Opmerkingen, waarschuwingen en gevaar-kennisgevingen
Aan de computer werken
Computerkap en zijplaat
Montagekader aan voorzijde
Chassisventilator
Vaste schijf
Processor
Lipje van de uitbreidingskaart
Stroomtoevoer
Videokaart
Geheugen
Kaarten
Optisch station
Kaart voor het kaartleesapparaat
Aan-uitknop en ledlampje voor de activiteit van de vaste schijf
I/O-paneel
Knoopcelbatterij
Moederbord
System Setup
Problemen oplossen
Specificaties
Contact opnemen met Dell
Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, zonder de schriftelijke toestemming van Dell
Inc. is strikt verboden.
Handelsmerken die in deze documentatie worden gebruikt: Dell, het DELL-logo, Dell Precision, Precision
ON,ExpressCharge, Latitude, Latitude ON, OptiPlex, Vostro, and Wi-Fi Catcher zijn handelsmerken van
Dell Inc. Intel, Pentium, Xeon, Core, Atom, Centrino, and Celeron zijn gedeponeerde handelsmerken van
Intel Corporation in de VS en andere landen. AMD is een gedeponeerd handelsmerk en AMD Opteron,
AMD Phenom, AMD Sempron, AMD Athlon, ATI Radeon en ATI FirePro zijn handelsmerken van Advanced
Micro Devices, Inc. Microsoft, Windows, MS-DOS, Windows Vista, de startknop van Windows Vista en
Office Outlook zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen. Blu-ray Disc is een handelsmerk van Blu-ray Disc Association
(BDA) en wordt gelicentieerd voor gebruik op discs en afspeelapparatuur. Het woordmerk Bluetooth is een
gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc. en wordt door Dell onder licentie gebruikt. Wi-Fi is een
gedeponeerd handelsmerk van Wireless Ethernet Compatibility Alliance, Inc.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen in dit document worden gebruikt om te verwijzen naar
de entiteiten die aanspraak maken op de merken en namen of hun producten, Dell Inc heeft geen
eigendomsrechten of -aanspraken op handelsmerken en handelsnamen anders dan haar eigen merken en
namen.
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd voordat u in de
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
WAARSCHUWINGEN: Veel reparaties kunnen alleen worden uitgevoerd door een erkende
garantie. Lees en volg de veiligheidsinstructies die bij het product zijn geleverd.
WAARSCHUWINGEN: Voorkom elektrostatische ontlading door uzelf te aarden met een
connector op het achterpaneel van de computer, aan te raken.
WAARSCHUWINGEN: ga voorzichtig met componenten en kaarten om. Raak de
uiteinden, niet aan de pinnen.
WAARSCHUWINGEN: Verwijder kabels door aan de stekker of aan het treklipje te trekken
OPMERKING: De kleur van uw computer en bepaalde onderdelen kunnen verschillen van de kleur
en onderdelen die in dit document worden weergegeven.
WAARSCHUWINGEN: Wanneer u een netwerkkabel wilt verwijderen, moet u eerst de
de netwerkkabel uit het netwerkapparaat verwijderen.
WAARSCHUWINGEN: Raak onderdelen pas aan nadat u zich hebt geaard door een
Terug naar inhoudsopgave
Voordat u in de computer gaat werken
Volg de onderstaande veiligheidsrichtlijnen om uw eigen veiligheid te garanderen en de computer tegen
mogelijke schade te beschermen. Tenzij anders aangegeven, wordt er bij elke procedure in dit document
van de volgende veronderstellingen uitgegaan:
computer gaat werken. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de homepage voor
servicemonteur. U mag alleen problemen oplossen en eenvoudige reparaties uitvoeren die
volgens de productdocumentatie zijn toegestaan of waarvoor u online of telefonisch
instructies hebt gekregen van het service- en ondersteuningsteam. Schade als gevolg van
onderhoudswerkzaamheden die niet door Dell zijn goedgekeurd, valt niet onder de
U hebt de veiligheidsinformatie gelezen die bij uw computer is meegeleverd.
Een onderdeel kan worden vervangen of, indien afzonderlijk aangeschaft, worden geïnstalleerd
door de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde uit te voeren.
aardingspolsbandje of door regelmatig een niet-geverfd metalen oppervlak, zoals een
componenten en de contacten op kaarten niet aan. Pak kaarten vast bij de uiteinden of bij
de metalen bevestigingsbeugel. Houd een component, zoals een processor, vast aan de
en niet aan de kabel zelf. Sommige kabels zijn voorzien van een stekker met borglippen.
