Welkom bij de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt
een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u
deze nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoermiddel
zal gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor
Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere
service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze
eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name
de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets.
Alleen op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati
genieten.
Neem voor reparaties en advies contact op met een van onze
erkende servicecentra.
We hebben bovendien een informatiedesk in het leven
geroepen voor Ducati-liefhebbers en fans, zodat ze de
beschikking hebben over suggesties en handige tips.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudshandleiding. Alle informatie in deze handleiding
is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor
Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen
aan te brengen die de technische evolutie van haar
producten noodzakelijk maakt.
Gebruik met het oog op de veiligheid, garantie,
betrouwbaarheid en waarde van uw Ducati motorfiets
alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de
motorfiets en dient aan de nieuwe bezitter te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
N
3
Inhoud
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig reizen 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motorfiets 10
Bedieningsorganen 11
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de
motorfiets
Bedieningspaneel 12
LCD – Belangrijkste functies 13
LCD - Parameters programmeren/weergeven 15
Instrumentenpaneelverlichting 21
Lichtsterkte van de controlelampjes 21
Automatisch koplamp uitschakelen 21
Antidiefstalsysteem 22
Sleutels
Code card 23
Gashendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te
schakelen 24
De sleutels laten bijmaken 25
Startschakelaar en stuurslot
Linker stuurschakelaar
De koppelingshendel
Rechter stuurschakelaar
Draaibare gasknop
4
22
11
29
27
28
26
29
31
30
31
Bedieningshendel voorrem
Bedieningspedaal achterrem
Versnellingspedaal
De stand van het versnellingspedaal en het achterrempedaal
afstellen 32
Belangrijkste elementen en
mechanismen 34
Plaats op de motorfiets 34
Dop brandstoftank
Slot passagierszadel en helmhouder 36
Slot klep documentenkastje 37
Zijstandaard
Afstelling voorvork 39
Regelknoppen schokdemper achter
Afstellen van achteruitkijkspiegeltjes 43
Wijzigen ligging van de motorfiets 44
35
38
41
Gebruiksvoorschriften 46
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode van de
motorfiets 46
Controles vóór het starten 48
Starten van de motor 49
De motorfiets starten en ermee rijden 51
Afremmen 51
De motorfiets stilzetten 52
Parkeren 52
Brandstof tanken
Meegeleverde accessoires
53
54
L
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 55
Delen van het frame demonteren 55
Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren 60
Slijtage van remblokjes controleren
De scharnierpunten smeren 63
Afstellen onbelaste slaglengte gashendel 64
Opladen van de accu
De spanning van de drijfketting controleren
De drijfketting smeren 67
Vervangen lampen koplampverlichting 68
Vervangen lampen richtingaanwijzers voorkant 72
Vervangen lampen richtingaanwijzers achterkant 73
Vervangen lampen kentekenverlichting en stoplicht 74
Afstellen van koplamp
Tubeless banden 78
Controle motoroliepeil
Reinigen en vervangen van bougies
Algemene reiniging 82
Lange tijd buiten gebruik 83
Belangrijke waarschuwingen 83
65
76
80
62
66
81
Onderhoud 84
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de dealer dienen te worden uitgevoerd 84
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de klant dienen te worden uitgevoerd 87
In uw eigen belang en ter behoud van het product, raden wij
u nadrukkelijk aan een erkende Ducati Dealer te raadplegen
voor alle handelingen die bijzondere technische
deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over
alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect
uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten, waarbij
uitsluitend gebruik wordt gemaakt van originele onderdelen
van Ducati die altijd passen en garant staan voor een
motorfiets die perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen wordt een Garantieboekje
meegeleverd. De garantie is niet geldig voor motorfietsen
die worden gebruikt voor wedstrijden. Tijdens de
geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkele
component worden veranderd en mag er niets worden
gewijzigd of vervangen door andere, niet originele delen.
Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de
garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig door te
lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Neem in
geval van twijfel contact op met een erkende Ducati Dealer.
U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen
gebruiken tijdens uw reizen, waarvan Ducati Motor Holding
S.p.A. hoopt dat ze altijd even probleemloos en prettig
verlopen. Bovendien blijft uw motorfiets door de toepassing
van deze informatie blijvend goede prestaties leveren.
