Plaats de clip-on-spoel (1) samen met de O-ring
(2) over de kernbuis van de afsluiter (3) op de
compressor.
Demontage olie-injectieregelaar
De compressor mag uitsluitend worden gebruikt
voor het doel c.q. de doelen waarvoor deze is ontworpen en binnen het gestelde toepassingsbereik
(zie ‘Bedrijfslimieten’).
Raadpleeg de Toepassingsrichtlijnen en het datablad die beschikbaar zijn op http://cc.danfoss.com
1
Bevestig de connector (4) op de spoel met
behulp van de bijgeleverde accessoires (5) en (6).
Verwijder de clip-on-spoel met behulp van een
schroevendraaier.
Onder alle omstandigheden moet
worden voldaan aan de
vereisten van EN 378 (of
andere geldende lokale
veiligheidsvoorschriften).
De compressor wordt geleverd
onder stikstofgasdruk (tussen
0,3 en 0,7 bar) en kan daarom
niet zonder meer worden aangesloten; zie de sectie ‘montage’
voor meer informatie.
220V
2 A max
Bedraad de connector zoals aangegeven.
De compressor moet voorzichtig worden gehanteerd
en in volledig verticale
positie worden gehouden
(maximale afwijking van
het verticale vlak: 15°).
RELAY
2
CDS302
Instructies
Basisaansluitingen
- Afhankelijk van de toegepaste frequentieomvormer kan de fysieke positie van de afzonderlijke connectoren afwijken van onderstaand schema.
- Zorg er altijd voor dat de compressorklemmen T1, T2, T3 respectievelijk op de klemmen
96, 97, 98 van de frequentieomvormer zijn
aangesloten.
L191L1W98T3
L292L2V97T2
L393L3U96T1
95PEPE99
39 39 Ana out COM
42 42 Ana out +
50 50 Ana in +10 VNC03
53 53 Ana in 0 ± 10 VNO02
54 54 Ana in 0 ± 10 VCOM01
55 55 Ana in COM
12 12 +24VCOM04
13 13 +24V
18 18 Dig in
19 19 Dig in
27 27 Dig in/out
29 29 Dig in/out
32 32 Dig inN- RS485 69 69
33 33 Dig inP+ RS485 68 68
20 20 Dig in COMCOM RS485 61 61
37 37 Dig in
- De kabel van de compressormotor moet zijn
afgeschermd en de afscherming moet aan
beide uiteinden worden aangesloten op aarde: aan de kant van de compressor en aan de
kant van de frequentieomvormer.
- Gebruik een EMC-wartelmoer voor installatie
van de kabel en voor een perfecte aarding.
De metalen aansluitdoos van de compressor
1
RELAY
NC06
NO05
heeft een lakvrij oppervlak rondom de aansluitopening voor een betere geleiding.
- Het gebruik van een lagedrukpressostaat
is verplicht om werking onder vacuüm te
voorkomen.
- Controleer bij het opstarten of de compressor
in de juiste richting draait en pompt.
95:AardeXX
39, 42Analoge uitgang-50:Analoge ingang-53:PLC + (0 tot 10 V)X54:Sensor --X
55:PLC -X12:HD/LD-schakelaarXX
12:Externe Aan/Uit (NO)XX
13:Standaard met brug naar 37XX
13:Sensor +-X
18:Externe Aan/Uit (NO)XX
19:Digitale ingang-27:
HD/LD-pressostaat NC)/veiligheidsvoorziening
XX
29:Digitale ingang/uitgang-32, 33Digitale ingang-20:Digitale ingang gemeenschappelijk-37:Standaard met brug naar 13XX
98:Naar compressorklem T3XX
97:Naar compressorklem T2XX
96:Naar compressorklem T1XX
99:Naar aardaansluiting van compressorXX
02, 01:Relais 1 naar olieinjectieregelaarXX
06, 05, 04: Relais 2-69, 68:RS 485-bus-61:RS 485-bus gemeenschappelijk--
- Optionele aansluiting X : Verplichte aansluiting
De CDS302 frequentieomvormer is in de fabriek
standaard geprogrammeerd voor een externe
regeling. U kunt een interne regeling instellen
door parameters in het ‘Snelmenu’ te wijzigen.
Externe regeling:
Regeling op basis van 0 – 10 V
Frequentieomvormer in slavemodus
Interne regeling:
Regeling op basis van 4 – 20 mA
Frequentieomvormer werkt met eigen
PID-regelaar
Deze instructies hebben betrekking op de VSH
scrollcompressoren met variabel toerental voor
airconditioningsystemen. Ze bevatten de benodigde informatie over een juist en veilig gebruik
van dit product.
2 – Hantering en opslag
• Ga voorzichtig met de compressor om.
Gebruik de hiervoor bedoelde handgrepen in
de verpakking. Maak gebruik van het hijsoog
van de compressor en gebruik relevante en
veilige hijsapparatuur.
• Houd de compressor bij transport en opslag
rechtop.
• Sla de compressor op bij een temperatuur
tussen -35 en 55 °C.
• Stel de compressor en de verpakking niet bloot
aan regen of een corroderende omgeving.
3 – Veiligheidsmaatregelen voorafgaand aan
montage
Gebruik de compressor nooit in een brandge-
vaarlijke omgeving.
• De omgevingstemperatuur van de compressor in ruststand mag niet hoger zijn dan
50 °C.
• Plaats de compressor op een horizontale,
vlakke ondergrond met een maximale helling
van 3°.
• De voedingsspanning van de compressor
kan uitsluitend worden geleverd door een
frequentieomvormer. Zorg ervoor dat de frequentie omvormer specifiek geschikt is voor
de compressor (vermogensklasse en spanning: ingang & uitgang). Parameter 1.13 voor
de frequentieomvormer vermeldt de mogelijke combinaties van compressoren, frequentieomvormers en koudemiddelen.
• Gebruik bij de installatie van een VSH gereedschap dat uitsluitend wordt gebruikt voor
HFK-koudemiddelen en nog nooit is gebruikt
voor CFK-koudemiddelen.
• Gebruik schone en droge koperleidingen die
geschikt zijn voor koeltoepassingen, en soldeermateriaal met zilverlegering.
• Gebruik schone en droge systeemcomponenten.
• De leidingen die worden aangesloten op de
compressor moeten flexibel zijn in drie richtingen, om trillingen te dempen.
• Zorg ervoor dat de installatie is uitgerust met
veiligheidscomponenten voor hoge druk
(bijv. pressostaat, overdrukventiel) om het
barsten van drukhoudende componenten te
voorkomen.
4 – Montage
• Laat de beschermende stikstofvulling langzaam vrijkomen via het Schräderventiel.
• Sluit de compressor zo snel mogelijk aan op
het systeem om vervuiling van de olie door
omgevingsvocht te voorkomen.
• Voorkom dat materiaal in het systeem
terechtkomt bij het snijden van de leidingen.
Boor nooit gaten op plaatsen waar bramen
niet kunnen worden verwijderd.
• Wees uiterst voorzichtig bij het solderen en
maak gebruik van geavanceerde technieken;
blaas de leiding door met stikstofgas.
• Sluit de vereiste veiligheids- en regelapparatuur aan. Verwijder het interne ventieltje wanneer het Schräderventiel voor dit doel wordt
gebruikt.
5 – Lekdetectie
Breng het circuit nooit onder druk met zuur-
stof of droge lucht. Dit kan brand of een explosie
veroorzaken.
•
Gebruik geen kleurstof om lekken op te sporen.
• Voer een lekdetectietest uit op het gehele
systeem.
• De testdruk aan de lagedrukzijde mag niet
hoger zijn dan 30 bar.
• Wanneer een lek wordt ontdekt, moet het lek
worden gerepareerd en de lektest opnieuw
worden uitgevoerd.
6 – Vacumeren
• Gebruik de compressor nooit om het systeem
te vacumeren.
• Sluit een vacuümpomp aan op zowel de lageals hogedrukzijde.
• Vacumeer het systeem tot een absolute druk
van 500 µm Hg (0,67 mbar).
• Gebruik geen megohmmeter en zet geen
spanning op de compressor terwijl deze onder vacuüm staat, omdat dit interne beschadigingen kan veroorzaken.
7 – Elektrische aansluitingen
• Schakel het toestel uit en isoleer de hoofdvoeding. Zie de vorige pagina voor bedradingsinformatie.
• De compressor wordt door de frequentieomvormer beveiligd tegen overstroom. Volg de
lokale voorschriften op voor het beschermen
van de voedingskabel. De compressor moet
zijn aangesloten op aarde.
• Alle elektrische componenten moeten worden geselecteerd conform de lokale voorschriften en compressoreisen.
• Raadpleeg de tekeningen voor typische
bedradingsaansluitingen en bestudeer het
speciale bedradingsschema dat bij de frequentieomvormer wordt geleverd. Zie de
toepassingsrichtlijnen voor meer informatie.
• Volg de installatie-instructies voor de frequentieomvormer nauwkeurig op.
- : het basisframe van de frequentieom-
vormer moet zeer stevig aan de steun
worden vastgemaakt om voor een goede
geleiding te zorgen tussen het aardpotentiaal van alle elektrische panelen en de
aansluitdozen van het systeem.
- Bedrading: alle stuurdraden moeten zijn
voorzien van afscherming. Ook de voedingskabel voor de elektromotor moet
zijn afgeschermd. Een juiste aarding van
de afschermingskap moet worden uitgevoerd met behulp van de aangegeven
methode op de tekeningen: deze moet
telkens aan beide kabeluiteinden worden
geaard. Voor de stuurkabels en motorvoedingskabels moeten afzonderlijke kabelgoten worden gebruikt.
• De frequentieomvormer voorziet in directe
motorbeveiliging en de parameters zijn in de
fabriek zodanig ingesteld dat de motor wordt
beschermd tegen alle mogelijke stroomfouten. Een externe overbelastingsbeveiliging is
niet nodig.
• Stel de parameters van de frequentieomvormer in overeenkomstig de aanbevelingen
van Danfoss voor de CDS302 frequentieomvormer en de VSH compressor met variabel
toerental.
8 – Vullen van het systeem
• Zorg dat de compressor uitgeschakeld is.
• Voeg het koudemiddel in vloeibare vorm toe
aan de uitlaatzijde van de condensor of het
vloeistofreservoir. De vulling moet de nominale systeemvulling zo dicht mogelijk benaderen om werking bij lage druk en extreme
oververhitting te voorkomen.
Compressor
VSH0885.9
VSH1177.9
VSH17013.5
Boven deze grens moet de compressor wor-
Max. toegestane koudemid-
delinhoud (kg))
den beschermd tegen terugvloeien van de
vloeistof door middel van een pumpdowncyclus niet lager dan 2,3 bar (g) of een vloeistofafscheider.
• Laat de vulcilinder nooit aangesloten op het
circuit, om overvullen te voorkomen.
9 – Controle voor inbedrijfstelling
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een vei-
ligheidspressostaat en mechanische ontlastklep
in overeenstemming met zowel algemeen als
lokaal geldende voorschriften en veiligheidsnormen. Controleer of de apparatuur werkt en
goed is ingesteld.
Controleer of de instellingen van de hoge-
drukpressostaten en ontlastkleppen de maximale werkdruk van de aanwezige systeemcomponenten niet overschrijden.
• Het gebruik van een lagedrukpressostaat is
verplicht om werking onder vacuüm te voorkomen. Minimale instelling 1,5 bar (g).
• Controleer of alle elektrische aansluitingen
goed zijn bevestigd overeenkomstig de lokale voorschriften.
• Een carterverwarming is niet vereist. Deze
functie is ingebouwd in de CDS302, die voorziet in een gekalibreerde DC-stroom tijdens
de ruststand om de elektromotor te verwarmen. De CDS302 moet minimaal 12 uur
voor de allereerste inschakeling of de eerste
inschakeling na langdurige stilstand onder
spanning worden gebracht.
• We raden ten zeerste aan om de frequentieomvormer na de inbedrijfstelling altijd onder
spanning te houden.
10 – Opstarten
• Alle serviceafsluiters moeten in geopende positie staan.
• Breng de druk aan de hoge- en lagedrukzijde
met elkaar in balans.
• Breng de compressor onder spanning welke
meteen zal starten.
• Als de compressor niet start, moet u controleren of de compressor is aangesloten op de
frequentieomvormer; controleer de aansluiting van de voedingskabels. Als bij deze controle geen abnormale zaken worden ontdekt,
moet u de motorwikkelingen controleren met
behulp van een ohmmeter.
• Controleer het bedieningspaneel van de frequentieomvormer: als er een alarm wordt
weergegeven, moet u de bedrading controleren en met name de polariteit van de stuurkabels. Raadpleeg de toepassingshandleiding
van de frequentieomvormer wanneer er een
alarm wordt weergegeven. Controleer met
name de combinatie van compressor, frequentieomvormer en koudemiddel.
• Controleer het stroomverbruik en de spanningsniveaus op het net. De waarden voor
de elektromotor van de compressor kunnen
rechtstreeks worden weergegeven op het bedieningspaneel van de frequentieomvormer.
• De optimale oververhitting in de zuigleiding van de compressor is ongeveer 6 K.
De maximaal toegestane oververhitting
bedraagt 30 K.
11 – Controle van compressor in bedrijf
• Controleer het stroomverbruik en de spanning.
• Controleer op oververhitting in de zuigleiding om de kans op aanzuigen van vloeistof
te beperken.
• Houd het oliepeil bij het starten en tijdens bedrijf in de gaten om te controleren of het oliepeil
zichtbaar blijft. Overmatig schuim in het kijkglas
is een indicatie van koudemiddel in het carter.
• Houd het oliepeil via het kijkglas gedurende 1
uur in de gaten om zeker te zijn van een goede olieterugvoer naar de compressor. Deze
oliecontrole moet over het gehele frequentiebereik worden uitgevoerd om te zorgen
voor:
een goede olieterugvoer bij lage snelhe-
-
den met een minimale snelheid van het
gas.
een goed oliebeheer bij hoge snelheden
-
met een maximale olieuitstoot.
• Overschrijd de bedrijfslimieten niet.
• Controleer alle leidingen op abnormale trillingen. Bij bewegingen van meer dan 1,5 mm
zijn corrigerende maatregelen nodig zoals
leidingbeugels.
• Indien nodig kan extra koudemiddel in vloeibare vorm worden toegevoegd aan de lagedrukzijde, zo ver mogelijk van de compressor
verwijdert. De compressor moet tijdens deze
procedure in bedrijf zijn.
• Voorkom overvullen van het systeem.
• Laat het koudemiddel nooit vrijkomen in de
atmosfeer.
• Voer een algemene installatiecontrole uit
ten aanzien van een schone werking, geluid
en lekdetectie voordat u de installatielocatie
verlaat.
• Noteer het type en de hoeveelheid koudemiddelvulling en de bedrijfsomstandigheden
als referentie voor toekomstige inspecties.
• Compressor bouwt geen druk op: controleer
alle omloopkleppen in het systeem om er zeker van te zijn dat geen van deze is geopend.
Controleer ook of alle magneetventielen zich
in de juiste positie bevinden.
• Abnormaal geluid tijdens bedrijf: verzeker u
ervan dat er geen vloeistof terugvloeit naar
de compressor door de oververhitting van
het retourgas en door de cartertemperatuur
van de compressor te meten. De cartertemperatuur moet minimaal 6 K hoger zijn dan de
verzadigde aanzuigtemperatuur bij normale
bedrijfscondities.
• De hogedrukschakelaar schakelt uit: controleer de condensorwerking (schone condensor, ventilatorwerking, waterhoeveelheid en
waterregelventiel, waterfilter, enz.). Als deze
punten allemaal in orde zijn, wordt het probleem mogelijk veroorzaakt door overvulling
van het koudemiddel of de aanwezigheid
van niet-condenseerbare gassen (bijv. lucht,
vocht) in het circuit.
