ELRO HIS20S User guide [nl]

HIS20S
Woning geintegreerd systeem
Draadloze beveiliging & domoticasysteem
INHOUD
INHOUD VAN DE KIT 1
INLEIDING EN OVERZICHT 2 Meerdere gebruikers 2 Systeem inschakelen 2 Zones 2 Binnenkomst/Vertrekvertraging 3 Snelinstelling 3 Zone uitsluiten 3 Gebeurtenislogboek 3 Gong 3 Spraakkiezer 3 Digitale kiezer 3
Huissleutel 3 Externe systeembediening 3 Sabotagebeveiliging 4 Storingdetectie 4 Batterijbewaking 4 ID-code leren 4 Domotica 5
Bediening op afstand en terugkoppeling 5
Backup & Restore 5
PLANNEN EN UITBREIDEN VAN UW DRAADLOZE ALARMSYSTEEM 6
AFSTANDSBEDIENING 7 Instellen van de afstandsbediening 7
DRAADLOOS BEDIENINGSPANEEL 7
Plaatsen van het draadloze bedieningspaneel 7 Montage van het draadloze bedieningspaneel 8
Het testen van het draadloze bedieningspaneel en
de afstandsbediening 9
PASSIEVE INFRAROOD BEWEGINGSMELDERS 10 Het kiezen van een montageplaats 10 De PIR-bewegingsmelders installeren 11
De PIR-bewegingsmelders instellen 12
De PIR-bewegingsmelders testen 13
MAGNETISCHE CONTACTDETECTOR 14 Het kiezen van een montageplaats 14 De deur/raam magnetische contactdetectoren
installeren 14 De magnetische contactdetectoren instellen 15 De magnetische contactdetectoren testen 15
PLUG-IN SCHAKELAAR 16 Eerste opstart 16 ID-code leren 16
WANDSCHAKELAAR 16 Plaatsen van de batterij 16
Afgeven ID-code 17 Installatie 17 Testen van de wandschakelaar 17
EXTERNE AANSLUITINGEN 17 TESTEN VAN HET SYSTEEM 19
Eerste testen 19 Testen van een geïnstalleerd systeem 19 Looptest 19 RF-omgevingtest 20 Test digitale kiezer 20 Test spraakkiezer 20 Draadloze sireneservice aan/uit 20
Alarmtest 20 STANDAARDINSTELLINGEN 21 RESETTEN 22
PROGRAMMEERINSTRUCTIES 24 Gebruiker instellen 24 Home-Box instellen 28 Beveiliging sensorzone instellen 34 Telefoon/Lijn instellen 39 Notificatie instellen 45 Green home instellen 49 Verbeteren instellen 53 Backup & Restore 54
BEDIENINGSINSTRUCTIES 55 Volledige inschakeling 55 Vakantie-inschakeling 55 Nachtinschakeling 56 Gedeeltelijke inschakeling 56 Uitschakelen 56
Snelinstelling 57 Groene besturingselementfunctie 57 LED-indicatie 58
Functieknop 58
Telefoon lijndetectie 59 Externe systeembediening 59 Batterijbewaking 60
ONDERHOUD 61
ALARMRECORD 63
ALARMNIVEAU 65
PROBLEMEN OPLOSSEN 66
DIGITALE KIEZER TRANSMISSIE 68 PROTOCOL 68 BEVESTIGINGSJABLOON 69
INHOUD VAN DE KIT
SA68P
SA68M
Raam
/
Deur
HIS20PS
HIS20US
B
HIS20R
Het alarmsysteem moet de volgende onderdelen bevatten.
Voor HIS20S
1 x Draadloze bedieningspaneel 1 x USB-sleutel 1 x PIR-bewegingsmelder 1 x Afstandsbediening 1 x Magnetische deur/raamcontactdetector 1 x Plug-in schakelaar 1 x Wandschakelaar
Bevestigingset: 2 x 15V/1,2Ahr Gesloten lood-zuurbatterij 2 x 3,6V/950 mAhr 1/2 AA-formaat 1 x 3V CR2032 Lithium 1 x 12V 23A formaat batterij
HIS20 Draadloze bedieningspaneel
15V/1,2uur
Gesloten lood-zuurbatterij
(voor Smart Home Box)
12V 23A batterij
voor
wandschakelaar
3,6V 1/2AA grootte
Lithiumbatterij
(voor PIR-detector en
magneetcontactsets)
3V CR2032
Lithium cel
(voor
afstandsbediening)
Ook inbegrepen: Voedingsadaptor Telefoonaansluitdraad Snelgids, PC UI Gebruiksaanwijzing Installatie- & gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bij het plaatsen van de lithiumbatterijen in de PIR-detector en magneet contactdetector, neem kennis van passiveringsverschijnselen op de lithiumbatterij. Passivering is een chemische term en het verwijst naar verschijnselen dat een soort van chemische film op het oppervlak van het metaal verschijnt en de verdere verdere aantasting van het metaaloppervlak verhindert. De snelheid van passivering is gerelateerd aan de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de snelheid is. Hoe langer de tijd, hoe ernstiger de passivering is. Neem contact op met verkoop voor advies over hoe het probleem veroorzaakt door passivering te voorkomen.
BELANGRIJK
Controleer alle in het pakket opgenomen artikelen zoals hierboven vermeld worden.
USB-sleutel
afstandsbedieni
PIR bewegingsmelder
Magnetische
contactdetector
Plug-in schakelaar
HIS20M
Wandschakelaar
1
INLEIDING EN OVERZICHT
MEERDERE GEBRUIKERS
Het systeem staat maximaal 7 gebruikers en een beheerder toe om te worden geconfigureerd. Hierdoor kan het systeem gebeurtenislogboek een register bijhouden welke gebruikers het systeem hebben ingeschakeld en uitgeschakeld. Elke gebruiker heeft een ander wachtwoord. Daarnaast maakt een 3 seconden geluidsopname-faciliteit het mogelijk de gebruikersnaam te registreren voor gebruik met de huissleutelfaciliteit.
Alleen de beheerder heeft toegang tot de programmeerfuncties en is in staat om het systeem te configureren.
Opmerking: Elke afstandsbedieningeenheid op het systeem zal worden geregistreerd.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Het systeem heeft een “Volledige inschakeling”, 'Vakantie-inschakeling”, “Nachtinschakeling” en “Gedeeltelijke inschakeling”. “Volledige inschakeling” en “Vakantie-inschakeling” zullen alle zones inschakelen terwijl “Nachtinschakeling” en “Gedeeltelijke inschakeling“ alleen bepaalde zones zullen inschakelen. De modi kunnen voor de volgende doeleinden worden geselecteerd:
Volledige inschakeling
Wanneer het eigendom leeg wordt achtergelaten, zal de 'Volledige inschakeling”-modus alle zones inschakelen om de gehele dag de volledige eigendom te beschermen.
Vakantie-inschakeling
Vakantie-inschakeling is vergelijkbaar met de volledige inschakelmodus, het ondersteunt de schema- en gebeurtenissenfunctie van domotica. Als u voor een vakantie niet thuis bent, zal de “Vakantie-inschakeling” alle zones inschakelen om het hele eigendom te beschermen, terwijl een aantal ingestelde apparaten (bijvoorbeeld plug-in schakelaar) op gewenste ingestelde tijden, geactiveerd zullen worden. Dit zorgt ervoor dat uw huis als bewoond eruit ziet.
Nachtinschakeling
Het systeem kan zodanig worden geconfigureerd dat detectie van bewegingen in de ingeschakelde zones
tijdens de nacht, automatisch de groene besturingselementen ertoe zal aanzetten om de lichten in te schakelen, zodat u niet in het donker hoeft te klungelen. Deze modus ondersteunt zowel de schema­als de gebeurtenissenfunctie van domotica. Opmerking: Groene besturingselement verwijst naar het domotica-apparaat dat in de ontvanger is ingebouwd.
