Om het maximale uit uw lasapparatuur te halen, raden wij u aan deze gebruikershandleiding
te lezen.
Algemene informatie over het gebruik vindt u in de instructiehandleiding van de
bedieningseenheid, automatische lasmachine, kolom en statief of de voeding.
De displaytekst is beschikbaar in de volgende talen: Engels, Amerikaans-Engels, Zweeds,
Fins, Noors, Deens, Duits, Frans, Italiaans, Nederlands, Spaans, Portugees, Hongaars,
Pools, Tsjechisch, Turks, Chinees, Koreaans en Russisch.
Handleidingen in andere talen kunnen worden gedownload via internet: www.esab.com
1.1Bedieningspaneel
1. Menu10. Boogspanning / instelknop
2. Positioneringsknop, voor het
verplaatsen van de cursor
3. Enter12. Handmatige transportbeweging
4. Groen indicatielampje, gaat branden
als de functie actief is
5. Beginnen met lassen14. Noodstop
6. Stoppen met lassen15. Handmatige draadaanvoer omhoog
De toets ENTER wordt gebruikt om menukeuzes te bevestigen.
Functietoetsen
De vijf toetsen (S1 - S5) onder het display hebben verschillende functies. Het zijn
functietoetsen, wat betekent dat ze verschillende functies kunnen hebben afhankelijk van het
menu waarin u werkt. De huidige functie van deze toetsen wordt aangegeven door de tekst
in de onderste regel van het display. Als de functie actief is, verandert de kleur van het veld
met het tekstvak in wit.
Draadaanvoer omhoog
Toets voor het omkeren van de draadinvoer zonder boogspanning, bijvoorbeeld bij
het vervangen van de draadspoel. Zolang de toets wordt ingedrukt, wordt er draad
aangevoerd.
Draadaanvoer omlaag
Menu
Toets voor draadaanvoer zonder boogspanning. Zolang de toets wordt ingedrukt,
wordt er draad aangevoerd.
Transportbeweging
Toets voor transportbeweging in de lasrichting die wordt aangegeven door het
symbool op de lasapparatuur. Druk om de transportbeweging te stoppen op,
of.
De LED brandt tijdens de transportbeweging.
Beginnen met lassen
Toets voor het starten van het lasproces.
Stoppen met lassen
Toets voor stoppen van het lassen, alle transportbewegingen en alle motoren.
Positioneringsknop
De bovenste knop rechts is de positioneringsknop en wordt gebruikt voor het verplaatsen
van de cursor.
Instelknop
De drie instelknoppen worden gebruikt voor het wijzigen van de instelwaarden op het paneel.
De cursor van het bedieningspaneel heeft de vorm van een zwart veld rond de tekst, en de
geselecteerde tekst zelf wordt wit. De cursor wordt in de gebruikershandleiding vet gedrukt
weergegeven
Tekstkaders
Onder in het display ziet u vijf kaders waarin de huidige functies van de vijf functietoetsen
onder het display worden beschreven.
1.3.1Symbolen op het display
A De geselecteerde lasgegevens
B Lasrichting
C Er heeft zich een fout
voorgedaan, zie de paragraaf
"Gebeurtenisverwerking".
D Opgeroepen
geheugenpositienummer
E Schuifbalk. Dit menu bevat
meer informatie
Pijltjes
Wanneer zich achter een regel meer informatie bevindt, wordt dit aangegeven met een
zwarte pijlachter de tekst.
SAW
PROCES
METHODE
REGELTYPE
DRAAD TYPE
Fe SOLID
DRAAD AFMETING
CONFIGURATIE►
GEREEDSCHAPPEN►
STEL INMEETGEHEUGENSNELLE MODUS
1.4Algemene informatie over instellingen
Er zijn drie typen instellingen:
•Instelling van numerieke waarden
•Instelling met gegeven opties
•Instelling van modus AAN/UIT
SAW
AC
CC
0.8 mm
1.4.1Instelling van numerieke waarden
Bij het instellen van numerieke waarden worden de instelknoppen gebruikt om de
instelwaarden te verhogen of verlagen. In het metingenmenu worden de knoppen voor
lasstroom / draadaanvoersnelheid, boogspanning of transportsnelheid gebruikt.
Bepaalde instellingen worden uitgevoerd door een optie uit een lijst te selecteren. Dit is een
voorbeeld van de lijst:
SAW
GMAW
GOUGING
Plaats de cursor op de regel voor SAW. Druk in deze positie op ENTER om de optie SAW te
selecteren. Als u in plaats daarvan een andere optie wilt selecteren, plaats de cursor dan op
de juiste regel door deze met de positioneringsknop omhoog of omlaag te bewegen. Druk
vervolgens op ENTER. Als u de lijst wilt verlaten zonder een optie te kiezen, druk dan op
TERUG.
1.5TERUG en ENTER
De meest rechtse functietoets wordt hoofdzakelijk gebruikt voor TERUG, hoewel deze af en
toe ook voor andere functies wordt gebruikt.
•Met TERUG keert u terug naar het vorige menu of de vorige afbeelding.
•Druk op ENTER om een geselecteerde optie in een menu of lijst uit te voeren.
De toetswordt in deze handleiding ENTER genoemd.
Tijdens het opstarten verschijnt ook kort een opstartscherm met informatie over de gebruikte
programmaversie.
Opstartscherm
2.1Hoofdmenu
In het HOOFDMENU kunt u het lasproces, de methode, het draadtype, de
bedieningsmethode, draaddiameter etc. wijzigen.
U kunt vanuit dit menu andere submenu's openen.
SAW
PROCES
METHODE
REGELTYPE
DRAAD TYPE
DRAAD AFMETING
CONFIGURATIE►
GEREEDSCHAPPEN►
STEL INMEETGEHEUGENSNELLE MODUS
2.1.1Configuratiemenu
SAW
DC
CA
Fe SOLID
3.0 mm
HOOFDMENU » CONFIGURATIE
In het menu CONFIGURATIE kunt u de taal of het wachtwoord wijzigen, een algemene
configuratie aanmaken, machine-aanpassingen doorvoeren, enz. De lay-out van het menu
kan er verschillend uitzien afhankelijk van welke stroombron geselecteerd is in
MACHINECONFIGURATIE.
CONFIGURATIE
TAAL
ENGELS
VERGRENDELCODE►
ALGEMENE CONFIGURATIE►
MACHINE CONFIGURATIE►
KABEL LENGTE►
ONDERHOUD►
NETWORK SETTINGS
FILTERFACTOR MEETWAARDEN
ONE
TERUG
2.1.2Menu Tools
HOOFDMENU » TOOLS
In het menu TOOLS kunt u bestanden overbrengen en kwaliteits- en productiestatistieken en
gebeurtenislogs etc. bekijken.
GEREEDSCHAPPEN
GEBEURTENISVERWERKING►
EXPORT / IMPORT►
BESTANDSMANAGER►
GRENSWAARDENEDITOR INSTELLEN►
MEETGRENSWAARDENEDITOR INSTELLEN►
PRODUCTSTATISTIEKEN►
KWALITEITSFUNCTIES►
KALENDER►
GEBRUIKERSACCOUNTS►
EENHEIDSINFORMATIE►
TERUG
2.1.3Lasdata-instelmenu
HOOFDMENU » STEL IN
In het lasdata-instelmenu, STEL IN, kunt u verschillende lasparameters wijzigen. Het uiterlijk
van het menu varieert afhankelijk van het geselecteerde lasproces.
In het menu METING kunt u tijdens het lassen gemeten waarden voor uiteenlopende
lasparameters bekijken.
30.0 A
500 A
■
DC +
SAW: CA
EXT. ASDIR. VIERKANTGEENINSTELWAARDES2ND FUNCT
•450 A - Gemeten lasstroom
•30,0 V - Gemeten boogspanning
•50 cm/min - Gemeten transportsnelheid
SAW: CA
GEENGEENICE-DR.TVRGEEN2ND FUNCT
•cm/min - Gemeten draadaanvoersnelheid
•kJ/cm - Geeft energie per lengte-eenheid aan, dit wordt berekend op basis van de
geselecteerde waarden voor de lasstroom, boogspanning en transportsnelheid
De gemeten waarden blijven zichtbaar op het display, ook als u stopt met lassen.
U krijgt toegang tot andere menu's zonder de gemeten waarden te verliezen.
De instelknoppen kunnen worden gebruikt om de lasparameters te wijzigen in het
meetdisplay.
Als de instelwaarde wordt gewijzigd als er niet wordt gelast, wordt de gemeten waarde
gewijzigd naar nul.
Voor het activeren van de aanvoer van ICE-draad moet een functietoets, ICE WF, worden
ingedrukt. Zie paragraaf "Functietoetsconfiguratie". Zodra deze softkey wordt ingedrukt, kan
de aanvoersnelheid ICE-draad worden ingesteld met behulp van de linker instelknop A. Als
de softkey niet wordt ingedrukt, kunt u met de instelknop de A-stroom regelen.
