ZORG DAT U DEZE INFORMATIE DOORGEEFT AAN DE BEDIENER
VAN DIT APPARAAT.
BIJ UW LEVERANCIER KUNT U EXTRA EXEMPLAREN KRIJGEN.
LET OP
Deze instructies zijn voor ervaren bedieners. Als u niet bekend bent met de principes van
de bediening en veilige werking van booglassen en -snijden, raden wij u dringend aan om
ons boekje “Precautions and Safe Practices for Arc Welding, Cutting, and Gouging,” formulier 52-529 door te lezen. Laat ongetraind personeel dit apparaat NIET installeren, bedienen of onderhouden. Probeer dit apparaat NIET te installeren of te bedienen voordat
u deze instructies volledig hebt gelezen en begrepen. Als u deze instructies niet helemaal
begrijpt, neemt u contact op met de leverancier voor meer informatie. Lees de veiligheidsvoorschriften voordat u dit apparaat installeert of bedient.
VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE GEBRUIKER
Dit apparaat werkt conform de beschrijving in deze handleiding en de bijbehorende labels en/of bladen wanneer het wordt geïnstalleerd, bediend, onderhouden en gerepareerd volgens de bijgeleverde instructies. Dit apparaat moet periodiek worden gecontroleerd. Een slecht werkend of verkeerd onderhouden apparaat mag niet
worden gebruikt. Gebroken, ontbrekende, versleten, vervormde of besmette onderdelen moeten onmiddellijk
worden vervangen. Als een dergelijke reparatie of vervanging nodig is, raadt de fabrikant u aan om telefonisch
of schriftelijk een serviceaanvraag in te dienen bij de erkende distributeur, of bij wie u het apparaat hebt aangeschaft.
Dit apparaat en de bijbehorende onderdelen mogen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de fabrikant worden gewijzigd. De gebruiker van dit apparaat is zelf verantwoordelijk voor defecten die
ontstaan vanwege onjuist gebruik, verkeerd onderhoud, schade, verkeerde reparatie of wijzigingen door iemand anders dan de fabrikant of een servicefaciliteit die door de fabrikant is aangewezen.
Gebruikers van ESAB-las- en plasmasnijapparaten moeten er zelf voor zorgen dat iedereen die met of in de buurt
van het apparaat werkt zich aan de betreff ende veiligheidsvoorschriften houdt. De veiligheidsvoorschriften
moeten aan de eisen voor dit type las- of plasmasnijapparaat voldoen. Houd u aan de volgende aanbevelingen
en aan de standaardreguleringen die voor de werkplek gelden.
Het werk moet worden uitgevoerd door getraind personeel dat goed bekend is met de bediening van las- of
plasmijsnijapparaten. Onjuiste bediening van de apparatuur kan leiden tot gevaarlijke situaties, die kunnen leiden
tot persoonlijk letsel en schade aan het apparaat.
1. Iedereen die las- of plasmasnijapparaten gebruikt, moet bekend zijn met:
- de bediening
- de plaats van noodstop
- de werking
- de relevante veiligheidsvoorschriften
- lassen en/of plasmasnijden
2. Degene die het apparaat bedient, moet ervoor zorgen dat:
- er zich geen ongeautoriseerd personeel in het werkgebied van het apparaat bevindt wanneer dit wordt opgestart
- niemand onbeschermd is wanneer de boog wordt gestart
3. Het werkgebied moet:
- geschikt zijn voor het doel
- vrij zijn van tocht
4. Artikelen voor uw persoonlijke veiligheid:
- Draag altijd de aanbevolen artikelen voor persoonlijke veiligheid, zoals een veiligheidsbril, vlambestendige kleding en veiligheidshandschoenen.
- Draag geen loszittende artikelen, zoals dassen, armbanden, ringen, enz. Deze kunnen verstrikt raken en
brandwonden veroorzaken.
5. Algemene voorzorgsmaatregelen:
- Zorg dat de retourkabel veilig is aangesloten.
- Werkzaamheden met apparatuur van een hoog voltage mogen alleen door een gekwalifi ceerde elektricien worden uitgevoerd.
- De juiste brandblusapparatuur moet duidelijk zijn aangegeven en binnen handbereik staan.
- Tijdens de bediening van het apparaat mag geen smering en onderhoud worden uitgevoerd.
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN PLASMASNIJDEN KUNEN PERSOONLIJK LETSEL EN LETSEL BIJ
WAARSCHUWING
ELEKTRISCHE SCHOK - kan dodelijk zijn.
- Installeer en aard de las- of plasmasnijunit volgens de geldende normen.
- Raak geen elektrische onderdelen of elektrodes die onder stroom staan met de blote huid, natte hand schoenen of natte kleding aan.
- Isoleer uzelf van de aarde en het werkstuk.
- Zorg voor een goede werkhouding.
ROOK EN GAS - kunnen gevaarlijk voor de gezondheid zijn.
- Houd uw hoofd uit de rook.
- Gebruik ventilatie of boogextractie, of beide, om rook en gassen uit de ademzone en de algemene ruimte
te verwijderen.
