Ducati Multistrada 1000DS User Manual [nl]

Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen Manuel d’utilisation et entretien
DUCATIMULTISTRADA
1000DS
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
DUCATIMULTISTRADA
1000DS
NL
NL
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze nieuwe Ducati niet alleen als normaal vervoersmiddel zal gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe. Omdat wij ons altijd inspannen voor een steeds betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten. Voor reparaties en advies contacteert u een van onze erkende servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maken.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
INHOUD
NL
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6 Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motorfiets 10
Bedieningsorganen 11
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 11 Instrumentenpaneel 12 LCD - Belangrijkste functies 13 LCD - Parameters programmeren en weergeven 15 Instrumentenverlichting 24 Lichtsterkte van de controlelampjes 24 Automatisch koplamp uitschakelen 24 Antidiefstalsysteem 24 Sleutels 25 Codekaart 26 Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel 27 De sleutels laten bijmaken 28 De startschakelaar en het stuurslot 29 Linker stuurschakelaar 30
De koppelingshendel 31 De stuurschakelaar rechts 32 De gashendel 32 De remhendel van de voorrem 33 Het pedaal voor de achterrem 34 De versnellingspedaal 34 De stand van de koppelingspedaal en achterrem 35
Belangrijkste elementen en mechanismen 37
Plaats van deze elementen op de motorfiets 37 Dop op de brandstoftank 38 Slot passagierszadel en helmhouder. 39 Opening slot documentenvak 40 Zijstandaard 41 Regelknoppen voor de voorvork. 42 Regelknoppen voor de achterste schokdemper 44 Het afstellen van de achteruitkijkspiegels 45 Het veranderen van de evenwichtsverdeling van de motorfiets 46
Gebruiksvoorschriften 47
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 47 Controleren voor het starten 49 De motor aanzetten 50 De motorfiets starten en ermee rijden 52 Remmen 52 De motorfiets stilzetten 53 Parkeren 53 Tanken 54 Bijgeleverde accessoires 55
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudswerkzaamheden 56
Delen van het frame demonteren 56 Het peil van de remvloeistof en de koppelingsolie controleren 61 Controle van de slijtage van de remblokken 63 De scharnierpunten smeren 64 Regeling van de vrije slag van de gashendel 65 De accu opladen 66 Controle van de spanning van de aandrijfketting 67 De ketting smeren 68 Het vervangen van de lampjes van de koplampen 69 Het vervangen van de lampen van de voorste richtingaanwijzers 73 Het vervangen van de lampen van de achterste richtingaanwijzers 74 Het vervangen van de nummerplaatverlichting en het remlicht 75 De hoogte van de koplamp afstellen 77 Tubeless banden 78 Het motoroliepeil controleren 80 De bougies reinigen en vervangen 81 De motor reinigen 82 De motor een lange tijd niet gebruiken 83 Belangrijke waarschuwingen 83
Technische kenmerken 84
Afmetingen (mm) 84 Gewichten 84 Brandstof 85
Motor 86 Distributie 86 Prestaties 87 Ontstekingskaarsen 87 Voeding 87 Uitlaat 87 Transmissie 88 Remmen 89 Frame 90 Wielen 90 Bandenspanning 90 Ophangingen 91 Beschikbare kleuren 91 Elektrische uitrustingen 92
Geheugensteuntje voor onderhoudsbeurten 97
NL
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
NL
Garantie
Voor uw eigen belang en voor de garantie en betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een Garantieboekje. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de garantie mag er aan geen enkel component worden geknoeid en mag niets worden gemodificeerd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in geval van twijfel een Dealer of een Erkende Garage. U zult de informatie in deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd even rustig en aangenaam toewenst, en u vrijwaart de prestaties van uw motorfiets ermee. In dit boekje wordt informatie verschaft van bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motorfiets gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. De rijder en de passagier dienen altijd aangepaste kleding en een valhelm te dragen. Draag geen wijde kleren die in de motor verstrikt kunnen rakenof het zicht kunnen belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en een snelle dood tot gevolg hebben. De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Om klaar te zijn voor iedere verandering van richting of voor iedere verandering in het wegdek, dient de bestuurder de handen altijd op het stuur te houden, terwijl de passagier zich altijd met beide handen aan de achterste handgreep vast dient te houden. Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de zichtbaarheid , het wegdek en het verkeer toestaan.
Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen, rechtsomkeer maakt of een andere rijbaan kiest. Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de "dode hoek" van de voertuigen die voor u rijden. Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een parking verlaat of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel onbewaakt laat staan. De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet.
de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten en zet hem altijd op de zijstandaard. Parkeer nooit op een ondergrond die oneffen of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierdoor kan omvallen.
altijd
uit als u tankt en mors geen benzine op
altijd
uit het contact als u de motor ergens
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan warm blijven, ook nadat
NL
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van lange
NL
afstanden met volle bepakking in absolute veiligheid. Een goed op de motorfiets verdeeld gewicht is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Belangrijk
Het is raadzaam om bij aangebrachte zijkoffers niet harder dan 120 Km/h met de motorfiets te rijden. Deze snelheid dient nog verder verminderd te worden in geval van een slechte staat van de banden, het wegdek en bij slecht zicht.
Inlichtingen omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 410 Kg De bagage alleen mag absoluut niet zwaarder zijn dan 23 Kg, als volgt onderverdeeld (afb. 1): 9 Kg max. voor elke zijkoffer; 5 Kg max. voor de tankkoffer.
afb. 1
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van het voertuig te worden vastgemaakt. Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht brengen. Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt. Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Indien de zijkoffers aangebracht zijn (deze zijn verkrijgbaar bij de afdeling Ducati reserveonderdelen): verdeel de bagage en de accessoires op grond van hun gewicht en verdeel deze gelijkmatig over de zijkoffers; sluit iedere zijkoffer met het speciale slot met sleutel. Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen als is voorgeschreven op pag. 78 en controleer of de banden in goede staat zijn.
NL
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
NL
een voor het frame (afb. 2) en een voor de motor (afb. 3).
Framenummer
Motornummer
Opmerkingen
Deze nummers identificeren het model en dienen te worden vermeld als men onderdelen bestelt.
10
afb. 2
afb. 3
BEDIENINGSORGANEN
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets (afb. 4)
1) Instrumentenpaneel.
2) De startschakelaar en het stuurslot.
3) Stuurschakelaar links.
4) De stuurschakelaar rechts.
5) De gashendel.
6) De koppelingshendel.
7) De remhendel van de voorrem.
8) Het pedaal voor de achterrem.
9) De versnellingspedaal.
6
1
74
3
NL
5
2
8 9
afb. 4
11
Instrumentenpaneel
NL
1) LCD, (zie pag. 13).
2) Bedieningsknoppen A en B. Knoppen gebruikt voor de visualisatie en het opnieuw instellen van de parameters van het instrumentenpaneel.
3) Waarschuwingslampje IMMO antidiefstalsysteem
(ambergeel).
Dit lampje blijft branden als de sleutelcode fout is of niet wordt herkend; het knippert als een signalering van het antidiefstalsysteem wordt gereset met de deblokkeringprocedure met hendel (zie pag. 27).
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het elektronische start/injectiesysteem checken. Gebruik deze menus nooit: ze zijn voorbehouden voor ons deskundig personeel. Als u deze menu's toevallig opent, zet dan de sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati dealer om de nodige controles te laten uitvoeren.
4) Toerenteller (min
-1
).
Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
12
21
km/h miles mph km/L mpgal
3
4
afb. 5
LCD - Belangrijkste functies
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil staat. Kom op geen enkele manier aan het instrumentenpaneel terwijl u rijdt.
1) Wijzer van de olietemperatuur. Deze duidt de temperatuur van de koelolie van de motor aan.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor zijn maximumtemperatuur bereikt, omdat u de motor hierdoor kunt beschadigen.
2) Klok.
3) Snelheidsmeter. Geeft de rijsnelheid weer.
4) Extra display. Hierop verschijnen achtereenvolgens de kilometerteller, de dagteller, de gemiddelde snelheid, het verbruik, het gemiddelde verbruik, de verbruikte brandstof, de resterende autonomie en brandstof.
