ELRO HA68 User guide [nl]

HA68
GEBRUIKERSHANDLEIDING
W W W . - N L . C O M
NLNL
MULTI-ZONE PROFESSIONEEL ALARMSYSTEEM
DECLARATION OF CONFORMITY
KONFORMITATSERKLARUNG
Company ROOS ELECTRONICS Address, City Broekakkerweg 15, 5126 BD PO Box 115, 5126 ZJGILZE Country The Netherlands
Declares that the product:
Description Alarm system Product number HA68, SA68P, SA68R, SA68M Trade mark ELRO
Is herewith confirmed to comply with the requirements set in the Council Directive on the Approximation of the Member States relating to:
Electro Magnetic Compatibility Directive (89/336/EEC) R&TTE Directive (1999/5/EEC) LVD Directive (73/23/EEC)
Assessment of compliance of the product with the requirements relating to EMC was based on the following standards: EN 301 489-1/-3:V1.4.1 (2002-08)
The requirements relating to Electrical Safety was based on the following standards: EN 600950-1:2001 The requirements relating RF was based on the following standard: EN 300 220-1 :V1.3.1 (2000-09) EN 300 220-3:V1.1.1 (2000-09)
DECLARATION DE CONFORMITE
Société ROOS ELECTRONICS Adresse/Ville Broekakkerweg 15, 5126 BD of Boite postale 115, 5126 ZJ GILZE Pays Pays-Bas
Déclarons que le produit : Description Systeme d'alarme Référence produit HA68, SA68P, SA68R, SA68M Marque de commercialisation ELRO
Est certifié conforme aux exigences définies dans la Directive du Conseil d'approximation des Etats Membres suivante :
Compatibilité Electro magnétique (89/336/EEC) Directive R&TTE (1999/5/EEC) Directive Basse Tension (73/23/EEC)
L'évaluation de conformité du produit par rapport aux exigences de Compatibilité Electro Magnétique a été effectuée sur la base des normes suivantes : EN 301 489-1/-3:V1.4.1
Les exigences Electriques surette ont été vérifiées par rapport a la norme suivante EN 60950-1 :2001 Les exigences radio ont été vérifiées par rapport à la norme suivante : EN 300 220-1 :V1.3.1 (2000-09) EN 300 220-3: V1.1.1 (2000-09)
Firma ROOS ELECTRONICS Adresse Broekakkerweg 15, 5126 BD of Postbox 115, 5126 ZJ GILZE Land Niederlande
Erklärung des Produktes:
Artikelbeschreibung Alarm system Artikel-Nr.: HA68, SA68P, SA68R, SA68M Markenname: ELRO
Hiermit bestätigen wir, um die Anforderungen aus den Richtlinien des Rates über die Annäherung der Mitgliedsstaaten zu befolgen, die Anerkennung folgender Richtlinien:
Elektromagnetische Verträglichkeit (EMC) (89/336/EEC) R&TTE-Anforderung (1999/5/EEC) Niederspannungsrichtlinie (LVD) (73/23.EEC
Die Bewertung des Produktes bezüglich der Anforderung bezüglich EMC basiert auf den folgenden Standards: EN 301 489-1/-3:V1.4.1
Die Anforderungen bezuglich Elektrisch Sicherheit basiert auf den folgenden Standards: EN 60950-1:2001 Die Anforderungen bezüglich RF basiert auf den folgenden Standards: EN 300 220-1 :V1.3.1 (2000-09) EN 300 220-3:V1.1.1 (2000-09)
Authorized representative: Mr. Ad Netten
Date: 06.09.2005
NLNL
INHOUD SET
Het Alarmsysteem moet de volgende onderdelen bevatten:
- 1 x LCD Bedieningspaneel
- 2 x Draadloze PIR-detector
- 2 x Draadloos Magneet Contact
- 1 x Afstandsbediening
Ook inbegrepen:
- Adaptor Stroomtoevoer
- Draad voor telefoonverbinding
- Installatie & Handleiding
- Montage - set
- 2 x 6V/1.2Ahr Verzegelde loodzuuraccu
- 4 x 3.6V/950 mAhr grootte ½ AA
- 1 x 3V CR2032 Lithium
6V/1.2 Ahr Verzegelde loodzuuraccu (voor bedieningspaneel)
3.6v grootte 1/2AA Lithiumbatterij (voor PIR Detector en Magneet Contact )
3V CR2032 Lithium cel (voor afstandsbediening
BELANGRIJK
Controleer of alle voorwerpen die hierboven vernoemd worden in het pakket zitten.
SA68P
Draadloze PIR-detector
SA68M
Draadloos Magneet Contact
HA68 Bedieningspaneel
SA68R
Afstandsbediening
NLNL
-1--64-
INTRODUCTIE EN OVERZICHT
MEERDERE GEBRUIKERS (USERS)
Het systeem kan door 5 gebruikers bediend worden en wordt door een hoofdgebruiker(Admin) geconfigureerd. Hierdoor kan het Event-log van het systeem bijhouden welke gebruiker het systeem in- en uitschakelt. Elke gebruiker heeft een verschillend Password(pincode). Bovendien kan de mogelijkheid tot stemopname in 4 seconden de naam van de gebruiker opslaan; deze kan dan toegepast worden met de Latch-key mogelijkheid.
Enkel de hoofdgebruiker heeft toegang tot de programmeerfuncties en enkel deze persoon is in staat het systeem configureren.
Opmerking: Elke systeemgebeurtenis wordt opgeslagen.
INSCHAKELEN SYSTEEM (SYSTEM ARMING)
Het systeem heeft een Arm-modus en twee Partial Arm-modi. Arm schakelt alle zones in; de Partial Arm-modi schakelen enkel de zones in die ingegeven werden voor die bepaalde inschakelmodus.
Bijvoorbeeld: Het systeem kan zodanig geconfigureerd worden dat 's nachts de Partial Arm 1 enkel zones inschakelt, die de onderste verdieping en bijgebouwen. Zo kan je op de bovenste verdieping vrij rondlopen zonder het alarm te laten aangaan.
Overdag als het gebouw bewoond is, schakelt Partial Arm 2 enkel de zones die de bijgebouwen beschermen. Maar als de woning leeg is, kan de Arm-modus alle zones inschakelen om het hele huis te beschermen (d.w.z. bovenste en onderste verdiepingen en bijgebouwen).
ZONES
Het systeem bevat 32 draadloze Alarmzones voor de indeling van de systeemdetectors. Deze worden gebruikt om de verschillende gebieden van het huis onafhankelijk te controleren. Bovenop de standaard indringersbescherming kan elke zone geconfigureerd worden om in een van de vier volgende modi te werken:
- Medical Help-modus biedt 24 uur controle van alle paniekknoppen in het systeem
- 24-hour Intruder-modus biedt 24u. bescherming tegen indringers voor gebieden/zones waar voortdurende controle vereist is (bv. Wapenkasten).
-Fire-modus biedt 24u. controle van Brand/Rookdetectors die tot het systeem behoren.
- Intruder-modus zorgt ervoor dat een zone gecontroleerd wordt als het systeem is ingeschakeld. Als een detector in een testzone aangaat, wordt dit opgenomen in het Event-log en klinkt het alarm.
Panic modus biedt 24u. controle van een noodgeval. Activatie van een
NLNL
-63--2-
BATTERIJEN
Vooraleer je het batterijdeksel verwijdert op een toestel zorg ervoor dat het system in Testmodus staat om een Alarm te voorkomen.
De specificaties voor de vervanging van batterijen gaat als volgt Opmerking: Oplaadbare batterijen mogen absoluut niet gebruikt worden.
Op het einde van hun nuttig leven moeten de batterijen weggegooid worden via een geschikt Recycleercentrum. Gooi ze niet weg in je normale huishoudelijke vuilbak. VERBRAND ZE NIET.
De herlaadbare batterijen bevatten zwavelzuur - PROBEER DE BEHUIZING NIET TE OPENEN.
paniekknop start onmiddellijk een Volledige Alarmtoestand.
Bovendien is er de mogelijkheid 4 zones met vast circuit aan te sluiten op het Bedieningspaneel. Elke zone is volledig configureerbaar met dezelfde kenmerken als de draadloze zones (1-32).
IN/UIT-SCHAKELVERTRAGING (EXIT/ENTRY DELAY)
Als het systeem ingeschakeld is met het Exit Delay aan, kan geen enkel alarmsignaal van een detector in een actieve zone een alarm starten totdat het Exit Delay verstreken is. Dit zorgt ervoor dat het systeem ingeschakeld kan worden van binnenin het huis; bovendien krijgt de gebruiker tijd om het huis te verlaten zonder het alarm te laten aangaan. Als het Exit Delay uitgeschakeld wordt, dan kunnen detectors in actieve zones onmiddellijk alarm slaan van zodra het systeem zich begint in te schakelen.
Het systeem Exit Delay kan geconfigureerd worden voor 10 tot 250 seconden of kan volledig uitgeschakeld worden.
Als een detector in een zone met zijn Entry Delay ingeschakeld aangaat, dan ontstaat er geen alarmtoestand totdat het Entry Delay verstreken is. Dit geeft de gebruiker tijd om het huis terug in te gaan en het systeem uit te schakelen vooraleer een alarmtoestand optreedt. In het algemeen worden enkel de zones met de hoofdtoegang van het huis geconfigureerd met een Entry Delay. De resterende zones worden geconfigureerd met hun Entry Delay uitgeschakeld, zodat ze onmiddellijk een alarm kunnen starten als een detector in een zone aangaat.
Het Entry Delay voor elke zone kan geconfigureerd worden voor 10 tot 250 seconden of kan volledig uitgeschakeld worden.
SNELLE INSTELLING (QUICK SET)
Het systeem kan volledig ingeschakeld worden in 5 seconden via de mogelijkheid snelle instelling, die het geprogrammeerde Exit Delay uitschakelt Dit is handig om het systeem 's nachts in te stellen als de waarschuwingsbiep van het Exit delay stil gezet wordt na een paar seconden.
ZONEBLOKKERING (ZONE LOCKOUT)
Als een detector in een actieve zone aangaat en het systeem ingeschakeld is, treedt een alarmtoestand op. Nadat de geprogrammeerde alarmduur verstreken is, stopt het alarm. Als een enkele zone meer dan drie keer een alarmtoestand begint, wordt die zone 'Geblokkeerd' en zullen verdere alarmsignalen uit die zone genegeerd worden totdat het system uitgeschakeld wordt.
Opmerking: Het kenmerk Zone Lockout kan uitgeschakeld worden indien gewenst.
EVENT-LOG
Het Bedieningspaneel bevat een geheugen dat de laatste 50 systeemgebeurtenissen kan opslaan. Dit geeft de gebruiker de kans te zien
-3--62-
NLNL
welke gebruiker het systeem heeft ingeschakeld of uitgeschakeld en waar en wanneer een alarm is opgetreden. De tijd, datum en details worden voor elke systeemgebeurtenis opgeslagen.
BEL (CHIME)
Bel is een mogelijkheid van lage veiligheid die je gebruikt als het systeem in Standby-modus staat. Als de Chime-functie AAN is en een detector in een zone met ingeschakelde Chime-functie aangaat, produceert de interne luidspreker een waarschuwingstoon. De Chime-functie wordt typisch gebruikt voor een waarschuwing dat een deur geopend werd of een bepaald gebied betreden werd.
TELEFOONKIEZER MET INGESPROKEN BOODSCHAP (VOICE DIALER)
Als de Voice Dialer ingeschakeld is en er een alarmtoestand optreedt, belt het systeem voor hulp d.m.v. opgenomen alarmboodschappen; het kan bellen naar 6 telefoonnummers.
PIR-DETECTORS
Onder lage batterij-omstandigheden flikkert de LED achter de detectorlens wanneer hij beweging waarneemt. Dit duidt aan dat de batterij vervangen moet worden.
Onder normale batterij-omstandigheden licht de LED niet op tenzij de PIR­detector in Looptestmodus staat.
MAGNEET CONTACTEN
Onder lage batterij-omstandigheden, als de Detector geactiveerd is, licht de verzendings-LED ongeveer 1s op als de deur/het venster geopend wordt.
Onder normale batterij-omstandigheden licht de LED niet op als de Detector bediend wordt (tenzij de Detector in Testmodus staat met het batterijdeksel verwijderd).
Als een alarmtoestand ontstaat, belt de Voice Dialer (indien ingeschakeld) naar het eerste ingeprogrammeerde nummer en speelt hij de opgenomen alarmboodschappen af gedurende de geconfigureerde Playtime(Speelduur). De ontvanger moet de boodschap bevestigen door op de knop op hun telefoon te drukken. Als het gesprek niet beantwoord wordt of als een erkenning niet ontvangen wordt, belt de kiezer het volgende actieve nummer. De kiezer blijft naar elk nummer om beurten bellen totdat alle nummers in de reeks opgebeld werden volgens het ingestelde aantal keer of totdat de reeks gewist/erkend wordt door de ontvanger.
DIGITALE KIEZER (DIGITAL DIALER)
Als alternatief voor de Voicedialer kan het systeem geconfigureerd worden om te bellen met een centrale meldkamer.
TELEFONISCHE TOEGANGSCONTROLE (LATCH KEY)
Als het systeem uitgeschakeld wordt, belt de Latch Key mogelijkheid, indien ingeschakeld, het eerste telefoonnummer met Latch Key op en speelt die de gebruikersboodschap af (die opgenomen werd onder gebruikersinstelling) gedurende de ingestelde Playtime. De ontvanger moet de boodschap bevestigen door op te drukken op het telefoontoetsenbord. Als het gesprek niet beantwoord wordt of als de bevestiging niet ontvangen wordt, wordt het tweede Latch Key-nummer opgebeld. De kiezer blijft naar elk nummer om beurt bellen totdat alle nummers in de reeks opgebeld werden volgens het ingestelde aantal keer of totdat de reeks bevestigt wordt door de ontvanger.
Bijvoorbeeld, de Latch Key-mogelijkheid is nuttig om ouders te verwittigen dat een kind thuisgekomen is van school en dat het kind het systeem heeft uitgeschakeld.
