Danfoss VzH170AGANA Installation guide [nl]

Instructies
VSH compressoren
A
B
C
D E
F
G
Regelafsluiter voor olie-
injectie
Complete regelaar voor olie-injectie
3 2 1
A: Modelnummer B: Serienummer C: Koudemiddel D: Voedingsspanning & Locked rotor current
70
65
60
55
50
45
(°C)
C
T
40
35
30
25
20
15
-30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20
4
SH=6K
50 - 90 Hz
5 6
E: Werkdruk behuizing F: Olievulling af fabriek G: Compressorfrequentie & Max. uitschakel-
stroom
R410A
50 - 90 Hz
30 - 90 Hz
T0 (°C)
Plaats de clip-on-spoel (1) samen met de O-ring (2) over de kernbuis van de afsluiter (3) op de compressor.
Demontage olie-injectieregelaar
De compressor mag uitsluitend worden gebruikt voor het doel c.q. de doelen waarvoor deze is ont­worpen en binnen het gestelde toepassingsbereik (zie ‘Bedrijfslimieten’). Raadpleeg de Toepassingsrichtlijnen en het data­blad die beschikbaar zijn op http://cc.danfoss.com
1
Bevestig de connector (4) op de spoel met behulp van de bijgeleverde accessoires (5) en (6).
Verwijder de clip-on-spoel met behulp van een schroevendraaier.
Onder alle om­standigheden moet worden voldaan aan de vereisten van EN 378 (of andere geldende lokale veiligheidsvoorschriften).
FRCC.EI.005.A3.10 © Danfoss Commercial Compressors 09/10
De compressor wordt geleverd onder stikstofgasdruk (tussen 0,3 en 0,7 bar) en kan daarom niet zonder meer worden aan­gesloten; zie de sectie ‘montage’ voor meer informatie.
220V
2 A max
Bedraad de connector zoals aangegeven.
De compressor moet voor­zichtig worden gehanteerd en in volledig verticale positie worden gehouden (maximale afwijking van het verticale vlak: 15°).
RELAY
2
CDS302
Instructies
Basisaansluitingen
- Afhankelijk van de toegepaste frequentie­omvormer kan de fysieke positie van de af­zonderlijke connectoren afwijken van onder­staand schema.
- Zorg er altijd voor dat de compressorklem­men T1, T2, T3 respectievelijk op de klemmen 96, 97, 98 van de frequentieomvormer zijn aangesloten.
L1 91 L1 W 98 T3
L2 92 L2 V 97 T2
L3 93 L3 U 96 T1
95 PE PE 99
39 39 Ana out COM
42 42 Ana out +
50 50 Ana in +10 V NC 03
53 53 Ana in 0 ± 10 V NO 02
54 54 Ana in 0 ± 10 V COM 01
55 55 Ana in COM
12 12 +24V COM 04
13 13 +24V
18 18 Dig in
19 19 Dig in
27 27 Dig in/out
29 29 Dig in/out
32 32 Dig in N- RS485 69 69
33 33 Dig in P+ RS485 68 68
20 20 Dig in COM COM RS485 61 61
37 37 Dig in
- De kabel van de compressormotor moet zijn afgeschermd en de afscherming moet aan beide uiteinden worden aangesloten op aar­de: aan de kant van de compressor en aan de kant van de frequentieomvormer.
- Gebruik een EMC-wartelmoer voor installatie van de kabel en voor een perfecte aarding. De metalen aansluitdoos van de compressor
1
RELAY
NC 06
NO 05
heeft een lakvrij oppervlak rondom de aan­sluitopening voor een betere geleiding.
- Het gebruik van een lagedrukpressostaat
is verplicht om werking onder vacuüm te voorkomen.
- Controleer bij het opstarten of de compressor in de juiste richting draait en pompt.
