Dru Global 60i CF Installation And User Manual

DRU VERWARMING B.V. HOLLAND
INSTALLATIEHANDLEIDING EN GEBRUIKERSHANDLEIDING (NL/BE)
INSTALLATION MANUAL AND USER MANUAL (GB/IE)
Lees en bewaar dit document zorgvuldig
Read this document and store it carefully
957.7 00.01
Global 60i CF
Nederlands
1
INSTALLATIEHANDLEIDING
Inhoudsopgave
Woord vooraf ................................................................................2
1. Inleiding .................................................................................. 2
2. CE verklaring .......................................................................2
3. Veiligheid ................................................................................2
3.1 Algemeen .................................................................................. 2
3.2 Voorschriften ........................................................................... 2
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies
bij installatie .............................................................................. 2
3.4 Oxypilot beveiliging ................................................................3
4. Aanwijzingen ........................................................................ 3
5. Uitpakken ..............................................................................3
6. Installatie ............................................................................... 3
6.1 Voorschriften ........................................................................... 3
6.2 Gassoort ................................................................................... 3
6.2.1 Ombouw gassoort ..................................................................4
6.3 Gasaansluiting ..........................................................................4
6.4 Plaatsen toestel .......................................................................4
6.5 Verbrandingsgasafvoersysteem ............................................ 5
6.6 Plaatsen boezem ...................................................................... 6
6.7 Plaatsen hout-/kiezelset ......................................................... 6
6.8 Deur ........................................................................................... 7
7. Aansturing/bediening ....................................................... 7
7.1 Aansluiten ontvanger .............................................................7
7.2 Instellen communicatiecode .................................................8
7.3 Vervangen ontvanger ..............................................................8
7.4 Alternatieve bediening ...........................................................8
8. Eindcontrole ......................................................................... 9
8.1 Gasdichtheid ............................................................................9
8.2 Gasdruk / voordruk ................................................................9
8.3 Ontsteking waakvlambrander en hoofdbrander .............. 9
8.4 Vlambeeld ...............................................................................10
9. Onderhoud .......................................................................... 10
9.1 Onderdelen ............................................................................10
10. Oplevering ...........................................................................10
11. Storingen ..............................................................................11
Bijlage 1 Meegeleverde onderdelen .................................15
Bijlage 2 Technische gegevens ............................................15
Bijlage 3 Afbeeldingen ...........................................................46
2
INSTALLATIEHANDLEIDING
Woord vooraf
Als fabrikant van gasverwarmingstoestellen ontwikkelt en produceert DRU producten volgens de hoogst mogelijke kwaliteits-, prestatie- en veiligheidseisen. De gebruiker kan hierdoor rekenen op jarenlang gebruiksplezier. Dit toestel heeft een CE merk; het voldoet daarmee aan de essentiële eisen van de Europese Gastoestellenrichtlijn. Bij het toestel worden twee handleidingen geleverd: de installatiehandleiding en de gebruikershandleiding. Deze zijn in één boekje samengevoegd. Als installateur dient u vakbekwaam te zijn op het gebied van gas sfeerverwarming. De installatiehandleiding geeft u de informatie die u nodig hebt om het toestel zo te installeren dat het goed en veilig functioneert. Deze handleiding schenkt aandacht aan de installatie van het toestel en de daarbij geldende voorschriften. Daarnaast treft u technische gegevens van het toestel aan en informa­tie over onderhoud, eventueel optredende storingen en de mogelijke oorzaak hiervan. De afbeeldingen zijn achterin dit boekje opgenomen (Bijlage 3).
U dient deze installatiehandleiding zorgvuldig te lezen en te gebruiken.
In de handleidingen worden de volgende markeringen ge­bruikt om belangrijke informatie aan te geven:
Uit te voeren acties.
! Tip Suggesties en adviezen. ! Let op Deze instructies zijn noodzakelijk ter
voorkoming van mogelijke problemen bij installatie en/of gebruik.
Deze instructies zijn noodzakelijk ter
voorkoming van brand, persoonlijk letsel of andere ernstige schades.
Na oplevering dient u dit boekje met handleidingen te overhandigen aan de gebruiker.
1. Inleiding
Global 60i CF is een open gas sfeerverwarmingstoestel. Een open toestel onttrekt de verbrandingslucht aan de leefomgeving. De leefomgeving dient voldoende geventi­leerd te worden om het toestel van verbrandingslucht te voorzien. Om de veilige werking van het toestel te garan­deren is een oxypilot beveiliging aangebracht. Bij onvol­doende luchttoevoer grijpt de oxypilot in en wordt het toestel uitgeschakeld. Global 60i CF is speciaal ontworpen voor inbouw in bestaande schouw/stookplaats waarbij het bestaande schoorsteenkanaal altijd over de gehele lengte voorzien moet worden van een exibele RVS pijp. De verbrandingsgasafvoerstomp helt 20° naar achter, om het aansluiten te vereenvoudigen. Het is ook mogelijk het toestel in een nieuw te plaatsen boezem in te bouwen mits er rekening wordt gehouden met de verbrandingsgasafvoer­stomp en benodigde ventilatie. In de meeste gevallen moet
de boezem geventileerd worden voor een goede afvoer van de warmte (zie hoofdstuk 6.6). DRU kan verschillende ventilatie-elementen leveren. De toestellen worden gele­verd met een radiograsche afstandsbediening; deze werkt op batterijen.
2. CE verklaring
Hierbij verklaren wij dat het door DRU uitgebrachte gas sfeerverwarmingstoestel door zijn ontwerp en bouwwijze voldoet aan de essentiële eisen van de Gastoestellenrichtlijn.
Product: gas sfeerverwarmingstoestel Type: Global 60i CF
Van toepassing zijnde EG-richtlijnen: 2009/142/EC
Toegepaste geharmoniseerde normen: NEN-EN-613 NEN-EN-613/A1
Door bedrijfsinterne maatregelen is gewaarborgd dat serie­matig geproduceerde toestellen aan de essentiële eisen van de van kracht zijnde EG-richtlijnen en de daarvan afgeleide normen voldoen. Deze verklaring verliest haar geldigheid als zonder schrif­telijke toestemming van DRU wijzigingen aan het toestel worden aangebracht. U kunt een kopie van het keurings­certicaat downloaden via www.druservice.com.
M.J.M. Gelten Algemeen directeur DRU verwarming B.V. Postbus 1021, 6920 BA Duiven Ratio 8, 6921 RW Duiven www.dru.nl
3. Veiligheid
3.1 Algemeen
- Leest u dit hoofdstuk over veiligheid
zorgvuldig door voordat u begint met installatie of onderhoud;
- Houdt u zich aan de algemeen geldende voorschriften en de voor­zorgsmaatregelen/veiligheids­instructies in deze handleiding.