Gedeeltelijke inschakeling
Het systeem kan worden geconfigureerd zodat op de middag, “Gedeeltelijke inschakeling” alleen zones wirden ingeschakeld om de onderste verdiepingen en bijgebouwen te beschermen, de bovenverdieping vrijlatend voor beweging zonder het alarm af te laten gaan.
ZONES
Het systeem omvat 32 draadloze alarmzones voor de aansluiting van de systeemdetectoren die worden gebruikt om onafhankelijk verschillende gebieden van het eigendom te bewaken. Naast standaard indringerbeveiliging, kan elke zone ook worden geconfigureerd om in één van de vier modi te werken:
- “Medische hulp”-modus biedt 24-uurs
patiëntenbescherming voor gebieden/zones waar continu toezicht vereist is.
- “24 uur indringer”-modus biedt 24-uurs
indringerbescherming voor gebieden/zones waar continu toezicht vereist is, (b.v. pistoolkluisjes).
- “Brand”-modus biedt 24-uurs bewaking door in het
systeem opgenomen elke brand/rookmelders.
- “Indringer”-modus maakt het mogelijk een zone te
bewaken terwijl het systeem is ingeschakeld. Als een detector in een testzone wordt geactiveerd wordt een binnenkomst in het gebeurtenislogboek geregistreerd en een alarm zal optreden.
- “Paniek/PA”-modus biedt 24-uurs bewaking van
opgetreden noodgevallen. Activering van een paniekschakelaar zal onmiddellijk een volledige alarmconditie initiëren.
Daarnaast is er de faciliteit om 4 vast bekabelde zones op het draadloze bedieningspaneel aan te sluiten, elk daarvan is volledig configureerbaar met dezelfde functies als de draadloze zones (1-32).
BINNENKOMST/VERTREKVERTRAGING
2
Wanneer het systeem is ingeschakeld met de vertrekvertraging ingeschakeld, zal geen alarmsignaal van een detector in een actieve zone een alarm kunnen initiëren totdat de vertrekvertraging is verstreken. Dit maakt het mogelijk om het systeem vanuit het eigendom in te schakelen en stelt de gebruiker in staat het eigendom te verlaten zonder een alarm af te laten gaan. Als de vertrekvertraging is uitgeschakeld, zullen detectoren in actieve zones onmiddellijk een alarm kunnen starten zodra het systeem begint in te schakelen.
De vertrekvertraging van het systeem kan voor 10 tot 250 seconden worden geconfigureerd of volledig worden uitgeschakeld.
Als in een zone een detector met ingeschakelde vertrekvertraging wordt geactiveerd nadat de periode van de vertrekvertraging is verlopen, zal vervolgens een alarmconditie optreden. Dit geeft de gebruiker de tijd om het eigendom opnieuw te betreden en het systeem uit te schakelen voordat een alarmconditie optreedt. Over het algemeen worden alleen de zones op de route van de hoofdingang naar het eigendom met een binnenkomstvertraging geconfigureerd. De overige zones zullen worden geconfigureerd met hun binnenkomstvertraging uitgeschakeld, waardoor ze onmiddellijk een alarm kunnen starten die door een detector in de zone wordt geactiveerd.
De binnenkomstvertraging voor elke zone kan voor 10 tot 250 seconden worden geconfigureerd of volledig worden uitgeschakeld.
SNELINSTELLING
Het systeem kan binnen 5 seconden volledig worden ingeschakeld met behulp van de snelinstelling die de geprogrammeerde vertrekvertraging annuleert. Dit is handig voor het instellen van het systeem tijdens de nacht wanneer de waarschuwingspieptoon van de vertrekvertraging na slechts een paar seconden zal zwijgen.
ZONE UITSLUITEN
Als een detector in een actieve zone wordt geactiveerd terwijl het systeem is ingeschakeld, zal een alarmconditie optreden. Nadat de geprogrammeerde alarmduur verstreken is, zal het alarm stoppen. Als één enkele zone vaker dan drie keer een alarmconditie initieert, zal die zone “Uitgesloten” worden en eventuele verdere alarmsignalen uit die zone zullen worden genegeerd totdat het systeem wordt uitgeschakeld.
Opmerking: De "Zone uitsluiten"-functie kan, indien nodig, worden uitgeschakeld.
GEBEURTENISLOGBOEK
Het draadloze bedieningspaneel bevat een geheugen geschikt voor het opslaan van de laatste 100 systeemgebeurtenissen. Dit stelt de gebruiker in staat om te zien welke gebruiker het systeem ingeschakeld/uitgeschakeld heeft en als en wanneer een alarm is opgetreden. De tijd, datum en details voor het gebeurtenistype worden voor elke systeemgebeurtenis geregistreerd.
GONG
De gong is een lage beveiligingsvoorziening voor gebruik wanneer de zone wordt uitgeschakeld. Als de gongfunctie is ingeschakeld en in een zone/een detector met ingeschakelde gongfunctie wordt geactiveerd, zal de interne sirene een waarschuwingstoon met een laag volume produceren. Een typisch gebruik van de gongfunctie is het waarschuwen dat een deur of een bepaald gebied werd betreden.
SPRAAKKIEZER
Als de spraakkiezer is ingeschakeld en een alarmconditie treedt op, zal het systeem met behulp van door u opgenomen alarmberichten en maximaal tien telefoonnummers bellen voor hulp.
Wanneer een alarmconditie optreedt, zal de spraakkiezer van de telefoon (indien ingeschakeld) het eerste ingeschakelde nummer in de belreeks bellen en de opgenomen alarmberichten voor de geconfigureerde “afspeeltijd” afspelen. De ontvanger moet het bericht bevestigen door op het toetsenblok van zijn telefoon te drukken. Als de oproep niet beantwoord wordt of een bevestiging wordt niet ontvangen, dan zal het volgende actieve nummer in de belreeks worden gebeld. De kiezer zal om beurten elk nummer het ingestelde aantal keren bellen totdat ofwel alle nummers in de reeks zijn gebeld of tot de reeks door de ontvanger wordt geannuleerd/bevestigd.
DIGITALE KIEZER
Als alternatief voor de spraakkiezer kan het systeem worden geconfigureerd om met een centrale meldkamer te verbinden.
HUISSLEUTEL
Wanneer het systeem wordt uitgeschakeld zal de huissleutelfaciliteit, indien ingeschakeld, het telefoonnummer van de eerste huissleutel uit 10
3
telefoonnummers bellen en het gebruikersbericht (opgenomen onder Gebruiker instellen) voor de ingestelde “speeltijd” afspelen. De ontvanger moet het
bericht bevestigen door op de -knop op het toetsenblok van zijn telefoon te drukken.
De spraakkiezer zal naar het telefoonnummer van de eerste huissleutel blijven bellen totdat het de ingestelde aantal keren is gebeld, wanneer de volgende omstandigheden optreden:
1. De oproep wordt beantwoord, maar de ontvanger drukt niet op op het toetsenblok van de telefoon om te bevestigen.
2. De oproep wordt niet beantwoord of er is geen bevestiging ontvangen.
Bijvoorbeeld, is de huissleutelfaciliteit nuttig om ouders te informeren dat een kind van school is thuisgekomen en het systeem heeft uitgeschakeld.
AFSTANDSBEDIENING SYSTEEM
Het is mogelijk om via de aangesloten telefoonlijn in het systeem in te bellen om de status van het systeem op te vragen en basiscontrole over het systeem te hebben, (bijv. om het systeem in of uit te schakelen). U kunt ook de microfoon op het draadloze bedieningspaneel activeren om te luisteren wat er in het beveiligde eigendom gebeurt.