Deze handleiding bevat informatieve opmerkingen met een
bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke
situaties veroorzaken met ernstige verwondingen en zelfs
dodelijke afloop tot gevolg.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/of de
componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (rechts of links) gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.
L
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden
dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen
die geen geldig rijbewijs hebben.
Bestuurder en bijrijder dienen altijd gepaste kleding en een
veiligheidshelm te dragen.
Draag geen loshangende kleding die in de bedieningsorganen
klem kan blijven zitten of het zicht kan belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid of
binnen heel korte tijd zelfs dodelijke afloop tot gevolg
hebben.
Bestuurder en bijrijder dienen hun voeten tijdens het rijden
altijd op de voetsteunen te zetten.
Teneinde op elk willekeurig moment van richting te kunnen
veranderen of de rijstijl aan veranderingen in het wegdek aan
te kunnen passen moet de bestuurder altijd de handen aan
het stuur houden, terwijl de bijrijder altijd met beide handen
de handgreep achterop moet vasthouden.
Leef de landelijk en plaatselijk geldende wettelijke
voorschriften na.
Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn
aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan zicht,
wegdek en verkeer toestaan.
Gebruik altijd en tijdig tevoren de richtingaanwijzers om aan
te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere
rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de
“dode hoek” van de voertuigen die voor u rijden.
Rijd voorzichtig op kruispunten, bij het verlaten van privéterrein of parkeerplaats of als u de autoweg oprijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt, en mors geen benzine op
de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn
voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of
kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en
zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens
onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluiddempers blijven nog lang
heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het kan zijn dat het volledige uitlaatsysteem warm blijft,
ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus
niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig
niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van
hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo, dat niemand ertegen kan stoten en
zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en
recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierop kan
omvallen.
N
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het veilig afleggen van
lange afstanden met volle bepakking.
Goed verdelen van het gewicht van de lading op het voertuig
is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te
behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge
stuurbewegingen of op slecht wegdek.
Belangrijk
Het is raadzaam om niet harder dan 120 km/uur te
rijden wanneer de zijtassen op de motor gemonteerd zijn.
Deze snelheid moet nog verder teruggebracht worden bij
slecht zicht of wanneer banden of wegdek zich niet in
optimale staat bevinden.
8
Informatie omtrent de te vervoeren lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden,
met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag
niet meer bedragen dan:
410 kg.
Het gewicht van de bagage mag beslist niet meer dan 23 kg
bedragen, onderverdeeld als volgt (afb. 1):
9 max. 9 kg voor elke zijtas;
5 max. 5 kg voor de tanktas.
5
Kg
9
9
Kg
Kg
afb. 1
L
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk
en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets
opgeborgen te worden.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die
niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht
brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of
het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit
evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie, aangezien
deze verstrikt kan raken in bewegende delen van de
motorfiets.
Bij montage van de zijtassen (verkrijgbaar bij de
onderdelenservice van de Firma Ducati):
bagage en accessoires indelen op grond van hun gewicht
en gelijkmatig over de zijtassen verdelen;
elke zijtas met het betreffende sleutelslot afsluiten.
Controleer altijd of de druk van de banden overeenkomt met
hetgeen vermeld staat op pag. 78 en tevens of ze zich in
goede staat bevinden.
N
9
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
respectievelijk voor het frame (afb. 2) en voor de motor
(afb. 3).
Framenr.
Motornr.
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de motorfiets
aan en dienen te worden vermeld bij het bestellen van
onderdelen.
10
afb. 2
afb. 3
L
Bedieningsorganen
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om
te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen
aandachtig door voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
6
1
74
N
3
5
Plaats van bedieningsorganen voor het
besturen van de motorfiets (afb. 4)
1) Bedieningspaneel.
2) Startschakelaar en stuurslot.
3) Linker stuurschakelaar.
4) Rechter stuurschakelaar.
5) Draaibare gasknop.
6) Koppelingshendel.
7) Bedieningshendel voorrem.
8) Bedieningspedaal achterrem.
9) Koppelingspedaal.
2
9
8
afb. 4
11
Bedieningspaneel
1) LCD, (zie pag. 13).
2) Bedieningsknoppen A en B.
Knoppen die worden gebruikt voor het weergeven en
invoeren van parameters op het bedieningspaneel.