Indien de functietoets INSTELWAARDES is geactiveerd, zijn de instelwaarden in het
meetdisplay zichtbaar. Wanneer beide functietoetsen ICE WF en INSTELWAARDES zijn
geactiveerd, kan de ingestelde aanvoersnelheid voor de koude draad worden gewijzigd. Zie
voor inschakelen de paragraaf "Functietoetsconfiguratie".
SAW: CW
GEENDIR: VIERKANTGEENINSTELWAARDES2ND FUNCT
•300 cm/min - Ingestelde draadaanvoersnelheid
•20,0 V - Ingestelde boogspanning
•30 cm/min - Ingestelde transportsnelheid
2.1.5Lasdatageheugenmenu
HOOFDMENU » GEHEUGEN
In het menu LASDATAGEHEUGEN kunt u diverse ingestelde lasgegevens opslaan,
oproepen, verwijderen en kopiëren. De lasgegevens kunnen in 255 verschillende
geheugenposities worden opgeslagen.
VANAF DE LASDATA
1 (SAW)
7 (GMAW)
OPSLAAN2ND FUNCTTERUG
Zie voor meer informatie de paragraaf "GEHEUGENBEHEER".
In het menu SNELLE MODUS kunt u sneltoetsen toewijzen aan geheugenposities voor
lasgegevens. Deze instellingen worden verricht in het menu CONFIGURATIE menu. Het
nummer van de geselecteerde geheugenpositie wordt weergegeven in de rechter
bovenhoek.
Bij onder poederdek lassen (Submerged Arc Welding, SAW) smelt een boog een continu
aangevoerde draad. Het lasbad wordt beschermd door laspoeder.
Aristo® 1000: Als het proces SAW wordt geselecteerd, kiest u METHODE met de
positioneringskop en drukt u op ENTER. Selecteer AC of DC.
SAW
PROCES
METHODE
REGELTYPE
DRAAD TYPE
DRAAD AFMETING
SAW
AC
CC
Fe SOLID
0.8 mm
CONFIGURATIE►
GEREEDSCHAPPEN►
STEL INMEETGEHEUGENSNELLE MODUS
Aristo® 1000: Als het proces SAW wordt geselecteerd, kunt u kiezen tussen drie
bedieningsmethoden door REGELTYPE te selecteren met de positioneringsknop en op
ENTER te drukken. Kies tussen constante lasstroom CA, constante draadaanvoer CW of
constante stroom CC.
LAF/TAF: Wanneer het SAW-proces is geselecteerd, kunt u kiezen uit drie
bedieningsmethoden door het markeren van REGELTYPE met de positioneringsknop en op
ENTER te drukken. Kies tussen constante lasstroom CA of constante draadaanvoer CW.
Zie de uitleg in "CA, constant amperage", "CW, constante draadaanvoer" en "CC, constante
stroom".
Indien ICE-draadaanvoer wordt geselecteerd, zie , kan uitsluitend regeltype CW worden
geselecteerd. "ICE-draadaanvoer", pagina54
3.1Instellingen voor onder poederdek lassen
InstellingenInstelbereikIn stappen vanWaarde na
resetten
Boogspanning
Voor Aristo® 100014-50 V0,1 V (1V)30 V
Voor LAF/TAF8 - 60 V0,1 V (1V)30 V
Het proces is voor bepaalde machinetypes verkrijgbaar.
HOOFDMENU » PROCES
Bij gasbooglassen met metalen elektrode (Gas Metal Arc Welding, GMAW) smelt een boog
een continu aangevoerde draad. Het lasbad wordt beschermd door beschermgas.
Als het proces voor gasbooglassen met metalen elektrode wordt geselecteerd, kunt u kiezen
tussen twee bedieningsmethoden door REGELTYPE te selecteren met de
positioneringsknop en op ENTER te drukken. Kies tussen constante amperage CA of
constante draadaanvoer CW, zie de uitleg in "CA, constant amperage" en "CW, constante
draadaanvoer".
GMAW
PROCES
REGELTYPE
DRAAD TYPE
Fe SOLID
DRAAD AFMETING
CONFIGURATIE►
GEREEDSCHAPPEN►
TERUG
CA
CW
4.1Instellingen voor gasbooglassen met metalen elektrode
InstellingenInstelbereikIn stappen vanWaarde na
resetten
Boogspanning*14-50 V0,1 V (1V)30 V
Lasstroom *(CA)0 - 3200 A1 A500 A
Draadaanvoersnelheid *(CW)0 - 2500 cm/min1 cm/min.100 cm/min.
Beschikbaarheid afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
HOOFDMENU » PROCES
Voor elektrisch gutsen wordt een speciale elektrode gebruikt die bestaat uit een koolstofstaaf
met een koperen omhulsel.
Er wordt een boog gevormd tussen de koolstofstaaf en het werkstuk die het materiaal smelt.
Er wordt lucht aangevoerd om het gesmolten materiaal weg te blazen.
Als het proces GOUGING wordt geselecteerd, kunt u kiezen tussen twee
bedieningsmethoden door REGELTYPE te selecteren met de positioneringsknop en op
ENTER te drukken. Maak een keuze tussen constant amperage CA of constante
draadaanvoersnelheid CW, zie de uitleg in "CA, constante amperage", pagina26 en
"CW, constante draadaanvoersnelheid", pagina26.
GUTSEN
PROCES
METHODE
REGELTYPE
DRAAD AFMETING
GUTSSTAND
GUTSEN
DC
CW
8.0 mm
N7500.
CONFIGURATIE►
GEREEDSCHAPPEN►
TERUG
CA
CW
Selecteer GUTSSTAND met de positioneringsknop. Druk op ENTER. Selecteer voor Aristo®
1000 AUTO of N7500.. Selecteer voor LAF en TAF AUTO of MANUAL.
De draadaanvoer wordt geregeld door de stroombron zodat een constante amperage wordt
verkregen.
•Constante stroomwaarde kan worden geselecteerd in het hoofdmenu.
7.2CW, constante draadaanvoersnelheid
De lasstroom is een resultaat van de geselecteerde draadaanvoersnelheid.
•Constante draadaanvoer kan worden geselecteerd in het hoofdmenu.
7.3CC, constante stroom
(alleen van toepassing op de Aristo®1000-stroombron)
De spanning varieert, zodat een constante lasstroom kan worden verkregen.
•Constante stroomwaarde kan worden geselecteerd in het hoofdmenu.
Een hogere draadsnelheid levert een hogere lasstroom op.
7.4Draad-/elektrodediameter
De gekozen diameter heeft een grote invloed op de startprocedure en op kratervulling. Als u
een andere draaddiameter moet gebruiken dan vermeld in de tabel, kies dan een
draaddiameter die dicht bij een in de tabel vermelde waarde ligt.
•Draad-/elektrodediameter kan worden geselecteerd in het hoofdmenu. Het beschikbare
materiaal en de afmetingen worden beïnvloed door de combinatie van stroombron en
laskop.
7.5Boogspanning
Een hogere boogspanning zorgt voor een langere boog en produceert een heter en breder
lasbad.
•De boogspanning wordt ingesteld in het meetdisplay, het lasdata-instelmenu, of het
snelkeuzemenu.
7.6Draadaanvoersnelheid
Voor instelling van de gewenste draadaanvoersnelheid in cm/minuut. Een hogere
draadsnelheid levert een hogere lasstroom op.
•De draadaanvoersnelheid wordt ingesteld in het meetdisplay, het lasdata-instelmenu, of
het snelkeuzemenu.
7.7ICE-draadaanvoersnelheid
Aanvoersnelheid koude draad wordt gebruikt om de aanvoersnelheid (cm/min of inch/min)
voor de koude draad in te stellen.
•De aanvoersnelheid van de koude draad wordt ingesteld in het meetdisplay, het
lasdata-instelmenu, of het snelkeuzemenu.
Dit wordt gebruikt om de startstroomwaarden aan te passen. Als de apparatuur start met
lagere stroomwaarden dan de fabriekswaarden van de apparatuur, kunnen deze hier worden
aangepast.
•De optie Beginnen met afstellen wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder
startgegevens.
7.17Luchtvoorstroom (gutsen)
Deze waarde reguleert de tijd waarin het poeder stroomt voordat de boog wordt ontstoken.
•De luchtvoorstroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder startgegevens.
7.18Starttype
Er zijn twee opties voor het starttype:
•Direct starten betekent dat de transportsnelheid start als de boog wordt ontstoken.
•Scratch start betekent dat de transportsnelheid op hetzelfde moment wordt gestart als
de draadaanvoer.
•Het starttype wordt geselecteerd in het lasdata-instelmenu onder startgegevens.
7.19Start draadaanvoer
Start draadaanvoer wordt gebruikt om de gewenste kruipsnelheid van de elektrodemotor bij
het starten in te stellen.