ONDERHOUD
Je Alarmsysteem vereist weinig onderhoud. Maar een paar eenvoudige taken zorgen voor een voortdurende betrouwbaarheid en werking.
BEDIENINGSPANEEL
De heroplaadbare accu’s hebben een gewone levensduur van 3-4 jaar en hebben geen onderhoud nodig tijdens deze periode. Zij moeten wel opgeladen blijven. De batterijen worden beschadigd als ze een lange tijd bewaard worden in een onopgeladen toestand.
DETECTORS EN AFSTANDSBEDIENING
De Detectors vereisen weinig onderhoud. De batterijen moeten een keer per jaar gecontroleerd worden of als een lage batterij-status aangegeven wordt.
BELANGRIJK: Als je, voor welke reden ook, het systeem volledig moet uitzetten (bv. voor een verhuis), zet dan eerst het system in Testmodus vóór je het deksel van het Bedieningspaneel verwijdert en de stroomtoevoer en reservebatterijen afkoppelt.
Afstandbedieningen 1 x 3V CR2032 Lithiumcellen
Magneet Contacten 1 x 3.6V 1/2 AA Grootte Lithiumcellen
PIR-detectors 1 x 3.6V 1/2 AA Grootte Lithiumcellen
NLNL
CONTROLE OP AFSTAND (REMOTE SYSTEM CONTROL)
Het is mogelijk naar het systeem te bellen via de aangesloten telefoonlijn om de systeemstatus op te vragen en basiscontrole te hebben over het systeem (bv. Het systeem in- en uitschakelen). Je kan ook de microfoon activeren op het
-61--4-
Druk op om mee te luisteren via de microfoon van het Bedieningspaneel.
Druk op om het meeluisteren te stoppen.
Opmerking: Meeluisteren wordt automatisch geannuleerd na 5 minuten als het niet manueel geannuleerd wordt.
Druk op om de systeemstatus op te vragen. Een boodschap met de laatste status wordt afgespeeld.
Druk op om de batterijstatus te tonen. Druk op om de controle op afstand te beëindigen en de lijn Bedieningspaneel op te hangen.
CONTROLEREN BATTERIJ
Alle systeemtoestellen controleren constant hun batterijtoestand. Het Bedie­ningspaneel controleert ook de batterijtoestand van alle PIR- en Magnetische detectors. Als het batterijniveau van een toestel onder aanvaard-bare niveaus daalt, wordt de indicatie lage batterij geactiveerd. Bovendien, als een PIR- of Magnetische Contactdetector een lage batterijstatus heeft, wordt het opgeslagen door het Bedieningspaneel en wordt een boodschap opgenomen in het Event­logboek.
7
#
8
9 #
Bedieningspaneel om mee te luisteren naar wat er gebeurt in de beschermde zone.
SABOTAGE BESCHERMING (TAMPER PROTECTION)
Alle systeemtoestellen (behalve de afstandbedieningen) bevatten een Tamper Protection. Deze beschermt je tegen onbevoegde pogingen om te knoeien met het toestel. Elke poging om de batterijdeksels te verwijderen van een toestel (behalve de afstandsbediening) of om de solarsirene of het bedieningspaneel van de muur te verwijderen, veroorzaakt een alarmtoestand (tenzij het system in test- of programmeermodi staat); zelfs als het systeem uitgeschakeld is.
STOORDETECTIE (JAMMING PROTECTION)
Alle pogingen tot illegale storing van het radiokanaal dat je alarmsysteem gebruikt, worden gedetecteerd door een speciale Jamming Protection functie in het Bedieningspaneel. Als de funktie ingeschakeld is en het radiokanaal constant gestoord wordt gedurende 30 seconden, stuurt de sirene een reeks korte bieps als voor-alarm gedurende 3 seconden indien het systeem ingeschakeld staat. Als de storing nog 10 seconden of meer voortgaat, treed een volledige alarmtoestand op. Als het systeem bovendien voor meer dan 10 seconden in een interval van 5 minuten gestoord wordt, veroorzaakt dit ook een Volledige Alarmtoestand.
De stoordetectie zit onafhankelijk in het bedieningspaneel en de solarsirene
In geval dat de wisselstroomadaptor losgekoppeld wordt van het Bedienings­paneel, kan het Bedieningspaneel 2 dagen normal werken (onder standby­modus) door de oplaadbare back-up accu’s te gebruiken.
Opmerking: Vooraleer je het batterijdeksel van een toestel verwijdert om de batterij te vervangen, zorg ervoor dat het systeem in de Testmodus staat. Dit voorkomt het opstarten van een Volledige Alarmtoestand.
De lage batterij-aanduiding voor elk systeemonderdeel gaat als volgt:
BEDIENINGSPANEEL
Tijdens een stroomonderbreking wordt het Bedieningspaneel gevoed door back-
up accu’s. Onder normale batterij-omstandigheden flikkert de Stroom-LED op het panel op intervals van 1s. Onder lage batterijomstandigheden, als de stemkiezermodus ingesteld staat, wordt een vooropgenomen boodschap een keer per uur afgespeeld. Als het in de digitale kiezermodus staat, wordt onmiddellijk een radiosignaal uitgezonden naar het centrale controlestation en wordt dit herhaald na 4 uur.
AFSTANDSBEDIENING
Als de Afstandsbediening gebruikt wordt onder lage batterij-omstandigheden, flikkert de verzendings/LED nadat de knop losgelaten werd. Onder normale batterijomstandigheden gaat de LED uit als de knop losgelaten wordt.
Het circuit van de Jamming Protection is ontworpen om permanent te scannen naar stoorsignalen. Maar het is mogelijk dat het andere storing van lokale radio ontvangt, die legaal of illegaal op dezelfde frequentie werken. Als je de Jamming Protection wil gebruiken, raden we aan dat het systeem minstens 2 weken gecontroleerd wordt vóór je de Jamming Protection functie constant ingeschakeld laat.
BATTERIJCONTROLE (BATTERY MONITORING)
Naast de Batterij Leeg aanduidingen in elk toestel geeft het Bedieningspaneel ook een Batterij leeg-status aan binnen een Pir Detector of Magneet Contact op het systeem aan via het Event-log.
NLNL
-5--60-
JE DRAADLOOS ALARMSYSTEEM PLANNEN EN UITBREIDEN
Het volgende voorbeeld hieronder toont een typisch gebouw dat de voorgestelde posities toepast voor het Bedieningspaneel, PIR en Magnetische Detectors voor optimale veiligheid. Gebruik deze gids voor je installatie samen met de aanbevelingen in deze handleiding om je alarmsysteem tegen te plaatsen.
Magneet Contact
PIR-detector
PIR-detector
Afstands­bediening
Woonkamer
LCD Bediening­spaneel
Achterdeur
KEUKEN
HAL
Magneet Contact
EETKAMER
PIR­detector
SCHUUR
PIR­detector
CONTROLE OP AFSTAND
Als de mogelijkheid Controle op Afstand is ingeschakeld, beantwoordt het Bedieningspaneel het gesprek na het ingestelde aantal ringtonen. Het biept drie keer op de telefoonlijn voor een Gebruikerspincode die moet ingegeven worden met de telefoontoetsen.
Een geldige Gebruikerspincode wordt erkend met een lange biep. Een verkeerde code wordt erkend met twee korte bieps.
Als de Gebruikerspincode niet binnen de 30s ingegeven wordt of drie keer verkeerd ingetoets wordt, zal het Bedieningspaneel automatisch ophangen.
Door de knop in te drukken op het toetsenbord binnen de 30 seconden,
#
hangt het Bedieningspaneel automatisch op.
Gebruik met een Extern Antwoordapparaat:
Als de Controle op Afstand gebruikt wordt samen met een extern antwoord­apparaat.
Het nummer van 'ringtoon één gesprek' voor het Bedieningspaneel moet groter zijn dan dat van het Externe Antwoordapparaat. Anders neemt het Bedieningspaneel het gesprek op vóór het Antwoordapparaat.
Om in de mogelijkheid Controle op Afstand te raken, beschikt het Bedienings­paneel over een kenmerk 'inbel dubbel gesprek' waardoor het Bedieningspaneel het telefoongesprek beantwoordt vóór het Externe Antwoordapparaat tussen­komt. De procedure 'inbel dubbel gesprek' gaat als volgt:
1.Bel het systeem op en hang op na twee ringtonen.
2.Bel het systeem terug binnen maximum 28s (minimum 14s). Het systeem neemt op na 1 ringtoon.
3.Geef de Gebruikerspincode zoals gewoonlijk.
Begane Grond GARAGE
PIR-detector
Vooraleer je je Alarmsysteem probeert te installeren, is het belangrijk dat je de veiligheidsvereisten bestudeert en je installatie zorgvuldig plant. Het alarmsysteem kan uitgebreid worden om een grotere bescherming te bieden. Dit doe je door bijkomende PIR-detectors en Magneet Contacten te plaatsen voor zover nodig is.
De volgende functies kunnen toegepast worden via de afstandsbediening. Het systeem erkent elk signaal met een enkele lange biep.
Druk op om INSCHAKELEN te starten.
Druk op om Selectief inschakelen 1 te starten.
Druk op om Selectief inschakelen 2 te starten.
Druk op om het systeem UIT TE SCHAKELEN.
Druk op om de SIRENE AF.te zetten
1
2
3
4
5
. Druk op om de SIRENE AAN.te zetten
6
-59--6-
NLNL
MUTE
De Mute faciliteit kan alleen bediend worden met het systeem in Uitsch modus
Druk om de Mute facillieit te bewegen tussen AAN enUIT.
AFSTANDSBEDIENING
OPMERKING: Als Mute aanstaat, wordt er geen stemgids gemaakt tijdens
bediening. Als mute UIT is, is de stemgids aktief. Maar, als 'LIJN STATUS' LED oplicht wanneer Mute UIT is, is er geen stemgids verkrijgbaar.
TEL. TOEGANGS CONTROLE TOETS
Druk voor toegang naar de Tel ToegangsControle toets voor snelle programmering.
BEL
De Bel-mogelijkheid kan enkel bediend worden met het systeem in Uitschakelmodus. Druk op om de bel-mogelijkheid te wisselen tussen AAN en AF.
Opmerking: Als de Bel AAN staat en het systeem is ingeschakeld, dan blijft de Bel AAN als het systeem uitgeschakeld wordt.
EVENT-LOGBOEK
Het Event-logboek slaat de laatste 50 gebeurtenissen op i.v.m. Inschakelen, Uitschakelen, Alarm en Lage batterij van detector. Het Event-logboek onthoudt de tijd, dag en details van elke gebeurtenis. Als het systeem uitgeschakeld wordt, flikkert de LED 'ALARM GEHEUGEN' en biept het paneel elke 10s. Dit geeft aan dat er een alarm was. Om de LED te verwijderen en het gebiep te stoppen, moet je in het event-logboek gaan of druk op om het flikkeren van LED ‘ALARM GEHEUGEN' en het gebiep te stoppen. Om in het Event-logboek te raken (met het systeem Uitgeschakeld), druk op: .
Het Event-logboek start automatisch met het doorlopen en het tonen van de
datums vanaf de recentste gebeurtenis. De dag voor elke gebeurtenis wordt getoond op twee schermen; elk scherm wordt 5 seconden getoond vóór het verdergaat naar het volgende scherm en de volgende gebeurtenis.
Gebruik de knoppen om het event-logboek manueel te doorlopen naar de gewenste positie indien nodig.
Druk op om terug te keren naar Uitschakelen
DETECTIE TELEFOONLIJN
Als je de stemkiezer instelt en de LED 'LIJNSTATUS' flikkert, betekent dit dat de telefoonlijn-verbinding slecht is of dat het telefoonnetwerk niet werkt. Controleer de telefoonlijn en test ze opnieuw.
Als je de digitale kiezer instelt en de LED 'LIJNSTATUS' flikkert, betekent dit dat er twee oorzaken zijn voor een fout. De ene is een slechte telefoonlijn verbin­ding of een telefoonnetwerk dat niet werkt. De andere foutsoorzaak komt door het centrale beheersstation. Raadpleeg het centrale beheersstation voor hulp.
B C D
A
E
G
I
H
F
Voorkant Achterkant
A LED-indicator F Ring sleutelbos B Inschakelen G Batterijdeksel C Gedeeltelijk inschakelen H Negatieve polariteit D Uitschakelen I Positieve polariteit E Paniekknop
De afstandsbediening wordt gebruikt om het systeem in te schakelen, gedeeltelijk in te schakelen en uit te schakelen.
De afstandsbediening heeft ook een Paniekknop. Als de Paniekknop wordt geactiveerd, dan start onmiddellijk een Volledige Alarmtoestand; ook al is het systeem ingeschakeld of uitgeschakeld (tenzij het systeem in Testmodus of Programma modus staat).
In de afstandsbediening zit een CR2032 type Lithiumcel die onder normale omstandigheden een gewone levensduur heeft van één jaar. Onder normale batterij-omstandigheden licht de LED op de afstandsbediening enkel op als een knop wordt ingedrukt. Onder lage batterij-omstandigheden licht de LED echter elke keer op nadat dat de knop ingedrukt wordt. Als dit gebeurt, moeten de batterijen zo vlug mogelijk vervangen worden.
DE AFSTANDSBEDIENING INSTELLEN
1. Verwijder het deksel aan de achterkant door het schroefje op de achterkant van de afstandsbediening los te draaien.
2. Plaats de batterij en zorg ervoor dat het +ve uiteinde vanuit de PCB naar boven gericht is.
NLNL
-7--58-
Batterij
BEDIENINGSPANEEL
3. Plaats het deksel terug en draai het schroefje vast.
4. Om te communiceren met het Bedieningspaneel moet het Bedieningspaneel de ID-code van de afstandsbediening leren. Als je op de knop op de afstandsbediening drukt, zendt die onmiddellijk de ID-code naar het Bedienings-paneel. Het bedieningspaneel moet wel in de modus User Setup (Gebruikersinstellingen) staan.