SABOTAGEBEVEILIGING
Alle systeemapparaten (behalve de afstandsbedieningen) beschikken over beveiligingsfuncties voor sabotage om tegen ongeoorloofde pogingen om op het apparaat in te grijpen, te beschermen. Elke poging om de batterijklep van een apparaat te verwijderen (met uitzondering van de afstandsbediening) of om het draadloze bedieningspaneel van de muur te verwijderen, zal een alarmconditie starten (tenzij het systeem in de test- of programmeermodus is), zelfs als het systeem uitgeschakeld is.
STORINGDETECTIE
Om eventuele illegale storingpogingen van het radiokanaal dat door uw alarmsysteem wordt gebruikt op te sporen, is een speciale storingdetectiefunctie in het draadloze bedieningspaneel en zonne-sirene opgenomen. Als deze functie is ingeschakeld, en het radiokanaal wordt gedurende 90 seconden continu gestoord, wanneer het systeem is ingeschakeld, zal de zonne-sirene gedurende 3 seconden een
vooringestelde alarmreeks snelle bliepjes uitstoten. Als het storen voor 30 seconden voortduurt of meerdere volledige alarmcondities optreden. Als daarnaast het systeem voor meer dan drie periodes van 30 seconden in een interval van 5 minuten wordt gestoord, zal dit ook een volledige alarmconditie genereren.
De storingdetectiefuncties in het draadloze bedieningspaneel en de zonne-sirene werken zelfstandig.
Het circuit van de storingdetectie is ontworpen om permanent stoorsignalen te scannen. Het is echter mogelijk dat het andere lokale radiostoring die legaal of illegaal op dezelfde frequentie werken, kan detecteren. Als het de bedoeling is de storing detectiefunctie te gebruiken, is het raadzaam dat het systeem ten minste 2 weken op valse storingalarmen wordt gecontroleerd alvorens de storingdetectiefunctie permanent in te schakelen.
BATTERIJBEWAKING
Naast de batterijbewaking en “bijna lege batterij”-indicatoren in elk apparaat, geeft het draadloze bedieningspaneel met behulp van het gebeurtenislogboek ook een “bijna lege batterij”-status in een passieve infrarood-detector of magnetische contactdetector in het systeem aan.
ID-CODE LEREN
Ter voorkoming van ongeoorloofde pogingen om uw systeem te bedienen of te uit te schakelen, moet u uw systeem configureren om alleen radiosignalen van uw eigen systeemapparaten te accepteren. Alle detectoren en afstandsbedieningen hebben hun unieke ID-codes, en het draadloze bedieningspaneel moeten hun codes afzonderlijk leren om het systeem goed te laten werken.
Voor de PIR-detector en magnetische contactdetector, zal het eenvoudig indrukken van de sabotageschakelaar naast de PCB onmiddellijk de ID-code naar het draadloze bedieningspaneel verzenden, met het draadloze bedieningspaneel ingesteld op “Beveiliging sensorzone”.
Het drukken op de -knop op de afstandsbediening zal onmiddellijk de ID-code naar het draadloze bedieningspaneel verzenden, met het draadloze bedieningspaneel ingesteld op de Gebruiker-setupmodus.
Voor het groene besturingselement of groene
4
afstandsbediening/sensor, besteed bijzondere aandacht aan leerreeks van het apparaat. Opmerking: De groene afstandsbediening/sensor verwijst naar het domotica-apparaat dat in de ontvanger is ingebouwd.
DOMOTICA
Hoe kunt u het dagelijkse leven aangenamer maken? U kunt bepaalde lichtarmaturen of huishoudelijke apparaten instellen om op gezette tijden te werken. Via instellingen van “Vakantie-inschakeling” of “Nachtinschakeling”, kunt u een betere levenskwaliteit bereiken.
BEDIENING OP AFSTAND EN TERUGKOPPELING
U kunt indien ingeschakeld, de bedieningsfunctie van verbeterde apparaten (d.w.z. met 868MHz radiofrequentie) bereiken via GSM Gateway of IP-Gateway. Als een alarmconditie optreedt, zal het SMS-bericht/mail naar u als een waarschuwingrapport worden gestuurd.
BACK-UP& HERSTELLEN
Het kan voorkomen dat u een systeeminstelling om later op te halen, wenst op te slaan. U kunt deze functie via het instellen van “back-up & herstellen” bereiken. De back-up wordt gewist nadat het systeem opnieuw wordt ingesteld.
5
Draadloze
Magnetische
PIR-detector
PIR-detector
Afstandsbe
Magnetische
SCHUUR
GARAGE
BEGANE GROND
LOUNGE
KEUKEN
EETKAM
HAL
PLANNEN EN UITBREIDEN VAN UW DRAADLOZE ALARMSYSTEEM
Het volgende voorbeeld toont een typisch eigendom
Voordat u het alarmsysteem probeert te installeren, is het belangrijk om uw beveiligingsvereisten te bestuderen en uw installatie te plannen. Het alarmsysteem kan worden uitgebreid om een nog grotere bescherming te bieden door naar behoefte extra PIR-detectoren en magnetische contactdetectoren aan te brengen.
diening
bediening panel box
Achterdeur
PIR-detector
waarin de aanbevolen posities voor de draadloze bedieningspaneel, PIR, magnetische contactdetector en wandschakelaar voor een optimale beveiliging en domotica zijn verwerkt. U kunt dit gebruiken als leidraad voor het plannen van het indringeralarm- en domoticasysteem.
contactdetector
contactdetector
PIR-dete ctor
ER
Voor het plannen van de domotica, wordt ook voorgesteld om extra groene besturingselementen en groene afstandsbedieningen/sensoren te plaatsen om een betere bediening van uw huishoudelijke apparaten te bereiken.
PIR-dete ctor
6
AFSTANDSBEDIENING
Voorka
Achterkant
Batterij
A LED-indicator F Sleutelring B Volledige
inschakeling/Vakantie-ins chakeling
C Nacht/gedeeltelijke
inschakeling
D Deactiveren I Positieve
E Paniekschakelaar
De afstandsbediening wordt gebruikt om het systeem volledig/vakantie, nacht/gedeeltelijk te in en uit te schakelen.
De afstandsbediening bevat ook een paniekschakelaar. Het activeren van de paniekschakelaar zal onmiddellijk een volledige alarmconditie starten ongeacht of het systeem nu in- of uitgeschakeld is (tenzij het systeem in de Service-, Test- of programmamodus is geschakeld).
De afstandsbediening gebruikt een type CR2032 lithiumbatterij die onder normale omstandigheden een levensduur van meer dan 1 jaar heeft. Onder normale batterijcondities de LED op de afstandsbediening zal alleen oplichten wanneer een knop wordt ingedrukt. Echter, wanneer de batterij bijna leeg is zal deze LED telkens knipperen wanneer de knop wordt ingedrukt. Wanneer dit voorkomt, moeten de batterijen zo spoedig mogelijk worden vervangen.
INSTELLEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
1. Verwijder de achterafdekking door de kleine schroef op de achterkant van de afstandsbediening los te schroeven.
2. Plaats de batterij, ervoor zorgend dat de “+v”-pool naar boven weg van de PCB af gericht is.
G Batterijklep
H Negatieve
polariteit
polariteit
3. Plaats de achterafdekking en draai de schroef vast.
4. Om met het draadloze bedieningspaneel te communiceren, moet de ID-code van de afstandsbediening door het draadloze bedieningspaneel worden geleerd.
a. Stel het draadloze bedieningspaneel in op “1.
Gebruiker instellen” en druk op ..
b. Selecteer welke gebruiker/beheerder de
afstandsbediening zal gebruiken en druk op
. c. Selecteer “:7 Remoter” en druk op d. “7-1 Leren ID” zal worden getoond en druk
op
.
Door op ,, of , op de afstandsbediening te drukken zal onmiddellijk de ID-code naar het draadloze bedieningspaneel sturen.
