elco P2.120 G, P2.70 G, P2.160 G Original Operating Instructions

nl
en
P2.70 G(TC) P2.120 G(TC) P2.160 G(TC)
Originele bedieningshandleiding
Voor de gespecialiseerde vakman
Original operating instructions
For specialist installation engineers
Gas burners ......................................... 22-41
de, fr, it................................. 4200 1050 2700
............................................. 4200 1050 2900
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B
Overzicht
Inhoudsopgave
Overzicht Inhoudsopgave .....................................................................................2
Functie Werkingsfunctie zonder afdichtingscontrole, veiligheidsfunctie............4
Montage Montage van de brander.....................................................................11
Inbedrijfstelling Elektrische aansluiting ........................................................................13
Service Onderhoud.................................................................................... 18-19
Belangrijke aanwijzingen
De branders P2.. G(TC) zijn ontworpen voor de verbranding van aardgas en van propaangas, met geringe uitstoot van luchtverontreiniging. De branders stemmen qua opbouw en functie overeen met EN 676. Ze zijn geschikt voor de uitrusting van alle verwarmers conform EN 303 resp. heteluchtverwarmers conform DIN 4794 of DIN 30697 binnen hun vermogensbereik. Voor iedere andere vorm van gebruik is toestemming vereist van ELCO. Installatie, inbedrijfstelling en onderhoud mogen uitsluitend door erkende vaklui worden uitgevoerd, waarbij de geldende richtlijnen en voorschriften in acht dienen te worden genomen.
Branderbeschrijving
De branders P2.. G(TC) zijn apparaten uit één stuk met een trap en een geheel automatische werking. De speciale constructie van de branderkop een bijzonder stikstofarme verbranding met een hoge rendementsindex mogelijk. De typegoedkeuring in klasse 2 volgens EN676 certificeert het behalen van de emissiewaarden. Afhankelijk van de afmetingen en belasting van de verbrandingsruimte en van het verbrandingssysteem (driekanaalsketel, omkeervlamketel) kunnen afwijkende emissiewaarden worden bereikt. Voor de opgave van garantiewaarden moeten de voorwaarden voor het meettoestel, toleranties en luchtvochtigheid in acht worden genomen.
Leveromvang
In de verpakking van de brander bevinden zich: 1 gasaansluitflens 1 compacte gasarmatuur met gasfilter 1 branderflens
met isolatiering 1 zak met bevestigingsonderdelen 1 tas Technische Documentatie
Belangrijke aanwijzingen ......................................................................2
Branderbeschrijving ..............................................................................3
Werkingsfunctie met afdichtingscontrole, veiligheidsfunctie.................5
Branderautomaat TCG 1xx...................................................................6
Standaardfunctie zonder afdichtingscontrole........................................6
Branderautomaat TCG 1xx...................................................................7
Standaardfunctie met afdichtingscontrole.............................................7
Branderautomaat TCG 1xx...................................................................8
Snelle start met voortdurende werking van de motor ...........................8
Snelle start met lange voorventilatie.....................................................8
Aansluitschema, aansluitsokkel............................................................9
Gasblok MB-DLE ................................................................................10
Montage van de gasarmatuur, controle van de branderkop
voor aardgas / propaan.......................................................................12
Controles vóór de inbedrijfstelling.......................................................13
Ionisatiestroommeting.........................................................................13
Instelgegevens....................................................................................14
Luchtregeling ..................................................................................... 15
Instelling compacte gaseenheid MB-DLE...........................................16
Instelling gaspressostaat, luchtpressostaat ........................................17
Werkingscontrole ................................................................................17
Storingen verhelpen............................................................................20
Aanduiding onderhoudsinterval ..........................................................21
Voor een veilige, milieuvriendelijke en energiebesparende werking moeten de volgende normen in acht worden genomen:
EN 226
Aansluiten van olie- en gasbranders met ventilator aan warmtebron.
