Dru GLOBAL 40 CF, GLOBAL 70XT CF, GLOBAL 40 CF RCE, GLOBAL BEAU RCE Installation Manual & Users Manual

INSTALLATIEHANDLEIDING EN GEBRUIKERSHANDLEIDING (NL/BE)
INSTALLATION MANUAL AND USER MANUAL (GB/IE)
GLOBAL 40 CF
Lees en bewaar dit document zorgvuldig
Read this document and store it carefully
DRU VERWARMING B.V. HOLLAND
957.667.00
Inhoudsopgave
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
Woord vooraf ................................................................................2
1. Inleiding .................................................................................. 2
2. CE verklaring .......................................................................2
3. Veiligheid ................................................................................ 2
3.1 Algemeen ..................................................................................2
3.2 Voorschriften ........................................................................... 3
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies
bij installatie ..............................................................................3
3.4 Oxypilot beveiliging ................................................................3
4. Aanwijzingen ........................................................................3
5. Uitpakken ..............................................................................3
6. Installatie ...............................................................................3
6.1 Voorschriften ........................................................................... 4
6.2 Gassoort ...................................................................................4
6.3 Gasaansluiting .......................................................................... 4
6.4 Plaatsen toestel .......................................................................4
6.5 Verbrandingsgasafvoersysteem ............................................ 5
6.6 Plaatsen boezem ......................................................................5
6.7 Plaatsen hout-/kiezelset .........................................................6
6.8 Ruit ...........................................................................................6
7. Draadloze afstandsbediening .......................................7
7.1 Aansluiten ontvanger ............................................................. 7
7.2 Instellen communicatiecode .................................................7
7.3 Vervangen ontvanger ..............................................................8
8. Eindcontrole .........................................................................8
8.1 Gasdichtheid ............................................................................8
8.2 Gasdruk / voordruk ................................................................8
8.3 Ontsteking waakvlambrander en hoofdbrander ..............8
8.4 Vlambeeld .................................................................................9
9. Onderhoud ............................................................................ 9
9.1 Onderdelen ..............................................................................9
10. Oplevering .............................................................................9
11. Storingen ..............................................................................10
Bijlage 1 Meegeleverde onderdelen .................................13
Bijlage 2 Technische gegevens ............................................13
Bijlage 3 Afbeeldingen ...........................................................42
1
INSTALLATIEHANDLEIDING
Woord vooraf
Als fabrikant van gasverwarmingstoestellen ontwikkelt en produceert DRU producten volgens de hoogst mogelijke kwaliteits-, prestatie- en veiligheidseisen. De gebruiker kan hierdoor rekenen op jarenlang gebruiksplezier. Dit toestel heeft een CE merk; het voldoet daarmee aan de essentiële eisen van de Europese Gastoestellenrichtlijn. Bij het toestel worden twee handleidingen geleverd: de installatiehandleiding en de gebruikershandleiding. Deze zijn in één boekje samengevoegd. Daarnaast is er het boekje “fi tting into a conventional class 1 chimney” voor Groot-Brittannië toegevoegd. Als installateur dient u vakbekwaam te zijn op het gebied van gas sfeerverwarming. De installatiehandleiding geeft u de informatie die u nodig hebt om het toestel zo te installeren dat het goed en veilig functioneert. Deze handleiding schenkt aandacht aan de installatie van het toestel en de daarbij geldende voorschriften. Daarnaast treft u technische gegevens van het toestel aan en informa­tie over onderhoud, eventueel optredende storingen en de mogelijke oorzaak hiervan. De afbeeldingen zijn achterin dit boekje opgenomen (Bijlage 3).
U dient deze installatiehandleiding zorgvuldig te lezen en te gebruiken.
In de handleidingen worden de volgende markeringen ge­bruikt om belangrijke informatie aan te geven:
Uit te voeren acties.
! Tip Suggesties en adviezen. ! Let op Deze instructies zijn noodzakelijk ter
voorkoming van mogelijke problemen bij installatie en/of gebruik.
Deze instructies zijn noodzakelijk ter
Let op
voorkoming van brand, persoonlijk letsel of andere ernstige schades.
Na oplevering dient u dit boekje met handleidingen te overhandigen aan de gebruiker.
1. Inleiding
Global 40 CF is een open gas sfeerverwarmingstoestel. Een open toestel onttrekt de verbrandingslucht aan de leefomgeving. De leefomgeving dient voldoende geventileerd te worden om het toestel van verbrandings­lucht te voorzien. Om de veilige werking van het toestel te garanderen is een oxypilot beveiliging aangebracht. Bij onvoldoende luchttoevoer grijpt de oxypilot in en wordt het toestel uitgeschakeld. Global 40 CF is geschikt voor inbouw in een nieuw te plaatsen boezem. Inbouw in een schouw/stookplaats aange­sloten op een bestaand schoorsteenkanaal (class 1 chim­ney) is alleen toegestaan in Groot-Brittannië. Deze handleiding beschrijft de inbouw van het toestel in een boezem.
De los meegeleverde Engelse beschrijving voor aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal is uitsluitend bestemd voor Groot-Brittannië. Het toestel moet strak ingebouwd worden met behulp van een stuclijst óf rondom voorzien worden van een front. Deze onderdelen worden niet standaard bij het toestel geleverd maar zijn op aanvraag verkrijgbaar. De installatie instructies zijn bij het betreffende onderdeel bijgevoegd. Voor een goede afvoer van de warmte moet de boezem geventileerd worden. DRU kan verschillende ventilatie­elementen leveren. De toestellen worden geleverd met een draadloze afstands­bediening; deze werkt op batterijen.