3.2 Voorschriften
Installeer het toestel volgens de geldende nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften. Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies
bij installatie
Volg de onderstaande voorzorgsmaatregelen/veiligheids­voorschriften nauwkeurig op, :
Let op
Let op
Nederlands
3
INSTALLATIEHANDLEIDING
• installeer en onderhoud het toestel alleen als u een
vakbekwame installateur op het gebied van gas sfeerver­warming bent;
• breng geen wijzigingen aan het toestel aan;
• breng in de opstellingsruimte voldoende ventilatie openin-
gen aan; volgens plaatselijke geldende voorschriften;
• gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor de
boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het mate­riaal ín de boezem, de vloer ín de boezem en de achter­wand waartegen het toestel wordt geplaatst;
• neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen
van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief de materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
• houd rekening met de minimaal vereiste inwendige afmetingen van de boezem;
• de doorlaat van de - zo hoog mogelijk geplaatste - ventilatie­openingen bedraagt minimaal 200 cm2; (zie hoofdstuk 6.6)
• gebruik een geschikt verbrandingsgasafvoersysteem dat
voorzien is van het CE-merk;
• Houd minimaal 10 mm afstand tussen de achterwand
(onbrandbaar) en het inbouwtoestel (Global 60i CF)
• plaats het toestel op onbrandbaar en hittebestendig
materiaal;
• dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isola­tiedeken of enig ander materiaal;
• houd brandbare objecten en/of materialen op minimaal
500 mm afstand van het toestel;
• Houd rekening met een afstand (zie Afb. 2) van het toestel
tot een brandbare vloer vóór het toestel;
• gebruik uitsluitend de bijbehorende hout-/kiezelset en
plaats deze exact volgens de beschrijving;
• laat de waakvlambrander en de ruimte er omheen vrij;
• zorg ervoor dat er geen vuil in de gasleidingen en aanslui-
tingen zit;
• plaats een gaskraan direct naast het toestel;
• controleer de aansluitingen op gasdichtheid vóór inge-
bruikname;
• vervang een gescheurde of gebroken ruit;
• bij een gebroken of gescheurde ruit het toestel niet ge-
bruiken en gaskraan sluiten;
• ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstal­leerd.
3.4 Oxypilot beveiliging
Het toestel is uitgerust met een oxypilot beveiliging, die ingrijpt als er onvoldoende verbrandingslucht (zuurstof) wordt aangeleverd. Als de oxypilot beveiliging onvoldoende zuurstof signaleert, wordt de waakvlam uitgeschakeld en de gastoevoer naar de brander afgesloten. Als de aanvoer van verbrandingslucht weer voldoende is, kan het toestel opnieuw gestart worden.
!Let op Bij installatie in een woning met een
mechanisch luchtafzuigsysteem en/of een open keuken met afzuigkap is een permanente ventilatieopening nodig in de
omgeving van het toestel; zie voor deze
toepassing de gasinstallatievoorschriften en de lokale regelgeving.
4. Aanwijzingen
Houd bij het installeren rekening met de onderstaande pun­ten voor een goede en veilige werking van het toestel:
• maak gebruik van de stuclijst bij strakke inbouw en werk
de randen goed af;
• stuc niet op of over de enzen;
• voorkom beschadiging van de ruit bij het verwijderen/
plaatsen;
• maak de ruit schoon vóór ingebruikname ter voorkoming
van inbranden van vuil.
5. Uitpakken
Schenk aandacht aan de onderstaande punten bij het uit­pakken:
• Verwijder alle verpakkingsmaterialen;
• Neem alle meegeleverde onderdelen in, op en/of aan het
toestel uit/weg;
• Controleer het toestel met toebehoren op transport­schade.
• Neem zonodig contact op met DRU Service.
Houd plastic zakken bij kinderen vandaan.
In Bijlage 1 / Tabel 2 staat vermeld over welke onderdelen u na het uitpakken dient te beschikken.
• Neem contact op met DRU Service als u na het uitpakken
niet over alle onderdelen beschikt.
• Voer de verpakking af via de reguliere weg.
6. Installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en veilige werking van het toestel.
!Let op Installeer het toestel in de volgorde zoals
in dit hoofdstuk is beschreven.
6.1 Voorschriften
• Houd u zich aan de geldende (installatie)voorschriften.
• Houd u zich aan de voorschriften/instructies zoals ver-
meld in deze handleiding.
6.2 Gassoort
Op het hitteschild van de batterijklep staat vermeld voor welke gassoort, gasdruk en voor welk land dit toestel is bestemd. De batterijklep zit onder de verbrandingskamer (zie Gebruikershandleiding Afb. 2a). Het toestel mag niet gebruikt worden zonder dat de batterijklep op de juiste wijze gemonteerd is.
Controleer of het toestel geschikt is voor
de gassoort en gasdruk ter plaatse.
Let op
Global 60i CF
Let op
4
INSTALLATIEHANDLEIDING
6.2.1 Ombouw gassoort
Indien u dit toestel wilt ombouwen naar een andere gassoort, neem dan contact op met de serviceafdeling van DRU en vraag naar de mogelijkheden. Het ombouwen dient verricht te worden door een erkende gasinstallateur.
6.3 Gasaansluiting
In de gasaansluiting dient een gaskraan geplaatst te worden in de nabije omgeving van het toestel.
- Zorg ervoor dat er geen vuil in de gaslei­dingen en aansluitingen zit;
- Vermijd verdraaien van de gaskraan bij het
aansluiten van de gasleiding.
Voor de gasaansluiting gelden de volgende eisen:
- dimensioneer de gasleiding zodanig dat geen drukverlies
kan optreden;
- de gaskraan heeft het CE merk;
- de gaskraan is altijd bereikbaar.
6.4 Plaatsen toestel
Dit toestel is alleen geschikt voor installatie met een exibele RVS pijp voor de afvoer van de verbrandingsgassen.
- Houd brandbare objecten en/of materia­len op minimaal 500 mm afstand van het toestel;
- Plaats het toestel tegen een wand van onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
- Houd minimaal 10 mm afstand tussen toestel en achterwand;
- Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief de mate­rialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
- Plaats het toestel op steunen van onbrand­baar en hittebestendig materiaal;
- Dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isolatiedeken of enig ander materiaal;
- Breng geen wijzigingen aan het toestel aan.
!Let op Houd rekening met de minimale inbouw-
diepte van het toestel; Global 60i CF: 380 mm (zie Afb. 2).