Als bijvoorbeeld 50 wordt ingesteld in het menu wordt een kruipsnelheid van 50 cm/min
gehanteerd.
De vooraf ingestelde waarde "AUTO" biedt een kruipsnelheid die is gebaseerd op de
instelwaarden.
•De snelheid draadaanvoer wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder
startgegevens.
7.20Startfases
Bij het lassen van speciale materialen of draad kan het nodig zijn om een eigen
startsequentie te maken. De startsequentie kan het uiterlijk van het lasbad beïnvloeden.
Het volgende kan worden ingesteld voor
Startfase 1 AAN
•Tijd (s)
Tijd voor lassen in fase 1.
•Boogspanning %
In procenten van ingestelde spanning
•Draadaanvoer %
In procenten van ingestelde
draadaanvoer
•Lasstroom %
In procenten van ingestelde lasstroom
•Transportsnelheid %
In procenten van ingestelde
transportsnelheid
Het volgende kan worden ingesteld voor
Startfase 2 AAN
•Tijd (s)
Tijd voor lassen in fase 2.
•Boogspanning %
In procenten van ingestelde spanning
•Draadaanvoer %
In procenten van ingestelde
draadaanvoer
•Lasstroom %
In procenten van ingestelde lasstroom
•Transportsnelheid %
In procenten van ingestelde
transportsnelheid
•Startfases worden ingesteld in het lasdata-instelmenu onder startgegevens.
7.21Max. open spanning (Open Circuit Voltage, OCV)
AAN betekent dat OCV kan worden ingesteld.
UIT betekent dat OCV is ingesteld op de instelwaarde voor de lasspanning.
•OCV wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder startgegevens.
7.22Flux-nastroom (SAW)
Deze waarde reguleert de tijd waarin het poeder stroomt nadat de boog is gedoofd.
•De flux-nastroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder stopgegevens.
7.23Gasnastroom (GMAW)
Deze waarde reguleert de tijd waarin het beschermgas stroomt nadat de boog is gedoofd.
•De gasnastroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder stopgegevens.
7.24Luchtnastroom (gutsen)
Deze waarde reguleert de tijd waarin de lucht stroomt nadat de boog is gedoofd.
•De luchtnastroom wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder stopgegevens.
7.25Kratervulling
Kratervulling maakt een gecontroleerde reductie in hitte en omvang van het lasbad mogelijk
als de las wordt afgerond. Dit maakt het makkelijker poriën, hittescheuren en kraters in de
lasnaad te voorkomen.
•Kratervulling wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder stopgegevens.
7.26Nabrandtijd
Nabrandtijd is een vertraging tussen het moment waarop de lasdraad begint met remmen tot
het moment waarop de stroombron de boogspanning uitschakelt. Een te korte nabrandtijd
resulteert na het lassen in een langere "draadpeuk". Er bestaat dan een kans dat de draad in
het stollende lasbad blijft steken. Een te lange nabrandtijd resulteert in een kortere
"draadpeuk", waarbij de kans bestaat dat de lasboog in het lasmondstuk slaat.
•De nabrandtijd wordt ingesteld in het lasdata-instelmenu onder stopgegevens.
7.27Stopfases
Stopfases worden hoofdzakelijk gebruikt voor het instellen van de kratervulling.
Het volgende kan worden ingesteld voor
Stopfase 1 AAN
•Tijd (s)
Tijd voor lassen in fase 1.
•Boogspanning %
In procenten van ingestelde spanning
•Draadaanvoer %
In procenten van ingestelde
draadaanvoer
•Lasstroom %
In procenten van ingestelde lasstroom
•Transportsnelheid %
In procenten van ingestelde
transportsnelheid
•Stopfases worden ingesteld in het lasdata-instelmenu onder stopgegevens.
Het volgende kan worden geselecteerd
voor Stopfase 2 AAN
•Tijd (s)
Tijd voor lassen in fase 2.
•Boogspanning %
In procenten van ingestelde spanning
•Draadaanvoer %
In procenten van ingestelde
draadaanvoer
•Lasstroom %
In procenten van ingestelde lasstroom
•Transportsnelheid %
In procenten van ingestelde
transportsnelheid
7.28Dynamische regeling
De functie Dynamische regeling is ontwikkeld voor lassen met meerdere elektrodes en
verandert de karakteristieken van de stroombron. De karakteristieken van de stroombron
worden berekend op basis van de ingestelde draadgegevens.
•De dynamische regeling wordt geselecteerd in het lasdata-instelmenu.
7.29Bedieningsparameters
In sommige toepassingen wordt de functie Bedieningsparameters (Control parameters)
weergegeven in plaats van Dynamische regeling. Onder Bedieningsparameters (Control
parameters) kunnen twee instellingen worden geconfigureerd:
•DYNAMISCHE WAARDEN - Heeft invloed op de dynamische eigenschappen
•INDUCTANTIE - Hoge waarden geven een breder lasbad en minder spatten. Lagere
waarden leveren een stabiele, geconcentreerde boog en meer geluid.
•De bedieningsparameters worden geselecteerd in het lasdata-instelmenu.
7.30Instelgrenswaarden
Zie voor meer informatie over instelgrenswaarden de paragraaf "Grenswaardeneditor
instellen".
7.31Meetgrenswaarden
Zie voor meer informatie over meetparameters de paragraaf "Editor meetgrenswaarden".
7.32PEK-regeleenheid als afzonderlijke motorregeling
PEK wordt gebruikt als motorregeling zonder stroombron wanneer u zowel een
transportregeling als de mogelijkheid wilt hebben om een startsignaal te geven aan een
externe stroombron. De afstandsbediening is ook actief via ATAS I/O, zodat u een rolstelling
kunt besturen met relaisuitgang voor het starten en een analoge referentie voor de snelheid.
Activeer de motorregeling
Om de motorregelfunctie te activeren, stelt u PRODUCTCODE in op MOTORAANSTURING.
De bewaking door de stroombron is nu uitgeschakeld.
Stel de transportas en de draadaanvoer in door dezelfde procedure uit te voeren als voor de
externe as van de productcode.
Instelmenu
Hier kunt u de transportsnelheid en -richting instellen en startwaarden en limieten gebruiken
voor de transportsnelheid.
PARAMETER INSTELLING SAW
VERPLAATS. SNELH.
30 cm/min
RICHTING
STARTINFORMATIE►
GRENSWAARDEN INSTELLEN►
MEETGRENSWAARDEN►
METINGTERUG
Menu Startinformatie
Flux/gasvoorstroom is actief als het starttype is ingesteld op Scratch. Het startsignaal
(relaisuitgang 2) wordt gegenereerd, en de transportbeweging begint wanneer de
voorstroomtijd is verstreken. Wanneer het starttype Direct wordt gekozen, heeft de
voorstroom geen functie.
Scratch-start zal een beweging starten en een startsignaal genereren op hetzelfde moment
dat de startknop wordt ingedrukt. Voorstroom heeft geen functie.
Bij het starten van relaisuitgang 2 wordt een directe start gegenereerd, maar de beweging
zal pas starten als de digitale ingang voor de stroom actief is. Als er dus geen invoer is op
I/O-ATAS voor de stroom, gebruikt u in plaats daarvan de Scratch-start.
START INFORMATIE SAW
FLUX VOORFLOW
START TYPE
0.0 s
WIS
METINGTERUG
Metingenmenu
In het metingenmenu kunt u meetwaarden voor de transportsnelheid bekijken en de
draadsnelheid aanpassen. De draadmotor wordt niet gestart wanneer u op de startknop op
de PEK-regeleenheid drukt, maar u kunt deze motor voor andere werkzaamheden
gebruiken. In het instelmenu kunt u ook de transportsnelheid instellen.
SAW: CW FE MASSIEF■
GEENDIR. VIERKANTGEENINSTELWAARDES2ND FUNCT
Afstandsbediening en externe as
Afstandsbediening via ATAS I/O en externe as voor het besturen van een rolstelling kan ook
samen met motorregeling worden gebruikt.
Het bedieningspaneel bestaat in feite uit twee eenheden: het werkgeheugen en het
lasdatageheugen.
Opslaan
Werkgeheugen
In het werkgeheugen wordt een volledige set lasgegevens aangemaakt die kan worden
opgeslagen in het lasdatageheugen.
Tijdens het lassen bestuurt de inhoud van het werkgeheugen het lasproces. Het is daarom
ook mogelijk om een set lasgegevens uit het lasdatageheugen op te roepen naar het
werkgeheugen.
Het werkgeheugen bevat altijd de meest recente set lasgegevens. Dit kunnen instellingen uit
het lasdatageheugen zijn of instellingen die u zelf hebt aangepast. Het werkgeheugen is dus
nooit leeg en wordt nooit gereset.