5) Waarschuwingslampje EOBD (ambergeel). Als dit blijvend brandt, wordt het door de regeleenheid gebruikt om de aanwezigheid van fouten door te geven en de hierbij horende blokkering van de motor.
Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure om het antidiefstalsysteem te deblokkeren met de gashendel. Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het enkele seconden later weer uit gaan (meestal 1.8
- 2 sec.).
13
NL
6) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (groen).
NL
Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
7) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (7) blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen
8) Waarschuwingslampje vrijloop N (groen). Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
9) Waarschuwingslampje groot licht (blauw). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot licht brandt.
10)Controlelampje brandstofreserve (geel). Gaat branden als de reservebrandstof wordt aangesproken en er nog ong. 7 liter brandstof in de tank zit.
11)Brandstofdisplay. Hier leest u hoeveel brandstof er in de benzinetank zit. Als het laatste balkje blijft branden (knipperen), gaat het reservelampje branden (10).
14
1
2
13
3
12
km/h miles mph
11
km/L mpgal
9
67810
4
5
afb. 6
12)Controlelampje koplampstand. Als dit lampje gaat branden, betekent dit dat u de functie koplamp in de hoogte verstellen hebt gekozen.
13)Waarschuwing preventief onderhoud. Als dit gaat branden, betekent dit dat de kilometerstand is bereikt waarna de motorfiets een preventieve onderhoudsbeurt nodig heeft. De eerste 50 km nadat dit lampje is beginnen te branden, blijft het knipperen. Daarna zal het permanent branden. De erkende Ducati dealer die voor het onderhoud zorgt, zal het systeem resetten.
LCD - Parameters programmeren en weergeven
Bij het aanzetten (sleutel van OFF naar ON of Key-ON) voert het instrumentenpaneel een controle uit van alle instrumenten: wijzers, display en lampjes (afb. 7).
NL
OFF
km/h miles mph km/L mpgal
CHECK 1
CHECK 2
km/h
ON
afb. 7
15
Olietemperatuuraanduiding (afb. 8) Deze duidt de temperatuur van de koelolie van de motor
NL
aan. Indien de temperatuur gelijk is aan of lager is dan +39 °C / 102,2 °F, verschijnt het opschrift "LO" knipperend op het display. Indien de waarde zich tussen de +40 °C / 104 °F en +170 °C / 338 °F bevindt,verschijnt het numerieke gegeven op het display. Indien de waarde gelijk is aan of hoger dan +171 °C / 339,8 °F, verschijnt het opschrift "HI" knipperend op het display.
Opmerkingen
Indien de sensor ontkoppeld is, toont het display de lijnen " - - - ".
16
afb. 8
De klok instellen
Druk de toets (A, afb. 5) 2 seconden lang in: het teken AM knippert. Als U op toets (B, afb. 5) drukt, gaat het teken PM knipperen; drukt U weer op toets (B) dan gaat U een stap terug Druk de toets (A) in om uw keuze te bevestigen en de uren te programmeren die nu knipperen. Het uur programmeren met de toets (B). De toets (A) indrukken om uw keuze te bevestigen en de minuten te programmeren. De minuten wijzigen met de toets (B). Als u de toets (B) meer dan 5 seconden lang ingedrukt houdt, zal de klok sneller tellen. De toets (A) indrukken om te bevestigen en het klokmenu te verlaten.
NL
km miles
km
miles
km/h
mph
KILOMETERTELLER
DAGTELLER(TRIP)
GEMIDDELDE SNELHEID
Weergave van de functies op het linker display (afb. 9) Als u de toets (B, afb. 5) indrukt terwijl de sleutel op ON
staat, bladert u door de volgende functies:
- Kilometerteller
- Dagteller (TRIP)
- Gemiddelde snelheid
- Actueel verbruik
- Gemiddeld verbruik
- Verbruikte benzine
- Resterende autonomie
- Digitaal benzinepeil
km/L mpgal
km/L
mpgal
L
gal
km miles
L
gal
ACTUEEL VERBRUIK
GEMIDDELD VERBRUIK
VERBRUIKTE BENZINE
RESTERENDE AUTONOMIE
DIGITAAL BENZINEPEIL
afb. 9
17
Functie "Kilometerteller" (afb. 10) Duidt het totaal aantal door het voertuig gereden
NL
kilometers aan.