2. CE verklaring
Hierbij verklaren wij dat het door DRU uitgebrachte gas sfeerverwarmingstoestel door zijn ontwerp en bouwwijze voldoet aan de essentiële eisen van de Gastoestellenricht­lijn.
Product: gas sfeerverwarmingstoestel Type: Global 40 CF
Van toepassing zijnde EG-richtlijnen: 2009/142/EC
Toegepaste geharmoniseerde normen: NEN-EN-613 NEN-EN-613/A1
Door bedrijfsinterne maatregelen is gewaarborgd dat serie­matig geproduceerde toestellen aan de essentiële eisen van de van kracht zijnde EG-richtlijnen en de daarvan afgeleide normen voldoen. Deze verklaring verliest haar geldigheid als zonder schrif­telijke toestemming van DRU wijzigingen aan het toestel worden aangebracht.
M.J.M. Gelten Algemeen directeur DRU verwarming B.V. Postbus 1021, 6920 BA Duiven Ratio 8, 6921 RW Duiven www.dru.nl
3. Veiligheid
3.1 Algemeen
Let op
- Leest u dit hoofdstuk over veiligheid
zorgvuldig door voordat u begint met installatie of onderhoud;
- Houdt u zich aan de algemeen geldende voorschriften en de voor­zorgsmaatregelen/veiligheids­instructies in deze handleiding.
2
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
3.2 Voorschriften
Installeer het toestel volgens de geldende nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften. Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies bij installatie
Volg de onderstaande voorzorgsmaatregelen/veiligheids­voorschriften nauwkeurig op:
• installeer en onderhoud het toestel alleen als u een
vakbekwame installateur op het gebied van gas sfeerver­warming bent;
• breng geen wijzigingen aan het toestel aan;
• breng in de opstellingsruimte voldoende ventilatie openin-
gen aan; volgens plaatselijke geldende voorschriften;
• gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor
de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het materiaal ín de boezem en de achterwand waartegen het toestel wordt geplaatst;
• neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen
van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief de materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
• houd rekening met de minimaal vereiste inwendige afme-
tingen van de boezem;
• ventileer de boezem door middel van ventilatieopeningen
met een gezamenlijke doorlaat van minimaal 200 cm
• gebruik een geschikt verbrandingsgasafvoersysteem dat
voorzien is van het CE-merk;
• houd minimaal 10 mm afstand tussen het toestel en de
achterwand;
• plaats het toestel op onbrandbaar en hittebestendig
materiaal;
• dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isola-
tiedeken of enig ander materiaal;
• houd brandbare objecten en/of materialen op minimaal
500 mm afstand van het toestel;
• gebruik uitsluitend de meegeleverde houtset;
• plaats de houtset exact volgens de beschrijving;
• laat de waakvlambrander en de ruimte er omheen vrij;
• zorg ervoor dat er geen vuil in de gasleidingen en aanslui-
tingen zit;
• plaats een gaskraan direct naast het toestel;
• controleer de aansluitingen op gasdichtheid vóór inge-
bruikname;
• vervang een gescheurde of gebroken ruit;
• bij een gebroken of gescheurde ruit het toestel niet ge-
bruiken en gaskraan sluiten;
• ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstal-
leerd.
3.4 Oxypilot beveiliging
Het toestel is uitgerust met een oxypilot beveiliging, die ingrijpt als er onvoldoende verbrandingslucht (zuurstof) wordt aangeleverd. Als de oxypilot beveiliging onvoldoende zuurstof signaleert, wordt de waakvlam uitgeschakeld en de gastoevoer naar de brander afgesloten.
2
;
Als de aanvoer van verbrandingslucht weer voldoende is, kan het toestel opnieuw gestart worden.
!Let op Bij installatie in een woning met een
mechanisch luchtafzuigsysteem en/of een open keuken met afzuigkap is een permanente ventilatieopening nodig in de omgeving van het toestel; zie voor deze toepassing de gasinstallatievoorschriften en de lokale regelgeving.
4. Aanwijzingen
Houd bij het installeren rekening met de onderstaande pun­ten voor een goede en veilige werking van het toestel:
• maak gebruik van de stuclijst bij strakke inbouw en werk de randen goed af;
• stuc niet op of over de fl enzen;
• voorkom beschadiging van de ruit bij het verwijderen/ plaatsen;
• maak de ruit schoon vóór ingebruikname ter voorkoming van inbranden van vuil.
5. Uitpakken
Schenk aandacht aan de onderstaande punten bij het uit­pakken:
!Let op Laat het toestel niet op de fl ens onder
rusten (zie afb. 3)
• Controleer het toestel met toebehoren op transport­schade.
• Neem zonodig contact op met DRU Service.
Let op
Houd plastic zakken bij kinderen vandaan.
In Bijlage 1 / Tabel 2 staat vermeld over welke onderdelen u na het uitpakken dient te beschikken.
• Neem contact op met DRU Service als u na het uitpakken niet over alle onderdelen beschikt.
• Voer de verpakking af via de reguliere weg.
6. Installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en veilige werking van het toestel.
!Let op Installeer het toestel in de volgorde zoals
in dit hoofdstuk is beschreven.
6.1 Voorschriften
• Houdt u zich aan de geldende (installatie)voorschriften.
• Houdt u zich aan de voorschriften/instructies zoals ver­meld in deze handleiding.
3
INSTALLATIEHANDLEIDING
6.2 Gassoort
Op het typeplaatje staat vermeld voor welke gassoort, gasdruk en voor welk land dit toestel is bestemd. Het typeplaatje zit vast aan een ketting en ligt in de luchtspleet aan de linkerzijkant van het toestel. Het dient aan de ketting bevestigd te blijven.
Controleer of het toestel geschikt is voor
Let op
de gassoort en gasdruk ter plaatse.
6.3 Gasaansluiting
In de gasaansluiting dient een gaskraan geplaatst te worden in de nabije omgeving van het toestel.
Let op
- Zorg ervoor dat er geen vuil in de gaslei­dingen en aansluitingen zit;
- Vermijd verdraaien van de gaskraan bij het
aansluiten van de gasleiding.
Voor de gasaansluiting gelden de volgende eisen:
- dimensioneer de gasleiding zodanig dat geen drukverlies
kan optreden;
- de gaskraan heeft het CE merk;
- de gaskraan is altijd bereikbaar.
Het toestel moet strak ingebouwd worden in de boezem of rondom voorzien worden van een sierlijst of front. Op verzoek is de stuclijst, het front meegeleverd.
Het plaatsen van het toestel gebeurt als volgt:
• Breng de stuclijst aan bij strakke inbouw van het toestel; zie de meegeleverde instructies.
• Bepaal de plaats van het toestel; zie Afb. 1 voor de afmetin­gen van het toestel.
• Bepaal de inbouwhoogte van het toestel.
• Zorg voor een gasaansluiting ter plekke; zie voor details paragraaf 6.3.
• Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoersys­teem met de onderstaande diameter; zie voor details paragraaf 6.5:
- Ø90 mm voor een dakdoorvoer door onbrandbaar mate­riaal;
- Ø180 mm voor een dakdoorvoer door brandbaar materiaal.
• Zet het toestel - op de bestemde plek - op de vereiste hoogte (zie Afb. 3) en
• Zet het gelijktijdig waterpas.
• Sluit de gasleiding aan op het toestel zoals hieronder is beschreven.
6.4 Plaatsen toestel
Voor inbouw in een schouw/stookplaats aangesloten op een bestaand schoorsteenkanaal –uitsluitend toegestaan in Groot-Brittannië – zijn de instructies uit het los meegelever­de boekje ‘Fitting into a conventional class 1 chimney’ mede van toepassing. Dit boekje bevat naast de installatie instruc­ties ook aanvullende testen.
Let op
- Houd brandbare objecten en/of materia­len op minimaal 500 mm afstand van het toestel;
- Plaats het toestel tegen een wand van onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
- Houd minimaal 10 mm afstand tussen toestel en achterwand;
- Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief de mate­rialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
- Plaats het toestel op onbrandbaar en hit­tebestendig materiaal;
- Dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isolatiedeken of enig ander materiaal;
- Breng geen wijzigingen aan het toestel aan.
!Let op - Houd rekening met de minimale inbouw-
diepte van het toestel; Global 40 CF: 300 mm (zie Afb. 2).
Het gasregelblok bevindt zich onder de brander. Voor het aansluiten van de gasleiding dient u de branderplaat te verwijderen.
Ga als volgt te werk:
• Verwijder de ruit (zie paragraag 6.8)
• Bewaar de ruit op een veilige plaats
• Draai de twee parkers van de kap onder de verbrandings kamer los en verwijder deze kap (zie Afb. 4a)
• Neem de bak om de brander eruit (zie Afb. 4b)
• Draai de 4 parkers van de branderplaat los en neem de branderplaat met toebehoren eruit (zie Afb. 4c)
• Draai de inbusbouten (4x) aan weerszijden van de ver brandingskamer los met de meegeleverde inbussleutel (zie Afb. 4d)
• Pak de verbrandingskamer aan de zijkanten vast en neem deze eruit (zie Afb. 4e)
• Maak een gasvoorziening tot in de convectiekast (zie Afb. 4f)
• Bevestig de convectiekast aan de wand met behulp van de meegeleverde keilbouten en carrosserieringen (zie Afb. 4g)
• Blaas zonodig de gasleiding schoon.
• Plaats de verbrandingskamer terug in de convectiekast en
zet deze aan weerszijden vast met de inbusbouten
• Sluit de fl exibele gasleiding aan op de gasaansluiting met een gaskraan.
- Vermijd knikken in de leiding
Let op
!Let op Sluit de aansluitstomp goed aan op de
trekonderbreker bij het terugplaatsen van
verbrandingskamer (zie Afb. 4h)
4
• Ontlucht de gasleiding.
• Plaats de ontvanger; zie hiervoor paragraaf 7.1.
• Stel de communicatiecode in tussen ontvanger en afstands­bediening; zie paragraaf 7.2.
Let op
Ontsteek het toestel niet voordat het
volledig is geïnstalleerd.
• Controleer de gasdichtheid zoals beschreven in
paragraaf 8.1.
• Controleer de voordruk zoals beschreven in paragraaf 8.2.