Afstandsbediening:
Druk op de knop 'UITSCHAKELEN', .
Bedieningspaneel:
Gebruikerspincode
Als het systeem uitgeschakeld staat en de LED 'ALARM GEHEUGEN' flikkert en het paneel biept om de zoveel seconden, dan heeft er zich een alarmtoestand voorgedaan. Gebruik het Event-logboek om na te gaan wat er gebeurd is; noteer waar het alarm was om de oorzaak van het alarm beter te kunnen traceren.
HET BEDIENINGSPANEEL PLAATSEN
Als je een geschikte plaats zoekt voor het Bedieningspaneel, moet je de volgende punten in acht nemen.
1. Het Bedieningspaneel moet zo geplaatst worden dat het niet zichtbaar is voor potentiële indringers en dat het op een veilige plaats staat. Het moet wel gemakkelijk bereikbaar zijn om het systeem te gebruiken.
2. Het Bedieningspaneel moet geplaatst worden op een stevig, plat oppervlak opdat de achterste sabotageschakelaar op het Bedieningspaneel ingedrukt is als het paneel geplaatst is. Het Bedieningspaneel moet geplaatst worden op een handige hoogte tussen 1,5 en 2m en in een positie waar je het elke dag kan zien. Opmerking: Als er kleine kinderen wonen in het huis, moet je er extra op letten dat de eenheden uit hun bereik worden gehouden.
3. Het is aangeraden het Bedieningspaneel zo te plaatsen dat de Uit/In schakel­toon (die wordt uitgezonden door het Bedieningspaneel) buitenshuis gehoord kan worden.
4. Het Bedieningspaneel moet geplaatst worden binnen een beschermde zone. Zo kan een indringer niet aan het Bedieningspaneel zonder een beschermde deur te openen of zonder door een zone te lopen die beschermd wordt door een PIR-detector als het systeem ingeschakeld is.
5. Het Bedieningspaneel moet geplaatst worden in de buurt van een stopcontact.
6. Als de toepassing telefoonbasis gebruikt zal worden, dan moet het Paneel aangesloten worden op een handig telefoonpunt.
LCD-Bedieningspaneel Toetsenbord en Overzicht LED’S
Opmerking: Het is aangeraden de draad voor telefoonverbinding niet verder
te rekken dan 5m vóór je hem aansluit op het hoofd- of hulpstopcontact van een telefoon.
SNELLE INSTELLING
Om de functie snelle instelling te bedienen en het systeem volledig in te schakelen in 5s met overschrijving van het geprogrammeerde Uitstel Buitengaan, druk op:
Gebruikerspincode
PANIEKALARM
Een Volledige Alarmtoestand kan onmiddellijk opgestart worden op elk moment (of het systeem nu in- of uitgeschakeld is) in geval van dreiging of gevaar. Dit doe je door een Paniekknop te activeren op de Afstandsbediening of op het Bedieningspaneel.
Afstandsbediening:
Schuif de Paniekknop naar boven.
Bedieningspaneel:
Druk op en hou de knop ongeveer drie seconden ingedrukt. Het alarm blijft aan tijdens de duur van het alarm totdat het systeem zich automatisch reset of totdat het systeem uitgeschakeld wordt.
Sabotage
Als het batterijdeksel van een toestel verwijderd wordt of als de Sirene of het Bedieningspaneel verwijderd worden van de muur, dan start een Volledige Alarmtoestand; zelfs als het systeem uitgeschakeld staat. De alarmtoestand blijft aan tijdens de duur van het alarm totdat het systeem zich automatisch reset of totdat het systeem uitgeschakeld wordt. De LED 'ALARM GEHEUGEN' op het Bedieningspaneel biept om de zoveel seconden om aan te duiden dat een alarm is voorgevallen.
Opmerking: De mogelijkheid tot Sabotagebescherming op de Sirene werkt onafhankelijk. Als de Sabotage op de Sirene wordt geactiveerd, verschijnt dit niet op het Bedieningspaneel.
NLNL
-57--8-
INSCHAKELEN
Het system kan ingesteld worden in INSCHAKELMODUS via de Afstandsbe­diening of het Bedieningspaneel als volgt:
7. Plaats het Bedieningspaneel zeker op 1m van grote metalen objecten, (bv. spiegels, radiators, enz.), omdat dit het radiobereik van het Bedieningspaneel kan beïnvloeden.
Afstandsbediening:
Druk op de knop 'INSCHAKELEN'
Bedieningspaneel:
Druk op de knop Inschakelen, gevolgd door de Gebruikerspincode en de knop Enter
Gebruikerspincode
Door te drukken op wordt het geprogrammeerde Uitstel buitengaan overschreven tot 5 seconden.
GEDEELTELIJK INSCHAKELEN 1
Het systeem kan ingesteld worden in SELECTIEVE INSCHAKELMODUS 1 via de Afstandsbediening of het Bedieningspaneel als volgt:
Afstandsbediening:
Druk op de knop 'SELECTIEF INSCHAKELEN'
Bedieningspaneel:
Gebruikerspincode
Door te drukken op wordt de geprogrammeerde Inschakel Vertraging overschreven tot 5 seconden.
HET BEDIENINGSPANEEL OPSTELLEN
1. Draai de twee vastgezette vijsjes bovenaan het paneel los en open het deksel. Het deksel hangt vast aan de onderste rand.
2. Maak de twee back-up accu’s van het paneel los en verwijder ze.
3. Hou het Bedieningspaneel in positie op de muur en duid de posities aan van de vier montagegaten. Verwijder het panel en boor vier 5mm gaten en steek de muurpluggen van 25mm erin.
BELANGRIJK: Boor de montage gaten niet als het Bedieningspaneel in positie is; het vrijkomende stof en trillingen kunnen de interne onderdelen van het bedieningspaneel beschadigen en de garantie ongeldig maken.
4. Steek twee schroeven van 18mm No.4 bijna helemaal in de bovenste gaten en hang het Bedieningspaneel over deze schroeven via de twee sleutelgatgleuven
in de bovenste hoeken van de behuizing.
5. Leg de kabel vanuit de adapter aan langs de rechter achterzijde van
het Bedieningspaneel; verbind de stekker met het gelijkstroom-stopcontact in het paneel. Zorg ervoor dat de kabel niet vastzit tussen het paneel en de muur.
6. Maak het Paneel vast aan de muur met twee schroeven van 18mm No. 4 in de
lagere twee Montagegaten in het paneel en draai de hogere schroeven vast totdat die de behuizing juist vasthouden. Draai de schroeven niet te vast, omdat dit de behuizing kan beschadigen en/of vervormen.
GEDEELTELIJK INSCHAKELEN 2
Het systeem kan ingesteld worden in SELECTIEVE INSCHAKELMODUS 2 via de Afstandsbediening of het Bedieningspaneel als volgt:
Afstandsbediening:
Druk twee keer op de knop 'SELECTIEF INSCHAKELEN'.
Bedieningspaneel:
Gebruikerspincode
Door te drukken op wordt de geprogrammeerde Inschakel Vertraging overschreven tot 5 seconden.
UITSCHAKELEN
Het system kan ingesteld worden in UITSCHAKELMODUS via de Afstands-
7. Zorg ervoor dat de Jumpers 'Reset' en de 'Sirene sabotagedetectie op vaste
circuits' in de OFF-positie staan.
8. Verbind Accudraden met de back-up accu’s en plaats deze terug.
Batterij 1 (boven): Rode draad naar +V batterij-uiteinde
Blauwe draad naar -V batterijuiteinde
Batterij 2 (onder): Blauwe draad naar +V batterijuiteinde
Zwarte draad naar -V batterijuiteinde
Belangrijk: Wees voorzichtig als je accudraden aansluit op de accu’s, aangezien een verkeerde aansluiting de accu’s of het Bedieningspaneel kan beschadigen.
Opmerking: De stroom-LED kan oplichten om aan te duiden dat het apparaat werkt vanuit de back-up accu’s en dat de hoofdstroom niet aanwezig is.
-9--56-
NLNL
9. Sluit het deksel van het Bedieningspaneel en draai deze dicht met de schroeven.
Opmerkingen:
Druk op om een 3,6s pauze in te voeren in de kiessequentie.
10. Steek de stekker in het stopcontact (de Stroom-LED licht op).
11. Indien nodig verbind je het Bedieningspaneel met de telefoonlijn via de bijgeleverde kabel. Je steekt de kleine RJ11 plug in het contact met aanduiding LIJN op de onderste rand van het Bedieningspaneel.
12. Als de bijgeleverde kabel niet lang genoeg is om een geschikt telefoonpunt te bereiken, kan je hem verlengen met een koppeling en verlengdraad (niet bijgeleverd).
Opmerking: Als het sabotegealarm van het Paneel aangaat tijdens de installatie, reset het alarm door de volgende code in te drukken op: het toetsenbord van het Bedieningspaneel.
Bovenste Montagegat
Klemmenstrook
Externe Jumper Sabotage P51
Reset Jumper P1
RS232 Interface Oortelefoon-gat
Gat stroom­toevoer
+V Uiteinde (rode draad)
-V Uiteinde (blauwe draad)
Bovenste Montagegat
+V Uiteinde (blauwe draad)
-V Uiteinde (zwarte draad)
Druk op om de cursor naar links te bewegen.
Druk op om de cursor naar rechts te bewegen.
Druk op om het karakter onder de cursor te verwijderen.
Druk op en hou vast om het hele telefoonnummer te wissen.
Nadat je alle gewenste telefoonnummers hebt geprogrammeerd, druk op: om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu Instellen Tel. Toeg. Contr..
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Als je het huis verlaat, moet het systeem Ingeschakeld worden. Maar vooraleer je dit doet, controleer of alle ramen dicht en op slot zijn, of alle beschermde deuren dicht zijn en of de PIR-detectors niet gehinderd worden. Zorg ervoor dat huisdieren verblijven in zones die niet beschermd zijn door de PIR-detectors.
Het systeem heeft drie inschakelmodi: Inschakelen, Selectief inschakelen 1 en Selectief inschakelen 2. Door de modi Selectief inschakelen zijn de geselecteerde zones in Uitgeschakelde status en zijn de andere zones van het systeem Ingeschakeld.
Als het systeem Ingeschakeld is (in eender welke modus) verschijnt een paar seconden de inschakelmodus en de status van de tel.toegangs controle op het bedieningspaneel. Als het opgezet wordt, start het systeem Inschakel vertraging en wordt er afgeteld op het scherm. Wanneer de Inschakel vertraging over is, biept het Bedieningspaneel. De biep-snelheid verhoogt terwijl de vertraging vermindert. Op het einde van de Inschakel vertraging worden alle actieve zones ingeschakeld. Dan moet de gebruiker het huis verlaten hebben en de deur gesloten hebben.
Lager Montagegat
Binnenzicht van Bedieningspaneel
Als een detector op een actieve zone geactiveerd wordt terwijl het systeem ingeschakeld staat, zal indien ingeschakeld het geprogrammeerde Uitschakel vertraging voor die zone starten en begint het aftellen op het scherm. Het Bedieningspaneel biept op het einde van de Uitschakel vertraging; de biepsnelheid verhoogt terwijl de Vertraging vermindert. Als het systeem niet uitgeschakeld wordt op het einde van de Uitschakel vertraging, gaat het alarm af. Maar als de Uitschakel vertraging uitgeschakeld werd voor de geactiveerde zone, gaat het alarm onmiddellijk af.
Op het einde van de geprogrammeerde duur van het alarm stoppen de sirene en het Bedieningspaneel; het systeem zal zich automatisch weer inschakelen.
-55--10-
NLNL
STATUS
Dit stelt de gebruikers in waarmee de mogelijkheid Tel. Toeg. Contr. werkt. Als je het instelt op 'Selectief' werkt de Tel. Toeg. Contr. enkel met die gebruikers die ingeschakeld werden in sectie '9-2 Instelling Selectieve Gebruiker’.
HET BEDIENINGSPANEEL & AFSTANDSBEDIENING TESTEN
1. Druk op , , om het system in Testmodus te zetten. WALKTEST verschijnt.
Standaardinstelling: ALLEMAAL AF
Doorloop het menu totdat '9-1 Set Latch Key' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties (Allemaal aan, allemaal Af en Gedeeltelijk) totdat de gewenste instelling verschijnt.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
INSTELLING SELECTIEVE GEBRUIKER
Dit geeft controle over met welke gebruikers de mogelijkheid Tel. Toeg. Contr. werkt in 'Selectief'.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat '9-2 Set Partial User' verschijnt en druk op .
Doorloop het menu totdat het gewenste gebruikersnummer (1-5) dat geconfigureerd moet worden, verschijnt. De huidige status wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de Tel. Toeg. Contr. voor de gebruiker in te schakelen, of Druk op om de Tel. Toeg. Contr. voor de gebruiker uit te schakelen.
Na de gewenste configuratie alle Gebruikers druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu Instellen Tel. Toeg. Contr..
TEL. TOEG. CONTROLE
Doorloop het menu totdat '9-3 SET LATCH KEY TEL NUMBER’ verschijnt en druk op .
Doorloop het menu totdat het gewenste telefoonnummer (1-2) verschijnt. De
huidige status wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het nieuwe telefoonnummer in (32 digits max).
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
2. Druk op om Looptest te activeren. WALKTEST WAITING verschijnt.
3. Druk op de knop 'INSCHAKELEN' op de afstandsbediening. Als de toets ingedrukt wordt, biept het Bedieningspaneel en het type van het toestel en de knop verschijnt op het scherm.
Druk om de beurt op de andere knoppen op de afstandsbediening. Bij elke druk die ingedrukt wordt, biept het Bedieningspaneel en wordt de ingedrukte knop getoond op het scherm.
4. Test het bereik van de afstandsbediening door op de knop 'UITSCHAKELEN' op de afstandsbediening te drukken binnen en rond het gebouw en in alle plaatsen waar je detectors wil installeren. Controleer of het Bedieningspaneel het signaal ontvangt van de afstandsbediening als de knop 'UITSCHAKELEN' ingedrukt wordt.