Functie "Dagteller (TRIP)" (afb. 10) Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste
reset. U kunt dit gegeven resetten door deze functie te kiezen en de toets (A, afb. 5) minstens 2 seconden lang in te drukken. Als u 9999.9 km (of mijl) hebt gereden, zal dit gegeven automatisch worden gereset. Als deze parameter op nul gezet wordt, worden ook de gegevens betreffende de gemiddelde snelheid, het gemiddelde gebruik en de verbruikte benzine op nul gezet.
Functie "Gemiddelde snelheid" (afb. 10) Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer.
De gemiddelde snelheid wordt berekend vanaf de laatste reset van de "Dagteller (TRIP)". Bij het bereiken van 280 km/h (174 mph), zal het display de lijnen "---" weergeven.
Functie "Actueel verbruik" (afb. 10) Wanneer het voertuig rijdt met de motor aan, zal de display
onmiddellijk het verbruik aangeven. Wanneer het voertuig niet rijdt, maar de motor staat aan, zal de display de lijntjes "--.-" aangeven. Als de motor uit en het voertuig stil staat, staan op het display twee nullen: "0.0".
18
km miles
km miles
km/h
mph
km/L mpgal
afb. 10
Functie "Gemiddeld verbruik" (afb. 11) Wanneer de motor rijdt, geeft de display het gemiddeld
verbruik aan. Wanneer de dagteller (TRIP) op nul wordt gezet, verschijnt het teken "--.-" en geeft hij na 2 km weer het verbruik aan. Als het voertuig stil staat en de motor draait, verschijnt op het display het laatste in het geheugen opgeslagen gegeven totdat dit wordt bijgewerkt.
Functie "Verbruikte benzine" (afb. 11) Duidt de totale door het rijdende voertuig verbruikte
hoeveelheid benzine aan. Het verbruik wordt berekend vanaf de laatste reset van de "Dagteller (TRIP)". Bij het bereiken van het gegeven 9999.9 liters (2199,7 Gal UK ­2641,9 Gal US), zal het display de lijnen "---. –“ weergeven.
km/L mpgal
L
gal
NL
afb. 11
19
Functie "Resterende autonomie" (afb. 12) Duidt het aantal kilometers aan die men nog met het
NL
voertuig kan afleggen. Als het voertuig stilstaat en de motor draait, verschijnt op het display het laatste in het geheugen opgeslagen gegeven totdat dit wordt bijgewerkt. Als het systeem op deze functie staat en het RESERVELAMPJE gaat branden (10, afb. 6) zal het systeem de stippellijntjes weergeven: "- -" gedurende de hele tijd dat het reservelampje blijft branden.
km miles
Opmerkingen
De gegevens worden om de 10 seconden bijgewerkt.
Functie "Digitaal benzinepeil" (afb. 12) Duidt aan hoeveel benzine er nog in de tank zit. Als het
RESERVELAMPJE gaat branden (10, afb. 6) verschijnen op het display de stippellijntjes "– – ". –" en begint het pictogram van de benzinepomp te knipperen. Branden van het reservelampje: er zit nog 7 liter brandstof in de tank. Als het reservelampje gaat branden (10, afb. 6) verschijnen op het display de stippellijntjes "--.-" en de digit van de benzinepomp begint te knipperen. Wanneer de motor rijdt, zal het display de nog resterende autonomie aangeven. Wanneer het voertuig niet rijdt met de motor aan of wanneer het voertuig niet rijdt met de motor uit, zal het display het laatste gegeven in geheugen aangeven, tot het nieuwe gegeven wordt ingesteld.
20
L
gal
afb. 12
Opmerkingen
Dit voertuig is voorzien van een bijzonder lange tank. De aanduiding van het benzinepeil kan daarom lichtelijk veranderen als men gedurende lange tijd op hellende wegen rijdt.
