Dru G20, G25, G31, GLOBAL 70, GLOBAL 70 XT Installation Manual & Users Manual

...
DRU VERWARMING B.V. HOLLAND
INSTALLATIEHANDLEIDING EN GEBRUIKERSHANDLEIDING (NL/BE)
INSTALLATION MANUAL AND USER MANUAL (GB/IE)
Lees en bewaar dit document zorgvuldig
Read this document and store it carefully
957.651.01
G20/G25/G31
Global 100 BF
Nederlands
1
INSTALLATIEHANDLEIDING
Inhoudsopgave
Woord vooraf ................................................................................2
1. Inleiding ..................................................................................2
2. CE verklaring .......................................................................2
3. Veiligheid
3.1 Algemeen ..................................................................................2
3.2 Voorschriften ...........................................................................2
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies
bij installatie ..............................................................................3
4. Aanwijzingen ........................................................................3
5. Uitpakken ..............................................................................3
6. Installatie ...............................................................................3
6.1 Voorschriften ...........................................................................3
6.2 Gassoort ...................................................................................3
6.3 Gasaansluiting ..........................................................................4
6.4 Plaatsen toestel .......................................................................4
6.5 Verbrandingsgasafvoer- / verbrandingslucht-
toevoersysteem .......................................................................4
6.6 Plaatsen boezem ......................................................................8
6.7 Plaatsen bedieningskastje ......................................................8
6.8 Afstellen toestel ......................................................................9
6.9 Plaatsen hout- / kiezelset ......................................................9
6.10 Ruit .........................................................................................10
7. Draadloze afstandsbediening .....................................10
7.1 Ontvanger ...............................................................................10
8. Eindcontrole .......................................................................11
8.1 Gasdichtheid ..........................................................................11
8.2 Gasdruk / voordruk ..............................................................11
8.3 Ontsteking waakvlambrander en hoofdbrander ............11
8.4 Vlambeeld ...............................................................................11
9. Onderhoud ..........................................................................12
9.1 Onderdelen ............................................................................12
10. Oplevering ...........................................................................12
11. Storingen ..............................................................................13
Bijlage 1 Meegeleverde onderdelen .................................16
Bijlage 2 Technische gegevens ............................................16
Bijlage 3 Afbeeldingen ...........................................................48
2
INSTALLATIEHANDLEIDING
Woord vooraf
Als fabrikant van gasverwarmingstoestellen ontwikkelt en produceert DRU producten volgens de hoogst mogelijke kwaliteits-, prestatie- en veiligheidseisen. De gebruiker kan hierdoor rekenen op jarenlang gebruiksplezier Dit toestel heeft een CE merk; het voldoet daarmee aan de essentiële eisen van de Europese Gastoestellenrichtlijn. Bij het toestel worden twee handleidingen geleverd: de installatiehandleiding en de gebruikershandleiding. Deze zijn in één boekje samengevoegd. Als installateur dient u vakbekwaam te zijn op het gebied van gas sfeerverwarming. De installatiehandleiding geeft u de informatie die u nodig hebt om het toestel zo te installeren dat het goed en veilig functioneert. Deze handleiding schenkt aandacht aan de installatie van het toestel en de daarbij geldende voorschriften. Daarnaast treft u technische gegevens van het toestel aan en informa­tie over onderhoud, eventueel optredende storingen en de mogelijke oorzaak hiervan. De afbeeldingen zijn achterin dit boekje opgenomen (Bijlage 3).
U dient deze installatiehandleiding zorgvuldig te lezen en te gebruiken.
In de handleidingen worden de volgende markeringen ge­bruikt om belangrijke informatie aan te geven:
Uit te voeren acties.
! Tip Suggesties en adviezen. ! Let op Deze instructies zijn noodzakelijk ter
voorkoming van mogelijke problemen bij installatie en/of gebruik.
Deze instructies zijn noodzakelijk ter
voorkoming van brand, persoonlijk letsel of andere ernstige schades.
Na oplevering dient u dit boekje met handleidingen te overhandigen aan de gebruiker.
1. Inleiding
Als optie is een convectieset, het Max vent systeem, ver­krijgbaar. Bij toepassing van het Max vent systeem zijn de inbouwmaten afwijkend. Deze versie van Global 100 BF is geschikt voor aardgas of propaan. Voor de veilige werking zijn de toestellen voorzien van een tweede thermokoppel dat op de hoofdbrander is geplaatst. Global 100 BF is een gesloten gas sfeerverwar­mingstoestel. Een gesloten toestel onttrekt de verbran­dingslucht niet aan de leefomgeving, maar haalt deze van buiten. Dit gebeurt met een gecombineerd verbrandingsgas­afvoersysteem/verbrandingsluchttoevoersysteem. In dit concentrische systeem dient de buitenste pijp als luchttoevoer en de binnenste pijp als verbrandingsgasafvoer. Dit systeem kan zowel door de gevel als door het dak worden aangebracht.
Deze toestellen worden ingebouwd in een boezem. Voor een goede afvoer van de warmte moet de boezem geventileerd worden. DRU kan verschillende ventilatie­elementen leveren. De toestellen worden geleverd met een draadloze afstands­bediening; deze werkt op batterijen.
2. CE verklaring
Hierbij verklaren wij dat het door DRU uitgebrachte gas sfeerverwarmingstoestel door zijn ontwerp en bouwwijze voldoet aan de essentiële eisen van de Gastoestellenricht­lijn.
Product: gas sfeerverwarmingstoestel Type: Global 100 BF
Van toepassing zijnde EG-richtlijnen: 2009/142/EC
Toegepaste geharmoniseerde normen: NEN-EN-613 NEN-EN-613/A1
Door bedrijfsinterne maatregelen is gewaarborgd dat serie­matig geproduceerde toestellen aan de essentiële eisen van de van kracht zijnde EG-richtlijnen en de daarvan afgeleide normen voldoen. Deze verklaring verliest haar geldigheid als zonder schrif­telijke toestemming van DRU wijzigingen aan het toestel worden aangebracht.
M.J.M. Gelten Algemeen directeur DRU verwarming B.V. Postbus 1021, 6920 BA Duiven Ratio 8, 6921 RW Duiven www.dru.nl
3. Veiligheid
3.1 Algemeen
- Leest u dit hoofdstuk over veiligheid
zorgvuldig door voordat u begint met installatie of onderhoud;
- Houdt u zich aan de algemeen geldende voorschriften en de voor­zorgsmaatregelen/veiligheids­instructies in deze handleiding.
