundaire instellingen. De afronding is gebaseerd op de secundaire instellingen.
4.3.1Draad- en gascombinaties
Zie voor combinaties van draad en gas de tabellen op pagina 86.
Hieronder kunt u zien welke pulslasmethode kan worden gebruikt, afhankelijk van de
dikte van het te lassen materiaal.
Warmte
C
Spray in primaire fase en
pulsering in secundaire fase
B
Pulsering in primaire fase en
pulsering in secundaire fase
A
Pulsering in primaire fase en
korte boog in secundaire
fase
Plaatdikte
4.3.3Draadaanvoereenheid
Gebruik alleen draadaanvoereenheid Feed 3004 bij SuperPulse-lassen.
Voorzorgsmaatregelen!
Bij het gebruik van SuperPulse is er een aanzienlijke belasting op de
draadaanvoereenheid. Om de functionele veiligheid van de draadaanvoereenheid
niet in gevaar te brengen, moeten de grenswaarden uit het volgende diagram
worden gebruikt.
De grafieken voor 15 m/min en 20 m/min verwijzen naar de primaire draaidaan
voersnelheid. De cyclustijd is de som van de primaire en secundaire fasetijd.
Het verschil tussen de primaire en secundaire draadaanvoersnelheid mag de
snelheid niet overschrijden die is aangegeven in de grafiek voor de primaire
draadaanvoersnelheid.
Voorbeeld: Als de cyclustijd 0,25 is en de primaire draadaanvoersnelheid is 15
m/min, dan mag het verschil tussen de primaire en secundaire draadaanvoersnel
heid niet boven de
6 m/min uitkomen.
Lasvoorbeeld A
In dit voorbeeld lassen we een plaat van 10 mm met 1,2 mm aluminiumdraad en
argon beschermgas
Geef via het bedieningspaneel de volgende instellingen op:
ProcesSuperPulseSuperPulse
FasePrimairSecundair
MethodeKorte boog/boogsprayPulsering
DraadtypeAlMgAlMg
BeschermgasArAr
Draaddiameter1,2 mm1,2 mm
Spanning(+ 1,0V)(+ 3,0V)
Draadaanvoersnelheid15,0 m/min11,0 m/min
Fasetijd0,1 s0,1 s
De primaire en secundaire fasetijd is 0,1 s + 0,1 s = 0,2s.
Het verschil in draadaanvoersnelheid is 15,0 m/min - 11,0 m/min = 4 m/min.
Lasvoorbeeld B
In dit voorbeeld lassen we een plaat van 6 mm met 1,2 mm aluminiumdraad en
argon beschermgas.
Geef via het bedieningspaneel de volgende instellingen op:
ProcesSuperPulseSuperPulse
FasePrimarySecondary
MethodePulseringPulsering
DraadtypeAlMgAlMg
BeschermgasArAr
Draaddiameter1,2 mm1,2 mm
Spanning(+ 1,0V)(+ 2,0V)
Draadaanvoersnelheid12,5 m/min9,0 m/min
Fasetijd0,15 s0,15 s
De primaire en secundaire fasetijd is 0,15 s + 0,15 s = 0,3 s.
Het verschil in draadaanvoersnelheid is 12,5 m/min - 9,0 m/min = 3,5 m/min.
MMA-lassen wordt ook wel lassen met beklede elektroden genoemd. De lasboog smelt
de elektrode en de bekleding van de elektrode vormt de beschermende slak.
De tabel op pagina 88 toont de draaddiameters die u kunt selecteren voor
MMA-lassen.
5.1MMA-lassen met gelijkstroom
InstellingenInstellingsbereikIn stappen vanSyner
gisch
afhanke
lijk
Stroom*16 - 650 A1 Ax
Druk lasboog0 - 100%1%x
Min. stroomfactor0 - 100%1%x
Regulatortype0 - 1x
SynergieUIT of AAN--Hot startUIT of AAN-x
Hot start-tijd1 - 301x
Hot start-amplitude%-x
Instelgrenswaarden0 - 501-Meetgrenswaarden0 - 501--
*) Maximale stroom is afhankelijk van de gebruikte apparatuur.
Aanpas
baar in
synergie
5.2MMA-lassen met wisselstroom
InstellingenInstellingsbereikIn stappen vanSyner
gisch
afhanke
lijk
Stroom*16 - 650 A1 Ax
Druk lasboog0 - 100%1%x
Min. stroomfactor0 - 100%1%x
Regulatortype0 - 1x
SynergieUIT of AAN--Hot startUIT of AAN-x
Hot start-tijd1 - 30x
Hot start-amplitude%-x
Instelgrenswaarden0 - 501-Meetgrenswaarden0 - 501--
Aanpas
baar in
synergie
*) Maximale stroom is afhankelijk van de gebruikte apparatuur.
Een hogere stroom zorgt voor een breder lasbad en een betere penetratie in het
werkstuk.
De spanning wordt ingesteld in het meetdisplay, het lasdata-instelmenu , of het
snelkeuzemenu.
Druk lasboog “Arc force”
Door de druk van de lasboog wordt bepaald hoe de stroom verandert als reactie op
een verandering in de booglengte. Een lagere waarde zorgt voor een minder krom
me boog met minder spatten.
De druk van de lasboog wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu met de
synergiefunctie uitgeschakeld.
Min. stroomfactor
De instelling van de min. stroomfactor wordt gebruikt bij het gebruik van bepaalde
specifieke elektrodes.
Deze instelling mag niet worden gewijzigd.
Regulatortype
Beïnvloedt het kortsluitingsproces en de hitte in de las.
Deze instelling mag niet worden gewijzigd.
Synergie
Synergie voor MMA-lassen betekent dat de voeding automatisch de instellingen van
het geselecteerde elektrodetype en de diameter van de eletrode optimaliseert.
Synergie voor MMA-lassen wordt geactiveerd in het lasdata-instelmenu.
Hot start”
Hot start verhoogt de lasstroom gedurende een bepaalde tijd aan het begin van het
lasproces. Zo wordt de kans op slechte samensmelting aan het begin van de las
verbinding verkleind.
Hot start voor MMA-lassen wordt geactiveerd in het lasdata-instelmenu.
Instelgrenswaarden en meetgrenswaarden
Bij grenswaarden wordt een grenswaardenummer geselecteerd. Zie voor
instellingen het hoofdstuk 10.4 ”Instelgrenswaarden bewerken” en het hoofdstuk
10.5 ”Meetgrenswaarden bewerken”.
Grenswaarden worden geactiveerd in het lasdata-instelmenu.
Bij TIG-lassen wordt het metaal van het werkstuk gesmolten met behulp van een boog
die wordt ontstoken door een wolfraamelektrode. De elektrode zelf smelt niet. Het las
bad en de elektrode worden beschermd door een beschermgas.
Pulsstroom
Pulserend lassen wordt gebruikt voor een betere beheersing van het lasbad en
stollingsproces. De pulsfrequentie is zo laag ingesteld dat het lasbad tussen iedere
puls de tijd krijgt gedeeltelijk te stollen. Voor het instellen van pulserend lassen zijn
vier parameters nodig: pulsstroom, pulstijd, grondstroom en grondstroomtijd.
6.1Instellingen in het lasdata-instelmenu
6.1.1TIG-lassen zonder pulsering met gelijkstroom
InstellingenInstellingsbereikIn stappen van
HF/LiftArcHF of LiftArcLive TIG-start*-Tweetakt/viertaktTweetakt of viertaktStroom*4 - 500 A1 A
Slope-uptijd0 - 25 s0,1 s
Slope-downtijd0 - 25 s0,1 s
Gasvoorstroom0 - 25 s0,1 s
Gasnastroom0 - 25 s0,1 s
HF automatische startpulsOFF or ONHF startpuls4-500 A1 A
Instelgrenswaarden0 - 501
Meetgrenswaarden0 - 501
*) Afhankelijk van welk type machine wordt gebruikt.
HF/LiftArcHF of LiftArcTweetakt/viertaktTweetakt of viertaktPulsstroom*4 - 500 A1 A
Grondstroom4 - 500 A1 A
Pulstijd0,001 - 5 s0,001 s
Grondstroomtijd0,001 - 5 s0,001 s
Slope-uptijd0 - 25 s0,1 s
Slope-downtijd0 - 25 s0,1 s
Gasvoorstroom0 - 25 s0,1 s
Gasnastroom0 - 25 s0,1 s
HF automatische startpulsOFF or ONHF startpuls4-500 A1 A
Instelgrenswaarden0 - 501
Meetgrenswaarden0 - 501
*) Maximale stroom is afhankelijk van de gebruikte apparatuur.
6.1.3TIG-lassen zonder pulsering met wisselstroom
InstellingenInstellingsbereikIn stappen van
HF/LiftArcHF of LiftArcTweetakt/viertaktTweetakt of viertaktStroom*4 - 500 A1 A
Slope-uptijd0 - 25 s0,1 s
Slope-downtijd0 - 25 s0,1 s
Gasvoorstroom0 - 25 s0,1 s
Gasnastroom0 - 25 s0,1 s
Voorverwarming0 - 1001
FrequentieHz?