Legenda:
Ana: Analoog Dig: Digitaal in: Ingang out: Uitgang COM: Gemeenschappelijk NC: Normaal gesloten NO: Normaal open
230 V
2 A max
91, 92, 93: 3-fasen netingang X X
Externe regeling Interne regeling
95: Aarde X X 39, 42 Analoge uitgang - ­50: Analoge ingang - ­53: PLC + (0 tot 10 V) X ­54: Sensor - - X 55: PLC - X ­12: HD/LD-schakelaar X X 12: Externe Aan/Uit (NO) X X 13: Standaard met brug naar 37 X X 13: Sensor + - X 18: Externe Aan/Uit (NO) X X 19: Digitale ingang - ­27:
HD/LD-pressostaat NC)/veiligheidsvoorziening
X X 29: Digitale ingang/uitgang - ­32, 33 Digitale ingang - ­20: Digitale ingang gemeenschappelijk - ­37: Standaard met brug naar 13 X X 98: Naar compressorklem T3 X X 97: Naar compressorklem T2 X X 96: Naar compressorklem T1 X X 99: Naar aardaansluiting van compressor X X 02, 01: Relais 1 naar olieinjectieregelaar X X 06, 05, 04: Relais 2 - ­69, 68: RS 485-bus - ­61: RS 485-bus gemeenschappelijk - -
- Optionele aansluiting X : Verplichte aansluiting
De CDS302 frequentieomvormer is in de fabriek standaard geprogrammeerd voor een externe regeling. U kunt een interne regeling instellen door parameters in het ‘Snelmenu’ te wijzigen.
Externe regeling:
Regeling op basis van 0 – 10 V Frequentieomvormer in slavemodus
Interne regeling:
Regeling op basis van 4 – 20 mA Frequentieomvormer werkt met eigen PID-regelaar
2
FRCC.EI.005.A3.10 © Danfoss Commercial Compressors 09/10
Instructies
1 – Inleiding
Deze instructies hebben betrekking op de VSH scrollcompressoren met variabel toerental voor airconditioningsystemen. Ze bevatten de beno­digde informatie over een juist en veilig gebruik van dit product.
2 – Hantering en opslag
• Ga voorzichtig met de compressor om. Gebruik de hiervoor bedoelde handgrepen in de verpakking. Maak gebruik van het hijsoog van de compressor en gebruik relevante en veilige hijsapparatuur.
• Houd de compressor bij transport en opslag rechtop.
• Sla de compressor op bij een temperatuur tussen -35 en 55 °C.
• Stel de compressor en de verpakking niet bloot aan regen of een corroderende omgeving.
3 – Veiligheidsmaatregelen voorafgaand aan montage
Gebruik de compressor nooit in een brandge-
vaarlijke omgeving.
• De omgevingstemperatuur van de compres­sor in ruststand mag niet hoger zijn dan 50 °C.
• Plaats de compressor op een horizontale, vlakke ondergrond met een maximale helling van 3°.
• De voedingsspanning van de compressor kan uitsluitend worden geleverd door een frequentieomvormer. Zorg ervoor dat de fre­quentie omvormer specifiek geschikt is voor de compressor (vermogensklasse en span­ning: ingang & uitgang). Parameter 1.13 voor de frequentieomvormer vermeldt de moge­lijke combinaties van compressoren, frequen­tieomvormers en koudemiddelen.
• Gebruik bij de installatie van een VSH gereed­schap dat uitsluitend wordt gebruikt voor HFK-koudemiddelen en nog nooit is gebruikt voor CFK-koudemiddelen.
• Gebruik schone en droge koperleidingen die geschikt zijn voor koeltoepassingen, en sol­deermateriaal met zilverlegering.
• Gebruik schone en droge systeemcomponen­ten.
• De leidingen die worden aangesloten op de compressor moeten flexibel zijn in drie rich­tingen, om trillingen te dempen.
• Zorg ervoor dat de installatie is uitgerust met veiligheidscomponenten voor hoge druk (bijv. pressostaat, overdrukventiel) om het barsten van drukhoudende componenten te voorkomen.
4 – Montage
• Laat de beschermende stikstofvulling lang­zaam vrijkomen via het Schräderventiel.
• Sluit de compressor zo snel mogelijk aan op het systeem om vervuiling van de olie door omgevingsvocht te voorkomen.
• Voorkom dat materiaal in het systeem terechtkomt bij het snijden van de leidingen. Boor nooit gaten op plaatsen waar bramen niet kunnen worden verwijderd.
• Wees uiterst voorzichtig bij het solderen en maak gebruik van geavanceerde technieken; blaas de leiding door met stikstofgas.
• Sluit de vereiste veiligheids- en regelappara­tuur aan. Verwijder het interne ventieltje wan­neer het Schräderventiel voor dit doel wordt gebruikt.
5 – Lekdetectie
Breng het circuit nooit onder druk met zuur-
stof of droge lucht. Dit kan brand of een explosie veroorzaken.