Als u dit type kabel loskoppelt, moet u de borglippen ingedrukt houden voordat u de kabel
verwijdert. Trek connectors in een rechte lijn uit elkaar om te voorkomen dat
connectorpinnen verbuigen. Ook moet u voordat u een kabel verbindt, controleren of
beide connectors op juiste wijze zijn opgesteld en uitgelijnd.
Om schade aan de computer te voorkomen, dient u de volgende instructies te volgen alvorens u
werkzaamheden binnen in de computer uitvoert.
1. Zorg ervoor dat uw werkoppervlak vlak en schoon is om te voorkomen dat de computerbehuizing
bekrast raakt.
2. Schakel de computer uit (zie De computer uitschakelen).
stekker van de netwerkkabel uit de computer verwijderen en daarna de stekker van
3. Koppel alle netwerkkabels los van de computer.
4. Verwijder de stekker van de computer en alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact.
5. Houd de aan-uitknop ingedrukt terwijl de stekker van de computer uit het stopcontact is
verwijderd om het moederbord te aarden.
6. Verwijder de kap.
ongeverfd metalen oppervlak aan te raken, zoals het metaal aan de achterkant van
de computer. Raak tijdens het werken aan uw computer af en toe een ongeverfd
metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit, die schadelijk kan zijn
WAARSCHUWINGEN: om gegevensverlies te voorkomen, moet u alle geopende bestanden
opslaan en alle bestanden en programma's sluiten voordat u de computer uitschakelt.
Terug naar inhoudsopgave
De computer uitschakelen
1. Het besturingssysteem afsluiten:
In Windows 7:
Klik op Start en klik vervolgens op Shut Down (Afsluiten).
In Windows Vista:
Klik op Start vervolgens op de pijl rechtsonder in het menu Start zoals hieronder
aangegeven. Klik ten slotte op Shut Down (Afsluiten).
In Windows XP:
Klik op Start® Turn Off Computer (Computer uitschakelen)® Turn Off (Uitschakelen). De
computer wordt uitgezet nadat het besturingssysteem is afgesloten.
2. Controleer of de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Houd de aanuitknop 6 seconden ingedrukt indien uw computer en aangesloten apparaten niet automatisch
worden uitgeschakeld wanneer u het besturingssysteem afsluit.
5. Til de koelplaat/ventilatorconstructie voorzichtig op en verwijder deze uit de computer. Leg de constructie met de
ventilator omlaag gericht en met de koelpasta naar boven gericht.
6. Duw de ontgrendeling naar beneden en vervolgens naar buiten om deze los te maken van de retentiehaak.
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder de
3. Verwijder het
4. Verwijder de
5. Verwijder de
6. Maak de drie kabels van de I/O-kaart los van het moederbord. Haal de kabels, indien van toepassing, uit de
bevestigingsklemmen waarmee de kabels aan de computer zijn bevestigd.
computerkap.
montagekader aan de voorzijde.
videokaarthouder.
videokaart.
7. Verwijder de twee schroeven waarmee het I/O-voorpaneel aan de computer is bevestigd.
WAARSCHUWINGEN: wijzig de instellingen voor dit programma alleen als u een ervaren
niet meer goed werkt.
Terug naar inhoudsopgave
Overzicht
Met System Setup (Systeem-setup) kunt u:
de systeemconfiguratie wijzigen nadat u hardware hebt toegevoegd, gewijzigd of verwijderd;
een gebruikersoptie zoals een wachtwoord instellen of wijzigen;
de huidige hoeveelheid geheugen lezen of het geïnstalleerde type vaste schijf instellen.
Voordat u System Setup (Systeem-setup) gebruikt, is het verstandig de informatie in het scherm van
System Setup (Systeem-setup) te noteren zodat u deze later ter referentie kunt gebruiken.
computergebruiker bent. Bepaalde wijzigingen kunnen ervoor zorgen dat uw computer
OPMERKING: de F2-prompt geeft aan dat het toetsenbord is geïnitialiseerd. Deze prompt kan
vroeg op <F2> drukt, wordt deze toetsaanslag niet geregistreerd.