Balans%1%
CompensatieA
Instelgrenswaarden0 - 501
Meetgrenswaarden0 - 501
*) Maximale stroom is afhankelijk van de gebruikte apparatuur.
Bij de HF-functie wordt de boog met behulp van een elektrodevonk ontstoken.
Deze vonk ontstaat als de elektrode dichter bij het werkstuk wordt gebracht.
HF wordt geactiveerd in het hoofdmenu Startmethode.
LiftArct
De LiftArc-functie ontsteekt de boog als de elektrode met het werkstuk in contact
wordt gebracht en er daarna weer van af wordt bewogen.
De boog ontsteken met de LiftArc-functiet. Stap 1: de elektrode wordt in contact gebracht met het
werkstuk. Stap 2: de schakelaar wordt ingedrukt en er begint een lage stroom te lopen. Stap 3: de
lasser haalt de elektrode van het werkstuk: de boog wordt ontstoken en de stroom stijgt automatisch
naar de ingestelde waarde.
LiftArc wordt geactiveerd in het hoofdmenu ³ Startmethode.
”Live TIG-start”
Met ”Live TIG start” ontsteekt de boog als de wolframelektrode in contact wordt
gebracht met het werkstuk en er daarna weer van wordt verwijderd.
- “Live TIG-start” kunt in het procesmenu activeren.
In werking als de tweetaktregeling van de lastoorts wordt gebruikt.
Slope downGasnastroom
Als de TIG-schakelaar in de tweetaktmodus wordt ingedrukt (1), wordt de
gasvoorstroom gestart (indien gebruikt) en wordt de boog ontstoken. De stroom stijgt
naar de ingestelde waarde (deze wordt gereguleerd door de slope-upfunctie, indien
ingeschakeld). Als de schakelaar op de lastoorts wordt losgelaten (2), daalt de
stroom (of wordt de slope-down geactiveerd) en wordt de boog gedoofd.
Gasnastroom volgt, indien in werking.
Tweetakt wordt geactiveerd in het hoofdmenu ³ schakelaarmodus of in het
meetdisplay.
Viertakt
GasvoorstroomSlope
up
Slope downGasnastroom
In werking als de viertaktregeling van de lastoorts wordt gebruikt.
Als de schakelaar in de viertaktmodus wordt ingedrukt (1), wordt de gasvoorstroom
gestart (indien gebruikt). Na afloop van de gasvoorstroomtijd stijgt de stroom tot het
controleniveau (een paar ampère) en wordt de boog ontstoken. Als de schakelaar
wordt losgelaten (2), stijgt de stroom tot de ingestelde waarde (met slope up, indien
in gebruik). Als de lasser klaar is, drukt hij nogmaals op de schakelaar van de
lastoorts (3), zodat het huidige stroomniveau weer daalt (met slope down, indien in
gebruik). Als de schakelaar weer wordt losgelaten (4), dooft de boog en begint de
gasnastroom.
Viertakt wordt geactiveerd in het hoofdmenu ³ schakelaarmodus of in het
meetdisplay.
Stroom
Een hogere stroom zorgt voor een breder lasbad en een betere penetratie in het
werkstuk.
De spanning wordt ingesteld in het meetdisplay, het lasdata-instelmenu , of
het snelkeuzemenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met constante stroom.
De hoogste van de twee stroomwaarden bij pulsstroom. Bij het pulseren worden ook
slope up en slope down gepulseerd.
De pulsstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met pulsering.
Grondstroom
De laagste van de twee stroomwaarden bij pulsstroom.
Grondstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met pulsering.
Pulstijd
De tijdsduur van een actieve stroompuls tijdens een pulsperiode.
De pulstijd wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met pulsering.
Grondstroomtijd
Tijd voor grondstroom die samen met de tijd voor de pulsstroom de pulsperiode
bepaalt.
De grondstroomtijd wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met pulsering.
Stroom
Grondstroom
tijd
Pulsstroom
Grondstroom Pulstijd
Tijd
TIG-lassen met pulsering.
Slope up
De slope-up is de tijd waarin de stroom geleidelijk naar de ingestelde waarde stijgt
nadat de TIG-boog is ontstoken. Zo wordt de elektrode geleidelijker verhit en kan
de lasser de elektrode goed plaatsen voordat de ingestelde lasstroom wordt
bereikt.
Slope up wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Slope down
Bij TIG-lassen wordt gebruikt gemaakt van een aflooptijd (slope-down). De stroom
daalt dan ”langzaam” binnen een bepaalde tijd ter voorkoming van kraters en/of
scheuren in de lasnaad.
Slope down wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Een lagere frequentie (wisselstroom) brengt meer warmte op het werkstuk over en
produceert een breder lasbad.
Een hogere frequentie produceert een smallere boog met een hogere arc force
(smaller lasbad).
Gasnastroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met wisselstroom.
Balans
De balans tussen de halve periode van de positieve (+) en negatieve (-) elektrode
bij het lassen met wisselstroom (AC).
Een lagere balanswaarde genereert meer warmte op de elektrode en zorgt ervoor
dat het oxide op het werkstuk beter wordt afgebroken.
Een hogere balanswaarde genereert meer warmte op het werkstuk en zorgt voor
een betere penetratie.
De balans wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met wisselstroom.
Compensatie
Met deze functie wordt het nulniveau verhoogd of verlaagd.
Met een verhoogd nulniveau wordt het werkstuk heter, wat resulteert in een betere
penetratie.
Met een verlaagd nulniveau wordt de elektrode heter en verslechtert de penetratie.
De compensatie wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu.
Alleen van toepassing bij TIG-lassen met wisselstroom.
6.3Uitleg overige functies
Gas spoelen
Het spoelen met gas wordt gebruikt voor het meten van de gasstroom, of om om
de gasslangen vrij te maken van lucht of vocht voordat u met het lassen begint. Zo
lang de schakelaar wordt ingedrukt wordt het gas gespoeld, de spanning of draad
aanvoer wordt niet gestart.
Voor elektrisch gutsen wordt een speciale elektrode gebruikt die bestaat uit een
koolstofstaaf met een koperen omhulsel.
Er wordt een boog gevormd tussen de koolstofstaaf en het werkstuk die het mate
riaal smelt. Er wordt lucht aangevoerd om het gesmolten materiaal weg te blazen.
Voor elektrisch gutsen kunnen elektrodes van de volgende afmetingen worden
gebruikt: 4,0, 5,0, 6,0, 8,0, 10 en 13 mm.
Elektrisch gutsen wordt niet aanbevolen voor voedingen van minder dan 400 A.
Het bedieningspaneel bestaat in feite uit twee eenheden: het werkgeheugen en het
lasdatageheugen.
Opslaan
WerkgeheugenLasdatageheugen
Oproepen
In het werkgeheugen wordt een volledige set lasgegevens aangemaakt die kan
worden opgeslagen in het lasdatageheugen.
Tijdens het lassen bestuurt de inhoud van het werkgeheugen het lasproces. Het is
daarom ook mogelijk om een set lasgegevens uit het lasdatageheugen op te roepen
naar het werkgeheugen.
Het werkgeheugen bevat altijd de meest recente set lasgegevens. Dit kunnen
instellingen uit het lasdatageheugen zijn of instellingen die u zelf hebt aangepast.
Het werkgeheugen is dus nooit leeg en wordt nooit gereset.
Als het lasdatageheugen leeg is, verschijnt het volgende scherm in het display.
WELD DATA MEMORY
We gaan nu een set
lasgegevens opslaan.
De instelling krijgt
geheugepositie 5. Druk
op OPSLAAN (STO
RE). Positie 1 wordt
weergegeven. Draai
één van de instelknop
pen totdat u positie 5
bereikt. Druk op
STORE (OPSLAAN).
STORE
QUIT
WELD DATA MEMORY
Selecteer regel vijf met
5 -
met een van de
knoppen. Druk op
OPSLAAN (STORE).
STORE
Het volgende scherm verschijnt in het display.
WELD DATA MEMORY
De door u ingevoerde
5 - (TIG)
instellingen zijn nu
opgeslagen in regel 5.
QUIT
TIG HF-START
100 AMP
STORERECALL
DELETE
2ND
FUNCTQUIT
Delen van de inhoud van gegevensset nr. 5 worden onder in het display
weergegeven.
Een deel van het hoofdmenu wordt weergegeven en in het menu is het symbool
zichtbaar, wat betekent dat het systeem in de bewerkingsmodus is.
TIG
Selecteer de instelling
die u wilt bewerken en
druk op ENTER. Maak
een keuze uit de lijst en
druk nogmaals op EN
TER.
Druk op STEL IN (SET)
om naar LASDATA IN
STELLEN (WELD DA
TA SETTING) te gaan.
Selecteer de waarden
die u wilt bewerken en
pas deze aan met de
plus-/minknoppen. Sluit
af met TERUG (QUIT).
START METHODHF-START
GUN TRIGGER MODE4-STROKE
TIG HF-START
100 AMP
SET
WELD DATA SETTING
CURRENT100 A
SLOPE UP TIME 0.0 S
SLOPE DOWN TIME 2.0 S
GAS PREFLOW 0.5 S
GAS POSTFLOW 5.0 S
SETTING LIMITS MEASURE LIMITS -
EDIT DESCRIPTION....
