Ducati Multistrada 1100 S, Multistrada 1100 User Manual [nl]

L
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
1100S 1100
N
1
NL
2
L
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudshandleiding. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maakt.
N
Veel rijplezier!
Gebruik met het oog op de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de motorfiets en dient aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
3
Inhoud
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6
NL
Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motorfiets 10
Bedieningsorganen 11
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de motorfiets Bedieningspaneel 12 LCD – Belangrijkste functies 13 LCD - Parameters programmeren/weergeven 15 Instrumentenpaneelverlichting 22 Lichtsterkte van de controlelampjes 22 Automatisch koplamp uitschakelen 22 Antidiefstalsysteem 23 Sleutels Codekaart 24 Gashendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te schakelen 25 De sleutels laten bijmaken 26 Startschakelaar en stuurvergrendeling Linker stuurschakelaar De koppelingshendel Rechter stuurschakelaar
4
23
11
28
29
27
30
Draaibare gasknop Bedieningshendel voorrem Bedieningspedaal achterrem Versnellingspedaal De stand van het versnellingspedaal en het achterrempedaal afstellen 33
30
32
31
32
Belangrijkste elementen en mechanismen 35
Plaats op de motorfiets 35 Dop brandstoftank Slot passagierszadel en helmhouder 37 Slot klep documentenkastje 38 Zijstandaard Afstelling voorvork 40 Regelknoppen schokdemper achter Afstellen van achteruitkijkspiegeltjes 44 Wijzigen ligging van de motorfiets 45
36
39
42
Gebruiksvoorschriften 46
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode van de motorfiets 46 Controles vóór het starten 48 Starten van de motor 49 De motorfiets starten en ermee rijden 51 Afremmen 51 De motorfiets stilzetten 52 Parkeren 52 Brandstof tanken Meegeleverde accessoires
53
54
L
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudswerkzaamheden 55
Delen van het frame demonteren 55 Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren 60 Slijtage van remblokjes controleren De scharnierpunten smeren 63 Afstellen onbelaste slaglengte gashendel 64 Opladen van de accu De spanning van de drijfketting controleren De drijfketting smeren 67 Vervangen lampen koplampverlichting 68 Vervangen lampen richtingaanwijzers voorkant 72 Vervangen lampen richtingaanwijzers achterkant 73 Vervangen lampen kentekenverlichting en stoplicht 74 Afstellen van koplamp Tubeless banden 78 Controle motoroliepeil Reinigen en vervangen van bougies Algemene reiniging 82 Lange tijd buiten gebruik 83 Belangrijke waarschuwingen 83
65
76
80
62
66
81
Onderhoud 84
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die door de dealer dienen te worden uitgevoerd 84 Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die door de klant dienen te worden uitgevoerd 87
Technische gegevens 88
Afmetingen (mm) 88 Gewicht 88 Tanken 89 Motor 90 Distributie 90 Prestaties 91 Bougies 91 Voeding 91 Uitlaatsysteem 91 Overbrenging 92 Remmen 93 Frame 94 Wielen 94 Banden 94 Ophangingen 95 Verkrijgbare kleuren 95 Elektrische installatie 96
Geheugensteuntje voor periodiek onderhoud 101
N
5
Aanwijzingen van algemene aard
NL
Garantie
In uw eigen belang en ter behoud van het product, raden wij u nadrukkelijk aan een erkende Ducati Dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen wordt een Garantieboekje meegeleverd. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. Tijdens de geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkele component worden veranderd en mag er niets worden gewijzigd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig door te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Neem in geval van twijfel contact op met een erkende Ducati Dealer. U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen, waarvan Ducati Motor Holding S.p.A. hoopt dat ze altijd even probleemloos en prettig verlopen. Bovendien blijft uw motorfiets door de toepassing van deze informatie blijvend goede prestaties leveren. Deze handleiding bevat informatieve opmerkingen met een bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige verwondingen en zelfs dodelijke afloop tot gevolg.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (rechts of links) gaan uit van de rijrichting van de motorfiets.