DRAADLOZE BEDIENINGSPANEEL
PLAATSEN VAN HET DRAADLOZE BEDIENINGSPANEEL
Bij het kiezen van een geschikte locatie voor het draadloze bedieningspaneel, moeten de volgende punten worden beschouwd.
1. Het draadloze bedieningspaneel moet op een veilige plek buiten het gezichtsveld van mogelijke indringers worden geplaatst, maar gemakkelijk toegankelijk voor de bediening van het systeem.
2. Het draadloze bedieningspaneel moet op een goede vlakke ondergrond worden gemonteerd om ervoor te zorgen dat de achterste sabotageschakelaar op het draadloze bedieningspaneel gesloten is wanneer het paneel is gemonteerd. Het draadloze bedieningspaneel moet op een gemakkelijke hoogte tussen 1,3m en 1,5m worden gemonteerd en in een positie waar het elke dag wordt gezien.
Opmerking: Als kleine kinderen in het huishouden zijn, moet een verdere afweging worden genomen om de eenheden buiten hun bereik te houden.
7
3. Het is aanbevolen om het draadloze bedieningspaneel zodanig op te stellen dat de vertrek/binnenkomsttoon (door het draadloze bedieningspaneel geproduceerd) buiten het eigendom kan worden gehoord.
4. Het draadloze bedieningspaneel moet binnen een beveiligd gebied worden gemonteerd, zodat een indringer het draadloze bedieningspaneel niet kan bereiken zonder een beveiligde deur te openen of een gebied te passeren beschermd door een PIR-detector wanneer het systeem is ingeschakeld.
5. Het draadloze bedieningspaneel moet zich binnen het bereik van een stopcontact worden geplaatst.
6. Als de telefoonfunctionaliteit moet worden gebruikt dan moet het draadloze bedieningspaneel op een telefoonaansluiting worden aangesloten.
Opmerking: Het is aanbevolen dat het telefoonsnoer niet langer dan 5 m is, alvorens op een hoofd- of secundaire telefoonaansluiting aan te sluiten.
7. Plaats het draadloze bedieningspaneel niet dichter dan 1m van grote metalen voorwerpen, (bijv. spiegels, radiatoren, enz.) omdat dit het zendbereik van het draadloze bedieningspaneel kan beïnvloeden.
MONTAGE VAN HET DRAADLOZE BEDIENINGSPANEEL
1. Schroef de twee bevestigingsschroeven bovenop het paneel los en open de afdekking. De afdekking is scharnierend aan de onderkant.
2. Verwijder de twee back-up batterijen aan de rechter boven- en onderkant van het paneel.
3. Leid de kabel van de voedingseenheid omhoog achterlangs de kabelbaan aan de rechterkant van het draadloze bedieningspaneel en steek de stekker in de DC-voedingsaansluiting in het paneel. Zorg ervoor dat de kabel niet tussen het paneel en de wand bekneld raakt.
4. Gebruik de motagesjabloon verstrekt (p. 56) om
de positie van twee schroefgaten op de muur te markeren. Boor twee gaten en plaats de
meegeleverde kunststof muurpluggen en schroef vervolgens twee schroeven in de muurpluggen bijna volledig erin. Hang het draadloze bedieningspaneel met de twee sleutelgatsleuven aan weerszijden van de bovenhoeken van de behuizing van het paneel over deze schroeven.
5. Zet het draadloze bedieningspaneel vast door het inschroeven van een schroef in de lagere bevestigingsgat in het paneel en draai de schroef vast tot het net grip het grip heeft op de behuizing . Zet de bevestigingsschroeven niet te strak vast omdat dit de behuizing zou kunnen beschadigen of vervormen.
6. Zorg ervoor dat de “Reset” (P1) en de “bekabelde sabotagedetectie van de sirene” (P51) jumpers in de UIT-positie zijn ingesteld.
7. Sluit de batterijdraden aan op beide
back-up-batterijen en plaats de batterijen opnieuw.
Batterij 1 (bovenste): Blauwe draad op de "+"-pool
van de batterij
Zwarte draad op de "–"-pool
van de batterij
Batterij 2 (onderste): Rode draad op de "+"-pool
van de batterij
Blauwe draad op de “–”-pool
van de batterij
BELANGRIJK: Wees voorzichtig bij het aansluiten van de batterijdraden op de batterijen, omdat het onjuist aansluiten de batterijen of de draadloze bedieningspaneel kan beschadigen.
Opmerking: De voeding-LED kan knipperen om aan te geven dat de eenheid via de back-up batterijen werkt en dat netvoeding niet aanwezig is.
8. Indien gemonteerd, verwijder de plastic folie die het LCD-scherm bedekt.
9. Sluit het deksel van het draadloze bedieningspaneel en draai de bevestigingsschroeven vast.
10. Steek de stekker van de voedingseenheid in het stopcontact en schakel het in, (de voeding-LED moet branden).
11. Indien nodig, sluit het draadloze bedieningspaneel aan op de telefoonlijn met behulp van de kabel door de kleine RJ11-stekker in de aansluiting te steken, gemarkeerd met “LINE” te vinden op de onderrand van het draadloze bedieningspaneel.
Als de geleverde kabel niet lang genoeg is om een geschikte telefoonpunt te bereiken dan moet het verlengd worden met een verlengsnoer (niet meegeleverd).
Opmerking: Als de sabotage van het draadloze bedieningspaneel tijdens de installatie luidt, reset het alarm door te drukken op:
, , , , , op het
toetsenblok van het draadloze bedieningspaneel.
8
Kabelbaan
tsleuf
draad)
sleuf
Draadloze bedieningspaneel bevestigingsjabloon
Sleutelga
(+)-klem
Klemmenblok
Bekabelde sirene Sabotage terugkeer Link P51
Reset Jumper Link P1
Netvoeding Jack-aansluiting
Binnenaanzicht van het draadloze bedieningspaneel
HET TESTEN VAN HET DRAADLOZE BEDIENINGSPANEEL EN DE
AFSTANDSBEDIENING
Sleutelgatsleuven
Bevestigingsgat
Sleutelgat
(-)-klem (zwarte draad)
(+)-klem (rode
(-)-klem (blauwe draad)
9
1. Druk op ,
,
,
, ,
om het systeem in de testmodus te schakelen. “LOOPTEST” wordt weergegeven.
2. Druk op om de “LOOPTEST” te activeren. “Looptest wachtende…” wordt weergegeven.
3. Druk op de “INSCHAKEL”-knop op de afstandsbediening. Als de knop wordt ingedrukt zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden en het type van het apparaat en de knop zal op de display worden getoond.
Druk om beurten op de andere knoppen op de afstandsbediening, als elke knop wordt gedrukt zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden en de knop die wordt ingedrukt op de display tonen.
4. Het bereik van de afstandsbediening in en rond het
eigendom testen en vanaf alle locaties waar u van plan bent detectorente installeren door op de “UITSCHAKEL”-knop op de afstandsbediening te drukken. Controleer of het draadloze bedieningspaneel het signaal van de afstandsbediening bevestigt, elke keer dat de “UITSCHAKEL” knop wordt ingedrukt.
5. Druk op om naar het hoogste menuniveau van de TESTMODUS terug te keren.
PASSIEVE INFRAROOD BEWEGINGSMELDERS
PIR-detectoren zijn ontworpen om beweging in een beschermd gebied te detecteren door het opsporen van wijzigingen in infrarode stralingsniveaus veroorzaakt wanneer een persoon binnen of door het gezichtsveld van het apparaat beweegt. Als beweging wordt gedetecteerd zal een alarmsignaal worden uitgezonden (als het systeem is ingeschakeld en de alarmzone actief is). Opmerking: PIR-detectoren zullen ook dieren detecteren, dus zorg ervoor dat huisdieren geen toegang hebben tot gebieden uitgerust met passieve infrarood detectoren wanneer het systeem is ingeschakeld.