QUIT
GAS
PURGE
4-
STROKE
REMQUIT
De instelling voor gegevensset nr. 5 is nu bewerkt en opgeslagen.
Als de blokkeringsfunctie is geactiveerd en het meetdisplay, de afstandbedienings
modus of het snelkeuzemenu actief is, is een wachtwoord (blokkeringscode) vereist
om deze menu's te verlaten.
CODE LOCK
LOCK STATUSOFF
SET / CHANGE LOCK CODE
QUIT
De blokkeringscode wordt geactiveerd in het configuratiemenu.
In de blokkeringscodemodus kunt u de blokkeringsfunctie activeren/deactiveren. De
bestaande blokkeringscode wordt niet verwijderd bij deactivering van de functie. Als
er geen blokkeringscode is opgeslagen en u probeert om de blokkeringscode te
activeren, wordt het toetsenbord weergegeven voor het invoeren van een nieuwe
blokkeringscode.
Om blokkeringscodemodus te verlaten:
Als het meetdisplay of snelkeuzemenu actief is en de blokkeringscode wordt
gedeactiveerd, kunt u deze menu's zonder beperkingen verlaten door op TERUG
(QUIT) of MENU te drukken om naar het hoofdmenu te gaan.
Als deze echter is geactiveerd en u probeert de menu's te verlaten, u verlaat REM
of u drukt op de softwareknop 2ND FUNCT, verschijnt het volgende scherm om de
gebruiker te wijzen op de blokkering.
DRUK OP ENTER VOOR BLOKKERINGSCODE...
PRESS ENTER FOR
LOCK CODE...
Hier kunt u TERUG (QUIT) selecteren om terug te gaan naar het vorige menu of
verdergaan door op ENTER te drukken om blokkeringscode in te voeren.
Vervolgens verschijnt het menu met het toetsenbord, waarin u de code kunt
invoeren. Druk na elk teken op ENTER en bevestig de code door op UITGEVOERD
(DONE) te drukken.
Het volgende tekstkader verschijnt:
NIET-GEBLOKKEERDE EENHEID! (UNIT UNLOCKED!)
UNIT UNLOCKED!
Als de blokkeringscode onjuist is, verschijnt een foutmelding die de gebruiker de
optie biedt het nogmaals te proberen of terug te gaan naar het vorige menu, d.w.z.
het meetdisplay of het snelkeuzemenu.
Als de blokkeringscode juist is, worden alle blokkeringen naar andere menu's
verwijderd, hoewel de blokkeringscode actief blijft. Dit betekent dat u het meetdisplay
en snelkeuzemenu tijdelijk kunt verlaten, maar de blokkeringsmodus nog steeds
actief is als u naar deze menu's terugkeert.
9.1.2Blokkeringscode instellen/wijzigen
In de modus blokkeringscode instellen/wijzigen kunt u een bestaande
blokkeringscode aanpassen of een nieuwe code ingeven. Een blokkeringscode kan
bestaan uit maximaal 16 optionele letters of cijfers.
Een afstandsbediening zonder CAN-busaansluiting moet worden aangesloten via
een adapter. De SuperPulse-methode wordt niet door deze functie ondersteund.
Activeer de afstandbediening na aansluiting in het meetdisplay met de functietoets
AFSTANDSBEDIENING.
9.2.1Negeer aanpassing
MIG/MAG REMOTE CONTROLS
Plaats de cursor op de
regel AFSTANDSBE
DIENINGEN (REMOTE
CONTROLS). Druk op
ENTER voor een lijst
met alternatieven.
FORGET OVERRIDEON
DIGITAL OP5-PROG
ANALOG 1WIRE SPEED
-MIN0.8
-MAX25.0
ANALOG 2VOLTAGE
-MIN-10
-MAX+10
QUIT
Met NEGEER AANPASSING (FORGET OVERRIDE) in de stand AAN (ON) wordt
het laatst opgeroepen geheugen automatisch opgeroepen bij elke start van een
nieuwe las. Hiermee worden de resultaten van alle lasinstellingen die tijdens de
laatste lasprocedure zijn geproduceerd verwijderd.
9.2.2Digitale afstandsbediening configureren
Zonder afstandsbedieningadapter
Bij het aansluiten van een afstandsbediening met CAN-busaansluiting vindt de
configuratie automatisch plaats, DIGITAAL (DIGITAL OP).
Met afstandsbedieningadapter
Als u een digitale afstandsbediening gebruikt, geef dan aan welk type
afstandsbediening u hebt.
Plaats de cursor op de regel DIGITAAL (DIGITAL OP) en druk op ENTER om de lijst
te openen waaruit u een optie kunt kiezen.
Bij het aansluiten van een afstandsbediening met CAN-busaansluiting vindt de
configuratie van ANALOOG 1 en ANALOOG 2 automatisch plaats. De configuratie
kan niet worden gewijzigd.
Met afstandsbedieningadapter
Als u een analoge afstandsbediening gebruikt, kunt u op het bedieningspaneel
aangeven welke potentiometer(s) (maximaal 2) u wilt gebruiken.
De potentiometers worden in het bedieningspaneel aangeduid met ANALOOG 1 en
ANALOOG 2 en verwijzen naar hun eigen set parameters voor het lasproces, bijv.
draadaanvoerparameter (ANALOOG 1) en spanningsparameter (ANALOOG 2) met
MIG/MAG.
Als u de cursor op de regel ANALOOG 1 plaatst en op
ENTER drukt, verschijnt een lijst.
NONE
WIRE SPEED
U kunt nu selecteren of de potentiometer ANALOOG 1 moet worden gebruikt voor
DRAADSNELHEID (WIRE SPEED) of niet moet worden gebruikt, GEEN (NONE).
Selecteer de regel DRAADSNELHEID (WIRE SPEED) en druk op ENTER.
Als u de cursor op de regel ANALOOG 2 plaatst en op
ENTER drukt, verschijnt een lijst.
NONE
VOLTAGE
U kunt nu selecteren of de potentiometer ANALOOG 2 moet worden gebruikt voor
SPANNING (VOLTAGE) of niet moet worden gebruikt, GEEN (NONE).
Selecteer de regel voor SPANNING (VOLTAGE) en druk op ENTER.
Alle configuraties van de afstandsbediening zijn geschikt voor alle aangesloten
draadaanvoereenheden.
Als u ANALOOG 1 uit de configuratie verwijdert, geldt dit voor beide draadaanvoe
reenheden als u twee eenheden gebruikt.
9.2.4Controlebereik instellen
U kunt het controlebereik voor de gebruikte potentiometer(s) instellen. Dit doet u
door met de plus-/mintoetsen op het bedieningspaneel een minimum- en
maximumwaarde in te stellen.
U kunt verschillende spanningswaarden instellen in de synergische en
niet-synergische modus. De spanningsinstelling in synergie is een afwijking (plus of
min) van de synergische waarde. In de niet-synergische modus wordt de
spanningsinstelling weergegeven als een absolute waarde. De ingestelde waarde
geldt alleen voor synergie als u zich in de synergische modus bevindt. Als u zich niet
in de synergische modus bevindt, is dit een absolute waarde.
Er zijn ook verschillende spanningsbeperkingen voor korte boog/boogspray en
pulsering in de niet-synergische modus.
Waarde na resetten
Synergische modus met korte boog/boogspray en pulsering min -10 V - max 10 V
Niet-synergische modus met korte boog/boogspraymin 8 V - max 60 V
Niet-synergisch pulslassenmin. 8 V - max. 50 V
In dit menu kunt u de volgende functies instellen:
Schakelaarfunctie (tweetakt/viertakt)
Viertaktconfiguratie
Functietoetsconfiguratie
Spanningsmeting bij pulslassen
AVC-draadaanvoereenheid
”Release pulse”
9.3.1Schakelaarfunctie (tweetakt/viertakt)
Tweetakt
GasvoorstroomHot
start
In werking als de tweetaktregeling van de lastoorts wordt gebruikt.
LassenKrater
vulling.
Gasnastroom
Gasvoorstroom (indien gebruikt) begint als de schakelaar van de lastoorts wordt
ingedrukt (1). Het lasproces begint. Als de schakelaar wordt losgelaten (2), begint de
kratervulling (indien geselecteerd) en de lasstroom wordt gestopt. Gasnastroom
begint (indien geselecteerd).
TIP: Als u tijdens het kratervullen de schakelaar weer indrukt, gaat het kratervullen
verder totdat de schakelaar wordt losgelaten (stippellijn). Kratervulling kan ook
worden onderbroken door de schakelaar tijdens het proces snel in te drukken en los
te laten.
Tweetakt wordt geactiveerd in het meetdisplay, het configuratiemenu of via een
functietoets in het meetdisplay.
Er zijn drie start- en twee stopposities voor viertakt. Dit is start- en stoppositie 1. Bij
resetten wordt positie 1 geselecteerd. Zie het hoofdstuk 9.3.2 ”Viertaktconfiguratie”.