EN 60335-1, -2-102
Veiligheid van elektrische huishoudelijke apparaten, bijzondere regels voor gastoestellen
Gasleidingen
Voor de installatie van de gasleidingen en gasblokken, moet men zich houden aan de algemene voorschriften en richtlijnen, alsmede aan de volgende nationale reglementen: CH: - Instructies G1 van de SSIGE
- Formulier EKAS n°1942, richtlijn vloeibaar gas, deel 2
- Instructies van de kantonnale instanties (bijvoorbeeld de richtlijn over de hoofdkraan)
DE: - DVGW-TVR/TRGI
Montageplaats
De brander mag niet in ruimten met agressieve dampen (bijv. haarspray, perchloorethyleen, tetrachloorkoolstof), veel stof of een hoge luchtvochtigheid (bijv. waskeuken) in bedrijf worden gesteld. In zoverre er voor de luchtverzorging geen LAS-aansluiting aanwezig is, moet een opening voor luchttoevoer aanwezig zijn, met: DE: tot 50 kW: 150 cm
voor elke volgende kW : + 2,0 cm
CH: QF [kW] x 6= ...cm2 ; min. echter 150
Plaatselijke voorschriften kunnen leiden tot afwijkingen.
cm
2
.
2
Pagina
Conformiteitsverklaring voor
gasbranders
Wij, gecertificeerd bedrijf onder nr. AQF030, verklaren onder onze enige verantwoordelijkheid, dat de producten P2.. G(TC)
in conformiteit zijn met de volgende normen EN 50165 EN 55014 EN 60335-1 EN 60335-2-102 EN 60555-2 EN 60555-3 EN 676 Belgisch Koninklijk Besluit van 08/01/2004
Deze producten dragen het CE-keur conform de bepalingen van de volgende richtlijnen 2006/ 42/CE Machinerichtlijn 2004/108/CE EMC-Richtlijn 2006/ 95/CE Laagspanningsrichtlijn 92/ 42/CEE Rendementsrichtlijn
25 januari 2013 F. DECIO
Voor schade, om de volgende redenen ontstaan, sluiten wij garantie uit:
- ondeskundig gebruik
- foutieve montage resp. reparatie door de koper of derden, inclusief gebruik van onderdelen van vreemde herkomst.
Overdracht en gebruiksaanwijzing
De installateur van de verbrandingsinstallatie dient de exploitant van de installatie, uiterlijk bij de overdracht, een gebruiks- en onderhoudsaanwijzing te overhandigen. Deze dient in de plaatsingsruimte van de verwarmer duidelijk zichtbaar te worden opgehangen. Adres en telefoonnummer van de dichtstbijzijnde klantenservice dient hierop te worden ingevuld.
Aanwijzing voor de exploitant
De installatie moet ten minste één keer per jaar door een gespecialiseerde vakman worden geïnspecteerd. Afhankelijk van het type van de installatie, kunnen kortere onderhoudsintervallen nodig zijn! Om
2
regelmatig onderhoud te waarborgen, wordt het afsluiten van een onderhoudscontract aanbevolen.
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B2
Overzicht
nl
Branderbeschrijving
A1 Branderautomaat A4 Display- en bedieningseenheid B10 Meetbrug F6 Luchtdrukbewaker M1 Ventilatormotor T1 Ontsteker 3 Knop voor het afstellen van maat Y 4 Sluiterschijf voor propaangas 5 Branderhuis 6 Bevestiging van de basisplaat
(Onderhoud) 8 Branderbuis 10 7-polige aansluiting (bedekt) 16 Gasblokaansluitflens 18 Branderkap 19 Ontgrendelingsknop 20 Bevestigingsschroef van de kap 103B Luchtregeling 113 Luchtkast
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B 3
Compact gasblok
Functie
Werkingsfunctie zonder afdichtingscontrole Veiligheidsfunctie
Werkingsfunctie
Bij de eerste in bedrijfstelling, na stroomuitval of het in werking komen van de beveiliging, na een onderbreking van de gastoevoer of na stilstand van 24 uur begint een voorventilatietijd van 24 sec.
Tijdens de voorventilatie wordt
- de luchtdruk bewaakt
- de verbrandingskamer bewaakt om eventuele vlamsignalen te ontdekken.
Na afloop van de voorventilatietijd wordt
- de ontsteking bijgeschakeld
- de hoofd- en veiligheidsmagneetklep geopend
- de brander gestart
Bewaking
De vlam wordt bewaakt door een ionisatiesonde. De sonde is geïsoleerd op de gaskop gemonteerd en voert door de stuwschijf naar de vlamzone. De sonde mag geen elektrisch contact met geaarde onderdelen maken. Als er tussen sonde en brandermassa kortsluiting optreedt, schakelt de brander op storing. Tijdens de werking van de brander ontstaat er in de gasvlam een geïoniseerde zone, waardoor een gelijkgerichte stroom van de sonde naar de branderbuis stroomt. De ionisatiestroom moet groter zijn dan 7 µA.