L
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. Bestuurder en bijrijder dienen altijd gepaste kleding en een veiligheidshelm te dragen. Draag geen loshangende kleding die in de bedieningsorganen klem kan blijven zitten of het zicht kan belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid of binnen heel korte tijd zelfs dodelijke afloop tot gevolg hebben. Bestuurder en bijrijder dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Teneinde op elk willekeurig moment van richting te kunnen veranderen of de rijstijl aan veranderingen in het wegdek aan te kunnen passen moet de bestuurder altijd de handen aan het stuur houden, terwijl de bijrijder altijd met beide handen de handgreep achterop moet vasthouden. Leef de landelijk en plaatselijk geldende wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan zicht, wegdek en verkeer toestaan.
Gebruik altijd en tijdig tevoren de richtingaanwijzers om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere rijbaan kiest. Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de “dode hoek” van de voertuigen die voor u rijden. Rijd voorzichtig op kruispunten, bij het verlaten van privé­terrein of parkeerplaats of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor altijd uit als u tankt, en mors geen benzine op de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens onbewaakt laat staan. De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het kan zijn dat het volledige uitlaatsysteem warm blijft, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo, dat niemand ertegen kan stoten en zet hem altijd op de zijstandaard. Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierop kan omvallen.
N
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het veilig afleggen van lange afstanden met volle bepakking. Goed verdelen van het gewicht van de lading op het voertuig is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op slecht wegdek.
NL
Belangrijk
Het is raadzaam om niet harder dan 120 km/uur te rijden wanneer de zijtassen op de motor gemonteerd zijn. Deze snelheid moet nog verder teruggebracht worden bij slecht zicht of wanneer banden of wegdek zich niet in optimale staat bevinden.
8
Informatie omtrent de te vervoeren lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 410 kg. Het gewicht van de bagage mag beslist niet meer dan 23 kg bedragen, onderverdeeld als volgt (afb. 1): 9 max. 9 kg voor elke zijtas; 5 max. 5 kg voor de tanktas.
5
Kg
9
9
Kg
Kg
afb. 1
L
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets opgeborgen te worden. Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht brengen. Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt. Steek geen lading tussen de frameconstructie, aangezien deze verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Bij montage van de zijtassen (verkrijgbaar bij de onderdelenservice van de Firma Ducati): bagage en accessoires indelen op grond van hun gewicht en gelijkmatig over de zijtassen verdelen; elke zijtas met het betreffende sleutelslot afsluiten. Controleer altijd of de druk van de banden overeenkomt met hetgeen vermeld staat op pag. 78 en tevens of ze zich in goede staat bevinden.
N
9
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers, respectievelijk voor het frame (afb. 2) en voor de motor (afb. 3).
Framenr.
Motornr.
NL
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de motorfiets aan en dienen te worden vermeld bij het bestellen van onderdelen.
10
afb. 2
afb. 3
L
Bedieningsorganen
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig door voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
6
1
74
N
3
5
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de motorfiets (afb. 4)
1) Bedieningspaneel.
2) De startschakelaar en het stuurslot.
3) Linker stuurschakelaar.
4) Rechter stuurschakelaar.
5) Draaibare gasknop.
6) Koppelingshendel.
7) Bedieningshendel voorrem.
8) Bedieningspedaal achterrem.
9) Koppelingspedaal.
2
9
8
afb. 4
11
Bedieningspaneel
1) LCD (zie pag. 13).
2) Bedieningsknoppen A en B. Knoppen die worden gebruikt voor het weergeven en invoeren van parameters op het bedieningspaneel.
3) Waarschuwingslampje antidiefstalsysteem
NL
IMMO (ambergeel).
Dit lampje blijft branden als de sleutelcode fout is of niet wordt herkend; het knippert als een signalering van het antidiefstalsysteem wordt gereset via de ontgrendelprocedure met behulp van de hendel (zie pag. 25).
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het elektronische start/injectiesysteem checken. Gebruik deze menu's nooit: ze zijn voorbehouden aan ons deskundig personeel. Als u deze menu's toevallig opent, zet dan de sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati dealer om de nodige controles te laten uitvoeren.
4) Toerenteller (min Geeft het toerental per minuut van de motor aan.
12
-1
).
afb. 5
21
km/h miles mph km/L mpgal
3
4
L
LCD – Belangrijkste functies
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil staat. Kom absoluut niet aan het instrumentenpaneel terwijl u rijdt.