Terug naar inhoudsopgave
System Setup openen
1. Start uw computer (opnieuw) op.
2. Wacht tot de F2-prompt wordt weergegeven wanneer het blauwe DELL-logo wordt weergegeven.
3. Druk onmiddellijk op <F2> als de F2-prompt verschijnt.
zeer snel verschijnen. Wees dus op het verschijnen ervan beducht en druk op <F2>. Als u te
4. Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u wachten tot u het
bureaublad van Microsoft Windows ziet Sluit vervolgens de computer af en probeer het opnieuw.
Setup (Systeem-setup). Dit veld bevat een menu
dat toegang tot de opties van de
systeeminstellingen geeft. Druk op < Pijl naar
links> en < Pijl naar rechts> om te navigeren. Als
er een Menu optie is gemarkeerd, wordt in de
Options List (Lijst met opties) een overzicht
weergegeven van de opties die definiëren welke
hardware er op uw computer is geïnstalleerd.
Options List
(Lijst met
opties): dit
veld verschijnt
links van het
venster voor
het system
setupprogramma.
Het veld
bestaat uit een
lijst waar u
doorheen kunt
bladeren en die
de kenmerken
bevat die de
configuratie van
uw computer
bepalen, zoals
de
geïnstalleerde
hardware, de
opties voor
energiebesparin
g en
beveiligingsmaa
tregelen. U
kunt met de
pijltjestoetsen
omhoog en
omlaag
bladeren door
deze lijst. Als u
een optie
markeert,
worden in het
Options Field
(Optieveld) de
huidige en
beschikbare
instellingen
voor deze optie
weergegeven.
Options Field
(Optieveld):
dit veld wordt
rechts van het
gedeelte
Options List
weergegeven
en bevat
informatie over
elke optie in de
Options List.
In dit
deelvenster
kunt u
informatie over
uw computer
raadplegen en
uw huidige
instellingen
wijzigen. Druk
op <Enter> om
de huidige
instellingen te
wijzigen. Druk
op <ESC> om
naar de
Options List
(Lijst met
opties) terug te
keren.
NG: niet
alle
instellingen
die in het
Options
Field
(Optieveld)
worden
weergegev
en, kunnen
worden
Help: dit veld
wordt aan de
rechterzijde van
de
systeeminstellin
gen
weergegeven
en bevat een
lijst met Helpinformatie over
de optie die u in
de OptionsList hebt
geselecteerd.
Key Functions (Toetsfuncties): dit veld wordt
weergegeven onder het Option Field (Optieveld)
en bevat de toetsen en hun functies in het actieve
veld van het systeemsetupprogramma.
Gebruik de volgende toetsen om door de System Setup-schermen te navigeren:
ToetsaanslagActie
Page 87
System Setup-schermen
< F2 >Informatie weergeven op
een geselecteerd item in
System Setup
(Systeem-setup).
< Esc >Huidige weergave
afsluiten of de huidige
weergave naar de Exitpage (Afsluitpagina) in
System Setup
(Systeem-setup) te
schakelen.
< Pijl-omhoog > of <
Pijl-omlaag >
< Pijl naar links> of <
Pijl naar rechts>
– of +Waarde van huidig item
< Enter >Selecteer het submenu
< F9 >Standaardwaarden voor
< F10 >Huidige
Selecteer een item om
weer te geven.
Selecteer een menu om
weer te geven.
wijzigen.
of voer opdracht uit.
instellingen laden.
configuratiewaarden
opslaan en System
Setup (Systeem-setup)
afsluiten.
OPMERKING: Als het voedingslampje niet gaat branden, is de voeding defect.
Terug naar inhoudsopgave
Voedingslampje
Het lampje van de voeding gaat branden door een signaal in de voeding dat Power_Good (PG) heet.
Wanneer de rails van +3,3 V, +5 V en +12 V zijn geplaatst en binnen de specificaties vallen, dan wordt
het PG-signaal ingeschakeld en gaat het zelftestlampje branden. Door het kabelharnas te verwijderen van
eenheden waarvoor deze test is mislukt, kan de klant of monteur de oorzaak van de fout isoleren tot een
aangesloten apparaat van de voeding.
compu
ter is
uitges
chakel
d of
krijgt
geen
stroo
m.
Steek het
netsnoer
weer in de
hiervoor
bestemde
aansluiting
aan de
achterkant
van de
computer en
het
stopcontact.
Als de
computer is
aangesloten
op een
stekkerdoos,
gaat u na of
de
stekkerdoos
is
aangesloten
op een
stopcontact
en of de
stekkerdoos
is
ingeschakeld
. Gebruik
geen
stroomonder
brekers,
stekkerdoze
n en
verlengkabel
s, zodat u
kunt
controleren
of de
computer
correct
wordt
ingeschakeld
.
Controleer
de
stroomvoorzi
ening van
het
stopcontact
door er een
ander
apparaat,
zoals een
lamp, op
aan te
sluiten.
Druk op de
aan-uitknop
om het
systeem uit
de standby-
Page 95
Aan-uitlampjes
modus te
OPMERKING:
Als het
systeem niet
goed is
afgesloten,
moet u de
stroomkabel
verwijderen en
weer
terugplaatsen.
Schakel
vervolgens het
systeem in.
Doet u dit
niet, dan ziet
u een onjuiste
status van het
stroomlampje.
by of
dit is
een
systee
mfout,
inclusi
ef de
voedin
g.
Alleen
de +5
VSBrail op
de
voedin
g
werkt
correct
.
halen.
Zorg ervoor
dat alle
stroomkabel
s goed op
het
moederbord
zijn
aangesloten.
Controleer of
de
stroomkabel
en de kabel
van het
bedieningspa
neel goed
zijn
aangesloten
op het
moederbord.
Het
systee
m is
volledi
g
functio
neel
en
ingesc
hakeld
.
Als de computer
niet reageerd, doet
u het volgende:
Ga na of het
beeldscherm
is
aangesloten
en of het
aan staat.
Als het
beeldscherm
is
aangesloten
en aan
staat, moet
u luisteren
of u een
pieptoon
hoort.
Page 96
Pieptooncodes
Terug naar inhoudsopgave
Pieptooncodes
Het systeem kan een reeks pieptonen afgeven tijdens het opstarten als het beeldscherm geen fouten of
problemen kan weergeven. Deze reeks pieptonen, die pieptooncodes wordt genoemd, geven verschillende
problemen aan.
1. 3 betekent 3-3-3-3... dat wil zeggen 3 piepjes en 3 piepjes en...: een .eindeloze lus totdat de
gebruiker de aan-uitknop indrukt om het systeem af te sluiten.
2. De vertraging tussen elk piepje is 300 ms; de vertraging tussen elke reeks piepjes is 3 sec; het
piepje zelf duurt 300 ms.
3. Na elk piepje en elke reeks piepjes, moet het BIOS waarnemen of de bruiker de aan-uitknop
indrukt, en als dit het geval is, verlaat het BIOS de lus en wordt het normale afsluitproces
uitgevoerd en het systeem ingeschakeld.
Status
van het
aan-
uitledlampje
PieptoonBeschrijving Foutdekking
1BIOS ROM-
checksum
bezig of
mislukt.
BIOS-chip
2Geen RAM
gedetecteerd
3
Chipset
fout
(North
and
South
Bridge
Chipset
,
DMA/I
MR/Tim
er
Error
voor
Intel
platfor
m);
Chipset
fout
BAD COMMAND OR FILE
NAME (Onjuiste
opdracht of
bestandsnaam)
CACHE DISABLED DUE
TO FAILURE (Cache
uitgeschakeld wegens
fout)
CD DRIVE CONTROLLER
FAILURE (Fout in
controller van cdstation)
DATA ERROR
(Gegevensfout)
De touchpad of externe
muis is mogelijk defect.
Controleer bij een
externe muis de
kabelaansluiting.
Schakel in de optie
Pointing Device
(aanwijsapparaat) in in
het System Setupprogramma.
Controleer of u de
opdracht correct hebt
gespeld, spaties op de
juiste plaats hebt gezet
en de correct padnaam
hebt gebruikt.
Er is een fout
opgetreden in de
primaire cache van de
microprocessor. Neem
contact op met Dell.
Het cd-station reageert
niet meer op opdrachten
van de computer.
De gegevens kunnen
niet door de harde schijf
worden gelezen.
DECREASING
AVAILABLE MEMORY
(Een reductie van het
beschikbaar geheugen)
DISK C: FAILED
INITIALIZATION
(Initialisatie schijf C:
mislukt)
DRIVE NOT READY
(Station niet gereed)
ERROR READING
PCMCIA CARD (Fout bij
lezen van PCMCIAkaart)
EXTENDED MEMORY
SIZE HAS CHANGED
(Hoeveelheid uitgebreid
geheugen is gewijzigd)
Een of meer
geheugenmodules zijn
defect of zitten niet goed
vast. Plaats de
geheugenmodules
opnieuw en vervang ze
indien nodig.