5. Druk op om naar het bovenste niveaumenu te gaan van de TESTMODUS.
PASSIEVEINFRAROOD DETECTORS
PIR-detectors waren ontworpen om beweging te detecteren in een beschermde zone door veranderingen in infrarode stralingsniveaus te detecteren als een persoon beweegt binnen of langs het zichtveld van de apparaten. Als er beweging waargenomen wordt, wordt een alarmsignaal verzonden, (als het systeem ingeschakeld is en de alarmzone actief is).
Opmerking: PIR-detectors detecteren ook dieren, dus zorg ervoor dat huis­dieren niet toegelaten zijn in zones die uitgerust werden met Passieve Infrarode Detectors als het systeem ingeschakeld is.
De PIR-detector werkt met een 3.6V Lithiumbatterij grootte 1/2 AA die onder normale omstandigheden een gewone levensduur van ongeveer 4 jaar heeft. Als het batterijniveau daalt, met de PIR in normale modus en het batterijdeksel in plaats, licht de LED achter het detectievenster op als er beweging waargenomen wordt. Als dit gebeurt, moeten de batterijen zo vlug mogelijk vervangen worden.
EEN HANGLOKATIE ZOEKEN
De PIR-detector is enkel geschikt voor droge lokaties binnenshuis.
De aanbevolen positie voor een PIR-detector is in een kamerhoek op een hoogte tussen 1,8 en 2m. Op deze hoogte heeft de detector een maximaal bereik tot 10m met een zichtveld van 110°; de PCB moet wel in 5 ingesteld zijn. De positie van de PCB binnen de PIR kan in 5 verschillende posities ingesteld worden om het bereik van de detector aan te passen. Als je de PCB in positie 3 zet, dan
NLNL
-11--54-
daalt het bereik tot ongeveer 7m; met positie 1 heb je een bereik van ongeveer 5m. De aanbevolen positie-instelling voor de PCB is positie 5.
Als je nadenkt en beslist over de hangpositie voor de detector, moeten de volgende punten in acht genomen worden om een probleemvrije werking te verzekeren:
1. Plaats de detector niet tegenover een venster of op een plaats waar hij blootgesteld aan of gericht is op rechtstreeks zonlicht. PIR-detectors zijn niet geschikt voor gebruik in serres.
2. Plaats de detector niet ergens waar hij blootgesteld wordt aan ventilators.
3. Plaats de detector niet onmiddellijk boven een warmtebron (bv. radiator, boiler, enz.).
4. Waar mogelijk plaats je de detector in de kamerhoek, zodat de logische weg van een indringer het waaierdetectie-patroon snijdt. PIR-detectors reageren efficiënter op beweging langs het toestel dan op beweging direct gericht naar het toestel.
Plaats de detector niet op een plaats waar hij last heeft van buitensporige trillingen.
5. Zorg ervoor dat de gekozen positie van de PIR-detector binnen het doeltreffende bereik is van het systeem, (zie Systeeminstallatie en handleiding).
NLNL
-53--12-
BIEP INSCHAKEL VERTRAGING
Dit beheert de waarschuwingsbiep die werkt tijdens de tijd Inschakel Vertraging als Selectief inschakelen 2 actief is.
Opmerking: Als het system ingeschakeld is, mogen huisdieren niet in een beschermde zone lopen die beschermd is door een PIR-detector. Hun beweging kan de PIR aanzetten en een alarm veroorzaken.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':7-3 Exit Delay Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de biep Inschakel Vertraging in te schakelen of Druk op om de biep Inschakel Vertraging uit te schakelen.
Druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu instellen Selectief inschakelen 2.
INSTELLING TIJD & DATUM
8-1 Datum jj/mm/dd
JJ/MM/DD
PROGRAMMEER
MODUS
8. Tijd en datum
8-2 Tijd uu/mm/ss
UU/MM/SS
Doorloop het menu totdat ':8 TIME&DATE' verschijnt en druk op: .
Opmerking: Na configuratie van Tijd & Datum druk je op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
DATUM
Doorloop het menu totdat '8-1 Date' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef de datum in volgens formaat 'jj/mm/dd’.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
DE PIR-DETECTORS INSTALLEREN
Zorg ervoor dat het system in de Testmodus staat.
1. Maak de schroef los uit de onderkant van de PIR. Trek voorzichtig de bodem van de detector los van het deksel aan de achterkant en glij dan naar beneden om de bovenste clips los te halen.
Deksel aan achterkant
Vijs
2. Boor voorzichtig de nodige ophang­gaten volledig uit in het deksel aan de
2de Hangposities
achterkant met een 3mm boor. Het hangt ervan af of je de eenheid in een hoek hangt of tegen een rechte muur.
1e Hang-
Opmerking: Gebruik het eerste gat
posities
om het toestel in een hoek te installeren;gebruik het tweede gat om het tegen een muur te installeren.
3. Terwijl je het achterste deksel gebruikt als model, duid je de posities aan van de gaten op de muur.
4. Maak het achterste deksel vast aan de muur met twee 18mm No.4 schroeven en 25mm muurpluggen, (een 5mm gat is nodig voor de muurpluggen). draai de schroeven niet te vast, want dit kan het deksel vervormen of beschadigen.
Ophangen in hoek
5. Configureer de PIR-detector zoals hieronder beschreven wordt. Denk eraan dat bij een eerste installatie het toestel getest moet worden en dus in de Looptestmodus gezet moet worden.
6. Ga na of de PCB van de detector geplaatst en ingesteld werd in de juiste positie om het gewenste detectiebereik te verkrijgen. Om de PCB-positie te veranderen, schuif je die simpelweg op en neer en zorg je ervoor dat de plaatsingspoten overeenkomen met het gewenste positienummer op het bord.
7. Om de PIR-detector weer vast te maken aan het achterste deksel, plaats de clips in de bovenste rand in het achterste deksel. Duw de onderste rand van
NLNL
-13--52-
de detector op zijn plaats en steek de schroef terug in de onderste rand van de PIR om alles in positie te houden. Draai de schroeven niet te vast, aangezien dit de behuizing kan beschadigen.
DE PIR-DETECTORS INSTELLEN
Op de PCB van de PIR-detector staat een twee-positie DIP-switch (SW2). Als je de Looptest uitvoert, zorg er dan voor dat de DIP-switch SW2 als volgt geïnstalleerd is:
SW2 DIP1 DIP2 AAN AF
7-1 INSCHAKEL VERTRAGING...sec
PROGRAMMEER
7. SELECTIEF INSCHAKELEN 1
7-2Biep UITSCHAKEL VERTRAGING xxx
MODUS
7-3 Biep INSCHAKEL VERTRAGING: xxx
DIP-switch (SW2)
1. DIP1 van SW2 wordt gebruikt om de PIR-detector te configureren voor de looptest. Hierdoor kan de werking van de detector gecontroleerd worden tijdens installatie zonder dat het volledige alarm afgaat. DIP1 van SW2: AAN Looptestmodus
AF Normale modus
Opmerking: Bij een eerste installatie moet de detector in Looptestmodus gezet worden, zodat hij klaar is voor de test. Na de beëindiging van de Looptestmodus stel DIP1 van SW2 in op AF voor normale detectiemodus.
2. De PIR-detector bevat een anti-vals alarmsysteem dat ontworpen is voor situaties waarin de detector beïnvloed kan worden door omgevingsinvloeden, (bv. Insecten, luchttemperatuur, enz.). Dit systeem heet “detectiegevoelig­heid” en kan op hoge of lage detectie ingesteld worden.
De aanbevolen instelling is de hoge gevoeligheidsdetectie. Maar in geval van extreme omgevingsproblemen of als er zich onverklaarbaar vals alarm voordoet, kan je beter de lage gevoeligheidsdetectie selecteren.
Stel de gewenste gevoeligheidsdetectie in via DIP2 van SW2 als volgt:
DIP2 van SW2 AAN hoge gevoeligheidsdetectie
AF lage gevoeligheidsdetectie
Opmerking: Hoe hoger de gevoeligheidsdetectie , hoe minder beweging nodig is vooraleer de PIR-detector het alarm inschakelt.
Selecteer
AAN->* AF->#
Selecteer
AAN->* AF->#
Selecteer
AAN->* AF->#
Input (1-250) Secs.
INSCHAKEL VERTRAGING
Doorloop het menu totdat ':7-1 Exit Delay’ verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Standaardinstelling: AAN, 30s
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om het Uitstel buitengaan in te schakelen en geef de vereiste uitstel buitengaan-tijd in (1-250s), of Druk op om het Uitstel buitengaan uit te schakelen.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
BIEP UITSCHAKEL VERTRAGING
Dit beheert de waarschuwingsbiep die werkt tijdens de tijd Uitschakel Vertraging als Selectief inschakelen 2 actief is.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':7-2 Entry Delay Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
NLNL
Druk op om de biep Uitschakel Vertraging in te schakelen of Druk op om de biep Uitschakel Vertraging uit te schakelen.
-51--14-
INSCHAKEL VERTRAGING
Doorloop het menu totdat ':1 Exit Delay' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
3. De instelling van de DIP1 & DIP2 van SW2 is zichtbaar op de LED-aanduiding als volgt:
Standaardinstelling: AAN
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de Inschakel Vertraging in te schakelen en geef de vereiste Inschakel Vertraging in (1-250s), of Druk op om het Inschakel Vertraging uit te schakelen.
Druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu instellen Selectief inschakelen 1.
BIEP UITSCHAKEL VERTRAGING
Dit beheert de waarschuwingsbiep die werkt tijdens de tijd Uitschakel Vertraging als Selectief inschakelen 1 actief is.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':6-2 Entry Delay Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de biep Uitschakel Vertraging in te schakelen of Druk op om de biep Uitschakel Vertraging uit te schakelen.
BIEP INSCHAKEL VERTRAGING
Dit beheert de waarschuwingsbiep die werkt tijdens de tijd Inschakel Vertraging als Selectief inschakelen 1 actief is.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':6-3 Exit Delay Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de biep Inschakel Vertraging in te schakelen of Druk op om de biep Inschakel Vertraging uit te schakelen.
INSTELLING SELECTIEF INSCHAKELEN 2
Doorloop het menu totdat ':7 PARTIAL ARM 2' verschijnt en druk op .
Aan/Af Selectie DIP1 van SW2 DIP2 van SW2 Inschakelreactie van LED
AAN Looptestmodus Hoge LED gaat zo aan. Het
gevoeligheid veronderstelt hoge
gevoeligheid.
Lage LED licht twee keer op. gevoeligheid Het veronderstelt lage
gevoeligheid.
AF Normale modus Hoge/Lage LED licht niet op.
gevoeligheid
Kortom, de instelling van DIP1 & DIP2 van SW2 wordt als volgt samengevat:
SW2 DIP1 DIP2 AAN Looptestmodus Hoge gevoeligheid AF Normale Modus Lage gevoeligheid
4. Plaats de 1/2 3.6V Lithiumbatterij in het batterijvak.
Opmerking: Als de batterij geplaatst is, flitst de LED achter de lens op voor 2-3 minuten ter opwarming totdat de PIR gestabiliseerd is. De LED flitst dan niet meer op
5. In normale modus verwijder het achterste deksel van de PIR-detector. De LED van de detector licht op en het Bedieningspaneel biept. Dit komt doordat de sabotageschakelaar op de detector geactiveerd wordt.
6. Als de detector volledig geïnstalleerd is,d.w.z. batterijdeksel zit er terug op, zal de detector geen beweging waarnemen gedurende ongeveer 2 minuten na elke activatie. (Dit systeem is aanwezig om batterijkracht te behouden en de levensduur van de batterij te maximaliseren.)
7. Om te communiceren met het Bedieningspaneel moet het Bedieningspaneel de ID-code van de detector leren. Als je drukt op de sabotageschakelaar naast de PCB op de Detector, wordt ID-code onmiddellijk naar het Bedieningspaneel verzonden. Het Bedieningspaneel staat wel in de Zone instellen-modus.
DE PIR-DETECTORS TESTEN Zorg ervoor dat het systeem in Testmodus staat.
NLNL
Opmerking: Op het einde van de configuratie Gedeeltelijk inschakelen 2 druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu
Als de PIR-detector in Testmodus staat en opgehangen is aan de muur, geef de detector 2-3 minuten om te stabiliseren vóór je begint met de Looptest.
-15--50-
1. Gebruik en knoppen om het menu te doorlopen totdat 'WALKTEST'
verschijnt.
Druk op om de Looptest te activeren. 'WALKTEST WAITING.verschijnt.’
2. Loop naar en beweeg in de beschermde zone; elke keer dat de detector beweging waarneemt flitst de LED achter de lens. Bovendien biept het Bedieningspaneel om aan te duiden dat het alarmsignaal ontvangen werd. De identificatie van de zone waarvoor de detector werd geconfigureerd verschijnt op het scherm.
Indien nodig pas je het detectiebereik aan door de ophangpositie van de PCB te veranderen binnen de PIR-behuizing.
Opmerking: In normale werking flitst de LED achter de PIR-lens niet op bij waarneming van een beweging, (tenzij de batterij leeg is).
Indien nodig pas het detectiepatroon weer aan door de ophangpositie van de PCB te veranderen binnen de PIR-omgeving.
3. Verwijder het achterste deksel van de PIR-detector. Het Bedieningspaneel biept en toont de naam van de detector om aan te duiden dat de sabotage­schakelaar van de detector geactiveerd werd.
4. Druk op om terug te keren naar het bovenste menu van de TESTMODUS.
5. Herconfigureer de PIR-detector voor normale modus door DIP1 van SW2 op AF te zetten en plaats terug in positie.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':5-2 Entry Delay Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de biep Uitschakel Vertraging in te schakelen of Druk op om de biep Uitschakel Vertraging uit te schakelen.
BIEP INSCHAKEL VERTRAGING
Dit beheert de waarschuwingsbiep die werkt tijdens de tijd Uitstel buitengaan als Volledig inschakelen actief is.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':5-3 Exit Delay Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de biep Inschakel Vertraging in te schakelen of Druk op om de biep Inschakel Vertraging uit te schakelen.