1) Controlelampje olietemperatuur. Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor de maximumtemperatuur heeft bereikt, omdat u de motor hierdoor kunt beschadigen.
2) Klok.
3) Snelheidsmeter. Deze geeft de rijsnelheid van het voertuig aan.
4) Hulpdisplay. Geeft achtereenvolgens de aanduidingen van de kilometertellers, dagtellers, trip fuel kilometertellers, gemiddelde snelheid, momenteel verbruik, gemiddeld verbruik, resterende autonomie.
5) Waarschuwingslampje EOBD (ambergeel). Als dit blijft branden, wil dat zeggen dat de besturingseenheid fouten signaleert en de motor blokkeert.
Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure voor het ontgrendelen van het antidiefstalsysteem met behulp van de gashendel. Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het enkele seconden later weer uitgaan (meestal 1,8 - 2 sec.).
N
13
6) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
7) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
NL
de startschakelaar op ONwordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uitgaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het moet uitgaan bij toename van het toerental.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (7) blijft branden, want anders bestaat de kans dat de motor wordt beschadigd.
8) Waarschuwingslampje neutraal N (groen). Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
9) Waarschuwingslampje groot licht (blauw). Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot licht is ingeschakeld.
10) Waarschuwingslampje
brandstofreserve (ambergeel).
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt; er zit nog ongeveer 3 liter benzine in de tank.
14
1
12
km/h miles mph
11
10
9
11) Brandstofdisplay. Deze functie geeft het brandstofpeil in de tank van het voertuig weer. Wanneer het laatste streepje blijft knipperen gaat het controlelampje (10) van de reservetank branden.
12) Controlelampje preventief onderhoud. Als het lampje ( ) gaat branden, geeft dat aan dat er een periodieke onderhoudsbeurt nodig is. Het lampje blijft gedurende 50 km (31 mijl) nadat het is gaan branden, knipperen. Daarna blijft het permanent branden. Als het lampje begint te knipperen dient u zich te wenden tot een dealer of een erkend centrum.
km/L mpgal
678
2
3
4
5
afb. 6
L
LCD - Parameters programmeren/ weergeven
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON ofwel Key-ON) wordt controle van alle instrumenten uitgevoerd: wijzertjes, displays en lampjes (afb. 7).
OFF
N
km/h miles mph km/L mpgal
CHECK 1
CHECK 2
km/h
ON
afb. 7
15
Indicatie olietemperatuur (afb. 8)
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor. Is de temperatuurwaarde gelijk aan of lager dan +39 °C/ 102,2 °F, dan blijft op het display de melding “LO” knipperen. Als de waarde tussen +40 °C/104 °F en +170 °C/338 °F ligt, verschijnt deze waarde op het display. Is de temperatuurwaarde gelijk aan of hoger dan +171 °C/ 339,8 °F, dan blijft op het display de melding “HI” knipperen.
NL
Opmerkingen
Als de sensor niet is aangesloten geeft het display knipperende streepjes “ - - - “ weer.
16
KNIPPEREND
KNIPPEREND
VASTVAST
KNIPPEREND KNIPPEREND
KNIPPEREND
KNIPPEREND
VAST
VAST
afb. 8
L
De klok instellen
Druk gedurende 2 seconden op de knop (A, afb. 5); de melding AM wordt knipperend weergegeven. Bij het drukken op de knop (B, afb. 5) knippert de melding PM; door weer op de knop (B) te drukken wordt er naar de vorige stap teruggegaan. De toets (A) indrukken om uw keuze te bevestigen en de tijd in te stellen, die knipperend wordt weergegeven. De tijd wijzigen met behulp van de toets (B). De toets (A) indrukken om uw keuze te bevestigen en de minuten te programmeren. De minuten wijzigen met behulp van de toets (B). Door langer dan 5 seconden op de knop (B) te drukken verloopt het tellen sneller. De toets (A) indrukken om uw keuze te bevestigen, het menu van de klok te verlaten en weer naar standaard functioneren over te gaan.