• Plaats de branderplaat met toebehoren terug en zet deze
vast met de parkers
• Leg de bak om de brander terug in de verbrandingskamer.
!Let op Positioneer de bak om de brander op de juiste plaats door middel van de aanslagranden (maximaal naar voren)
• Verwijder indien van toepassing het plakband van de
convectiekast
• Plaats de kap onder de verbranding terug en zet deze vast
met de parkers
• Plaats de houtset; zie paragraaf 6.7
• Plaats de ruit; zie paragraaf 6.8
6.5 Verbrandingsgasafvoersysteem
Voor aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal – uit­sluitend toegestaan in Groot-Brittannië – zijn de instructies uit het los meegeleverde boekje ‘Fitting into a conventional class 1 chimney’ mede van toepassing. Dit boekje bevat naast de installatie instructies ook aanvullende testen.
6.5.1 Algemeen
Het toestel is van het type B
11AS
. De doorvoer naar buiten wordt uitgevoerd met een dak­doorvoer (zie paragraaf 6.5.2)
- Gebruik een geschikt verbrandingsgasaf-
Let op
voersysteem met een diameter van 80 mm voorzien van het CE-merk.
INSTALLATIEHANDLEIDING
- Houd een afstand van minimaal 50 mm
Let op
aan tussen de buitenkant van het afvoer­systeem en de wanden en/of het plafond. Als het systeem wordt ingebouwd in bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom uitgevoerd te worden in onbrandbaar materiaal;
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal bij doorvoer door brandbaar materiaal.
!Let op Sommige hittebestendige isolatiemateria-
len bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename geur versprei­den; deze zijn niet geschikt.
Plaats het verbrandingsgasafvoersysteem als volgt:
• Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het
toestel.
• Sluit de pijpstukken aan.
• Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de
pijpen niet op het toestel rust.
• Bepaal de resterende lengte voor de dakdoorvoer.
• Maak de dakdoorvoer op maat.
!Let op - Zorg ervoor dat de juiste insteeklengte
behouden blijft.
• Sluit de dakdoorvoer aan op de afvoerpijp.
!Let op - Zorg ervoor dat de universele dakpan
goed aansluit op de omliggende pannen;
- Zorg ervoor dat de plakplaat goed aan­sluit op het platte dak.
6.6 Plaatsen boezem
Deze paragraaf beschrijft hoe het toestel wordt ingebouwd in een boezem. Voor een goede afvoer van de warmte dient er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn. De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen.
Nederlands
Het verbrandingsgasafvoersysteem wordt opgebouwd vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
6.5.2 Aansluiting verbrandingsgasafvoersysteem
Op het toestel dient minimaal 3 meter afvoerpijp aangeslo­ten te worden. Bochten in het verbrandingsgasafvoersysteem zijn niet toegestaan. De dakdoorvoer kan zowel in een schuin dak als in een platdak uitmonden. De dakdoorvoer kan geleverd worden met een plakplaat voor een plat dak dan wel met een universeel verstelbare pan voor een schuin dak.
- Gebruik onbrandbaar en hittebestendig
Let op
materiaal voor de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het materiaal in de boezem en de achterwand van de boezem;
- Voorkom dat het toestel wordt belast
door het gewicht van de boezem bij gebruik van steenachtige materialen;
- De doorlaat van de - zo hoog mogelijk geplaatste - ventilatieopeningen bedraagt
2
minimaal 200 cm
.
!Let op - Houd rekening met de minimale inwen-
dige breedte van de boezem: 600 mm (zie Afb. 2);
5
INSTALLATIEHANDLEIDING
- Houd bij het plaatsen van de boezem rekening met de plaats van de ventilatie­openingen (V); zie Afb. 2.
!Tip Breng de ventilatieopeningen bij voorkeur
aan weerszijden, boven en onder van de boezem aan. U kunt gebruik maken van DRU ventilatie-elementen.
• Controleer of het verbrandingsgasafvoersysteem op de
juiste manier is geplaatst.
• Controleer de borging van de klembanden met parkers
op plaatsen die later onbereikbaar zijn.
• Stuc niet op of over de fl enzen (zie Afb. 2) omdat door de
warmte van het toestel scheuren kunnen ontstaan;
• Bij gebruik van een front wordt de boezem achter de
rand van de convectiekast geplaatst; zie meegeleverde instructie.
• Laat bij toepassing van steenachtige materialen en/of
afwerking met stucwerk de boezem vóór ingebruikname minimaal 6 weken drogen ter voorkoming van scheuren.
6.7 Plaatsen houtset
Het toestel wordt geleverd met een houtset.
Houdt u zich strikt aan onderstaande
Let op
instructies ter voorkoming van onveilige situaties:
- gebruik uitsluitend de meegeleverde houtset;
- plaats de houtset exact volgens de be­schrijving;
- laat de waakvlambrander en de ruimte er omheen vrij (zie Afb. 5a);
- voorkom dat het fi jne stof van het vermiculiet op de brander terechtkomt.
6.8 Ruit
Na het plaatsen van de houtset kan de ruit geplaatst wor­den zoals hieronder is beschreven.
!Let op - Voorkom beschadiging bij het verwijde-
ren/plaatsen van de ruit;
- Gebruik de bijgeleverde inbussleutel voor het losdraaien/vastzetten van de inbus­bouten.
