Zoals gebruikt in deze handleiding: Betekent Let op! Wees Alert!
GEVAAR!
Betekent een direct gevaar dat, indien niet vermeden, kan leiden tot direct en ernstig
persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING!
Betekent een mogelijk gevaar dat kan leiden tot persoonlijk letsel of overlijden.
VOORZICHTIG!
Betekent een gevaar dat kan leiden tot beperkt persoonlijk letsel.
WAARSCHUWING!
Lees de instructiehandleiding vóór gebruik goed door en volg de
richtlijnen op alle labels, de veiligheidsprocedures van de
werkgever en de veiligheidsbladen (SDS) op.
1.2Veiligheidsmaatregelen
De gebruikers van ESAB-apparatuur zijn er uiteindelijk verantwoordelijk voor erop toe te zien dat
iedereen die met of in de nabijheid van de apparatuur werkt, alle toepasselijke veiligheidsmaatregelen
in acht neemt. Deze veiligheidsmaatregelen moeten voldoen aan de eisen die voor dit type apparatuur
gelden. De volgende aanbevelingen moeten in acht worden genomen naast de
standaardvoorschriften die op de werkplek van kracht zijn.
Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door daartoe getraind personeel dat goed bekend is
met de werking van de apparatuur. Onjuiste bediening van de apparatuur kan leiden tot gevaarlijke
situaties die letsel voor de gebruiker en schade aan de apparatuur tot gevolg kunnen hebben.
1. Iedereen die de apparatuur gebruikt, moet bekend zijn met:
•de werking ervan
•de plaats van de noodstopknoppen
•de werking ervan
•de toepasselijke veiligheidsmaatregelen
•het las- en snijproces of ander doelmatig gebruik van de apparatuur
2. De gebruiker moet ervoor zorgen dat:
•er zich geen onbevoegde personen ophouden binnen het werkbereik
van de apparatuur wanneer deze wordt ingeschakeld
•niemand onbeschermd is wanneer de lasboog wordt ontstoken of er met
werkzaamheden wordt begonnen
•Draag altijd de aanbevolen persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals
een veiligheidsbril, vlambestendige kleding, veiligheidshandschoenen
•Draag geen loszittende kledingstukken of sieraden zoals sjaals,
armbanden, ringen, etc. die kunnen vastraken of brandwonden kunnen
veroorzaken
5. Algemene veiligheidsmaatregelen:
•Controleer of de aardkabel goed is vastgezet
•Werkzaamheden aan hoogspanningsapparatuur mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door een gekwalificeerde elektricien
•Geschikte brandblusapparatuur moet duidelijk gemarkeerd en
gemakkelijk bereikbaar zijn
•Smeer- en onderhoudswerkzaamheden mogen niet worden uitgevoerd
aan in bedrijf zijnde apparatuur
Indien uitgerust met ESAB-koeler
Gebruik alleen door ESAB goedgekeurd koelmiddel. Een niet-goedgekeurd koelmiddel kan de
apparatuur beschadigen en de productveiligheid in gevaar brengen. In geval van een dergelijke
schade zijn alle garantieverplichtingen van ESAB niet langer van toepassing.
Zie het hoofdstuk "ACCESSOIRES" in de instructiehandleiding voor bestelinformatie.
WAARSCHUWING!
Lassen en snijden met een lasboog kan gevaarlijk zijn voor uzelf en anderen. Neem
voorzorgsmaatregelen als u gaat lassen en snijden.
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn
•Raak de elektrische onderdelen of elektroden niet aan met uw blote
handen, natte handschoenen of natte kleding.
•Zorg dat u geïsoleerd van het werkstuk en aarde werkt.
•Zorg voor een veilige werkhouding
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN - Kunnen gevaar opleveren voor uw
gezondheid
•Lassers met pacemakers moeten hun arts raadplegen voordat ze aan
laswerkzaamheden beginnen. EMV kan met sommige pacemakers
interfereren.
•Blootstelling aan EMV kan andere effecten op de gezondheid hebben die
nu nog onbekend zijn.
•Lassers moeten altijd de volgende procedures volgen om de blootstelling
aan elektromagnetische velden te minimaliseren:
○ Leg de elektrode en de werkkabels samen aan dezelfde kant
van uw lichaam. Zet ze indien mogelijk met tape vast. Zorg
ervoor dat uw lichaam zich nooit tussen de toorts en de
werkkabels bevindt. Draai de toorts of werkkabel nooit rond uw
lichaam. Houd de stroombron en laskabels zo ver mogelijk uit
de buurt van uw lichaam.
○ Sluit de werkkabel zo dicht mogelijk bij het te lassen gebied op
het werkstuk aan.
0463 930 001
ROOK EN GASSEN - Kunnen een gevaar opleveren voor uw gezondheid
•Houd uw hoofd uit de gevaarlijke lasrook.
•Gebruik ventilatie en/of afzuiging bij de lasboog om gassen en rook uit uw
inademingsgebied en werkgebied af te voeren.
BOOGSTRALING - Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden
•Bescherm uw ogen en lichaam. Gebruik het juiste lasscherm en de juiste
filterlens en draag beschermende kleding.
•Bescherm omstanders m.b.v. schermen of lasgordijnen.
LAWAAI - Te veel geluid kan uw gehoor beschadigen.
Bescherm uw oren. Draag oorbeschermers of andere gehoorbescherming.
BEWEGENDE DELEN - Kunnen letsel veroorzaken
•Houd alle deuren, panelen en kappen gesloten en zorg ervoor dat ze goed
op hun plaats vastzitten. Laat kappen alleen door gekwalificeerd
personeel verwijderen indien onderhoud nodig is en/of problemen moeten
worden opgespoord en verholpen. Breng de panelen of kappen weer aan
en sluit deuren nadat de servicewerkzaamheden zijn voltooid en voordat
de motor word gestart.