• De lagedrukpressostaat schakelt uit: controleer de verdamperwerking (schoon verdamperblok, ventilatorwerking, waterhoeveelheid, waterfilter, enz.), stroming van het
vloeibare koudemiddel en drukvallen (magneetventiel, expansieventiel, enz.), koudemiddelvulling.
• Onvoldoende koudemiddelvulling: de juiste
koudemiddelvulling is te bepalen via het
vloeistofkijkglas, de delta T van de condensor
ten opzichte van de druktabellen voor het
koudemiddel (druk-temperatuur), de oververhitting en de onderkoeling, enz. (raadpleeg sectie 8 indien extra vulling noodzake-
lijk wordt geacht).
• De compressor pendelt: het aantal cycli mag
nooit hoger zijn dan 12 starts per uur.
12 – Onderhoud
De interne druk en de oppervlaktetempera-
tuur zijn gevaarlijk en kunnen permanent letsel
veroorzaken. Onderhoudstechnici en installateurs moeten beschikken over de relevante
vaardigheden en gereedschappen. De temperatuur van de leiding en de buitenmantel van de
compressor kan oplopen tot boven de 100 °C en
dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Zorg ervoor dat periodieke onderhoudsin-
specties worden uitgevoerd om de betrouwbaarheid van het systeem te waarborgen en om
te voldoen aan de lokale voorschriften.
Om systeemgerelateerde problemen met de
compressor te voorkomen, wordt het volgende schema voor preventief onderhoud
aanbevolen.
• Controleer of de veiligheidsapparatuur werkt
en goed is ingesteld.
• Controleer of het systeem lekvrij is.
• Controleer het stroomverbruik van de
compressor.
• Controleer of het systeem werkt in overeenstemming met eerdere onderhoudsrapporten en omgevingscondities.
• Controleer of alle elektrische aansluitingen
nog steeds goed vastzitten.
• Houd de compressor schoon en controleer
op roest en oxidatie op het compressorhuis,
leidingen en elektrische aansluitingen.
• Controleer de interne temperatuur van de
frequentieomvormer op het display en de
koelluchtstroming.
• Fouten worden opgeslagen in het geheugen van de frequentieomvormer en kunnen
worden weergegeven. Dit kan helpen om de
parameters van de frequentieomvormer
of van het systeem zelf te evalueren en te
verbeteren.
13 – Garantie
Bij het indienen van een garantieclaim dient u
altijd het modelnummer en het serienummer
van het betreffende product te vermelden.
Gebruik het foutgeheugen van de frequentieomvormer om de foutmeldingen op te halen
voordat u het systeem initialiseert of de spanning afschakelt.
De productgarantie kan komen te vervallen in
de volgende gevallen:
• Afwezigheid van een typeplaatje.
• Externe modificaties, met name afgebroken poten of sporen van boren, solderen en
schokken.
• Compressor die is opengemaakt of niet verzegeld wordt teruggestuurd.
• Aanwezigheid van roest, water of lekdetectiekleurstof in de compressor.
• Gebruik van een koelmiddel of smeermiddel
dat niet is goedgekeurd door Danfoss.
• Enige afwijking van de aanbevolen instructies met betrekking tot installatie, toepassing
of onderhoud.
• Gebruik in mobiele toepassingen.
• Gebruik in explosieve omgevingen.
• Het ontbreken van een modelnummer of
serienummer bij de garantieclaim.
14 – Afvoeren
Danfoss raadt aan om compressoren, frequen
tieomvormers en compressorolie te laten recyclen door een gespecialiseerd
bedrijf.
Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor eventuele fouten in catalogi, brochures of andere gedrukte materialen. Danfoss behoudt zich het recht voor om producten zonder vooraankondiging te wijzigen. Dit geldt ook voor producten die al besteld zijn, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen mogelijk zijn zonder verdere aanpassingen op specificaties die al zijn overeengekomen.
Alle handelsmerken in deze brochure zijn het eigendom van de betreffende bedrijven. Danfoss en het Danfoss-logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S. Alle rechten voorbehouden.