Weergave van functies hulpdisplay
Door de knop (B, afb. 5) in te drukken met de sleutel op ON worden achtereenvolgens onderstaande functies doorgelopen:
- Totale kilometerstand
- Dagteller (TRIP)
- Gemiddelde snelheid
- Momenteel brandstofverbruik
- Gemiddeld brandstofverbruik
- Brandstofreserve
- Dagteller Trip fuel (TRIPF) (indien actief)
(afb. 9)
km miles
km miles
km/h
mph
km/L mpg
km/L mpg
km miles
km miles
TOTALE KILOMETERTELLER
DAGTELLER (TRIP)
GEMIDDELDE SNELHEID
MOMENTEEL BRANDSTOFVERBRUIK
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
BRANDSTOFRESERVE
DAGTELLER (TRIP), TRIP FUEL (TRIPF),
N
ALLEEN INDIEN ACTIEF
afb. 9
17
Functie “Totale kilometerstand” (afb. 10)
Duidt het totale aantal gereden kilometers aan.
Functie “Dagteller (TRIP)”
Geeft het aantal kilometer aan dat gereden is vanaf de laatste reset. Deze parameter kan op nul gesteld worden door tot de functie toe te treden en de knop (A, afb. 5) minstens 2 seconden in te drukken. Bij het bereiken van 9999.9 km (of mijl) wordt het display automatisch teruggesteld.
NL
Bij het terugstellen van deze parameter wordt tevens het gegeven van de gemiddelde snelheid, het gemiddelde brandstofverbruik en de verbruikte hoeveelheid benzine op nul gezet.
Functie “Dagteller trip fuel (TRIPF)”
Geeft de afstand aan die is afgelegd sinds het lampje van de brandstofreserve (10, afb. 6) is gaan branden. Het display van de teller gaat automatisch over op de functie “TRIP F”, dagteller brandstofreserve, en begint de afstand te tellen die vanaf dat punt wordt afgelegd.
Functie “Gemiddelde snelheid”
Deze geeft de gemiddelde rijsnelheid van het voertuig aan. De gemiddelde snelheid wordt gemeten vanaf de laatste reset van de “Dagteller (TRIP)”. Bij het overschrijden van 280 km/h (174 mph) verschijnen op het display de streepjes “---”.
(afb. 10)
(afb. 10)
(afb. 10)
18
km miles
km/h
mph
ALLEEN INDIEN ACTIEF
km miles
km/h
mph
afb. 10
L
Functie “Momenteel brandstofverbruik” (afb. 11)
Wanneer het voertuig rijdt is op het display de waarde van het momentele brandstofverbruik af te lezen. Wanneer de motor draait, maar het voertuig staat stil, verschijnen op het display de streepjes “-- -“. Bij uitgeschakelde motor geeft het display “0.0” weer.
Functie “Gemiddeld brandstofverbruik”
Wanneer het voertuig rijdt is op het display de waarde van het gemiddelde brandstofverbruik af te lezen. Bij het terugstellen van de “dagteller” (TRIP) geeft het display de streepjes “--.-“ weer en wordt de waarde na 2 km rijden bijgewerkt. Wanneer het voertuig stilstaat of bij draaiende motor geeft het display de waarde weer die in het geheugen opgeslagen was voordat er bijgesteld werd.
(afb. 11)
km/L mpg
km/L mpg
N
afb. 11
19
Functie “Brandstofreserve” (afb. 12)
Geeft aan hoeveel kilometer het voertuig nog kan afleggen. Wanneer het voertuig stilstaat of bij draaiende motor geeft het display de waarde weer die in het geheugen opgeslagen was voordat er bijgesteld werd. Als deze functie actief is, worden, wanneer het controlelampje BRANDSTOFRESERVE (10, afb. 6) gaat branden, de streepjes “– –. -“ weergegeven zolang het lampje blijft branden.
NL
Opmerkingen
Het gegeven wordt elke 10 seconden bijgewerkt.
Functie “Brandstofpeil”
Geeft de in de tank resterende brandstofhoeveelheid aan. Wanneer het controlelampje BRANDSTOFRESERVE (10,afb. 6) gaat branden, verschijnt op het display de laatste staaf en knippert het symbool van de benzinepomp. Branden van controlelampje: 3 nog 7 liter brandstof in de tank. Wanneer het controlelampje van de reserve (10, afb. 6) gaat branden, verschijnt op het display de laatste staaf en knippert het symbool van de benzinepomp: het display (4, afb. 6) gaat over naar de functie “trip fuel” en geeft de afstand aan die vanaf dat punt is afgelegd.