•Schakel de motor uit voordat er een eenheid wordt geïnstalleerd of
aangesloten.
•Houd uw handen, haar, losse kleding en gereedschap uit de buurt van
bewegende delen.
BRANDGEVAAR
•Vonken (spatten) kunnen brand veroorzaken. Zorg daarom dat er geen
brandbare materialen in de buurt zijn.
•Niet gebruiken bij gesloten containers.
HEET OPPERVLAK - Onderdelen kunnen brandwonden veroorzaken
•Raak onderdelen niet met blote handen aan.
•Laat het apparaat afkoelen voordat u er werkzaamheden aan uitvoert.
•Gebruik voor het hanteren van hete onderdelen geschikte
gereedschappen en/of geïsoleerde lashandschoenen om brandwonden te
voorkomen.
STORING - Neem bij storingen contact op met een deskundige monteur.
BESCHERM UZELF EN ANDEREN!
VOORZICHTIG!
Dit product is alleen bedoeld voor booglassen.
VOORZICHTIG!
Class A-apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in
woonomgevingen waar de elektrische stroom wordt geleverd via
het openbare elektriciteitsnet, dat een lage spanning heeft. In
dergelijke omgevingen kunnen moeilijkheden ontstaan met de
elektromagnetische compatibiliteit van Class A-apparatuur als
gevolg van geleidings- en stralingsverstoringen.
LET OP!
Breng afgedankte elektronische apparatuur naar een
recyclestation!
In overeenstemming met de Europese richtlijn 2012/19/EG
betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en
de toepassing hiervan overeenkomstig nationale regelgeving, moet
elektrische en/of elektronische apparatuur aan het einde van de
levensduur naar een recyclestation worden gebracht.
Als verantwoordelijke voor de apparatuur moet u zelf informatie
inwinnen over goedgekeurde inzamelpunten.
Neem voor meer informatie contact op met de dichtstbijzijnde
ESAB-dealer.
Het leveringsprogramma van ESAB omvat een assortiment lasaccessoires en persoonlijke
beschermingsmiddelen. Voor bestelinformatie kunt u contact opnemen met uw lokale
ESAB-dealer of onze website bezoeken.
De Rustler EM 280PRO, EM 350 PRO en EM 350 PRO Synergic zijn compacte lasstroombronnen
die bedoeld zijn voor het lassen met massieve draden, poedergevulde draden en gecoate elektroden
(MIG/MAG, FCAW en MMA).
Het apparaat heeft ingebouwde wielen en een beugel voor een gasfles, om het gemakkelijker rond de
werkplek te bewegen en de reikwijdte te vergroten.
Belangrijkste kenmerken van de Rustler EM PRO:
•Hoge uitgangsstroom en lange inschakelduur
•Eenvoudig en intuïtief instelbaar
•Duurzame behuizing
•Superieure boogkarakteristiek, geoptimaliseerd voor de meest gangbare materialen
•MMA-lasmodus
De accessoires van ESAB voor dit product zijn vermeld in het hoofdstuk "ACCESSOIRES" in
deze handleiding.
De inschakelduur is de tijd uitgedrukt in een percentage van een periode van tien minuten, gedurende
welke u bij een bepaalde belasting kunt lassen of snijden zonder gevaar van overbelasting. De
inschakelduur geldt voor 40°C/104°F of lager.
Beschermingsklasse
De IP-code duidt de beschermingsklasse aan, d.w.z. de mate van bescherming tegen het
binnendringen van vaste deeltjes of water.
Apparatuur met code IP 23 is bedoeld voor binnen- en buitengebruik.
Toepassingsklasse
Het symboolgeeft aan dat de stroombron ontworpen is voor gebruik op plaatsen met een
verhoogd elektrisch gevaar.
3.1Informatie inzake ecologisch ontwerp
De apparatuur is ontworpen om te voldoen aan de Richtlijn 2009/125/EG en de Verordening (EU)
2019/1784.
Efficiëntie en energieverbruik in onbelaste toestand:
NaamNiet-actief
vermogen
EM 280C PRO30 W89%
EM 350C PRO30 W89%
EM280CPROSYNERGIC30 W89%
De rendementswaarde en het verbruik in onbelaste toestand zijn gemeten volgens de methode en
onder de omstandigheden die zijn gedefinieerd in de productnorm EN 60974-1.
De naam van de fabrikant, de productnaam, het serienummer en de productiedatum kunnen worden
afgelezen op het typeplaatje.
Efficiëntie bij
maximumenergieverbruik
1. Productnaam
2. Naam en adres van de fabrikant
3. Serienummer
3A. Code productielocatie
3B. Revisieniveau (laatste cijfer van jaar en weeknummer)
3C. Jaar en week van productie (laatste twee cijfers van jaar en weeknummer)
3D. Systeem volgnummer (elke week begint met 0001)
De installatie moet worden uitgevoerd door een vakman.
VOORZICHTIG!
Dit product is bedoeld voor industrieel gebruik. In een woonomgeving kan dit product
radiostoringen veroorzaken. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende
voorzorgsmaatregelen te nemen.
4.1Plaatsing
Plaats de stroombron zo dat de in- en uitlaten voor koellucht niet geblokkeerd worden.
WAARSCHUWING!
Elektrische schok! Raak het werkstuk of de laskop
tijdens het werken niet aan!
4.2Transportinstructies (niet optillen)
Mechanisch heffen moet plaatsvinden met behulp van de twee handgrepen aan de buitenkant.