HOOFDMENU » GEHEUGEN » LASDATAGEHEUGEN
VANAF DE LASDATA
OPSLAAN2ND FUNCTTERUG
Oproepen
Lasdatageheugen
Er kunnen maximaal 255 sets lasgegevens het bedieningspaneel worden opgeslagen.
Iedere set krijgt een nummer van 1 tot en met 255.
U kunt ook gegevenssets verwijderen en kopiëren en gegevenssets oproepen in het
werkgeheugen.
8.2Opslaan
Als het lasdatageheugen leeg is, verschijnt het volgende scherm in het display.
Een set lasdata opslaan. Deze krijgt geheugenpositie 5. Druk op OPSLAAN.
Positie 1 wordt weergegeven. Draai een van de instelknoppen totdat u positie 5 bereikt. Druk
op OPSLAAN.
VANAF DE LASDATA
OPSLAAN2ND FUNCTTERUG
Het volgende scherm verschijnt in het display.
De lasgegevens zijn nu opgeslagen als nummer 5.
Het pictogram in de rechter bovenhoek van het meetdisplay toont welke geheugenpositie is
opgeroepen.
SAW: FE MASSIEF5
GEENGEENGEENGEEN2ND FUNCT
8.4Verwijderen
Het is mogelijk om een of meer gegevenssets te verwijderen via het geheugenmenu.
Een gegevensset verwijderen. Selecteer de gegevensset. Druk op WISSEN.
Gegevensset nr. 5 is nu gekopieerd naar geheugenpositie 50.
8.6Naam
Ga verder als volgt om een opgeslagen gegevensset een eigen naam te geven:
Druk op 2 DE FUNCTIE Selecteer de geheugenpositie die u wilt hernoemen en druk op
HERNOEMEN.
VANAF DE LASDATA
5 - (SAW)
50 -
SAW: CA: FE SOLID: 3.0 mm
30.0 V: 450 A: 50 cm/min
KOPIËRENHERNOEMWIJZIG2ND FUNCTTERUG
U hebt nu toegang tot een toetsenbord dat als volgt wordt gebruikt:
•Plaats de cursor met de pijltoetsen en de positioneringsknop op het gewenste teken op
het toetsenbord. Druk op UITGEV. Voer op deze manier een complete tekststring van
maximaal 40 tekens in.
•Druk op UITGEV. om op te slaan. De gegevensset heeft nu de door u toegewezen
naam in de lijst.
KEYBOARD
A B C D E F G H
I J K L M N O P
Q R S T U V W X Y Z
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
SPACE CAPS
0 (MAX 40)
WISSENSYMBOOLDONE
8.7Bewerken
Ga verder als volgt te om de inhoud van een gegevensset te bewerken:
Druk op 2 DE FUNCTIE Selecteer de geheugenpositie die u wilt bewerken en druk
vervolgens op WIJZIG.
VANAF DE LASDATA
5 - (SAW)
SAW: CA: FE SOLID: 3.0 mm
30.0 V: 450 A: 50 cm/min
OPSLAANHERNEEMWISSEN2ND FUNCTTERUG
Een deel van het hoofdmenu wordt weergegeven en in het menu is het symbool
zichtbaar, wat betekent dat het systeem in de bewerkingsmodus is.
Druk op STEL IN (SET) en breng de gewenste wijzigingen aan.
SAW
REGELTYPE
DRAAD TYPE
SS FLUX CORED
DRAAD AFMETING
STEL INTERUG
Het volgende menu verschijnt:
In dit voorbeeld veranderen we de lasstroom van 400 A naar 500 A.
Selecteer de lasstroom en scrol met een van de instelknoppen verder naar 500.
Druk tweemaal op TERUG.
PARAMETER INSTELLING SAW
SPANNING
STROOM
VERPLAATS. SNELH.
RICHTING
CA
2.0 mm
20.0 V
500 A
0 cm/min
■
STARTINFORMATIE►
STOPINFORMATIE►
DYNAMISCHE REGELING
GRENSWAARDE INSTELLEN►
MEETGRENSWAARDEN►
De instelling voor gegevensset nummer 5 is nu bewerkt en opgeslagen.
Als de blokkeringsfunctie is geactiveerd en u in het metingenscherm of het snelkeuzemenu
bent, is een wachtwoord (blokkeringscode) vereist om deze menu's te verlaten.
De blokkeringscode wordt geactiveerd in het configuratiemenu.
BLOKKERINGSCODE
BLOOKERINGSSTATUS
INSTEL/AANP. BLOKKERINGSCODE
TERUG
OFF
9.1.1Status blokkeringscode
In de blokkeringscodemodus kunt u de blokkeringsfunctie activeren/deactiveren. De
bestaande blokkeringscode wordt niet verwijderd bij deactivering van de functie. Als er geen
blokkeringscode is opgeslagen en u probeert om de blokkeringscode te activeren, wordt het
toetsenbord weergegeven voor het invoeren van een nieuwe blokkeringscode.
KEYBOARD
A B C D E F G H
I J K L M N O P
Q R S T U V W X Y Z
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
SPACE CAPS
0 (MAX 16)
WISSENSYMBOOLDONE
Om blokkeringscodemodus te verlaten:
Als het meetdisplay of snelkeuzemenu actief is en de blokkeringscode is gedeactiveerd,
kunt u deze menu's zonder beperkingen verlaten door te drukken op TERUG of MENU om
naar het hoofdmenu te gaan.
Als de code echter is geactiveerd en u probeert de menu's te verlaten, verschijnt het
volgende scherm om de gebruiker te wijzen op de blokkering.
DRUK OP ENTER VOOR
BLOKKERINGSCODE...
Hier kunt u TERUG (QUIT) selecteren om terug te gaan naar het vorige menu of verdergaan
door op ENTER te drukken om de blokkeringscode in te voeren.
Vervolgens verschijnt het menu met het toetsenbord, waarin u de code kunt invoeren. Druk
na elk teken op ENTER en bevestig de code door op opnieuw op ENTER te drukken.
Het volgende tekstkader verschijnt:
NIET-GEBLOKKEERDE EENHEID! (UNIT
UNLOCKED!)
Als de blokkeringscode onjuist is, verschijnt een foutmelding die de gebruiker de optie biedt
het nogmaals te proberen of terug te gaan naar het vorige menu, d.w.z. het meetdisplay of
het snelkeuzemenu.
Als de blokkeringscode juist is, worden alle blokkeringen naar andere menu's verwijderd,
hoewel de blokkeringscode actief blijft. Dit betekent dat u het meetdisplay en
snelkeuzemenu tijdelijk kunt verlaten, maar de blokkeringsmodus nog steeds actief is als u
naar deze menu's terugkeert.
9.1.2Blokkeringscode instellen/wijzigen
In de modus blokkeringscode instellen/wijzigen kunt u een bestaande blokkeringscode
aanpassen of een nieuwe code ingeven. Een blokkeringscode kan bestaan uit maximaal 16
optionele letters of cijfers.
9.2Algemene configuratie
HOOFDMENU » CONFIGURATIE » ALGEMENE CONFIGURATIE
In dit menu kunt u de volgende functies instellen:
Deze zijn als volgt geconfigureerd:
Plaats de cursor op de regel voor SNELKEUZETOETSNR (SOFT KEY NUMBER).
SNELKEUZE TOETSEN
SNELKEUZETOETSNR
GEKOPPELDE LASDATA
SAW: CA: FE SOLID: 0.8 mm
20.0 V: 500 A: 0 cm/min
OPSLAANANNULERTERUG
De toetsen zijn genummerd 1-4, van links naar rechts. Selecteer de gewenste toets door het
nummer in te geven met de instelknoppen.
Ga dan naar de volgende regel GEKOPPELDE LASDATA. Hier kunt u door de lasgegevens
bladeren die zijn opgeslagen in het lasdatageheugen. Selecteer het gewenste
lasdatanummer met de instelknoppen. Druk op OPSLAAN om op te slaan. Druk op WISSEN
om de opgeslagen gegevensset te verwijderen.
9.2.2Kwaliteitsgegevens loggen naar bestand
Activeer het menu KWALITEIT DATA LOGB. OPSLAAN door het selecteren van AAN.
1
5
ALGEMENE CONFIGURATIE
SNELLE MODE SOFT TOETS
KWALITEIT DATA LOGB. OPSLAAN
INSTELLING SOFT KNOPPEN►
AUTOMATISCH OPSLAAN
LENGTE EENHEID
METRISCH
TERUG
Zie voor meer informatie over de instellingen van de kwaliteitsfunctie het hoofdstuk
"Kwaliteitsfuncties".
Voor onder poederdek lassen (Submerged Arc Welding, SAW) en voor gasbooglassen met
metalen elektrode (Gas Metal Arc Welding, GMAW) kan de gebruiker de functie van deze
toetsen instellen door te kiezen uit een lijst met vooraf ingestelde opties. Er zijn acht
functietoetsen waaraan een functie kan worden toegewezen.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
•Geen
•Gas / Flux
•Instelwaarden
In het metingenmenu worden de ingestelde referentiewaarden weergegeven in plaats
van de gemeten waarden.