Verticale afstelling koplamp (afb. 13) Met deze functie kunt u de hoogte van de koplamp wijzigen. Om deze functie te activeren, dient u de toets (B, afb. 5) in te drukken en de sleutel op ON te draaien; op het display verschijnt een waarde (afb. 13a) voor de stand van de koplamp en op het display gaat het controle lampje koplampstand branden (12, afb. 6). Het afstellen van de koplamp gaat van 3 tot -3 voor een totaal van 7 posities (3, 2, 1, 0, -1, -2, -3).
NL
afb. 13
21
Om hem naar beneden te richten, druk op toets (A, afb. 5), om hem naar boven te richten, druk op toets (B, afb. 5).
NL
Op het display, links van het nummer, wordt aangeven of de positie hoger of lager dan "0" is (knipperend indien rijdend, om aan te geven of de lamp naar boven of naar beneden beweegt). Om de functie te verlaten, draait u de sleutel op OFF. Elke keer wanneer men de functie verlaat, wordt de positie van de lamp in het geheugen opgeslagen.
22
afb. 13a
Menu voor speciale functies: voertuigmodel en maateenheden (afb. 14).
De computer bepaalt automatisch de correcte maateenheden die op het display dienen te worden weergegeven; om deze parameters te wijzigen, drukt u tegelijkertijd de toetsen (A, afb. 5) en (B, afb. 5) in en zet u de sleutel eerst op OFF en dan op ON. Op het display knipperen het model en de uitvoering. Druk op de toets (B) om alle mogelijke maateenheden te overlopen. Om uw keuze te bevestigen, drukt u de toets (A) minstens 5 seconden in totdat op het display de afkorting OFF verschijnt en zet u vervolgens de sleutel op OFF.
Opmerkingen
Als u deze functie hebt geactiveerd, kan het voertuig
niet worden aangezet.
NL
afb. 14
23
Instrumentenverlichting
De verlichting van het instrumentenpaneel werkt alleen als
NL
het standlicht of de koplamp branden. Het instrumentenpaneel schakelt met behulp van voelers die de lichtintensiteit en de omgevingstemperatuur meten, automatisch de verlichting van het instrumentenpaneel aan of uit.
Lichtsterkte van de controlelampjes
Deze functie is alleen actief als het standlicht of de koplamp branden. De intensiteit van de controlelampjes wordt automatisch aangepast naargelang van de lichtsterkte die in de omgeving wordt gemeten.
Automatisch koplamp uitschakelen
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt kiezen of de koplamp automatisch wordt uitgezet. Het mechanisme treedt in 2 gevallen in werking:
- in het eerste geval, indien men de sleutel van OFF op ON zet en de motor niet gestart wordt. Na 60 seconden wordt de koplamp uitgeschakeld en pas weer ingeschakeld als de sleutel weer van OFF op ON gezet wordt.
- in het tweede geval, na het normale gebruik van de motor, met brandende koplampen, als de motor via de STOP MOTOR schakelaar uitgeschakeld wordt (2, afb.
21). 60 seconden nadat de motor uitgeschakeld is, wordt de koplamp uitgeschakeld en weer ingeschakeld bij de volgende start van de motor.
24
Opmerkingen
Tijdens het starten zal het systeem ook de lichten uitzetten en pas weer aanzetten als de toets wordt losgelaten (3, afb. 21).
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert en dat automatisch wordt ingeschakeld telkens als het instrumentenpaneel wordt uitgezet. In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch mechanisme dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden telkens als het voertuig wordt aangezet door een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een "wachtwoord" dat wijzigt telkens als de motor wordt aangezet en dat wordt herkend door de computer om de motor aan te zetten.
Sleutels (afb. 15) Samen met het voertuig worden de volgende sleutels geleverd:
- n°1 sleutel A (RODE)
- n°2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel zit een rubberen bescherming die belet dat de sleutel in contact kan komen met de andere sleutels. Haal deze bescherming er niet af, tenzij in geval van nood.
De zwarte sleutels zijn de normaal gebruikte sleutels en dienen om:
- het starten.
- open de dop van de brandstoftank.
- open het toegangsdeurtje van de documentenruimte.