Deze apparatuur voldoet aan IEC 61000-3-12, vooropgesteld dat het kortsluitvermogen groter
is dan of gelijk is aan S
openbare elektriciteitsnet. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker
van de apparatuur om er, indien nodig in overleg met het energiebedrijf, voor te zorgen dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een stroombron met een kortsluitvermogen groter dan
of gelijk aan S
. Zie de technische gegevens in het hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS.
scmin
bij het aansluitpunt tussen de voeding van de gebruiker en het
Algemene veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van de apparatuur kunt u vinden in het
hoofdstuk "VEILIGHEID" in deze handleiding. Lees dit goed door voordat u de apparatuur gaat
gebruiken!
LET OP!
Gebruik bij het verplaatsen van de apparatuur het daarvoor bestemde handvat. Trek nooit aan
de kabels.
WAARSCHUWING!
Elektrische schok! Raak het werkstuk of de laskop tijdens het werken niet aan!
Aanbevolen maximale lasstroomwaarden voor de las-/aardkabel (koper) bij een
omgevingstemperatuur van +25°C en een normale cyclus van 10 minuten
Kabeldiameter
2
mm
50285A320A370A0,352V/100A
70355A400A480A0,254V/100A
95430A500A600A0,189V/100A
Aanbevolen maximale lasstroomwaarden voor de las-/aardkabel (koper) bij een
omgevingstemperatuur van +40°C en een normale cyclus van 10 minuten
Kabeldiameter
2
mm
50250A280A320A0,352V/100A
70310A350A420A0,254V/100A
100%60%35%
100%60%35%
Inschakelduur
Inschakelduur
Spanningsverlies
/10 m
Spanningsverlies
/10 m
95375A440A530A0,189V/100A
5.3Las- en aardkabels aansluiten
De stroombron heeft twee uitgangen, een positieve (+) en een negatieve (-) lasaansluiting, voor het
aansluiten van las- en aardkabels. De uitgang voor het aansluiten van de laskabel hangt af van de
lasmethode of het type elektrode.
De aardkabel wordt op de andere uitgang van de stroombron aangesloten. Bevestig de contactklem
van de aardkabel aan het werkstuk en zorg voor een goed contact tussen het werkstuk en de uitgang
voor de aardkabel op de stroombron.
•Voor MIG/MAG- en MMA-lassen, kan de laskabel worden aangesloten op de
positieve (+) of de negatieve (-) lasaansluiting, afhankelijk van het gebruikte type
elektrode. De aansluitpolariteit is aangegeven op de verpakking van de elektroden.
5.4Polariteitswisseling
De stroombron wordt geleverd met de kabel voor polariteitswisseling aangesloten op de plusklem.
Sommige draden, bijv. zelfbeschermende gevulde lasdraden, kunnen beter worden gelast met
negatieve polariteit. Negatieve polariteit houdt in dat de kabel voor polariteitswisseling is aangesloten
op de minklem en de aardkabel op de plusklem. Controleer de aanbevolen polariteit voor de lasdraad
die u wilt gebruiken.
De polariteit kan worden veranderd door de kabel voor polariteitswisseling zodanig aan te sluiten dat
dit geschikt is voor het desbetreffende lasproces.
Schakel de netspanning in door de schakelaar in de stand ”I” te zetten.
Schakel het apparaat uit door de schakelaar in de stand ”O” te zetten.
Ongeacht of de netspanning is onderbroken, of dat de stroombron op de normale wijze is
uitgeschakeld, zullen de lasprogramma's worden opgeslagen, zodat deze de eerstvolgende keer dat
het apparaat wordt ingeschakeld, beschikbaar zijn.
VOORZICHTIG!
Schakel de stroombron niet uit tijdens het (belast) lassen.
5.6Spoelrem
De remkracht van de spoel moet net genoeg worden verhoogd om te voorkomen dat de draadaanvoer
te hoog wordt. De werkelijke benodigde remkracht is afhankelijk van de draadaanvoersnelheid en de
grootte en het gewicht van de spoel.
Voorkom overbelasting van de spoelrem! Een te hoge remkracht kan de motor overbelasten en het
lasresultaat verminderen.
De remkracht van de spoel wordt afgesteld met behulp van de zeskantige 6mm-inbusschroef in het
midden van de moer van de remnaaf.
5.7Draad verwisselen en plaatsen
1) Open de linkerdeur van de stroombron
2) Draai de moer van de remnaaf los, verwijder deze en verwijder de oude draadspoel.
3) Plaats een nieuwe draadspoel in de eenheid en rol de nieuwe lasdraad 10 - 20 cm uit. Vijl bramen
en scherpe randen van het einde van de draad af voordat u deze in het aanvoermechanisme
steekt.
4) Vergrendel de draadspoel op de remnaaf door de moer remnaaf aan te halen.
5) Leid de draad door het invoermechanisme.
LET OP!
Vervang de moer van de remnaaf en de huls van de remnaaf als deze zijn versleten en
niet goed vergrendelen.
6) Sluit en vergrendel de linkerdeur van de draadaanvoereenheid.
5.8Draadaanvoerrollen verwisselen
Als u overstapt op een ander type draad, moeten de aanvoerrollen worden aangepast aan het nieuwe
type draad. Zie de bijlage SLIJTDELEN voor informatie over de juiste aanvoerrol, afhankelijk van de
draaddiameter en het type.
1) Open de linkerdeur van de draadaanvoereenheid.
2) Ontgrendel de te vervangen aanvoerrollen door de snelsluiting van de rollen(A) voor elke rol te
draaien.
3) Laat de druk van de aanvoerrollen af door de spaneenheden (B) omlaag te klappen en zo de
zwenkarmen (C) los te maken.