•Relais 2
Stelt relaisuitgang 2 op de motorprintplaat in, die door de gebruiker voor elke functie
kan worden gebruikt.
•Richting
•Remote I/O
Wordt gebruikt als u PEK en een lasstroombron via een externe I/O-eenheid wilt
regelen.
•Externe as
Moet worden geactiveerd als er een externe I/O-eenheid is om bijvoorbeeld een
rollenbaan te regelen.
•Tandem
Gebruikt bij lassen met twee laskoppen.
•Koude draad (ICE)
Gebruikt als er niet onder stroom staand draad naar het lasbad wordt gevoerd waarbij
de snelheid van de koude draad in het display wordt weergegeven.
•Automatische stap
Gebruikt in de stapfunctie
○ Automatische stap Uit: Instelling tijdens voorbereiding van het object voorafgaand
aan lassen
○ Automatische stap Aan: Instelling na afronding van voorbereiding wanneer het
lassen moet worden uitgevoerd
•Stap forceren
Gebruikt in de stapfunctie om een stap handmatig te forceren tijdens het lassen
•Stap opnieuw starten
Wanneer het lassen wordt gestopt met 100 mm resterend naar het begin van de
volgende stap. Druk op Stap opnieuw starten en de volgende stap is na 100 mm, niet
na Xmm. Druk vervolgens op de lasstartknop.
•Stop ruststand
Wordt gebruikt om automatisch te stoppen op de gestarte rotatiepositie.
In dit scherm staan twee kolommen, een voor SNELKEUZETOETSEN en een voor
FUNCTIE.
Ga verder als volgt om een nieuwe functie aan een functietoets toe te wijzen:
Plaats de cursor op de regel met het functietoetsnummer dat u wilt gebruiken en druk op
ENTER. Er verschijnt een pop-upmenu met de mogelijke functies. Selecteer de gewenste
functie met de positioneringsknop en druk op ENTER.
Voor de andere toetsen kunt u op dezelfde manier een nieuwe functie toewijzen. Combineer
hiervoor een toetsnummer in de linkerkolom met een van de functies in de rechterkolom.
9.2.4Automatisch opslaan
Als een lasgegevensset is opgeroepen vanaf een geheugenpositie in het lasdatageheugen
en u de instellingen wijzigt, worden de wijzigingen bij de lasstop opgeslagen in het
werkgeheugen op de laatst opgeroepen geheugenpositie.
Handmatig opslaan van lasgegevens in een geheugenpositie blokkeert de volgende
automatische opslagactie.
De geheugenpositie waarin de gegevensset wordt opgeslagen wordt weergegeven in de
rechter bovenhoek van het meetdisplay.
9.3Machineconfiguratie
HOOFDMENU » CONFIGURATIE » MACHINECONFIGURATIE
In dit menu kunt u de volgende functies instellen:
In het menu PRODUCTCODE kunnen de te gebruiken automatische lasmachine, kolom en
statief, rolstelling of positionneur worden geselecteerd.
MACHINE CONFIGURATIE
PRODUCTCODE
A2TF J1
DRAADAANVOERAS►
VERPLAATSING AS►
TANDEM►
PARALLELLE STROOMBRONNEN►
ICE-DRAADAANVOER►
STAPFUNCTIE►
INTERMITTEREND LASSEN
OFF
OFF
POSITIVE
INST. KNOOP. ID►
SYSTEEMINFORMATIE►
TERUG
Bij het selecteren van de productcode worden het juiste motortype en de tandwielverhouding
voor de gebruikte tandwielkast in het toepasselijke product automatisch geselecteerd.
De volgende opties kunnen worden geselecteerd:
•A2TFJ1
A2-tractor automatische lasmachine voor onder poederdek lassen (Submerged Arc
Welding, SAW)
•A2TGJ1
A2-tractor automatische lasmachine voor gasbooglassen met metalen elektrode
(Gas-Shielded Metal Arc Welding, GMAW)
•A6TFF1
A6-tractor automatische lasmachine voor onder poederdek lassen (Submerged Arc
Welding, SAW)
•MTW600
A6-tractor automatische lasmachine voor onder poederdek lassen (Submerged Arc
Welding, SAW)
•FREE 2 AXIS
Optionele configuratie voor het aansluiten van twee motoren op het motorenpaneel.
Een voor de draadaanvoer en een voor de transportbeweging.
•FREE 3 AXIS
Optionele configuratie voor het aansluiten van externe rolstellingen, positionneurs of
lineaire assen, evenals voor twee motoren op het motorenpaneel. Een voor de
draadaanvoer en een voor de transportbeweging.
•N7500I.
Laskop voor gutsen.
•Motorregeling
Optionele configuratie voor het gebruik van PEK-regeleenheid voor afzonderlijke
motorregeling zonder stroombron.
9.3.2Draadaanvoeras
De draadaanvoermotor wordt automatisch ingesteld volgens de onderstaande tabellen.
Voor het lassen met twee laskoppen moet de functie OFFSET LASKOP worden ingesteld.
OFFSET LASKOP is de afstand in millimeters tussen de laskoppen.
Als u de afstand tussen laskop 1 KOP en laskop 2 STAART specificeert, wordt de waarde
door de bedieningseenheid opnieuw berekend naar een tijd tussen de start van laskop 1 en
de vereiste start van laskop 2.
De tijd die de bedieningseenheid kan berekenen voor de afstand tussen het starten en
stoppen van de lasstroombronnen bedraagt maximaal 65 seconden. Dit betekent dat
wanneer bijvoorbeeld 50 cm/min wordt gespecificeerd, 2000 mm kan worden ingevoerd als
de maximale OFFSET LASKOP. Hierdoor wordt voorkomen dat tijd verloopt voordat laskop 2
het startpunt bereikt.
Zorg dat beide bedieningseenheden dezelfde instellingen hebben voor OFFSET
LASKOP en specificeer dezelfde transportsnelheid. De master-bedieningseenheid
moet de KOP aansturen en de slave-bedieningseenheid de STAART. De
transportbeweging wordt altijd aangestuurd door de master.
Zo specificeert u de waarden voor lassen met twee laskoppen:
Plaats de cursor op de regel LASKOP. Selecteer of de instelling moet gelden voor de
"master"-bedieningseenheid KOP of de "slave"-bedieningseenheid STAART.
MACHINE CONFIGURATIE
PRODUCTCODE
DRAADAANVOERAS►
VERPLAATSING AS►
TANDEM
ARC ON
└ LASKOP
└ OFFSET LASKOP
└ MET I/O
TERUG
•Plaats de cursor op de regel OFFSET LASKOP en specificeer de afstand tussen de
twee laskoppen.
Selecteer of de laskop de voorste KOP of achterste STAARTmoet zijn.
AC SYNC MASTER
Eén stroombron in een tandemsysteem moet worden ingesteld als AC-synchronisatiemaster
in geval van gesynchroniseerd AC-lassen. Bij voorkeur wordt de eerste AC-lasstroombron
ingesteld als AC-synchronisatiemaster.
TRANSPORTREGELING
Selecteer of de laskop het transport regelt. Zowel de voorste als de achterste laskop kunnen
het transport regelen, maar niet tegelijkertijd.
GESYNCH. START LASSEN
Indien AAN is geselecteerd, hoeft alleen de bedieningseenheid van de voorste laskop te
worden gestart. De achterste wordt automatisch gestart. Indien UIT is geselecteerd, moeten
alle laskoppen worden gestart met de betreffende bedieningseenheid.
GESYNCH. AC-LASSEN
Gesynchroniseerd AC-lassen houdt in dat de frequentie en balans, de AC-pulsen,
gesynchroniseerd zijn met dezelfde waarden voor alle laskoppen van het tandemsysteem.
OFFSET LASKOP is de afstand in millimeters tussen de laskoppen. De offset van de laskop
dient altijd te worden ingesteld, ongeacht of een gesynchroniseerde start van het lassen is
geselecteerd of niet. Indien een niet-gesynchroniseerde start van het lassen is geselecteerd,
wordt de offset gebruikt om een vertraging te berekenen voor de start van het lassen van de
STAART-laskop.
1. KOP, laskop 1 (master)3. OFFSET LASKOP
2. STAART, laskop 2 (slave)
FASEVERSCHUIVING (allen van toepassing op AC-lassen)
Faseverschuiving betekent een fasecompensatie in verhouding tot de voorste laskop. De
gebruikte eenheid is graden.
9.3.8Parallelle stroombronnen (alleen van toepassing op Aristo®
1000-stroombronnen)
Om twee stroombronnen parallel te kunnen instellen, moeten alleen de twee aan te sluiten
stroombronnen ingeschakeld zijn en actief zijn op de CAN2-bus.