Gebruik geen kleurstof om lekken op te sporen.
• Voer een lekdetectietest uit op het gehele systeem.
• De testdruk aan de lagedrukzijde mag niet hoger zijn dan 30 bar.
• Wanneer een lek wordt ontdekt, moet het lek worden gerepareerd en de lektest opnieuw worden uitgevoerd.
6 – Vacumeren
• Gebruik de compressor nooit om het systeem te vacumeren.
• Sluit een vacuümpomp aan op zowel de lage­als hogedrukzijde.
• Vacumeer het systeem tot een absolute druk van 500 µm Hg (0,67 mbar).
• Gebruik geen megohmmeter en zet geen spanning op de compressor terwijl deze on­der vacuüm staat, omdat dit interne bescha­digingen kan veroorzaken.
7 – Elektrische aansluitingen
• Schakel het toestel uit en isoleer de hoofd­voeding. Zie de vorige pagina voor bedra­dingsinformatie.
• De compressor wordt door de frequentieom­vormer beveiligd tegen overstroom. Volg de lokale voorschriften op voor het beschermen van de voedingskabel. De compressor moet zijn aangesloten op aarde.
• Alle elektrische componenten moeten wor­den geselecteerd conform de lokale voor­schriften en compressoreisen.
• Raadpleeg de tekeningen voor typische bedradingsaansluitingen en bestudeer het speciale bedradingsschema dat bij de fre­quentieomvormer wordt geleverd. Zie de toepassingsrichtlijnen voor meer informatie.
• Volg de installatie-instructies voor de fre­quentieomvormer nauwkeurig op.
- : het basisframe van de frequentieom-
vormer moet zeer stevig aan de steun worden vastgemaakt om voor een goede geleiding te zorgen tussen het aardpoten­tiaal van alle elektrische panelen en de aansluitdozen van het systeem.
- Bedrading: alle stuurdraden moeten zijn
voorzien van afscherming. Ook de voe­dingskabel voor de elektromotor moet zijn afgeschermd. Een juiste aarding van de afschermingskap moet worden uit­gevoerd met behulp van de aangegeven methode op de tekeningen: deze moet telkens aan beide kabeluiteinden worden geaard. Voor de stuurkabels en motorvoe­dingskabels moeten afzonderlijke kabel­goten worden gebruikt.
• De frequentieomvormer voorziet in directe motorbeveiliging en de parameters zijn in de fabriek zodanig ingesteld dat de motor wordt beschermd tegen alle mogelijke stroomfou­ten. Een externe overbelastingsbeveiliging is niet nodig.
• Stel de parameters van de frequentieomvor­mer in overeenkomstig de aanbevelingen van Danfoss voor de CDS302 frequentieom­vormer en de VSH compressor met variabel toerental.
8 – Vullen van het systeem
• Zorg dat de compressor uitgeschakeld is.
• Voeg het koudemiddel in vloeibare vorm toe aan de uitlaatzijde van de condensor of het vloeistofreservoir. De vulling moet de nomi­nale systeemvulling zo dicht mogelijk bena­deren om werking bij lage druk en extreme oververhitting te voorkomen.
Compressor
VSH088 5.9 VSH117 7.9 VSH170 13.5
Boven deze grens moet de compressor wor-
Max. toegestane koudemid-
delinhoud (kg))
den beschermd tegen terugvloeien van de vloeistof door middel van een pumpdowncy­clus niet lager dan 2,3 bar (g) of een vloeistof­afscheider.
• Laat de vulcilinder nooit aangesloten op het circuit, om overvullen te voorkomen.
9 – Controle voor inbedrijfstelling
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een vei-
ligheidspressostaat en mechanische ontlastklep in overeenstemming met zowel algemeen als lokaal geldende voorschriften en veiligheids­normen. Controleer of de apparatuur werkt en goed is ingesteld.
Controleer of de instellingen van de hoge-
drukpressostaten en ontlastkleppen de maxi­male werkdruk van de aanwezige systeemcom­ponenten niet overschrijden.
• Het gebruik van een lagedrukpressostaat is verplicht om werking onder vacuüm te voor­komen. Minimale instelling 1,5 bar (g).
• Controleer of alle elektrische aansluitingen goed zijn bevestigd overeenkomstig de lo­kale voorschriften.