Opmerkingen
Dit voertuig is uitgerust met een zeer lange brandstoftank; daarom kan het zijn dat bij langdurig rijden op hellingen de aanduiding van het brandstofpeil niet geheel nauwkeurig is.
20
(afb. 12)
km miles
10
afb. 12
L
Functie speciale keuzes: model voertuig en meeteenheid
De computer bepaalt automatisch het voertuig en de correcte meeteenheden die op het display dienen te worden weergegeven; om deze parameters te wijzigen, tegelijkertijd op de toetsen (A, afb. 5) en (B, afb. 5) drukken en de sleutelschakelaar van de stand OFF in de stand ON zetten. Op het display worden knipperend het model en de uitvoering van het voertuig weergegeven. Druk op de toets (B) om alle mogelijke instellingen achtereenvolgens weer te geven. Om de gemaakte keuze in het geheugen op te slaan minstens 5 seconden op de knop (A) drukken tot op het display de melding OFF verschijnt en daarna de sleutelschakelaar op OFF zetten.
(afb. 13)
Opmerkingen
Tijdens deze functie is het niet mogelijk de motor te
starten.
N
afb. 13
21
Instrumentenpaneelverlichting
De verlichting van het instrumentenpaneel werkt alleen als het parkeerlicht of de koplamp branden. Het instrumentenpaneel schakelt met behulp van voelers, die de lichtintensiteit en de omgevingstemperatuur meten, automatisch de verlichting van het instrumentenpaneel in of uit.
NL
Lichtsterkte van de controlelampjes
Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het parkeerlicht of de koplamp branden. De sterkte van de controlelampjes wordt automatisch aangepast aan de lichtsterkte, die in de omgeving wordt gemeten.
Automatisch koplamp uitschakelen
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt kiezen of de koplampen automatisch wordt uitgezet. Het mechanisme treedt in twee gevallen in werking:
- in het eerste geval wanneer de sleutel van OFF op ON
wordt gezet en er verder niet wordt gestart. Na 60 seconden wordt de koplamp uitgeschakeld en pas weer ingeschakeld wanneer de sleutel opnieuw van OFF op ON wordt gezet.
- in het tweede geval wanneer na gebruik van het voertuig,
met ingeschakelde koplampen, de motor wordt afgezet met behulp van de schakelaar MOTORSTOP (2, afb. 20). 60 sec. nadat de motor is uitgezet wordt de koplamp uitgeschakeld en pas weer ingeschakeld wanneer de motor opnieuw wordt gestart.
22
Opmerkingen
Ook tijdens het starten schakelt het systeem de koplampen uit en schakelt deze weer in op het moment dat de motor gestart is of wanneer de motorstartknop (3, afb. 20) wordt losgelaten.
L
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert (immobilizer) en dat automatisch wordt ingeschakeld, telkens wanneer het instrumentenpaneel wordt uitgezet. In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch mechanisme, dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden telkens wanneer het voertuig wordt aangezet door een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een “wachtwoord” dat telkens verandert wanneer de motor wordt aangezet, en dat wordt herkend door de elektronische besturing, die uitsluitend op grond hiervan de motor aanzet.
Sleutels (afb. 14)
De motorfiets wordt geleverd met de volgende sleutels:
- 1 sleutel A (ROOD) Deze “rode sleutel” is een onderhoudsinstrument dat deel uitmaakt van het antidiefstalsysteem van uw motorfiets. Deze bevat de “code” van het antidiefstalsysteem en is niet bestemd voor het dagelijkse gebruik van uw motorfiets. Uw Ducati-dealer zou u kunnen vragen hem te verstrekken om bepaalde onderhoudswerkzaamheden uit te kunnen voeren. Om veiligheidsredenen kan dit instrument (rode sleutel) niet worden vervangen. Mocht hij nodig zijn voor het onderhoud en u bent niet in staat deze sleutel te leveren, dan moeten de regeleenheid van de motor, het dashboard en het ontstekingsblok worden vervangen en zijn de (hoge) kosten van deze vervangingen voor uw rekening. Bewaar de “rode sleutel” op een veilige plaats.