Gasvoor
stroom
In werking als de viertaktregeling van de lastoorts wordt gebruikt.
Hot
start
LassenKrater
vulling.
Gasnastroom
Gasvoorstroom begint als de schakelaar van de lastoorts wordt ingedrukt (1). als u
de schakelaar loslaat begint het lasproces. Als de schakelaar weer wordt ingedrukt
(3), begint het kratervullen (indien geselecteerd) en wordt de lasstroom verminderd.
Als de schakelaar wordt losgelaten (4), stopt het lasproces en start de gasnastroom
(indien geselecteerd).
TIP: De kratervulling stopt als de schakelaar wordt losgelaten. Als u de schakelaar
ingedrukt houdt, gaat de kratervulling door (de stippellijn).
Viertakt wordt geactiveerd in het meetdisplay, het configuratiemenu of via een
functietoets in het meetdisplay. Het is niet mogelijk om toortsschakelaarmodus
(viertakt) te selecteren, als puntlassen AAN is.
9.3.2Viertaktconfiguratie
In de viertaktconfiguratie beschikt u over verschillende functies voor de viertakt starten stopmodus.
Viertakt startmodus
Gasvoorstroom via schakelaar, zie het hoofdstuk 9.3.1 ”Viertakt”
Gasvoorstroom via timer
Gasstroom
Draadaanvoer
GasvoorstroomLassen
Druk de toortsschakelaar (1) in, de gasvoorstroom start; na afloop van de
gasvoorstroomtijd begint het lasproces. Laat de schakelaar (2) los.
Druk de toortsschakelaar (1) in, de gasvoorstroom start en de hot start is actief
totdat de schakelaar wordt losgelaten (2).
Viertakt stopmodus
Kratervulling via timer met mogelijke verlenging, zie het hoofdstuk 9.3.1
”Viertakt”
Kratervultijd via schakelaar
Gasstroom
Draadaanvoer
Lassen-----Kratervulling----
Druk de schakelaar (3) in. Kratervulling begint en stopt. Als u de schakelaar loslaat
(4) tijdens de kratervultijd (kratervultijd verkort), wordt het lassen onderbroken.
9.3.3Functietoetsconfiguratie
We hebben eerder en beschrijving gegeven van de functietoetsen van het
bedieningspaneel. Bij MIG/MAG-lassen kan de gebruiker de functie van deze
toetsen instellen aan de hand van een lijst met vooraf ingestelde functies. Er zijn
zeven functietoetsen waaraan een functie kan worden toegewezen.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Geen
Gasspoelen
Draadinvoer
Tweetakt of viertakt
Kratervulling AAN/UIT
Kruipstart AAN/UIT
Hot start AAN/UIT
Toortsbediening van lasdata
In het scherm worden twee kolommen weergegeven: een voor functie en een voor
toetsnummer
SOFT KEYS SETUP
FunctionSoft key
NONE
GAS PURGE1
WIRE INCHING2
TRIGGER MODE (2/4)3
CRATER FILL ON/OFF4
CREEP START ON/OFF5
HOT START ON/OFF6
TRIGGER SWITCH7
GAS
PURGE
WIRE
INCH
4-
STROKE
2ND
FUNCTQUIT
Op het paneel zitten vijf functietoetsen. Als u op de toets 2E FUNCT (2ND FUNCT)
drukt, krijgt u toegang tot vijf extra functietoetsen.
Als aan deze toetsen functies worden toegewezen, worden deze van links naar
rechts als volgt genummerd:
123
4567
2ND
FUNCT
QUIT
2ND
FUNCT
Ga verder als volgt om een nieuwe functie aan een functietoets toe te wijzen:
Plaats de cursor op de regel met de functie GEEN (NONE) en druk op de
functietoets waarvan u het nummer wilt wijzigen.
Herhaal dit voor de toets waarvan u het nummer wilt gebruiken.
Plaats de cursor op de regel die u een nieuw toetsnummer wilt geven en druk op
de functietoets waaraan u de functie wilt toewijzen.
Voor de andere toetsen kunt u op dezelfde manier een nieuwe functie toewijzen.
Combineer hiervoor een van de functies in de linkerkolom met een toetsnummer in
de rechterkolom.
9.3.4Spanningsmeting bij pulslassen
De opties voor spanningsmeting bij pulslassen zijn:
Piekwaarde voor pulsspanning PULS
De spanning wordt alleen gemeten tijdens het pulsgedeelte en gefilterd voordat
de spanningswaarde op het display wordt weergegeven.
Gemiddelde spanningswaarde GEMIDDELD (AVERAGE)
De spanning wordt voortdurend gemeten en wordt gefilterd voordat de
spanningswaarde wordt weergegeven.
De meetwaarden die op het display worden weergegeven worden gebruikt als
invoergegevens voor interne en externe kwaliteitsfuncties.
Als u een AVC-draadaanvoereenheid (ARC VOLTAGE CONTROL) hebt
aangesloten, ga dan in het configuratiemenu naar MIG/MAG-basisinstellingen. Druk
op ENTER bij de regel met AVC-draadaanvoereenheid en selecteer AAN. De
apparatuur wordt dan automatisch opnieuw geconfigureerd voor de combinatie met
een AVC-draadaanvoereenheid.
9.3.6”Release pulse”
Als de draad vast komt te zitten in het werkstuk, wordt dit door het systeem
gedetecteerd. Er wordt een pulsstroom verstuurd die de draad vrijmaakt van het
oppervlak.
Selecteer om deze functie in te schakelen RELEASE PULSE in de lijst onder
MIG/MAG-basisinstellingen, druk vervolgens op ENTER en selecteer AAN.
Puntlassen kan worden gebruikt bij het lassen met roestvrijstalen elektroden. Deze
functie houdt in dat de boog wordt ontstoken en gedoofd voor een betere beheer
sing van de hittetoevoer. De elektrode moet iets omhoog worden gebracht om de
boog te doven.
Hier kunt u AAN of UIT selecteren.
9.5Snelkeuzetoetsen
De functietoetsen WELD DATA 1 t/m WELD DATA 4 worden weergegeven in het
snelkeuzemenu. Deze zijn als volgt geconfigureerd:
FAST MODE SOFT KEYS
Plaats de cursor op de
regel van het FUNC
TIETOETSNUMMER
SNELKEUZE
TOETSNR (SOFT KEY
NUMBER).
SOFT KEY NUMBER1
ASSOCIATED WELD DATA5
MIG/MAG SHORT/SPRAY SYNERGIC MODE ON
Fe, C=2, 1.2 mm
+ 3.5 VOLT, 7.6 M/MIN
STORE
DELETEQUIT
De toetsen zijn genummerd 1-4, van links naar rechts. Selecteer de gewenste toets
door het nummer in te voeren met behulp van de plus-/minknoppen.
Ga vervolgens met de knop links omlaag naar de volgende regel GEKOPPELDE
LASDATA (ASSOCIATED WELD DATA). Hier kunt u door de lasgegevens bladeren
die zijn opgeslagen in het lasdatageheugen. Selecteer het gewenste lasdatanummer
met de plus-/minknoppen. Druk op OPSLAAN (STORE) om op te slaan. Druk om de
opgeslagen gegevensset te verwijderen op ANNULEER (DELETE).
9.6Dubbele startbron
Als deze optie geactiveerd is (AAN), kunt u zowel MIG/MAG-lassen via de startinput
van de draadaanvoereenheid als via de TIG-startinput van de voeding en vice versa.
Als het lasproces wordt begonnen vanaf een startsignaalinput dan moet er via
dezelfde input worden gestopt.
9.7Toetsbediening via afstandsbediening
Hoofdmenu Configuratiemenu Toetsblokk. by afstand bed.
Normaal gesproken kunt u geen instellingen verrichten met de druktoetsen als het
paneel in de afstandsbedieningsmodus staat. Als TOETSBLOKK. BY AFSTAND
BED. is ingeschakeld, kan de stroom, draadaanvoer of spanning worden ingesteld
met het bedieningspaneel en met de afstandsbediening.
Als TOETSBLOKK. BY AFSTAND BED. in combinatie met grenswaarden wordt
gebruikt, kan het gebruik van de machine tot een bepaald instellingsbereik worden
beperkt. Dit geldt voor de volgende instellingen: draadaanvoer en spanning voor
MIG/MAG-lassen, stroominstelling voor MMA- en TIG-lassen, pulsstroom bij
TIG-lassen met pulsering.
9.8WF supervisie
Hoofdmenu Configuratiemenu WF supervisie
WF SUPERVISIE moet normaal gesproken geactiveerd (AAN) zijn. De functie wordt
voor klantspecifieke oplossingen gebruikt.
Als een set lasgegevens is opgeroepen vanaf een geheugenpositie in het
lasdatageheugen en u de instellingen wilt wijzigen, dan worden de wijzigingen
automatisch opgeslagen in de geheugenpositie als u een nieuwe gegevensset
oproept vanuit het geheugen.
Handmatige opslag van lasgegevens in een geheugenpositie blokkeert de volgende
automatische opslagactie.