Het plaatsen van het toestel gebeurt als volgt:
• Bepaal de plaats van het toestel; zie Afb. 1 voor de afmetin-
gen van het toestel.
• Bepaal de inbouwhoogte van het toestel.
• Zorg voor een gasaansluiting ter plekke; zie voor details
paragraaf 6.3.
• Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoersys-
teem met de onderstaande diameter; zie voor details paragraaf 6.5:
- Ø110 mm voor een dakdoorvoer door onbrandbaar
materiaal;
- Ø200 mm voor een dakdoorvoer door brandbaar materiaal.
• Zet het toestel waterpas op de bestemde plek.
• Sluit de gasleiding aan op het toestel zoals hieronder is
beschreven.
Het gasregelblok bevindt zich onder de brander. Voor het aansluiten van de gasleiding dient u de branderplaat te verwijderen. Om het toestel aan de achterwand te xeren, dient de ver­brandingskamer verwijdert te worden uit de convectiekast.
Ga als volgt te werk:
•Verwijder de deur (zie paragraag 6.8);
• Bewaar de deur op een veilige plaats;
• Draai de inbusbouten (2x) aan weerszijden van het kader
los met de meegeleverde inbussleutel en trek het kader uit de convectiekast (zie Afb. 3a);
• Verwijder de twee parkers van de kap onder de verbran-
dingskamer (zie Afb. 3b);
• Verwijder de kap met batterijklep onder de verbrandings-
kamer;
• Neem de bak om de brander eruit (zie Afb. 4a);
• Draai de 4 parkers van de branderplaat los en neem de
branderplaat met toebehoren eruit (zie Afb. 4b);
• Draai de 8 parkers van de afdichtplaat los en neem de
afdichtplaat uit de verbrandingskamer (zie Afb. 4c);
• Draai de 4 parkers van de verbrandingsgasafvoerstomp los
en neem deze uit de verbrandingskamer (zie Afb. 4d);
• Draai de inbusbouten (2x) aan weerszijden van de verbran­dingskamer los met de meegeleverde inbussleutel (zie Afb. 4e);
!Tip Zorg ervoor dat de 4 gaten aan de bo-
venkant van de verbrandingskamer waar de verbrandingsgasafvoerstomp bevestigd moet gaan worden in lijn ligt met de 4 gaten van de convectiekast.
• Pak de verbrandingskamer aan de zijkanten vast en neem
deze eruit;
!Tip Wanneer de afmetingen van de inbouw-
opening het toelaten, kunnen de meegele­verde stelvoeten aan de onderzijde van de convectiekast gemonteerd worden voor een eenvoudige waterpasstelling.
• Zorg ervoor dat de vloer waar de convectiekast op komt
te staan, vlak en waterpas is wanneer er geen stelvoeten gebruikt worden;
• Maak de gastoevoerbuis tot in de convectiekast door de
doorvoertule (zie Afb. 4f);
!Tip Laat de gastoevoerbuis +/- 85mm in de
convectiekast steken voor een goede bereikbaarheid met gereedschap;
Let op
Let op
Nederlands
Global 60i CF
5
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Let op Houd de gastoevoerbuis zo laag mogelijk
in de convectiekast zodat de verbrandings­kamer later bij het inbouwen niet op de leiding drukt;
• Bevestig de convectiekast van het inbouwtoestel aan de
wand met behulp van de meegeleverde keilbouten en car­rosserieringen (zie 1 Afb. 4f);
• Plaats de verbrandingskamer terug in de convectiekast en
zet deze aan weerszijden vast met de inbusbouten (zie Afb. 4e);
• Bepaal de benodigde restrictie opening en sluit de ver­brandingsgasafvoerstomp aan op de exibele RVS pijp (zie hoofdstuk 6.5);
• Plaats de verbrandingsgasafvoerstomp terug in de verbran­dingskamer en schroef deze vast met de 4 parkers (zie Afb. 4d);
• Plaats de afdichtplaat terug met de 8 parkers (zie Afb. 4c);
• Blaas zo nodig de gasleiding schoon;
• Sluit de exibele gasleiding aan op de gastoevoerbuis;
• Ontlucht de gasleiding;
• Controleer de voordruk zoals beschreven in paragraaf 8.2;
• Controleer de gasdichtheid zoals beschreven in paragraaf
8.1;
• Plaats de branderplaat met toebehoren terug en zet deze
vast met de parkers;
- Vermijd knikken en spanningen in de exi-
bele gasleiding;
• Plaats de ontvanger; zie hiervoor paragraaf 7.1;
• Stel de communicatiecode in tussen ontvanger en afstands-
bediening; zie paragraaf 7.2;
- Ontsteek het toestel niet voordat het vol-
ledig is geïnstalleerd;
!Let op (zie Afb. 4g):
- Leg de kabels onder de klem (2) zodat
deze niet met hete delen in aanraking kun­nen komen bij plaatsen van de ontvanger;
- Plaats de ontvanger in de houder (1);
- Laat de ontsteekkabel (A) vrij liggen zoals
afgebeeld;
• Plaats de kap met batterijklep onder de verbrandingskamer
terug;
• Zet de kap vast met de parkers (zie Afb. 3b);
!Let op Controleer of de batterijen vervangen
kunnen worden (zie paragraaf 7.1.1);
• Leg de bak om de brander terug in de verbrandingskamer;
!Let op Positioneer de bak om de brander op de
juiste plaats door middel van de aanslag­randen;
• Plaats het kader terug op de verbrandingskamer (zie Afb. 3a);
• Plaats de houtset of kiezelset; zie paragraaf 6.7;
• Plaats de deur; zie paragraaf 6.8.
6.5 Verbrandingsgasafvoersysteem
Dit toestel kan alleen worden aangesloten met een exibele RVS pijp voor de afvoer van de verbrandingsgassen. De afmeting van de in de verbrandingsgasafvoerstomp te plaat­sen restrictieschijf is afhankelijk van de lengte van het schoor­steenkanaal en gebruikte gassoort (zie tabel 3 en Afb. 4h);
6.5.1 Algemeen
Het toestel is van het type B
11AS
. De doorvoer naar buiten wordt uitgevoerd met een dak­doorvoer (zie paragraaf 6.5.2)
- Gebruik een geschikt verbrandingsgasaf-
voersysteem met een diameter van
100 mm voorzien van het CE-merk. Het verbrandingsgasafvoersysteem wordt opgebouwd vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
6.5.2 Aansluiting verbrandingsgasafvoersysteem
Op het toestel dient minimaal 2 meter afvoerpijp ø100 aan­gesloten te worden. Het is niet toegestaan om horizontale stukken aan te brengen in het verbrandingsafvoersysteem.