6.8.1 Verwijderen ruit
Voor het verwijderen van de ruit volgt u onderstaande aanwijzingen (zie Afb. 10a t/m Afb. 10d)
• Draai de inbusbouten uit de bovenste glasstrip één à twee
slagen los.
• Pak de bovenste glasstrip aan weerszijden vast.
• Trek de glasstrip naar voren en duw deze omhoog.
• Kantel de ruit aan de bovenkant iets naar u toe.
• Pak de ruit aan beide zijkanten vast.
• Neem de ruit uit de onderste glasstrip.
6.8.2 Plaatsen ruit
• Plaats de ruit in de onderste glasstrip.
• Trek de bovenste glasstrip naar voren en duw deze
omhoog.
• Kantel de ruit aan de bovenkant van u af.
• Plaats de bovenste glasstrip over de ruit .
• Druk de bovenste glasstrip aan.
• Draai de inbusbouten weer vast
!Let op - Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Draai de inbusbouten niet te vast ter voorkoming van doldraaien: vast=vast.
7. Draadloze afstandsbediening
6.7.1 Houtset
De houtset bestaat uit zwart vermiculiet (zie Afb. 6a) gloei­haar (zie Afb. 6b) en een drietal stammen (zie Afb. 7a).
• Vul de branderbak met vermiculiet; verdeel het vermiculiet gelijkmatig.
!Let op - U kunt het vlambeeld beïnvloeden door
het vermiculiet te verplaatsen, maar
- het branderdek moet wel bedekt blijven
met vermiculiet om te voorkomen dat de levensduur van de brander afneemt.
• Identifi ceer de stammen A t/m C aan de hand van Afb. 7a.
!Tip Maak bij de identifi catie gebruik van de
brandvlekken op de stammen.
• Plaats de stammen A, B en C; volgens afbeelding 7b t/m
7d
• Verdeel het gloeihaar over de brander; leg dit vast onder de stammen
Het toestel wordt geleverd met een draadloze afstandsbe­diening. Zowel het ontsteken, het regelen van de vlamhoogte als het uitschakelen gebeurt met behulp van de afstandsbediening die een ontvanger aanstuurt. In de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, Draadloze afstandsbediening, is de bediening van het toestel inclusief de werking van de afstandsbediening beschreven.
Ontsteek het toestel niet voordat het
Let op
volledig is geïnstalleerd.
7.1 Aansluiten ontvanger
De ontvanger moet op het toestel worden aangesloten voor­dat de batterijen worden geplaatst. De ontvanger wordt onder de brander geplaatst.
Ga als volgt te werk (zie Afb. 11a):
• Sluit de bruine stekker van het aansluitsnoer aan op de ont­vanger (zie Afb. 11a, pijl F).
• Sluit de witte stekker aan op het gasregelblok.
6
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
!Tip De stekkers hebben verschillende maten
die corresponderen met de connectoren.
• Sluit de kabels van het thermokoppel aan op de ontvanger (zie Afb. 11a, pijlen B).
!Tip - De grootte van het oog correspondeert
met de grootte van de schroef;
- De kleur van oog en schroef correspon-
deert eveneens.
• Sluit de ontstekingskabel aan op de ontvanger (zie Afb. 11a, pijl A).
!Let op De batterijhouder ligt in een bakje onderin
de spleet tussen de verbrandingskamer en de convectiekast.
• Sluit de kabel van de batterijhouder aan op de ontvanger (zie Afb. 11a, pijl C en Afb. 11b).
• Plaats de ontvanger in de houder (zie Afb. 4a, pijl 1).
• Buig de antenne uit de clips (zie Afb. 11a, pijl D).
• Zet de antenne rechtop.
!Let op - Plaats de antenne niet te dicht bij de
ontstekingskabel en/of metalen delen;
- Leg de ontstekingskabel niet over en/of
langs metalen delen: dit verzwakt de vonk;
- Leg de ontstekingskabel niet over de ont-
vanger: dit kan de ontvanger beschadigen;
- Vermijd stof op of in de ontvanger: dek
deze af bij werkzaamheden.
7.1.1 Plaatsen / vervangen batterijen van
ontvanger
De batterijen moeten in de speciale batterijhouder geplaatst worden en niet in de ontvanger.
Houdt u zich hier strikt aan ter voor-
Let op
koming van schade aan de ontvanger.
De batterijhouder ligt in een bakje onderin de spleet tussen de verbrandingskamer en de convectiekast. Door de (geleide) band naar u toe te trekken, komt de batterijhouder te voor­schijn. (zie Gebruikershandleiding, Afb. 1 en Afb. 2a t/m 2d).
U kunt de batterijen als volgt plaatsen/vervangen:
• Trek de (geleide)band naar u toe.
• Pak de batterijhouder.
• Draai de schroef los.
• Schuif de deksel eraf.
• Verwijder en plaats de 4 penlite (type AA) batterijen.
!Let op - Vermijd kortsluiting tussen de batterijen
en metalen voorwerpen/delen;
- Let op de “+” en “-” polen van de bat-
terijen en de houder;
- Gebruik alkaline batterijen;
- Batterijen vallen onder “klein chemisch afval” en mogen dus niet bij het huisvuil.
• Schuif de deksel terug.
• Schroef de deksel weer vast.
• Plaats de houder terug.
!Let op Zorg ervoor dat de geleideband onder de
houder zit.