De geheugenpositie waarin de gegevensset wordt opgeslagen wordt weergegeven
in de rechter bovenhoek van het meetdisplay.
Selecteer de geheugennummers waar de relevante lasgegevens zijn opgeslagen
met de plus-/mintoetsen en druk daarna op OPSLAAN (STORE).
De regel GESELECTEERDE LASDATA (SELECTED WELD DATA) geeft aan welke
lasgegevens zijn geselecteerd en in welke volgorde deze verschijnen, van links naar
rechts. De lasgegevens voor de laatst geselecteerde positie worden weergegeven
onder de lijn in het display.
Om lasgegevens te verwijderen volgt u dezelfde procedure maar drukt u op de toets
ANNULEER (DELETE).
Als u meerdere draadaanvoereenheden (maximaal 4) aansluit, gebruik dan
draadaanvoereenheden zonder lasdata-eenheid, d.w.z. met een leeg
bedieningspaneel..
Alle aan de klant geleverde draadaanvoereenheden hebben identiteit nummer 1.
Het eerste dat u moet doen als u meerdere draadaanvoereenheden aansluit is het
ID-nummer van een van de eenheden wijzigen.
Ga verder als volgt om het ID-nummer te wijzigen:
Sluit de eerste draadaanvoereenheid aan en ga naar het menu DUBBELE
DRAADAANV.EENH. (MULTIPLE WIRE FEEDERS).
Druk op de schakelaar en laat deze weer los om de draadaanvoereenheid in te
schakelen.
Lees vervolgens op de eerste regel af welk ID-nummer aan de draadaanvoe
reenheid is toegewezen (dit moet de eerste keer 1 zijn). Selecteer vervolgens
een nieuw ID-nummer tussen 2 en 4.
MULTIPLE WIRE FEEDERS
Plaats de cursor op de
regel SELECTIE
CURRENT ID NUMBER-
SELECT A NEW ID NUMBER1
NIEUW ID NR. (SE
LECT A NEW ID NUM
CONNECTED WIRE FEEDERS ID:
BER). Stel met de
plus-/minknoppen het
gewenste nummer tus
sen 1 en 4 in. Druk op
ENTER.
QUIT
In de bovenste regel verandert het ID-nummer in het gewenste nummer.
Sluit de volgende draadaanvoereenheid aan.
Druk op de schakelaar en laat deze weer los om deze draadaanvoereenheid in
te schakelen. U kunt nu aflezen dat de eenheid ID-nummer 1 heeft.
De configuratie is nu voltooid en u kunt de apparatuur normaal gebruiken. Op
dezelfde wijze is het mogelijk om vier draadaanvoereenheden te configureren en te
gebruiken. Het belangrijkste bij het gebruiken van meerdere draadaanvoereenheden
is niet welk ID-nummer ze toegewezen hebben gekregen, maar dat ze verschillende
nummers hebben zodat ze van elkaar kunnen worden onderscheiden.
Let erop dat hetzelfde ID-nummer niet aan twee draadaanvoereenheden wordt
toegewezen. Als dit gebeurt, maak dit dan ongedaan door een van de
draadaanvoerheden los te halen en de bovenstaande procedure opnieuw vanaf het
begin uit te voeren. U kunt altijd het menu ”DUBBELE DRAADAANV.EENH.”
oproepen en het ID-nummer van de aangesloten draadaanvoereenheden
controleren door op de schakelaar te drukken.
Op de regel AANGESLOTEN DRAADAANVOER ID (CONNECTED WIRE FEEDERS
ID) kunt u het ID-nummer van alle aangesloten draadaanvoereenheden aflezen.
9.12Kwaliteitsfuncties
Hoofdmenu Configuratiemenu Kwaliteitsfuncties
De voorwaarden voor het registreren van voltooide lassen worden ingesteld onder
Kwaliteitsfuncties in het configuratiemenu.
Selecteer de regel en druk op ENTER. Als AAN (ON) is geselecteerd, wordt elke las
opgeslagen als een tekstbestand met de extensie .aqd, met elke dag een nieuw
bestand. In de bestanden wordt de volgende informatie geregistreerd:
Starttijd van het lasproces
Duur van het lasproces
Maximale, minimale en gemiddelde stroom tijdens het lassen
Maximale, minimale en gemiddelde spanning tijdens het lassen
Maximale, minimale en gemiddelde vermogen tijdens het lassen
Zie hoofdstuk 10.7 voor meer informatie over de kwaliteitsfunctie.
In dit menu stelt u in hoe vaak het mondstuk moet worden vervangen. Specificeer
het aantal lasstarts waarna het mondstuk moet worden vervangen door de regel
VERVANGINGSTERMIJN MONDSTUK (CONTACT TIP CHANGE INTERVAL) te
selecteren en op ENTER te drukken. Gebruik vervolgens de plus-/minknoppen om
de gewenste waarde in te stellen. Als de service-interval is verstreken, wordt
foutcode 54 weergegeven in het foutlog. Reset door op de functietoets RESET
(RESET) te drukken.
Als TOTALE GEBRUIKSTIJD (TOTAL RUNNING TIME LIMIT) als servicelimiet
wordt geselecteerd in plaats van het aantal lasstarts, wordt contact opgenomen met
een erkende ESAB-technicus.
MAINTENANCE
CONTACT TIP CHANGE INTERVAL0 Welds
WELD COUNT0 Welds
TOTAL RUNNING TIME LIMIT0d00:00:00
TOTAL RUNNING TIME0d00:00:00
RESET
QUIT
9.14Lengte-eenheid
Hoofdmenu Configuratiemenu Lengte-eenheid
Hier wordt de lengte-eenheid geselecteerd, metrisch of in inches:
De frequentie van de meetwaarde wordt hier ingesteld door een waarde tussen 1 en
10 Hz te selecteren met behulp van de plus-/minknoppen.
Meetwaardefrequentie beïnvloedt alleen meetgegevens in de berekeningen van
kwaliteitsgegevens.
9.16Ontgrendelingscode
Hoofdmenu Configuratiemenu Ontgrendelingscode
Met de functie ONTGRENDELINGSCODE (REGISTER KEY) kunt u bepaalde
functies ontgrendelen die niet zijn opgenomen in de basisversie van het
bedieningspaneel. Zie voor meer informatie over deze functies pagina 80.
Neem om toegang te krijgen tot deze functies contact op met ESAB. Als u het
serienummer van de eenheid verstrekt, ontvangt u een ontgrendelingscode die moet
worden ingevoerd in het menu ONTGRENDELINGSCODE (REGISTER KEY).
Druk op CODE INVOEREN (ENTER KEY) en voer de ontgrendelingscode in via het
toetsenbord dat op het display verschijnt. Plaats de cursor op het gewenste teken op
het toetsenbord met de knop links en de pijltjestoetsen. Druk op ENTER. Druk nadat
de tekenreeks is geregistreerd op UITGEVOERD (DONE).
Druk om de ontgrendelingscode te activeren op ACTIVEER (ACTVTE). Er verschijnt
een bericht: CODE GEACTIVEERD (KEY ACTIVATED). Als de registratie is mislukt,
verschijnt het volgende bericht: ONJUISTE CODE (INCORRECT KEY). Controleer in
dat geval de code en probeer het opnieuw.
Foutcodes worden gebruikt om aan te geven dat er een fout is opgetreden in het
lasproces. Dit wordt op het display aangegeven door middel van een pop-upmenu.
In de rechter bovenhoek van het display verschijnt een uitroepteken .
NB! verdwijnt van het scherm zodra u het foutlogmenu opent.
Alle fouten die zich tijdens het gebruik van de lasapparatuur voordoen, worden
opgeslagen als foutmeldingen in het foutlog. Er kunnen maximaal 99 foutmeldingen
worden bewaard. Als het foutlog vol is, d.w.z. als 99 foutmeldingen zijn opgeslagen,
wordt de oudste melding automatisch verwijderd wanneer de volgende fout optreedt.
In het foutlogmenu kan de volgende informatie worden afgelezen:
Het foutnummer van de fout
De datum waarop de fout is opgetreden
De tijd waarop de fout is opgetreden
De eenheid waarin de fout is opgetreden
Het foutbeheernummer van de fout
Hieronder zijn de foutbeheercodes vermeld die de gebruiker zelf kan corrigeren.
Neem contact op met een reparateur als een andere code verschijnt.
Fout
code
12Communicatiefout (waarschuwing)
Beschrijving
1Fout in programmageheugen (EPROM)
Het programmageheugen is beschadigd.
Deze fout schakelt geen functies uit.
Oplossing: Start de machine opnieuw. Neem contact op met een reparateur als de fout
zich blijft voordoen.
2Fout in microprocessor-RAM
De microprocessor kan niet naar het interne geheugen schrijven/lezen.
Deze fout schakelt geen functies uit.
Oplossing: Start de machine opnieuw. Neem contact op met een reparateur als de fout
zich blijft voordoen.
3Fout in extern RAM
De microprocessor kan niet naar het externe geheugen schrijven/lezen.
Deze fout schakelt geen functies uit.
Oplossing: Start de machine opnieuw. Neem contact op met een reparateur als de fout
zich blijft voordoen.