4) Verwijder de aanvoerrollen en breng de juiste rollen aan (volgens de bijlage SLIJTDELEN).
5) Oefen opnieuw druk uit op de aanvoerrollen, door de zwenkarmen (C) omlaag te duwen en ze vast
te zetten met de spaneenheden (B).
6) Vergrendel de rollen door de snelsluitingen van de rollen (A) te draaien.
7) Sluit en vergrendel de linkerdeur van de draadaanvoereenheid.
5.9De draadgeleiders vervangen
Als u overstapt op een ander type draad, moeten de draadgeleiders mogelijk worden aangepast aan
het nieuwe type draad. Raadpleeg de bijlage SLIJTDELEN voor informatie over de juiste
draadgeleiders, afhankelijk van de draaddiameter en het type.
3) Ontgrendel de draadgeleidersnelsluiting van de uitgaande draad (A) door deze uit te klappen.
4) Verwijder de geleider van de uitgaande draad (B).
5) Monteer de juiste geleider van de uitgaande draad (volgens de bijlage SLIJTDELEN).
6) Vergrendel de nieuwe geleider van de uitgaande draad met behulp van de
draadgeleidersnelsluiting (A).
7) Bevestig het tweede paar aanvoerrollen opnieuw en stel de roldruk weer in (zie Hoofdstuk 5.8
"Draadaanvoerrollen verwisselen", pagina18).
5.10Roldruk
De roldruk moet op elke spaneenheid afzonderlijk worden afgesteld, afhankelijk van het gebruikte
draadmateriaal en de diameter.
Zorg er eerst voor dat de draad soepel door de draadgeleider loopt. Stel daarna de druk van de
drukrollen van de draadaanvoereenheid in. Het is belangrijk dat de druk niet te hoog is.
Afbeelding A.Afbeelding B.
Om te controleren of de draadaanvoerdruk goed is, kunt u de draad tegen een geïsoleerd voorwerp
laten lopen, bijvoorbeeld een stuk hout.
Wanneer u de lastoorts vasthoudt op ongeveer 5 mm van het stuk hout (afbeelding A) moeten de
invoerrollen slippen.
Als u de lastoorts vasthoudt op ongeveer 50mm van het stuk hout, moet de draad worden uitgevoerd
en buigen (afbeelding B).
De verschillende lasprocessen zoals MIG, MIG SYN, MIG SPOT en MMA kunnen worden
geselecteerd met deze knop. Wanneer de machine wordt ingeschakeld, staat deze standaard in de
MIG-modus. Druk herhaald op deze knop om over te schakelen op MIG SYN/MIG SPOT/MMA.
Parameterselectieknop (2)
De knop voor het selecteren van parameters wordt gebruikt om de functionaliteit van de
trekkerschakelaar aan de toorts te schakelen van de schakelaarmodus naar Inductantie of Menu.
Schakelaarmodus
Om de functies op te roepen, drukt u op de knop voor parameterselectie tot
het symbool voor de schakelaarmodus brandt. Het linkerdisplay toont de
letters TRG en het rechterdisplay toont 2T of 4T. Selecteer de functie door
aan de knop (4) te draaien.
Inductantie
Om de functies op te roepen, drukt u op de knop voor parameterselectie tot
het symbool voor inductantie brandt. Het linkerdisplay toont de letters IND
en het rechterdisplay toont de waarde. Met de knop (4) kunt u de waarde
van de geselecteerde functie aanpassen.
De menufunctie bevat basisfuncties. Om de functies op te roepen, drukt u
op de knop voor parameterselectie tot het symbool voor MENU brandt. Het
linkerdisplay toont een letter en het rechterdisplay toont een waarde.
Selecteer de functie door op dezelfde knop te drukken. Met de knop (4)
kunt u de waarde van de geselecteerde functie aanpassen. Met deze knop
(3) kunt u tussen de verschillende functies wisselen.
LET OP!
De lijst met menufuncties varieert afhankelijk van de geselecteerde
toepassing.
Linker potentiometerknop (3)
In de modus MIG (GMAW/FCAW) wordt de knop gebruikt om de uitgangsspanning van de eenheid
aan te passen. Voor de handmatige MIG-modus is de configuratietabel bevestigd aan de deur van
het Wirefeeder-compartiment.
In de MIG SYN-modus (EM 350C PRO SYNERGIC) kunt u de TRIM-functie selecteren door aan de
knop te draaien. In de functie TRIM wordt de spanning in stappen van 0,1 V verhoogd door de knop
rechtsom te draaien, de maximumwaarde is +5 V.
In de modus voor paramaterselectie gebruikt u de linkerknop (3) om functies te selecteren. De naam
van de functie wordt weergegeven op het linker display.
Rechter potentiometerknop (4)
Met de rechterknop (4) wordt de hoogte van de lasstroom ingesteld, die door de stroombron wordt
geleverd. In MMA-modi wordt de knop gebruikt om de stroomomvormer rechtstreeks in te stellen op
het gewenste niveau van de uitgangsstroom.
In de MIG-modus (GMAW/FCAW), wordt met de rechterknop het toerental ingesteld van de
draadaanvoermotor. De vereiste optimale draadaanvoersnelheid is afhankelijk van het type
lastoepassing. De configuratietabel is bevestigd aan de deur van het Wirefeeder-compartiment.
In de MIG SYN-modus (EM 350C PRO SYNERGIC) stelt u de draadaanvoersnelheid of de
materiaaldikte in door aan de rechterknop te draaien. De standaardwaarde is de
draadaanvoersnelheid en de materiaaldikte kan worden geselecteerd in de verborgen functies.