De dakdoorvoer kan zowel in een schuin dak als in een platdak uitmonden. Een trekverhogende kap is hierbij aanbevolen
- Houd een afstand van minimaal 50 mm
aan tussen de buitenkant van het afvoer-
systeem en de wanden en/of het plafond.
Als het systeem wordt ingebouwd in
bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom
uitgevoerd te worden in onbrandbaar
materiaal;
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal
bij doorvoer door brandbaar materiaal.
!Let op Sommige hittebestendige isolatiemateria-
len bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename geur versprei­den; deze zijn niet geschikt.
Plaats het verbrandingsgasafvoersysteem als volgt:
• Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het
toestel.
• Draai de 8 parkers van de afdichtplaat los en neem de
afdichtplaat uit de verbrandingskamer (zie Afb. 4c);
• Draai de 4 parkers van de verbrandingsgasafvoerstomp
los en neem deze uit de verbrandingskamer (zie Afb. 4d);
• Indien de restrictieschijf (R) noodzakelijk is, stel deze af
op juiste maat door uitbreken van ringen (zie tabel 3 en Afb. 4h) en plaats deze in de verbrandingsgasafvoerstomp en zorg dat deze onderin goed aansluit;
• Sluit de exibele RVS afvoerpijp aan;
Let op
Let op
Let op
Let op
6
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Tip Het is mogelijk de verbrandingsgasafvoer-
stomp uit de verbrandingskamer te halen en de exibele RVS pijp van binnen uit het toestel aan te sluiten;
• Sluit de afvoerkap aan op de exibele RVS afvoerpijp.
!Let op - Zorg ervoor dat de universele dakpan
goed aansluit op de omliggende pannen;
- Zorg ervoor dat de plakplaat goed aansluit op het platte dak.
6.6 Plaatsen boezem (indien van toepassing)
Deze paragraaf beschrijft hoe de Global 60i CF wordt ingebouwd in een boezem. Voor een goede afvoer van de warmte dient er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn. De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen. Er is geen ventilatie nodig bij een bestaand schoorsteenkanaal met een gemetselde vuurplaats die de warmte voldoende kan absorberen.
- Gebruik onbrandbaar en hittebestendig
materiaal voor de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het materiaal in de boezem en de achterwand van de boezem;
- Voorkom dat het toestel wordt belast
door het gewicht van de boezem bij gebruik van steenachtige materialen;
- De doorlaat van de - zo hoog mogelijk
geplaatste - ventilatieopeningen bedraagt minimaal 200 cm2.
!Let op - Plaats de sierstrips, kaders en dergelijke
zo mogelijk pas na het uitvoeren van de eventuele bouwkundige werkzaamheden; Voorkom het gebruik van schildersplak­band. Indien dit niet mogelijk is: gebruik een goede kwaliteit schildersplakband en verwijder deze direct na de stuc- of schilderwerkzaamheden.
- Houd rekening met de minimale inwen-
dige breedte van de boezem: 800 mm (zie Afb. 2);
- Houd bij het plaatsen van de boezem
rekening met de plaats van de ventilatie­openingen (V); zie Afb. 2.
!Tip Breng de ventilatieopeningen bij voorkeur
aan weerszijden, boven en onder van de boezem aan. U kunt gebruik maken van DRU ventilatie-elementen.
• Controleer of het verbrandingsgasafvoersysteem op de
juiste manier is geplaatst.
• Controleer in dien van toepassing of de borging van de
klembanden met parkers op plaatsen die laten onbereik­baar zijn.
• Stuc niet op of over de enzen (zie Afb. 2) omdat door de
warmte van het toestel scheuren kunnen ontstaan;
• De boezem wordt achter de rand van de convectiekast
geplaatst;
• Laat bij toepassing van steenachtige materialen en/of
afwerking met stucwerk de boezem vóór ingebruikname minimaal 6 weken drogen ter voorkoming van scheuren.
6.7 Plaatsen hout- of kiezelset
Het toestel wordt geleverd met een houtset of een kiezel­set.
Houdt u zich strikt aan onderstaande
instructies ter voorkoming van onveilige situaties:
- Gebruik uitsluitend de meegeleverde hout- of kiezelset;
- Plaats de hout- en kiezelset exact volgens de beschrijving;
- Laat de waakvlambrander en de ruimte eromheen vrij (zie Afb. 5a en 5b);
- Laat thermokoppel 2 en de ruimte er omheen vrij (zie Afb. 5c en 5d);
- Laat, in geval van een houtset, de lucht­openingen tussen de branderbak en de plaat rondom de brander geheel vrij;
6.7.1 Houtset
De houtset bestaat uit chips (zie Afb. 6a) en een aantal stammen (zie Afb. 7a);
• Plaats de stam A tegen de bij behorende positione-
ringsnokken (zie Afb. 7b);
• Plaats de stammen B en C op de daarvoor bestemde
beugels (zie Afb. 7c);
• Vul de bak rondom de brander met chips; verdeel de chips
gelijkmatig (zie Afb. 7d).
• Leg ten slotte stam D op de chips;
• Indien van toepassing en gewenst verdeel het gloeimateri-
aal over de brander(s);
!Let op Laat de ruimtes om zowel de ontsteking als
de vuurdetectie vrij van het gloei­materiaal.
!Tip Leg het gloeimateriaal vast onder chips en/
of de houtset.
!Let op De stammen mogen het branderpatroon
niet helemaal afdekken, omdat:
- de hoofdbrander dan niet goed ontsteekt; dit kan tot onveilige situaties leiden;
- sneller vervuiling optreedt door roetvor­ming;
- het vlambeeld verstoord wordt.
6.7.2 Kiezelset
De kiezelset bestaat uit witte carrarastenen.
Let op
Let op
Nederlands
Global 60i CF
7
INSTALLATIEHANDLEIDING
• Verwijder de positiebeugel (zie Afb. 7e);
• Vul de branderbak en de bak rondom de brander met de
carrarastenen;
• Verdeel de carrarastenen gelijkmatig over één laag (zie Afb. 7e).
!Let op Het niet goed plaatsen van de stenen, zoals
het op elkaar stapelen, kan tot gevolg heb­ben dat:
- de hoofdbrander niet goed ontsteekt
waardoor een onveilige situatie kan ont­staan;
- het vlambeeld verstoord wordt.
6.8 Deur
Na het plaatsen van de houtset of kiezelset kan de deur geplaatst worden zoals hieronder is beschreven.
!Let op - Voorkom beschadiging bij het verwijde-
ren/plaatsen van de deur;
- Gebruik de bijgeleverde inbussleutel voor
het losdraaien/vastzetten van de inbus­bouten.
6.8.1 Verwijderen deur
Voor het verwijderen van de deur volgt u onderstaande aanwijzingen (zie Afb. 10a en 10b):
• Draai de inbusbout aan de linker zijkant van de deur los;
!Let op - Zorg ervoor dat bij het los- of vastdraai-
en van de inbusbout de inbussleutel niet tegen de deur aan komt om beschadiging te voorkomen;
• Open de deur;
• Til de deur voorzichtig uit de scharnieren aan de rechter-
kant van de verbrandingskamer.
6.8.2 Plaatsen deur
Voor het plaatsen van de deur volgt u onderstaande aanwij­zingen (zie Afb. 10a en 10b):
• Plaats de deur in de scharnieren aan de rechterkant van
de verbrandingskamer;
!Tip Zorg ervoor dat de opvangarm (O) om de
pin op de verbrandingskamer zit;
• Sluit de deur en draai de inbusbout aan de linker zijkant
van de deur vast.
!Let op - Zorg ervoor dat bij het los- of vastdraai-
en van de inbusbout de inbussleutel niet tegen de deur aan komt om beschadiging te voorkomen.
!Let op - Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Draai de inbusbout niet te vast ter voor-
koming van doldraaien: vast=vast.
7. Aansturing/bediening
Het toestel wordt geleverd met een radiograsche af­standsbediening. Zowel het ontsteken, het regelen van de vlamhoogte als het uitschakelen gebeurt met behulp van de afstandsbediening die een ontvanger aanstuurt. Alternatieve bediening staat verderop in dit hoofdstuk beschreven indien van toepassing (zie paragraaf 7.4). In de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, Draadloze afstandsbediening, is de bediening van het toestel inclusief de werking van de afstandsbediening beschreven.
Ontsteek het toestel niet voordat het vol-
ledig is geïnstalleerd.
7.1 Aansluiten ontvanger
De ontvanger moet op het toestel worden aangesloten voor­dat de batterijen worden geplaatst. De ontvanger wordt onder de brander geplaatst.
Ga als volgt te werk (zie Afb. 11a):
• Sluit de bruine stekker van de multikabel aan op de ontvan­ger (pijl F) en sluit het andere uiteinde aan op de voorkant van het gasregelblok (zie Afb. 14);
• Sluit de witte stekker van het 2de thermokoppel aan op de
ontvanger (pijl E);
!Tip De stekkers hebben verschillende maten
die corresponderen met de connectoren.
!Let op Laat deze kabels van pijl F en E naast de
ontvanger naar achteren lopen;
• Sluit de kabels van het thermokoppel aan op de ontvanger
(pijlen B);
!Let op Laat deze kabels van pijlen B zoveel moge-
lijk naar links lopen;
!Tip - De grootte van het oog correspondeert
met de grootte van de schroef;
- De kleur van oog en schroef correspon-
deert eveneens.
• Sluit de ontstekingskabel aan op de ontvanger (pijl A);
!Let op Buig voorzichtig de stekker van de ont-
steekkabel bij pijl A naar achteren;
!Let op - De kabels moeten precies aan elkaar
worden verbonden zoals in de afbeelding weergegeven. Gebruik de meegeleverde bundelklem (G)!
- Ontsteekkabel pijl A mag niet gebundeld
worden met de andere kabels;
• Controleer of de loop van de kabels overeen komt met
die van de afbeeldingen Afb. 11a en 11b;
• Plaats de 4 batterijen in de ontvanger (zie paragraaf 7.1.1);
Let op
INSTALLATIEHANDLEIDING
8
!Let op - Voorkom zo veel mogelijk dat de ontste-
kingskabel evenwijdig loopt met andere bekabeling, dit verzwakt de vonk;
- Leg de ontstekingskabel niet over de ont­vanger, dit kan de ontvanger beschadigen;
- Vermijd stof op of in de ontvanger: dek deze
af bij werkzaamheden.
7.1.1 Plaatsen / vervangen batterijen van
ontvanger
Houdt u zich hier strikt aan ter voor-
koming van schade aan de ontvanger.
Ga bij het plaatsen/vervangen van de batterijen als volgt te werk:
• Draai de inbusbout aan de linker zijkant van de deur los
(zie Gebruikershandleiding Afb. 1);
!Let op Zorg ervoor dat bij het los- of vastdraai-
en van de inbusbout de inbussleutel niet tegen de deur aan komt om beschadiging te voorkomen;
• Open de deur (eruit tillen is niet nodig);
• Til de batterijklep (B) omhoog en trek deze voorzichtig
onder de verbrandingskamer weg (zie Gebruikershandleiding Afb. 2a);
!Let op Vermijd contact tussen batterijklep en
kader om beschadiging te voorkomen;
• De ontvanger is nu zichtbaar en ligt in de houder
(zie Gebruikershandleiding Afb. 2b pijl 1);
• Til de ontvanger onder de verbrandingskamer weg
(zie Gebruikershandleiding Afb. 2c);
• Schuif de deksel eraf;
• Plaats of verwijder de 4 penlite (type AA) batterijen.
!Let op - Vermijd kortsluiting tussen de batterijen
en metalen voorwerpen/delen;
- Let op de “+” en “-” polen van de bat­terijen en de houder;
- Gebruik alkaline batterijen;
• Schuif de deksel terug;
• Plaats de ontvanger terug in de houder (1) zoals aangegeven
in Gebruikershandleiding Afb. 2b.
• Plaats de batterijklep (B) onder de verbrandingskamer. Houd
deze vlak en schuif de klep langs de kap (K) naar beneden totdat de klep gelijk loopt met de kap (zie Gebruikershandleiding Afb. 2a);
!Let op - Zorg ervoor dat er geen kabels onder de
ontvanger liggen;
- Zorg ervoor dat er geen kabels op de batterijklep liggen;
- Batterijen vallen onder “klein chemisch afval” en mogen dus niet bij het huisvuil.
7.2 Instellen communicatiecode
Voordat het toestel in gebruik wordt genomen, moet een communicatiecode ingesteld worden tussen de afstandsbe­diening en de ontvanger. Als de ontvanger of de afstandsbediening wordt vervangen, moet een nieuwe code ingesteld worden. De code wordt willekeurig gekozen uit de 65000 codes die beschikbaar zijn. Hierdoor is de kans klein dat andere af­standsbedieningen in uw omgeving dezelfde code gebruiken
en de werking van uw toestel beïnvloeden.
Ga als volgt te werk:
• Plaats zonodig de batterijen in de batterijhouder van de
ontvanger; zie paragraaf 7.1.1.
• Plaats zonodig de 9V blok-batterij in de afstandsbediening;
zie Gebruikershandleiding, paragraaf 4.2.6.
• Neem de ontvanger uit de bak onder de brander; zie
zonodig paragraaf 7.3.
• Druk de reset-knop op de ontvanger in totdat u achter­eenvolgens twee geluidssignalen hoort (zie Afb. 12).
• Laat na het tweede, langere signaal de reset-knop los.
• Druk binnen 20 seconden op knop 'kleine vlam' op de af-
standsbediening totdat u twee korte geluidssignalen hoort: dit is de bevestiging van de goede communicatie.
7.3 Vervangen ontvanger
• Open de deur (zie paragraaf 6.8.1);
• Til de batterijklep (B) omhoog en trek deze voorzichtig
onder de verbrandingskamer weg (zie Gebruikershand­leiding Afb. 2a);
!Let op Vermijd contact tussen batterijklep en
kader om beschadiging te voorkomen;
• De ontvanger is nu zichtbaar en ligt in de houder (zie
Gebruikershandleiding Afb. 2b pijl 1);
• Til de ontvanger onder de verbrandingskamer weg (zie
Gebruikershandleiding Afb. 2c);
• Vervang de ontvanger en sluit deze weer aan
(zie paragraaf 7.1)
• Stel de communicatiecode in (zie paragraaf 7.2)
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde
van de stappen zoals hierboven beschreven
7.4 Alternatieve bediening
Kachels, uitgevoerd met elektronische ontsteking met een radiograsche afstandsbediening, kunnen op een alternatief extern besturingssysteem (bv. Domotica) aangesloten wor­den. Hiervoor bestaan 4 aansluitpunten aan de zijkant van de ontvanger (zie Afb. 11c). Voor het aansluiten van een ex­terne besturing is een “aansluitkabel Domotica voor Mertik GV60” nodig. Raadpleeg de service website van DRU.
De volgende contacten zijn mogelijk:
- Ontsteking:
Sluit beide contacten 1 + 3, één seconde (wanneer een 2de thermokoppel aanwezig is, moet de
kachel voor minimaal 20sec. op volstand branden voordat de gewenste stand kan worden gekozen);
Let op
Nederlands
9
INSTALLATIEHANDLEIDING
- Vlam (om)hoog: Sluit contact 1 één keer kort per stap of houd 12 secon-
den in voor de hoogste stand;
- Vlam (om)laag tot en met uitschakelen (waakvlam blijft aan):
Sluit contact 3 één keer kort per stap of houd 12 secon-
den in voor laagste stand (uitgeschakeld);
- Toestel volledig uitschakelen (ook waakvlam):
Sluit alle drie de contacten 1 + 2 + 3, één seconde.
De kachel zal altijd blijven reageren op de met de kachel meegeleverde radiograsche afstandsbediening. Het extern besturingssysteem kan gebruik maken van één van de twee modussen van deze afstandsbediening:
- 1 Manuele mode
Deze mode van de afstandsbediening is passief en zal geen
actie ondernemen mits deze wordt bediend. Het externe besturingssysteem kan de functies hoog- laagstand, ont­steken en uitschakelen regelen.
!Tip Indien het externe besturingssysteem
beschikt over een intelligente klokfunctie en/of thermostaatfunctie, zou de met de kachel meegeleverde afstandsbediening de manuele mode moeten hebben om inter­ruptie van deze functies te voorkomen.
- 2 Klok/thermostaat mode
Deze mode van de afstandsbediening is actief en zal de
klokfunctie en thermosstatische functie op zich nemen. Het externe besturingssysteem kan de functies hoog­laagstand, ontsteken en uitschakelen regelen.
!Tip - Wanneer de haard is uitgezet (ook de
waakvlam), handmatig of door één van de beveiligingen, is het ontsteken van de haard om veiligheidsredenen gedurende een periode van 3 minuten geblokkeerd;
- Wanneer het niet meer mogelijk is de
kachel met het externe besturingssysteem te bedienen, zet toestel uit en weer aan met de meegeleverde afstandsbediening.
8. Eindcontrole
Ter controle van de goede en veilige werking van het toe­stel dient u de onderstaande controles uit te voeren vóór ingebruikname.
8.1 Gasdichtheid
Alle aansluitingen dienen gasdicht te zijn.
!Let op Het gasregelblok mag aan een druk van
maximaal 50 mbar blootgesteld worden.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
8.2 Gasdruk/voordruk
Let op
De branderdruk is fabrieksmatig afgesteld; zie typeplaatje. Controle van de branderdruk is niet nodig.
De voordruk in huisinstallaties dient
gecontroleerd te worden omdat deze kan variëren.
Het gasregelblok bevindt zich onder de brander.
Ga als volgt te werk:
• Verwijder de deur (zie paragraag 6.8);
• Bewaar de deur op een veilige plaats;
• Neem de bak om de brander eruit (zie Afb. 4a)
• Draai de 4 parkers van de branderplaat los en neem de
branderplaat met toebehoren eruit (zie Afb. 4b)
• Controleer de voordruk; zie Afb. 13 voor de meetnippel
op het gasregelblok.
• Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk
niet klopt.
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde
van de stappen zoals hierboven zijn beschreven.
!Tip Wanneer men de deur (zie Afb. 10a), het
kader (zie Afb. 3a) en de kap verwijdert (zie Afb. 3b), is er ook toegang tot de meet­nippel in Afb. 13.
8.3 Ontsteking waakvlam- en hoofdbrander
Zie voor het aansteken van de waakvlambrander en de hoofdbrander de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, paragraaf 4.2, Afstandsbediening.
- Wacht altijd 5 min. na het doven van de waakvlam voordat u het toestel opnieuw ontsteekt;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijk­heid op het gasregelblok.
8.3.1 Waakvlam
• Controleer de ontsteking van de waakvlam:
- de waakvlambrander dient bij de eerste poging te starten.
Als de waakvlam niet brandt, dan
• Controleer of de ontsteking vonkt:
a) Zo nee, controleer of de ontstekingskabel goed is aange-
sloten tussen ontvanger en waakvlam; zie paragraaf 7.1 voor de bereikbaarheid.
b) Zo ja, dan zit er waarschijnlijk lucht in de leiding.
• Ontlucht eventueel de leiding en/of
• Sluit de ontstekingskabel goed aan.
8.3.2 Hoofdbrander
De brander moet vloeiend ontsteken en
mag niet ploffen door vertraagd ontsteken.
• Controleer het functioneren van de hoofdbrander vanuit
de stand-by (waakvlam) stand:
- na het openen van de gasklep moet de hoofdbrander bin-
nen enkele seconden branden.