45 V voedingsspanning laag
De voedingsspanning is te laag.
Het huidige lasproces is gestopt en kan niet opnieuw worden gestart.
Oplossing:Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met
een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
5Te hoge/te lage gelijkspanning
De spanning is te hoog of te laag. Een te hoge spanning kan worden veroorzaakt door
sterke fluctuaties in de netspanning of door een slechte voeding (hoge inductiviteit van de
voeding of een ontbrekende fase).
De voeding is uitgeschakeld en kan niet opnieuw worden gestart.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met
een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
6Te hoge temperatuur
De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Het lasproces is gestopt en kan niet worden hervat tot de overhittingsbeveiligingen zijn
gereset.
Oplossing: Controleer of de ventilatieopeningen geblokkeerd of vuil zijn. Controleer de
huidige inschakelduur om er zeker van te zijn dat de eenheid niet wordt overbelast.
7Hoge primaire stroom
De voeding neemt teveel stroom van de aangeleverde gelijkspanning.
De voeding is uitgeschakeld en kan niet opnieuw worden gestart.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met
een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
De CAN-bus van het systeem is tijdelijk overbelast.
De voeding of draadaanvoereenheid heeft geen contact meer met het bedieningspaneel.
Oplossing: Controleer of alle apparatuur goed is aangesloten.
Neem contact op met een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
19Geheugenfout in het door een batterij ondersteunde RAM-geheugen
22Zendbuffer vol
23Ontvangstbuffer vol
25Onjuist formaat lasgegevens
26Programmafout
28Programmagegevens weg
Beschrijving
Door overbelasting is de CAN-bus tijdelijk buiten werking gesteld.
Het huidige lasproces is gestopt.
Oplossing: Controleer of alle apparatuur goed is aangesloten. Schakel de netspanning
uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met een reparateur als de fout zich blijft
voordoen.
De microprocessor kan inkomende meldingen niet snel genoeg verwerken, waardoor er
informatie verloren is gegaan.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met
een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
De open spanning is te hoog.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met
een monteur als de fout blijft optreden.
De huidige acties worden afgebroken en het lasproces kan niet worden gestart.
De fout kan het gevolg zijn van een onderbreking in de verbinding (b.v. in de CAN-kabel)
tussen de lasgegevenseenheid en een andere eenheid. Het foutlog toont de
desbetreffende eenheid.
Oplossing: Controleer de CAN-bekabeling. Neem contact op met een reparateur als de
fout zich blijft voordoen.
De batterij heeft spanning verloren
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Het bedieningspaneel
is gereset. De instellingen zijn in het Engels, met MIG/MAG, SHORT/SPRAY, Fe, CO2,
1,2 mm.
Neem contact op met een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
Het bedieningspaneel kan onvoldoende snel gegevens verzenden naar de andere
eenheden.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten.
Het bedieningspaneel kan onvoldoende snel gegevens van de andere eenheden
verwerken.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten.
Poging om lasgegevens op te slaan in een USB-geheugen. Het USB-geheugen gebruikt
een ander gegevensformaat dan het lasdatageheugen.
Oplossing: Gebruik een ander USB-geheugen.
Door een bepaalde oorzaak kan de processor de normale programmataken niet uitvoeren.
Het programma wordt automatisch opnieuw opgestart. Het lasproces wordt gestopt. Deze
fout schakelt geen functies uit.
Oplossing: Bekijk de lasprogramma's tijdens het lassen opnieuw. Neem contact op met
een reparateur als de fout zich blijft voordoen.
Programma's worden niet uitgevoerd.
Oplossing: Schakel de netspanning uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met
Onjuiste draadaanvoereenheid is aangesloten. Geen herstart mogelijk.
Oplossing: Sluit de juiste draadaanvoereenheid aan.
De service-interval voor vervanging van het mondstuk is verstreken.
Oplossing: Vervang het mondstuk.
Door overbelasting is de interne CAN-bus tijdelijk buiten werking gesteld. Het huidige
lasproces is gestopt.
Oplossing: Controleer of alle apparatuur goed is aangesloten. Schakel de netspanning
uit om de eenheid te resetten. Neem contact op met een reparateur als de fout zich blijft
voordoen.
De meetwaarden zijn over hun limieten heengegaan.
Oplossing: Ga na of de grenswaarde correct is ingesteld en controleer de kwaliteit van
de lasnaad.
De stroommeetwaarden zijn over hun limieten heengegaan.
Oplossing: Ga na of de stroomlimiet correct is ingesteld en controleer de kwaliteit van de
lasnaad.
Meetwaardelimiet spanning overschreden.
De spanningsmeetwaarden zijn over hun limieten heengegaan.
Oplossing: Ga na of de spanningslimiet correct is ingesteld en controleer de kwaliteit van
de lasnaad.
De voedingsmeetwaarden zijn over hun limieten heengegaan.
Oplossing: Ga na of de voedingslimiet correct is ingesteld en controleer de kwaliteit van
de lasnaad.
De stroommeetwaarden WF zijn over hun limieten heengegaan.
Oplossing: Ga na of de stroomlimiet WF correct is ingesteld en controleer de kwaliteit van
de lasnaad.
10.2Export/Import
Hoofdmenu Gereedschappen Export/Import
In het menu Export/Import kan informatie naar en van het bedieningspaneel worden
overgebracht via een USB-geheugen.
Sluit het USB-geheugen aan. Zie hoofdstuk 2.3 voor uitleg over het aansluiten van
het USB-geheugen. Selecteer de regel met de informatie die moet worden
overgebracht. Druk op EXPORT (EXPORT) of IMPORT (IMPORT) naargelang de
informatie moet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
EXPORT/IMPORT
WELD DATA SETS
SYSTEM SETTINGS
SETTING LIMITS
MEASURE LIMITS
ERROR LOG
QUALITY FUNCTION LOG
PRODUCTION STATISTICS
SYNERGIC LINES
BASIC SETTINGS
EXPORTIMPORT
QUIT
10.3Bestandsmanager
Hoofdmenu Gereedschappen Bestandsmanager
In Bestandsmanager kunt u informatie in een USB-geheugen (C:\) beheren.
Bestandsmanager biedt de mogelijkheid om lasgegevens en kwaliteitsgegevens
handmatig te kopiëren en te verwijderen.
Als het USB-geheugen is aangesloten, geeft het display de basismap van het
geheugen weer (vooropgesteld dat er geen andere map is geselecteerd).
Het bedieningspaneel onthoudt waar u was toen u de bestandsmanager voor het
laatst gebruikte, zodat u naar dezelfde plaats in de bestandsstructuur kunt terugkeert
als u het systeem weer gaat gebruiken.
FILE MANAGER
..
INFOUPDATE
ALT.QUIT
Via de functie INFO (INFO) kunt u controleren hoeveel opslagruimte er over is in het
geheugen.
Werk de informatie bij door op BIJWERKEN (UPDATE) te drukken.
Druk op ALT. (ALT.) om gegevens verwijderen, een naam te wijzigen, een nieuwe
map te maken of om te kopiëren of plakken. Er verschijnt dan een lijst waaruit u een
keuze kunt maken. Als u (..) of een map selecteert, kunt u alleen een nieuwe map
maken of een eerder gekopieerd bestand plakken. Als u een bestand hebt
geselecteerd, worden de opties HERNOEMEN (RENAME), KOPIËREN (COPY) of
PLAKKEN (PASTE) toegevoegd als u eerder een bestand hebt gekopieerd.
FILE MANAGER
Selecteer een map of
bestand en druk op
ALT. (ALT.).
Nadat u op ALT. (ALT.) hebt gedrukt, wordt de lijst
weergegeven.
..
WeldData
NEW FOLDER
ErrorLog.xml
QData.xml
XWeldoffice.dat
INFOUPDATE
ALT.QUIT
COPY
PASTE
DELETE
RENAME
NEW FOLDER
10.3.1 Bestand/map verwijderen
Selecteer het bestand of de map die moet worden verwijderd en druk op ALT.
(ALT.).
Selecteer WISSEN (DELETE) en druk op ENTER.
DELETE
RENAME
NEW FOLDER
Het bestand/de map is nu verwijderd. Om een map te kunnen verwijderen moet
deze leeg zijn, d.w.z. eerst moeten de in de map opgeslagen bestanden worden
verwijderd.
10.3.2 Bestand/map hernoemen
Selecteer het bestand of de map die moet worden hernoemd en druk op ALT.
(ALT.).
Selecteer HERNOEMEN (RENAME) en druk op
ENTER.
DELETE
RENAME
NEW FOLDER
Er verschijnt een toetsenbord op het display. Gebruik de knop links om van regel te
veranderen en de pijltjestoetsen om naar links of naar rechts te gaan. Selecteer het
gewenste teken/de gewenste functie en druk op ENTER.
Selecteer de locatie voor de nieuwe map en druk op ALT. (ALT.).
Selecteer NIEUWE MAP (NEW FOLDER) en druk op
ENTER.
DELETE
RENAME
NEW FOLDER
Er verschijnt een toetsenbord op het display. Gebruik de knop links om van regel te
veranderen en de pijltjestoetsen om naar links of naar rechts te gaan. Selecteer het
gewenste teken/de gewenste functie en druk op ENTER.