Veiligheidsfuncties
- Als zich bij de start van de brander (gasvrijgave) geen vlam vormt, dan
wordt na afloop van de veiligheidstijd van max. 3 seconden de brander uitgeschakeld, de gasklep sluit.
- Bij vlamuitval tijdens de werking wordt de gastoevoer binnen één seconde onderbroken. Een nieuwe start begint. Als de brander start, gaat de werkingscyclus verder. Anders komt de veiligheid in werking.
- Als er te weinig lucht is tijdens de voorventilatie of tijdens de werking, komt de veiligheid in werking.
- Als er te weinig gas is, komt de brander niet in werking en/of stopt hij. Zodra er weer voldoende gasdruk aanwezig is, start de brander weer.
Als de regeling stopt
- De thermostaat van de regeling onderbreekt het verzoek om verwarming
- De gasventielen sluiten
- De vlam dooft
- De brander is gereed om te werken
Optie: Snelle start met voortdurende werking van de motor Let op: Alleen voor goedgekeurde warmteproducerende uitrusting
Functie:
- De ventilatormotor start, van de zodra de brander met stroom wordt gevoed.
- De ventilatormotor werkt ook bij werkingsgereedheid.
- Wanneer warmte wordt aangevraagd wordt de brandermotor gedurende korte tijd uitgeschakeld om de ruststand van de luchtdrukschakelaar te controleren.
- Vervolgens start de brander zonder verdere voorventilatie binnen ongeveer 4 sec.
Optie: Snelle start met lange voorventilatie Let op: Deze optie mag alleen worden gebruikt bij warmteproducerende uitrusting die hiertoe zijn goedgekeurd door de fabrikant in overleg met ELCO.
Functie: Bij het voor de eerste maal inschakelen, na een stroomonderbreking en na gasgebrek of na 24 uur stilstand volgt vóór het inschakelen van de brander een voorventilatiefase die, naargelang van de warmtegenerator, tot 600 sec kan bedragen. Bij het volgende uitschakelen van de regeling start de brander bij een nieuwe aanvraag tot warmte dan zonder voorventilatie binnen 4 sec. Bij deze optie is de automatische afdichtingscontrole van de ventielen in principe verplicht en mag niet worden uitgeschakeld.
F4 Gasdrukbewaker F6 Luchtdrukbewaker Y12 Veiligheidsmagneetklep Y13 Hoofdelektroklep 1 Thermische veiligheidsklep (door
de installateur te installeren) 104 Gasdrukregelaar 106 Zeef 108 Gasonderbrekingsklep (door de
installateur te installeren) 119pBrMeetpunt gasdruk bij de uitgang
van de klep
119.1Meetpunt gasdruk voor de kleppen
119.2Meetpunt luchtdruk
NB. CH
Volgens de instructies van de SSIGE, is het verplicht een veiligheidsgasklep (nr.
1) in de leiding te installeren.
NB. DE
Volgens de standaard verordening voor verbrandingsruimtes, moeten op locaties met gasbranders bovendien een thermisch in werking tredende afsluiter worden gebruikt (nr. 1).
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B4
Functie
Compacte blok
nl
Werkingsfunctie met afdichtingscontrole Veiligheidsfunctie
Functiebeschrijving
Bij het voor de eerste maal inschakelen, na een stroomonderbreking en na een uitschakelen in storingstoestand, na gasgebrek of na 24 uur stilstand wordt vóór de start van de brander een lektest van de gasventielen doorgevoerd terwijl de ventilatormotor draait. In aansluiting aan de afdichtingscontrole begint de voorventilatietijd van 24 sec.
Tijdens het voorspoelen wordt
- de ventilatordruk bewaakt
- de verbrandingskamer bewaakt op vlamsignalen.
Na afloop van de voorspoeltijd
- wordt de ontsteking aangekoppeld
- wordt de hoofd- en veiligheidsmagneetventiel geopend.
- Brander start
Bewaking
De vlam wordt bewaakt door een ionisatiesonde. De sonde is geïsoleerd op de gaskop gemonteerd en voert door de stuwschijf naar de vlamzone. De sensor mag niet in elektrisch contact komen met geaarde onderdelen. Als er tussen sonde en brandermassa kortsluiting optreedt, schakelt de brander op storing. Bij branderwerking ontstaat in de gasvlam een geïoniseerde zone, waardoor een gelijkgerichte stroom van de sonde naar de brandermond stroomt. De ionisatiestroom moet ten minste 7 µA bedragen.