1.Schakel de functie PARALLELLE STROOMBRONNEN » IN.
2.Stel de Parallelle koppeling-ID » in. De eerste parallelle koppeling wordt ingesteld op
1, de volgende parallelle koppeling wordt ingesteld op 2 etc.
3.Selecteer de menuregel Verbinden met slave en druk op ENTER.
De melding Verbinden verschijnt.
4.Druk nogmaals op ENTER.
PARALLELLE STROOMBRONNEN
PARALLELLE STROOMBRONNENARC ON
Parallelle koppeling-ID
Verbinden met slave
TERUG
VERBINDEN
Wanneer de master- en slave-stroombronnen zijn aangesloten, verschijnt de tekst
Verbonden.
9.3.9ICE-draadaanvoer
LET OP!
DE ICE-optie is alleen beschikbaar bij aanschaf van een ICE-licentie.
De optie ICE-DRAADAANVOERAAN kan in het menu machineconfiguratie worden
geselecteerd. Als ICE-draadaanvoer is geselecteerd, verschijnt de optie
ICE-DRAADAANVOERAS.
MACHINE CONFIGURATIE
PRODUCTCODE
FREE 2 AXIS
1
- -
DRAADAANVOERAS
ICE-DRAADAANVOERAS►
VERPLAATSING AS►
TANDEM
ICE-DRAADAANVOER
INST. KNOOP. ID►
TERUG
De instellingen van de ICE-draadaanvoeras moeten identiek zijn aan de draadaanvoeras.
Instelling van de richting voor uitvoeren van Automatische
stap
ON
TRIANGLE
76 mm
77 cm/min
10
10 mm
3 mm
1 mm
1 000 mm
1 000 mm
TERUG
LENGTE STAPDe lengte van één automatische stap (minimuminstelling
1mm)
SNELHEID STAPDe transportsnelheid van de automatische stop
(minimuminstelling 3cm/min)
AANTAL STAPPENHet aantal stappen tijdens één rotatie.
OVERLAPDe lengte van de overlapping van één rotatie.
LENGTE HANDMATIGE
STAP
De lengte van één handmatige stap (minimuminstelling 1mm)
(voor enkelvoudige handmatige aanpassingen tijdens het
lassen)
LET OP!
Om de stapfunctie te kunnen uitvoeren, moet STAPPENREGELING in de stand AAN
staan en moeten de functietoetsen EXT AS en AUTOMATISCHE STAP AAN staan
Als u een stap opnieuw wilt starten om na een stop door te gaan met staplassen, drukt u op
de functietoets STAP OPNIEUW STARTEN voordat u op AUTOMATISCHE STAP drukt
alvorens u begint met lassen.
Als u bijvoorbeeld 100 mm tot de volgende stap hebt, drukt u op STOP, vervangt u de draad,
plaatst u het object, drukt u op STAP OPNIEUW STARTEN, drukt u op AUTOMATISCHESTAP en begint u te lassen. De volgende stap is na 100 mm.
Wanneer de "schakelaar voor één stap" is ingeschakeld, voert de stapfunctie één stap uit in
de richting en met de snelheid en lengte aangegeven door de parameters RICHTING STAP,
SNELHEID STAP en LENGTE STAP.
Als de functietoets STAP FORCEREN wordt ingedrukt, voert de stapfunctie één stap uit in de
richting en met de snelheid en lengte aangegeven door de parametersRICHTING STAP,
SNELHEID STAP en LENGTE STAP.
Als op de knop met het vierkantje/driehoekje wordt gedrukt, wordt één handmatige stap
uitgevoerd in de richting en met de snelheid en lengte aangegeven door het
vierkantje/driehoekje, parameters SNELHEID STAP en LENGTE STAP. Deze functie kan
worden gebruikt voor kleine aanpassingen tijdens het lassen.
Een automatische of handmatige stapbeweging kan altijd worden onderbroken door te
drukken op de knop met het VIERKANT of DRIEHOEK.
Tijdens de automatische of handmatige stapbeweging, brandt de led boven de knop met het
vierkantje/driehoekje om de beweging en richting aan te geven.
Instellingen van de snelheidswielen
Wanneer de positionneur en het snelheidswiel AAN staan, bevindt het snelheidswiel
(encoder) zich bij het lasobject.
Wanneer de positionneur en het snelheidswiel UIT staan, bevindt de encoder zich bij de
motoras.
Als de rolstelling en het snelheidswiel AAN staan, bevindt het snelheidswiel (encoder) zich bij
het wiel van de rolstelling.
Wanneer de rolstelling en het snelheidswiel UIT staan, bevindt de encoder zich bij de
motoras.
9.3.11Intermitterend lassen
INTERMITTEREND LASSEN
INTERMITTEREND LASSEN
LASLENGTE
TRANSPORTLENGTE
AANTAL LASSEN
TERUG
Om de functie te activeren, moet u intermitterend lassen op AAN zetten. Een intermitterende
lasreeks bestaat uit lassen en transport. Bij de laatste las in een reeks wordt het transport
niet uitgevoerd.
LASLENGTE is de lengte van de las.
TRANSPORTLENGTE is de lengte van het transport nadat een las is voltooid.
AANTAL LASSEN is het aantal lassen dat moet worden uitgevoerd, inclusief transport. Als
het aantal lassen is ingesteld op "0", gaat de onderbroken lasreeks door totdat de gebruiker
het lassen stopt met de rode lasstopknop.
ON
0 mm
0 mm
0
9.3.12Polariteit (alleen van toepassing op Aristo® 1000-stroombron)
In het menu POLARITEIT kunt u de laspolariteit instellen.
•Selecteer POSITIEVE polariteit om te lassen met positieve polariteit op de lasdraad en
negatieve polariteit op het werkstuk.
•Selecteer NEGATIEVE polariteit om te lassen met negatieve polariteit op de lasdraad
9.3.13Instellingen knooppunt-ID (alleen van toepassing op Aristo®
1000-stroombron)
Indien er I/O-knooppunten in het systeem zijn, worden hier de ID-nummers gegeven.
NODE ID SETTINGS
I/O NODE 1 ID
I/O NODE 2 ID
TERUG
17
25
9.3.14Systeeminformatie (alleen van toepassing op Aristo® 1000-stroombron)
Het menu SYSTEEMINFORMATIE toont actieve stroombronnen die via de CAN2-bus zijn
aangesloten, als de stroombronnen zich in de tandem- of parallelle modus bevinden en als
master of slave zijn geconfigureerd.
SYSTEEMINFORMATIE
Actieve stroombronnen op CAN2
PS-idTandemParallel
Geen verbinding met de master-stroombron
TERUG
9.4Kabellengtes (alleen van toepassing op LAF- en
TAF-stroombronnen)
De boogspanning wordt beïnvloed door de impedantie in de laskabels. De impedantie wordt
beïnvloed door de lengte, diameter en ligging van de kabels. Dit is met name een factor bij
het lassen met wisselstroom.
Compensatie voor de spanningsval bij lange kabels vindt plaats wanneer de werkelijke
kabellengte wordt gespecificeerd.
De totale kabellengte (laskabel en stekker samen) moet worden ingevoerd.
Let op! Bij gebruik van twee kabels moet de diameter van beide kabels worden
gecombineerd.
Deze functie is actief tijdens het starten, voordat de stroombron een meetwaarde heeft
ontvangen op basis waarvan regeling mogelijk is.
Deze functie is niet actief wanneer "Max. OCV" is geselecteerd.
9.5Onderhoud
HOOFDMENU » CONFIGURATIE » ONDERHOUD
In dit menu stelt u in hoe vaak het mondstuk moet worden vervangen. Specificeer het aantal
lasstarts waarna het mondstuk moet worden vervangen door de regel
VERVANGINGSTERMIJN MONDSTUK te selecteren en op ENTER te drukken. Wijzig de
waarde met de instelknoppen. Als de interval is verstreken, wordt foutcode 54 opgenomen in
het foutlog.
In dit menu vindt u een filterfactor voor de meetwaarden van de lasstroom. Hoe hoger de
waarde is die u kiest, des te stabieler de meetwaarde van de laststroom. U kunt kiezen uit de
filterfactoren 1, 2 en 4.
Plaats de cursor op de regel FILTERFACTOR MEETWAARDEN en druk op ENTER. Er
verschijnt een pop-upmenu met filterfactoren EEN, TWEE en VIER. Selecteer met de
positioneringsknop het gewenste filter en druk op ENTER.
Foutcodes worden gebruikt om aan te geven dat er een fout is opgetreden in het lasproces.
Ze worden in het display weergegeven met een pop-upmenu en een uitroeptekenin de
rechter bovenhoek van het display.
LET OP!
verdwijnt van het display zodra u het menu Gebeurtenislog opent.