10.3.4 Bestanden kopiëren en plakken
Selecteer het bestand dat u wilt kopiëren en druk op ALT. (ALT.).
Selecteer KOPIËREN (COPY) en druk op ENTER.
COPY
PASTE
DELETE
RENAME
NEW FOLDER
Plaats de cursor in de map waarin het gekopieerde bestand moet worden geplaatst
en druk op ALT. (ALT.).
Selecteer PLAKKEN (PASTE) en druk op ENTER.
COPY
PASTE
DELETE
RENAME
NEW FOLDER
De kopie wordt opgeslagen als Kopie van en de oorspronkelijke naam, b.v. Kopie
van WeldData.awd.
In dit menu kunt u uw eigen minimum- en maximumwaarden instellen voor
uiteenlopende lasmethoden. De grenswaarden kunnen niet hoger of lager zijn dan
de waarden waarvoor de voeding is ontworpen. Er zijn 50 opslagpunten. Selecteer
de regel voor een leeg opslagpunt en druk op ENTER. Selecteer het proces
(MIG/MAG, MMA, TIG) en druk op ENTER. Bij MIG/MAG kunnen de maximum- en
minimumwaarden voor spanning en draadaanvoersnelheid worden geselecteerd.
Bij MMA en TIG kunnen de maximum- en minimumwaarden voor de stroom worden
gewijzigd.
DELETEQUIT
Druk na het wijzigen van de waarden op OPSLAAN (STORE). Als het systeem
vraagt of de grenswaarde moet worden opgeslagen op het geselecteerde
opslagpunt, drukt u op NEEN (NO) of JA (YES). De waarden voor het opslagpunt
worden weergegeven onder de lijn onder in het display. In dit geval is opslagpunt 2
voor de MMA-grenswaarden 20 - 394 A.
Bij selectie van AUTO (AUTO) worden de grenswaarden automatisch ingesteld op
basis van de grenswaarden die voor elke lasmethode zijn vastgesteld.
Als het systeem vraagt of de instelgrenswaarden automatisch moeten worden
ingesteld, drukt u op NEEN (NO) of JA (YES) en vervolgens op OPSLAAN (STORE)
als de instelling moet worden bewaard.
In dit menu kunt u uw eigen meetwaarden instellen voor uiteenlopende
lasmethoden. Er zijn 50 opslagpunten. Selecteer de regel voor een leeg opslagpunt
en druk op ENTER. Selecteer het proces door op ENTER te drukken. Selecteer
vervolgens het lasproces uit de lijst die verschijnt en druk nogmaals op ENTER.
De volgende waarden kunnen worden geselecteerd:
Voor MIG/MAG
spanning: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
stroom: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
vermogen: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
stroom draadaanvoereenheid: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
Tip: om problemen met de aanvoer te voorkomen, vooral tijdens het robotlassen, kunt
u het beste een maximumwaarde instellen voor de motorstroom van de aanvoer
eenheid. Een hoge motorstroom duidt op problemen met de aanvoer. Het wordt aan
bevolen de motorstroom gedurende een maand lassen in de gaten te houden om tot
de juiste maximumwaarde te komen. Zo weet u wat een geschikte maximumwaarde is.
Voor MMA en TIG
spanning: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
stroom: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
vermogen: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
Stel de gewenste waarde in met een van de knoppen rechts en druk op OPSLAAN
(STORE).
In het dialoogvenster wordt u gevraagd of u het geselecteerde opslagpunt wilt
opslaan. Druk op JA (YES) om de waarde op te slaan. De waarden voor het
opslagpunt worden weergegeven onder de lijn onder in het display.
MEASURE LIMITS
1 - MIG
2 - TIG
3 4 5 6 7 -
24.0 - 34.0 VOLT, 90 - 120 AMP
2000 - 3000 Kw
QUIT
Bij selectie van AUTO (AUTO) worden de grenswaarden automatisch ingesteld op
basis van de laatst gebruikte meetwaarden.
Als het systeem vraagt of de grenswaarden automatisch moeten worden ingesteld,
drukt u op NEEN (NO) of JA (YES) en vervolgens op OPSLAAN (STORE) als de
instelling moet worden bewaard.
De productiestatistieken worden gebruikt om de totale boogtijd, het totale volume
van gebruikt materiaal en het aantal lassen sinds de laatste reset bij te houden. In
deze statistieken wordt ook de boogtijd en het gebruikte materiaal voor de laatste las
bijgehouden. Tevens toont het display het gebruikte draadmateriaal per
lengte-eenheid en laat het zien wanneer de laatste reset heeft plaatsgevonden.
Het aantal lassen neemt niet toe als de boogtijd minder dan 1 seconde is. Om die
reden wordt de hoeveelheid materiaal die voor een korte las van dit type wordt
gebruikt niet weergegeven. Het materiaalverbruik en de tijd worden wel meegeteld
als het totale materiaalverbruik en de tijd worden berekend.
Materiaalverbruik wordt niet meegerekend bij gebruik van klantspecifieke synergielij
nen.
10.7Kwaliteitsfuncties
Hoofdmenu Gereedschappen Kwaliteitsfuncties
Kwaliteitsfuncties houden een aantal nuttige lasgegevens bij van individuele lassen.
Deze gegevens zijn:
Starttijd van het lasproces.
Duur van het lasproces.
Maximale, minimale en gemiddelde stroom tijdens het lassen.
Maximale, minimale en gemiddelde spanning tijdens het lassen.
Maximale, minimale en gemiddelde vermogen tijdens het lassen.
Om de warmtetoevoer te berekenen, wordt de geselecteerde las gemarkeerd.
Blader door de lassen met de bovenste knop rechts (#) en stel de lengte van de
verbinding in met de onderste knop (*). Druk op BIJWERKEN (UPDATE) en de
laseenheid berekent de warmtetoevoer voor de geselecteerde las.
Het aantal lassen sinds de laatste reset wordt weergegeven in de regel onder in het
display. Er kan informatie worden opgeslagen over maximaal 100 lassen. Als er
meer dan 100 lassen worden geregistreerd, wordt de eerste overschreven. Een las
moet langer dan een seconde duren om te worden geregistreerd.
De laatst geregistreerde las wordt in het scherm weergegeven, hoewel het ook
mogelijk is om door andere geregistreerde lassen te bladeren. Alle logs worden
verwijderd als u op RESET (RESET) drukt.
Beschrijving van lasgegevensschema
Elk lasgegevensschema kan een korte beschrijving hebben. Onder het menu STEL
IN (SET) en BESCHRIJVING BEWERKEN (EDIT DESCRIPTION) kan het laatst
aangevraagde lasgegevensschema worden voorzien van een beschrijving van
maximaal 40 tekens via het geïntegreerde toetsenbord. Het is ook mogelijk om de
huidige beschrijving te wijzigen of verwijderen.
Als het aangevraagde schema een beschrijving heeft, wordt deze weergegeven in
de vensters GEHEUGEN (MEMORY), MEET (MEASURE) en AFSTANDSBEDIE
NING (REMOTE) in plaats van de lasparameters die anders worden weergegeven.
10.7.1 Kwaliteitsgegevens opslaan
Hoofdmenu Gereedschappen Export/Import
De bestanden die in het bedieningspaneel worden gemaakt worden opgeslagen in
het xml-formaat. Het USB-geheugen moet voor het gebruik worden geformatteerd
als FAT. U kunt het bedieningspaneel met WeldPoint-software van ESAB gebruiken
(apart bestellen).
Sluit een USB-geheugen aan op het bedieningspaneel, zie hoofdstuk 10.3
”Bestandsmanager”.
EXPORT/IMPORT
Selecteer KWALI
TEITSFUNCTIESLOG
BOEK (QUALITY
FUNCTION LOG), druk
op EXPORT (EX
PORT).
WELD DATA SETS
SYSTEM SETTINGS
SETTING LIMITS
MEASURE LIMITS
ERROR LOG
QUALITY FUNCTION LOG
PRODUCTION STATISTICS
SYNERGIC LINES
BASIC SETTINGS
EXPORT
QUIT
De volledige set kwaliteitsgegevens (informatie over de 100 laatste lassen) die is
opgeslagen in het bedieningspaneel wordt nu opgeslagen in het USB-geheugen.
Het is mogelijk om eigen synergische lijnen te creëren die samenhangen met de
draadaanvoersnelheid en de spanning. Er kunnen maximaal tien van deze
synergische lijnen worden opgeslagen.
Het maken van een nieuwe synergische lijn gebeurt in twee stappen:
1.Bepaal de nieuwe synergische lijn door coördinaten van spanning/draadaan
voersnelheid op te geven. Zie stappen A-D in het volgende diagram:
Spanning
Draadaanvoer
2.Specificeer aan welke draad-/gascombinatie de nieuwe synergische lijn moet
voldoen.
10.8.1 Specificeer spannings-/draadcoördinaten
Als u een synergische lijn maakt voor de korte boog/boogspray-methode zijn vier
coördinaten vereist; voor de pulsmethode zijn twee coördinaten vereist. Deze
coördinaten moeten worden opgeslagen onder afzonderlijke nummers in het
lasdatageheugen.