ANDEREN VEROORZAKEN. NEEM VOORZORGSMAATREGELEN WANNEER
U LAST OF SNIJDT. VRAAG UW WERKGEVER WELKE MAATREGELEN U
MOET TREFFEN, OP BASIS VAN DE RISICOGEGEVENS VAN DE FABRIKANT.
BOOGSTRALEN - kunnen letsel aan ogen en huid veroorzaken.
- Bescherm uw lichaam en uw ogen. Gebruik het juiste las/plasmasnijscherm en fi lterlens, en draag bescher mende kleding.
- Bescherm omstanders met geschikte schermen of gordijnen.
BRANDGEVAAR
- Vonken (spatten) kunnen brand veroorzaken. Zorg daarom dat er geen ontvlambare materialen in de
buurt staan.
LAWAAI - te veel lawaai kan het gehoor beschadigen.
- Bescherm uw oren. Gebruik oorbeschermers of een andere gehoorbescherming.
- Wijs omstanders op het risico.
DEFECTEN - bel voor assistentie van een expert als het apparaat defect is.
LEES EN BEGRIJP DE INSTRUCTIEHANDELING VOORDAT U HET APPARAAT BEDIENT.
BESCHERM UZELF EN ANDEREN!
HOOFDSTUK 2 BESCHRIJVING
2.1 Inleiding
De EPP-voedingsbron is ontworpen voor gemechaniseerd plasmasnijden bij hoge snelheden. U kunt de voedingsbron gebruiken met andere ESAB-producten zoals de PT-15- en de PT600-toortsen en de Smart Flow II, een
geautomatiseerd gasregel- en schakelsysteem.
Snijstroombereik van 50 tot 600 ampère
•
Gekoeld met geforceerde lucht
•
Halfgeleidergelijkstroomvoeding
•
Ingangsvoltagebeveiliging
•
Lokale of externe frontpaneelbediening
•
Thermale schakelbeveiliging voor hoofdtransformator en voedingshalfgeleideronderdelen
•
Optilringen bovenaan of vorkliftbasis voor vervoer
•
Parallelle secundiare voedingsbronmogelijkheden om stroomuitvoerbereik uit te breiden
•
2.2 Algemene specificiaties
Onderdeelnummer055800561405580056150558005616
Voltage200 VDC
Uitgang
(werkcyclus
100 %)
Ingang
* Open circuitvoltage is gereduceerd tot 290 V in de markeermodus.
Stroombereik DC (markeren)12A tot 600A
Stroombereik DC (snijden)50A tot 600A
Voeding80 KW
* Open-circuitvoltage (OCV)410 VDC427 VDC427 VDC
Voltage (3-fasen)400 V460 V575 V
Stroom (3-fasen)206 A RMS179 A RMS143 A RMS
Frequentie50/60 Hz60 Hz60 Hz
KVA142,7 KVA142,6 KVA142,9 KVA
Voeding129,9 KW129,8 KW129,6 KW
Voedingsfactor91,0 %91,0%91,0%
Ingangszekering rec.250 A250 A200 A
EPP-600 400V,
50/60 Hz CE
EPP-600 460V,
60 Hz
EPP-600 575V,
60 Hz
67
HOOFDSTUK 2 BESCHRIJVING
2.3 Afmetingen en gewicht
114,3 mm
94,6 mm
102,2 mm
Gewicht = 925,34 kg
68
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.1 Algemeen
ALS U ZICH NIET AAN DE INSTRUCTIES HOUDT, KAN DIT DOOD, LET
SEL OF SCHADE AAN EIGENDOMMEN TOT GEVOLG HEBBEN. HOUD U
WAARSCHUWING
3.2 Uitpakken
CAUTION
LET OP
AAN DE INSTRUCTIES OM LETSEL OF SCHADE AAN EIGENDOMMEN
TE VOORKOMEN. U MOET ZICH AAN DE PLAATSELIJKE EN NATIO
NALE ELEKTRISCHE EN VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN HOUDEN.
Als u één tiloog gebruikt, raakt het bladmetaal en het frame beschadigd. Gebruik beide tilogen wanneer u met een overheadmethode
transporteert. De eenheid weegt meer dan 907 kilo. Gebruik goedgekeurde riemen en kabels in goede conditie.
Inspecteer na ontvangst onmiddelijk op vervoerschade.
•
Haal alle onderdelen uit de verpakking en controleer of er losse onderdelen in zitten.
•
Controleer de ventilatieopeningen op verstoppingen.
•
3.3 Plaatsen
Een minimum van 0,61 m ruimte aan de voor- en achterkant voor de koelluchtstroom.
•
Houd er rekening mee dat de boven- en zijpanelen voor onderhoud, reiniging en inspectie moeten
•
worden verwijderd.
Zet de EPP-600 releatief dicht bij een elektrische voedingsbron met goede zekeringen.
•
Houd de ruimte onder de voedingsbron leeg voor de koelluchtstroom.
•
De omgeving moet relatief stofvrij, rookvrij en niet overmatig warm zijn. Deze factoren beïnvloeden
•
de doelmatigheid van de koeling.
LET OP
Opmerking:
Gebruik beide tilogen wanneer u overhead transporteert.