• Een carterverwarming is niet vereist. Deze functie is ingebouwd in de CDS302, die voor­ziet in een gekalibreerde DC-stroom tijdens de ruststand om de elektromotor te ver­warmen. De CDS302 moet minimaal 12 uur voor de allereerste inschakeling of de eerste inschakeling na langdurige stilstand onder spanning worden gebracht.
• We raden ten zeerste aan om de frequentie­omvormer na de inbedrijfstelling altijd onder spanning te houden.
10 – Opstarten
• Alle serviceafsluiters moeten in geopende po­sitie staan.
• Breng de druk aan de hoge- en lagedrukzijde met elkaar in balans.
• Breng de compressor onder spanning welke meteen zal starten.
• Als de compressor niet start, moet u contro­leren of de compressor is aangesloten op de frequentieomvormer; controleer de aanslui­ting van de voedingskabels. Als bij deze con­trole geen abnormale zaken worden ontdekt, moet u de motorwikkelingen controleren met behulp van een ohmmeter.
• Controleer het bedieningspaneel van de fre­quentieomvormer: als er een alarm wordt weergegeven, moet u de bedrading controle­ren en met name de polariteit van de stuurka­bels. Raadpleeg de toepassingshandleiding van de frequentieomvormer wanneer er een alarm wordt weergegeven. Controleer met name de combinatie van compressor, fre­quentieomvormer en koudemiddel.
• Controleer het stroomverbruik en de span­ningsniveaus op het net. De waarden voor de elektromotor van de compressor kunnen rechtstreeks worden weergegeven op het be­dieningspaneel van de frequentieomvormer.
• De optimale oververhitting in de zuiglei­ding van de compressor is ongeveer 6 K. De maximaal toegestane oververhitting bedraagt 30 K.
11 – Controle van compressor in bedrijf
• Controleer het stroomverbruik en de span­ning.
• Controleer op oververhitting in de zuiglei­ding om de kans op aanzuigen van vloeistof te beperken.
• Houd het oliepeil bij het starten en tijdens be­drijf in de gaten om te controleren of het oliepeil zichtbaar blijft. Overmatig schuim in het kijkglas is een indicatie van koudemiddel in het carter.
FRCC.EI.005.A3.10 © Danfoss Commercial Compressors 09/10 3
Instructies
• Houd het oliepeil via het kijkglas gedurende 1 uur in de gaten om zeker te zijn van een goe­de olieterugvoer naar de compressor. Deze oliecontrole moet over het gehele frequen­tiebereik worden uitgevoerd om te zorgen voor:
een goede olieterugvoer bij lage snelhe-
-
den met een minimale snelheid van het gas.
een goed oliebeheer bij hoge snelheden
-
met een maximale olieuitstoot.
• Overschrijd de bedrijfslimieten niet.
• Controleer alle leidingen op abnormale tril­lingen. Bij bewegingen van meer dan 1,5 mm zijn corrigerende maatregelen nodig zoals leidingbeugels.
• Indien nodig kan extra koudemiddel in vloei­bare vorm worden toegevoegd aan de lage­drukzijde, zo ver mogelijk van de compressor verwijdert. De compressor moet tijdens deze procedure in bedrijf zijn.
• Voorkom overvullen van het systeem.
• Laat het koudemiddel nooit vrijkomen in de atmosfeer.
• Voer een algemene installatiecontrole uit ten aanzien van een schone werking, geluid en lekdetectie voordat u de installatielocatie verlaat.
• Noteer het type en de hoeveelheid koude­middelvulling en de bedrijfsomstandigheden als referentie voor toekomstige inspecties.
• Compressor bouwt geen druk op: controleer alle omloopkleppen in het systeem om er ze­ker van te zijn dat geen van deze is geopend. Controleer ook of alle magneetventielen zich in de juiste positie bevinden.
• Abnormaal geluid tijdens bedrijf: verzeker u ervan dat er geen vloeistof terugvloeit naar de compressor door de oververhitting van het retourgas en door de cartertemperatuur van de compressor te meten. De cartertem­peratuur moet minimaal 6 K hoger zijn dan de verzadigde aanzuigtemperatuur bij normale bedrijfscondities.
• De hogedrukschakelaar schakelt uit: contro­leer de condensorwerking (schone conden­sor, ventilatorwerking, waterhoeveelheid en waterregelventiel, waterfilter, enz.). Als deze punten allemaal in orde zijn, wordt het pro­bleem mogelijk veroorzaakt door overvulling van het koudemiddel of de aanwezigheid van niet-condenseerbare gassen (bijv. lucht, vocht) in het circuit.