Selecteer een optie uit de lijst en druk op ENTER.
Maak op dezelfde manier een keuze voor
BESCHERMGAS (SHIELDING GAS) en druk op
ENTER.
Maak op dezelfde manier een keuze voor
DRAADDIAMETER (WIRE DIAMETER) en druk op
ENTER.
Fe
Ss 18%Cr 8%Ni
Ss duplex
Al Mg
Al Si
Metal cored Fe
CO2
Ar 18%CO2
Ar2%O2
Ar
He
ArHeO2
0.6 mm
0.8 mm
1.0 mm
1.2 mm
1.4 mm
1.6 mm
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Selecteer de regel SYNERGIE ONTWERPSCHEMA 1 (SYNERGIC DESIGN
SCHEDULE 1) en druk op OPSLAAN (STORE).
De procedure is nu compleet - een synergische lijn is gedefinieerd.
NB! Voor ieder pulsmoment moet er een bijbehorende korte boog/boogspray-syner
gie zijn.
Als u een nieuwe synergische lijn maakt voor de pulslasmethode, krijgt u altijd een
waarschuwingsmelding te zien als er geen bijbehorende lijn is gemaakt voor de korte
boog/boogspray-methode. De melding luidt: WAARSCHUWING! Geen bijbehorende
lijn voor een korte boog/boogspray.
10.8.3 Eigen draad/gasopties maken
De lijst met draad/gasopties kan worden uitgebreid met maximaal tien eigen opties.
Onder aan elke lijst staat een lege regel (---). Als u de cursor op deze regel plaatst
en op ENTER drukt, verschijnt een toetsenbord waarmee u uw eigen opties kunt
invoeren.
Het toetsenbord van het bedieningspaneel gebruikt u als volgt:
Plaats de cursor op het gewenste
teken met behulp van de knop links
en de pijltjestoetsen. Druk op
ENTER. Voer op deze manier een
string van maximaal 16 tekens in.
Druk op UITGEVOERD (DONE). De
optie heeft nu de door u toegewezen
naam in de lijst.
Verwijder een optie met toegewezen naam als volgt:
Selecteer uw eigen draad-/gasoptie uit de toepasselijke lijst.
Druk op WISSEN (DELETE).
NB! Een draad-/gasoptie die door de gebruiker van een naam is voorzien kan niet
worden gewist als deze onderdeel vormt van een instelling die op dat moment in het
werkgeheugen aanwezig is.
10.9Kalender
Hoofdmenu ! Gereedschappen ! Kalender
Hier kunt u de datum en tijd instellen.
Selecteer de in te stellen regel: jaar, maand, dag,
uur, minuten en seconden. Stel de juiste waarde
in met een van de knoppen rechts. Druk op STEL
IN (SET).
10.10 Gebruikersaccounts
Hoofdmenu ! Gereedschappen ! Gebruikersaccounts
Soms is het vanuit kwaliteitsoogpunt van belang dat een voeding niet door
onbevoegden kan worden gebruikt.
In dit menu worden de gebruikersnaam, het
accountniveau en wachtwoord geregistreerd.
Selecteer GEBRUIKERSNAAM (USER NAME) en
druk op ENTER. Ga omlaag naar een lege regel
en druk op ENTER. Toets een nieuwe
gebruikersnaam in op het toetsenbord met behulp
van de knop links, de pijltjestoetsen en ENTER. Er
kunnen maximaal 16 gebruikersaccounts worden opgeslagen. In de bestanden met
kwaliteitsgegevens wordt geregistreerd welke gebruiker een bepaalde las heeft
uitgevoerd.
Voer in de regel WACHTWOORD (USER PASSWORD) een wachtwoord in via het
toetsenbord. Als de voedingsbron wordt ingeschakeld en het bedieningspaneel
wordt geactiveerd, vraagt het systeem u om uw wachtwoord in te voeren.
Als u deze functie niet wilt inschakelen maar de voeding en het bedieningspaneel
toegankelijk wilt houden voor alle gebruikers, selecteer dan GEBRUIKERSAC
COUNTS UIT (USER ACCOUNTS OFF).
Gebruiker wijzigen
Als GEBRUIKERSACCOUNTS AAN is, is dit menu zichtbaar. Het biedt een
mogelijkheid om de gebruiker te wijzigen. Voer een wachtwoord voor een gebruiker
in en log in of kies TERUG om naar het tools-menu terug te gaan.
Reparaties en elektrisch onderhoud moeten worden uitgevoerd door een erkende
ESAB-onderhoudsmonteur.
Gebruik alleen originele ESAB-onderdelen.
U82 is zodanig geconstrueerd en getest dat deze voldoet aan de internationale en
europese norm 60974-1 en 60974-10. Na onderhoud- of reparatiewerkzaamheden
dient de uitvoerende instantie erop toe te zien dat het product nog steeds voldoet
aan de bovengenoemde norm.
Reserveonderdelen kunt u bestellen via de ESAB-dealer. Zie de laatste pagina van
deze publicatie.
METHODCONSTANT I
START METHODHF-START
GUN TRIGGER MODE4-STROKE
CONFIGURATION
TOOLS
SETMEASUREMEMORY
TIG
FAST
MODE
TIG Constant ITIG Pulsed I
SETSET
Current
Slope up time
Slope down time
Gas preflow
Gas postflow
Setting limits
Measure limits
Edit description
Current
Background current
Pulse time
Background time
Slope up time
Slope down time
Gas preflow
Gas postflow
Setting limits
Measure limits
Edit description
Language
Code lock
Remote controls
MIG/MAG defaults
-gun trigger mode
-4-stroke configuration
-soft keys configuration
-volt.measure in pulsed
-AVC feeder
-release pulse
MMA defaults
-droplet welding
Fast mode soft buttons
Double start sources
Panel remote enable
WF Supervision
Auto save mode
Trigger welddata switch
Multiple wire feeders
Quality functions
Maintenance
Unit of length
Measure value frequency
Register key
Error category config
Error log
Export/import
-weld data sets
-system settings
-setting limits
-measure limits
-error log
-quality function log
-production statistics
-synergic lines
-basic settings
File manager
Setting limit editor
Measure limit editor
Production statistics
Quality functions
User defined synergic data
Calendar
User accounts
Unit information
Super PulseNoYes
Limit editorYesYes
File managerNoYes
Auto save modeNoYes
Release pulseYesYes
Synergic linesBasic package = 92 linesComplete no of available lines
User defined synergic dataNoYes
Production statisticsNoYes
U82 Plus - MIG/MAG - ROBOT synergy group - with SHORT-/SPRAYARC
Wire typeShielding gasWire diameter (mm)
Al MgAr1.2, 1.6
Al SiAr1.2, 1.6
CuSi 3Ar0.8, 1.0
CuAl 8Ar1.0
CuSi 3Ar + 1% CO
FeAr + 18% CO
FeAr + 8% CO
FeCO
2
Fe MCW 14.11Ar + 18% CO
Fe MCW 14.11Ar + 8% CO
Fe MCW 14.13Ar + 18% CO
Fe MCW 14.13Ar + 8% CO
SS 307Ar + 2% CO
SS 307Ar + 2% O
2
SS 308LSiAr + 2% CO
SS 430 Lnb-TiAr + 2% CO
SS 430 LNbAr + 2% CO
SS 430 TiAr + 2% CO
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
0.8, 1.0
0.8, 0.9, 1.0, 1.2
0.8, 0.9, 1.0, 1.2
0.8, 0.9, 1.0, 1.2
1.2, 1.4
1.2, 1.4
1.2, 1.4
1.2, 1.4
0.8, 1.0, 1.2
0.8, 1.0, 1.2
0.8, 0.9, 1.0, 1.2
1.0
1.0
0.9, 1.0
U82 Plus - MIG/MAG - ROBOT synergy group - with PULSE
Wire typeShielding gasWire diameter (mm)
Al MgAr1.2, 1.6
Al SiAr1.2, 1.6
CuAl 8Ar1.0
CuSi 3Ar + 1% CO
FeAr + 18% CO
FeAr + 8% CO
SS 307Ar + 2% CO
SS 308LSiAr + 2% CO
SS 430 LNbAr + 2% CO
SS 430 TiAr + 2% CO
Wire typeShielding gasWire diameter (mm)Work area m/min
FeAr + 8% CO
FeAr + 18% CO
FeAr + 8% CO
FeAr + 18% CO
FeAr + 8% CO
FeAr + 18% CO
SS 307Ar + 2% O
SS 307Ar + 2% O
Fe MCW 14.11Ar + 8% CO
Fe MCW 14.11Ar + 18% CO
Fe MCW 14.11Ar + 8% CO
Fe MCW 14.11Ar + 18% CO
SS 430LNbAr + 2% O
SS 430TiAr + 2% O
SS 430TiAr + 2% O
SS 430 Ti-LNbAr + 2% O
SS 308LSiAr + 2% O
SS 308LSiAr + 2% O
SS 308LSiAr + 2% O