Dit lampje blijft branden als de sleutelcode fout is of
niet wordt herkend; het knippert als een signalering van
het antidiefstalsysteem wordt gereset via de
ontgrendelprocedure met behulp van de hendel (zie pag. 24).
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het
elektronische start/injectiesysteem checken.
Gebruik deze menu's nooit: ze zijn voorbehouden aan ons
deskundig personeel. Als u deze menu's toevallig opent,
zet dan de sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati
dealer om de nodige controles te laten uitvoeren.
-1
4) Toerenteller (min
Geeft het toerental per minuut van de motor aan.
12
).
afb. 5
21
km/h
miles
mph
km/L
mpgal
3
4
L
LCD – Belangrijkste functies
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil
staat. Kom absoluut niet aan het instrumentenpaneel terwijl
u rijdt.
1) Controlelampje olietemperatuur.
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor de
maximumtemperatuur heeft bereikt, omdat u de motor
hierdoor kunt beschadigen.
2) Klok.
3) Snelheidsmeter.
Deze geeft de rijsnelheid van het voertuig aan.
4) Hulpdisplay.
Geeft achtereenvolgens de aanduidingen van de
kilometertellers, dagtellers, trip fuel kilometertellers,
gemiddelde snelheid, momenteel verbruik, gemiddeld
verbruik, resterende autonomie.
5) Waarschuwingslampje EOBD(ambergeel).
Als dit blijft branden, wil dat zeggen dat de
besturingseenheid fouten signaleert en de motor blokkeert.
Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure voor het
ontgrendelen van het antidiefstalsysteem met behulp van de
gashendel.
Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden
als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het
enkele seconden later weer uitgaan (meestal 1,8-2 sec.).
Gaat branden en knippert zodra een van de
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
7) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uitgaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is gelopen, maar het moet uitgaan bij toename van het
toerental.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (7)
blijft branden, want anders bestaat de kans dat de motor wordt
beschadigd.
8) Waarschuwingslampje neutraal N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
9) Waarschuwingslampje groot licht(blauw).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot
licht is ingeschakeld.
10) Waarschuwingslampje
brandstofreserve(ambergeel).
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt; er zit
nog ongeveer 3 liter benzine in de tank.
14
1
12
km/h
miles
mph
11
10
9
11) Brandstofdisplay.
Deze functie geeft het brandstofpeil in de tank van het
voertuig weer. Wanneer het laatste streepje blijft knipperen
gaat het controlelampje (10) van de reservetank branden.
12) Controlelampje preventief onderhoud.
Als het lampje ( ) gaat branden, geeft dat aan dat er een
periodieke onderhoudsbeurt nodig is. Het lampje blijft
gedurende 50 km (31 mijl) nadat het is gaan branden,
knipperen. Daarna blijft het permanent branden. Als het
lampje begint te knipperen dient u zich te wenden tot een
km/L
mpgal
678
2
3
4
5
afb. 6
dealer of een erkend centrum.
L
LCD - Parameters programmeren/
weergeven
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON
ofwel Key-ON), wordt een controle van alle instrumenten
uitgevoerd: wijzertjes, displays en lampjes (afb. 7).
OFF
N
km/h
miles
mph
km/L
mpgal
CHECK 1
CHECK 2
km/h
ON
afb. 7
15
Indicatie olietemperatuur (afb. 8)
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Is de temperatuurwaarde gelijk aan of lager dan +39 °C/
102,2 °F, dan blijft op het display de melding “LO”
knipperen.
Als de waarde tussen +40 °C/104 °F en +170 °C/338 °F ligt,
verschijnt deze waarde op het display.
Is de temperatuurwaarde gelijk aan of hoger dan +171 °C/
339,8 °F, dan blijft op het display de melding “HI” knipperen.
Opmerkingen
Als de sensor niet is aangesloten geeft het display
knipperende streepjes “ - - - “ weer.
16
KNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
VAST GEGEVENVAST GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVENKNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
VAST GEGEVEN
VAST GEGEVEN
afb. 8
L
De klok instellen
Druk gedurende 2 seconden op de knop (A, afb. 5);
de melding AM wordt knipperend weergegeven. Bij het
drukken op de knop (B, afb. 5) knippert de melding PM;
door weer op de knop (B) te drukken wordt er naar de vorige
stap teruggegaan. De toets (A) indrukken om uw keuze te
bevestigen en de tijd in te stellen, die knipperend wordt
weergegeven.
