Rätt till ändring av specifikationer utan avisering förbehålles.
Ret til ændring af specifikationer uden varsel forbeholdes.
Rett til å endre spesifikasjoner uten varsel forbeholdes.
Oikeudet muutoksiin pidätetään.
Rights reserved to alter specifications without notice.
Änderungen vorbehalten.
Sous réserve de modifications sans avis préalable.
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
Reservado el derecho de cambiar las especificaciones sin previo aviso.
Ci riserviamo il diritto di variare le specifiche senza preavviso.
Reservamo--nos o direito de alterar as especificações sem aviso prévio.
Esab Welding Equipment AB, 695 81 Laxå Sweden, verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat lasautomaat A6 SFE1 / A6 SFE2 / A6 SGE1/ A6 SFE1C van serienummer 740 overeenkomt met norm EN 60292 volgens richtlijn (89/392/EEG) van de
Raad met toevoeging.
Paul Karlsson
Managing Director
Esab Welding Equipment AB
695 81 LAXÅ
SWEDENTel: + 46 584 81000Fax: + 46 584 12336
2VEILIGHEID
De gebruiker van een ESAB lasuitrusting draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van de
installatie werkt. De veiligheidsmaatregelen moeten voldoen aan de eisen die aan dit type
lasuitrusting gesteld worden. De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als
een aanvulling op de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats.
Alle handelingen moeten uitgevoerd worden door personeel dat goed op de hoogte is van de
werking van de lasuitrusting. Een verkeerd maneuver kan tot een abnormale situatie leiden
waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden.
1.Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van:
S de bediening
S de plaats van de noodstop
S de werking
S de geldende veiligheidsvoorschriften
S de lastechniek
2.De operateur moet controleren:
S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasuitrusting bevinden,
voor hij begint te werken.
S of er niemand op een onbeschermde plaats staat wanneer de lichtboog wordt ontsto-
ken.
3.De werkplaats moet:
S doelmatig zijn
S tochtvrij zijn
4.Persoonlijke veiligheidsuitrusting
S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v. een lasbril,
onontvlambare kleding, lashandschoenen.
S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden, ringen e.d. die beklemd kun-
nen raken, of brandwonden kunnen veroorzaken.
5.Algemene veiligheidsvoorschriften
S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn.
S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken.
S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk
aangegeven plaats.
S Wanneer de lasuitrusting in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen
onderhoud uitgevoerd worden.
ffa9d1ha
-- 1 1 0 --
Page 5
NL
WAARSCHUWING
DE VLAMBOOG EN HET SNIJDEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN. VOLG DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHUWINGSTEKST VAN DE PRODUCENT.
ELEKTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn
SInstalleer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen.
SRaak delen die onder stroom staan en elektroden niet aan met onbedekte handen of met natte
beschermuitrusting.
SZorg dat u geïsoleerd bent van aarde en van het werkstuk.
SZorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt.
ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden
SZorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt.
SVervers regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook en het gas afgezo-
gen worden.
LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden
SBescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en draag altijd be-
schermende kleding.
SScherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat niemand an-
ders gewond kan raken.
BRANDGEVAAR
SDe vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen brandgevaarlijk mate-
riaal in de buurt is.
LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen
SBescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming.
SWaarschuw omstanders voor de gevaren.
BIJ DEFECTEN -- Neem contact op met een vakman.
LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR VOOR U
OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN GEBRUIK.
BESCHERM UZELF EN ANDEREN!
3INLEIDING
3.1Algemeen
Alle lasautomaten die in deze handleiding zijn opgenomen zijn bestemd voor UP-resp. MIG/MAG--lassen van stompe lassen en hoeklassen.
De laskoppen van ESAB zijn van het type A6 S. Ze zijn bestemd voor gebruik in
combinatie met de A2--A6 Process Controller en de ESAB lasstroombron LAF of
TAF.