Let op
Let op
Global 60i CF
Let op
10
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Tip Bij het openen van de gasklep gaat de
motor draaien; dit is hoorbaar.
1) Als de hoofdbrander niet brandt, dan:
• Controleer of de ruimte rond de waakvlam vrij is;
• Controleer de plaatsing van de hout-/kiezelset;
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten;
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking;
2) Als de hoofdbrander ontsteekt, maar dooft na ca. 22 seconden, dan:
• Controleer de bedrading van thermokoppel 2 op:
- Losse bedrading;
- Verkeerd aangesloten bedrading;
- Kortsluiting;
- Draadbreuk.
• Controleer of thermokoppel 2 is vervuild;
• Controleer of thermokoppel 2 goed in de vlam is ge-
plaatst; zie Afb. 5e.
• Controleer of thermokoppel 2 defect is; zie Tabel 1
Hoofdstuk 11, onder J7;
• Controleer of de ontvanger defect is; zie Tabel 1 Hoofd-
stuk 11, onder J8.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
8.4 Vlambeeld
Het vlambeeld kan pas echt beoordeeld worden als het toestel meerdere uren heeft gebrand. Vluchtige componen­ten uit verf, materialen e.d., die de eerste uren uitdampen,
beïnvloeden het vlambeeld.
!Let op Als de boezem gemaakt is van steen-
achtige materialen of afgewerkt is met stucwerk mag dit pas 6 weken na het plaatsen van de boezem ter voorkoming van krimpscheuren.
• Controleer of het vlambeeld acceptabel is.
Als het vlambeeld niet acceptabel is dan kan dat te wijten zijn aan:
- het uitdampen van vluchtige stoffen;
- het niet goed aanbrengen van de houtset.
• Verbeter eventueel de opstelling van de houtset.
9. Onderhoud
Het toestel dient eenmaal per jaar door een vakbekwame installateur op het gebied van gas sfeerverwarming gecon­troleerd, gereinigd en eventueel gerepareerd te worden. In ieder geval dient de goede en veilige werking van het toestel gecontroleerd te worden.
- Sluit de gaskraan tijdens onderhouds-
werkzaamheden;
- Controleer de gasdichtheid na reparatie;
- Draai – na vervanging van het thermo-
koppel – de wartel eerst handvast aan en daarna nog een kwartslag met een pas­sende sleutel;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld worden met behulp van de instelmogelijk­heid op het gasregelblok.
• Reinig, indien nodig, de onderstaande componenten:
- de waakvlambrander;
- de ruimte rondom de waakvlambrander;
- de ruit.
!Let op - Verwijder/plaats de ruit zoals beschreven
in paragraaf 6.8;
- Verwijder de aanslag op de binnenkant
van de ruit met een vochtige doek of een niet-krassend reinigingsmiddel zoals koperpoets;
- Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Vervang een gebroken en/of gescheurde
ruit zoals beschreven in paragraaf 6.8.
Plaats zonodig de houtset correct terug;
zie hiervoor paragraaf 6.7.
• Inspecteer het verbrandingsgasafvoersysteem.
Er dient altijd een eindcontrole uitgevoerd
te worden.
• Voer een controle uit zoals beschreven in hoofdstuk 8.
9.1 Onderdelen
Onderdelen die vervangen moeten worden, zijn verkrijgbaar bij uw leverancier.
10. Oplevering
U dient de gebruiker vertrouwd te maken met het toe­stel. U dient haar/hem te instrueren over onder meer de ingebruikname, de werking en de afstandsbediening, het jaarlijkse onderhoud.
- Laat de gebruiker bij storingen/slecht functioneren onmiddellijk de gaskraan sluiten en contact opnemen met de installateur ter voorkoming van onveilige situaties;
- Wijs de gaskraan aan;
- Wijs op de voorzorgsmaatregelen in de
gebruikershandleiding tegen onbedoeld ontsteken door andere draadloze af­standsbedieningen zoals autosleutels en garagedeur openers.
• Instrueer de gebruiker over het toestel en de afstandsbe-
diening.
• Wijs er bij ingebruikname op, dat
- ter voorkoming van scheuren een boezem gemaakt
van steenachtige materialen of afgewerkt met stucwerk
Let op
Let op
Let op
Let op
Nederlands
Global 60i CF
11
INSTALLATIEHANDLEIDING
minimaal 6 weken dient te drogen vóór ingebruikname
- bij de eerste keer stoken vluchtige componenten uitdam­pen uit verf, materialen e.d.;
- bij het uitdampen het toestel bij voorkeur op de hoogste stand wordt gezet;
- de ruimte goed wordt geventileerd .
• Overhandig de gebruiker dit boekje met handleidingen
(het boekje dient bij het toestel bewaard te blijven).
11. Storingen
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van sto­ringen die kunnen optreden, de mogelijke oorzaak en de oplossing.
Onderdelen als het gasregelblok, de ontvanger en de ont­stekingskabel bevinden zich in de bak onder de brander; zie paragraaf 8.2 resp. 7.3 voor de bereikbaarheid.
12
INSTALLATIEHANDLEIDING
PROBLEEM
A. Geen transmissie
(motor draait niet)
B. Geen ontsteking(vonk)
C. Geen geluidssignaal
D. Eén doorlopend geluidssignaal
van 5 sec.
(Mogelijk zijn er 7 korte piepen vóór het 5 sec. geluidssignaal)
E. Geen waakvlam
MOGELIJKE OORZAAK
1. De (nieuwe) communicatie code tussen ontvanger en afstandsbedie­ning moet nog bevestigd worden.
2. Lege batterijen.
3. Ontvanger beschadigd.
4. Afstandsbediening beschadigd.
5. Motorkabel bij de klep / ontvanger gebroken.
6. Kromme pennen van de 8-draads­connector.
7. Slechte ontvangst.
1. Knop A in MAN stand.
2. Ontstekingskabel niet goed aange­sloten.
3. Ontstekingspen gecorrodeerd.
4. Wachttijd van 60 seconden voor volledige herstart nog niet voorbij.
1. Ontvanger beschadigd.
2. Wachttijd van 60 seconden voor volledige herstart nog niet voorbij.
1. Losse bedrading tussen ontvanger en gasregelblok.
2. Ontvanger beschadigd.
3. Kromme pennen van de 8-draads connector.
4. Magneetklep beschadigd.
1. Lucht in de waakvlamleiding.
2. Thermokoppeldraden van thermo­koppel verwisseld.
3. Geen vonk bij de waakvlambrander.
4. Spuitstuk verstopt.
OPLOSSING
1. Stel de communicatiecode opnieuw in; zie paragraaf 7.2
2. Vervang de batterijen.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
3. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1).