Geleidend stof en vuil in de voedingsbron kan een flash-over van de
boog veroorzaken.
De apparatuur kan beschadigd raken. Er kan kortsluiting optreden
als vuil zich binnen de voedingsbron ophoopt. Zie het hoofdstuk Onderhoud.
69
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.4 Voedingsaansluiting
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN!
ZORG VOOR MAXIMALE BESCHERMING TEGEN EEN ELEKTRISCHE
WAARSCHUWING
3.4.1 Primaire voeding
De EPP-600 is een 3-fasenunit. Ingangsvoeding moet komen van een stopcontact met schakelaar dat
zekeringen of een aardlekschakelaar heeft, conform de Nederlandse voorschriften.
SCHOK.
VOORDAT U VERBINDINGEN BINNEN IN DE MACHINE MAAKT, HAALT
U DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT OM DE VOEDING UIT TE
SCHAKELEN.
* Formaat volgens National Electrical Code voor een 90° C (194˚ F) kopergeleiders bij omgeving van 40° C (104˚ F). Niet
meer dan drie geleiders in raceway of kabel. Lokale codes moeten worden gevolgd indien andere formaten dan bovenvermelde formaten worden opgegeven.
** Tijdens zwaar snijden bij 600A, kan de ingangsspanning tijdelijk hoger zijn dan 200 A en de 200 A-zekeringen doorbranden. Wanneer de snijstroom lager is dan 500 A, zijn zekeringen van 200 A voldoende.
Voor de schatting van de ingangsstroom voor een groot aantal uitgangssituaties, gebruikt u de onderstaande formule.
Ingangsstroom =
(V boog) x (I boog) x 0,688
(V kabel)
Ingang en aar-
degeleider* CU/
mm2 (AWG)
Vertraging
zekering
(ampère)
U hebt mogelijk een dedicated voedingskabel nodig.
De EPP-600 is uitgerust met kabelvoltagecompensatie maar om on-
NOTITIE
gelijk prestaties vanwege een overladen circuit te voorkomen, hebt
u mogelijk een dedicatie voedingskabel nodig.
70
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.4.2 Ingangsgeleiders
Door de klant geleverd.
•
Kan bestaan uit kopergeleiders bekleed met zwaar rubber (drie voor voeding en een voor aarde), of
•
uitgevoerd in harde of flexibele pijp.
Formaat volgens diagram.
•
Ingangsgeleiders moeten ringterminals aan het uiteinde hebbben.
NOTITIE
3.4.3 Ingangsaansluitprocedure
Ingangsgeleiders moeten ringterminals aan het uiteinde hebben van
12,7 mm hardware voordat ze op de EPP-600 worden aangesloten.
1. Verwijder het linkerzijpaneel van de EPP-600.
2. Voer de kabels door de toegangsopening in het achterpaneel.
3. Maak de kabels vast met een trekontlasting of pijpkoppeling
1
(niet bijgeleverd) in de toegangsopening.
4. Bevestig de aardekabel aan de tapbouten op de chassisbasis.
5. Sluit de voedingskabelringterminals aan op de primaire terminals met de bijgeleverd bouten, sluitringen en moeren.
6. Sluit de ingangsgeleiders aan op het stopcontact (met zekering/schakelaar).
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN!
DE RINGTERMINALS MOETEN RUIMTE HEBBEN TUSSEN HET ZIJPA
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
3.5 Uitgangsaansluiting
NEEL EN DE HOOFDTRANSFORMATOR. DE RUIMTE MOET VOLDOEN
DE ZIJN OM BOOGVORMING TE VOORKOMEN. ZORG DAT DE KABELS
NIET IN BOTSING KOMEN MET DE DRAAIENDE VENTILATOR.
ONJUISTE AARDING KAN DOOD OF LETSEL TOT GEVOLG HEBBEN.
HET CHASSIS MOET ZIJN AANGESLOTEN OP EEN GOEDGEKEURDE
ELEKTRISCHE AARDE. CONTROLEER OF DE AARDE NIET IS AANGESLO
TEN OP EEN PRIMAIRE TERMINAL.
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN! GEVAARLIJK VOLTA
GE EN STROOM!
WANNEER U WERKT ROND EEN PLASMAVOEDINGSBRON MET VER
WAARSCHUWING
3.5.1 Uitgangskabels (door klant geleverd)
Kies plasmasnij-uitgangskabels (door de klant geleverd) op de basis van 4/0 AWG, 600 volt geïsoleerde koperkabel voor elke 400 A uitvoerstroom.
WIJDERDE PANELEN:
HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT.
•
LAAT EEN ERKEND PERSOON DE UITGANGSBUSBALKEN (POSITIEF
•
EN NEGATIEF) MET EEN VOLTMETER CONTROLEREN.
Opmerking:
Gebruik geen geïsoleerde laskabel van 100 volt.
72
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.5.2 Uitgangsaansluitprocedure
1. Verwijder het toegangspaneel aan de onderkant van de voedingsbron.
2. Voer de uitvoerkabels door de openingen aan de onderkant van het voorpaneel of de onderkant van de voedingsbron,
direct achter het voorpaneel.