De tijd wijzigen met behulp van de toets (B). De toets (A)
indrukken om uw keuze te bevestigen en de minuten te
programmeren. De minuten wijzigen met behulp van de
toets (B). Door langer dan 5 seconden op de knop (B) te
drukken verloopt het tellen sneller. De toets (A) indrukken
om uw keuze te bevestigen, het menu van de klok te
verlaten en weer naar standaard functioneren over te gaan.
Weergave van functies hulpdisplay
Door de knop (B, afb. 5) in te drukken met de sleutel op ON
worden achtereenvolgens onderstaande functies
doorgelopen:
- Totale kilometerstand
-Dagteller (TRIP)
- Gemiddelde snelheid
- Momenteel brandstofverbruik
- Gemiddeld brandstofverbruik
- Brandstofreserve
(afb. 9)
- Dagteller Trip fuel (TRIPF) (indien actief)
OFF
N
km/h
miles
mph
km/L
mpgal
km/h
CHECK 1
CHECK 2
ON
afb. 9
17
Functie “Totale kilometerstand” (afb. 10)
Duidt het totale aantal gereden kilometers aan.
Functie “Dagteller (TRIP)”
Geeft het aantal kilometer aan dat gereden is vanaf de laatste
reset. Deze parameter kan op nul gesteld worden door tot
de functie toe te treden en de knop (A, afb. 5) minstens
2 seconden in te drukken. Bij het bereiken van 9999.9 km
(of mijl) wordt het display automatisch teruggesteld.
Bij het terugstellen van deze parameter wordt tevens het
gegeven van de gemiddelde snelheid, het gemiddelde
brandstofverbruik en de verbruikte hoeveelheid benzine op
nul gezet.
Functie “Dagteller trip fuel (TRIPF)”
Geeft de afstand aan die is afgelegd sinds het lampje van de
brandstofreserve (10, afb. 6) is gaan branden.
Het display van de teller gaat automatisch over op de functie
“TRIP F”, dagteller brandstofreserve, en begint de afstand te
tellen die vanaf dat punt wordt afgelegd.
Functie “Gemiddelde snelheid”
Deze geeft de gemiddelde rijsnelheid van het voertuig aan.
De gemiddelde snelheid wordt gemeten vanaf de laatste
reset van de “Dagteller (TRIP)”.
Bij het overschrijden van 280 km/h (174 mph) verschijnen op
het display de streepjes “---”.
(afb. 10)
(afb. 10)
(afb. 10)
18
km
km
miles
miles
km/h
km/h
mph
mph
ALLEEN INDIEN GEACTIVEERD
km
km
miles
miles
km/h
mph
afb. 10
L
Functie “Momenteel brandstofverbruik” (afb. 11)
Wanneer het voertuig rijdt is op het display de waarde van
het momentele brandstofverbruik af te lezen. Wanneer de
motor draait, maar het voertuig staat stil, verschijnen op het
display de streepjes “-- -“. Bij uitgeschakelde motor geeft het
display “0.0” weer.
Functie “Gemiddeld brandstofverbruik”
Wanneer het voertuig rijdt is op het display de waarde van
het gemiddelde brandstofverbruik af te lezen.
Bij het terugstellen van de “dagteller” (TRIP) geeft het display
de streepjes “--.-“ weer en wordt de waarde na 2 km rijden
bijgewerkt.
Wanneer het voertuig stilstaat of bij draaiende motor geeft
het display de waarde weer die in het geheugen opgeslagen
was voordat er bijgesteld werd.
(afb. 11)
km/L
mpg
km/L
mpg
N
afb. 11
19
Functie “Brandstofreserve” (afb. 12)
Geeft aan hoeveel kilometer het voertuig nog kan afleggen.
Wanneer het voertuig stilstaat of bij draaiende motor geeft
het display de waarde weer die in het geheugen opgeslagen
was voordat er bijgesteld werd. Als deze functie actief is,
worden, wanneer het controlelampje
BRANDSTOFRESERVE (10, afb. 6) gaat branden, worden de
streepjes “– –. -“ weergegeven zolang het lampje blijft
branden.
km
miles
Opmerkingen
Het gegeven wordt elke 10 seconden bijgewerkt.
Functie “Brandstofpeil”
Geeft de in de tank resterende brandstofhoeveelheid aan.