Het menu Gebeurtenisverwerking heeft twee submenu's, Gebeurtenislog (zie paragraaf
"Gebeurtenislog") en Actieve fouten (zie paragraaf "Actieve fouten").
Alle fouten die zich tijdens het gebruik van de lasapparatuur voordoen, worden opgeslagen
als foutmeldingen in het foutlog. Er kunnen maximaal 99 foutmeldingen worden bewaard. Als
het foutlog vol is, d.w.z. als 99 foutmeldingen zijn opgeslagen, wordt de oudste melding
automatisch verwijderd wanneer de volgende fout optreedt.
In het foutlog kan de volgende informatie worden afgelezen:
De hierboven genoemde eenheid-ID's zijn van toepassing op LAF- en
TAF-stroombronnen, en zijn een voorbeeld van eenheid-ID's voor Aristo®1000. De
knooppunten in een Aristo®1000-toepassingen hebben mogelijk andere
ID-nummers, dit is afhankelijk van de configuratie van de apparatuur.
10.1.4Beschrijving van foutbeheercodes
Hieronder zijn de foutbeheercodes vermeld die de gebruiker zelf kan corrigeren. Als een
andere code verschijnt, start de machine dan opnieuw en neem contact op met een
reparateur als de fout blijft optreden.
6 Te hoge temperatuur
De stroombron is oververhit. Lassen wordt afgebroken. Lassen wordt weer toegestaan wanneer de
temperatuur tot onder de parameter voor maximumtemperatuur daalt.
1.Wordt gereset bij volgende lasstart. Neem contact op met een reparateur als de fout zich blijft
voordoen.
168 Een motor is gestopt
De pulsomvormer van de motor geeft geen pulsen af.
Voor LAF en TAF: 168 = Motor M1 (Draadaanvoermotor), 169 = Motor M2 (Transportmotor).
1.Controleer de motorkabels. Vervang de pulsomvormer.
169 Een motor is gestopt
De pulsomvormer van de motor geeft geen pulsen af.
Voor LAF en TAF: 168 = Motor M1 (Draadaanvoermotor), 169 = Motor M2 (Transportmotor).
1.Controleer de motorkabels. Vervang de pulsomvormer.
2310 Stroomservo-verzadiging
De stroombron heeft tijdelijk de maximale stroom geleverd.
1.Verlaag de lasgegevens als de fout zich blijft voordoen.
3205 Hoge gelijkspanning
1.Controleer of de netspanning te laag of te hoog is.
4201 Te hoge temperatuur
De stroombron is oververhit. Lassen wordt afgebroken. Lassen wordt weer toegestaan wanneer de
temperatuur tot onder de parameter voor maximumtemperatuur daalt.
1.Controleer of de ventilatieopeningen niet geblokkeerd zijn of vuil zijn.
2.Controleer de huidige inschakelduur om er zeker van te zijn dat de eenheid niet wordt overbelast.
4202 Te hoge temperatuur
De stroombron is oververhit. Lassen wordt afgebroken. Lassen wordt weer toegestaan wanneer de
temperatuur tot onder de parameter voor maximumtemperatuur daalt.
1.Controleer of de ventilatieopeningen niet geblokkeerd zijn of vuil zijn.
2.Controleer de huidige inschakelduur om er zeker van te zijn dat de eenheid niet wordt overbelast.
4203 Te hoge temperatuur
De stroombron is oververhit. Lassen wordt afgebroken. Lassen wordt weer toegestaan wanneer de
temperatuur tot onder de parameter voor maximumtemperatuur daalt.
1.Controleer of de ventilatieopeningen niet geblokkeerd zijn of vuil zijn.
2.Controleer de huidige inschakelduur om er zeker van te zijn dat de eenheid niet wordt overbelast.
5010 Hoge inductantie
Inductantie is te hoog, afhankelijk van lange laskabels en/of hoge lasgegevens.
1.Pas de lasgegevens aan.
8117 Geen verbinding meer met eenheid
Het contact met een eenheid is verbroken.
1.Controleer de bedrading en de aansluitingen tussen de bedieningseenheid en de stroombron.
Een motor kan zijn snelheid niet vasthouden. Het lasproces is gestopt.
1.Controleer of de draadaanvoer niet is geblokkeerd of te snel gaat. Neem contact op met een
reparateur als de fout zich blijft voordoen.
8411,
Fout motor transportsnelheid
subcode 1
De pulsomvormer van de motor geeft geen pulsen af.
1.Controleer de motorkabels. Vervang de pulsomvormer.
10.2Export/Import
HOOFDMENU » GEREEDSCHAPPEN » EXPORT / IMPORT
In het menu Export/Import kan informatie naar en van het bedieningspaneel worden
overgebracht via een USB-geheugen.
De volgende informatie kan worden overgedragen:
•INBRENGEN LASDATAEXPORT / IMPORT
•SYSTEEMINSTELLINGENEXPORT / IMPORT
•GRENSWAARDEN INSTELLENEXPORT / IMPORT
•MEETWAARDE GRENZENEXPORT / IMPORT
•FOUT LOGEXPORT
•KWALITEITSFUNCTIESLOGBOEKEXPORT
•PRODUCTIE STATISTIEKENEXPORT
Ga verder als volgt voor opslag in een USB-geheugen:
Plaats het USB-geheugen in de bedieningseenheid.
Selecteer de regel met de informatie die moet worden overgebracht. Druk op EXPORT of
IMPORTnaargelang de informatie moet worden geëxporteerd of geïmporteerd.
In de bestandsmanager kan informatie worden beheerd die is opgeslagen in een
USB-geheugen (C:\). Bestandsmanager biedt de mogelijkheid om lasgegevens en
kwaliteitsgegevens handmatig te kopiëren en te verwijderen.
Als een USB-geheugen is aangesloten, geeft het display de standaardmap weer indien geen
andere map is geselecteerd.
Het bedieningspaneel onthoudt waar u was toen u de bestandsmanager voor het laatst
gebruikte, zodat u naar dezelfde plaats in de bestandsstructuur terugkeert als u het systeem
weer gaat gebruiken.
BESTANDSMANAGER
..
NIEUWE MAP
QData.xml
INFOUPDATEALT.TERUG
•U kunt controleren hoeveel opslagruimte er over is in het geheugen met de INFO
-functie.
•Werk de informatie bij door te drukken op UPDATE.
•Druk op ALT. (ALT.) om gegevens verwijderen, een naam te wijzigen, een nieuwe map
te maken of om te kopiëren of Er verschijnt dan een lijst waaruit u een keuze kunt
maken. Als u (..) of een map selecteert, kunt u alleen een nieuwe map maken of een
eerder gekopieerd bestand plakken. Als u een bestand hebt geselecteerd, worden de
opties HERNOEM, KOPIËREN of PLAKKEN toegevoegd als u eerder een bestand
hebt gekopieerd.
Selecteer het bestand of de map die moet worden verwijderd en druk op ALT.
Selecteer WISSEN en druk vervolgens op ENTER.
WISSEN
HERNOEM
NIEUWE MAP
Het bestand/de map is nu verwijderd. Om een map te kunnen verwijderen moet deze leeg
zijn, d.w.z. eerst moeten de in de map opgeslagen bestanden worden verwijderd.
10.3.2Bestand/map hernoemen
Selecteer het bestand of de map die moet worden hernoemd en druk op ALT.
Selecteer HERNOEM en druk vervolgens op ENTER.
WISSEN
HERNOEM
NIEUWE MAP
Er verschijnt een toetsenbord op het display. Gebruik de positioneringsknop om naar een
andere regel te gaan en de pijlen om naar links en rechts te bewegen. Selecteer het
gewenste teken/de gewenste functie en druk op ENTER.
10.3.3Nieuwe map maken
Selecteer de locatie voor de nieuwe map en druk op ALT.
Selecteer NIEUWE MAP en druk vervolgens op ENTER.
WISSEN
HERNOEM
NIEUWE MAP
Er verschijnt een toetsenbord op het display. Gebruik de positioneringsknop om naar een
andere regel te gaan en de pijlen om naar links en rechts te bewegen. Selecteer het
gewenste teken/de gewenste functie en druk op ENTER.
10.3.4Bestanden kopiëren en plakken
Selecteer het bestand dat u wilt kopiëren en druk op ALT.
Selecteer KOPIËREN en druk vervolgens op ENTER.
KOPIËREN
PLAKKEN
WISSEN
HERNOEM
NIEUWE MAP
Plaats de cursor in de map waarin het gekopieerde bestand moet worden geplaatst en druk
op ALT.
In dit menu kunt u uw eigen minimum- en maximumwaarden instellen voor uiteenlopende
lasmethoden. De grenswaarden kunnen niet hoger of lager zijn dan de waarden waarvoor de
voeding is ontworpen. Er zijn 50 opslagpunten. Selecteer de regel voor een leeg opslagpunt
en druk op ENTER. Selecteer het proces door op ENTER te drukken, selecteer het
lasproces met de positioneringsknop en druk op ENTER.