INSTELLING GEDEELTELIJK INSCHAKELEN 1
PROGRAMMEER
MODUS
Opmerking: Als de detector volledig geïnstalleerd is, d.w.z. batterijdeksel terug op zijn plaats, neemt de eenheid geen beweging waar gedurende
MAGNEET CONTACT
Het Magneetcontact bestaat uit twee delen: een Detector en een Magneet. Ze werden ontworpen om aan deuren of vensters te hangen. De Magneet hangt aan het openingsdeel en de Detector aan het kozijn. Als je de beschermde deur/het venster opent, wordt het magnetische veld verwijdert en zal de Detector aanspringen. Dit start een alarmtoestand, (als het systeem ingeschakeld is en de alarmzone actief is).
De Detector gebruikt een 3.6V 1/2 AA grootte Lithiumcel die onder normale omstandigheden een gewone levensduur heeft van ongeveer 5 jaar. Onder normale batterij-omstandigheden met het batterijdeksel gesloten, licht de LED op de Detector niet op als de Detector gestart wordt, (tenzij in testmodus). Maar onder lage batterij-omstandigheden licht deze LED op als de detector aangaat. Als dit gebeurt, moet je zo vlug mogelijk de batterij vervangen.
6. SELECTIEF INSCHAKELEN 1
6-1 Inschakel Vertraging sec
Selecteer
AAN->* AF->#
6-1 Biep Uitschakel Vertraging: xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
6-3 Biep Inschakel Vertraging: xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
Input (1-250) Secs
Doorloop het menu totdat ':6 PARTIAL ARM 1' verschijnt en druk op .
Opmerking: Op het einde van de configuratie Selectief inschakelen 1 druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
-49--16-
NLNL
INSTELLING VOLLEDIG INSCHAKELEN
PROGRAMMEER
MODUS
Voor dubbele veiligheid zitten er twee sabotageschakelaars op de Detector. (FIGUUR 2) Als je de Detector verwijdert van de beschermde deur/het venster of als je het batterijdeksel verwijdert, ontstaat er een volledige alarmtoestand.
EEN OPHANGLOKATIE ZOEKEN
het Magneetcontact is enkel geschikt voor droge plaatsen binnenshuis.
5. VOLLEDIG INSCHAKELEN
5-1 Inschakel Vertraging
Selecteer
AAN->* AF->#
6-2 Biep Uitschakel Vertraging: xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
6-3 Biep inschakel Vertraging: xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
Input (1-250) Secs.
Doorloop het programmeermenu totdat '5 FULLY ARM' verschijnt en druk op
Opmerking: Op het einde van de configuratie volledig inschakelen druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
INSCHAKEL VERTRAGING
Standaardinstelling: AAN 30s
Doorloop het menu totdat ':5-1 Exit Delay' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Beslis welke deuren/vensters moeten beschermd worden door de Magneet­detectors, (gewoonlijk worden minimaal de voor- en achterdeuren uitgerust met Magneetcontacten). Bijkomende detectors kunnen ook geplaatst worden waar het nodig is voor andere kwetsbare deuren of vensters (bv. Garage, terras/ serredeuren, enz.).
Opmerking: Wees voorzichtig als je de Detector aan een metalen kozijn vast­maakt of hem ophangt binnen 1m van metaalwerk (d.w.z. radiators, waterleiding-en, enz.), aangezien dit het radiobereik van het toestel kan beïnvloeden. Indien nodig moet je een afstand creëren tussen de magneet en detector en het metalen oppervlak door een plastic of houten scheiding te plaatsen. Zo wordt het nodige radiobereik behaald.
DE MAGNEETCONTACTEN INSTALLEREN Zorg ervoor dat het systeem in Testmodus staat.
1. Maak de schroeven aan de onderkant van de Detector los en verwijder ze. Verwijder het batterijdeksel door het te laten schuiven en op te heffen. (Gebruik GEEN schroevendraaier om het deksel op te heffen).
2. Steek de bijgeleverde 3.6V Lithium
Batterijdeksel
batterij erin met de negatieve (-) gericht naar de batterijveer.
3. Hang de Detector op het kozijn naast de openingsrand tegenover de scharnieren en gebruik ofwel dubbelklevende plakband ofwel de bijgeleverde schroeven.
Druk op om de Inschakel Vertraging in te schakelen en geef de vereiste uitstel buitengaan-tijd in (1-250s), of Druk op om het Inschakel Vertraging uit te schakelen.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
Druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu instellen volledig inschakelen.
BIEP UITSCHAKEL VERTRAGING
Dit beheert de waarschuwingsbiep die werkt tijdens de tijd Uitschakel vertraging als Volledig Inschakelen actief is.
Als je de Detector met schroeven vastzet, steek de Sleutelgatgleuf in de bovenkant van de Detector over de kop van een kleinere schroef met universele kop. Maak de onderkant van de Detector vast met een 12mm verzinkboorschroef die in het batterijcompartiment geplaatst wordt. Je moet het midden van het schroef-gat uitboren met een 3mm boor. Draai de schroeven niet te vast, aangezien dit de behuizing kan vervormen of beschadigen.
Plaats de Magneet tegen het bewegende deel van de deur/het venster tegenover de Detector met dubbelzijdige tape of 15mm schroeven.
-17--48-
NLNL
4. Zorg ervoor dat de parallelle kloof tussen de Magneet en de Detector kleiner is dan 10mm en dat de pijl op de Magneet naar de aanduiding op de Detector wijst en ermee overeenkomt.
5. Als verschillende vensters beschermd moeten worden, verwijder de bijge­leverde onafhankelijke draad en pas de draad aan volgens de specificaties die hieronder beschreven worden. Dit moet aangesloten worden op het uiteinde­blok in het batterijcompartiment in serieverbinding. Het aangesloten contact moet verbonden worden via twee kerndraden (24AWG) met een maximale lengte van 1,5m.
Een uitsnijding voor een kabelingang is beschikbaar en bevindt zich naast het uiteindeblok.
6. Plaats het batterijdeksel terug.
Standaardinstelling: 3
Doorloop het menu totdat ':3 one call ring' verschijnt en druk op .
Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het gewenste aantal ringtonen (2-9) in.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
INTERVAL TUSSEN RINGTONEN VOOR DUBBEL GESPREK
Het interval tussen ringtonen verschilt enorm in elk land. Voeg altijd 2s extra toe aan de interval ringtonen van jouw land.
DE MAGNEET CONTACTEN INSTELLEN
1. Op de PCB van de Detector staat er een twee-positie DIP-switch (SW2).
Sabotageknop
DIP-switch (SW2)
Sabotageknop
2. DIP-switches 1-2 worden gebruikt om het interne of externe bedraadde magnetisch contact in/uit te schakelen.
Aan/Af Selectie DIP1 van SW2 DIP 2 van SW2 AAN Intern aan Extern aan AF Intern af Extern af
Standaardinstelling: 13s
Doorloop het menu totdat ':4 Double Call Time' verschijnt en druk op .
De huidige instelling wordt ook getoond. Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het gewenste aantal intervallen van ringtonen (5s-15s) in.
Opmerking: De duur van de tweede keer bellen hangt af van de interval van ringtoon die je hebt ingegeven. Geef 5s in, het wordt 6-20s. Geef 13s in, het wordt 14-28s. Geef 15s in, het wordt 16-30s.
KIESMETHODE
Dit kenmerk laat toe dat de telefoonkiezer geconfigureerd wordt voor het type uitwissel waaraan hij is aangesloten.
Standaardinstelling: toon/DTMF
Doorloop het menu totdat ':4-4 Dial Method Setup' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties (Toon/DTMF en Pulse) totdat de gewenste instelling verschijnt.
NLNL
Interne verbinding Externe verbinding
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
-47--18-
CONTROLE MET TELEFOON OP AFSTAND
Doorloop het menu totdat ':4-3 Remote TEL Control Setup verschijnt en druk op .
Standaardinstelling: AAN
Om de instelling te veranderen, druk op .
Als je de DIP1 & DIP2 naar 'Af' zet, blijft enkel het interne contact actief. Als twee contacten tegelijkertijd gebruikt worden voor interne en externe verbinding, wordt één activatie geteld als een van de contacten geopend wordt; als beide contacten moeten gesloten worden, beschouwt de Detector hen als gesloten.
3. Als alleen externe contacten aangesloten worden op de Detector, zet de DIP1 in 'Af' en de DIP2 in 'Aan'.
Druk op om de controle met telefoon op afstand in te schakelen. Druk op om de controle met telefoon op afstand uit te schakelen
AANTAL OPROEPEN KIEZEN
Deze mogelijkheid beheert het aantal gekozen oproepen via de aangesloten telefoonlijn.
Standaardinstelling: één oproep Doorloop het menu totdat ':2 Remote Type verschijnt en druk op .
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties:One Call & Double Call(Een gesprek & dubbel gesprek) totdat de gewenste instelling verschijnt.
EEN OPROEP (ONE CALL)
Het aantal ringtonen voor het Bedieningspaneel moet groter zijn dat dat van het ingestelde aantal ringtonen. Hierdoor beantwoordt het bedieningspaneel het gesprek en zendt dit drie bieps op de telefoonlijn voor een Gebruikerspaswoord dat ingegeven moet worden via het telefoontoetsenbord.
DUBBELE OPROEP (DOUBLE CALL)
Dit kenmerk is geschikt voor gebruik bij een fax of antwoordapparaat die exterb
aangesloten is op een Bedieningspaneel. De procedure gaat als volgt:
1. Bel naar het systeem en hang op na twee ringtonen.
2. Bel terug naar het systeem binnen 28s maximum (14s minimum); de interval tussen de ringtonen moet gebeuren op 13s. Dan neemt het systeem op na 1 ringtoon. Opmerking: De maximum en minimum periode om het systeem terug te bellen, hangt af van de interval tussen de ringtonen die je hebt ingevoerd. Zie naar 'INTERVAL VAN RINGTONEN VOOR DUBBEL GESPREK' voor beter begrip.
3. Geef de Gebruikerspincode als gewoonlijk in.
AANTAL RINGTONEN VOOR EEN GESPREK
Het aantal ringtonen voor een gesprek moet ingesteld worden binnen 2-9.
BELANGRIJK: Als externe contacten niet aangesloten worden, zet de DIP1 in 'Aan' en de DIP2 in 'Af' om de Detector correct te laten werken.
4. Om te communiceren met het Bedieningspaneel moet het Bedieningspaneel de ID-code van de detector leren. Als je drukt op de sabotageknop naast de PCB op de Detector, wordt de ID-code onmiddellijk naar het Bedieningspaneel
verzonden. Het Bedieningspaneel staat wel in de Zone instellen-modus.
DE MAGNEETCONTACTEN TESTEN Zorg ervoor dat het systeem in Testmodus staat.
1. Gebruik en knoppen om het menu te doorlopen totdat 'WALKTEST'
verschijnt.
Druk op om de Looptest te activeren. 'WALKTEST WAITING…' verschijnt.
2. Verwijder het batterijdeksel door het eraf te schuiven.
Als het batterijdeksel verwijderd wordt, licht de LED op de Detector ongeveer 1 seconde op om aan te tonen dat de sabotageknop geactiveerd wordt. Bovendien biept het Bedieningspaneel om aan te duiden dat een alarmsignaal ontvangen werd en naam van de detector op het scherm.
3. Open de deur/het venster om de magneet los te maken van de Detector. Als
de magneet los is van de Detector, licht de LED ongeveer 1 seconde op om aan te duiden dat de Detector is aangegaan. Bovendien biept het Bedienings­paneel om aan te duiden dat een alarmsignaal ontvangen werd en de identiteit van de zone waarvoor de Detector is ingesteld, verschijnt.
Opmerking: In normale werking flitst de LED op de Detector niet op bij waarneming van een beweging, (tenzij de batterij leeg is).
4. Indien aangesloten gebruik je het externe Magneetcontact. Als het contact
geopend wordt, licht de LED ongeveer 1 seconde op om aan te duiden dat de Detector is aangegaan en het Bedieningspaneel geeft weer aan dat het signaal ontvangen is.
NLNL
5. Plaats het batterijdeksel terug op de Detector.
6. Druk op om terug te keren naar het bovenste menu van de TESTMODUS.
-19--46-
EXTERNE VERBINDINGEN
Het Bedieningspaneel bevat een klemmenstrook voor de verbinding van vaste circuit-zones (33-36), sirene of Telefoonkiezer. De verbinding uiteinde-blok bevindt zich in het Bedieningspaneel achter het voorste deksel.
BELPOGINGEN
Dit stelt het maximum aantal keer in dat de kiezer probeert het centrale controlestation te bereiken.
Als de kiezer het centrale controlestation een keer met succes heeft bereikt, stopt hij met bellen.
Om toegang te krijgen tot de klemmenstrook druk op
Dit brengt het systeem in Testmodus en voorkomt dat een alarm ontstaat. Maak de twee schroeven aan de bovenste rand van het Bedieningspaneel los en open het voorste deksel.
Vóór je verbindingen maakt, zorg ervoor dat de geheugen-jumper P1 in de OFF­positie staat en trek dan de adaptorstekker uit in het bedieningspaneel en maak de rode draad van de back-up accu’s los.
Gewisselde 12V
gelijkstroomoutput voor
externe sirene
(300m A max)
Permanente
12V gelijkstroom-
stroomtoevoeroutput
(100m A max)
Vastzettend
Relaiscontact
(Spanningsvrij)
Zoneverbindingen
met Vast circuit
(gebruikt
normaal gesloten
contacten)
T1 (Zone 33) T2 (Zone 34) T3 (Zone 35) T4 (Zone 36)
Vaste circuit-zone en sabotage­knoppen moeten spanningsvrij zijn en normaal gesloten worden, met de contacten die openen om een alarm te starten.
Opmerking: Jumper P51 moet enkel in de ON-positie geplaatst worden, als het externe vast sabotagecircuit gebruikt wordt. Anders moet hij in de OFF-positie staan.
Nadat je externe verbindingen gemaakt zijn, sluit dan de stroomtoe­voer en de backupaccu’s weer aan. Sluit daarna het deksel van het Bedieningspaneel en draai de schroeven vast aan de bovenste rand
Stroomtoevoerpakket
Batterij 12V
gelijkstroominput
Indringerscircuit Verbindingen voor Externe toestellen
van het Bedieningspaneel.
Detail uiteindeblok
Standaardinstelling: 3
Doorloop het menu totdat ':3 Call Attempts' verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op
Geef het gewenste nummer in (1-5).
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
AAN/UIT DOOR GEBRUIKER
Dit bepaalt, wanneer een gebruiker een keuze maakt om het systeem uit te schakelen (Open) of in te schakelen (Dicht), of een event-code 401 nodig is om naar het centrale controlestation te zenden. Als je 'Aan' instelt, wordt een event­code 401 verzonden; als je 'Af' instelt, wordt een event-code 401 niet verzonden.
Standaardinstelling: UIT
Doorloop het menu totdat ':4 Open/Close By User’ verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de event-code te verzenden. Druk op om de event-code niet beginnen te verzenden.
INSTELLING CONTROLE OP AFSTAND
Doorloop het menu totdat ':4-3 Remote TEL control setup’ verschijnt en druk op .
Opmerking: Op het einde van de instelling Tel controle op afstand druk je op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
NLNL
-45--20-
INSTELLING DIGITALE KIEZER
HET SYSTEEM TESTEN
Doorloop het menu totdat '4-2 Digital Dial Setup’ verschijnt en druk op .
Opmerking: Op het einde van de Instelling Digitale kiezer druk op om terug te keren naar het bovenste niveau programmeermenu.
TELEFOONNUMMER
Doorloop het menu totdat ':1 Phone No' verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het telefoonnummer in (32 digits max. bereik van 0~9, *, #, .)
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
Opmerkingen:
Druk op om een 3,6s pauze in te voeren in de kiessequentie.
Druk op om de cursor naar links te bewegen.
Druk op om de cursor naar rechts te bewegen.
Druk op om het karakter onder de cursor te verwijderen.
Druk op en hou vast om het hele telefoonnummer te wissen.
ID-NUMMER BEDIENINGSPANEEL
Dit helpt het centrale controlestation een ID-nummer in te stellen voor de gebruiker wiens systeem aangesloten is op hun centrum.
Doorloop het menu totdat ':2 Unit ID No' verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het ID nummer in (4 digits max. gaande van 0-9, B, C, D, E, F)
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
EERSTE TEST
Als het systeem voor de eerste keer geïnstalleerd wordt, is het aangeraden elk toestel op zijn beurt te testen van zodra het geïnstalleerd is (zie testinstructies voor bepaald toestel).
EEN GEÏNSTALLEERD SYSTEEM TESTEN
Het Bedieningspaneel heeft een geprogrammeerde testroutine. Je kan het systeem altijd testen, maar het is aangeraden het systeem te testen op regelmatige tijdstippen die niet langer dan 3 maanden na elkaar volgen.
Het systeem in Uitschakelmodus
Druk op , , Dit zet het systeem in Testmodus. Gebruikerspincode
Gebruik de en knoppen om het menu te doorlopen. Druk op om de getoonde testfunctie of submenu te selecteren.
Opmerking: Nadat alle nodige testfuncties beëindigd werden, druk op om de Testmodus te verlaten en terug te keren naar het Uitschakelmenu.
LOOPTEST (WALKTEST)
Voor je het testen start, zorg ervoor dat er geen beweging is in een PIR beschermde zone, dat alle deuren/vensters beschermd door Magneetcontacten gesloten zijn en dat alle batterijdeksels en behuizingen juist geplaatst zijn.
Doorloop het bovenste niveau Testmodusmenu totdat 'WALKTEST' verschijnt op het scherm en druk op: 'WALKTEST WAITING…' verschijnt.
1. Start elke detector op het systeem door ofwel in een PIR beschermde zone te
2. Bedien de sabotageknoppen van de detector door het omhulsel van het
3. Activeer elke knop op zijn beurt op de afstandsbediening. Elke keer je een
wandelen of door een deur/venster te openen dat beschermd is door een Magneetcontact. Als elke detector aangezet is, belt het Bedieningspaneel om aan te duiden dat een alarmsignaal ontvangen werd en de identiteit van de zone waarvoor de detector geconfigureerd werd, verschijnt.
toestel te openen. Als je met de knoppen bezig bent, Belt het Bedienings­paneel en verschijnt de naam van de zone op het scherm.
knop indrukt, belt het Bedieningspaneel en verschijnt de naam van de knop op het scherm (b.v. TEST REMOTER R01 DISARM)
NLNL
Druk op om de Looptest te verlaten en terug te keren naar het bovenste niveau van het WALKTEST menu.
-21--44-
ALARMTEST
Doorloop het bovenste niveau van het Testmodus menu totdat 'ALARM TEST' verschijnt en druk op .
Doorloop het menu totdat het gewenste alarm verschijnt en druk op om met het geselecteerde alarm 5s te werken.
INSTELLING TELEFOON
PROGRAMMEER
MODUS
4-1 Instelling
Stemkiezer
Selecteer Wirefree Siren Test (Draadloze Sirenetest) om de Externe Solarsirene te bedienen.
Selecteer Hardwired Siren Test om de Sirene van het Bedienings-paneel en de externe Sirenen met vast circuit (indien aangesloten) te bedienen.
Selecteer 'Relais-Test' om de Externe relais-contacten met vast circuit (N.O./N.C.) te bedienen.
Druk op om de Alarmtest te verlaten en terug te keren naar het bovenste niveau van het ALARM TESTmenu.
DRAADLOZE SIRENE AAN/AF Doorloop het bovenste niveau van het ALARM TESTmenu totdat Wirefree Siren Service ON/OFFverschijnt en druk op .
Dit biedt de flexibiliteit om de sirenebatterij te verwijderen of te veranderen. Wacht 10 seconden totdat AAN/AF-verloop is verdwenen; ga daarna verder met het vastmaken van de sirene zoals je zelf wil.
TELEFOONKIEZER-TEST
Doorloop het ALARM TESTmenu totdat 'VOICE DIALER TEST' verschijnt en druk op .
Om de stemkiezer juist te testen, moet je eerst het telefoonnummer instellen, de boodschap opnemen en de alarmkeuze in de programmeermodus inschakelen.
Tijdens de test druk simpelweg op om de test te stoppen.
DIGITALE KIEZER TEST
Doorloop het ALARM TESTmenu totdat 'DIGITAL DIALER TEST' verschijnt en druk op .
Om de digitale kiestest juist te testen, moet je eerst het telefoonnummer en het ID-nummer van de eenheid instellen in de programmeermodus.
Tijdens de test druk simpelweg op om de test te stoppen.
RF OMGEVINGSTEST
Doorloop het bovenste niveau van het ALARM TESTmenu tot 'RF Environment' verschijnt. Als de omgeving vol is van radiofrequentie, verschijnt de aanduiding ENVIRON... BAD op het LCD-scherm.
:1 Tel No.
instellen
:1-1 TEL1
TEL2 TEL3 TEL4 TEL5 TEL6
Input tekst:
Input No.
Verwijderen
:2-1 Hoofdboodschap
Selecteer
Start->* Stop->#
kiezen instellen
:1 telefoonnummer.
Telefoonnummer
ingeven.
2. ID No. eenheid
Geef ID eenheid in
:3-1 HOOFD + INDRINGERSBOODSCHAP
:2 Stem opnemen
:2-2 Indringer
Selecteer
Start->* Stop->#
4-2 Digitaal
:3 Bel Pogingen
Geef 1-5 in:
:3 Stem spelen
Speelt
:3-2 HOOFD + BRANDBOODSCHAP
Start->* Stop->#
:4. AAN/UIT
Gebruiker:
Selecteer
AAN->* AF->#
:3-3 HOOFD + PANIEKBOODSCHAP
Speelt
:3-4 HOOFD + MEDISCHE BOODSCHAP
:4-1 TEL1
Selecteer
AAN->* AF->#
AAN->* AF->#
:2-3 Brand
Selecteer
4-3 Instellen bediening op afstand
:1 Telefonische bediening op afstand instellen
Selecteer
AAN->* AF->#
:2 type afstand
Een gesprek Dubbel gesprek instellen
SpeeltSpeelt
:4 Alarm bellen
:4-2 TEL2
Selecteer
:2-4 Paniek
Selecteer
Start->* Stop->#
:3 Een bel Ring
input (2-9) ringtoon
:4-3 TEL3
Selecteer
AAN->* AF->#
:4-4 TEL4
Selecteer
AAN->* AF->#
:2-5 Medische hulp
Start->* Stop->#
:4 Dubbele gesprekstijd xx Sec.
Input (5-15) Sec.
Selecteer
:5 TEL bevestiging
Input (1-6)
:4-5 TEL5
Selecteer
AAN->* AF->#
:4-6 TEL6
Selecteer
AAN->* AF->#
4-4 Kiesmethode instellen
DTMF Pulse
:6 Kiesronde
Input (1-9)
:7 Speelduur xxx SEC
50 SEC 70 SEC 90 SEC 110 SEC
NLNL
-43--22-
(bv. Telefoonnummer 1 en 3). De ontvanger moet de boodschap bevestigen door te drukken op op hun telefoontoetsenbord.
STANDAARDINSTELLINGEN
Standaardinstelling: 1
Doorloop het menu totdat ':5 TEL Confirm' verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het vereiste nummer in (1-6).
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
KIESRONDES
Dit stelt het maximum aantal keer in dat de kiezer probeert het ingeschakelde telefoonnummer in de Belprocedure te bereiken.
Standaardinstelling: 3
Doorloop het menu totdat ':6 Dial Round' verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond. Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef het vereiste nummer in (1-9).
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
SPEELDUUR ALARMBOODSCHAP
Dit is de totale duur dat de alarmboodschappen worden afgespeeld en herhaald als een gesprek van een stemkiezer beantwoord wordt.
Standaardinstelling: 70s
Doorloop het menu totdat ':7 Play Time' verschijnt. De huidige instellingen worden ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties (50, 70, 90 en 110s) totdat de gewenste instelling verschijnt.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
Gebruikersinstelling
Pincode Admin: 1234
Gebruiker 1~5: Niet
geprogrammeerd Naam Admin. User 1~5 Tel op afstand Admin: AAN
Gebruiker 1~5: AF Gebruikersboodschap opnemen Niet geprogrammeerd Gebruikersboodschap afspelen Niet geprogrammeerd Afstandsbediening Niet geprogrammeerd
Systeeminstelling
Alarmtijd 180s Interne Sirene AAN Externe Sirene AAN Auto Verslag AAN 12u. RF Stoordetectie AF Achtergrondlicht 10s Foutbiep AF, 30s Alarmrelay AAN tot uitschakeling Gesprek afbreken AF Toetstoon AAN GSM-kiezer AF Kiesmodus Stem Draadloze Sirene AAN Draadloos toetsenbord AF Zoneblokkering AAN
Zoneinstelling (1-36)
Naam Geen naam Type Indringer Belmodus AF Zone uitstel binnenkomen 1-36 AF, 30s Gedeeltelijk inschakelen 1 AF Gedeeltelijk inschakelen 2 AF Magnetische O/C Detector AAN Auto verslag AAN Zonestatus AF Zone herinstellen Niet geprogrammeerd Zonesirene AAN
Telefooninstelling/Telefoonkiezer
Telefoonnummers Niet geprogrammeerd Stem opnemen Niet geprogrammeerd Stem afspelen Niet geprogrammeerd Alarm kiezen Alle nummers
uitgeschakeld Tel-bevestigingstijden 1 Rond kiezen 3 Speelduur 70s
Telefooninstelling/digitale kiezer
Telefoon Niet geprogrammeerd Toestel ID No. Niet geprogrammeerd Belpogingen 3 Open/Dicht door gebruiker AF
Telefooninstelling/controle op afstand
Telefooncontrole op afstand AAN Afstandstype Eén belpoging Eén beltoon Bel 3 Dubbele beltijd 13s Kiesmethode DTMF
Instelling Volledig inschakelen
Uitstel buitengaan AAN, 30s Biep uitstel binnenkomen AAN Biep uitstel buitengaan AAN
Instelling Gedeeltelijk inschakelen 1
Uitstel buitengaan AAN, 30s Biep uitstel binnenkomen AAN Biep uitstel buitengaan AAN
Instelling Gedeeltelijk inschakelen 2
Uitstel buitengaan AAN, 30s Biep uitstel binnenkomen AAN Biep uitstel buitengaan AAN
Instelling Tijd & datum
Datum 01/01/05 Zat. Tijd 12:00:00
Instelling Tel. Toeg. Contr.
huissleutel instelling All AF Gedeeltelijke gebruiker instellen AF Huissleutel Tel.-nummer instellen Niet geprogrammeerd
NLNL
-23--42-
FABRIEKSINSTELLING VERANDEREN
1. Druk op
, om het systeem in Testmodus te Gebruikerspincode intoetsen.
2. Maak de schroeven van het Bedieningspaneel los en open het deksel.
opname automatisch afgespeeld.
Opmerking: Druk op om de opnemer te stoppen en de resterende boodschap tijd te annuleren. De boodschap word afgespeeld.
ALARMBOODSCHAPPEN AFSPELEN
Doorloop het menu totdat ':3 Play Voice’ verschijnt en druk op .
3. Verwijder de stekker van de adaptor uit het gelijkstroomstopcontact in het Bedieningspaneel.
4. Maak de batterijdraden los.
5. Plaats Jumper P1 in positie ON
6. Maak de batterijdraden weer vast Verbind de stekker van de Adaptor terug met het gelijkstroomstopcontact in het Bedieningspaneel.
7. Als het Bedieningpaneel opstart, verschijnt 'EEPROM RESET' op het scherm en worden de fabrieksinstellingen opgeslagen in het geheugen. Als de geheugenverandering beëindigd is, verschijnt er 'DISARM READY'. Het Bedieningspaneel wordt nu geherconfigureerd met alle standaard fabrieksinstellingen.