• De lagedrukpressostaat schakelt uit: con­troleer de verdamperwerking (schoon ver­damperblok, ventilatorwerking, waterhoe­veelheid, waterfilter, enz.), stroming van het vloeibare koudemiddel en drukvallen (mag­neetventiel, expansieventiel, enz.), koude­middelvulling.
• Onvoldoende koudemiddelvulling: de juiste koudemiddelvulling is te bepalen via het vloeistofkijkglas, de delta T van de condensor ten opzichte van de druktabellen voor het koudemiddel (druk-temperatuur), de over­verhitting en de onderkoeling, enz. (raad­pleeg sectie 8 indien extra vulling noodzake-
lijk wordt geacht).
• De compressor pendelt: het aantal cycli mag nooit hoger zijn dan 12 starts per uur.
12 – Onderhoud
De interne druk en de oppervlaktetempera-
tuur zijn gevaarlijk en kunnen permanent letsel veroorzaken. Onderhoudstechnici en instal­lateurs moeten beschikken over de relevante vaardigheden en gereedschappen. De tempera­tuur van de leiding en de buitenmantel van de compressor kan oplopen tot boven de 100 °C en dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Zorg ervoor dat periodieke onderhoudsin-
specties worden uitgevoerd om de betrouw­baarheid van het systeem te waarborgen en om te voldoen aan de lokale voorschriften.
Om systeemgerelateerde problemen met de compressor te voorkomen, wordt het vol­gende schema voor preventief onderhoud aanbevolen.
• Controleer of de veiligheidsapparatuur werkt en goed is ingesteld.
• Controleer of het systeem lekvrij is.
• Controleer het stroomverbruik van de compressor.
• Controleer of het systeem werkt in overeen­stemming met eerdere onderhoudsrappor­ten en omgevingscondities.
• Controleer of alle elektrische aansluitingen nog steeds goed vastzitten.
• Houd de compressor schoon en controleer op roest en oxidatie op het compressorhuis, leidingen en elektrische aansluitingen.
• Controleer de interne temperatuur van de frequentieomvormer op het display en de koelluchtstroming.
• Fouten worden opgeslagen in het geheu­gen van de frequentieomvormer en kunnen worden weergegeven. Dit kan helpen om de parameters van de frequentieomvormer of van het systeem zelf te evalueren en te verbeteren.
13 – Garantie
Bij het indienen van een garantieclaim dient u altijd het modelnummer en het serienummer van het betreffende product te vermelden.
Gebruik het foutgeheugen van de frequentie­omvormer om de foutmeldingen op te halen voordat u het systeem initialiseert of de span­ning afschakelt.
De productgarantie kan komen te vervallen in de volgende gevallen:
• Afwezigheid van een typeplaatje.
• Externe modificaties, met name afgebro­ken poten of sporen van boren, solderen en schokken.
• Compressor die is opengemaakt of niet ver­zegeld wordt teruggestuurd.
• Aanwezigheid van roest, water of lekdetectie­kleurstof in de compressor.
• Gebruik van een koelmiddel of smeermiddel dat niet is goedgekeurd door Danfoss.
• Enige afwijking van de aanbevolen instruc­ties met betrekking tot installatie, toepassing of onderhoud.
• Gebruik in mobiele toepassingen.
• Gebruik in explosieve omgevingen.
• Het ontbreken van een modelnummer of serienummer bij de garantieclaim.
14 – Afvoeren
Danfoss raadt aan om compressoren, frequen
tieomvormers en compressorolie te la­ten recyclen door een gespecialiseerd bedrijf.
Danfoss Commercial Compressors http://cc.danfoss.com
Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor eventuele fouten in catalogi, brochures of andere gedrukte materialen. Danfoss behoudt zich het recht voor om producten zonder vooraankon­diging te wijzigen. Dit geldt ook voor producten die al besteld zijn, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen mogelijk zijn zonder verdere aanpassingen op specificaties die al zijn overeengekomen. Alle handelsmerken in deze brochure zijn het eigendom van de betreffende bedrijven. Danfoss en het Danfoss-logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S. Alle rechten voorbehouden.
FRCC.EI.005.A3.10 - Sept. 2010 Copyright Danfoss Commercial Compressors - 09/10
Loading...