De maximum- en minimumwaarden voor boogspanning, draadaanvoersnelheid,
transportsnelheid en lasstroom kunnen voor alle processen worden geselecteerd.
Druk na het wijzigen van de waarden op OPSLAAN. Als het systeem vraagt of de
grenswaarde moet worden opgeslagen op het geselecteerde opslagpunt, drukt u op NEEN
of JA. De waarden voor het opslagpunt worden weergegeven onder de lijn onder in het
display.
Met de functietoets AUTO worden de parameters automatisch ingesteld op basis van de
laatst gebruikte parameters.
Wanneer u wordt gevraagd of de grenswaardeninstellingen automatisch moeten worden
ingesteld, drukt u op NEEN of JA en vervolgens op OPSLAAN als de instelling moet worden
bewaard.
In dit menu kunt u uw eigen meetwaarden instellen voor uiteenlopende lasmethoden. Er zijn
50 opslagpunten. Selecteer de regel voor een leeg opslagpunt en druk op ENTER. Selecteer
PROCES door op ENTER te drukken, selecteer het lasproces met de positioneringsknop en
druk op ENTER.
De volgende waarden kunnen worden geselecteerd:
•boogspanning: min, max
•draadaanvoersnelheid: min, max
•lasstroom: min, max
•transportsnelheid: min, max
•energie per lengte-eenheid: min, max
Stel de gewenste waarde in met de instelknoppen en druk op OPSLAAN.
In het dialoogvenster wordt u gevraagd of u het geselecteerde opslagpunt wilt opslaan. Druk
op JA om de waarde op te slaan. De waarden voor het opslagpunt worden weergegeven
onder de lijn onder in het display.
MEETWAARDE GRENZEN
1 SAW
2 GMAW
3 -
4 -
5 -
6 -
7 -
0.0 - 46.9 Volt , 0 - 2495 cm/min
3 - 994 cm/min , 3 - 990 Amp
5 - 500 kJ/min
TERUG
Met de functietoets AUTO worden de parameters automatisch ingesteld op basis van de
laatst gebruikte meetwaarden.
Wanneer u gevraagd wordt of de meetwaarden automatisch moeten worden ingesteld, drukt
u op NEEN of JA en vervolgens op OPSLAAN als de instelling moet worden bewaard.
De productiestatistieken worden gebruikt om de totale boogtijd, het totale volume van
gebruikt materiaal en het aantal lassen sinds de laatste reset bij te houden. In deze
statistieken worden ook de boogtijd en het gebruikte materiaal voor de laatste las
bijgehouden. Tevens toont het display het gebruikte draadmateriaal per lengte-eenheid en
laat het zien wanneer de laatste reset heeft plaatsgevonden.
PRODUCTIE STATISTIEKEN
LAATSTE LASTOTAAL
LASBOOG TIJD
DR.VERBRUIK
GEBASEERD OP
AANTAL LASSEN
VERBRUIKTE ICE-DRAAD
NEERSMELTSNELHEID
0s
0g
1g/m
0 kg/h
0s
0g
0
0 kg/h
LAATSTE RESET08111408:38:03
RESETUPDATETERUG
Als u op RESET drukt, worden alle tellers op nul gezet. De datum en tijd laten zien wanneer
de laatste reset heeft plaatsgevonden.
Als u de tellers niet reset, worden deze automatisch gereset als een van de tellers de
maximale waarde heeft bereikt.
Kwaliteitsfuncties houden een aantal nuttige lasgegevens bij van individuele lassen.
Deze gegevens zijn:
•Starttijd van het lasproces.
•Duur van het lasproces.
•Maximale, minimale en gemiddelde stroom tijdens het lassen.
•Maximale, minimale en gemiddelde spanning tijdens het lassen.
•Maximale, minimale en gemiddelde energie per eenheid tijdens het lassen.
Het aantal lassen sinds de laatste reset wordt weergegeven in de regel onder in het display.
Er kan informatie worden opgeslagen over maximaal 100 lassen. Als er meer dan 100 lassen
worden geregistreerd, wordt de eerste overschreven.
De laatst geregistreerde las wordt in het scherm weergegeven, hoewel het ook mogelijk is
om door andere geregistreerde lassen te bladeren. Alle logs worden verwijderd wanneer u
op RESET drukt.
De bestanden die in het bedieningspaneel worden gemaakt worden opgeslagen in het
xml-formaat. Het USB-geheugen moet voor het gebruik worden geformatteerd als FAT32.
Sluit een USB-geheugen aan op het bedieningspaneel, zie paragraaf "Bestandsmanager".
Selecteer KWALITEITSFUNCTIESLOGBOEK en druk op EXPORT.
EXPORT/IMPORT
INBRENGEN LASDATA
SYSTEEMINSTELLINGEN
INSTELLING GRENZEN
MEETWAARDE GRENZEN
FOUT LOG
KWALITEITSFUNCTIESLOGBOEK
PRODUCTIE STATISTIEKEN
EXPORTTERUG
De volledige set kwaliteitsgegevens (informatie over de 100 laatste lassen) die is opgeslagen
in het bedieningspaneel wordt nu opgeslagen in het USB-geheugen.
Het bestand staat in de map Qdata. Deze map wordt automatisch aangemaakt als u een
USB-geheugen plaatst.
10.7.2Systeeminstellingen importeren
Gebruik bij het omschakelen tussen Aristo® 1000 en LAF/TAF-stroombronnen de optie
SYSTEEMINSTELLINGEN om systeeminstellingen te importeren.
Als EXPORT/IMPORT is geselecteerd, kunt u instellingen importeren door de
SYSTEEMINSTELLINGEN te markeren met de positioneringsknop en op IMPORTte
drukken.
Hier kunt u de datum en tijd instellen.
Selecteer de in te stellen regel: JAAR, MAAND, DAG, UUR, MINUTEN of SECONDEN. Stel
de juiste waarde in met een van de instelknoppen. Druk op STEL IN.
DATUM & TIJD
JAAR
MAAND
2019
NOV
DAG
UUR
MINUTEN
SECONDEN
2010011510:48:59
STEL INTERUG
10.9Gebruikersaccounts
HOOFDMENU » GEREEDSCHAPPEN » USER ACCOUNTS
Soms is het vanuit kwaliteitsoogpunt van belang dat het product niet door onbevoegden kan
worden gebruikt.
In dit menu worden de gebruikersnaam, het accountniveau en wachtwoord geregistreerd.
21
10
45
55
Selecteer GEBRUIKERSNAAM en druk vervolgens op ENTER. Ga omlaag naar een lege
regel en druk op ENTER. Toets een nieuwe gebruikersnaam in op het toetsenbord met
behulp van positioneringsknop, de pijltoetsen en ENTER.
Er kunnen maximaal 16 gebruikersaccounts worden opgeslagen. In de bestanden met
kwaliteitsgegevens wordt geregistreerd welke gebruiker een bepaalde las heeft uitgevoerd.
Onder ACCOUNTNIVEAU kiest u tussen:
BEHEERDERVOLLEDIGE TOEGANG (nieuwe gebruikers kunnen worden
toegevoegd)
SENIOR
GEBRUIKER
NORMALE
GEBRUIKER
heeft overal toegang toe, behalve: MACHINE CONFIGURATIE,
USER ACCOUNTS en NETWORK SETTINGS
heeft toegang tot: SERVICE in CONFIGURATIE -menu. EENHEIDS
INFORMATIE in GEREEDSCHAPPEN -menu. SPANNING,
STROOM / DRAADAANVOER, VERPLAATS. SNELH. en
LASRICHTING in INSTELLINGEN -menu.
Voer in de regel WACHTWOORD een wachtwoord in met behulp van het toetsenbord. Als de
voedingsbron wordt ingeschakeld en het bedieningspaneel wordt geactiveerd, vraagt het
systeem u om uw wachtwoord in te voeren.
Als u deze functie niet wilt inschakelen maar de voeding en het bedieningspaneel
toegankelijk wilt houden voor alle gebruikers, zet u GEBRUIKERSACCOUNTS op UIT .
10.10Eenheidsinformatie
HOOFDMENU » GEREEDSCHAPPEN » EENHEIDS INFORMATIE
In dit menu is de volgende informatie zichtbaar:
•MACHINE ID
•Knooppunt-ID (voor informatie over onderstaande knooppunt-ID's, zie paragraaf
"Eenheid-ID's")
2 = stroombron
6 = draadaanvoer en transportbeweging (motorenpaneel)
8 = bedieningspaneel
Control unit PEK
Instruction manual SE
Instruction manual DK
Instruction manual NO
Instruction manual FI
Instruction manual GB
Instruction manual DE
Instruction manual FR
Instruction manual NL
Instruction manual ES
Instruction manual IT
Instruction manual PT
Instruction manual GR
Instruction manual PL