De positie van de laskop kan horizontaal en verticaal worden ingesteld met de
liniaalglijders. De hoekbeweging wordt met de hoekglijder ingesteld.
3.2Definities
UP--lassenDe lasrups wordt afgeschermd door een poederdek.
UP Heavy dut yBij deze vorm van lassen is een hogere stroomsterkte moge-
lijk en kunnen dikkere elektr odedraden worden gebruikt.
UP Light dutyDeze lasmethode is geschikt voor lagere stroomsterkten bij
gebruik van dunnere lasdraden.
ffa9d1ha
-- 1 1 1 --
Page 6
NL
MIG/MAG--lassenDe lasrups wordt afgeschermd met een beschermend (edel)
gas.
Tandem--lassenLasmethode waarbij met twee laskoppen tegelijk wordt gelast.
Twinarc--lassenLasmethode waarbij met twee lasdraden in één en dezelfde
laskop wordt gelast.
3.3Technische gegevens
A6 SFE1A6 SFE1A6 SFE2A6 SGE1A6 SFE1C
UPUPUPMIG/MAGUP
LD D20HD D35HD D35
Toegestane belasting100%
60%
Draadafmetingen:
massieve enkele draad1,6--4,0 mm3,0--6,0 mm3,0--6,0 mm0,8--2,5 mm-- 4 ,0 m m
holle draad1,6--4,0 mm3,0--4,0 mm--1,2--3,2 mm-dubbele draad2x1,2--2,0 mm2x2,0--3,0mm2x2,0--3,0mm----
Gewicht (excl. draad en poeder)50 kg50 kg100 kg15 kg50 kg
Zijwaartse helling, max.25_25_25_25_25_
Instelbereik , glijder *
handgedreven
motoraandrijving (kogelgelagerd)
Continue A--gewogen geluiddruk68 dB68 dB68 dB83 dB68 dB
800 A
1000 A
AC/DC
10 l10 l10 l--1l
210 mm
300 mm
1500 A
--
AC/DC
210 mm
300 mm
1500 A
--
AC/DC
210 mm
300 mm
600 A
--
AC/DC
210 mm
300 mm
1500 A
--
AC/DC
60 mm
*) N.B. Ook verkrijgbaar met een ander instelbereik.
3.4Lasmethode
UP--lassen
Voor UP--lassen moet u altijd gebruik maken van laskop A6 SF die verkrijgbaar is in
de volgende uitvoeringen.
SUP Light duty
UP light duty met één contactstuk Ø 20 mm die een belasting toelaat tot
800 A ( 100%) resp. 1000 A (60%).
SUP Heavy duty
UP heavy duty met één contactstuk Ø 35 mm die een belasting toelaat tot
1500 A.
Beide uitvoeringen kunnen worden voorzien van aanvoerrollen voor lassen met enkele of dubbele draad (twinarc). Voor holle draad zijn er speciale geribbelde aanvoerrollen die een zekere doorvoer van de draad garanderen zonder dat deze wordt
vervormd vanwege een te hoge aanvoerdruk.
Voor het werken in kleine ruimtes (kleiner dan 50 cm) is er een speciale laskop van
het type A6 SFE1C die desgewenst op de Mastertrac kan worden gemonteerd.
ffa9d1ha
-- 1 1 2 --
Page 7
NL
Tandem--lassen (UP)
Gebruik voor het tandemlassen altijd laskop A6 SFE2 die op 2 lasstroombronnen en
op 2 besturingskastjes A2--A6 Process Controller moet worden aangesloten.
In de tandemlaskop zitten 2 eenvoudige laskoppen (A6 SF) met ieder een contactmondstuk. Elk contactmondstuk wordt met max. 1500 A belast.
MIG/MAG--lassen
Maak voor MIG/MAG--lassen gebruik van laskop A6 SG. Deze laskop is bestand
tegen een piekbelasting van 600 A.