7.2 Instellen communicatiecode
Voordat het toestel in gebruik wordt genomen, moet een communicatiecode ingesteld worden tussen de afstandsbe­diening en de ontvanger. Als de ontvanger of de afstandsbediening wordt vervangen, moet een nieuwe code ingesteld worden. De code wordt willekeurig gekozen uit de 65000 codes die beschikbaar zijn. Hierdoor is de kans klein dat andere af­standsbedieningen in uw omgeving dezelfde code gebruiken en de werking van uw toestel beïnvloeden.
Ga als volgt te werk:
• Plaats zonodig de batterijen in de batterijhouder van de
ontvanger; zie paragraaf 7.1.1.
• Plaats zonodig de 9V blok-batterij in de afstandsbediening;
zie Gebruikershandleiding, paragraaf 4.2.6.
• Neem de ontvanger uit de bak onder de brander; zie
zonodig paragraaf 7.3.
• Druk de reset-knop op de ontvanger in totdat u achter-
eenvolgens twee geluidssignalen hoort (zie Afb. 12).
• Laat na het tweede, langere signaal de reset-knop los.
• Druk binnen 20 seconden op knop
knop (grote vlam) op de afstandsbediening totdat u een extra lang geluidssignaal hoort: dit is de bevestiging van de goede communicatie.
7.3 Vervangen ontvanger
• Verwijder indien mogelijk de kap onder de
verbrandingskamer (zie Afb. 4a)
Indien dit niet mogelijk is i.v.m. inbouw; volg dan de onder­staande stappen:
• Verwijder de ruit (zie paragraaf 6.8)
• Bewaar de ruit op een veilige plaats
• Neem de bak om de brander eruit (zie Afb. 4b)
• Draai de 4 parkers van de branderplaat los en neem de
branderplaat met toebehoren eruit (zie Afb. 4c)
Nadat de ontvanger bereikbaar is; volg dan de onderstaan­de stappen:
• Vervang de ontvanger en sluit deze weer aan
(zie paragraaf 7.1)
• Stel de communicatiecode in (zie paragraaf 7.2)
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde
van de stappen zoals hierboven beschreven
(kleine vlam) of
7
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Let op Sluit de aansluitstomp goed aan op trekon derbreker bij het terugplaatsten van de verbrandingskamer (zie Afb. 4h).
8. Eindcontrole
Ter controle van de goede en veilige werking van het toe­stel dient u de onderstaande controles uit te voeren vóór ingebruikname.
8.1 Gasdichtheid
Alle aansluitingen dienen gasdicht te zijn.
Let op
!Let op Het gasregelblok mag aan een druk van
maximaal 50 mbar blootgesteld worden.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
8.2 Gasdruk/voordruk
De branderdruk is fabrieksmatig afgesteld; zie typeplaatje. Controle van de branderdruk is niet nodig.
De voordruk in huisinstallaties dient
Let op
gecontroleerd te worden omdat deze kan variëren.
Het gasregelblok bevindt zich onder de brander.
Ga als volgt te werk:
• Verwijder de ruit (zie paragraag 6.8)
• Bewaar de ruit op een veilige plaats
• Neem de bak om de brander eruit (zie Afb. 4b)
• Draai de 4 parkers van de branderplaat los en neem de branderplaat met toebehoren eruit (zie Afb. 4c)
• Controleer de voordruk; zie Afb. 13 voor de meetnippel op het gasregelblok.
• Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk niet klopt.
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde van de stappen zoals hierboven zijn beschreven.
!Let op - Sluit de aansluitstomp goed aan op de
trekonderbreker bij het terugplaatsen van de verbrandingskamer; zie Afb. 4f.
8.3 Ontsteking waakvlam- en hoofdbrander
Zie voor het aansteken van de waakvlambrander en de hoofdbrander de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, paragraaf 4.2, Afstandsbediening.
8.3.1 Waakvlam
• Controleer de ontsteking van de waakvlam:
- de waakvlambrander dient bij de eerste poging te starten. Als de waakvlam niet brandt, dan
• Controleer of de ontsteking vonkt: a) Zo nee, controleer of de ontstekingskabel goed is aan-
gesloten tussen ontvanger en waakvlam; zie paragraaf 7.1 voor de bereikbaarheid.
b) Zo ja, dan zit er waarschijnlijk lucht in de leiding.
• Ontlucht eventueel de leiding en/of
• Sluit de ontstekingskabel goed aan.
8.3.2 Hoofdbrander
De brander moet vloeiend ontsteken en
Let op
mag niet ploffen door vertraagd ontsteken.
• Controleer het functioneren van de hoofdbrander vanuit de stand-by (waakvlam) stand:
- na het openen van de gasklep moet de hoofdbrander bin­nen enkele seconden branden.
!Tip Bij het openen van de gasklep gaat de
motor draaien; dit is hoorbaar.
Als de hoofdbrander niet brandt, dan:
• Controleer of de ruimte rond de waakvlam vrij is.
• Controleer de plaatsing van de hout-/kiezelset.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
8.4 Vlambeeld
Het vlambeeld kan pas echt beoordeeld worden als het toestel meerdere uren heeft gebrand. Vluchtige componen­ten uit verf, materialen e.d., die de eerste uren uitdampen, beïnvloeden het vlambeeld.
!Let op Als de boezem gemaakt is van steen-
achtige materialen of afgewerkt is met stucwerk mag dit pas 6 weken na het plaatsen van de boezem ter voorkoming van krimpscheuren.
• Controleer of het vlambeeld acceptabel is.
Als het vlambeeld niet acceptabel is dan kan dat te wijten zijn aan:
- het uitdampen van vluchtige stoffen;
- het niet goed aanbrengen van de houtset.
• Verbeter eventueel de opstelling van de houtset.
Let op
- Wacht altijd 5 min. na het doven van de waakvlam voordat u het toestel opnieuw ontsteekt;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijk­heid op het gasregelblok.
8
9. Onderhoud
Het toestel dient eenmaal per jaar door een vakbekwame installateur op het gebied van gas sfeerverwarming gecon­troleerd, gereinigd en eventueel gerepareerd te worden. In ieder geval dient de goede en veilige werking van het toestel gecontroleerd te worden.
- Sluit de gaskraan tijdens onderhouds-
Let op
werkzaamheden;
- Controleer de gasdichtheid na reparatie;
- Draai – na vervanging van het thermo­koppel – de wartel eerst handvast aan en daarna nog een kwartslag met een passende sleutel;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld worden met behulp van de instelmogelijk­heid op het gasregelblok.
• Reinig, indien nodig, de onderstaande componenten:
- de waakvlambrander;
- de ruimte rondom de waakvlambrander;
- de ruit.
!Let op - Verwijder/plaats de ruit zoals beschreven
in paragraaf 6.8;
- Verwijder de aanslag op de binnenkant
van de ruit met een vochtige doek of een niet-krassend reinigingsmiddel zoals koperpoets;
- Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Vervang een gebroken en/of gescheurde
ruit zoals beschreven in paragraaf 6.8.
INSTALLATIEHANDLEIDING
- Laat de gebruiker bij storingen/slecht
Let op
functioneren onmiddellijk de gaskraan sluiten en contact opnemen met de installateur ter voorkoming van onveilige situaties;
- Wijs de gaskraan aan;
- Wijs op de voorzorgsmaatregelen in de gebruikershandleiding tegen onbe­doeld ontsteken door andere draadloze afstandsbedieningen zoals autosleutels en garagedeur openers.
• Instrueer de gebruiker over het toestel en de afstandsbe-
diening.
• Wijs er bij ingebruikname op, dat
- ter voorkoming van scheuren een boezem gemaakt van
steenachtige materialen of afgewerkt met stucwerk mini­maal 6 weken dient te drogen vóór ingebruikname
- bij de eerste keer stoken vluchtige componenten uitdam-
pen uit verf, materialen e.d.;
- bij het uitdampen het toestel bij voorkeur op de hoogste
stand wordt gezet;
- de ruimte goed wordt geventileerd .
• Overhandig de gebruiker dit boekje met handleidingen
(het boekje dient bij het toestel bewaard te blijven).
Nederlands
Plaats zonodig de houtset correct terug;
Let op
zie hiervoor paragraaf 6.7.
• Inspecteer het verbrandingsgasafvoersysteem.
Er dient altijd een eindcontrole uitge-
Let op
voerd te worden.
• Voer een controle uit zoals beschreven in hoofdstuk 8.
9.1 Onderdelen
Onderdelen die vervangen moeten worden, zijn verkrijg­baar bij uw leverancier.
10. Oplevering
U dient de gebruiker vertrouwd te maken met het toe­stel. U dient haar/hem te instrueren over onder meer de ingebruikname, de werking en de afstandsbediening, het jaarlijkse onderhoud.
9
INSTALLATIEHANDLEIDING
11. Storingen
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van storingen die kunnen optreden, de mogelijke oorzaak en de oplossing.
Onderdelen als het gasregelblok, de ontvanger en de ontstekingskabel bevinden zich in de bak onder de brander; zie paragraaf 8.2 resp. 7.3 voor de bereikbaarheid.
Tabel 4: Diagnose van storingen
PROBLEEM
A. Geen transmissie
(motor draait niet)
B. Geen ontsteking(vonk)
MOGELIJKE OORZAAK
1. De (nieuwe) communicatie code tussen ontvanger en afstandsbedie­ning moet nog bevestigd worden.
2. Lege batterijen.
3. Ontvanger beschadigd.
4. Afstandsbediening beschadigd.
5. Motorkabel bij de klep / ontvanger gebroken.
6. Kromme pennen van de 8-draads­connector.
7. Slechte ontvangst.
1. Knop A in MAN stand.
2. Ontstekingskabel niet goed aange­sloten.
3. Ontstekingspen gecorrodeerd.
4. Wachttijd van 60 seconden voor volledige herstart nog niet voorbij.
OPLOSSING
1. Stel de communicatiecode opnieuw in; zie paragraaf 7.2
2. Vervang de batterijen.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
3. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1).
4. Vervang de afstandsbediening en bevestig de code (oplossing 1).
5. Vervang de motorkabel.
6. Zorg dat de pennen van de 8-draadsconnector recht staan.
7. Verander de stand van de antenne.
1. Zet knop A op gasregelblok op ON; zie Afb. 14.
2 Sluit de ontstekingskabel goed aan. Vervang zonodig de ontstekingska-
bel.
3. Vervang de ontstekingspen.
4. Neem de benodigde wachttijd in acht.
C. Geen geluidssignaal
D. Eén doorlopend geluidssignaal
van 5 sec.
(Mogelijk zijn er 7 korte piepen vóór het 5 sec. geluidssignaal)
1. Ontvanger beschadigd.
2. Wachttijd van 60 seconden voor volledige herstart nog niet voorbij.
1. Losse bedrading tussen ontvanger en gasregelblok.
2. Ontvanger beschadigd.
3. Kromme pennen van de 8-draads connector.
4. Magneetklep beschadigd.
10
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
2. Neem de benodigde wachttijd in acht.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
3. Zorg dat de pennen van de 8-draads connector recht staan.
4. Vervang het gasregelblok.
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
PROBLEEM
E. Geen waakvlam
F. Elektronica blijft vonken terwijl
de waakvlam brandt
G. Waakvlam brandt wel maar
magneetklep sluit na ca. 10 se­conden of wanneer het toestel heet wordt
H. Er zijn wel korte geluidssigna-
len maar geen vonken en er is geen geluid / getik hoorbaar van de magneet die de klep opent
MOGELIJKE OORZAAK
1. Lucht in de waakvlamleiding.
2. Thermokoppeldraden van thermo­koppel verwisseld.
3. Geen vonk bij de waakvlambrander.
4. Spuitstuk verstopt.
1. Ontvanger beschadigd.
1. Thermokoppel functioneert niet.
2. Batterijen (bijna) leeg.
MOGELIJKE OORZAAK
1. Batterijen (bijna) leeg.
OPLOSSING
1. Spoel de leiding of start het ont­stekingsproces meerdere keren.
2. Controleer de polariteit van de thermokoppelbedrading.
Sluit de thermokoppeldraden
zonodig goed aan.
3.1 Controleer of de ontstekingskabel goed is aangesloten.
Sluit deze zonodig goed aan.
3.2 Vervang zonodig de ontstekingska­bel.
3.3 Vervang zonodig de ontstekings­pen.
4.1 Reinig het spuitstuk.
4.2 Vervang zonodig het spuitstuk.
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
1.1 Meet de spanning, m.b.v. een digitale multimeter ingesteld op mV bereik, door de kabels aan te sluiten op de kabelschoen. De kabelschoen bevindt zich aan de buitenkant, direct naast de mag­neetmoer aan de achterkant van het gasregelblok; zie Afb. 15.
De spanning moet binnen 20
seconden tenminste 5mV zijn.
Deze mag niet lager zijn wanneer
het toestel warm is.
Is de spanning te laag, dan moet:
- het thermokoppel beter in de
vlam geplaatst worden of
- het thermokoppel vervangen
worden.
1.2 Controleer de grootte van de waakvlam.
Corrigeer een te kleine waakvlam.
1.3 Controleer de bedrading van het thermokoppel naar de ontvanger.
Vervang zo nodig de bedrading.
2. Vervang de batterijen in de ont­vanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
OPLOSSING
1. Vervang de batterijen in de ont­vanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
11
INSTALLATIEHANDLEIDING
PROBLEEM
I. Waakvlam brandt maar er is
geen gasstroom naar de hoofd­brander
MOGELIJKE OORZAAK
1. Knop A in MAN stand.
2. Toestel op waakvlam stand.
3. Voordruk van het gas te laag.
4. Beschadigde magneetklep.
OPLOSSING
1. Draai knop A op gasregelblok naar ON; zie Afb. 14.
2. Verhoog de vlamhoogte door op
de knop afstandsbediening te drukken.
3. Controleer voordruk.
Schakel zonodig het energiebedrijf
in.
4. Vervang het gasregelblok.
(grote vlam) van de
12
INSTALLATIEHANDLEIDING
Bijlage 1 Meegeleverde onderdelen
In de onderstaande tabel staan de onderdelen vermeld die met het toestel worden meegeleverd.
Tabel 2: Meegeleverde onderdelen
Onderdeel Aantal
Houtset 1x
Stuclijst/Front (Sigma)* 1x
Boekje met handleidingen 1x
Installation instructions for fi tting into a conventional class 1 chimney** 1x
Afdichtingsband**
Isolatieband zelfklevend***
Debris shield** 1x
Keilbouten M6 3x
Zeskant moer M6 3x
Carrosseriering 3x
Inbussleutel 5 mm 1x
Afstandsbediening 1x
9V blokbatterij 1x
Penlite batterij (type AA) 4x
* op verzoek is de stuclijst of het front meegeleverd
** alleen bestemd voor UK
*** bestemd voor stuclijst
Nederlands
Bijlage 2 Technische gegevens
In de onderstaande tabellen staan de technische gegevens van Global 40 CF vermeld.
Tabel 3: Technische gegevens
Type B
Gassoort G20 G25 G31
Branderdruk mbar 15,4 19 26
Nom. Belasting (Hs) kW 4,8 4,4 4,9
Nom. Belasting (Hi) kW 4,3 4 4,4
Nom. Vermogen kW 3,3 3 3,1
Verbruik L/h 457 480 178
Branderspuitstuk mm Ø 1,65 Ø 1,65 Ø 1,15
Verbruik kleinstand L/h 219 228 80
Kleinstelspuitstuk mm Ø 1,4 Ø 1,4 Ø 0,9
Rendementklasse 2 2 2
Tabel 4: Voordruk bij gebruik van G31
Land mbar
NL / DK / FI / NO / SE / HU / BA / GR 30
FR / BE / IT / PT / ES / GB / IE 37
DE 50
11AS
13
14
Loading...
+ 36 hidden pages