Veiligheidsfuncties
- Als zich bij de start van de brander (toelating gastoevoer) geen vlam vormt, dan wordt na afloop van de veiligheidstijd van max. 3 seconden de brander uitgeschakeld en de gasventiel wordt gesloten.
- Bij een verdwijning van de vlam gedurende de werking wordt de gastoevoer binnen een seconde onderbroken. Er wordt dan een nieuwe start uitgevoerd. Als de brander start, wordt de werking voortgezet. Zoniet volgt een uitschakelen in storingstoestand.
- Bij gebrek aan lucht gedurende de voorventilatie of de werking volgt uitschakelen in storingstoestand.
- Bij gasgebrek gaat de brander niet in werking of wordt uitgeschakeld. Er volgt een wachttijd van 2 minuten. Daarna wordt nog een startpoging uitgevoerd. Als daarna geen gasdruk voorhanden is, volgt nog een wachttijd van 2 minuten. De wachttijd kan alleen door een spanningsonderbreking van de brander worden gereset. Wachttijden: 3 x 2 min, daarna 1 uur.
Bij uitschakelen van de regeling
- De regelthermostaat onderbreekt de aanvraag naar warmte
- De gasmagneetventielen gaan dicht
- De vlam dooft
- De ventilatormotor blijft in werking gedurende een beperkte tijd (standaard 14 sec) (in optie tot 90 sec)
- De lektest van de ventielen wordt uitgevoerd
- De brandermotor wordt uitgeschakeld
- De brander is klaar voor werking
Optie: Snelle start met voortdurende werking van de motor Let op: Alleen voor goedgekeurde warmteproducerende uitrusting
Functie:
- De ventilatormotor start, van de zodra de brander met stroom wordt gevoed.
- De ventilatormotor werkt ook bij werkingsgereedheid.
- Wanneer warmte wordt aangevraagd wordt de brandermotor gedurende korte tijd uitgeschakeld om de ruststand van de luchtdrukschakelaar te controleren.
- Vervolgens start de brander zonder verdere voorventilatie binnen ongeveer 4 sec.
Optie: Snelle start met lange voorventilatie Let op: Deze optie mag alleen worden gebruikt bij warmteproducerende uitrusting die hiertoe zijn goedgekeurd door de fabrikant in overleg met ELCO.
Functie: Bij het voor de eerste maal inschakelen, na een stroomonderbreking en na gasgebrek of na 24 uur stilstand volgt vóór het inschakelen van de brander een voorventilatiefase die, naargelang van de warmtegenerator, tot 600 sec kan bedragen. Bij het volgende uitschakelen van de regeling start de brander bij een nieuwe aanvraag tot warmte dan zonder voorventilatie binnen 4 sec. Bij deze optie is de automatische afdichtingscontrole van de ventielen in principe verplicht en mag niet worden uitgeschakeld.
F4 Gasgebrekbeveiliging F6 Luchtgebrekbeveiliging Y13 Hoofdmagneetventiel Y12 Veiligheidsmagneetventiel 1 Thermisch in werking tredende
veiligheidsafsluiter
(in het gebouw aan te brengen) 104 Gasdrukregelaar 106 Zeef 108 Gaskogelkraan (in het gebouw
aan te brengen) 119 Meetpunt gasuitgangsdruk
119.1Meetpunt luchtdruk
NB. CH
Volgens de instructies van de SSIGE, is het verplicht een veiligheidsgasklep (nr.
1) in de leiding te installeren.
NB. DE
Volgens de standaard verordening voor verbrandingsruimtes, moeten op locaties met gasbranders bovendien een thermisch in werking tredende afsluiter worden gebruikt (nr. 1).
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B 5
1: Geen spanning 2: Elektrische voeding aanwezig,
geen verzoek om verwarming
3: Verzoek om verwarming, controle
van de ruststand van de luchtdrukbewaker
4: Motor gevoed, controle van de
luchtdruk 5: Voorventilatie 5': Voorontsteking, activering van de
vreemd lichtbewaking
6: Vlamvorming, veiligheidstijd 7: Tijd van de naontsteking 8: Werking 9: Stoppen van de brander 10: Stoppen van de regeling
Standaardfunctie
Functie
Branderautomaat TCG 1xx Standaardfunctie zonder afdichtingscontrole
De knop R
indrukken tijdens
...