3.2 Voorschriften
Installeer het toestel volgens de geldende nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften. Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
Let op
Let op
Nederlands
3
INSTALLATIEHANDLEIDING
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies bij installatie
Volg de onderstaande voorzorgsmaatregelen/veiligheids­voorschriften nauwkeurig op:
• installeer en onderhoud het toestel alleen als u een
vakbekwame installateur op het gebied van gas sfeerver­warming bent;
• breng geen wijzigingen aan het toestel aan;
• gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor
de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het materiaal ín de boezem en de achterwand waartegen het toestel wordt geplaatst;
• neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen
van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief de materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
• houd rekening met de minimaal vereiste inwendige afme-
tingen van de boezem;
• ventileer de boezem door middel van ventilatieopeningen
met een gezamenlijke doorlaat van minimaal 200 cm
2
;
• gebruik uitsluitend het door DRU geleverde verbrandings-
gasafvoer-/ verbrandingsluchttoevoersysteem;
• plaats het toestel niet strak tegen de achterwand;
• laat de ruimte tussen de stelvoeten vrij;
• dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isola-
tiedeken of enig ander materiaal;
• houd brandbare objecten en/of materialen op minimaal
500 mm afstand van het toestel;
• gebruik uitsluitend de meegeleverde hout-/kiezelset;
• plaats de hout-/kiezelset exact volgens de beschrijving;
• laat de waakvlambrander en de ruimte er omheen vrij;
• laat thermokoppel 2 en de ruimte er omheen vrij;
• zorg ervoor dat er geen vuil in de gasleidingen en aanslui-
tingen zit;
• plaats een gaskraan direct naast het toestel;
• controleer de aansluitingen op gasdichtheid vóór inge-
bruikname;
• gebruik hittebestendige elektrische aansluitingen;
• plaats de elektrische aansluitingen vrij van het toestel;
• vervang een gescheurde of gebroken ruit;
• ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstal-
leerd.
4. Aanwijzingen
Houd bij het installeren rekening met de onderstaande pun­ten voor een goede en veilige werking van het toestel:
• plaats het meegeleverde bedieningskastje zo laag mogelijk;
• voorkom dat de ontstekingskabel over de ontvanger ligt;
• voorkom dat de ontstekingskabel de antenne raakt of
kruist;
• voorkom dat de ontstekingskabel in contact komt met
andere bedrading;
• vermijd dat de ontstekingskabel langs metalen delen ligt
om verzwakking van de vonk te voorkomen;
• werk de randen bij strakke inbouw goed af;
• stuc niet op of over de fl enzen;
• voorkom beschadiging van de ruit bij het verwijderen/ plaatsen;
• maak de ruit schoon vóór ingebruikname ter voorkoming van inbranden van vuil;
• zorg ervoor dat de draden van thermokoppel 2 vrij liggen van delen die warm worden.
5. Uitpakken
Schenk aandacht aan de onderstaande punten bij het uit­pakken van het toestel:
• Controleer het toestel op transportschade.
• Neem zonodig contact op met DRU Service.
Na het verwijderen van het verpakkingsmateriaal, dient u over de volgende componenten te beschikken:
- Dopsleutel; deze ligt in de ruimte tussen montageframe en verbrandingskamer;
- Sierstrippen; deze bevinden zich ook in de bovengenoem­de ruimte.
Na het verwijderen van de ruit kunt u de hout-/kiezelset en de doos met onderdelen uit de verbrandingskamer verwij­deren.
!Let op Voorkom beschadiging bij het verwijderen/
plaatsen van de ruit.
• Verwijder de ruit zoals beschreven is in paragraaf 6.10.1.
• Neem de hout-/kiezelset uit de verbrandingskamer.
• Neem de doos met onderdelen uit de verbrandingskamer.
In Bijlage 1 / Tabel 5 staat vermeld over welke onderdelen u na het uitpakken dient te beschikken.
• Neem contact op met DRU Service als u na het uitpakken niet over alle onderdelen beschikt.
• Voer de verpakking af via de reguliere weg.
6. Installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en veilige werking van het toestel.
!Let op Installeer het toestel in de volgorde zoals
in dit hoofdstuk is beschreven.
6.1 Voorschriften
• Houdt u zich aan de geldende (installatie)voorschriften.
• Houdt u zich aan de voorschriften/instructies zoals ver­meld in deze handleiding.
6.2 Gassoort
Op het typeplaatje staat vermeld voor welke gassoort, gasdruk en voor welk land dit toestel is bestemd. Het typeplaatje zit vast aan een ketting. Het dient aan de ketting bevestigd te blijven.
Global 100 BF
4
INSTALLATIEHANDLEIDING
Controleer of het toestel geschikt is voor
de gassoort en gasdruk ter plaatse.
6.3 Gasaansluiting
In de gasaansluiting dient een gaskraan geplaatst te worden in de omgeving van het toestel.
- Zorg ervoor dat er geen vuil in de gaslei­dingen en aansluitingen zit;
- Vermijd verdraaien van de gaskraan bij het
aansluiten van de gasleiding.
Voor de gasaansluiting gelden de volgende eisen:
- dimensioneer de gasleiding zodanig dat geen drukverlies
kan optreden;
- de gaskraan heeft het CE merk;
- de gaskraan is altijd bereikbaar.
6.4 Plaatsen toestel
- Houd brandbare objecten en/of materia­len op minimaal 500 mm afstand van het toestel;
- Plaats het toestel tegen een wand van onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
- Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief de mate­rialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
- Breng geen wijzigingen aan het toestel aan.
!Let op - Houd rekening met de stelhoogte van het
toestel; deze is afhankelijk van de instelling van de stelvoeten (zie Afb. 1);
- Houd rekening met de minimale inbouw­diepte van het toestel; Global 100 BF: 362 mm (zie Afb. 2);
- Installeer desgewenst het Max vent systeem vóór u het toestel plaatst; zie de handleiding van het Max vent systeem;
- Houd rekening met afwijkende inbouw­maten bij toepassing van het Max vent systeem ; zie de handleiding van het Max vent systeem.
!Tip De inbouwhoogte van het toestel
(X in Afb. 2) kunt u zelf bepalen.
Het plaatsen van het toestel gebeurt als volgt:
• Bepaal de plaats van het toestel.
• Bepaal de inbouwhoogte van het toestel.
• Zorg voor een gasaansluiting ter plekke; zie voor details
paragraaf 6.3.
• Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoer-/
verbrandingsluchttoevoersysteem met de onderstaande diameter; zie v oor details paragraaf 6.5.
- Ø160 mm voor een geveldoorvoer door onbrandbaar materiaal;
- Ø 250 mm voor een geveldoorvoer door brandbaar materiaal;
- Ø160 mm voor een dakdoorvoer door onbrandbaar materiaal;
- Ø 250 mm voor een dakdoorvoer door brandbaar materiaal.
• Zet het toestel op de bestemde plek.
Het gasregelblok is onder het toestel aan de branderplaat gemonteerd. Het dient losgenomen te worden en later in het bedieningskastje geplaatst te worden. Zie voor plaatsing van het gasregelblok in het bedieningskastje paragraaf 6.7. Ga als volgt te werk:
• Maak de leidingen los van het gasregelblok (fl exibele gaslei­ding, aluminium waakvlamleiding en thermokoppel 1);
!Let op De rode draad van thermokoppel 2 blijft
aangesloten op het gasregelblok.
• Maak het gasregelblok los van de branderplaat door de parker los te schroeven.
• Rol voorzichtig de rode en zwarte draad van thermokoppel 2 uit.
• Leg het gasregelblok samen met de draden van thermokoppel 2 in de richting van het bedieningskastje.
- Zorg ervoor dat er geen vuil in de gaslei-
dingen en aansluitingen zit;
- Vermijd knikken in de leidingen.
• Rol de leidingen uit in de richting van het bedieningskastje.
• Rol de ontstekingskabel uit in de richting van het bedie­ningskastje.
!Let op - Voorkom dat de ontstekingskabel in
contact komt met andere bedrading;
- Het typeplaatje dient bevestigd te blijven
aan de ketting.
• Leg de ketting met typeplaatje richting bedieningskastje.
• Stel de hoogte van het toestel in met behulp van de stel­voeten en
• Zet het toestel gelijktijdig waterpas.
- Plaats het toestel niet strak tegen de ach-
terwand; dit wordt gewaarborgd door de afstandsbeugels;
- Laat de ruimte tussen de stelvoeten vrij;
- Dek het toestel niet af en/of pak het niet
in met een isolatiedeken of enig ander materiaal.
6.5 Verbrandingsgasafvoer- / verbrandingslucht-
toevoersysteem
6.5.1 Algemeen
Het toestel is van het type C11/C31. Het toestel wordt aangesloten op een gecombineerd
Let op
Let op
Let op
Let op
Let op
Nederlands
Global 100 BF
5
INSTALLATIEHANDLEIDING
verbrandingsgasafvoer-/verbrandingsluchttoevoersysteem, hierna te noemen het concentrische systeem. De doorvoer naar buiten kan zowel met een geveldoor­voer (zie paragraaf 6.5.2) als met een dakdoorvoer (zie hiervoor paragraaf 6.5.3) worden uitgevoerd.
Eventueel kan gebruikt gemaakt worden van een bestaand schoorsteenkanaal (zie paragraaf 6.5.4).
- Gebruik uitsluitend het door DRU ge­leverde concentrische systeem (Ø100 / Ø150 mm). Dit systeem is samen met het toestel gekeurd. DRU kan de goede en veilige werking van andere systemen niet garanderen en accepteert hiervoor geen verantwoordelijkheid;
- Gebruik voor aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal uitsluitend de door DRU geleverde aansluitset.
Het concentrische systeem wordt opgebouwd vanaf (de aansluitstomp van) het toestel. Als door bouwkundige omstandigheden het concentrische systeem eerst wordt geplaatst, kan het toestel later met een telescopisch pijpstuk worden aangesloten.
6.5.2 Toepassing met geveldoorvoer
6.5.2.1 Opbouw concentrische systeem met gevel-
doorvoer
Het concentrische systeem met geveldoorvoer moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Op het toestel dient eerst minimaal 1 meter concentri-
sche pijp verticaal aangesloten te worden;
- De totale verticale pijplengte mag maximaal 4 meter
bedragen;
- Na het verticale deel wordt een 90º bocht aangesloten;
- Bij toepassing van minimaal 1 meter t/m maximaal 4 me-
ter verticale pijplengte mag de totale horizontale pijpleng­te maximaal 3 meter bedragen (exclusief geveldoorvoer; zie Afb. 3a en Afb. 3b).
Afhankelijk van de opbouw van het concentrische systeem moet het toestel verder afgesteld worden; zie Tabel 1 voor
het bepalen van de voorwaarden en paragraaf 6.8, Afstellen toestel, voor de werkwijze.
6.5.2.2 Plaatsen concentrische systeem met gevel­doorvoer
- Houd een afstand van minimaal 50 mm
aan tussen de buitenkant van het con­centrische systeem en de wanden en/ of het plafond. Als het systeem wordt ingebouwd in bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom uitgevoerd te worden in onbrandbaar materiaal;
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal
bij doorvoer door brandbaar materiaal;
- De rozet (montagebinnenplaat) van de
geveldoorvoer is te klein om de opening van Ø 250 mm bij doorvoer door brand­baar materiaal af te dichten. Daarom moet eerst een hittebestendige tussen­plaat van voldoende grootte op de muur worden bevestigd. Vervolgens wordt de rozet op de tussenplaat gemonteerd.
!Let op Sommige hittebestendige isolatiemateria-
len bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename geur versprei­den; deze zijn niet geschikt.
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het concentrische systeem:
• Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het
toestel.
• Sluit de concentrische pijpstukken en de bocht aan.
• Breng op elke verbinding een klemband met siliconen
afdichtring aan.
• Zet de klemband met een parker vast aan de pijp op
plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn.
• Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de
pijpen niet op het toestel rust.
• Bepaal de resterende lengte voor de geveldoorvoer.
• Maak de geveldoorvoer op maat.
Let op
Tabel 1: Voorwaarden voor afstellen van het toestel bij toepassing van een geveldoorvoer G20/G25/G31 Totale Totale aantal Zie Luchtinlaatgeleiders Restrictieschuif Afstand
aantal meters Afbeelding restrictie meters horizontale in mm verticale pijplengte pijplengte (exclusief
geveldoorvoer) 1 - 4 >0-3 3a NEE NEE OPEN 1 - 4 0* 3b JA NEE OPEN
Let op
* fabrieksmatige instelling
6
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Let op - Zorg ervoor dat de juiste insteeklengte
behouden blijft;
- Plaats de geveldoorvoer met de ril/ felsnaad aan de bovenkant;
- Plaats de horizontale concentrische pijpstukken onder afschot naar de gevel­doorvoer ter voorkoming van inwaterend regenwater.
• Monteer de rozet (montagebinnenplaat); zo nodig op een
hittebestendige tussenplaat bij doorvoer door brandbaar materiaal.
• Bevestig de geveldoorvoer vanaf de buitenzijde met vier
schroeven in de daarvoor bestemde gaten.
6.5.3 Toepassing met dakdoorvoer
6.5.3.1 Opbouw concentrische systeem met dak-
doorvoer
Het concentrische systeem met dakdoorvoer moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- De opbouw van het gekozen systeem moet toelaatbaar
zijn. (Zie de hieronder beschreven werkwijze);
- Op het toestel dient eerst minimaal 1 meter concentri-
sche pijp verticaal aangesloten te worden.
Afhankelijk van de opbouw van het concentrische systeem wordt het toestel afgesteld door het plaatsen van de res­trictieschuif en/of het verwijderen van de luchtinlaatgeleider. In de onderstaande werkwijze is aangegeven hoe de toe­laatbaarheid van een concentrisch systeem wordt vastge­steld en welke instellingen daarbij horen.
• Bepaal de volgende gegevens:
1) Het aantal benodigde bochten (er wordt geen onder-
scheid gemaakt tussen 45º en 90º bochten);
2) Het totale aantal meters horizontale pijplengte;
3) Het totale aantal meters verticale en/of schuine pijpleng-
te (exclusief dakdoorvoer). Met deze gegevens kunt u met behulp van Tabel 2 vaststel­len of het concentrische systeem toelaatbaar is. In Tabel 3 kunt u afl ezen welke instelling voor het toestel nodig is.
Ga hierbij als volgt te werk:
• Zoek in de eerste 2 kolommen van Tabel 2 het aantal
benodigde bochten en de totale horizontale pijplengte.
• Zoek in de 3
de
kolom van Tabel 2 de totale verticale en/of
schuine pijplengte. Als u in een hokje met de letter A, B, C of D uitkomt, is het door u gekozen concentrische systeem toelaatbaar.
• Stel met behulp van Tabel 3 vast welke voorwaarden
gelden voor de restrictieschuif en/of de luchtinlaatgeleider
(zie voor afstellen paragraaf 6.8).
Voorbeelden
Ter verduidelijking worden 2 voorbeelden gegeven om de toelaatbaarheid van een concentrisch systeem en de voor­waarden voor het afstellen van het toestel te bepalen. In Tabel 2 is de te volgen route aangegeven met pijlen. Het resultaat is aangegeven in een dubbel omkaderd hokje.
Voorbeeld 1
1) 2 bochten
2) 3 meter horizontaal
3) 8 meter verticaal/schuin
Opbouw van dit concentrische systeem is toelaatbaar.Situatie B voor het afstellen van het toestel is van toepas-
sing.
Voorbeeld 2
1) 3 bochten
2) 4 meter horizontaal
3) 9 meter verticaal/schuin Opbouw van dit concentrische systeem is niet toelaat-
baar.
Nederlands
Global 100 BF
7
INSTALLATIEHANDLEIDING
6.5.3.2 Plaatsen concentrische systeem met dak­doorvoer
De dakdoorvoer kan zowel in een schuin dak als in een platdak uitmonden. De dakdoorvoer kan geleverd worden met een plakplaat voor een plat dak dan wel met een universeel verstelbare pan voor een schuin dak.
- Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het con­centrische systeem en de wanden en/ of het plafond. Als het systeem wordt ingebouwd in bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom uitgevoerd te worden in onbrandbaar materiaal;
Tabel 2: Bepalen toelaatbaarheid concentrische systeem bij toepassing van een dakdoorvoer
G20/25 Totale aantal meters verticale en/of schuine pijplengte
Totale aantal
meters
horizontale
pijplengte
1 2 3 4 5 6 7
8 9
10 11 12
geen bochten 0 B B B C C C C C D D D D
2 bochten 0 A A B B B C C C C C D D
1 A A B B B C C C C C
2 A A B B B C C C
3
A A B B B C
4 A A B B
5
3 bochten 0 A A A B B B C C C C C D
1 A A A B B B C C C C
2 A A A B B B C C
3 A A A B B B
4
A A A B
5
4 bochten 0 A A A A B B B C C C C C
1 A A A A B B B C C C
2 A A A A B B B C
3 A A A A B B
4 A A A A
5
5 bochten -
= situatie is niet toelaatbaar
Tabel 3: Voorwaarden voor afstellen van het toestel bij toepassing van een dakdoorvoer G20/G25/G31 Situatie Luchtinlaatgeleiders Restrictieschuif Afstand restrictie
in mm
A NEE NEE OPEN B JA JA 30 C JA JA 25 D JA JA 20
Let op
G20/G25/G31
INSTALLATIEHANDLEIDING
8
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal bij doorvoer door brandbaar materiaal.
!Let op Sommige hittebestendige isolatiemateria-
len bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename geur versprei­den; deze zijn niet geschikt.
Plaats het concentrische systeem als volgt:
• Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het
toestel.
• Sluit de concentrische pijpstukken en zonodig de bochten
aan.
• Breng op elke verbinding een klemband met siliconen
afdichtring aan.
• Zet de klemband met een parker vast aan de pijp op
plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn.
• Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de
pijpen niet op het toestel rust.
• Bepaal de resterende lengte voor de dakdoorvoer.
• Maak de dakdoorvoer op maat.
!Let op Zorg ervoor dat de juiste insteeklengte
behouden blijft.
• Sluit de dakdoorvoer aan op de concentrische pijpen.
!Let op - Zorg ervoor dat de universele dakpan
goed aansluit op de omliggende pannen;
- Zorg ervoor dat de plakplaat goed aan­sluit op het platte dak.
6.5.4 Aansluiting bestaand schoorsteenkanaal
U kunt het toestel op een bestaand kanaal aansluiten. In de schoorsteen wordt een fl exibele RVS pijp geplaatst voor de afvoer van de verbrandingsgassen. De ruimte er omheen wordt als verbrandingsluchttoevoer gebruikt. Bij aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal gelden de volgende eisen:
- alleen toegestaan met gebruik van de speciale DRU
schoorsteen aansluitset. Het installatievoorschrift wordt meegeleverd;
- de afmeting moet minimaal 150 x 150 mm zijn;
- de verticale lengte bedraagt maximaal 12 meter;
- de horizontale lengte bedraagt maximaal 3 meter;
- het bestaande schoorsteenkanaal moet schoon zijn;
- het bestaande schoorsteenkanaal moet dicht zijn.
Voor het afstellen van het toestel gelden dezelfde voor­waarden/instructies als voor het concentrische systeem zoals hierboven is beschreven.
6.6 Plaatsen boezem
Het toestel is ontworpen om strak in te bouwen in een nieuw te plaatsen boezem. Voor een goede afvoer van de warmte dient er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn. De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen.
- Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het materiaal ín de boezem en de achterwand van de boezem;
- Voorkom dat het toestel wordt belast
door het gewicht van de boezem bij gebruik van steenachtige materialen;
- De doorlaat van de - zo hoog mogelijk geplaatste - ventilatieopeningen bedraagt minimaal 200 cm2.
!Let op Houd bij het plaatsen van de boezem
rekening met (zie Afb. 2a en Afb. 2b):
- de plaats voor het bedieningskastje (K): deze moet binnen een afstand van 850 mm links of rechts van het toestel
- zo laag mogelijk - geplaatst worden;
- de afmeting van het bedieningskastje; zie Plaatsen bedieningskastje paragraaf 6.7;
- de plaats van de ventilatieopeningen (V);
- de afmeting van de ruit zodat deze geplaatst/verwijderd kan worden na het plaatsen van de boezem;
- de bescherming van het gasregelblok en de leidingen tegen cement en kalk.
!Tip Breng de ventilatieopeningen bij voorkeur
aan weerszijden van de boezem aan. U kunt gebruik maken van DRU ventila­tie-elementen.
• Controleer of het concentrische systeem op de juiste
manier is geplaatst.
• Controleer de borging van de klembanden met parkers
op plaatsen die later onbereikbaar zijn.
• Houd in de boezem voldoende ruimte rondom het toe-
stel, zodat de warmte weg kan:
- minimale inwendige hoogte: 1350 mm;
- minimale inwendige breedte : 1450 mm.
• Stuc niet op of over de fl enzen (zie Afb. 2a en Afb. 2b,
maximale stuclijn M) omdat:
- door de warmte van het toestel scheuren kunnen ont-
staan;
- de ruit niet meer verwijderd/geplaatst kan worden.
• Laat bij toepassing van steenachtige materialen en/of
afwerking met stucwerk de boezem vóór ingebruikname minimaal 6 weken drogen ter voorkoming van scheuren.
6.7 Plaatsen bedieningskastje
Het bedieningskastje (K) wordt zo laag mogelijk in de boe­zem geplaatst (zie Afb. 2a en Afb. 2b).
!Let op De onderkant van het bedieningskastje
mag niet hoger dan het branderbed in het toestel worden geplaatst.
Let op
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9
In het bedieningskastje wordt een aantal componenten ge­plaatst zoals het typeplaatje, het gasregelblok, de ontvanger behorende bij de afstandsbediening.
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het bedienings­kastje; zie Afb. 4 voor details:
• Maak in de boezem een opening van 285 x 194 mm (h x b).
• Plaats het binnenframe (1); draai hiervoor bouten (5) los.
!Tip - Bij een boezem van steen kan het binnen-
frame mee gemetseld worden;
- Bij een ander materiaal kunt u het bin-
nenframe vastkitten of met vier verzon­ken schroefjes vastzetten.
• Bevestig het gasregelblok aan de beugels van het binnen­frame (2).
• Sluit de leidingen weer aan op het gasregelblok.
- Vermijd knikken in de leidingen;
- Plaats de aluminium waakvlamleiding vrij
van de vloer en / of de wand;
- Draai de fl exibele gasleiding en de waak-
vlamleiding gasdicht aan.
De waakvlamleiding moet beschermd
worden tegen mogelijk corrosie invloeden door bijvoorbeeld vocht, naar beneden gevallen vuil uit een schoorsteen, enz. De waakvlamleiding moet duurzaam vrij gehouden worden van de grond en de wanden van de ruimte waarin het toestel wordt ingebouwd.
• Sluit eventueel de draden van thermokoppel 1 aan op het gasregelblok; zie Afb. 5.
- Draai het thermokoppel eerst handvast
aan en;
- draai het vervolgens een kwartslag aan
met een passende sleutel.
• Blaas zonodig de gasleiding schoon.
• Sluit de gasleiding met gaskraan aan.
• Ontlucht de gasleiding.
• Plaats de ontvanger (3); zie voor aansluitingen paragraaf
7.1.
• Plaats het typeplaatje (6).
• Bevestig het buitenframe met deurtje (4) aan het binnen­frame met behulp van 2 inbusbouten (5).
!Tip U kunt het buitenframe zo plaatsen dat
het deurtje links of rechts draaiend is.
• Monteer zonodig het bedieningspaneel van het Max vent systeem in het bedieningskastje; zie de handleiding van het Max vent systeem.
6.8 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed func­tioneert in combinatie met het concentrische systeem. Daartoe wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/ of worden de luchtinlaatgeleiders verwijderd. De voorwaar­den voor toepassing met geveldoorvoer staan vermeld in paragraaf 6.5.2.1 en voor toepassing met dakdoorvoer in paragraaf 6.5.3.1.
6.8.1 Restrictieschuif (R)
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd. Deze wordt als volgt geplaatst (zie Afb. 6):
• Plaats de restrictieschuif.
• Stel de afstand van de restrictie in met de bijgeleverde mal (zie Afb. 7).
• Zet de restrictieschuif vast m.b.v. de parker (U).
6.8.2 Luchtinlaatgeleiders (L)
Één luchtinlaatgeleider L bevindt zich aan de achterkant onder bak M, twee luchtinlaatgeleiders L bevinden zich links en rechts boven in bak M. Ga bij het verwijderen als volgt te werk; zie Afb. 8:
• Neem de bak rondom de brander uit het toestel.
• Draai de parkers (N) los en verwijder deze.
• Verwijder de luchtinlaatgeleider.
• Plaats de bak rondom de brander terug in het toestel.
6.9 Plaatsen hout- / kiezelset
Het toestel wordt geleverd met een hout- of kiezelset. Houdt u zich strikt aan onderstaande
instructies ter voorkoming van onveilige situaties:
- gebruik uitsluitend de meegeleverde
hout- / kiezelset;
- plaats de hout- / kiezelset exact volgens
de beschrijving;
- laat de waakvlambrander en de ruimte er
omheen vrij (zie Afb. 9 en 9a);
- laat thermokoppel 2 en de ruimte er
omheen vrij (zie Afb. 10 en 10a);
- laat de sleuf tussen de branderbak en de
bak rondom de brander vrij;
- voorkom dat het fi jne stof van het vermi-
culiet op de brander terechtkomt.
6.9.1 Houtset
De houtset bestaat uit zwart vermiculiet (zie Afb. 11), chips (zie Afb. 12) en een aantal stammen.
• Vul de branderbak met vermiculiet; verdeel het vermiculiet
gelijkmatig.
!Let op - U kunt het vlambeeld beïnvloeden door
het vermiculiet te verplaatsen, maar
- het branderdek moet wel bedekt blijven
met vermiculiet om te voorkomen dat de levensduur van de brander afneemt.
Let op
Let op
Let op
Global 100 BF
Let op
10
INSTALLATIEHANDLEIDING
• Identifi ceer de stammen A t/m H aan de hand van Afb. 13a. !Tip Maak bij de identifi catie gebruik van de
brandvlekken op de stammen.
Plaats de takken A t/m D rondom de (hoofd)brander (zie Fig. 13b):
Plaats vervolgens de takken E t/m H die over de brander liggen (zie Fig. 13c, 13d)
!Let op de takken mogen het branderdek niet helemaal afdekken, omdat:
De hoofdbrander dan niet goed ont­steekt; dit kan tot onveilige situaties leiden;
Sneller vervuiling optreedt door roetvor­ming;
Het vlambeeld verstoord wordt.
• Vul de bak rondom de brander met chips; verdeel de chips
gelijkmatig; zie Afb. 13e.
6.9.2 Kiezelset
De kiezelset bestaat uit naturelkleurig vermiculiet en de witte carrarastenen
• Vul de branderbak met vermiculiet; verdeel het vermiculiet
gelijkmatig.
!Let op - U kunt het vlambeeld beïnvloeden door de ver-
miculiet te verplaatsen, maar;
- Het branderdek moet wel bedekt blijven met
vermiculiet om te voorkomen dat de levensduur van de brander afneemt.
• Vul de branderbak en de bak rondom brander met car-
rarastenen;
• Verdeel de carrarastenen gelijkmatig over één laag;
(zie Fig. 13f).
6.10. Ruit
Na het plaatsen van de houtset kan de ruit geplaatst wor­den zoals hieronder is beschreven.
!Let op - Voorkom beschadiging bij het verwijde-
ren/plaatsen van de ruit;
- Gebruik de bijgeleverde dopsleutel voor het losdraaien/vastzetten van de parkers.
6.10.1 Verwijderen ruit
Voor het verwijderen van de ruit volgt u onderstaande aanwijzingen (zie Afb. 14a t/m Afb. 14n):
• Verwijder de verticale sierstrip aan de linker- en de rech-
terkant door de strip met een schroevendraaier omhoog te drukken, de strip evenwijdig aan de ruit te kantelen en deze vervolgens uit te nemen.
• Verwijder de parker om de ruit te fi xeren uit de rechter
glasstrip.
• Draai de 6 parkers uit de bovenste glasstrip.
• Verwijder de bovenste glasstrip.
• Draai de parker van de wig aan de linker- en de rechter­kant 2 slagen los.
!Let op Draai de parker niet uit, maar laat deze in
de wig zitten.
• Druk de wig (links en rechts) zover mogelijk omhoog.
• Draai de parkers vervolgens weer vast.
• Pak de handgrepen vast en trek de ruit naar u toe.
• Schuif de ruit zover mogelijk naar links.
• Kantel de ruit m.b.v. de rechter handgreep naar u toe en verwijder de ruit.
6.10.2 Plaatsen ruit
Het plaatsen van de ruit gaat in omgekeerde volgorde van het verwijderen zoals hierboven is beschreven.
!Let op - Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Draai de parkers niet te vast ter voor-
koming van afbreken en / of doldraaien: vast=vast;
- Druk tijdens het vastdraaien de wig naar
beneden.
7. Draadloze afstandsbediening
Het toestel wordt geleverd met een draadloze afstandsbe­diening. Zowel het ontsteken, het regelen van de vlamhoogte als het uitschakelen gebeurt met behulp van de afstandsbediening die een ontvanger in het bedieningskastje aanstuurt. In de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, Draadloze afstandsbediening, is de bediening van het toestel inclusief de werking van de afstandsbediening beschreven.
Ontsteek het toestel niet voordat het
volledig is geïnstalleerd.
Het aansluiten van de ontvanger wordt hieronder toege­licht.
7.1 Ontvanger
De ontvanger moet op het toestel worden aangesloten voor­dat de batterijen worden geplaatst.
Ga hiervoor als volgt te werk (zie Afb. 15):
• Sluit de bruine stekk er van het aansluitsnoer aan op de ontvanger (zie Afb. 15, pijl F).
• Sluit de witte stekk er aan op het gasr egelblok.
!Tip De stekkers hebben verschillende maten
die corresponderen met de connectoren.
• Sluit de kabels van thermok oppel 1 aan op de ontvanger (zie Afb. 15, pijlen B).
Let op
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Tip - De grootte van het oog correspondeert
met de grootte van de schroef;
- De kleur van oog en schroef correspon­deert eveneens.
• Sluit de zwarte draad met de witte stekker van thermokop-
pel 2 aan op de ontvanger (zie Afb. 15, pijl E).
!Let op - Zorg ervoor dat de draden van thermokop-
pel 2 vrij liggen van delen die warm worden;
- Voorkom dat de ontstekingskabel in contact
komt met andere bedrading.
• Sluit de ontstekingskabel aan op de ontvanger; (zie Afb. 15,
pijl A)
• Sluit de v oeding aan:
a) Bij gebruik van batterijen zie hieronder paragraaf 7.1.1; b) Bij gebruik van een adapter:
- sluit deze aan op de ontvanger;(zie Afb. 15, pijl C);
- steek de stekker in het stopcontact.
• Plaats de ontvanger (V) in het bedieningskastje zoals aangege-
ven op Afb. 16.
• Buig de antenne uit de clips; zie Afb. 15, pijl D.
• Zet de antenne r echtop .
!Let op - Plaats de antenne (N) niet te dicht bij de
ontstekingskabel en/of metalen delen (zie voor juiste positie Afb. 16);
- Leg de ontstekingskabel niet over en/of langs metalen delen: dit verzwakt de vonk;
- Leg de ontstekingskabel niet over de ont­vanger: dit kan de ontvanger beschadigen;
- Vermijd stof op of in de ontvanger: dek deze
af bij werkzaamheden.
7.1.1 Plaatsen / vervangen batterijen
Ga bij het plaatsen van de batterijen als volgt te werk:
• Open de deur van het bedieningskastje.
• Pak de ontvanger.
• Schuif de deksel eraf.
• Plaats of verwijder de 4 penlite (type AA) batterijen.
!Let op - Vermijd kortsluiting tussen de batterijen
en metalen voorwerpen/delen;
- Let op de “+” en “-” polen van de bat­terijen en de houder;
- Gebruik alkaline batterijen.
• Schuif de deksel terug.
• Plaats de ontvanger terug.
!Let op Batterijen vallen onder “klein chemisch
afval” en mogen dus niet bij het huisvuil.
8. Eindcontrole
Ter controle van de goede en veilige werking van het toe­stel dient u de onderstaande controles uit te voeren vóór ingebruikname.
8.1 Gasdichtheid
Alle aansluitingen dienen gasdicht te zijn. !Let op Het gasregelblok mag aan een druk van
maximaal 50 mbar blootgesteld worden.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
8.2 Gasdruk/voordruk
De branderdruk is fabrieksmatig afgesteld; zie typeplaatje. Controle van de branderdruk is niet nodig.
De voordruk in huisinstallaties dient
gecontroleerd te worden omdat deze kan variëren.
• Controleer de voordruk; zie Afb. 17 voor de meetnippel op het gasregelblok.
• Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk niet klopt.
8.3 Ontsteking waakvlam- en hoofdbrander
Zie voor het aansteken van de waakvlambrander en de hoofdbrander de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, paragraaf 4.2, Afstandsbediening.
- Tijdens het ontstekingsproces is het niet
toegestaan regelknop B op het gasregel­blok handmatig te bedienen;
- Wacht altijd 5 min. na het doven van de
waakvlam voordat u het toestel opnieuw ontsteekt;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijk­heid op het gasregelblok.
8.3.1 Waakvlam
• Controleer de ontsteking van de waakvlam:
- de waakvlambrander dient bij de eerste poging te starten.
Als de waakvlam niet brandt, dan
• Controleer of de ontsteking vonkt:
a) Zo nee, dan ligt ontstekingskabel waarschijnlijk niet vrij
van metalen delen;
b) Zo ja, dan zit er waarschijnlijk lucht in de leiding.
• Ontlucht eventueel de leiding en/of
• Leg de ontstekingskabel vrij van metalen delen.
8.3.2 Hoofdbrander
De brander moet vloeiend ontsteken en
mag niet ploffen door vertraagd ontsteken.
• Controleer het functioneren van de hoofdbrander vanuit
de stand-by (waakvlam) stand:
- na het openen van de gasklep moet de hoofdbrander bin­nen enkele seconden branden.
11
Let op
Let op
Let op
Let op
Global 100 BF
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Tip Bij het openen van de gasklep gaat de
motor draaien; dit is hoorbaar.
1) Als de hoofdbrander niet brandt, dan:
• Controleer of knop A op het gasregelblok in de ON stand staat.
• Controleer of de ruimte rond de waakvlam vrij is.
• Controleer de plaatsing van de houtset.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
2) Als de hoofdbrander ontsteekt, maar dooft na ca. 22
seconden, dan:
• Controleer de bedrading van thermokoppel 2 op:
- Losse bedrading;
- Verkeerd aangesloten bedrading;
- Kortsluiting;
- Draadbreuk.
• Controleer of thermokoppel 2 is vervuild.
• Controleer of thermokoppel 2 goed in de vlam is geplaatst; zie Afb. 18.
• Controleer of thermokoppel 2 defect is; zie Hoofdstuk 11, Tabel 4 onder J7.
• Controleer of de ontvanger defect is; zie Hoofdstuk 11, Tabel 4 onder J8.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
8.4 Vlambeeld
Het vlambeeld kan pas echt beoordeeld worden als het toestel meerdere uren heeft gebrand. Vluchtige componen­ten uit verf, materialen e.d., die de eerste uren uitdampen, beïnvloeden het vlambeeld.
!Let op Als de boezem gemaakt is van steen-
achtige materialen of afgewerkt is met stucwerk mag dit pas 6 weken na het plaatsen van de boezem ter voorkoming van krimpscheuren.
• Controleer of het vlambeeld acceptabel is.
Als het vlambeeld niet acceptabel is dan kan dat te wijten zijn aan:
- het uitdampen van vluchtige stoffen;
- het niet goed aanbrengen van de houtset;
- het onjuist afstellen van het toestel.
• Verbeter eventueel de opstelling van de houtset.
• Verbeter eventueel het afstellen van het toestel; zie hier-
voor paragraaf 6.8.
9. Onderhoud
Het toestel dient eenmaal per jaar door een vakbekwame installateur op het gebied van gas sfeerverwarming gecon­troleerd, gereinigd en eventueel gerepareerd te worden. In ieder geval dient de goede en veilige werking van het toestel gecontroleerd te worden.
- Sluit de gaskraan tijdens onderhouds­werkzaamheden;
- Controleer de gasdichtheid na reparatie;
- Draai – na vervanging van thermokop­pel 1 – de wartel eerst handvast aan en daarna nog een kwartslag met een pas­sende sleutel;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld worden met behulp van de instelmogelijk­heid op het gasregelblok.
• Reinig, indien nodig, de onderstaande componenten:
- de waakvlambrander;
- de ruimte rondom de waakvlambrander;
- thermokoppel 2;
- de ruit.
!Tip - Maak gebruik van de serviceluikjes om
thermokoppel 2 te verwijderen (zie Afb. 19).
!Let op - Verwijder/plaats de ruit zoals beschreven
in paragraaf 6.10;
- Verwijder de aanslag op de binnenkant
van de ruit met een vochtige doek of een niet-krassend reinigingsmiddel zoals koperpoets;
- Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Vervang een gebroken en/of gescheurde
ruit zoals beschreven in paragraaf 6.10.
Plaats zonodig de houtset correct terug;
zie hiervoor paragraaf 6.9.
• Inspecteer het verbrandingsgasafvoer- / verbrandingslucht-
toevoersysteem.
Er dient altijd een eindcontrole uitge-
voerd te worden.
• Voer een controle uit zoals beschreven in hoofdstuk 8.
9.1 Onderdelen
Onderdelen die vervangen moeten worden, zijn verkrijg­baar bij uw leverancier.
10. Oplevering
U dient de gebruiker vertrouwd te maken met het toe­stel. U dient haar/hem te instrueren over onder meer de ingebruikname, de werking en de afstandsbediening, het jaarlijkse onderhoud.
- Laat de gebruiker bij storingen/slecht functioneren onmiddellijk de gaskraan sluiten en contact opnemen met de installateur ter voorkoming van onveilige situaties;
12
Let op
Let op
Let op
Let op
- Wijs de gaskraan aan;
- Wijs op de voorzorgsmaatregelen in de gebruikershandleiding tegen onbe­doeld ontsteken door andere draadloze afstandsbedieningen zoals autosleutels en garagedeur openers.
• Instrueer de gebruiker over het toestel en de afstandsbe-
diening.
• Wijs er bij ingebruikname op, dat
- ter voorkoming van scheuren een boezem gemaakt van
steenachtige materialen of afgewerkt met stucwerk mini­maal 6 weken dient te drogen vóór ingebruikname
- bij de eerste keer stoken vluchtige componenten uitdam-
pen uit verf, materialen e.d.;
- bij het uitdampen het toestel bij voorkeur op de hoogste
stand wordt gezet;
- de ruimte goed wordt geventileerd .
• Overhandig de gebruiker dit boekje met handleidingen
(het boekje dient bij het toestel bewaard te blijven).
13
Global 100 BF
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
14
Nederlands
15
INSTALLATIEHANDLEIDING
11. Storingen
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van storingen die kunnen optreden, de mogelijke oorzaak en de oplossing.
Tabel 4: Diagnose van storingen
PROBLEEM
A. Geen transmissie
(motor draait niet)
B. Geen ontsteking(vonk)
C. Geen geluidssignaal
D. Eén doorlopend geluidssignaal
van 5 sec.
(Mogelijk zijn er 7 korte piepen vóór het 5 sec. geluidssignaal)
MOGELIJKE OORZAAK
1. De (nieuwe) communicatie code tussen ontvanger en afstandsbedie­ning moet nog bevestigd worden.
2. Lege batterijen.
3. Ontvanger beschadigd.
4. Afstandsbediening beschadigd.
5. Motorkabel bij de klep / ontvanger gebroken.
6. Kromme pennen van de 8-draads­connector.
7. Wanneer de ontvanger is omgeven door metaal, kan dit het zendbereik verminderen.
1. Knop A in MAN stand.
2. Ontstekingskabel ligt over en/of langs metalen delen.
3. Ontstekingspen gecorrodeerd.
4. Wachttijd van 60 seconden voor volledige herstart nog niet voorbij.
1. Ontvanger beschadigd.
2. Wachttijd van 60 seconden voor volledige herstart nog niet voorbij.
1. Losse bedrading tussen ontvanger en gasregelblok.
2. Ontvanger beschadigd.
OPLOSSING
1. Houd het resetknopje van de ont­vanger ingedrukt totdat u 2 geluidssignalen hoort; zie Afb. 20. Laat na het tweede, langere geluids­signaal de resetknop los en druk binnen 20 sec. op knop
(kleine
vlam) of knop
(grote vlam) op de afstandsbediening, totdat u een extra lang geluidssignaal hoort, dat de instelling van de nieuwe code bevestigt.
2. Vervang de batterijen.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
3. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1).
4. Vervang de afstandsbediening en bevestig de code (oplossing 1).
5. Vervang de motorkabel.
6. Zorg dat de pennen van de 8-draadsconnector recht staan.
7. Verander de stand van de antenne.
1. Zet knop A op gasregelblok op ON; zie Afb. 16.
2 Leg de ontstekingskabel (S) niet
over en/of langs metalen delen. Dit verzwakt de vonk; zie Afb. 16.
Vervang zonodig de ontstekingska-
bel.
3. Vervang de ontstekingspen.
4. Neem de benodigde wachttijd in acht.
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
2. Neem de benodigde wachttijd in acht.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
Global 100 BF
16
INSTALLATIEHANDLEIDING
MOGELIJKE OORZAAK
3. Kromme pennen van de 8-draads connector.
4. Magneetklep beschadigd.
5. Thermokoppel 2 nog te warm.
1. Lucht in de waakvlamleiding.
2. Thermokoppeldraden van thermo­koppel 1 verwisseld.
3. Geen vonk bij de waakvlambrander.
4. Spuitstuk verstopt.
1. Ontvanger beschadigd.
1. Thermokoppel 1 functioneert niet.
2. Batterijen (bijna) leeg.
PROBLEEM
E. Geen waakvlam
F. Elektronica blijft vonken terwijl
de waakvlam brandt
G. Waakvlam brandt wel maar
magneetklep sluit na ca. 10 se­conden of wanneer het toestel heet wordt
OPLOSSING
3. Zorg dat de pennen van de 8-draads connector recht staan.
4. Vervang het gasregelblok.
5. Wacht tot het thermokoppel voldoende is afgekoeld
1. Spoel de leiding of start het ont­stekingsproces meerdere keren.
2. Controleer de polariteit van de thermokoppelbedrading.
Sluit de thermokoppeldraden
zonodig goed aan.
3.1 Controleer of de onstekingskabel (S) vrij ligt van metalen delen; zie Afb. 16.
Leg deze zonodig vrij.
3.2 Vervang zonodig de ontstekingska­bel.
3.3 Vervang zonodig de ontstekings­pen.
4.1 Reinig het spuitstuk.
4.2 Vervang zonodig het spuitstuk.
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
1.1 Meet de spanning, m.b.v. een digitale multimeter ingesteld op mV bereik, door de kabels aan te sluiten op de kabelschoen. De kabelschoen bevindt zich aan de buitenkant, direct naast de mag­neetmoer aan de achterkant van het gasregelblok; zie Afb. 21.
De spanning moet binnen 20
seconden tenminste 5mV zijn.
Deze mag niet lager zijn wanneer
het toestel warm is.
Is de spanning te laag, dan moet:
- het thermokoppel beter in de
vlam geplaatst worden of
- het thermokoppel vervangen
worden.
1.2 Controleer de grootte van de waakvlam.
Corrigeer een te kleine waakvlam.
1.3 Controleer de bedrading van het thermokoppel naar de ontvanger.
Vervang zo nodig de bedrading.
2. Vervang de batterijen in de ont­vanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
Nederlands
Global 100 BF
17
INSTALLATIEHANDLEIDING
PROBLEEM
H. Er zijn wel korte geluidssigna-
len maar geen vonken en er is geen geluid / getik hoorbaar van de magneet die de klep opent
I. Waakvlam brandt maar er is
geen gasstroom naar de hoofd­brander
J. Hoofdbrander ontsteekt, maar
dooft na ca. 22 seconden
MOGELIJKE OORZAAK
1. Batterijen (bijna) leeg.
1. Knop A in MAN stand.
2. Toestel op waakvlam stand.
3. Voordruk van het gas te laag.
4. Beschadigde magneetklep.
1. Losse bedrading thermokoppel 2.
2. Bedrading thermokoppel 2 verkeerd aangesloten.
3. Kortsluiting in bedrading van ther­mokoppel 2.
4. Draadbreuk in bedrading van ther­mokoppel 2.
5. Thermokoppel 2 is vervuild.
6. Thermokoppel 2 is niet goed in vlam geplaatst (zie Afb. 18).
7. Thermokoppel 2 is defect.
8. Ontvanger defect.
OPLOSSING
1. Vervang de batterijen in de ont­vanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
1. Draai knop A op gasregelblok naar ON; zie Afb. 16.
2. Verhoog de vlamhoogte door op de knop
(grote vlam) van de
afstandsbediening te drukken.
3. Controleer voordruk.
Schakel zonodig het energiebedrijf
in.
4. Vervang het gasregelblok.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Sluit de bedrading goed aan.
3. Vervang de bedrading.
4. Vervang de bedrading.
5. Reinig het thermokoppel.
6. Plaats het thermokoppel goed in de vlam.
7. Controleer de spanning van ther­mokoppel 2 net voor de hoofd­brander uitgaat.
Is de spanning lager dan 1,8 mV,
vervang dan thermokoppel 2.
8. Controleer de spanning van ther­mokoppel 2 net voor de hoofd­brander uitgaat.
Is de spanning hoger dan 1,8 mV,
vervang dan de ontvanger.
18
INSTALLATIEHANDLEIDING
Bijlage 1 Meegeleverde onderdelen
In de onderstaande tabel staan de onderdelen vermeld die met het toestel worden meegeleverd.
Tabel 5: Meegeleverde onderdelen
Onderdeel Aantal
Houtset of kiezelset 1x Bedieningskastje 1x Handleiding bedieningskastje 1x Boekje met handleidingen 1x Sierstrip links 1x Sierstrip rechts 1x Afstelmal voor restrictieschuif 1x Restrictieschuif 1x Reserveparkers t.b.v. montage ruit Dopsleutel 8 mm 1x Afstandsbediening met ontvanger 1x 9V blokbatterij 1x Penlite batterij (type AA) 4x
Bijlage 2 Technische gegevens
In de onderstaande tabel staan de technische gegevens van Global 100 BF vermeld.
Tabel 6: Technische gegevens
Type C11/C31 Toestel Global 100 BF Gassoort G20 G25 G31 Branderdruk mbar 15.4 19.2 28 Nom. Belasting (Hs) kW 8.9 8.2 9 Nom. Belasting (Hi) kW 8 7.4 8.1 Nom. Vermogen kW 6.5 5.9 6.5 Verbruik L/h 836 888 330 Branderspuitstuk mm 2x Ø 1.65 2x Ø 1.65 2x Ø 1.15 Verbruik kleinstand L/h 435 460 174 Kleinstelspuitstuk mm Ø 1.7 Ø 1.7 Ø 1.3 Waakvlamspuitstuk Kode 51 51 30 Rendementklasse 2 2 2
Loading...
+ 44 hidden pages