3. Sluit de kabels aan op de betreffende terminals die binnen de voedingsbron zijn gemonteerd met UL-drukkabelconnectors.
4. Breng het paneel aan dat u bij de eerste stap hebt verwijderd.
U kunt twee 400-voedingsbronnen tegelijk aansluiten om het uitgangsstroombereik uit te breiden.
Toegangspaneel
3.6 Parallelle installatie
LET OP
De startstroom van de parallelle voedingsbron overschrijdt de
aanbevolen hoeveelheid wanneer bij minder dan 100 A wordt
gesneden.
Gebruik slechts één voedingsbron bij een stroom lager dan 100 A.
Wij raden u aan de negatieve kabel van de secundaire voedingsbron
los te koppelen wanneer u de stroom wijzigt tot minder dan 100 A.
Er moet op deze kabel een veilige afsluiter zijn aangebracht om een
elektrische schok te voorkomen.
73
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
werk
(+)
werk
(+)
Opmerking:
De primaire voedingsbron heeft de jumper (-) op de elektrodegeleider. De secundaire voedingsbron
heeft een jumper (+) op het werkstuk.
1. Sluit de negatieve (-) uitgangskabels aan op de boogstartbox (hoogfrequentiegenerator).
2. Sluit de positieve (+) uitgangskabels aan op het werkstuk.
3. Sluit de positieve (+) en negatieve (-) geleiders aan tussen de voedingsbronnen.
4. Sluit de hulpboogkabel aan op de hulpboogterminal in de primaire voedingsbron. De hulpboogverbinding in de secundaire voedingsbron wordt niet gebruikt. Het hulpboogcircuit wordt niet parallel uitgevoerd.
5. Zet de schakelaar Pilot Arc HIGH / LOW op de secundaire voedingsbron op “LOW”.
6. Zet de schakelaar Pilot Arc HIGH / LOW op de primaire voedingsbron op “HIGH”.
7. Als een extern 0,00 tot +10,00 VDC stoomreferentiesignaal wordt gebruikt om de ingangsstroom in te stellen, voert u
hetzelfde signaal in beide voedingsbronnen in. Sluit J1-A (gemeenschappelijk) van beide voedingsbronnen samen aan en
sluit J1-B (0,00 - 10,00 VDC) van beide voedingsbronnen samen aan. Wanneer beide voedingsbronnen zijn ingeschakeld,
kan de uitgangsstroom met de volgende formule worden voorspeld: [uitgangsstroom (ampère)] = [referentievoltage]
x [100]
Aansluitingen voor parallelle installatie van twee EPP-600-voedingsbronnen
EPP-600EPP-600
Secundaire voe-
dingsbron
2 - 4/0 600 V
positieve kabels
naar werkstuk
elektrode
(-)
4/0 600V
kabeljumpers
tussen een-
heden
Primaire voedings-
bron
pilot arc
1 - 14 AWG 600 V
kabel naar hulp
boogaansluiting in
boogstartbox (HF-
generator)
elektrode
(-)
-
2 - 4/0 600 V
negatieve kabels
in boogstartbox
(HF-generator)
74
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
werkstuk
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN!
BLOOTLIGGENDE ELEKTRISCHE GELEIDERS KUNNEN GEVAARLIJK
ZIJN!
LAAT GEEN ELEKTRISCH ‘HETE’ GELEIDERS BLOOTLIGGEN. WANNEER
U DE SECUNDAIRE VOEDINGSBRON LOSKOPPELT VAN DE PRIMAIRE,
WAARSCHUWING
De EPP-600 heeft geen aan-/uitschakelaar. De voeding wordt bewerkstelligd met de schakelaar in het stopcontact.
CONTROLEERT U OF U DE CORRECTE KABELS HEBT LOSGEMAAKT.
ISOLEER DE LOSGEMAAKTE UITEINDEN.
WANNEER U SLECHTS EEN VOEDINGSBRON IN EEN PARALLELLE CON
FIGURATIE GEBRUIKT, MOET U DE NEGATIEVE ELEKTRODEGELEIDER
LOSKOPPELEN VAN DE SECUNDAIRE VOEDINGSBRON EN DE ‘PLUM
BING BOX’. ALS U DIT NALAAT, BLIJFT DE SECUNDAIRE ELEKTRISCH
‘HEET’.
WAARSCHUWING
WERK NIET MET DE EPP600 ALS DE DEKSELS ZIJN VERWIJDERD.
VANWEGE ONDERDELEN MET EEN HOOG VOLTAGE LOOPT U KANS
OP EEN HOGERE ELEKTRISCHE SCHOK.
HET INTERNE ONDERDEEL IS MOGELIJK BESCHADIGD OMDAT DE
KOELVENTILATOREN HUN DOELMATIGHEID VERLIEZEN.
EPP-600EPP-600
Secundaire
voedingsbron
elektrode
werkstuk
Primaire
voedingsbron
elektrode
2 - 4/0 600V
positieve kabels
naar werkstuk
Koppel de negatieve
verbinding los van de
secundaire voedings
bron en isoleer om te
converteren van twee
vo edin g sbro nnen
naar één
75
2 - 4/0 600V
negatieve kabels
in boogstartbox
(HF-generator)
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.7 CNC-interfacekabels
B
A
A - 0558005528 Interfacekabelaansluiting
Aansluiting van 10-pins Plug J6 naar CNC-interfaceconnector.
B - 0558005530 Interfacekabelaansluiting
Aansluiting van 19-pins Plug J1 naar CNC-interfaceconnector.
Opmerking:
Bij de EPP-600-voedingsbron worden GEEN interfaceka-
bels geleverd. De informatie dient alleen als referentie.
76
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.1 Beschrijving van het blokdiagramcircuit
Blokkerende diodes
L1
sensor
EPP-600
Linker Hall-
BLOKDIAGRAM
MONDSTUK
ELEKTRODE
circuit
Hulpboog-
R (snub)
T1
250V piek
R (boost)
Blokkerende diodes
L2
Rechter Hall-
T1
425V piek
sensor
WERKSTUK
shunt
Precisie-
Solenoïde
circuit
Booststart-
Contact op hulp-
boogcontactstuk
T
diodes
Free Wheeling-
T
Linker
IGBT-modules
Cap.
Bank
Gate
Drive
Sync-signaal
voor alternatief
PWM
(Master)
Galvanisch
isolatiestuk
Linker PWM / Gate Drive-bord
Gate
Drive
schakelen
PWM
(Slave)
Galvanisch
isolatiestuk
2
Rechter PWM / Gate Drive-bord
-310 V DC-bus
H
ingang
3-fasen-
Rechter
IGBT-modules
stroomservo
Feedback voor constante-
300U120’s
Buscorrectors
Regelcircuit
Galvanisch
Feedback voor snelle binnenservo’s
T1
Hoofdtransformator
Foutversterkers
isolatiestuk
Twisted Pair
“T” Common aangestloen op geaard werkstuk via uitgang “+”
T
S
Iout = (Vref ) x (80)
0,0 - 10,0 V DC Vref
(zwevend)
CNC Common
77
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
0.0
1.0
2.0
3.0
4.0
5.0
6.0
7.0
050100150200250300
4.1 Beschrijving van blokdiagramcircuit (vervolg)
Het voedingscircuit dat in de EPP-600 is gebruikt, wordt ook een terugslagomzetter of een stroomonderbreker genoemd.
Elektronische hogesnelheidsswitches schakelen duizenden keren per seconden in en uit, en voorzien de uitgang van voeding. Een filtercircuit, dat hoofdzakelijk uit een inductor (soms ook een smoorspoel genoemd) bestaat, converteert de
pulsen in een relatief constante gelijkstroomuitgang (DC of Direct Current).
Hoewel de filterinductor de meeste fluctueringen verwijdert uit de ‘onderbroken’ uitgang van de elektronische switches,
blijven er kleine fluctueringen in de uitgang aanwezig. Deze worden rimpelspanning genoemd. De EPP-600 gebruikt een
gepatenteerd voedingscircuit waarin de uitgang van beide stroomonderbrekers is gecombineerd en waarbij elk ongeveer
de helft van de totale uitgang verzorgt op een manier waarop rimpelspanning wordt gereduceerd. De stroomonderbrekers zijn gesynchroniseerd: wanneer de rimpelspanning van de eerste stroomonderbreker de uitgang verhoogt, verlaagt
de tweede stroomonderbreker de uitgang. Dit heeft tot resultaat dat de rimpelspanning van de ene stroomonderbreker de
rimpelspanning van de andere deels ongedaan maakt. Het resultaat is een ultralage rimpelspanning met een zeer soepele
en gelijkmatige uitgang. Een lage rimpelspanning is wenselijk omdat de levensduur van de toorts daarmee toeneemt.
In de onderstaande grafiek ziet u het effect van de gepatenteerde rimpelspanningverlaging van ESAB met twee stroomonderbrekers die gesynchroniseerd zijn en alternerend schakelen. In vergelijking met twee stroomonderbrekers die tegelijkertijd schakeeln, wordt bij alternerend schakelen de rimpelspanning met factor 4 tot 10 verlaagd.
EPP-600 Uitgang RMS rimpelspanningsstroom versus uitgangsvoltage
Stroomonderbrekers gesynchroniseerd en gelijktijdig geschakeld (rimpelspanning 10 KHz)
Gepatenteerde EPP-600
stroomonderbrekers gesynchroniseerd en
alternerend schakelend (rimpelspanning 20 KHz)
RMS rimpelspanningsstroom (ampère)
Uitgangsvoltage (volt)
78
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.1 Beschrijving van blokdiagramcircuit (vervolg)
Het EPP-600-blokdiagram (na paragraaf 6.4.4) toont de belangrijkste functionele onderdelen van de voedingsbron. T1, de
hoofdtransformator, verzorgt naast de isolatie van de primaire voedingskabel ook het juiste voltage voor de 310 V DC-bus.
De buscorrectors converteren de driefasenuitgang van T1 naar het 310 V-busvoltage. Een condensatorbank verzogt de filtering en de energieopslag die de voeding verzorgt naar de elektronische hogesnelheidswitches. Deze switches zijn IGBT’s
(Insulated Gate Bipolar Transistors). De 310 V-bus verzorgt de voeding voor zowel de linkerstroomonderbreker (Master) en
de rechterstroomonderbreker (Slave).
Elke stroomonderbreker bevat IGBT’s, Free Wheeling-diodes, een Hall-sensor, een filterinductor en blokkerende diodes.
De IGBT’s zijn de electronische switches die, in de EPP-600, 10.000 keer per seconde worden in- en uitgeschakeld. Ze leverende voedingspulsen die door de inductor worden gefilterd. De Free Wheeling-diodes verzorgen het pad voor de stroom
wanneer de IGBT’s uit zijn. De Hall-sensor is een stroomtransductor die de uitgangsstroom controleert en het feedbacksignaal voor het regelcircuit verzorgt.
De blokkerende diodes hebben twee functies. Ten eerste voorkomen ze dat de 425 V DC van het booststartcircuit terug
wordt gevoerd naar de IGBT’s en de 310 V-bus. Ten tweede verzorgen ze de isolatie tussen de twee stroomonderbrekers.
Hierdoor is een onafhankelijke werking van de ene stroomonderbreker mogelijk zonder dat de andere functioneert.
Het regelcircuit bevat regulerende servo’s voor beide stroomonderbrekers. Het circuit bevat tevens een derde servo dat het
totale uitgangsspanningsignaal controleert dat terugkomt van de precisieshunt. Dit derde servo regelt de twee stroomonderbrekerservo’s om een nauwkeurig geregelde uitgangsstroom te behouden die door het Vref-signaal wordt beheerst.
Het Vref-circuit is galvanisch geïsoleerd van de rest van de voedingsbron. De isolatie voorkomt problemen die vanwege
‘aarde’lussen kunnen optreden.
Elke stroomonderbreker, de linker Master en de rechter Slave, bevatten hun eigen PWM / Gate Drive PC-borden, die rechtstreeks op de IGBT’s zijn gemonteerd. Dit circuit verzorgt de aan/uit PWM-signalen (pulsbreedtemodulatie) om de IGBT’s
aan te sturen. De linker (Master) PWM verzorgt naast een gesynchroniseerd kloksignaal naar zijn eigen Gate Drive-circuit
ook een signaal naar het rechter (Slave) Gate Drive-circuit. Via dit signaal schakelen de IGBT’s alternerend van de twee
kanten om de uitgangsrimpelspanning te reduceren.
De EPP-600 bevat een Boost Supply die ongeveer 425 V DC voor het starten van de boog verzorgt. Nadat de snijboog tot
stand is gekomen, wordt de Boost Supply uitgeschakeld met een contact op de hulpboogcontactor (K4).
Een solenoïde verlaagt de voltageovergangen die optreden tijdens de beëindiging van de snijboog. Tevens worden de
overgangsvoltages van een parallele voedingsbron verlaagt om schade aan de voedingsbron te voorkomen.
Het hulpboogcircuit bestaat uit de onderdelen die nodig zijn om een hulpboog tot stand te brengen. Dit circuit wordt
uitgeschakeld wanneer de snijboog tot stand is gebracht.
79
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.2 Regelpaneel
I
H
F
J
G
A
C
B
D
E
K
L
A - Hoofdvoeding
Indicatielampje brandt wanneer ingangsstroom op de voedingsbron wordt
toegepast.
B - Contactor On
Indicatielampje brandt wanneer de hoofdschakelaar van stroom is voorzien.
C - Over Temp
Indicatilampje brandt wanneer de voedingsbron oververhit is.
D - Fout
Indicatilampje brandt wanneer er onregelmatigheden tijdens het snijproces zijn
of wanneer het ingangskabelvoltage buiten de vereiste nominale waarde met
±10% valt.
E - Power Reset Fault
Indicatielampje brandt wanneer een ernstige fout is gecontstateert. De ingangsvoeding moet ten minste 5 seconden worden uitgeschakeld en daarna
weer worden ingeschakeld.
F - Stroomknop (potentiometer)
EPP-600-knop weergegeven. EPP-600 heeft een bereik van 12 tot 600 A. Wordt
alleen in de paneelmodus gebruikt.
80
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.2 Regelpaneel (vervolg)
G - Externe paneelschakelaar
Regelt de locatie van de huidige regeling
Zet in de stand PANEL voor regeling met de stroompotentiometer.
Zet in de stand REMOTE voor regeling met eeen extern sig-
•
naal (CNC).
H en L - Externe aansluiting
Amphenol 19-pins plug (J1) en 10-pins plug (J6) voor aansluiting van de
voedingsbron op CNC.
I - Schakelaar HIGH / LOW voor hulpboog
Wordt gebruikt om de gewenste hoeveelheid hulpboogstroom te selecteren.
Als vuistregel moet de instelling LOW voor 100 ampère en lager worden gebruikt. Dit kan variëren naar gelang het gebruikte gas, materiaal en toorts. De
instellingen voor High/Low worden bij de snijgegevens in de toortshandleiding
vermeld. Wanneer de EPP-600 is ingesteld op de modus Markeren, moet deze
schakelaar in de stand Low staan.
I
H
F
J
G
A
C
B
D
E
K
L
81
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.2 Regelpaneel (vervolg)
J - Meters
Geeft tijdens het snijden het voltage en het ampèrage weer. De ammeter kan
geactiveerd worden wanneer u niet snijdt om een schatting te krijgen van de
snijstroom voordat u met snijden begint.
K - Schakelaar Actual/Preset
De springveerschakelaar ACTUAL AMPS / PRESET AMPS, S42, staat standaard
in de stand ACTUAL (UP). In de stand ACTUAL geeft de OUTPUT AMMETER de
uitgangssnijspanning weer. In de stand PRESET (DOWN) geeft de OUTPUT AMMETER een schatting weer van de uitgangssnijspanning door het 0,00 – 10,00
VDC snijstroomreferentiesignaal (Vref) te controleren. Het referentiesignaal is
afkomstig van de CURRENT POTENTIOMETER met de schakelaar PANEL/REMOTE
in de stand PANEL (UP) en van een extern referentiesignaal (J1-A / J1-B(+)) met
de schakelaar PANEL/REMOTE in de stand REMOTE (DOWN). De waarde die
op de OUTPUT AMMETER wordt weergegeven, is de waarde van Vref (volt)
vermenigvuldigd met 50. Een referentiesignaal van 5,00 V resulteert in een
presetaflezing van 400 A op de meter.
WAARSCHUWING
De schakelaar kan op elk moment van de stand ACTUAL en PRESET en omgekeerd worden gezet zonder dat dit invloed op het snijproces heeft.
GEVAARLIJKE VOLTAGES EN STROOM!
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN!
ZORG VOOR BEDIENING DAT U DE INSTALLATIE EN AARDINGSPRO
CEDURES HEBT GEVOLGD. GEBRUIK DIT APPARAAT NIET ALS DE
DEKSELS ZIJN VERWIJDERD.
82
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.2.1 Bedieningsmodi: de modi snijden en markeren
De EPP-600 werkt in de modus Snijden via één continu aanpasbaar uitgangsstroombereik van 50 A tot 600 A met de
1.
stroompotentiometer op het voorpaneel of een extern stroomreferentiesignaal dat in de connector J1 wordt gevoerd.
Wanneer een extern signaal wordt gebruikt, komt 80 A overeen met een stroomreferentiesignaal van 1,00 VDC, en
2.
600 A een signaal van 7,50 VDC. Voor signalen groter dan 8,00 V beperkt de voedingsbron intern de uitgangsstroom
tot een typische waarde van 680 A.
Standaard wordt door de EPP-600 de modus Snijden voor de bewerking gebruikt, tenzij het opdrachtsignaal voor de
modus Markeren wordt gegeven.
De voedingsbron is geplaatst in de modus Markeren met een extern geïsoleerd relais of schakelaarcontact dat J1-F (115VAC)
verbindt met J6-A. Zie het schematische diagram aan de binnenkant van de achteromslag. De contactsluiting moet worden gemaakt voordat (50 ms of langer) de opdracht Start of Contactor On wordt gegeven.
In de modus Markeren wordt de uitgangsstroom geregeld via één continu aanpasbaar bereik van 12 A tot 400 A met
de stroompotentiometer op het voorpaneel of een extern stroomreferentiesignaal dat in de connector J1 wordt gevoerd.
Wanneer een exter signaal wordt gebruikt, komt 12 A overeen met een stroomreferentiesignaal van 0,15 VDC, en komt
600 A overeen met een signaal van 7,50 VDC. Voor signalen groter dan 8,00 V, beperkt de voedingsbron intern de uitgangsstroom tot een typische waarde van680 A.
In de modus markeren wordt de Boost Supply, die gebruikt wordt om de boog in de modus Snijden te starten, gedeactiveerd. Het resulterende opencircuitvoltage is ongeveer 290 V bij nominale ingangskabelvoltage. Bovendien sluit
K12 de connecterende R60 tot R67 in het uitgangscircuit. Deze weerstanden helpen de uitgang voor de lage markeerstroom te stabiliseren. De voedingsbron is in staat om de volledige 600 A 100% werkuitgang in de modus Markeren
te leveren.
In de modus markeren moet de op de fabriek ingestelde minimum startstroom van 43 A moet worden verlaagd tot 6
A door de instellingen te wijzigen van Switch 2 (SW2) op het Control PC-bord dat achter het toegangsdeksel rechtsboven op het voorpaneel is gemonteerd. SW2-posities 5, 6 en 7 moeten uit (omlaag) staan, en positie 8 moet aan
(omhoog) staan.
83
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
Begin
Cutting
ACTUAL AMPS
PRESET AMPS
HIGH
LOW
PILOT
ARC
PANEL
REMOTE
Apply Power
4.3 Bedieningsvolgorde
Schakel de voeding in door de schakelaar van het stopcontact
1.
in de schakelen. (De EPP-600 heeft geen aan-/uitschakelaar.)
Het hoofdvoedingslampje gaat branden en het foutlmapje
knippert en dooft vervolgens.
Selecteer de instelling Panel / Remote.
2.
Stel de hulpboogschakelaar High / Low in. (Raadpleeg de
3.
snijgegevens in de toortshandleiding.)
Als u de paneelmodus gebruikt, bekijkt u het vooraf ingestelde
4.
ampèrage met de schakelaar ACTUAL / PRESET AMPS. Wijzig
de stroom totdat ongeveerde gewenste waarde op de ammeter wordt weergegeven.
Begin de plasmasnijbewerking. U moet mogelijk andere
5.
opties handmatig instellen, afhankelijke van het totale plasmapakket.
Als u de paneelmodus gebruikt nadat u bent begonnen met
6.
snijden, regelt u de de gewenste hoeveelheid stroom.
Controleer de foutlampjes. Als een foutlampje brandt, raad-
7.
pleegt u het hoofdstuk over probleemoplossing.
Opmerking:
Het foutlampje knippert wanneer de schakelaar
voor het eerst wordt omgedraaid en betekent dat
de DC-bus op normale wijze wordt gevoed.
84
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
4.4 Instellingen voor het starten van de boog
De tijd om de volledige stroom te bereiken, kan voor een softstart worden gewijzigd. Met deze functie wordt een verlaagde
stroom gebruikt om te starten en neemt de stroom geleidelijk aan toe tot de volledige stroom. De softstart op de EPP-600
is reeds op de fabriek ingesteld. De standaardinstellingen zijn:
U kunt deze timingfuncties uitschakelen of aanpassen aan de individuele systeemvereisten.
Start stroomgolfvorm met softstart uitgeschakeld
Ongeveer 2 msec tijd tot volledige
DC-uitgangstroom
WAARSCHUWING
Start stroomgolfvorm met softstart ingeschakeld
stroom
Tijd
Snijsstroom
1
= 80 V
OUT
REF
Startstroom
Stilstand-
DC-uitgangsstroom
tijd
Tijd tot volledige
stroom
800 msec
Tijd
Snijstroom
1
OUT
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN!
ZET DE SCHAKELAAR VAN HET STOPCONTACT UIT VOORDAT U
DEKSELS VERWIJDERT OF WIJZIGINGEN IN DE VOEDINGSBRON
AANBRENGT.
= 80 V
REF
85
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
12345678
SW2
12345678
SW2
4.4.1 Timer voor ontsteking van de boog in- en uitschakelen
Standaardinstelling van fabriek weergegeven
aan
uit
SW1
1. Verwijder het toegangspaneel in de rechterbovenhoek van het voorpaneel. Zorg dat u dit paneel weer terugzet nadat
u wijzigingen hebt aangebracht.
2. Lokaliseer SW1 en PCB1, en druk beide tuimelschakelaars terug om uit te schakelen. Druk beide tuimelschakelaars omhoog om in te schakelen. (Als de ene schakelaar omhoog en de andere schakelaar omlaag staat, wordt de boogstarttijd
als ingeschakeld beschouwd.)
4.4.2 Timer voor ontsteking van de boog instellen
Standaardinstellingen van fabriek weergegeven
aan
uit
Minimum startstroom
Geregeld door keus van stand 5 tot en met 8 van SW2. Wanneer een schakelaar wordt ingeschakeld, wordt de waarde ervan
toegevoegd aan de minimale waarde van 5 A die op de fabriek is ingesteld.
Schakelaar nr. 5 = 40 A min. startstroom
Schakelaar nr. 6 = 20 A min. startstroom
Schakelaar nr. 7 = 10 A min. startstroom
Schakelaar nr. 8 = 5 A min. startstroom
De standaardinstelling is met 5 aan. 40 A + 5 A = 45 A
Stilstandtijd
Geregeld door keus van stand 1 tot en met 4 van SW2 op PCB1. Wanneer een schakelaar wordt ingeschakeld, wordt de
waarde ervan toegevoegd aan de minimum stilstandtijd van 10 msec.
Schakelaar nr. 1 = 10 msec stilstandtijd
Schakelaar nr. 2 = 20 msec stilstandtijd
Schakelaar nr. 3 = 40 msec stilstandtijd
Schakelaar nr. 4 = 80 msec stilstandtijd
De standaardinstelling is met schakelaar nr. 3 aan. 40 msec + 10 msec (minimum) = 50 msec
86
HOOFDSTUK 4 BEDIENING
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
0 1 2 3 4 5 6 7
8 9 10
4.4.3 Boogstartinstellingen
Startstroompotentiometer
UP-slope-timer
SW1
SW2
4.4.4 Startstroom en Up-slope-timer
Verhouding tussen startstroom (%) en potentiometer
Percentage (%) van snijstroom
Potentiometerinstelling startstroom
instelling
Startstroom
Instellen met de potentiometer boven en aan de linkerkant van
het midden van PCB1. De standaardinstelling van de fabriek van
7 leidt tot een startstroom die 50% is van de snijstroom.
Up-slope-timer
Schakelaar met drie standen, naast de startstroompotentiometer. Tijd is van startstroom (na einde stilstandtijd) tot volledige
stroom. Fabrieksstandaard = 800 msec.