… 1 seconde ... Ontgrendelen van de
… 2 seconden... Vergrendelen van de
… 9 seconden... Wissen van de
A4 Scherm BP1 Drukknop 1
Opvraging: Storingscode
BP2 Drukknop 2
Opvraging: Waarden
Symbool Naam
Wacht op warmteverzoek
Wacht op luchtpressostaat bij branderstart
Brandermotor ingeschakeld
Ontstekingstranformator ingeschakeld
… veroorzaakt ...
automaat
automaat
statistieken van de
automaat
De gasbranderautomaat TCG 1xx stuurt en bewaakt de aangeblazen brander. Door het microprocessorgestuurde programmaverloop worden uiterst stabiele tijden bereikt, die onafhankelijk zijn van schommelingen in netspanning en omgevingstemperatuur. De branderautomaat is berekend op onderspanning, daardoor komt de werking van de installatie ook bij hevige spanningsdalingen niet in gevaar. Als de netspanning onder de vereiste minimumwaarde ligt, schakelt de automaat uit zonder storingssignaal. Nadat weer een normale spanning is bereikt, start de automaat weer automatisch.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via de ontstoringsknop R worden vergrendeld (in storingstoestand gebracht) en worden ontgrendeld (uit storingstoestand gehaald), op voorwaarde dat netspanning voorhanden is aan de automaat.
Voor het in- of uitbouwen van de automaat moet het apparaat spanningsvrij worden gemaakt. De automaat mag niet geopend of gerepareerd worden.
vlam aanwezig
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B6
Standaardfunctie
Functie
nl
Branderautomaat TCG 1xx Standaardfunctie met afdichtingscontrole
De knop R
indrukken tijdens
...
… 1 seconde ... Ontgrendelen van de
… 5 seconden... Vergrendeling van de
… 9 seconden... Wissen van de
A4 Scherm BP1 Drukknop 1
Opvraging: Storingscode
BP2 Drukknop 2
Opvraging: Waarden
Symbool Naam
Wacht op warmteverzoek
Ventieldichtheitstest
(door gasdrukmeting in de tussenruimte van de
ventielen)
Wacht op luchtpressostaat bij branderstart
Brandermotor ingeschakeld
Ontstekingstranformator ingeschakeld
… veroorzaakt ...
automaat
automaat
statistieken van de
automaat
De gasbranderautomaat stuurt en bewaakt de aangeblazen brander. Door het computergestuurde programmaverloop worden uiterst stabiele tijden bereikt, die onafhankelijk zijn van schommelingen in netspanning en omgevingstemperatuur. De branderautomaat is berekend op onderspanning, daardoor komt de werking van de installatie ook bij hevige spanningsdalingen niet in gevaar. Als de netspanning onder de vereiste minimumwaarde ligt, schakelt de automaat uit zonder storingssignaal. Nadat weer een normale spanning is bereikt, start de automaat weer automatisch.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via de ontstoringsknop R worden vergrendeld (in storingstoestand gebracht) en worden ontgrendeld (uit storingstoestand gehaald), op voorwaarde dat netspanning voorhanden is aan de automaat. Als de knop in normale werking of tijdens het opstarten wordt ingedrukt, dan gaat het apparaat over in de storingstoestand. Als de knop bij storing wordt ingedrukt, wordt de automaat ontgrendeld.
Voor het in- of uitbouwen van de automaat moet het apparaat spanningsvrij worden gemaakt. De automaat mag niet geopend of gerepareerd worden.
Fasen functieverloop:
1: geen spanning 2: Spanningsvoeding voorhanden, geen
3: Aanvraag tot warmte, controle
4: Motor ingeschakeld, controle luchtdruk 5: Eerste fase dichtheidscontrole (ruimte
aanvraag tot warmte
luchtdrukschakelaar ruststand
vlam aanwezig
tussen de ventielen zonder druk) 6: Tijdsduur controle 1 7: Tweede fase van de ventielcontrole
(ruimte tussen de ventielen gevuld) 8: Tijdsduur controle 2 9: Voorventilatie 9': Voorontsteking, activering
parasietlichtbewaking
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B 7
10: Vlamvorming, veiligheidstijd 11: Naontstekingstijd 12: Bedrijf 13: Branderstilstand 14: Naventilatie 14': Voortdurende werking van de motor 15: Werkingsgereedheid
Functie
Fasen functieverloop:
1: geen spanning 2: Spanningsvoeding voorhande n,
geen aanvraag tot warmte
3: Aanvraag tot warmte, controle
luchtdrukschakelaar ruststand
4: Motor ingeschakeld, controle
luchtdruk 9: Voorventilatie 9': Voorontsteking, activering van
de parasietlichtbewaking 10: Vlamvorming, veiligheidstijd
11: Naontstekingstijd 12: Werking 13: Branderstilstand 14: Naventilatie 14': Voortdurende werking van de
motor
Snelle start met voortdurende werking van de motor
Fasen functieverloop:
0: geen spanning 1: Spanningsvoeding voorhanden, geen
aanvraag tot warmte, controle
luchtdrukschakelaar in ruststand 1’: Aanvraag tot warmte 2: Motor ingeschakeld, controle luchtdruk
3: Eerste fase dichtheidscontrole
(ruimte tussen de ventielen zonder
druk) 4: Tijdsduur controle 1 5: Tweede fase van de ventielcontrole
(ruimte tussen de ventielen gevuld) 6: Tijdsduur controle 2 7: Einde naventilatie
8: Werkingsgereedheid 9: Voorventilatie 9’: Voorventilatie/parasietlichtbewaking/
voorontsteking 10: Vlamvorming, veiligheidstijd 11: Naontstekingstijd 12: Werking 13: Branderstilstand
Snelle start met lange voorventilatie
Branderautomaat TCG 1xx Snelle start met voortdurende werking van de motor Snelle start met lange voorventilatie
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B8
Functie
Stekker
nr.
Klem
Klem
Stekker
nr.
Vlamcontrole
Afstandsontgren deling
Ontstekin
Brandermotor
LuchtpressostaatGaspressostaat Stroomvoeding L1
Display Storing
Magneetventiel
Aarde
Aarde
nl
Aansluitschema Aansluitsokkel
Klem Benaming Stekker nr. Klem Benaming Stekker nr.
1 Signaal vlamdoofveiligheid 2 Neutraal 15 Neutraal 3 Fase 16 Fase brandermotor
5 Fase 18 Neutraal 6Fase 7 Signaal gaspressostaat 20 Fase display storing 8 Signaal luchtpressostaat
9 Fase 22 Neutraal 10 Fase 11 Aarde 24 Fase hoofdgasventiel 12 Neutraal 25 Aarde 13 Aarde
11
20
8
10
6
14 Fase onstekingstransformator
17 Aarde
19 Neutraal
21 Fase veiligheidsventiel
23 Aarde
5
44 Signaal afstandsontgrendeling
21
1
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B 9
Functie
P2.G
P2.G/TC
Gasblok MB-DLE
Het compacte gasblok MB-DLE ... ingebouwde gasdrukregelaar is bestemd voor gasbranders met geforceerde luchttoevoer met een snelheid. Het compacte gasblok draagt de goedkeuring CE 0085 AP3156.
Technische gegevens
Ingangsdruk 13-360 mbar Omgevingstemperatuur -15 tot +60°C Spanning 230 V / 50 Hz Opgenomen vermogen 46 W Beschermingsindex IP54 Gasaansluiting Rp 3/4"
met
Werking
Door het onder spanning zetten van de magneetspoelen openen de kleppen Y12 en Y13. De klepzetels zijn tegen vuil beschermd door een stroomopwaarts geplaatst zeefje. De ingebouwde drukregelaar regelt de gewenste uitgangsdruk.
De benodigde instelwaarden voor:
- de gasdrukbewaker
- de gasdrukregelaar
- de startgasdruk kunnen met schroeven worden ingesteld. De ingangs- en uitgangsdrukken kunnen worden gemeten op de drukaansluitingen.
F4 Drukschakelaar (instelschroef
onder de kap) Y12 Veiligheidsklep Y13 Hoofdklep 2 Elektrische aansluiting van de
kleppen 8 Inlaatflens 9 Elektrische aansluiting van de
drukschakelaar 104/C Instelschroef van de
drukregelaar 106 Gasfilter 119 Meetpunt gasingangsdruk 119pBr Meetpunt gasuitgangsdruk
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B10
Montage
nl
Montage van de brander
Montage van de brander
De branderflens 3 is uitgerust met langgaten en kan voor een gat- van 150
- 184mm worden gebruikt. Deze maten voldoen aan EN 226. Door verschuiven van buizensteun 2 op de branderbuis kan de insteekdiepte van het mengtoestel aangepast worden aan de afmetingen van de verbrandingsruimte. De insteekdiepte bij het in- en uitbouwen ongewijzigd. Door de buizensteun 2 wordt de brander op de aansluitflens en dus aan de ketel bevestigd. De verbrandingsruimte wordt hierdoor dicht afgesloten.
Inbouwdiepte van de branderbuis en inmetselen
Bij verwarmers zonder gekoelde voorwand is, in zoverre de ketelfabrikant geen andere opgave doet, een gemetselde bekleding of een isolatie 5, zoals hiernaast afgebeeld, noodzakelijk. Het inmetselen mag de voorkant van de vlambuis niet overlappen en moet met niet meer dan 60° conisch toelopen. De luchtspleet 6 moet worden opgevuld met een elastisch, onbrandbaar isolatiemateriaal.
Inbouwen:
• Aansluitflens 3 met bouten 4 aan de
ketel bevestigen
• Buizensteun 2 op branderbuis monteren en met bout 1 bevestigen. Bout 1 met een aantrekmoment van max. 6 Nm vastdraaien.
• Brander enigszins draaien, in de flens invoeren en met bout 5 bevestigen.
Uitbouwen:
• Bout 5 losdraaien
• Brander uit de bajonetsluiting draaien en uit de flens trekken.
Voor een montage van de brander
in omgekeerde positie, moet ook de weergave worden omgekeerd. Hiertoe houdt u, als de brander onder spanning staat, de toetsen BP1 en BP2 tegelijk ingedrukt tot u de verandering constateert.
Dit is alleen mogelijk als de brander is gestopt!
Roofgasafvoersysteem
Om eventuele geluidshinder te voorkomen, dient bij de verbinding van de ketel met het rookgaskanaal het gebruik van aansluitstukken met een rechte hoek te worden vermeden.
Bij ketels met omkeerverbranding moet rekening gehouden worden met de minimale insteekdiepte A van de vlambuis conform opgave van de ketelfabrikant.
Peilglaskoeling
Het branderhuis kan met een R1/8"­aansluiting voor de opname van een leiding voor de peilglaskoeling van de ketel worden voorzien.
• Hiervoor gietrand 6 doorboren en 1/8"-
schroefdraad snijden. Voor aansluitnippel en verbindingsslang toebehoor Art. Nr. 12 056 459 gebruiken.
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B 11
Montage
Montage van de gasarmatuur Controle van de branderkop voor aardgas / propaan
Montage van de gasarmatuur
• Controleren of ringafdichting J1
aanwezig is en correct op de flens ligt.
• Gasarmatuur rechts of links met
spoelen in bovenste verticale stand
bevestigen.
• Let op de circulatierichting.
Controle van het mengtoestel
• De drie dekselbouten W losmaken.
• Deksel verwijderen.
• Contramoer E van de gasbuissteun
losmaken
• Borgbout losmaken
• Mengtoestel eruit trekken.
Instelling op vloeibaar-gaswerking
• Stuwschijf 4 demonteren.
• Tussenstuk GP (bij behuizing
geleverd) monteren.
• Stuwschijf weer monteren.
Controle van het mengtoestel
• Instelling van de ionisatiesonde en de ontstekingssonde volgens afbeeldingen controleren.
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B12
Inbedrijfstelling
nl
Elektrische aansluiting Controles vóór de inbedrijfstelling Ionisatiestroommeting
Algemene voorschriften voor gasverzorging
• De aansluiting van de gasarmatuur op het gasnet mag alleen door een erkend vakman worden uitgevoerd.
• De diameter van de gasleiding moet zo vormgegeven zijn dat de voorgeschreven gasstroomdruk niet onderschreden wordt.
• Vóór de gasarmatuur moet een handbediende gaskraan (niet meegeleverd) worden gemonteerd.
• In Duitsland moet volgens voorbeeld­verbrandingsverordening bovendien een thermisch in werking tredende afsluiter (door de klant te installeren)
worden gebruikt. Bij de inbedrijfstelling van de brander wordt de installatie gelijktijdig onder verantwoording van de installateur of zijn zaakwaarnemer afgenomen. Alleen hij kan waarborgen dat de installatie overeenstemt met de normen en voorschriften. De installateur moet erkend zijn en de installatie op lekkages gecontroleerd en ontlucht hebben.