Wanneer het controlelampje BRANDSTOFRESERVE
(10, afb. 6) gaat branden, verschijnt op het display de laatste
staaf en knippert het symbool van de benzinepomp.
Branden van controlelampje:
3 nog 7 liter brandstof in de tank.
Wanneer het controlelampje van de reserve (10, afb. 6) gaat
branden, verschijnt op het display de laatste staaf en knippert
het symbool van de benzinepomp: het display (4, afb. 6)
gaat over naar de functie “trip fuel” en geeft de afstand aan
die vanaf dat punt is afgelegd.
(afb. 12)
Opmerkingen
Dit voertuig is uitgerust met een zeer lange
brandstoftank; daarom kan het zijn dat bij langdurig rijden
op hellingen de aanduiding van het brandstofpeil niet geheel
nauwkeurig is.
20
10
afb. 12
L
Instrumentenpaneelverlichting
De verlichting van het instrumentenpaneel werkt alleen als
het parkeerlicht of de koplamp branden.
Het instrumentenpaneel schakelt met behulp van voelers,
die de lichtintensiteit en de omgevingstemperatuur meten,
automatisch de verlichting van het instrumentenpaneel in
of uit.
Lichtsterkte van de controlelampjes
Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het parkeerlicht of
de koplamp branden.
De sterkte van de controlelampjes wordt automatisch
aangepast aan de lichtsterkte, die in de omgeving wordt
gemeten.
Automatisch koplamp uitschakelen
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt kiezen of de
koplampen automatisch wordt uitgezet.
Het mechanisme treedt in twee gevallen in werking:
- in het eerste geval wanneer de sleutel van OFF op ON
wordt gezet en er verder niet wordt gestart.
Na 60 seconden wordt de koplamp uitgeschakeld en
pas weer ingeschakeld wanneer de sleutel opnieuw van
OFF op ON wordt gezet.
- in het tweede geval wanneer na gebruik van het voertuig,
met ingeschakelde koplampen, de motor wordt afgezet
met behulp van de schakelaar MOTORSTOP (2, afb. 19).
60 sec. nadat de motor is uitgezet wordt de koplamp
uitgeschakeld en pas weer ingeschakeld wanneer de
motor opnieuw wordt gestart.
Opmerkingen
Ook tijdens het starten schakelt het systeem de
koplamp uit en schakelt deze weer in op het moment dat de
motor gestart is of wanneer de motorstartknop (3, afb. 19)
wordt losgelaten.
N
21
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig
uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de
motor blokkeert (immobilizer) en dat automatisch wordt
ingeschakeld, telkens wanneer het instrumentenpaneel
wordt uitgezet.
In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch
mechanisme, dat het signaal verwerkt dat telkens wordt
uitgezonden wanneer het voertuig wordt aangezet door een
speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een
“wachtwoord” dat telkens verandert wanneer de motor
wordt aangezet, en dat wordt herkend door de elektronische
besturing, die uitsluitend op grond hiervan de motor aanzet.
Sleutels (afb. 13)
De motorfiets wordt geleverd met:
- 1 sleutel A (ROOD)
Deze “rode sleutel” is een onderhoudsinstrument dat deel
uitmaakt van het antidiefstalsysteem van uw motorfiets.
Deze bevat de “code” van het antidiefstalsysteem en is
niet bestemd voor het dagelijkse gebruik van uw
motorfiets. Uw Ducati-dealer zou u kunnen vragen hem te
verstrekken om bepaalde onderhoudswerkzaamheden uit
te kunnen voeren.
Om veiligheidsredenen kan dit instrument (rode sleutel)
niet worden vervangen. Mocht hij nodig zijn voor het onderhoud en u bent niet in staat deze sleutel te leveren, dan
moeten de regeleenheid van de motor, het instrumentenpaneel en het ontstekingsblok worden vervangen en zijn
de (hoge) kosten van deze vervangingen voor uw rekening.
Bewaar de “rode sleutel” op een veilige plaats.
- 2 sleutels B (ZWART)
22
Opgelet
Rond de rode sleutel zit een rubberen bescherming,
die belet dat de sleutel in contact komt met de andere
sleutels, waardoor hij zich altijd in perfecte staat bevindt.
Haal deze bescherming er niet af, tenzij dit noodzakelijk is.
