wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
1 Installatievoorschrift
Het plaatsen en in werking stellen moet door vakmensen geschieden volgens de
gangbare normen NBN D51-003.
Laat bij het in werking stellen, uw installateur u inlichten over het gebruik, bediening en
onderhoud van uw toestel. Elk toestel is getest, nauwkeurig afgeregeld en verzegeld in
de fabriek gelijkvormig de categorie I2E+(aardgas) of de categorie I3+(propaan/butaan).
Zie op het type-plaatje voor welk soort gas het toestel is afgesteld. Bij wijzigingen aan de
regelorganen door onbevoegde personen vervalt de waarborg.
1.1 Plaatsbepaling
Houd de verbinding tussen aansluitkraag en schoorsteenkanaal zo kort en zo recht
mogelijk. De minimum afstand van toestel tot brandbare muur bedraagt 20 cm. Zorg
dat boven het toestel geen gordijnen geplaatst worden. De verbranding verbruikt
zuurstof. Het is dus van groot belang dat de ruimte waar het toestel geïnstalleerd wordt,
voldoende verlucht wordt. Plaats een verluchting van minstens 15 cm² (niet afsluitbaar)
1.2 Aansluiting op het schoorsteenkanaal
Het schoorsteenkanaal moet voldoen aan de regels beschreven in norm NBN B61-001.
Vooraleer men het toestel op een schoorsteenkanaal aansluit, waarop een kolen-,
hout of een mazoutkachel was aangesloten, is het best dit vakkundig te laten reinigen.
Hoewel een gaskachel kan werken met een zeer kleine schoorsteentrek adviseren wij
U om een jaarlijkse controle van de schoorsteen te laten uitvoeren De verbinding met
de schoorsteen gebeurt d.m.v. een afvoerpijp diameter 100 mm die in de aansluitkraag
geschoven wordt. Gebruik corrosievast materiaal. Deze verbindingspijp mag nooit lager
komen dan de aansluitkraag van de kachel.
Controleer of de schoorsteen goed functioneert door na 10 minuten volbranden een
koud spiegeltje of verchroomd voorwerp aan trekonderbreker-valwindaeider (achteraan
toestel onder aansluitkraag) te houden. Als dit beslaat functioneert de schoorsteen
onvoldoende.
1.3 Aansluiting op de gasleiding
Controleer of de gassoort en de gasdruk ter plaatse overeenkomen met de aanduiding
op het typeplaatje. In de gastoevoerleiding moet een gekeurde B.G.V. gaskraan zo dicht
mogelijk bij het toestel worden gemonteerd.
De aansluiting dient spanningsvrij te geschieden.
Kontroleer de toevoerleiding op gasdichtheid (door middel van bv. zeepwater).
Voor leidingen tot +/- 10 m volstaat 3/8” G buis of koperbuis 10/12 diameter. Voor meer
dan 10 m gebruikt men ½” of koperbuis 13/15 diameter.
wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
3
1.4 Installeren van de keramische houtblokken
Verwijder de deur door de schroef onderaan los te draaien. Vervolgens kan je het
glaspaneel weg nemen door bovenaan 2 clips te openen.
De keramische houtblokken zijn apart verpakt. Wees voorzichtig, de blokken zijn zeer
breekbaar.
Leg vervolgens de blokken zoals aangegeven op plan.
Installeren van de keramische blokken 725GA(P)
Installeren van de keramische blokken 425GA(P)
4
wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
1.5. Toegang tot de branderunit (voor onderhoud of herstelling)
Men gaat als volgt te werk:
Open de frontdeur en verwijder de keramische blokken. Men kan nu de bouten (M6) los
schroeven van de branderbak.
Verwijder het achterhitteschild. De bevestigingsplaat van de regelblok kan nu los
geschroefd worden.
Demonteer de clixon-houder (TTB) door de twee plaatschroeven los te draaien op het
rugschild. Vergeet de thermstaat-voeler niet uit zijn houders te halen.
Men kan nu de volledige branderenheid (regelblok met brander) langs achter uit het
toestel nemen.
Om de brandereenheid terug te monteren gaat U in omgekeerde volgorde te werk.
2 Gebruiksaanwijzing
Attentie: Wij adviseren U na installatie van het toestel deze enige uren op de hoogste
stand te stoken en daarbij goed te ventileren, zodat de verf de kans heeft om uit te
harden. Witte aanslag op het glas en op het binnenwerk is mogelijk tijdens deze eerste
periode.
Met een eenvoudige doek is deze aanslag weg te wrijven nadat het toestel afgekoeld is.
Het toestel heeft twee branders. De achterste brander wordt bediend door de
thermostaatknop. U kiest de gewenste stand en de modulerende thermostaat zorgt voor
de juiste temperatuur.
De voorste brander wordt bediend door de handkraan. U kiest de gewenste stand en de
brander blijft in die stand branden tot U de gekozen stand wijzigt.