4. Vervang de afstandsbediening en bevestig de code (oplossing 1).
5. Vervang de motorkabel.
6. Zorg dat de pennen van de 8-draadsconnector recht staan.
7. Verander de stand van de antenne.
1. Zet knop A op gasregelblok op ON; zie Afb. 14.
2 Sluit de ontstekingskabel goed aan. Vervang zonodig de ontstekingska-
bel.
3. Vervang de ontstekingspen.
4. Neem de benodigde wachttijd in acht.
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
2. Neem de benodigde wachttijd in acht.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
3. Zorg dat de pennen van de 8-draads connector recht staan.
4. Vervang het gasregelblok.
1. Spoel de leiding of start het ont-
stekingsproces meerdere keren.
2. Controleer de polariteit van de
thermokoppelbedrading.
Sluit de thermokoppeldraden
zonodig goed aan.
3.1 Controleer of de ontstekingskabel
goed is aangesloten.
Sluit deze zonodig goed aan.
3.2 Vervang zonodig de ontstekingska-
bel.
3.3 Vervang zonodig de ontstekings-
pen.
4.1 Reinig het spuitstuk.
4.2 Vervang zonodig het spuitstuk.
Tabel 1: Diagnose van storingen
Nederlands
Global 60i CF
13
INSTALLATIEHANDLEIDING
MOGELIJKE OORZAAK
1. Ontvanger beschadigd.
1. Thermokoppel functioneert niet.
2. Batterijen (bijna) leeg.
1. Batterijen (bijna) leeg.
1. Knop A in MAN stand.
2. Toestel op waakvlam stand.
3. Voordruk van het gas te laag.
4. Beschadigde magneetklep.
1. Losse bedrading thermokoppel 2.
2. Bedrading thermokoppel 2 verkeerd aangesloten.
3. Kortsluiting in bedrading van ther­mokoppel 2.
PROBLEEM
F. Elektronica blijft vonken terwijl
de waakvlam brandt
G. Waakvlam brandt wel maar
magneetklep sluit na ca. 10 se­conden of wanneer het toestel heet wordt
H. Er zijn wel korte geluidssigna-
len maar geen vonken en er is geen geluid / getik hoorbaar van de magneet die de klep opent
PROBLEEM
I. Waakvlam brandt maar er is
geen gasstroom naar de hoofd­brander
J. Hoofdbrander ontsteekt, maar
dooft na ca. 22 seconden
OPLOSSING
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code (oplossing 1 bij A).
1.1 Meet de spanning, m.b.v. een digitale multimeter ingesteld op mV bereik, door de kabels aan te sluiten op de kabelschoen. De kabelschoen bevindt zich aan de buitenkant, direct naast de mag­neetmoer aan de achterkant van het gasregelblok; zie Afb. 15.
De spanning moet binnen 20
seconden tenminste 5mV zijn.
Deze mag niet lager zijn wanneer
het toestel warm is.
Is de spanning te laag, dan moet:
- het thermokoppel beter in de
vlam geplaatst worden of
- het thermokoppel vervangen
worden.
1.2 Controleer de grootte van de waakvlam.
Corrigeer een te kleine waakvlam.
1.3 Controleer de bedrading van het thermokoppel naar de ontvanger.
Vervang zo nodig de bedrading.
2. Vervang de batterijen in de ont­vanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
OPLOSSING
1. Vervang de batterijen in de ont­vanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het toestel.
1. Draai knop A op gasregelblok naar
ON; zie Afb. 14.
2. Verhoog de vlamhoogte door op de knop
(grote vlam) van de
afstandsbediening te drukken.
3. Controleer voordruk.
Schakel zonodig het energiebedrijf
in.
4. Vervang het gasregelblok.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Sluit de bedrading goed aan.
3. Vervang de bedrading.
14
INSTALLATIEHANDLEIDING
OPLOSSING
4. Vervang de bedrading.
5. Reinig het thermokoppel.
6. Plaats het thermokoppel goed in de vlam.
7. Controleer de spanning van ther­mokoppel 2 net voor de hoofdbran­der uitgaat.
Is de spanning lager dan 1,8 mV,
vervang dan thermokoppel 2.
8. Controleer de spanning van ther­mokoppel 2 net voor de hoofdbran­der uitgaat.
Is de spanning hoger dan 1,8 mV,
vervang dan de ontvanger.
MOGELIJKE OORZAAK
4. Draadbreuk in bedrading van ther­mokoppel 2.
5. Thermokoppel 2 is vervuild.
6. Thermokoppel 2 is niet goed in vlam geplaatst (zie Afb. 5e).
7. Thermokoppel 2 is defect.
8. Ontvanger defect.
PROBLEEM
Nederlands
Global 60i CF
15
INSTALLATIEHANDLEIDING
Bijlage 1 Meegeleverde onderdelen
In de onderstaande tabel staan de onderdelen vermeld die met het toestel worden meegeleverd.
Tabel 2: Meegeleverde onderdelen
Aantal
Onderdeel Global 60i CF
Houtset of kiezelset 1x
Boekje met handleidingen 1x
Bundelklem 1x
Keilbouten M8 2x
Zeskant moer M8 2x
Carrosseriering 2x
Inbussleutel 5 mm 1x
Afstandsbediening 1x
9V blokbatterij 1x
Penlite batterij (type AA) 4x
Land mbar
NL / DK / FI / NO / SE / HU / BA / GR 30
FR / BE / IT / PT / ES / GB / IE 37
DE 50
Tabel 4: Voordruk bij gebruik van G31
Bijlage 2 Technische gegevens
In de onderstaande tabellen staan de technische gegevens van Global 60i CF vermeld.
Tabel 3: Technische gegevens
Type B
11AS
Gassoort G20 G25,3 G31
Branderdruk mbar 15,2 18,8 28
Nom. Belasting (Hs) kW 6,7 6,4 6,6
Nom. Belasting (Hi) kW 6,0 5,8 6,0
Nom. Vermogen kW 4,7 4,4 4,7
Verbruik L/h 637 682 242
Branderspuitstuk mm 7 x Ø 0,81 7 x Ø 0,81 7 x Ø 0,55
Verbruik kleinstand L/h 294 310 159
Kleinstelspuitstuk mm Ø 1,45 Ø 1,45 Ø 1,1
Rendementklasse 2 2 2
Maat restrictieopening bij 2m* tot 4m mm Ø81 Ø81 GEEN
schoorsteenlengte
Maat restrictieopening bij 4m t/m 12m mm Ø50 Ø50 Ø56
schoorsteenlengte
Geschikt voor Class 1 chimney NEE NEE NEE
* = minimale lengte
16
Loading...
+ 42 hidden pages