De laskop is watergekoeld en het koelwater wordt aangesloten via slangen op de
daarvoor bedoelde aansluitingen.
3.5Uitrusting
In een complete laskop is inbegrepen een aanvoermotor (A6 VEC) voor de aanvoer
van de draad en een contactuitrusting die de draad voorziet van stroom en zorgt
voor een goed contact.
Contactuitrustingen zijn in verschillende uitvoeringen verkrijgbaar.
SDe A6 SF wordt gebruikt voor UP --lassen.
SDe A6 SG wordt gebruikt voor MIG/MAG--lassen.
Voorbeeld van een A6 SFE1 en A6 SFE2
1Richtrolleneenheid.
2Contactuitrusting bestaande uit
contactmondstuk, contactstuk en poederbuis.
3Hoekglijder.
4Glijder
(aangedreven door motor of met de hand).
5Motor met overbrenging (A6 VEC).
6Draadtrommel.
7Poederhouder
(soms met erop gemonteerde cycloon).
Voorbeeld van een A6 SGE1
1Richtrolleneenheid.
2Contactuitrusting bestaande uit contactstuk,
gasmondstuk en waterslang.
3Hoekglijder.
4Glijder (aangedreven door motor of met de hand).
5Motor met overbrenging (A6 VEC).
6Draadtrommel.
7Richteenheid voor dunne draden (Accessoires).
8Draadgeleider.
ffa9d1ha
-- 1 1 3 --
Page 8
NL
Voorbeeld van de A6 SFE1C die kan worden g ep laatst op een A6 Mastertrac
1Richtrolleneenheid.
2Contactuitrusting bestaande uit contactmondstuk, contactstuk en poederbuis.
3Glijder (aangedreven door motor).
4Motor met overbrenging (A6 VEC).
5Poederhouder (1 l).
De aansluitingen voor UP-- resp. MIG/MAG--lassen staan aangegeven in het
systeemschema op pag. 115.
4INSTALLATIE
4.1Algemeen
De installatie mag alleen door bevoegd personeel worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Met roterende delen loopt men het risico beklemd te raken.
Wees daarom extra voorzichtig.
4.2Montage
De lasautomaten kunnen heel eenvoudig op op rails lopende wagentjes of laskranen
worden gemonteerd met 4 bouten (M10x40).
4.3Aansluitingen
1.Sluit de A2--A6 Process Controller (PEH) aan op de lasautomaat zoals
aangegeven in het aansluitschema in de servicehandleiding van de A2--A6
Process Controller (PEH).
Zie de gebruiksaanwijzing van de A2--A6 Process Controller (PEH) voor meer
informatie.
ffa9d1ha
-- 1 1 4 --
Page 9
NL
2.Sluit A6--laskoppen aan zoals aangegeven in onderstaande figuur.
POEDERBOOGLASSEN UP
SSluit de besturingskabel (7) aan tussen de lasstroombron (8) en het
besturingskastje A2--A6 Process Controller (PEH) (2).
SSluit de r etourkabel (11) aan tussen de lasstroombron (8) en het werkstuk (9).
SSluit de laskabel (10) aan tussen de lasstroombron (8) en de lasautomaat (1).
SSluit de m eetkabel (12) aan tussen de lasstroombron (8) en het werkstuk (9).
GASMETAALBOOGLASSEN MIG/MAG
SSluit de besturingskabel (7) aan tussen de lasstroombron (8) en het
besturingskastje A2--A6 Process Controller (PEH) (2).
SSluit de r etourkabel (11) aan tussen de lasstroombron (8) en het werkstuk (9).
SSluit de laskabel (10) aan tussen de lasstroombron (8) en de lasautomaat (1).
SSluit de gasslang (5) aan tussen de reduceerklep (6) en de gasklep van de
lasautomaat (13).
SSluit de slangen voor het koelwater (3) aan tussen het koelaggregaat (4) en
de lasautomaat (1).
SSluit de m eetkabel (12) aan tussen de lasstroombron (8) en het werkstuk
(9).
ffa9d1ha
-- 1 1 5 --
Page 10
NL
5INGEBRUIKNAME
5.1Algemeen
De algemene veiligheidsvoorschriften voor h et gebruik van de hier beschreven uitrusting vindt u op pagina 110. Lees deze voorschriften zorgvuldig door,
voordat u de uitrusting in gebruik neemt.
SKies draadtype en laspoeder of inert gas zodanig, dat de neerslag van de eigen
las wat analyse betreft zoveel mogelijk overeenkomt met het basismateriaal.
Kies de draadafmeting en de lasgegevens volgens de aanbevolen waarden van
de leverancier van het toegevoegde materiaal.
SEen zorgvuldige voorbewerking van de naad is noodzakelijk voor een goed
lasresultaat.
LET OP! Er mogen geen ongelijke naadopeningen in de lasnaad voorkomen.
SOm het risico van warmtebarstjes te vermijden moet de breedte van de las
groter zijn dan de indringingsdiepte.
SLas altijd een proefwerkstuk met hetzelfde type naad en dezelfde plaatdikte als
het productiewerkstuk.
SZie de gebruiksaanwijzing van de A2--A6 Process Controller (PEH) voor de
besturing en instelling van de lasautomaat en de lasstroombron.
SVoor vervanging van slijtende onderdelen, zie de tabel op pag. 204.
5.2Beginnen
Laden van de lasdraad.
SDemonteer de draadtrommel (1) van de
remnaaf (2) en maak de zijkant (3) los.
SPlaats de draadspoel op de draadtrommel (1).
SKnip de hechtdraden rond de draadspoel af.
SMonteer de zijkant (3).
SMonteer de draadtrommel (1) op de remnaaf (2).
Let erop dat de positie van de transporteur (4)
juist is.
N.B. De max. hellingshoek van de draadbobine is 25°.
Bij een te sterke helling ontstaat er slijtage aan het borgmechanisme
van de remnaaf en glijdt de draadbobine van de remnaaf.
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de draadbobine van de remnaaf glijdt;
S
Vergrendel de bobine met behulp van de rode knop,
volgens de instructie die naast de remnaaf staat.
ffa9d1ha
-- 1 1 6 --
Page 11
NL
SControleer of de aanvoerrol (1) en de contactklauwen
resp. de contactmondstukken (3) de juiste afmetingen
hebben voor de gekozen draadafmeting.
STrek het uiteinde van de draad te voorschijn door de
richtrolleneenheid (2). Bij draden met een diameter
groter dan 2 mm: maak 0,5 m van de draad recht en
voer deze handmatig door de richtrolleneenheid.
SPlaats het draadeinde in het spoor van de aanvoerrol (1).
SStel de draaddruk tegen de aanvoerrol in m et knop (7).
N.B. Niet harder aanspannen dan nodig is voor een
zekere aanvoer.
SDrukbout (8) mag niet worden gedemonteerd (betreft
UP Heavy duty).
STransporteer de draad 30 mm door opop het
besturingskastje A2--A6 Process Controller te drukken.
SRicht de draad door bij te stellen met knop (6).
Voor dunne draad kan een speciale richteenheid voor
dunne draad (4) worden gebruikt voor zowel enkele als
dubbele draden.
UP
MIG/MAG
Let erop dat de richteenheid goed staat ingesteld zodat
de draad recht door de contactklauwen resp. het
contactmondstuk naar buiten komt.
Gebruik altijd stuurbuis (5) voor een zekere aanvoer
van dunne draad (1,6--2,5 mm).
Gebruik bij MIG/MAG--lassen met een draadafmeting < 1,6 mm
een stuurspiraal, die in de stuurbuis (5) wordt geplaatst.
Vervangen van aanvoerrol
SEnkele draad
SMaak de knoppen (3) en (4) los.
SMaak de handknop (2) los.
SVervang de aanvoerrol (1). Deze zijn gemerkt met de
resp. draadafmetingen.
SDubbele draad (Twin arc)
SVervang de aanvoerrol (1) met dubbel spoor op dezelfde manier
als bij de enkele draad.
SLET OP! Vervang ook de drukrol (5). De speciale bolvormige drukrol voor
dubbele draad vervangt de standaard drukrol voor enkele draad.
SMonteer de drukrol met een speciale astap (best. nr. 0146 253 001).
SHolle draad (voor geribbelde rollen)
SVervang de aanvoerrol (1) en de drukr ol (5) paarsgewijs voor de resp.
draadafmetingen.
N.B. Voor de drukrol is een speciale astap nodig (best. nr. 0212 901 101).
SHaal de drukbouten (4) met gematigde druk aan, zodat de holle draad niet
wordt vervormd.
ffa9d1ha
-- 1 1 7 --
Page 12
NL
Contactuitrustingen voor UP--lassen.
SVoor enkele draad 3,0 -- 4,0 mm. Light d uty (D20)
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1) D 20
met het contactmondstuk (2) (M12--schroefdraad).
SHaal het contactmondstuk (2) met een sleutel aan om
een goed contact te verkrijgen.
SVoor enkele draad 1,6 -- 2,5 mm UP. Light duty (D20)
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1) D 20 met
het contactmondstuk (2) (M12 --schroefdraad) en een aparte
richteenheid voor dunne draad (4) met stuurbuis (6).
SMonteer de beugel (7) met de stuurbuis (6) in het
M12--gat in de richtrolleneenheid (3). De stuurbuis (6)
moet de onderkant van het contactmondstuk (2) raken.
SKort de stuurbuis evt. in zodat de aanvoerrol (5) vrij kan
lopen.
SMonteer de richteenheid voor dunne draad (4) op de
bovenkant van de beugel voor de richtrolleneenheid (3).
SVoor enkele draad 3,0 -- 6,0 mm. Heavy duty (D35)
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1) D35
met de contactklauwen (2).
SMonteer de ene contactklauw met de meegeleverde
M5--bouten in het vaste contactstuk (a).
SMonteer de andere contactklauw in de losse helft van
het gedeelde contactstuk (b) onder de bout (8) en haal
stijf aan, zodat een goed contact wordt verkregen tussen
de contactklauwen en de draad.
SVoor holle draad 1,6 mm -- 4,0 mm (D20 en D35)
(Accessoires).
Als er contactklauwen (D35) worden gebruikt, moet de druk
boven de contactklauwen met gematigde kracht worden
aangehaald, zodat de holle draad niet wordt vervormd. Let erop
dat er een goede contactovergang naar de holle draden wordt verkregen.
SInstelling van de draad bij tandemlassen.
SDe afstand tussen de eerste en de tweede draad mag niet zo groot zijn dat
de slak al tussen de draden kan stollen.
SLet erop dat er tussen de eerste en de tweede draad een goede poederbe-
kleding zit.
ffa9d1ha
-- 1 1 8 --
Page 13
NL
SVoor dubbele draad 2 x 2,0 -- 3,0 Heavy Twin (D35) (Accessoires).
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1) D35
met de contactklauwen (2).
SMonteer de ene contactklauw met de meegeleverde
M5--bouten in het vaste contactstuk (a).
SMonteer de andere contactklauw in de losse helft van
het gedeelde contactstuk (b) onder de bout (8) en haal
stijf aan, zodat een goed contact wordt verkregen tussen
de contactklauwen en de draad.
SVoor dubbele draad 2 x 1,2 -- 2,0 mm, Light Twin (D35) (Accessoires).
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1)
D35 met de twinadapter (9) en 2 contactmondstukken (2)
(M6--schroefdraad) en een aparte richteenheid voor dunne
draad (4) met twee stuurbuizen (6). Gebruik voor dubbele
draad < 1,6 mm een stuurspiraal die in elke stuurbuis
afzonderlijk wordt geplaatst.