Taken (5)
Deze knoppen geven toegang tot vijf sets lasgegevens die de gebruiker kan laden en opslaan. Deze
kunnen worden toegepast voor MIG/MAG-lassen.
6.2Beschrijving LED-indicatoren
IndicatorBeschrijving
MIG/MAG
Bij een proces met constante spanningsregeling worden de ingestelde
spanning en de draadaanvoersnelheid onafhankelijk van elkaar
ingesteld.
0463 930 001
MIG/MAG SYN
Een proces met synergische spannings- en inductantieregeling
afhankelijk van de draadaanvoersnelheid, waarbij vooraf vastgelegde
synergische lijnprogramma's worden gebruikt die stabiele
boogprestaties leveren. Het proces verloopt via de overdrachtsmodus
met kortsluiting, globulaire druppels en sproeidruppels.
Puntlassen wordt gebruikt als u dunne platen aan elkaar wilt
puntlassen.
LET OP!
Het is niet mogelijk om de lastijd te verkorten door de
schakelaar los te laten.
MMA
MMA-lassen wordt ook wel lassen met beklede elektroden genoemd.
Door de lasboog te ontsteken smelt de elektrode en de bekleding van
de elektrode vormt de beschermende slak.
Gemeten spanning
De gemeten waarde in het display voor lasspanning V is een
gemiddelde numerieke waarde die wordt berekend tijdens het lassen,
exclusief de beëindiging van de lassessie.
Trim
Trim is het proces waarin parameters worden afgesteld binnen een
acceptabel bereik.
Deze functie is alleen van toepassing op MIG/MAG Synergic.
Gemeten ampèrage
De gemeten waarde in het display voor lasstroom A is een gemiddelde
numerieke waarde die wordt berekend tijdens het lassen, exclusief de
beëindiging van de lassessie.
Draadaanvoersnelheid
De gemeten waarde in het display voor draadtoevoersnelheid is een
gemiddelde numerieke waarde, die wordt berekend tijdens het lassen,
exclusief de beëindiging van de lassessie.
Dikte
Geselecteerde dikte in het display voor het laswerkstuk.
Deze functie is alleen van toepassing op MIG/MAG Synergic.
Tijd
Geselecteerde tijd in het display voor de puntlas- en rusttijd in
seconden.
Deze functie is alleen van toepassing op MIG/MAG Spot.
Dit indicatielampje knippert groen en geeft 2T weer.
Met tweetakt begint de gasvoorstroom wanneer de schakelaar van de
lastoorts wordt ingedrukt. Het lasproces begint. Als de schakelaar wordt
losgelaten, stopt het lasproces en begint de gasnastroom.
Viertakt
Dit indicatielampje brandt continu groen en geeft 4T weer.
Met viertakt start de gasvoorstroom als de schakelaar van de lastoorts
wordt ingedrukt en start de draadaanvoer als de schakelaar wordt
losgelaten. Het lasproces gaat door tot de schakelaar weer wordt
ingedrukt, de draadaanvoer stopt en de gasnastroom begint als de
schakelaar wordt losgelaten.
Inductantie
De boogregeling wordt gebruikt om de intensiteit van de lasboog aan te
passen. Lagere instellingen voor de boogregeling maken de boog
zwakker met minder lasspatten. Hogere instellingen voor de
boogregeling zorgen voor een krachtiger, doordringender lasboog,
waardoor de penetratie van de las wordt vergroot. Een zwakkere
lasboog betekent maximale inductantie, terwijl een krachtiger lasboog
minimale inductantie betekent.
Thermische beveiliging
De lasstroombron is uitgerust met een oververhittingsbeveiliging die
wordt ingeschakeld als de temperatuur te hoog wordt. Wanneer dit zich
voordoet, wordt de lasstroom onderbroken en gaat een indicatielampje
branden als waarschuwing voor oververhitting. De
oververhittingsbeveiliging wordt automatisch gereset wanneer de
temperatuur gedaald is tot de normale werktemperatuur.
Deze knop wordt gebruikt om het te lassen basismateriaal te selecteren in het interne
bedieningspaneel, voor optimale lasprestaties.
Keuzeknop draaddiameter
Deze knop wordt gebruikt om de diameter van de geïnstalleerde draad te selecteren in het interne
bedieningspaneel.
Knop voor draadtoevoer en gasspoelen
Draadinvoer wordt gebruikt als u de draad wilt aanvoeren zonder de lasspanning in te schakelen.
Zolang de toets wordt ingedrukt, wordt er draad aangevoerd. Deze functie is alleen actief in
MIG-toepassingen.
Gasspoelen wordt gebruikt bij het meten van de gasstroom of voor het vrijmaken van de gasslangen
van lucht of vocht voordat u gaat lassen. Gasspoelen vindt gedurende 15 seconden plaats wanneer
de gasspoelknop of de toortstrekker wordt ingedrukt of totdat deze opnieuw wordt ingedrukt.
Gasspoeling vindt plaats zonder spanning of het starten van draadaanvoer. Deze functie is alleen
actief in MIG-toepassingen.
Gaskeuzeknop
Deze knop wordt gebruikt om in het interne bedieningspaneel het gastype te selecteren dat actueel
is aangesloten op de apparatuur.
Druk in de MIG-modus drie keer op de knop voor parameterselectie om naar optie MENU te
navigeren. Selecteer één voor één de gewenste lasfuncties door aan de linker potentiometerknop te
draaien en stel de gewenste waarde in door aan de rechter potentiometerknop te draaien.