De PIR-detector gebruikt een 1/2 AA-afmeting 3,6V lithiumbatterij die onder normale omstandigheden een typische levensduur van meer dan 2 jaar zal hebben. Wanneer het batterijniveau daalt, met de PIR in de
normale modus en het batterijklepje vastgezet, zal de LED achter de detectievenster knipperen bij het detecteren van beweging. Wanneer dit voorkomt, moeten de batterijen zo spoedig mogelijk worden vervangen.
HET KIEZEN VAN EEN MONTAGEPLAATS
De PIR-detector is alleen geschikt voor montage in droge interieurlocaties.
De aanbevolen positie voor een PIR-detector is in de hoek van een kamer gemonteerd op een hoogte tussen 1,8 en 2m. Op deze hoogte, zal de detector een maximaal bereik van maximaal 10 meter met een gezichtsveld van 110° hebben, mits de PCB op positi e 5 wordt ingesteld. De positie van de PCB binnenin de PIR kan op 5 verschillende posities worden ingesteld om het bereik van de detector aan te passen. Het instellen van de PCB op positie 3 zal het bereik tot 7m ongeveer verminderen, met positie 1 een bereik van ongeveer 5m biedend. De aanbevolen positie-instelling voor de PCB is op positie 5.
13
23456789101112
PCB-positie Bereik
1 5m 3 7m 5 10m
2M
1
0
10
Bij het overwegen en besluiten van de montagepositie
2de Montagegatposities
1
ste
Montagegat
-
positie
Bevestigingschroef
Achterafdekki
voor de detector moeten de volgende punten worden overwogen om een probleemloze werking te garanderen:
1. Plaats de detector niet op een venster gericht of
waar het wordt blootgesteld aan of gericht is op direct zonlicht. PIR-detectoren zijn niet geschikt voor gebruik in broeikassen.
2. Plaats de detector niet waar het wordt blootgesteld
aan ventilatoren.
3. Plaats de detector niet direct boven een
warmtebron (bijvoorbeeld haard, radiator, boiler, enz).
4. Waar mogelijk, monteer de detector in de hoek van
de kamer zodanig dat het logische pad van een indringer het detectiepatroon zal doorkruisen. PIR-detectoren reageren doeltreffender op beweging overdwars op het apparaat dan op beweging rechtstreeks ernaar toe.
Minder gevoelig Gevoeliger
5. Plaats de detector niet in een positie waar het is
blootgesteld aan buitensporige trillingen.
6. Zorg ervoor dat de geselecteerde positie voor de
PIR-detector binnen het effectieve bereik van het draadloze bedieningspaneel is.
DE PIR-BEWEGINGSMELDERS INSTALLEREN
Zorg ervoor dat het systeem in de testmodus is geschakeld.
1. Schroef de bevestigingschroef aan de onderrand
van de PIR los en verwijder deze. Trek voorzichtig de onderrand van de detector weg van de achterafdekking en schuif vervolgens naar beneden om de bovenklemmen los te maken.
11
ng
2. Boor voorzichtig de vereiste montagegaten in de achterafdekking met behulp van een 3 mm boor uit in overeenstemming of de eenheid in een hoek of tegen een vlakke wand worden gemonteerd.
Opmerking: Gebruik het 1
ste
montagegat voor hoekmontage en het 2de montagegat voor vlakke wandmontage.
Hoekmontage
3. Gebruik de achterafdekking als sjabloon, markeer de posities van de bevestigingsgaten op de muur.
4. Bevestig de achterafdekking tegen de muur met behulp van de twee 18 mm nr. 4 schroeven en 25mm muurpluggen (een 5mm gat is voor de muurpluggen nodig). Zet de bevestigingsschroeven niet te strak vast omdat dit
de afdekking zou kunnen beschadigen of
DIP
-
schake
(SW2)
vervormen.
5. Configureer de PIR-detector zoals hieronder beschreven. Onthoud dat bij de eerste installatie het apparaat moet worden getest en daarom in de looptest-modus moet worden ingesteld.
6. Controleer of de PCB van de detector zich in de juiste positie bevindt en ingesteld is om de vereiste detectiebereik te dekken. Om de PCB-positie aanpassen, schuif het gewoon omhoog of omlaag ervoor te zorgen dat de positiewijzers zijn afgestemd op het nummer van de gewenste positie gemarkeerd op het bord.
7. Om de PIR-detector opnieuw tegen de achterafdekking te bevestigen en de clips in de bovenrand in de achterklep te positioneren. Duw de onderste rand van de detector op zijn plaats en zet de bevestigingschroef opnieuw in de onderste rand van de PIR vast om de positie te zekeren. Zet de bevestigingsschroeven niet te strak vast omdat dit de behuizing zou kunnen beschadigen.
DE PIR-BEWEGINGSMELDERS INSTELLEN
Op de PCB van de PIR-detector bevindt zich een twee-positie DIP-schakelaar (SW2). Bij het uitvoeren van de looptest, zorg ervoor dat de DIP-schakelaar SW2 als volgt is ingesteld:
SW2 DIP1 DIP2 AAN UIT
laar
1. DIP1 van SW2 wordt gebruikt voor het configureren van de PIR-detector voor de looptest-modus, waarmee de werking van de detector tijdens de installatie kan worden gecontroleerd zonder een volledige alarm te activeren.
12
AAN Looptest-modus UIT Normale modus
Opmerking: Bij de eerste installatie moet de detector in de looptest-modus, klaar voor het testen, worden ingesteld. Na voltooiing van de looptest-modus, stel DIP1 van SW2 in op UIT voor normale detectiemodus.
2. De PIR-detector bevat een antivals alarmfunctie ontworpen om situaties te compenseren waar de detector kan worden beïnvloed door veranderingen in het milieu, (bijvoorbeeld insecten, luchttemperatuur, enz). Deze functie heet "gevoeligheidsdetectie" en kan worden geselecteerd voor hoog of laag detectie.
De aanbevolen instelling is voor hoge gevoeligheidsdetectie. In geval van extreme milieuproblemen of als niet-toerekenbare valse alarmen worden ervaren, kan het nodig om lage gevoeligheidsdetectie te selecteren. Stel de vereiste gevoeligheidsdetectie met DIP2 van SW2 als volgt in:
AAN hoge gevoeligheidsdetectie UIT lage gevoeligheidsdetectie
Opmerking: Hoe hoger de gevoeligheidsdetectie des te minder beweging nodig zal zijn voordat de PIR-detector het alarm zal activeren.
3. De instellingen van DIP1 & DIP2 van SW2 kunnen aan de hand van de LED-indicatie als volgt worden onderscheden:
Aan/Uit-selecte
AAN Looptest-mod
UIT Normale
DIP1 van SW2
us
modus
DIP2 van SW2 activeringrea
ctie van LED Hoge gevoeligheid
Lage gevoeligheid
Hoge/Lage gevoeligheid
LED zal één
keer aan
gaan. Het
impliceert
een hoge
gevoeligheid.
LED knippert
twee keer.
Het impliceert
een lage
gevoeligheid.
LED gaat niet
branden.
In het kort, zijn de instellingen van DIP1 & DIP2 van
SW2 zoals hieronder samengevat:
SW2 DIP1 DIP2 AAN Looptest-modus Hoge
gevoeligheid
UIT Normale modus Lage
gevoeligheid
4. Sluit de 1/2 3,6V lithiumbatterij op de batterijveer aan.
Opmerking: Wanneer de batterij is aangesloten, knippert de LED achter de lens voor 2-3 minuten als opwarmduur totdat de PIR gestabiliseerd is zodra de LED met knipperen zal stoppen en uitschakelt.
5. In de normale modus, verwijder de achterafdekking van de PIR-detector. De LED van de detector zal verlichten en het draadloze bedieningspaneel moet gaan piepen. Dit is omdat de sabotageschakelaar gemonteerd op de detector geactiveerd werd.
6. Wanneer de detector volledig geïnstalleerd is d.w.z.
batterijklepje opnieuw aangebracht; zal de detector na elke activering voor ongeveer 3 minuten geen beweging detecteren. (deze functie is er om de batterijstroom te besparen en de levensduur van de batterij te maximaliseren).
7. Om met het draadloze bedieningspaneel te
communiceren, moet de ID-code van de detector door het draadloze bedieningspaneel worden geleerd. Om verder te gaan met het leren van de ID-code.
a. Stel het draadloze bedieningspaneel in
op “3. Beveiliging sensorzone” en druk op
.
b. Selecteer “3-1 Draadloze sensorzone” en
druk op .
c. Voer “(01-32) sensorzone” in en druk op
.
d. Een indicatie van “:1 Leren ID” zal
worden getoond en druk op .
Door op de sabotageschakelaar naast de PCB
op de detector te drukken zal de ID-code onmiddellijk naar het draadloze
13
bedieningspaneel worden gezonden.
DE PIR-BEWEGINGSMELDERS TESTEN
Zorg ervoor dat het systeem in de testmodus is geschakeld.
Met de PIR-detector in testmodus en in positie op de muur gemonteerd, laat de detector voor 2-3 minuten stabiliseren alvorens de looptest uit te voeren.
1. Druk op
, , , , , om het systeem in de testmodus te schakelen.
“LOOPTEST” wordt weergegeven.
2. Druk op om de “LOOPTEST” te activeren. “Looptest wachtende…” wordt weergegeven.
3. Loop het beveiligde gebied binnen en loop langzaam rond, elke keer dat de detector beweging detecteert, knippert de LED achter de lens. Bovendien zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden om aan te geven dat het alarmsignaal is ontvangen en de identiteit van de zone waarvoor de detector is geconfigureerd, wordt weergegeven.
Pas eventueel het detectiebereik aan door de montagepositie van de PCB binnenin de PIR-behuizing te veranderen.
Opmerking: Bij normale werking knippert de LED achter de PIR-lens bij bewegingdetectie niet (tenzij de batterij bijna leeg is).
Pas eventueel het detectiepatroon opnieuw aan door de montagepositie van de PCB binnenin de PIR-behuizing te veranderen.
4. Verwijder de achterafdekking van de PIR-detector. Het draadloze bedieningspaneel moet de gong laten luiden en “PIR-detector sabotage” weergeven om te laten zien dat de sabotageschakelaar van de detector is geactiveerd.
5. Druk op van de TESTMODUS terug te keren.
om naar het hoogste menuniveau
6. Configureer de PIR-detector voor de normale
Batterijklep
modus opnieuw door DIP1 van SW2 op UIT in te stellen en bevestig opnieuw in positie.
Opmerking: Wanneer de detector volledig geïnstalleerd is d.w.z. batterijklepje opnieuw aangebracht; zal de detector na elke activering voor ongeveer 2 minuten geen beweging detecteren. (deze functie is er om de batterijstroom te besparen en de levensduur van de batterij te maximaliseren).
MAGNETISCHE DEUR/RAAMCONTACTDETECTOR( EN)
De magnetische contact bestaat uit twee delen; een detector en een magneet. Ze zijn ontworpen om op deuren of ramen te worden gemonteerd met de magneet op het openend deel gemonteerd en de detector op het vaste frame gemonteerd. Het openen van de beveiligde deur/raam zal het magnetisch veld verwijderen, de detector activeren en een alarmconditie genereren (als het systeem ingeschakeld is en de alarmzone actief is).
De detector wordt door één 3,6V 1/2 AA-afmeting lithiumbatterij die onder normale omstandigheden een typische levensduur van meer dan 2 jaar zal hebben. Onder normale batterijomstandigheden met de batterijklep aangebracht, zal de LED op de detector niet branden wanneer de detector wordt geactiveerd, (tenzij in testmodus). Echter, wanneer de batterij bijna leeg is, zal deze LED branden wanneer de detector wordt geactiveerd. Wanneer dit voorkomt, moet de batterij zo spoedig mogelijk worden vervangen.
Voor dubbele veiligheid zijn er twee sabotageschakelaars op de detector gemonteerd. Het verwijderen van de detector van de beveiligde deur/raam of verwijderen van de batterijklep zal een volledige alarmconditie genereren.
De magneetcontactdetector is een onafhankelijk bekabeld magneetcontact. Dit contact moet een normaal gesloten contacttype zijn met de contacten die worden geopend om een alarmconditie te genereren.
HET KIEZEN VAN EEN MONTAGEPLAATS
De magneetcontactdetector is alleen geschikt voor montage in droge interieurlocaties.
Beslis welke deuren/ramen moeten door magnetische
contactdetectoren worden beschermd, (minimaal de voor- en achterdeuren zullen meestal met magnetische contact detectoren zijn uitgerust). Extra detectoren kunnen, ook waar nodig, tegen andere kwetsbare deuren of ramen worden gemonteerd (bijvoorbeeld garage-, patio-/broeikastdeuren enz.).
Opmerking: Vermijd bevestigen van de detector tegen een metalen frame, of montage binnen 1m van metaalwerk (d.w.z. radiatoren, leidingen voor water, enz.), omdat dit het zendbereik van het apparaat kan beïnvloeden. Het kan nodig zijn om tussen de magneet/detector en het metalen oppervlak ruimte aan te brengen met behulp van een plastic of houten afstandhouder, om het nodige zendbereik te bereiken.
DE DEUR/RAAM MAGNETISCHE CONTACTDETECTOREN INSTALLEREN
Zorg ervoor dat het systeem in de testmodus is geschakeld.
1. Schroef de bevestigingschroef aan de onderrand van de detector los en verwijder deze. Verwijder het batterijdeksel door het te schuiven en eraf te tillen. (Gebruik GEEN schroevendraaier om het deksel eraf te wrikken).
2. Plaats de geleverde 3,6V lithiumbatterij, met de negatieve (-) pool tegen de batterijveer.
3. Monteer de detector tegen het bevestigde deel van het frame langs de rand van de opening tegenover de scharnieren met ofwel de dubbelzijdige zelfklevende tape of meegeleverde schroeven.
Als de detector met schroeven wordt bevestigd; plaats de sleutelgatsleuf bovenaan de detector over de kop van de kleinere kopschroef. Beveilig de onderkant van de detector met behulp van de 12mm verzonken kopschroef bevestigd in het batterijvak. U moet het midden van het bevestigingsgat van de schroef met behulp van een 3mm boor uitboren. Zet de bevestigingsschroeven niet te strak vast omdat dit de behuizing zou kunnen beschadigen of vervormen.
14
Sabotagschakelaar
Sabotagschakelaar
DIP-schakelaar (SW3)
4. Bevestig de magneet aan het bewegende deel van de deur/raam tegenover de detector met de plakband of 15mm bevestigingsschroeven.
Zorg ervoor dat de parallelle opening tussen de magneet en de detector minder dan 10mm is en dat de pijl op de magneet gericht op en uitgelijnd met het merkteken op de detector is.
5. Indien verschillende vensters moeten worden beveiligd, verwijder de geleverde onafhankelijk bekabelde en bevestig de draad volgens de specificaties zoals hieronder vermeld. Dit moet op de klemmenblok binnenin het batterijvak in serie worden aangesloten. Het bekabelde contact moet met behulp van twee (24AWG) kerndraad met een maximale lengte van 1,5m worden aangesloten. Een kabeldoorvoer is aangrenzend aan de klemmenblok beschikbaar.
6. Plaats het batterijdeksel terug.
DE DEUR/RAAM MAGNETISCHE CONTACTDETECTOREN INSTELLEN
1. Op de PCB van de detector bevindt zich een twee-positie DIP-schakelaar (SW2).
2. DIP-schakelaars 1-2 worden gebruikt om de interne of externe bekabeld magneetcontact te schakelen.
Aan/Uit-selecte
AAN Intern aan Extern aan UIT Intern uit Extern uit
DIP1 van SW2 DIP 2 van SW2
Interne verbinding Externe bedrade verbinding
Bij het instellen van DIP1 & DIP2 op 'Uit', zal alleen
het interne contact actief zijn. Wanneer gelijktijdig twee contactenvoor interne en externe aansluiting gebruikt worden, wordt één activering geteld als één van de contacten wordt geopend; terwijl beide contacten gesloten zijn, zal de detector als gesloten worden behandeld.
3. Als externe contacten op de detector zijn aangesloten, stel de DIP1 in op “Uit” en DIP2 in op “Aan”.
BELANGRIJK: Als geen externe contacten op de detector zijn aangesloten, stel de DIP1 in op “Aan” en DIP2 in op “Uit” voor een correcte werking van de detector.
4. Om met het draadloze bedieningspaneel te communiceren, moet de ID-code van de detector door het draadloze bedieningspaneel worden geleerd. Om verder te gaan met het leren van de ID-code:
a. Stel het draadloze bedieningspaneel in
op “3. Beveiliging sensorzone” en druk op .
b. Selecteer “3-1 Draadloze sensorzone” en
druk op .
c. Voer “(01-32) sensorzone” in en druk
op .
d. Een indicatie van “:1 Leren ID” zal
worden getoond en druk op .
Door op de sabotageschakelaar naast de PCB of achterafdekking van de detector te drukken zal de ID-code onmiddellijk naar het draadloze bedieningspaneel worden gezonden.
DE DEUR/RAAM MAGNETISCHE CONTACTDETECTOREN TESTEN
Zorg ervoor dat het systeem in de testmodus is geschakeld
1. Druk op
, , , , , om het
15
systeem in de testmodus te schakelen.
LED
“LOOPTEST” wordt weergegeven.
2. Druk op “Looptest wachtende…” wordt weergegeven.
3. Verwijder het batterijdeksel door het eraf te schuiven. Wanneer de batterijklep wordt verwijderd zal de LED op de detector voor ca. 1 seconde branden om aan te geven dat de sabotageschakelaar is geactiveerd. Bovendien zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden om aan te geven dat een alarmsignaal is ontvangen en 'Magneetcontact sabotage” wordt weergegeven.
4. Open de deur/raam om de magneet van de detector te ontkoppelen. Zodra de magneet van de detector wordt gescheiden zal de LED voor ca. 1 seconde branden om aan te geven dat de detector werd geactiveerd. Bovendien zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden om aan te geven dat het alarmsignaal is ontvangen en de identiteit van de zone waarvoor de detector is ingesteld, wordt weergegeven.
Opmerking: In de normale modus met de batterijklep gemonteerd, zal de LED op de detector niet branden wanneer de detector wordt geactiveerd (tenzij de batterij bijna leeg is).
5. Wanneer aangesloten, werkt het bekabelde magneetcontact. Als het contact wordt geopend moet de LED op de detector gedurende 1 seconde branden om aan te geven dat het geactiveerd werd en het draadloze bedieningspaneel zal het alarmsignaal bevestigen.
6. Bevestig de batterijklep op de detector terug.
7. Druk op van de TESTMODUS terug te keren.
om de “Looptest” te activeren.
om naar het hoogste menuniveau
PLUG-IN SCHAKELAAR
Het is een plug-in ontvanger om het signaal van de radiofrequentie van het draadloze bedieningspaneel te ontvangen en via het draadloze bedieningspaneel de Aan/Uit-status van de plug-in lichtpunt of huishoudelijke apparaten te bedienen.
EERSTE OPSTART
Steek de ontvanger in het stopcontact, de LED op de ontvanger zal langzaam knipperen. Dit impliceert dat de ontvanger geen ID-code onthoudt doet en niet door het draadloze bedieningspaneel gecontroleerd kan worden. Het drukken op de aan/uit-knop zal echter rechtstreeks de Aan/Uit-status van de plug-in
lichtarmatuur of huishoudelijke apparaten controleren, zonder bediening via het draadloze bedieningspaneel.
ID-CODE LEREN
Om met het draadloze bedieningspaneel te communiceren, zal het draadloze bedieningspaneel de ID-code naar de ontvanger zenden. Om verder te gaan met het leren van de ID-code:
1. In de voorafdekking bevindt zich een
2. Druk op en houd de knop 3 seconden ingedrukt
3. Stel het draadloze bedieningspaneel op de
4. Als de ontvanger de ID-code correct leert, zal de
Opmerking: Sluit de ontvanger NIET op lichtarmaturen, elektrische ventilatoren of andere toestellen aan, om mogelijke gevaren die door de AAN/UIT-test kunnen worden veroorzaakt, te voorkomen.
Aan/Uit-knop
Aan/Uit-knop met LED-indicator.
tot de LED snel knippert en laat vervolgens de knop los. De ontvanger staat op het punt om de ID-code te leren.
domoticamodus in. Selecteer “6-1 Groene besturingselement”, voer het “Groene besturingselement”-nummer in en selecteer “:1 Link Paneel met ontvanger” om de ID-code naar het “Groene besturingselement” te sturen.
LED inschakelen en vervolgens uitschakelen. Bij falen, probeer stap (2), (3) opnieuw zoals hierboven vermeld.
WANDSCHAKELAAR
PLAATSEN VAN DE BATTERIJ
1. Gebruik een platte schroevendraaier om de voorafdekking los te maken. Pltaats de 23A 12V batterij in het vak met de polen van de batterij “+” op “+” en “-” op “-”.
16
AAN-knop, iedere
UIT-knop
2. Door op de muurschakelaar te drukken, zal de LED branden, hetgeen impliceert dat de batterij goed is geplaatst.
ZENDEN VAN DE ID-CODE
Om met het draadloze bedieningspaneel te communiceren, zal de wandschakelaar de ID-code naar het draadloze bedieningspaneel zenden. Om verder te gaan met het leren van de ID-code.
1. Stel het draadloze bedieningspaneel op de
domoticamodus in. Selecteer “6-2 Groene afstandsbediening/sensor”, voer het nummer van de groene afstandsbediening/sensor in en selecteer “:1 Leren ID”. Wacht op de wandschakelaar om ID-code naar het draadloze bedieningspaneel te sturen.
2. Druk op de UIT-knop, een opdracht voor het
UIT-signaal en ID-signaal zal worden uitgezonden. Houd de UIT-knop langer dan 3 seconden ingedrukt totdat het draadloze bedieningspaneel de ID-code met succes leert.
INSTALLATIE
Bevestigde wandschakelaar, voor de beste resultaten, op een harde ondergrond, 1,2m boven de vloer. Om de wandschakelaar tegen een bestaande wanddoos te bevestigen, bevestig gewoon de onderkant van de behuizing tegen de wanddoos met behulp van de 2 geleverde schroeven. Alternatief, kunt u de
meegeleverde dubbelzijdige tape gebruiken om het overal waar u het wenst te bevestigen. Plaats na het installeren de voorafdekking terug.
TESTEN VAN DE WANDSCHAKELAAR
Zorg ervoor dat het systeem in de testmodus is geschakeld
1. Druk op , , , , ,
om het systeem in de testmodus te schakelen.
“LOOPTEST” wordt weergegeven.
2. Druk op om de “Looptest” te activeren. “Looptest wachtende…” wordt weergegeven.
3. Door telkens op de “AAN”- of “UIT”-knop te drukken, zal het draadloze bedieningspaneel als reactie de gong luiden.
EXTERNE AANSLUITINGEN
Het draadloze bedieningspaneel bevat een klemmenblok voor aansluiting van bekabeld zones (33-36), sirene- of telefoonkiezereenheid. De klemmenblok voor de aansluitingen bevindt zich in het draadloze bedieningspaneel achter de voorafdekking.
Voor toegang tot het klemmenblok
Druk op , , , , , , , , dit schakelt het systeem in de testmodus en voorkomt dat een alarm optreedt. Schroef de twee bevestigingsschroeven aan de bovenrand van het draadloze bedieningspaneel los en open de voorafdekking.
Alvorens eventuele verbindingen te maken, zorg ervoor dat de geheugen-jumper link P1 in de “UIT”-stand staat en verwijder vervolgens de DC-voedingsaansluiting en ontkoppel één van de back-up batterijen.
Bekabelde zones en sabotageschakelaars moeten spanningsloos en normaal gesloten zijn, met de contacten geopend om een alarm te starten. Opmerking: Jumper P51 (in linker bovenhoek) moet worden in de AAN-positie worden gezet als alleen het externe bekabelde sabotagecircuit wordt gebruikt, anders moet het in de UIT-stand.
17
Na het maken van uw externe verbindingen, sluit de
Detail klemmenblok
P
ermanente 12
Vd
c
Grend
elrelais
-
co
ntacten (spannin
gloos)
Bekabelde zoneaa
T1 (Zone 33)
Batterijvoedingsb
Sabotagecircuitaansl
uitingen voor extern
e apparaten
voeding en de back-up batterij opnieuw aan. Sluit vervolgens de afdekking van het draadloze bedieningspaneel en draai de bevestigingsschroeven op de bovenrand van het draadloze bedieningspaneel vast.
Geschakelde 12Vdc
uitgang voor externe
sirene (300mA max.)
GND UIT
voedinguitgang (1
00mA max.)
nsluitingen (gebruik
t normaal gesloten
contacten)
T2 (Zone 34) T3 (Zone 35) T4 (Zone 36)
ron 12 Vdc inga
ng
V+ GND N.O. C N.C. T4 T3 GND T2 T1
GND B+ GND TAMP
18
TESTEN VAN HET SYSTEEM
TESTMODUS
RF-Omgevingtest
Test digitale kiezer
Test spraakkiezer
Stop -> ESC
GSM Gateway
service Aan/Uit
Draadloze sirene
Service Aan/Uit
Wacht 10 sec
Alarmtest
sirene
sirene
EERSTE TESTEN
Als het systeem voor het eerst is geïnstalleerd is het aanbevolen dat elk apparaat op zijn beurt wordt getest, zoals het is geïnstalleerd (zie instructies voor het testen van een bepaald apparaat).
TESTEN VAN EEN GEÏNSTALLEERD SYSTEEM
Het draadloze bedieningspaneel beschikt over een geprogrammeerde testroutine. U kunt het systeem op elk gewenst moment testen, maar het is aanbevolen dat het systeem op gezette tijden, niet langer dan 3 maanden, wordt getest.
Met het systeem in de uitschakelmodus
Druk op Gebruikerswachtwoord
Dit zet het systeem in de testmodus.
Gebruik de
menu te bladeren en druk op
-
en -knoppen om door het
om de
weergegeven testfunctie of submenu te selecteren.
Opmerking: Na het voltooien van alle vereiste testfuncties, druk op om de testmodus te verlaten en om naar de uitschakelmodus terug te keren.
Code:
Looptest
Zend SMS Test
Wachten
Test RF Omgevingtest
LOOPTEST
Vóór het testen te beginnen, zorg ervoor dat er geen beweging is in een de PIR beveiligd gebied, alle deuren/ramen beschermd door magnetische contactdetectoren gesloten zijn en dat alle batterijafdekkingen en behuizingen op de juiste wijze zijn aangebracht.
Blader door het hoogste menuniveau van de
testmodus totdat “LOOPTEST” wordt weergegeven en
druk op .
“Looptest wachtende…” wordt weergegeven.
1. Activeer elke detector in het systeem door in een
19
Test telefoonnr.1
Relaistest
Service Aan/Uit
Test draadloze
door PIR beveiligd gebied te lopen of een deur/raam te openen beschermd door een magnetisch contactdetector. Wanneer elke detector wordt geactiveerd zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden om aan te geven dat een alarmsignaal is ontvangen en de identiteit van de zone waarvoor de detector is geconfigureerd, wordt weergegeven.
2. Bedien sabotageschakelaars van de detector door de behuizing van het apparaat te openen. Wanneer de schakelaars worden bediend, zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden en “Z01 Sabotage“ worden weergegeven.
3. Activeer één voor één elke knop op de
Test bedrade
afstandsbediening, de draadloze bedieningspaneel zal de gong luiden en het bericht als volgt weergegeven:
Knop ingedrukt Berichtweergave
Uitschakelen “R01
uitschakelen”
Nachtinschakeling
Volledige inschakeling Paniekschakelaar “R01 paniek”
4. Als de PIR-detector in een “batterij bijna leeg”-status is, zal het draadloze bedieningspaneel de gong luiden en zal “Z01 batterij bijna leeg” worden weergegeven; merk op dat als “Z02 batterij bijna leeg” wordt weergegeven, houdt dat in dat het magnetisch contact in een “batterij bijna leeg”-status is.
Druk op om de looptest te verlaten en naar het
hoogste menuniveau van de testmodus terug te keren.
“R01
Nachtinschakeling”
“R01 Volledige
inschakeling”
RF-OMGEVINGTEST
Blader door het hoogste menuniveau van de testmodus totdat “'RF-omgeving” wordt weergegeven.
Als het omringende milieu vol met radiofrequentie is, een indicatie van is zal “OMGEVING . . SLECHT” op
“LIJNSTATUS”-LED knipperend, controleer of de telefoonlijn goed is aansloten en probeer de test opnieuw.
Wanneer het testen wordt uitgevoerd, druk op
om met testen te stoppen.
TEST SPRAAKKIEZER
Blader door het hoogste menuniveau van de
testmodus totdat “TEST SPRAAKKIEZER” wordt
weergegeven en druk op .
Om de spraakkiezer goed te testen, is nodig om het telefoonnummer in te stellen, het bericht op te nemen en spraakkiezen in de programmeermodus in te schakelen. Als de “LIJNSTATUS”-LED knippert, controleer of de telefoonlijn goed is aansloten en probeer de test opnieuw.
Wanneer het testen wordt uitgevoerd, druk op
om met testen te stoppen.
DRAADLOZE SIRENESERVICE AAN/UIT
Blader door het hoogste menuniveau van de
testmodus totdat “Draadloze sireneservice
AAN/UIT” wordt weergegeven en druk op .
het LCD-scherm worden weergegeven.
TEST DIGITALE KIEZER
Blader door het hoogste menuniveau van de
testmodus totdat “TEST DIGITALE KIEZER” wordt
weergegeven en druk op .
Om de digitale kiezer goed te testen, is nodig om het telefoonnummer en eenheid ID-nummer in te stellen en “4-2-1 Meldkamer" in de programmeermodus in te schakelen. Als het telefoonnummer in orde is, zal “TEST….PASS” worden weergegeven. Als TEST….MISLUKT” wordt weergegeven met de
20
Dit biedt de flexibiliteit om de batterij van de sirene te verwijderen of vervangen. Wacht 10 seconden totdat de AAN/UIT-duur is verstreken, ga vervolgens verder met het vastzetten van de sirene zoals gewenst.
ALARMTEST
Blader door het hoogste menuniveau van de
testmodus totdat “ALARMTEST” wordt weergegeven
en druk op .
Blader door het menu tot het vereiste alarm wordt
Loading...
+ 49 hidden pages