SMonteer de twinadapter (9) voor de M6--contact-
mondstukken (2) met de M 5--bout in het vaste deel van
het gedeelde contactstuk (1).
SMonteer de beugel (7) met de stuurbuizen (6) in het
M12--gat van de standaard richtrolleneenheid (3).
De stuurbuizen m oeten de onderkant van de twinadapter
(9) voor het contactmondstuk (2) raken.
SHaal de contactmondstukken (2) met een sleutel aan,
zodat er een goed contact wordt verkregen.
SKort de stuurbuis (6) evt. in zodat de aanvoerrol (5) vrij
loopt.
SInstelling van de draad bij Twinarc--lassen:
SStel de draden in de naad op een optimaal lasresultaat in door het
contactstuk te draaien. De beide draden kunnen zodanig worden
gedraaid dat ze na elkaar zijn geplaatst op één lijn met d e naad of in een
willekeurige positie tot 90_ haaks op de naad, d.w.z. met één draad aan
elke zijde van de naad.
ffa9d1ha
-- 1 1 9 --
Page 14
NL
Contactuitrustingen voor MIG/MAG--lassen.
SVoor enkele draad 1,6 -- 2,5 mm (D35)
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1)
D35 met het contactmondstuk (2) (M10--schroefdraad).
SHaal het contactmondstuk (2) met een sleutel aan, zodat
er een goed contact wordt verkregen.
SMonteer de beugel (7) met de stuurbuis (6) in het M12--gat
in de standaard richtrolleneenheid (3). De stuurbuis (6)
moet de onderkant van het contactmondstuk (2) raken.
SKort de stuurbuis (6) evt. in zodat de aanvoerrol (5) vrij
loopt.
SVoor enkele draad < 1,6 mm (D35)
Gebruik de richtrolleneenheid (3), het contactstuk (1) D35
met het contactmondstuk (2) (M12--schroefdraad), de
richteenheid voor dunne draad (4) met de stuurbuis (6) en
een stuurspiraal die in de stuurbuis (6) wordt geplaatst.
SMonteer de beugel (7) met de stuurbuis (6) in het
M12--gat in de standaard richtrolleneenheid (3).
De stuurbuis (6) moet de onderkant van het
contactmondstuk (2) raken.
SKort de stuurbuis evt. in zodat de aanvoerrol (5) vrij
loopt.
SMonteer de richteenheid voor dunne draad (4) aan de
bovenkant van de beugel voor de richtrolleneenheid (3).
SSluit het koelwater en het gas aan (MIG/MAG--lassen).
Bijvullen van laspoeder (UP--lassen)
SSluit de poederklep van de poederhouder.
SMaak eventueel de cycloon van de poederzuiger los.
SVul de houder met laspoeder. N.B. Het laspoeder moet droog zijn. Vermijd
zoveel mogelijk het gebruik van agglomererend laspoeder buitenshuis en in
vochtige omgevingen.
SPlaats de poederslang zodanig dat de poederslang niet dubbelvouwt.
SStel de hoogte van het poedermondstuk boven de las zodanig in, dat een goede
poederhoeveelheid wordt verkregen. De poederbekleding moet zo dik zijn, dat
de vlamboog niet doorslaat.
5.3Ombouw van de A6 SFE1 (UP--lassen) tot MIG/MAG--lassen
Monteren volgens bijgeleverde gebruiksaanwijzing voor de ombouwset.
5.4Ombouw van de A6 SFE1 / A6 SFE2 (UP--lassen) tot Twinarc
Monteren volgens bijgeleverde gebruiksaanwijzing voor de ombouwset.
ffa9d1ha
-- 1 2 0 --
Page 15
NL
6ONDERHOUD
6.1Algemeen
BELANGRIJK! Schakel de netspanning uit, voordat u onderhoud pleegt.