Letter linkerdisplayFunctieStandaardInstellingen
rechterdisplay
B-BNabrandtijd0,10,01-0,35
CRAKratervultijd00,0-9,9
PRGVoorstroom0,10,5-9,9
POGNastroom0,50,5-9,9
RINKruipgang starten
(inlopen)
Nabranden (B-B)
Nabrandtijd is de vertraging tussen het tijdstip waarop de lasdraad begint met remmen tot het tijdstip
waarop de stroombron de lasspanning uitschakelt.
Een te korte nabrandtijd resulteert na het lassen in een langere "draadpeuk". Er bestaat dan een
kans dat de draad in het stollende lasbad blijft steken.
Een te lange nabrandtijd resulteert in een kortere "draadpeuk", waarbij de kans bestaat dat de
lasboog in het lasmondstuk slaat.
Kratervulling (CRA)
Kratervulling maakt een gecontroleerde reductie in hitte en omvang van het lasbad mogelijk als de
las wordt afgerond. Dit maakt het makkelijker poriën, hittescheuren en kraters in de lasnaad te
voorkomen.
Voorstroom (PRG)
De voorstroomtijd is de tijd waarin het beschermgas stroomt voordat de boog wordt ontstoken.
Nastroom (POG)
Deze waarde reguleert de tijd waarin het beschermgas stroomt nadat de boog is gedoofd.
Kruipgang starten (RIN)
ARC ONAAN/UIT
Bij een kruipstart wordt de draad op een lage snelheid aangevoerd tot de draad elektrisch contact
met het werkstuk maakt.
6.4.2Verborgen functies voor MIG/MAG en MIG/MAG SYN
Druk lang op de parameterselectieknop om door de verborgen MENU-optie te navigeren (niet tijdens
het lassen). Selecteer de gewenste functies één voor één, door aan de linker potentiometerknop te
draaien en stel de waarde in door aan de rechter potentiometerknop te draaien.
Met deze functie kunnen de waarden van de draadaanvoersnelheid (WFS) of van de stroomsterkte
(AMP) tijdens het lassen worden weergegeven.
Synergisch (SYN)
Met deze functie kan een werkpunt van de machine worden ingesteld op basis van de
draadaanvoersnelheid (WFS) of de materiaaldikte (THI).
Eenheid (UNT)
Met deze functie kunnen de maateenheden voor de draadaanvoersnelheid en de materiaaldikte
worden omgeschakeld tussen metrische (MPM) of Britse (IPM) eenheden.
Taak activeren (TJS)
Met deze functie kunt u schakelen tussen verschillende lasdatageheugens door de trekkerschakelaar
van de lastoorts in te drukken. Als u eenmaal op de trekkerschakelaar drukt, wordt Taak 1
geactiveerd en als u tweemaal op de trekkerschakelaar drukt, wordt Taak 2 geactiveerd. Dezelfde
procedure moet voor alle taken worden gevolgd.
MPMMPM/IPM
OFFAAN/UIT
Versienr. (VEN)
Met deze functie kunnen de softwareversies van het aangesloten subsysteem worden bekeken.
Resetten (RES)
Met deze functie wordt het systeem gereset naar de fabrieksinstellingen. Als gevolg van de reset
worden alle opgeslagen taken verwijderd.
6.4.3MIG SPOT
Druk in de MIG-SPOT-modus drie keer op de parameterselectieknop om naar de MENU-optie te
navigeren. Selecteer één voor één de gewenste lasfuncties door aan de linker potentiometerknop te
draaien en pas de waarde aan door aan de rechter potentiometerknop te draaien.
Nabrandtijd is de vertraging tussen het tijdstip waarop de lasdraad begint met remmen tot het tijdstip
waarop de stroombron de lasspanning uitschakelt.
Een te korte nabrandtijd resulteert na het lassen in een langere "draadpeuk". Er bestaat dan een
kans dat de draad in het stollende lasbad blijft steken.
Een te lange nabrandtijd resulteert in een kortere "draadpeuk", waarbij de kans bestaat dat de
lasboog in het lasmondstuk slaat.
Puntlastijd (S/T)
De puntlastijd is een tijd gedurende welke de boog wordt ingeschakeld nadat de trekkerschakelaar is
ingedrukt.
Rusttijd (DWE)
Met rusttijd wordt de tijd zonder boog gedefinieerd, tussen de puntlassen.
Nastroom (POG)
Deze waarde reguleert de tijd waarin het beschermgas stroomt nadat de boog is gedoofd.
6.4.4Verborgen functies voor MIG SPOT
Druk lang op de parameterselectieknop om door de verborgen MENU-optie te navigeren (niet tijdens
het lassen). Selecteer de gewenste functies één voor één, door aan de linker potentiometerknop te
draaien en stel de waarde in door aan de rechter potentiometerknop te draaien.
Letter linkerdisplayFunctieStandaardInstellingen
rechterdisplay
DISGeef de waarde weer
tijdens het lassen
UNTEenheid (metrisch of
Brits)
VENVersienr.V4.0-
RESStandaardinstellingenNeeNee/Ja
Display (DIS)
Met deze functie kunnen de waarden van de draadaanvoersnelheid (WFS) of van de stroomsterkte
(AMP) tijdens het lassen worden weergegeven.
Eenheid (UNT)
Met deze functie kunnen de maateenheden voor de draadaanvoersnelheid en de materiaaldikte
worden omgeschakeld tussen metrische (MPM) of Britse (IPM) eenheden.
Versienr. (VEN)
WFSWFS/AMP
MPMMPM/IPM
Met deze functie kunnen de softwareversies van het aangesloten subsysteem worden bekeken.
Resetten (RES)
Met deze functie wordt het systeem gereset naar de fabrieksinstellingen. Als gevolg van de reset
worden alle opgeslagen taken verwijderd.
Druk in de MMA-modus eenmaal op de parameterselectieknop. Hierop verschijnt de MENU-optie.