De vaste schijf kon niet
worden geïnitialiseerd.
Voer de vaste-schijftests
uit in Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek).
Er moet een vaste schijf
in het compartiment
zitten om verder te
kunnen gaan. Monteer
een vaste schijf in het
vasteschijfcompartiment.
De ExpressCard wordt
niet door de computer
herkend. Verwijder de
kaart en plaats deze
opnieuw of plaats een
andere kaart.
De hoeveelheid
geheugen die in het
niet-vluchtige geheugen
(NVRAM) is vastgelegd,
de hoeveelheid
geheugen die in de
computer is
geïnstalleerd. Start de
computer opnieuw op.
Als de fout opnieuw
optreedt, moet u contact
opnemen met Del.
THE FILE BEING COPIED
IS TOO LARGE FOR THE
DESTINATION DRIVE
(Het bestand dat wordt
gekopieerd, is te groot
voor het doelstation)
A FILENAME CANNOT
CONTAIN ANY OF THE
FOLLOWING
CHARACTERS: \ / : * ? "
< > | - (Een
bestandsnaam kan niet
de volgende tekens
bevatten: \ / : * ? " < >
| -)
Fout in poort A20Mogelijk zit er een
GENERAL FAILURE
(Algemene fout)
Het bestand dat u wilt
kopiëren, is te groot om
op de schijf te passen of
de schijf is vol. Probeer
het bestand naar een
andere schijf te kopiëren
of gebruik een schijf met
een grotere capaciteit.
Gebruik deze tekens niet
in bestandsnamen.
geheugenmodule los.
Plaats de
geheugenmodules
opnieuw en vervang ze
indien nodig.
Het besturingssysteem
kan de opdracht niet
uitvoeren. Dit bericht
wordt gewoonlijk
gevolgd door specifieke
informatie, zoals Papier
is op. Voer de juiste
actie uit.
HARD-DISK DRIVE
CONTROLLER FAILURE 0
(Fout in controller vasteschijfstation 0)
De computer herkent
het stationstype niet.
Schakel de computer uit,
verwijder de vaste schijf
en start de computer op
vanaf een cd. Schakel
daarna de computer
weer uit, plaats de harde
schijf terug en start de
computer opnieuw op.
Voer de vaste-schijftests
uit in Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek).
De vaste schijf reageert
niet meer op opdrachten
van de computer.
Schakel de computer uit,
verwijder de vaste schijf
en start de computer op
vanaf een cd. Schakel
daarna de computer
weer uit, plaats de harde
schijf terug en start de
computer opnieuw op.
Als het probleem
De vaste schijf reageert
niet meer op opdrachten
van de computer.
Schakel de computer uit,
verwijder de vaste schijf
en start de computer op
vanaf een cd. Schakel
daarna de computer
weer uit, plaats de harde
schijf terug en start de
computer opnieuw op.
Als het probleem
aanhoudt, probeert u
een ander station. Voer
de vaste-schijftests uit
in Dell Diagnostics (Delldiagnostiek).
Mogelijk is de vaste
schijf defect. Schakel de
computer uit, verwijder
de vaste schijf en start
de computer op vanaf
een cd. Schakel daarna
de computer weer uit,
plaats de harde schijf
terug en start de
computer opnieuw op.
Als het probleem
aanhoudt, probeert u
een ander station. Voer
de vaste-schijftests uit
in Dell Diagnostics (Delldiagnostiek).
INSERT BOOTABLE
MEDIA (Plaats een
opstartbaar medium)
INVALID
CONFIGURATION
INFORMATION-PLEASE
RUN SYSTEM SETUP
PROGRAM (Ongeldige
configuratiegegevens voer System Setupprogramma uit)
KEYBOARD CLOCK LINE
FAILURE (Fout in
controller van cdstation)
Het besturingssysteem
probeert op te starten
van een niet-opstartbaar
medium, zoals een
diskette of cd. Insert
bootable media (Plaats
een opstartbaar
medium)
De
systeemconfiguratiegege
vens komen niet
overeen met de
hardwareconfiguratie.
De grootste kans dat dit
bericht wordt
weergegeven, is na het
plaatsen van een
geheugenmodule.
Corrigeer de van
toepassing zijnde opties
in het System Setupprogramma.
Controleer bij een extern
toetsenbord de
kabelaansluiting. Voer
de
toetsenbordcontrollertest
uit in Dell Diagnostics