8. Zet de startlink P1 in positie OFF.
9. Sluit het deksel van het Bedieningspaneel en zet de schroeven weer vast.
PROGRAMMEERINSTRUCTIES
Het systeem staat in Uitschakelmodus.
Druk op
Geef pincode in
Het systeem staat nu in Programmeermodus
Gebruik de knoppen om het programmeermenu te doorlopen.
Druk op om de getoonde programmeerfunctie of het submenu te selecteren.
Opmerking:
Nadat alle gewenste functies geprogrammeerd zijn, druk op om de Programmeermodus te verlaten en terug te keren naar de Uitschakelmodus.
Doorloop de beschikbare menu-opties totdat het gewenste type boodschap verschijnt.
a) Main+Intruder (Primair + Indringerboodschappen) b) Main+Fire (Primair + Brandboodschappen) c) Main+Panic (Primair + Paniekboodschappen) d) Main+Medical (Primair + Medische hulp-boodschappen)
Om de boodschap af te spelen, druk op .
Druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het instellings­menu Stemkiezer.
BELPROCEDURE
Dit kenmerk gaat na welke telefoonnummers ingeschakeld worden in de kiesserie en welke gebeld worden als de stemkiezer geactiveerd is.
De huidige Kiesserie verschijnt op het scherm in telefoonnummers 1-6. Een 'X' duidt erop dat het nummer uitgeschakeld is en een 'O' betekent dat het nummer ingeschakeld is in de Belprocedure. Bv. Een scherm = “00000x” betekent een Kiesserie van telefoonnummers 1, 2, 3 4 en 5, telefoonnummer 6 is uitgescha­keld en werd niet gebeld.
Standaardinstelling: uitgeschakeld (alle nummers uitgeschakeld).
Doorloop het menu totdat ':Alarm Dial' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Doorloop de beschikbare menuopties totdat de gewenste telefoonnummers (1-6) die geconfigureerd moeten worden, verschijnt. De huidige status verschijnt ook.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om het nummer in de Kiesserie in te schakelen. Druk op om het nummer in de Kiesserie uit te schakelen.
AANTAL TEL BEVESTIGINGEN
Dit stelt het aantal in van bevestigde telefoonnummers vereist om de stemkiezer te stoppen. Bijvoorbeeld als “2” wordt ingesteld, dan duurt de kiesserie voort totdat een bevestigeng ontvangen wordt van twee verschillende nummers
NLNL
-41--24-
TELEFOONNUMMERS
Doorloop het menu totdat ':1 SET TEL NO’ verschijnt en druk op .
Doorloop het menu totdat het gewenste Telefoonnummer (1-6) verschijnt. De huidige instelling van elk telefoonnummer wordt ook getoond.
Om het nummer te veranderen, druk op .
GEBRUIKERSINSTELLLING
1. GEBRUIKERS
1. GEBRUIKERS INSTELLING
INSTELLING
PROGRAMMEER
PROGRAMMEER
MODUS
MODUS
Geef het gewenste telefoonnummer in (32 digits. max.) door 0~9, *, # in te drukken.
Drie beschikbare opties 'Invoer Tekst', 'Invoer No.' en 'Verwijder' kunnen gekozen worden. Doorloop beschikbare opties (Input Tekst, Input No. en Delete), totdat de gewenste instelling verschijnt. Om de tekst te veranderen, druk op Als je de tekst ingeeft, druk op om het nummer en karakter vast te zetten en geef de gewenste tekst in. Geef het vereiste telefoonnummer in (32 cijfers. max.) door 0~9, *, # in te geven. Als je het nummer ingeeft, druk op om een pauze van 3,6s toe te voegen in de kiesvolgorde.
Druk op om te bewaren en te verlaten, of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
Opmerkingen:
Druk op om de cursor naar links te bewegen.
Druk op om de cursor naar rechts te bewegen.
Druk op om het karakter onder de cursor te verwijderen.
Druk op en hou vast om het volledige telefoonnummer of tekst te verwijderen
ALARMBOODSCHAPPEN OPSLAAN
Doorloop het menu totdat ':2 Record Voice' verschijnt en druk op .
Doorloop de beschikbare menu-opties totdat het gewenste type boodschap om op te slaan, verschijnt. a) Main Message (Primaire Alarmboodschap), (12 seconden max). b) Intruder (Indringeralarmboodschap) (4 seconden max). c) Fire (Brandalarmboodschap), (4 seconden max). d) Panic (Paniekalarmboodschap) (4 seconden max). e) Medical Help (Medische hulp Alarmboodschap) (4 seconden max).
Om een nieuwe boodschap op te nemen, druk op . Druk op om de Stemopnemer te starten. Als dit beëindigd is, wordt de
:1 Paswoord
:1 Paswoord
XXXX
XXXX
Geef paswoord in:
Geef paswoord in:
CODE:
CODE:
1-1 ADMIN
1-1 ADMIN
INSTELLING
INSTELLING
:2 Naam
:2 Naam
Geef naam in:
Geef naam in:
1-2
1-2
GEBRUIKER1
GEBRUIKER1
:3 TEL
:3 TEL
afstandsbediening
afstandsbediening
AAN->* AF->#
Selecteer
Selecteer
AAN->? AF->?
1-3
1-3
GEBRUIKER2
GEBRUIKER2
:4 Boodschap
:4 Boodschap
gebruiker opslaan
gebruiker opslaan
User Message
User Message
Selecteer
Selecteer
Start->? Stop->?
Start->* Stop->#
Opnemen
Opnemen
Stop->ESC
Stop->ESC
Speelt
Speelt
1-4
1-4
GEBRUIKER3
GEBRUIKER3
:5 Speel boodschap
:5 Speel boodschap
1-5
1-5
GEBRUIKER4
GEBRUIKER4
gebruiker terug af
gebruiker terug af
User Message
User Message
Speelt...
Speelt...
Stop-> ESC
Stop-> ESC
6-1 ID leren
6-1 ID leren
Wait Leren
Leren
Leren ok
Leren ok
Time Out
Time Out
ID Verdubbel
ID Verdubbel
1-6
1-6
GEBRUIKER5
GEBRUIKER5
:6 Afstand
:6 Afstand boodschap
boodschap
gebruiker
gebruiker
6-2 Sirene
6-2 Sirene
XXX
XXX
Selecteer
Selecteer
AAN->? AF->?
AAN->* AF->#
6-3 Verwijder
6-3 Verwijder
gegevens
gegevens
Selecteer
Selecteer
JA->? Nee->?
JA->* Nee->#
Doorloop het bovenste niveau van het programmeermenu totdat '1. USER SETUP' op het scherm verschijnt en druk op .
Gebruik de knoppen om het menu te doorlopen totdat de gewenste gebruiker die geconfigureerd moet worden verschijnt en druk op .
Opmerking:
Na alle gewenste gebruikers geconfigureerd te hebben, druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
BEHEERDER & GEBRUIKERS 1-5 (ADMIN. & USERS 1-5)
Standaardinstelling: niet geprogrammeerd
BEHEERDER & GEBRUIKERSPINCODE
Doorloop het menu totdat ':1 Pasword' verschijnt. Voor veiligheidsredenen wordt de Beheerders pincode niet getoond; enkel de gebruikerspincode verschijnt op het LCD-scherm.
NLNL
-25--40-
Om de instelling te veranderen, druk op .
wordt ook getoond.
Geef het nieuwe Pincode van 4 cijfers in en dan
Druk op om op te slaan en te verlaten Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
GEBRUIKERSNAAM
Hierdoor kan elke gebruikersnaam getoond worden op het LCD-scherm als het systeem in/uitgeschakeld is door die bepaalde gebruiker. De maximale opslagcapaciteit voor elke gebruikersnaam is 15 letters.
Doorloop het menu totdat ':2 NAME' verschijnt. Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef de gebruikersnaam in via het toetsenbord van het Bedieningspaneel.
Druk op om op te slaan en te verlaten Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
CONTROLE OP AFSTAND
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat het systeem van op afstand bediend kan worden via de telefoon.
Doorloop het menu totdat ':3 TEL Remote' verschijnt.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om het controlesysteem op afstand in te schakelen, of Druk op om het controlesysteem op afstand uit te schakelen.
GEBRUIKERSBOODSCHAP OPNEMEN
Dit zorgt ervoor dat elke gebruiker een korte boodschap van 4s kan opnemen om te gebruiken met de huissleutel-mogelijkheid. Bv.: “systeem uitgeschakeld door gebruiker-1”.
Doorloop het menu totdat ':4 Record User Message' verschijnt.
Om een nieuwe boodschap op te nemen, druk op .
Druk op om de stemopnemer te starten, (max. duur: 4s). Als dit gedaan is, wordt de opname automatisch afgespeeld, of Druk op om het te verlaten zonder iets te veranderen.
Opmerking: Nadat de boodschap opgenomen werd, druk op om de opnemer te stoppen en alle resterende boodschaptijd te annuleren.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om de functie Autoverslag in te schakelen. Druk op om de functie Autoverslag uit te schakelen.
ZONESTATUS
Dit gaat na of de detector geïmplementeerd werd in de zone.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':10 Zone Status' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om de implementatie van de Detector in de zone in te schakelen. Druk op om de implementatie van de Detector in de zone uit te schakelen.
ZONE RESET
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat de detector in de zone verwijderd wordt.
Doorloop het menu totdat ':11 Zone Reset' verschijnt.
Druk op om de instelling van de detector in de zone te verwijderen, of Druk op om de laatste instelling zonder verandering te behouden.
SIRENE ZONE
Dit beslist of alle sirenes aangesloten op het Bedieningspaneel zullen loeien of stil zijn als het systeem aangaat.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':12 Zone Siren' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om de Sirenes op de zones in te schakelen. Druk op om de Sirenes op de zones uit te schakelen.
NLNL
INSTELLING TELEFOONKIEZER
Doorloop het menu totdat '4-1. Voice Dial Setup’ verschijnt en druk op.
Opmerking: Na het einde van de Instelling Telefoon druk je op: om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
-39--26-
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
GEBRUIKERSBOODSCHAP AFSPELEN Doorloop het menu totdat ':5 Replay User Message' verschijnt.
SELECTIEF INSCHAKELEN 1
Dit gaat na of de zone actief is als Selectief Inschakelen 1 ingeschakeld staat.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat ':6 Partial Arm 1' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om de zone in Selectief Inschakelen 1 in te schakelen. Druk op om de zone in Selectief Inschakelen 1 uit te schakelen.
SELECTIEF INSCHAKELEN 2
Dit gaat na of de zone actief is als Selectief Inschakelen 2 ingeschakeld staat.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat ':7 Partial Arm 2' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om de zone in Selectief Inschakelen 2 in te schakelen. Druk op om de zone in Selectief Inschakelen 2 uit te schakelen.
MAGNEET OPEN/DICHT DETECTOR
Dit zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel verwittigd wordt als de magneet­contact open of dicht is als het systeem uitgeschakeld staat.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':8 Magnetic O/C Detector' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op
Druk op om de magneetcontact (open) in te schakelen. Druk op om de magneetcontact (dicht) uit te schakelen.
AUTOVERSLAG
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat de detector regelmatig info stuurt naar het Bedieningspaneel over de laatste status.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat ':9 Auto Report’ verschijnt. De huidige instelling
Druk op om de gebruikersboodschap af te spelen. Druk op om te verlaten.
CODE LEREN VANUIT AFSTANDBEDIENING
Elke gebruiker heeft zijn eigen afstandsbediening. Dit zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel de specifieke code van elke afstandsbediening leert.
Doorloop het menu totdat ':6 Remoter' verschijnt en druk op .
Doorloop het menu totdat '6-1 Learning ID' verschijnt. Druk nu op er verschijnt Wait Learning...
CODE LEREN
Als je op drukt, stelt de afstandsbediening het Bedieningspaneel in staat de ID-code te leren.
Drie mogelijkheden doen zich voor als volgt:
Learning Ok - de ID-code is met succes aangeleerd door het Bedieningspaneel. Time Out - de tijd nodig om de ID-code te leren is 60s. Als je tijdens deze
periode niet op de knop drukt op de afstandsbediening, resulteert dit in laattijdige programmering. ID Duplicate - dezelfde ID-code werd al vroeger geleerd door het Bedienings­paneel. Gebruik een andere afstandsbediening om de code aan te leren.
ALARMWAARSCHUWING
Hierdoor kan de gebruiker beslissen of de ingebouwde sirene in het Bedienings­paneel geactiveerd wordt als je op de paniekknop op de afstandsbediening drukt
Standaardinstelling: AAN Doorloop het menu totdat '6-2 Siren’ verschijnt.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de Sirene in te schakelen of Druk op om de Sirene uit te schakelen.
AFSTANDBEDIENING VERWIJDEREN
In geval van onvoorziene factoren kan je hiermee de instelling van de afstands­bediening verwijderen uit het Bedieningspaneel.
Doorloop het menu totdat '6-3 Del Data’ verschijnt. Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de instelling van de afstandsbediening te verwijderen. Druk op om dezelfde instelling te behouden. Druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu Gebruikersinstelling.
NLNL
-27--38-
SYSTEEM INSTELLLING
PROGRAMMEER
MODUS
Code:
Medical Help (Medische hulp)
- Biedt 24 uur controle van oudere familieleden. Een medische hulp-boodschap wordt verzonden door de stemkiezer of digitale kiezer afhankelijk van het type kiesmodus je hebt gekozen.
2-1 Alarmtijd
xxx Sec.
Geef
1-60 (x10)s in
1: Code instellen
H.Code xxxxxxxx
2-3 EXT. Sirene
AAN->* AF->#
2-2 INT. Sirene
Selecteer
AAN->* AF->#
2-13 Draadloze
Sirene xxxx
DIP Sw:
12345678
Selecteer
2: Sirene werking
RF Stoordetectie:
AAN->* AF->#
2-4 Autoverslag
Func. xxx xxH
Selecteer
AAN->* AF->#
Input
(03-72) Hours
xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
2. SYSTEEMINSTELLINGEN
2-5
xxx
Selecteer
1: ID leren
Leren OK
Time Out
2-7 Fout Biep
xxx xxx Sec.
AAN->* AF->#
(01-25)*10 Secs
SecsSecsHours
2-6 Achtergrond
licht xx Sec.
10s 20s 30s 60s
2-14 Draadloos
toetsenbord xxxx
Leren
Selecteer
Input
:2 Toetsenbord
Selecteer
AAN->* AF->#
2-9 Annuleren
AAN->* AF->#
2-8 Alarmrelais
xx Sec.
Pulse 2s Pulse 30s Pulse 1m Pulse 3m Pulse 5m AAN toestel
werking
gesprek
Selecteer
2-10 Toetstoon
AAN->* AF->#
Zoneblokkering
Selecteer
AAN->* AF->#
Selecteer
2-15
xx
GSM BelLink
Selecteer
AAN->* AF->#
xxx
2-11
xx
2-12 Kiesmodus
xxxxx xxxxxx
Stemkiezer
Digitale kiezer
Panic (Paniek)
- Biedt 24 uur controle van elk spoedgeval dat zich voordoet. Activatie van een paniekknop start onmiddellijk een Volledige Alarmtoestand.
Opmerking: Paniek, 24u. Indringer, Medische hulp en Brand-modi werken allemaal op een basis van 24 uur (d.w.z.. zij kunnen elk moment een Volledig Alarmtoestand starten onafhankelijk van het feit dat het systeem Ingeschakeld of Uitgeschakeld staat).
Standaardinstelling: 'Indringer'
Doorloop het menu totdat ':3 Type Zone' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties totdat de gewenste instelling verschijnt.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
BEL
Dit gaat na of de Belmogelijkheid beschikbaar is in de zone.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat ':4 Chime Mode' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de belmogelijkheid van de zone in te schakelen. Druk op om de belmogelijkheid van de zone uit te schakelen.
ID Verdubbeling
Doorloop het bovenste niveau van het programmeermenu totdat '2
SYSTEMSETUP’ verschijnt en druk op .
Opmerking: Na het einde van de systeeminstelling druk op om terug te
keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
ALARMDUUR
Standaardinstelling: 180s.
UITSCHAKEL VERTRAGING
Standaardinstelling: AF 30 Sec.
Doorloop het menu totdat ':5 Entry Delay’ verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om Uitschakel Vertraging van de zone in te schakelen en de gewenste uitsteltijd (10 tot 250s) , of Druk op om Uitschakel Vertraging van de zone uit te schakelen.
-37--28-
NLNL
CODE LEREN
Op deze manier kan het Bedieningspaneel de ID van elke detector leren.
Doorloop het menu totdat 'Learning ID' verschijnt en druk op .
Doorloop het menu totdat '2-1 Alarm Time' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond. Om de instelling te veranderen, druk op .
Geef de gewenste alarmduur in eenheden van 10s. Bv. geef 6 voor een alarmduur van 60s (max instelling 60, d.w.z. 600s/10mins).
Als je op de Indringersknop drukt op de detector, zendt die onmiddellijk een ID­code naar het Bedieningspaneel.
Drie mogelijkheden gebeuren als volgt:
Learning OK - de ID-code is met succes aangeleerd door het Bedieningspaneel. Time Out - de tijd nodig om de ID-code te leren is 60s. Als je tijdens deze
periode niet op de indringersknop drukt op het Bedieningspaneel, resulteert dit in laattijdige programmering. ID Duplicate - dezelfde ID-code werd al vroeger geleerd door het Bedieningspaneel. Probeer opnieuw de code aan te leren.
NAAM
Standaardinstelling: 'Geen naam'
Doorloop het menu totdat ':2 Zone Name' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op . Doorloop de beschikbare opties totdat de gewenste instelling verschijnt.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
TYPE
Elke alarmzone kan geprogrammeerd worden om te werken in een van 5 verschillende modi afhankelijk van het type alarmfunctie waarin de zone moet werken. De volgende alarmtypes zijn beschikbaar:
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
Opmerking: Na het aangaan van een Volledige Alarmtoestand blijft de Externe Sirene aan totdat het systeem uitgeschakeld wordt of totdat de Alarmduur van het Bedieningspaneel verstrijkt.
Druk op om terug te keren naar het bovenste niveau van het menu Systeem instellen.
INTERNE SIRENE
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat '2-2 INT Siren' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de Sirene in te schakelen of Druk op om de Sirene uit te schakelen.
EXTERNE SIRENE MET VAST CIRCUIT
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat '2-3 EXT Siren' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Intruder (Indringer)
- biedt standaard indringerscontrole met functies normaal INSCHAKELEN en GEDEELTELIJK INSCHAKELEN.
24hr Intruder (24 uur Indringer)
- biedt 24 uur controle over alle gebieden die voortdurend veiligheidsbescher­ming nodig hebben; zelfs als het systeem Uitgeschakeld (bv. Wapenkasten). Activatie van een detector in een veiligheidszone start onmiddellijk een Volledige Alarmtoestand.
Fire (Brand)
-Biedt 24 uur controle van Brand/rookdetectors die aangesloten zijn op het systeem. Activatie van een detector start onmiddellijk een Volledige Alarmtoestand.
-36-
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de Sirene met vast circuit in te schakelen of Druk op om de Sirene met vast circuit uit te schakelen.
AUTOVERSLAG
De verbonden detectors verzenden elk uur een radiosignaal naar het Bedieningspaneel ter erkenning van eigen werking. Als het Bedieningspaneel binnen een bepaalde tijd geen radiosignaal ontvangt van de detectors. Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel een abnormale aanduiding toont ter herinnering.
Standaardinstelling: AAN 12U
Doorloop het menu totdat '2-4 Auto Report Func.’ verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
-29-
NLNL
Om de instelling te veranderen, druk op .
INSTELLING ZONE
Druk op om de functie Autoverslag in te schakelen of Druk op om de functie Autoverslag uit te schakelen.
STOORDETECTIE
Deze functie bedient het RF stoordetectie-circuit van het Bedieningspaneel. Indien ingeschakeld scant dit voortdurend naar radiostoringssignalen op de werkfrequentie van het systeem.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat '2-5 RF Jamming’ verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de Stoordetectie in te schakelen, of Druk op om de Stoordetectie uit te schakelen.
ACHTERGRONDLICHT BEDIENINGSPANEEL
Dit gaat na hoe lang het achterlicht voor het Bedieningspaneel verlicht blijft nadat de laatste toets werd ingedrukt.
Standaardinstelling: 10s
Doorloop het menu totdat '2-6 Back Light' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties (10, 20, 30 en 60s) totdat de gewenste instelling verschijnt.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
:ID leren
Leren
Leren OK
Time Out
ID Verdubbelen
:2 Zone naam
xxxxxxxxxxxxxx
No Name Front Door Back Door Patio Door Dining Room Living Room Lounge Kitchen Shed Garage Hall Landing Upstairs Downstairs Bedroom 1 Bedroom 2 Bedroom 3 Bedroom 4 Windows 1 Windows 2 Windows 3 PIR-Detector Magnetic FIRE/SMOKE Panic/PA
PROGRAMMEER
MODUS
Code:
:3 Type Zone
xxxxxxxxxxxxxx
Indringer 24-uur indringer Brand Medische hulp Paniek
3. INSTELLING ZONE:
3-1 Set 1-36
Zone
Input (01-36)
Zonenummer
:4 Zxx Belmodus
xxxx
Selecteer
AAN->* AF->#
:8 Magneet
O/C Detector xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
:5 ZxxUITSCH.
VERTRAGING:
xxx xxx
Selecteer
AAN->* AF->#
Input
(01-25)*10Sec.
:9 Autoverslag
Selecteer
AAN->* AF->#
:6 Zxx
SELECTIEF
INSCHAKELEN 1:
Selecteer
AAN->* AF->#
:10 Zone Status
Selecteer
AAN->* AF->#
:7 Zxx
SELECTIEF
INSCHAKELEN 2:
Selecteer
AAN->* AF->#
:11 Zone Reset
Selecteer
AAN->* AF->#
:12 Zone Sirene
Selecteer
AAN->* AF->#
WAARSCHUWINGSBIEP
Wanneer abnormale toestanden voorkomen zoals het systeem dat aangaat of lage detectorbatterij, springt de LED ‘ALARM MEM' op het Bedieningspaneel aan samen met een waarschuwingsbiep ter herinnering. Deze functie, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel regelmatig een waarschuwingsbiep verzendt bij een abnormale toestand.
Als de LED 'ALARM MEM' flikkert en het Bedieningspaneel regelmatig biept terwijl het systeem uitgeschakeld is, betekent dit dat er een alarm was. Om de LED te annuleren en het gebiep te stoppen, moet je in het event-logboek gaan of op drukken om de flikkerende LED 'ALARM MEM' en het gebiep te stoppen.
Doorloop het menu totdat '3. ZONE SETUP' verschijnt en druk op .
Ga het zonenummer dat moet geconfigureerd worden en druk op .
De volgende configuratie-opties zijn gebaseerd op het configureren van zone 1. Opties voor alle andere zones (2-36) zijn dezelfde, behalve de zonenummer­referentie. Die verandert volgens de zone die geconfigureerd wordt.
-35--30-
NLNL
ZONEBLOKKERING
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, voorkomt dat een enkele zone meer dan drie keer een alarmtoestand aan doet gaan vooraleer het systeem uitgeschakeld wordt. Maar als het uitgeschakeld staat, is er geen beperking op het aantal keer dat een zon een alarmtoestand veroorzaakt.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat '2-15 Zone Lockout' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om Zoneblokkering in te schakelen. Druk op om Zoneblokkering uit te schakelen.
Standaardinstelling: AF 30s
Doorloop het menu totdat '2-7 Error Beep' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om de waarschuwingsbiep in te schakelen en de gewenste biepinterval in eenheden van 10s in te geven, bv. geef 6 in voor een biepinterval van 60s (max. instelling 25, d.w.z. 250s) Druk op om de waarschuwingsbiep uit te schakelen.
ALARMRELAIS
Deze instelling beheert de werkperiode voor de NO/NC output-relaiscontacten met vast circuit, waarna een alarmtoestand gestart wordt.
Als deze is ingesteld op 'AAN tot uitschakelen', wordt de relais vastgezet en blijft die aan totdat het systeem wordt uitgeschakeld.
Standaardinstelling: AAN tot uitschakelen (Hold)
Doorloop het menu totdat '2-8 Alarm Relay' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties (2s, 30s, 60s, 180s, 300s Hold ) totdat de gewenste instelling verschijnt.
-34-
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
GESPREK ANNULEREN
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, stelt de activatie van de telefoonkiezer uit; daarna volgt ongeveer 30s een pieptoon zodat het systeem kan uitgeschakeld worden.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat '2-9 Call Abort' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om Gesprek annuleren in te schakelen. Druk op om Gesprek annuleren uit te schakelen.
-31-
NLNL
TOETSTOON
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel een toon verzendt elke keer het toetsenbord ingedrukt wordt.
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat '2-10 Key Tone' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om Toetstoon in te schakelen. Druk op om Toetstoon uit te schakelen.
GSM-KIEZER
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel verbonden kan worden met een GSM-kiezer.
Standaardinstelling: AF
Code Leren
De draadloze sirene heeft een reeks van 8 DIP-knoppen. Om goed te communiceren met het Bedieningspaneel moet het Bedieningspaneel de huiscode voor de draadloze sirene leren.
Doorloop het menu totdat '1:Code-Setup' verschijnt en druk op . Druk op het toetsenbord van het Bedieningspaneel 1-8 door om de beurt respectievelijk 0 of 1 te drukken. (1 betekent dat de dipknop in AAN-positie staat; 0 is voor de AF-positie).
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
VERSTERKING DOOR DRAADLOZE SIRENE
Standaardinstelling: AAN
Doorloop het menu totdat '2 Siren Working' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Doorloop het menu totdat '2-11 GSM-Dialer' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om GSM-kiezer in te schakelen. Druk op om GSM-kiezer uit te schakelen.
KIESMODUS
Deze mogelijkheid gaat na of de interne telefoonkiezer met de stemkiezer­mogelijkheid werkt of met een externe Veiligheidscontroledienst op afstand.
Standaardinstelling: Stemkiezer
Doorloop het menu totdat '2-12 Dialer Mode' verschijnt. De huidige instelling
wordt ook getoond.
Om de instelling te veranderen, druk op .
Doorloop de beschikbare opties (Stemkiezer en Digitale kiezer) totdat de gewenste instelling verschijnt.
Druk op om op te slaan en te verlaten of Druk op om te verlaten zonder op te slaan.
DRAADLOZE SIRENE HUISCODE
Om de instelling te veranderen, druk op .
Druk op om draadloze sirene in te schakelen. Druk op om draadloze sirene uit te schakelen.
DRAADLOOS TOETSENBORD
Dit kenmerk, indien ingeschakeld, zorgt ervoor dat het Bedieningspaneel gemakkelijk kan bestuurd worden met het draadloze toetsenbord.
Standaardinstelling: AF
Doorloop het menu totdat '2-14 Wireless Keypad' verschijnt. De huidige instelling wordt ook getoond en druk op .
Code Leren
Doorloop het menu totdat ':1 Learning ID' verschijnt.
Drie mogelijkheden gebeuren als volgt:
Learning OK - de ID-code is met succes aangeleerd door het Bedieningspaneel. Time Out - de tijd nodig om de ID-code te leren is 60s. Als je tijdens deze
periode niet op de knop drukt op de afstandsbediening, resulteert dit in laattijdige programmering. ID Duplicate - dezelfde ID-code werd al vroeger geleerd door het Bedienings­paneel. Gebruik een andere afstandsbediening om de code aan te leren.
Doorloop het menu totdat ':2 Keypad Work’ verschijnt en druk op .
NLNL
Doorloop het menu totdat '2-13 Wireless Siren' verschijnt en druk op .
Druk op om draadloos toetsenbord in te schakelen. Druk op om draadloos toetsenbord uit te schakelen.
-33--32-
Loading...