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel zit een rubberen bescherming, die belet dat de sleutel in contact komt met de andere sleutels, waardoor hij zich altijd in perfecte staat bevindt. Haal deze bescherming er niet af, tenzij dit noodzakelijk is.
De zwarte sleutels zijn sleutels voor alledaags gebruik; deze dienen om
- het voertuig te starten.
- de tankdop open te maken.
- de klep van het documentenkastje open te maken.
- het slot van het bijrijderzadel open te maken. De rode sleutel heeft dezelfde functies als de zwarte sleutels, maar men kan er bovendien andere zwarte sleutels mee wissen en herprogrammeren, indien nodig.
B
A
1
afb. 14
N
23
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten
in de sleutel beschadigen.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1) geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels staat.
NL
Opgelet
Berg de sleutels en het plaatje nie t samen op en bewaar het plaatje (1) en de rode sleutel op een veilige plaats. Wij raden u bovendien aan slechts één van de zwarte sleutels te gebruiken voor het gebruik van de motorfiets.
Codekaart
Met de sleutels wordt een CODEKAART (afb. 15) meegeleverd, waarop de elektronische code (A, afb. 16) vermeld staat, die gebruikt moet worden wanneer de motor geblokkeerd is en dus na key-ON niet start.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische code die op de CODEKAART vermeld staat bijdehand te hebben voor het geval de motor ontgrendeld dient te worden met behulp van de gashendel (zie pag. 25). Met deze procedure kan de gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering uitzetten, hetgeen wordt aangegeven door het ambergele waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6). Dit is uitsluitend mogelijk met de elektronische code (electronic code) die op de codekaart staat.
24
afb. 15
A
afb. 16
L
Gashendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te schakelen
1) De sleutel op ON zetten en de starthendel volledig
draaien en in deze stand houden. Het waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6) gaat na een van te voren ingestelde tijd van 8 seconden uit.
2) De starthendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje gaat nu weer branden, maar knippert
ditmaal. Voer vervolgens, om de motor te ontgrendelen, de elektronische code in die vermeld staat op de CODEKAART, die u bij aanschaf van de motorfiets door de dealer overhandigd is.
4) Laat het EOBD-lampje zó vaak knipperen als het eerste
cijfer van de geheime code aangeeft. Zet de gashendel 2 seconden lang geheel open en laat hem daarna weer los. Op deze manier herkent de computerbesturing het cijfer en gaat het EOBD-lampje 4 seconden lang branden. Herhaal de procedure totdat het laatste cijfer ingevoerd is. Wanneer de gashendel niet bediend wordt, knippert het EOBD-lampje 20 keer en blijft daarna permanent branden, zodat de procedure vanaf punt (1) herhaald moet worden.
5) Bij het loslaten van de gashendel kunnen zich, na het invoeren van de correcte code, twee gevallen voordoen: A) het controlelampje EOBD gaat knipperen om aan te
geven dat het stuur ontgrendeld is. Dit lampje gaat uit na 4 seconden of wanneer het motortoerental de limiet van 1000 min
B) het controlelampje IMMO (3, afb. 5) knippert totdat
het toerental van de motor meer dan 1000 min bedraagt, of totdat het voertuig weer wordt gestart.
6) Als de code NIET correct is ingevoerd, blijven het EOBD- en het IMMO-lampje branden en kan men de procedure vanaf punt 2 zo vaak herhalen als men dit wenst.
-1
overschrijdt.
-1
Opmerkingen
Wordt de hendel eerder losgelaten dan vastgesteld,
dan gaat het lampje weer branden, moet de sleutel in de stand OFF gezet worden en moeten de fasen vanaf punt 1 herhaald worden.
N
25
Werkingsprincipe
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Bij het starten van de motor, door de sleutel van OFF op ON (Key-ON) te zetten:
1) als de code wordt herkend gaat het lampje IMMO (3, afb. 5) op het instrumentenbord kort knipperen;
NL
het beveiligingssysteem herkent de code in de sleutel en zet de motorblokkering uit. Door op de knop voor motorstart (2, afb. 20) te drukken wordt de motor gestart;
2) als het controlelampje IMMO blijft branden betekent dit dat de code niet herkend is. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en, indien de blokkering niet wordt opgeheven, proberen te starten met de andere zwarte sleutel. Als de motor dan nog niet start, dient men contact op te nemen met een erkende DUCATI dealer.