Het installeren van de elektra en de aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend elektricien. Hierbij dienen de geldende voorschriften en richtlijnen in acht te worden genomen.
Houd u stipt aan de geldende voorschriften en richtlijnen en aan het bij de brander geleverd elektrische schema!
Elektrische aansluiting
• Controleer of de netspanning eenfasig
230 V, 50 Hz is met neutraal en aarde. Zekering op de ketel: 10 A
Elektrische stekkerverbindingen
De brander moet van het net gescheiden kunnen worden met een omnipolair uitschakeltoestel. De brander en de verwarmer (ketel) worden via een zevenpolige steker Wieland 1 (niet meegeleverd) met elkaar verbonden. De diameter van de op deze steker aangesloten kabel moet absoluut tussen 8,3 en 11 mm liggen.
Aansluiting gasarmatuur
Aansluiting van de gasarmatuur op de zich op de brander bevindende stekkers (zwart op zwart, grijs op grijs) maken.
Controles vóór de inbedrijfstelling
Vóór de inbedrijfstelling moeten de volgende punten worden gecontroleerd.
• Montage van de brander volgens de bijgeleverde handleiding.
• Voorinstelling van de brander conform opgave insteltabel.
• Instelling van het mengtoestel
• De warmtebron moet klaar voor inbedrijfstelling gemonteerd zijn, de voorschriften voor het gebruik van de warmtebron moeten worden opgevolgd.
• Alle elektrische aansluitingen moeten correct uitgevoerd zijn.
• De warmtebron en het verwarmingssysteem zijn met water
gevuld, de circulatiepompen zijn in werking.
• De temperatuurregelaar, drukregelaar, droogloopbeveiliging en andere eventueel aanwezige beveiligende begrenzingsvoorzieningen moeten correct aangesloten zijn en functioneren.
• De rookgaswegen moeten vrij zijn en de secundaire-luchtvoorziening, indien aanwezig, moet in werking zijn.
• Voldoende toevoer van verse lucht moet gewaarborgd zijn.
• Het verzoek om warmte moet aanwezig zijn.
• Er moet voldoende gasdruk
Ionisatiestroommeting
Voor de meting van de ionisatiestroom, de steker B10 losmaken en een multimeter met een meetbereik van 0­100 µA aansluiten. De ionisatiestroom moet groter zijn dan 7 µA. Het is ook mogelijk om de ionisatiestroomsterkte te raadplegen op het display.
beschikbaar zijn.
• De brandstofleidingen moeten vakkundig gemonteerd en ontlucht zijn en op lekkages gecontroleerd zijn.
• Een meetplaats volgens de normen voor de meting van rookgas moet aanwezig zijn, het rookgastraject tot en met de meetplaats moet dicht zijn, zodat de meetresultaten niet worden vervalst door valse lucht.
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B 13
Inbedrijfstelling
G20 G25 G31
30 2 0,3 0
70 20 0,7 30 9,6 12,8 5,4
75 20 0,7 12 3,8 4,3 3,1 100 20 0,9 60 6,1 6,9 5,1 115 35 1 90 7,5 8,6 6,3
185 35 1,3 80
77,55,5
P2.160
G (TC)
P r e ssi o n
fo y e r
pF
(m b a r)
Positie
lu ch tk le p
(°)
Maat Y
(m m )
In ste llin g g a skle p
gasdruk bij de kop pBr
(m b a r)
MB-...407
Brandervermogen
(k W )
P2.70 G (TC)
P2.120
G (TC)
Instelgegevens
50 10 0,5 10 5,3 7 3,1
80 10 0,7 20 1,8 2 1,5
110 25 0,9 60 4,8 5,5 4,5 140 20 0,9 70 - - -
De instelgegevens hierboven zijn ter indicatie om de inbedrijfstelling te vergemakkelijken. De fabrieksinstellingen zijn vet gedrukt op een grijze ondergrond. De definitieve instellingen zijn absoluut noodzakelijk om de beste werking van de brander te garanderen.
Instelling van de gasdrukbewaker
• Doorzichtig deksel verwijderen.
• Stel de waarde van de gasdruk bij de kop in de 2
e
trap tijdelijk in 5mbar.
Instelling van de luchtdrukbewaker
• Doorzichtig deksel verwijderen.
• Tijdelijk instellen op 1 mbar.
2,4 3,1 1,5
09/2014 - Art. Nr. 4200 1050 2800B14
Loading...
+ 30 hidden pages