- ontgrendel het slot van het passagierszadel. De rode sleutel heeft dezelfde functies maar men kan er de zwarte sleutels mee annuleren en eventueel herprogrammeren.
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigen
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1) geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels staat.
B
1
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar het plaatje en de rode sleutel op een veilige plaats. Het is bovendien raadzaam slechts één van de twee zwarte sleutels te gebruiken bij het gebruik van de motorfiets.
afb. 15
NL
A
25
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 16) waarop
NL
de elektronische code staat (A, afb. 17), te gebruiken als de motor blokkeert en dus starten dmv key-on niet mogelijk is.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische code die op de CODEKAART staat ter beschikking te hebben voor starten met de gashendel in noodgevallen (zie pag. 27). Met deze procedure kan de gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering uitzetten die wordt gesignaleerd door het ambergele waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6).
26
afb. 16
A
afb. 17
Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel
1) De sleutel op ON zetten en de gashendel helemaal
opendraaien en in deze stand houden. Het EOBD-waarschuwingslampje (5, afb. 6) gaat na 8 seconden uit.
2) De gashendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw gaan branden, maar
knippert. Toets nu de elektronische deblokkeer-code in, aangegeven op de CODE CARD , die de dealer afgegeven heeft aan de klant bij de aflevering van de motor.
4) Tel een aantal knipperlichten van het controlelampje
EOBD, gelijkwaardig aan het eerste cijfer van de geheime code. De starthendel 2 seconden lang opendraaien en dan loslaten. Op deze manier herkent de computer het cijfer, het EOBD-lampje gaat continu branden en blijft 4 seconden lang branden. Herhaal de handelingen totdat alle cijfers zijn ingevoerd. Wanneer men geen gas geeft, klikt het controlelampje EOBD 20 maal, vervolgens blijft het branden en de procedure moet herhaald worden vanaf punt (1).
5) Als de gashendel wordt losgelaten en het codenummer correct is ingevoerd, kunnen we 2 situaties hebben: A) het controlelampje EOBD gaat knipperen om te signaleren dat het stuur gedeblokkeerd is. Dit lampje gaat uit na 4 seconden of als de motor de limiet van 1000 min B) het controlelampje IMMO (3, afb. 5) knippert totdat de toeren van de motor meer dan 1000 min bedragen, of totdat het voertuig weer wordt aangezet.
6) Als de code NIET correct is ingevoerd, blijven de EOBD en IMMO lampjes branden en kan men de procedure vanaf punt 2 zo vaak herhalen als men wenst.
weer gaan branden en dient men de sleutel op OFF te zetten en opnieuw te beginnen vanaf stap 1.
-1
bereikt.
-1
Opmerkingen
Als de hendel te snel wordt losgelaten zal het lampje
NL
27
Werking Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt
NL
gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Als de motor wordt gestart door de sleutel van OFF op ON (Key- ON) te zetten:
1) als de code herkend wordt, gaat het IMMO controlelampje (3, afb. 5), dat zich op het instrumentenpaneel bevindt, kort knipperen. Het beveiligingssysteem heeft de code van de sleutel herkend en schakelt de blokkering van de motor uit. Door op de knop te drukken om de motor te starten (2, afb. 21), gaat de motor lopen;
2) als het IMMO- lampje blijft branden, heeft de beveiliging de code niet herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en als de blokkering aan blijft staan, met de andere zwarte sleutel proberen te starten. Als de motor nog niet start, dient men een technische service van DUCATI te contacteren.
3) Als het IMMO-lampje blijft knipperen, betekent dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset (bijvoorbeeld met de starthendelprocedure).
Belangrijk
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem de sleutelcode niet herkent.
28
De sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te wenden en alle sleutels die hij nog bezit, samen met de CODEKAART met zich mee te nemen. De technische service van DUCATI programmeert (tot een maximum van sleutels) alle nieuwe en oude sleutels. De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken te bewijzen dat deze de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Sleutelcodes die niet worden voorgelegd voor de programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor een andere eigenaar krijgt, dienen aan deze laatste ook alle sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
Loading...
+ 170 hidden pages