3) Als het IMMO-lampje blijft knipperen, betekent dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset (bijvoorbeeld met de gashendelprocedure).
Belangrijk
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u verschillende sleutels gebruikt, kan het zijn dat het systeem de sleutelcode niet herkent.
26
De sleutels laten bijmaken
Voor extra sleutels contact opnemen met de serviceverlening van Ducati en alle beschikbare sleutels en de CODEKAART meenemen. De servicedienst van DUCATI programmeert (tot een maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels. Het kan zijn dat de servicedienst van DUCATI de Klant verzoekt te bewijzen dat hij de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Sleutels die niet worden voorgelegd voor de programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist, zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor van eigenaar verandert, dienen hem alle
sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
L
Startschakelaar en stuurvergrendeling
(afb. 17)
Deze zit vóór de stuurkop en heeft vier standen: A) ON: activeert de functie voor het inschakelen van
verlichting en motor;
B) OFF: deactiveert de functie voor het inschakelen van
verlichting en motor;
C) LOCK: vergrendelt het stuur; D) P: parkeerlicht ingeschakeld en stuur vergrendeld.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te zetten, dient men de sleutel in het contact te steken en vervolgens om te draaien. De sleutel kan uit het contact worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
A
B
N
O
F
F
O
H
S
U
P
LOCK
P
C
IGNITION
N
D
afb. 17
27
Linker stuurschakelaar (afb. 18)
1) Stuurkolomschakelaar, bediening keuze verlichting, met twee standen:
- stand = dimlicht aan;
- stand = groot licht aan.
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen:
- middelste stand = uitgeschakeld;
NL
-stand = links afslaan;
-stand = rechts afslaan.
Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u de schakelaar in zodra deze weer in het midden staat.
3) Drukknop = claxon.
4) Schakelaar = met groot licht signaal geven.
5) Schakelaar = noodknipperlichten Door erop te blijven drukken treden alle richtingaanwijzers in werking. Om de knipperlichten uit te schakelen de knop nogmaals indrukken.
Opmerkingen
Bij het activeren van (1), (2), (4) en (5) gaan op het display de overeenkomstige controlelampjes branden (zie pag. 14).
28
5
4
1
2
3
afb. 18
L
De koppelingshendel (afb. 19)
De koppelingshendel (1) is uitgerust met een knop (2) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op de stuurhelft kan afstellen. Om de hendel (1) af te stellen hem volledig uittrekken en de knop (2) in één van de vier standen draaien. Denk hierbij eraan dat: stand 1 overeenkomt met de maximumafstand tussen hendel en knop en stand 4 met de minimumafstand. Als de koppelingshendel (1) wordt ingetrokken wordt de transmissie van de motor naar de koppeling en dus naar het aandrijfwiel, onderbroken. Het gebruik van de koppelingshendel is heel belangrijk in alle rijfasen, maar vooral tijdens de startfase.
Opgelet
De koppelingshendel dient te worden afgesteld terwijl
de motorfiets stilstaat.
Belangrijk
Als u de koppelingshendel op een correcte manier gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u beschadigingen aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de zijstandaard uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij staat, of als er een versnelling is ingeschakeld terwijl de koppelingshendel is ingetrokken (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
4
3
1
2
N
2
afb. 19
29
Rechter stuurschakelaar (afb. 20)
1) Schakelaar MOTORSTOP, met twee standen:
-stand (RUN) = starten;
-stand (OFF) = stoppen van motor.
Opgelet
NL
Deze schakelaar dient vooral in noodgevallen om de
motor snel uit te zetten. Als de motor uit staat, zet men deze schakelaar weer in de stand om het voertuig weer aan te zetten.
2) Knop = motor starten.
30
Draaibare gasknop (afb. 20)
Met de draaibare knop (3) op de rechterkant van het stuur worden de gaskleppen van het smoorklephuis geopend. Als de knop wordt losgelaten, keert deze automatisch terug in de oorspronkelijke minimumstand.
1 3
2
afb. 20
Loading...
+ 73 hidden pages