Selecteer één voor één de gewenste functies (HOT, ARC) door aan de linker potentiometerknop te
draaien en stel de waarde in door aan de rechter potentiometerknop te draaien.
Letter linkerdisplayFunctieStandaardInstellingen
rechterdisplay
HOTHot startAUT0-10
ARCBoogdrukAUT0-10
Hot start
De functie Hot start verhoogt tijdelijk de stroomsterkte aan het begin van de las. Zo wordt de kans op
een slechte samensmelting aan het begin van de lasverbinding verkleind.
Boogdruk
De lasboogdruk bepaalt hoe de stroom verandert als reactie op een verandering in de booglengte
tijdens het lassen. Gebruik een lage lasboogdrukwaarde voor een kalme boog met weinig spatten,
en gebruik een hoge lasboogdrukwaarde voor een hete, penetrerende boog.
6.4.6Verborgen functies voor MMA
Druk lang op de parameterselectieknop om door de verborgen MENU-optie te navigeren (niet tijdens
het lassen). Selecteer één voor één de gewenste functies (RES, VER) door aan de linker
potentiometerknop te draaien en stel de waarde in door aan de rechter potentiometerknop te draaien.
Letter linkerdisplayFunctieStandaardInstellingen
rechterdisplay
VENVersienr.V4.0-
RESStandaardinstellingenNeeNee/Ja
Versienr. (VEN)
Met deze functie kunnen de softwareversies van het aangesloten subsysteem worden bekeken.
Resetten (RES)
Met deze functie wordt het systeem gereset naar de fabrieksinstellingen. Als gevolg van de reset
worden alle opgeslagen taken verwijderd.
De netvoeding moet zijn losgekoppeld tijdens reiniging en onderhoud.
VOORZICHTIG!
Alleen personeel met de juiste elektrotechnische vaardigheden (bevoegd personeel) mag de
veiligheidsplaten verwijderen.
VOORZICHTIG!
Het product valt onder de garantie van de fabrikant. Elke poging om reparatiewerkzaamheden
door niet-goedgekeurde servicecentra of niet-goedgekeurd personeel te laten uitvoeren, zal de
garantie ongeldig maken.
LET OP!
Regelmatig onderhoud is belangrijk voor een veilige en betrouwbare werking.
LET OP!
Verricht vaker onderhoud bij extreem stoffige omstandigheden.
Zorg er voorafgaand aan elk gebruik voor dat:
•het product en de kabels niet beschadigd zijn,
•de lastoorts schoon is en niet beschadigd is.
7.1Routineonderhoud
Onderhoudsschema onder normale omstandigheden. Controleer de apparatuur vóór elk gebruik.
Om de prestaties van de stroombron in stand te houden en de levensduur ervan te verlengen, moet
het product regelmatig gereinigd worden. De frequentie hangt af van het volgende:
•het lasproces
•de duur van de lasboog
•de werkomgeving
7.3Inspectie, reiniging en vervanging
VOORZICHTIG!
Zorg ervoor dat de reinigingsprocedure plaatsvindt in een daartoe voorbereide werkruimte.
VOORZICHTIG!
De reinigingsprocedure moet worden uitgevoerd door een erkende servicemonteur.
Draadaanvoermechanisme
Controleer regelmatig of de draadaanvoereenheid niet vervuild is.
•Het draadaanvoermechanisme moet regelmatig worden schoongemaakt en de
versleten onderdelen moeten vervangen worden om een probleemloze draadaanvoer
te garanderen. Een te hoge voorspanning kan leiden tot abnormale slijtage van het
drukmechanisme, de aanvoerrol en de draadgeleider.
•Reinig de geleiders en andere mechanische onderdelen van het
draadaanvoermechanisme regelmatig of als de draadaanvoer traag lijkt met
perslucht.
•Mondstukken vervangen.
•Aandrijfwiel controleren.
•Tandwielpakket vervangen.
Draadspoelhouder
Controleer regelmatig of de huls van de remnaaf en de moer van de remnaaf niet zijn versleten en
goed vergrendelen. Vervang ze indien nodig.
Lastoorts
De slijtdelen van de lastoorts moeten regelmatig worden gereinigd en vervangen voor een
probleemloze draadaanvoer. Blaas de draadgeleider regelmatig schoon en reinig de contacttip.
Voer na het reinigen een tests uit volgens IEC 60974-4. Volg de procedure in het hoofdstuk “Na
reparatie, inspectie en test” in de Onderhoudshandleiding.
De foutcode wordt gebruikt om aan te geven dat er een fout is opgetreden in de apparatuur. Fouten
worden aangegeven doordat de tekst "Err" gevolgd door het foutcodenummer in het display wordt
weergegeven.
Displays
8.1Beschrijving foutcodes
Hieronder staan foutcodes vermeld die de gebruiker kan verhelpen. Als er een andere foutcode
verschijnt, neem dan contact op met een erkende ESAB-reparateur.
FoutcodeBeschrijving
Err 002Fout trekkerschakelaar
De trekkerschakelaar van de toorts blijft continu ingedrukt, of het signaal van de
schakelaar is kortgesloten en er wordt ook geen lasboog tot stand gebracht.
Oplossing:
1. Controleer of de trekkerschakelaar van de toorts niet is ingedrukt
wanneer de stroombron wordt ingeschakeld.
2. Controleer bij het loslaten van de trekkersschakelaar of deze kortsluiting
maakt.
3. Als de foutcode aanhoudt, raadpleeg het servicelogboek.
Err 205Beveiliging faseverlies
Aan de ingangsaansluiting treedt faseverlies op bij de aansluiting van de ingaande
draden op de contactbus.
Oplossing:
1. Controleer de staat van de netvoeding en controleer of alle
aansluitingen in goede staat verkeren.
2. Zorg ervoor dat de voedingsbron is aangesloten op een stroomnet met
de juiste nominale netspanning en zet de netstroomschakelaar AAN. Als
de foutcode aanhoudt, raadpleeg het servicelogboek.
Err 206Te hoge temperatuur
De stroombron is langer actief dan de toegestane werkcyclus.
0463 930 001
Oplossing:
1. Wacht gedurende tien minuten om de stroombron te laten afkoelen.
2. Zorg ervoor dat de aangegeven waarden voor de stroombron niet
worden overschreden.
3. Zorg ervoor dat de voedingsbron is aangesloten op een stroomnet met
de juiste nominale netspanning en zet de netstroomschakelaar AAN. Als
de foutcode aanhoudt, raadpleeg het servicelogboek.
Kalibratie en validatie moeten worden uitgevoerd door een opgeleide servicemonteur, die
beschikt over voldoende training in las- en meettechnologie. De monteur moet op de hoogte
zijn van de gevaren die zich kunnen voordoen tijdens het lassen en meten en moet de nodige
beschermende maatregelen nemen!
10.1Meetmethoden en toleranties
Bij het kalibreren en valideren moet het referentie-meetinstrument dezelfde meetmethode in het
DC-bereik gebruiken (middelen en corrigeren van de gemeten waarden). Voor referentie-instrumenten
worden een aantal meetmethoden gebruikt, zoals TRMS (True Root Mean Square), RMS
(Root-Mean-Square) en gecorrigeerd rekenkundig gemiddelde. Rustler EM PRO gebruikt de
gecorrigeerde rekenkundig gemiddelde waarde en moet daarom gekalibreerd worden tegen een
referentie-instrument met behulp van de gecorrigeerde rekenkundig gemiddelde waarde.
In veldtoepassingen kan het voorkomen dat een meetapparaat en een Rustler EM PRO verschillende
waarden weergeven, ook al zijn beide systemen gevalideerd en gekalibreerd. Dit komt door de
meettoleranties en de meetmethode van de twee meetsystemen. Dit kan resulteren in een totale
afwijking, die de som bedraagt van beide meettoleranties. Als de meetmethoden verschillen (TRMS,
RMS of gecorrigeerd rekenkundig gemiddelde), zijn aanzienlijk grotere afwijkingen te verwachten!
De ESAB Rustler EM PRO-lasstroombron geeft de gemeten waarde weer in een gecorrigeerd
rekenkundig gemiddelde en mag, vanwege de meetmethode, daarom geen grote verschillen vertonen
in vergelijking tot andere ESAB-lasapparatuur.
10.2Vereisten, specificaties en normen
De Rustler EM PRO is ontworpen om te voldoen aan de vereisten aan de meet- en
weergavenauwkeurigheid van IEC/EN 60974-14, per definitie standaardklasse.
Kalibratie van de weergavenauwkeurigheden
Boogspanning±1,5 V (u
meetbereik in een Rustler EM PRO-systeem is 0,25 - 199 V.)
Lasstroom±2,5% van I2 max. volgens typeplaatje van de te testen eenheid,
resolutie 1 A. Het meetbereik staat vermeld op het typeplaatje van de
gebruikte Rustler EM PRO-lasstroombron.
Aanbevolen methode en toepasselijke norm
ESAB raadt aan kalibratie en validatie uit te voeren volgens IEC/EN 60974-14(:2018) of EN
50504:2008 (tenzij een andere manier van uitvoering wordt opgegeven door ESAB).
–U2) onder belasting, resolutie 0,25 V (theoretisch
Reparaties en elektrisch onderhoud moeten worden uitgevoerd door een erkende
ESAB-onderhoudsmonteur. Gebruik alleen originele ESAB-onderdelen.
De Rustler EM 280 PRO, EM 350 PRO en EM 350 PRO SYNERGIC zijn ontworpen en getest in
overeenstemming met de internationale en Europese normen EN IEC 60974-1, EN IEC 60974-5 en
EN IEC 60974-10 klasse A. Na voltooiing van onderhouds- of reparatiewerkzaamheden is het de
verantwoordelijkheid van de persoon (of personen) die het werk heeft/hebben uitgevoerd, ervoor te
zorgen dat het product nog steeds voldoet aan de eisen van de bovengenoemde normen.
Reserveonderdelen en verbruiksartikelen kunnen worden besteld via uw dichtstbijzijnde ESAB-dealer,
zie esab.com. Vermeld bij het bestellen altijd het type product, het serienummer, de bestemming en
het nummer van het reserveonderdeel dat u in de lijst met reserveonderdelen vindt. Dit versnelt het
verzenden en garandeert een juiste levering.
0448 280 880RustlerEM280CPROWith Exeor Torch 315, Remote 4 m
0448 350 881RustlerEM350CPROWith Exeor Torch 315, Remote 4 m
0448 350 882RustlerEM350CPROSynergicWith Exeor Torch 315, Remote 4 m
0448 280 890RustlerEM280CPRO
0448 350 891RustlerEM350CPRO
0448 350 892RustlerEM350CPROSynergic
0463 930 *Instruction manualRustlerEMPRO
0463 931 001Spare parts listRustlerEMPRO
De drie laatste cijfers van het documentnummer van de handleiding geven de versie van de
handleiding aan. Daarom zijn zie hier vervangen door *. Zorg ervoor dat u een handleiding gebruikt
met een serienummer of softwareversie die overeenkomt met het product. Zie de voorpagina van de
handleiding.
Technische documentatie is beschikbaar op internet: www.esab.com