Voor het onderhoud van de bedieningsdoos A2--A6 Process Controller (PEH), zie
gebruiksaanwijzing.
6.2Dagelijks
SZorg dat de bewegende delen van de lasautomaat vrij blijven van laspoeder en
stof.
SControleer of het contactmondstuk en alle elektrische leidingen zijn aangesloten.
SControleer of alle schroefverbindingen aangehaald zijn en of de besturing en de
aandrijfrollen niet versleten of beschadigd zijn.
SControleer het remkoppel van de remnaaf. Het mag niet zo klein zijn dat de
draadtrommel blijft roteren, wanneer de draadtoevoer stopt en het mag niet zo
groot zijn dat de toevoerrollen slippen. De richtwaarde voor het remkoppel van
een draadtrommel van 30 kg is 1,5 Nm.
Remkoppel bijstellen:
SZet de vergrendelknop (2) in
vergrendelde stand.
SDuw een schroevendraaier in
de veren van de naaf.
SAls u de veer (1) rechtsom draait,
wordt een lager remkoppel verkregen.
N.B. Draai evenveel aan alle veren.
6.3Periodiek
SControleer elk kwartaal de koolborstels van de draadmotor, vervang ze wanneer
ze verslete n zijn tot 6 mm.
SControleer de schuiven, smeer ze indien ze klemmen.
SControleer de draadbesturing, de aandrijfrollen en het contactmondstuk van de
draad aanvoereenheid. Vervang versleten of beschadigde componenten
(zie onderdelenlijst op blz. 207).
ffa9d1ha
-- 1 2 1 --
Page 16
NL
7STORINGZOEKEN
UitrustingSGebruiksaanwijzing bedieningsbox A2--A6 Process Controller
(PEH).
SGebruiksaanwijzing motor met overbrenging A6 VEC
best.nr. 0443 393.
Controleer Sof de lasstroombron is ingesteld op de juiste netspanning
Sof alle 3 fasen spanning hebben (fasevolgorde niet belangrijk)
Sof de lasleidingen en hun aansluitingen niet beschadigd zijn
Sof de bedieningselementen in de gewenste positie staan
Sof de netspanning uitgeschakeld is voordat u begint te repareren
MOGELIJKE STORINGEN
1. SymptoomDe ampère-- en voltwaarden vertonen grote variaties op het
display.
Oorzaak 1.1Contactbekken of contactmondstuk versleten of verkeerde
afmeting.
MaatregelVervang de contactbekken of het contactmondstuk.
Oorzaak 1.2De druk op de toevoerrollen is onvoldoende.
MaatregelVerhoog de druk op de toevoerrollen.
2. SymptoomDe draadtoevoer is ongelijkmatig.
Oorzaak 2.1De druk op de toevoerrollen is verkeerd ingesteld.
MaatregelWijzig de druk op de toevoerrollen.
Oorzaak 2.2Verkeerde afmeting van de toevoerrollen.
MaatregelVervang de toevoerrollen.
Oorzaak 2.3De gleuven in de toevoerrollen zijn versleten.
MaatregelVervang de toevoerrollen.
3. SymptoomDe lasleidingen raken oververhit.
Oorzaak 3.1Slechte elektrische aansluitingen.
MaatregelMaak alle elektrische aansluitingen schoon en haal deze aan.
Oorzaak 3.2De lasleidingen hebben een te kleine afmeting.
MaatregelVergroot de leidingdimensie of gebruik parallelle leidingen.
Reserveonderdelen zijn te bestellen via de dichtstbijzijnde ESAB--vertegenwoordiger,
zie de laatste pagina van dit boek. Geef bij bestelling altijd het machinetype, het serienummer en de aanduiding plus het onderdelennr. aan die staan aangegeven in de
lijst met reserveonderdelen op pag. 207.
Dit vergemakkelijkt het uitvoeren van de bestelling en garandeert een correcte levering.