De zwarte sleutels zijn sleutels voor alledaags gebruik;
deze dienen om
- het voertuig te starten;
- de tankdop open te maken;
- de klep van het documentenkastje open te maken;
- het slot van het bijrijderzadel open te maken.
De rode sleutel heeft dezelfde functies als de zwarte
sleutels, maar men kan er bovendien andere zwarte sleutels
mee wissen en herprogrammeren, indien nodig.
B
A
1
afb. 13
L
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten
in de sleutel beschadigen.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1)
geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels
staat.
Opgelet
Berg de sleutels en het plaatje niet samen op en
bewaar het plaatje (1) en de rode sleutel op een veilige plaats.
Wij raden u bovendien aan slechts één van de zwarte
sleutels te gebruiken voor het gebruik van de motorfiets.
Code card
Met de sleutels wordt een CODE CARD (afb. 14)
meegeleverd, waarop de elektronische code (A, afb. 15)
vermeld staat, die gebruikt moet worden wanneer de motor
geblokkeerd is en dus na
key-ON
niet start.
Opgelet
De CODE CARD dient op een veilige plaats te worden
bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische code die op de
CODE CARD vermeld staat bijdehand te hebben voor het
geval de motor ontgrendeld dient te worden met behulp van
de gashendel (zie pag. 24). Met deze procedure kan de
gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de
motorblokkering uitzetten, hetgeen wordt aangegeven door
het ambergele waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6). Dit is
uitsluitend mogelijk met de elektronische code (electronic
code) die op de code card staat.
N
afb. 14
A
afb. 15
23
Gashendelprocedure om het
antidiefstalsysteem uit te schakelen
1) De sleutel op ON zetten en de starthendel volledig
draaien en in deze stand houden.
Het waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6) gaat na een
van te voren ingestelde tijd van 8 seconden uit.
2) De starthendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje gaat nu weer branden, maar knippert
ditmaal. Voer vervolgens, om de motor te ontgrendelen,
de elektronische code in die vermeld staat op de CODE
CARD, die u bij aanschaf van de motorfiets door de
dealer overhandigd is.
4) Laat het EOBD-lampje zó vaak knipperen als het eerste
cijfer van de geheime code aangeeft.
Zet de gashendel 2 seconden lang geheel open en laat
hem daarna weer los. Op deze manier herkent de
computerbesturing het cijfer en gaat het EOBD-lampje
4 seconden lang branden. Herhaal de procedure totdat
het laatste cijfer ingevoerd is.
Wanneer de gashendel niet bediend wordt, knippert het
EOBD-lampje 20 keer en blijft daarna permanent branden,
zodat de procedure vanaf punt (1) herhaald moet worden.
24
5) Bij het loslaten van de gashendel kunnen zich, na het
invoeren van de correcte code, twee gevallen voordoen:
A)het controlelampje EOBD gaat knipperen om aan te
geven dat het stuur ontgrendeld is. Dit lampje gaat uit na
4 seconden of wanneer het motortoerental de limiet van
-1
1000 min
B)het controlelampje IMMO (3, afb. 5) knippert totdat het
toerental van de motor meer dan 1000 min
of totdat het voertuig weer wordt gestart.
6) Als de code NIET correct is ingevoerd, blijven het EOBD-
en het IMMO-lampje branden en kan men de procedure
vanaf punt 2 zo vaak herhalen als men dit wenst.
overschrijdt.
-1
bedraagt,
Opmerkingen
Wordt de hendel eerder losgelaten dan vastgesteld,
dan gaat het lampje weer branden, moet de sleutel in de
stand OFF gezet worden en moeten de fasen vanaf punt 1
herhaald worden.
L
Werkingsprincipe
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt gezet,
blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Bij het starten
van de motor, door de sleutel van OFF op ON (Key-ON) te
zetten:
1) als de code wordt herkend, gaat het lampje IMMO
(3, afb. 5) op het instrumentenbord kort knipperen;
het beveiligingssysteem herkent de code in de sleutel
en zet de motorblokkering uit. Door op de knop voor
motorstart (2, afb. 19) te drukken wordt de motor
gestart;
2) als het controlelampje IMMO blijft branden betekent dit
dat de code niet herkend is. In dit geval is het raadzaam
de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en,
indien de blokkering niet wordt opgeheven, proberen te
starten met de andere zwarte sleutel. Als de motor dan
nog niet start, dient men contact op te nemen met een
erkende DUCATI dealer.