De volgende delen van het toestel worden als “werkingsoppervlakten” beschouwd, en
kunnen dus hoge temperaturen bereiken:
• alle gietijzer onderdelen.
• de warmtewisselaar
• het glasoppervlak.
Het is aan te bevelen om een bijkomend scherm te plaatsen rond het toestel als er
kinderen of oudere mensen aanwezig zijn.
wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
5
2.1 Aansteken
Open de gasafsluitkraan die in
de gasleiding naar het toestel is
gemonteerd.
• Draai de thermostaatknop
op ontstekingspositie (pilot)
en druk deze in (ingedrukt
houden).
• De ontstekingsknop geheel
indrukken tot U een “klik” hoort;
dit is de vonk-ontsteking.
• Via het glasraam kunt U zien of
de waakvlam brandt. Zonodig
enkele malen opnieuw “klikken’
tot de waakvlam brandt.
• Wanneer de waakvlam brandt, de thermostaatknop nog 30 seconden ingedrukt
houden en daarna rustig loslaten.
• Blijft de waakvlam niet branden, dan 5 minuten wachten en de
• procedure herhalen.
• Door de thermostaatknop in de gewenste stand te draaien (stand 1= kleinstand, stand
6 = volstand) ontsteekt de achterste brander.
• Door het schuifje van de handkraan naar rechts te brengen ontsteekt de voorste
brander, ten minste als de thermostaatknop tussen stand 1 en 6 staat.
Waarschuwing: Als de waakvlam uitgaat, dan moet U minstens 5 min. wachten voor U het
toestel weer aansteekt.
2.2 Werking thermostaat (achterste brander)
De modulerende thermostaat zorgt ervoor dat de met de thermostaatknop gekozen
temperatuur nauwkeurig wordt gehandhaafd.
Als U de thermostaatknop instelt, gaat de brander eerst volop branden. Daarna gaat de
brander lager branden en zoekt de evenwichtsstand. Daalt de kamertemperatuur, dan
gaat de brander hoger branden tot de juiste temperatuur weer is bereikt. De
thermostaat regelt dit automatisch.
2.3 Werking sfeerbrander (voorste brander)
De voorste brander brandt op maximum als de thermostaatknop tussen positie 1 en 6
staat en U het schuifje volledig naar rechts hebt gebracht. Doven van de sfeerbrander
gebeurt door het schuifje volledig naar links te brengen.
2.4 Doven van het toestel
Om het toestel helemaal uit te zetten, de thermostaatknop in de “uit”-stand (o) zetten. De
waakvlam gaat dan uit. Wordt het toestel langere tijd niet gebruikt, dan is het raadzaam
ook de gasafsluitkraan in de toevoerleiding dicht te draaien.
6
wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
2.5 Afvoerbeveiliging
Het toestel is uitgerust met een thermische afvoerbeveiliging die de waakvlam en
daarmee de hoofdbrander uitschakelt in geval van lekkage van de verbrandingsgassen uit
de trekonderbreker.
Het waarnemend orgaan is een thermostaat (= clixon) welke bij overschrijding van een
bepaalde temperatuur een elektrisch contact opent en daarmee de thermokoppelstroom
onderbreekt. Hierdoor schakelt het regelblok de gastoevoer naar de hoofd- en
waakvlambrander uit. Het toestel kan alleen opnieuw ontstoken worden via afkoeling van
het waarnemend orgaan. De thermostaat mag niet eigenhandig buiten werking worden
gesteld. Haal Uw installateur erbij indien de afvoerbeveiliging geregeld inschakelt.
Mogelijke oorzaken die kunnen leiden tot het inschakelen van de afvoerbeveiliging zijn:
• Een slechte verbinding tussen het toestel en het afvoerkanaal.
• Het afvoerkanaal is geheel of gedeeltelijk afgedicht door vallend puin of iets dergelijks.
• Een te geringe schoorsteentrek.
• Een open keuken met een te sterke afzuigkap.
Bij vervanging, alleen originele thermostaat (= clixon) toepassen, geen alternatief.
3 Onderhoud
Bij het begin van ieder stookseizoen is het aan te raden over te gaan tot een grondige
ontstofng van het toestel.
Beschadiging aan de verf kan U gemakkelijk bijwerken met een spuitbus “Thermoblack”.
In het begin zal de verf van uw kachel nog een geur afgeven. Dit verdwijnt echter vanzelf.
Gebruik het toestel nooit met een gebarsten of gebroken ruit.
Laat éénmaal per jaar een controle- en onderhoudsbeurt uitvoeren door uw installateur.
Wat moet u doen bij gasreuk :
• Zet de vensters van het lokaal helemaal open
• Sluit het lokaal waar u het gas ruikt of van de rest in het gebouw
• Sluit de kroon van uw gasmeter
• Doof en vermijd alle open vuur en alle vlammen
• Verwittig uw aardgasmaatschappij of uw installateur.
wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden