Deze handleiding beschrijft het gebruik van het bedieningspaneel MA25 Pulse.
Algemene informatie over het gebruik vindt u in de instructiehandleiding voor de stroombron
respectievelijk de draadaanvoereenheid.
Na het inschakelen controleert het systeem de LED’s en het display.
De programmaversie en paneeluitvoering, "Staal", "Alu", "StaalNA"
of "AluNA" worden getoond. (In dit voorbeeld is 0,17A de
programmaversie en "Staal" de paneeluitvoering.)
(Er wordt automatisch door lange teksten in het display gescrold.)
Handleidingen in andere talen kunnen worden gedownload via internet: www.esab.com
Algemene veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van de apparatuur kunt u vinden
in het hoofdstuk "VEILIGHEID" in de instructiehandleiding voor de stroombron.
Algemene informatie over het gebruik vindt u in het hoofdstuk "GEBRUIK" in de
instructiehandleiding voor de stroombron. Lees de beide hoofdstukken goed door
voordat u de apparatuur gaat gebruiken!
2.1Hoe te navigeren
1.Knoppen voor het lasdatageheugen9.Schakelen tussen tweetakt en viertakt
2.Schakelen tussen kratervultijd,
inductantie, gasnastroomtijd en
synergieselectie
3.Selectie van draadinvoer11.Selectie van hot start
4.Selectie van gasspoelen12.Instelling spanning/QSet™
5.Display13.Indicatie van de in het display getoonde
6.Schakelen tussen lasmethode
MIG/MAG en MMA
0463 459 001
10.Schakelen tussen paneelinstelling ,
programma instellen met behulp van de
schakelaar van de lastoorts en
afstandsbediening
variabelen en eenheden
14.Schakelen tussen het ingestelde
geschatte ampèrage en de
draadaanvoersnelheid (het geschatte
ampèrage kan alleen worden
geselecteerd in de synergische
modus.)
•Tijdens synergisch lassen kan worden omgeschakeld tussen de
draadaanvoersnelheid en het ingestelde geschatte ampèrage
•Parameterautomatisering QSet™
•Activering tweetakt/viertaktschakelaar voor de toorts
•Gastest en draadinvoer
•Instellingen gasvoorstroom/-nastroom
•Kruipstart en kratervulling
•Continue inductantie-instelling
•3 geheugenslots, opgevraagd via de toortsknop of het bedieningspaneel
•MMA: ArcPlus™ II-regeling, hot start en boogdruk kunnen worden ingesteld
3.2Lasdatageheugen
In het geheugen van het bedieningspaneel kunnen drie verschillende
lasgegevensprogramma's worden opgeslagen.
Druk 5 seconden op selectieknop 1, 2 of 3 om de lasgegevens in het geheugen op
te slaan. Als de groene indicatielamp gaat knipperen zijn de lasgegevens
opgeslagen.
Om tussen de verschillende lasdatageheugens te wisselen, drukt u op knop 1, 2 of
3.
Het lasdatageheugen heeft een backupbatterij, zodat de instellingen bewaard
blijven als de apparatuur wordt uitgeschakeld.
3.3MIG/MAG-lassen
MIG/MAG-lassen
Bij MIG/MAG-lassen wordt een lasdraad met constante snelheid aangevoerd en
gesmolten. Het lasbad wordt beschermd door het beschermgas.
Draadaanvoersnelheid
Voor instelling van de gewenste draadaanvoersnelheid in procenten of
meter/minuut.
Iedere combinatie van draadtype, draaddiameter en gasmengsel vereist een
aparte verhouding tussen draadaanvoersnelheid en spanning (booglengte) om
te zorgen voor een stabiele lasboog. De spanning (booglengte) past zich
automatisch aan de vooraf geprogrammeerde synergische lijn aan, waardoor de
juiste lasparameters veel eenvoudiger en snel zijn terug te vinden. Het verband
tussen de draadaanvoersnelheid en andere parameters wordt de "synergische
lijn" genoemd.
In de synergische modus kan ofwel de ingestelde draadaanvoersnelheid of het
geschatte ampèrage worden ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie
"Geschatte ampèrage weergeven".
Raadpleeg voor meer informatie over synergische lijnen die in de MA25 Pulse
zijn opgenomen het hoofdstuk "DRAADDIAMETERS EN GASCOMBINATIES".
Het is ook mogelijk om andere synergische lijnen te bestellen, maar deze
moeten worden geïnstalleerd door een erkende ESAB-technicus.
Vergeet ook niet bij het activeren van synergie de juiste synergische lijn met
behulp van de instelknop te selecteren.
De nummers van de juiste synergische lijnen staan op de sticker aan de
binnenkant van de draadaanvoereenheid.
Bij het lassen met het MA25 Pulse-bedieningspaneel in de synergische modus
kan ofwel de draadaanvoersnelheid of het geschatte ampèrage als instelling
worden gebruikt. De mogelijkheid voor de lasser om het geschatte ampèrage te
laten weergeven is bedoeld als referentie als hij of zij niet weet welke
draadaanvoersnelheid moet worden ingesteld.
Het geschatte ampèrage kan worden ingesteld met de instelknop. De ingestelde
draadaanvoersnelheid verandert mee wanneer het geschatte ampèrage wordt
gewijzigd. Er kan op het display worden omgeschakeld tussen de weergave van
de draadaanvoersnelheid of het geschatte ampèrage door op de knop ~A/WFS
te drukken.
Tijdens het lassen is de draadaanvoersnelheid constant, dat betekent een
voorspelbaar resultaat en een gelijkmatig gevulde lasnaad. Het lasresultaat zal
exact hetzelfde zijn, ongeacht of de lasser de draadaanvoersnelheid of het
geschatte ampèrage als instelling gebruikt.
Een constante draadaanvoersnelheid tijdens het lassen betekent ook dat het
geschatte ampèrage enigszins afwijkt van het werkelijk gemeten ampèrage,
afhankelijk van het type lasnaad en de 'peuk' die de lasser gebruikt (afstand
tussen contacttip en werkstuk). Dat is niet anders dan bij het gewoon instellen
van de draadaanvoersnelheid of het aanpassen van het geschatte ampèrage.
Bij een grote afwijking moet de 'peuk' worden afgesteld voor een optimaal
lasresultaat, zie onderstaande hoofdstukken.
Tijdens het lassen wordt het werkelijke gemeten ampèrage op het display
weergegeven. Als de knop(item 14 in de afbeelding in het hoofdstuk
"PANEELOVERZICHT") tijdens het lassen wordt ingedrukt, verschijnt het
geschatte ampèrage gedurende twee seconden zichtbaar op het display;
daarna verschijnt het gemeten ampèrage weer. Het gemeten ampèrage blijft op
het display staan totdat de instelling wordt gewijzigd.
Als het gemeten ampèrage om enige reden meer dan ±10 % afwijkt van het
geschatte ampèrage, beginnen de stroom-LED en de op het display
weergegeven gemeten ampèrage te knipperen. Door een zeer lange of zeer
korte peuk van de laselektrode kan een grote afwijking tussen het geschatte en
het gemeten ampèrage ontstaan. Dit betekent dat de lasser wellicht een beter
lasresultaat krijgt door de peuk beter af te stellen. Als het gemeten ampèrage
aanzienlijk lager is dan het geschatte ampèrage, kan wellicht beter een kortere
peuk worden gebruikt. Als het gemeten ampèrage aanzienlijk hoger is dan het
geschatte ampèrage, kan wellicht beter een langere peuk worden gebruikt.
Houd er rekening mee dat verschillende lasnaadtypes ook van invloed zijn op
het werkelijke gemeten ampèrage. Het "toegestane" verschil tussen het
gemeten en het geschatte ampèrage kan worden aangepast. De
standaardwaarde is ±10 %. Zie het hoofdstuk "Verborgen MIG/MAG-functies".