3) Als het IMMO-lampje blijft knipperen, betekent dit dat
het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset
(bijvoorbeeld met de gashendelprocedure).
Belangrijk
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure.
Als u verschillende sleutels gebruikt, kan het zijn dat het
systeem de sleutelcode niet herkent.
De sleutels laten bijmaken
Voor extra sleutels contact opnemen met de serviceverlening
van Ducati en alle beschikbare sleutels en de CODE CARD
meenemen.
De servicedienst van DUCATI programmeert (tot een
maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels.
Het kan zijn dat de servicedienst van DUCATI de Klant
verzoekt te bewijzen dat hij de rechtmatige eigenaar van het
voertuig is.
Sleutels die niet worden voorgelegd voor de
programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist,
zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer
kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor van eigenaar verandert, dienen hem alle
sleutels en de CODE CARD te worden overhandigd.
N
25
Startschakelaar en stuurslot (afb. 16)
Deze zit vóór de stuurkop en heeft vier standen:
A) ON: activeert de functie voor het inschakelen van
verlichting en motor;
B) OFF: deactiveert de functie voor het inschakelen van
verlichting en motor;
C) LOCK: vergrendelt het stuur;
D) P: parkeerlicht ingeschakeld en stuur vergrendeld.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te
zetten, dient men de sleutel in het contact te steken en
vervolgens om te draaien. De sleutel kan uit het contact
worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
26
A
B
N
O
F
F
O
H
S
U
P
LOCK
P
C
IGNITION
D
afb. 16
L
Linker stuurschakelaar (afb. 17)
1) Stuurkolomschakelaar, bediening keuze verlichting, met
twee standen:
- stand = dimlicht aan;
- stand = groot licht aan.
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen:
- middelste stand = uitgeschakeld;
- stand = links afslaan;
- stand = rechts afslaan.
Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u de
schakelaar in zodra deze weer in het midden staat.
3) Drukknop = claxon.
4) Schakelaar = met groot licht signaal geven.
5) Schakelaar = noodknipperlichten.
Door erop te blijven drukken treden alle richtingaanwijzers
in werking.
Om de knipperlichten uit te schakelen de knop nogmaals
indrukken.
Opmerkingen
Bij het activeren van (1), (2), (4) en (5) gaan op het display
de overeenkomstige controlelampjes branden (zie pag. 14).
5
4
1
N
2
3
afb. 17
27
De koppelingshendel (afb. 18)
De koppelingshendel (1) is uitgerust met een knop (2)
waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop
op de stuurhelft kan afstellen. Om de hendel (1) af te stellen
hem volledig uittrekken en de knop (2) in één van de vier
standen draaien.
Denk hierbij eraan dat:
stand 1 overeenkomt met de maximumafstand tussen
hendel en knop en stand 4 met de minimumafstand.
Als de koppelingshendel (1) wordt ingetrokken wordt
de transmissie van de motor naar de koppeling en dus
naar het aandrijfwiel, onderbroken. Het gebruik van de
koppelingshendel is heel belangrijk in alle rijfasen, maar
vooral tijdens de startfase.
Opgelet
De koppelingshendel dient te worden afgesteld terwijl
de motorfiets stilstaat.
Belangrijk
Als u de koppelingshendel op een correcte manier
gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u
beschadigingen aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de zijstandaard
uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij staat, of als er een
versnelling is ingeschakeld terwijl de koppelingshendel is
ingetrokken (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
28
4
3
1
2
2
afb. 18
L
Rechter stuurschakelaar (afb. 19)
1) Schakelaar MOTORSTOP, met twee standen:
- stand (RUN) = starten;
- stand (OFF) = stoppen van motor.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral in noodgevallen om de
motor snel uit te zetten. Als de motor uit staat, zet men deze
schakelaar weer in de stand om het voertuig weer aan te
zetten.
2) Knop = motor starten.
Draaibare gasknop (afb. 19)
Met de draaibare knop (3) op de rechterkant van het stuur
worden de gaskleppen van het smoorklephuis geopend.
Als de knop wordt losgelaten, keert deze automatisch terug
in de oorspronkelijke minimumstand.
13
2
afb. 19
N
29
Loading...
+ 75 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.