
INSTRUCTIES
15
25
35
45
55
65
75
Tc (°C)
30-90 tps
Te (°C)
-30 -20 -10 0 10 20
30-90 tps
25-100 tps
SH 6K
Hoge P/R Lage P/R
VZHCOMPRESSOREN
Montage olie-injectieregeling
3 2 1
Enkelvoudige versie
A
B
C
A: Modelnummer
B: Serienummer
C: Koelmiddel
D: Voedingsspanning naar CDS303
frequentieomvormer
Ventiel
olie-
injectieregeling
Meervoudige versie
E: Operationele druk behuizing
F: Koelmiddel voorzien door fabrikant
G: Compressorfrequentie & max.
R410A
onderbrekingsstroom
Monitor
oliepeil
D
E
F
G
Plaats de "clip on"-spoel (1) met de pakking (2)
over het ventielhuis (3) op de compressor.
4
Bevestig de connector (4) aan de spoel m.b.v.
de meegeleverde accessoires (5) en (6).
Verbind de connector zoals aangeduid en sluit
aan op CDS303 relais 1.
Demontage olie-injectieregeling
5
24 V of
220 V
Max. 2 A
6
De compressor mag uitsluitend worden
gebruikt waarvoor hij is ontworpen en binnen
het toepassingsbereik (zie "Gebruikslimieten").
Raadpleeg de toepassingsrichtlijnen en het
gegevensblad op http://cc.danfoss.com
1
De voorwaarden van EN378 (of
van andere toepasselijke lokale
veiligheidsvoorschriften) moeten
onder alle omstandigheden worden
nageleefd.
FRCC.EI.024.A1.10 © Danfoss Commercial Compressors 03/13
Uit
Verwijder de "clip on"-spoel met een schroevendraaier.
De compressor wordt geleverd met stikstofgas
onder druk (tussen 0,3 en 0,7 bar) en mag
daarom niet meteen worden aangesloten;
raadpleeg het deel "Montage" voor meer
informatie.
Ga steeds voorzichtig om
met de compressor in de
verticale positie (maximale
uitwijking van de verticale
positie: 15°)

3
1
4
2
1: Voedingskabel
2: Voedingskabel
3: Uitgangskabel
4: Niet gebruikt
Instructies
Montage oliepeilschakelaar
Installeer het optische schroefonderdeel op de
poort van de oliepeilschakelaar. (Fabrieksinstelling
voor meervoudige versie van VZH-compressor.)
Installeer het elektrische deel op het optische
deel. Zorg ervoor dat de kabeluitgang verticaal
naar beneden wijst.
Elektrische aansluitingen / Bedrading
Raadpleeg het correcte diagram dat
overeenkomt met het type voedingsspanning
voor de juiste bedrading
MODEL 24VDC
24VDC
OVDC
1
Sensor
2
3
Extern
Belasting / Relais
MODEL 24VAC
24VAC
OVAC
1
2
3
Sensor
Extern
Belasting / Relais
MODEL 230VAC
L
N
2
1
3
Sensor
Extern
Belasting / Relais
2
Basisverbindingen
- Naargelang van de versie van de frequentieomvormer kan de fysieke positie van afzonderlijke connectoren afwijken van het onderstaande diagram.
- Controleer altijd of de compressoraansluitingen
T1, T2, T3 zijn aangesloten op de ingangen 96,
97, 98 van de frequentieomvormer.
- De motorkabel van de compressor moet
afgeschermd zijn en het afgeschermde deel
moet worden geaard aan beide uiteinden van
de kabel; aan de zijde van de compressor en
L1 91 L1 W 98 T3
L2 92 L2 V 97 T2
L3 93 L3 U 96 T1
95 PE PE 99
39 39 Ana uit COM
42 42 Ana uit +
50 50 Ana uit +10 V NC 03
53 53 Ana in 0 ± 10 V Nee 02
54 54 Ana in 0 ± 10 V COM 01
55 55 Ana in COM
12 12 +24V COM 04
13 13 +24V
18 18 Dig in
19 19 Dig in
27 27 Dig in/uit
29 29 Dig in/uit
32 32 Dig in N- RS485 69 69
33 33 Dig in P+ RS485 68 68
20 20 Dig in COM COM RS485 61 61
37 37 Dig in
aan de zijde van de frequentieomvormer.
- Gebruik een EMC-kabelwartel voor de kabelaansluiting en de aarding. De metalen aansluitdoos van de compressor heeft een verfvrij oppervlak rond de aansluitopening voor
een betere geleiding.
- Een lagedrukschakelaar is verplicht om te
voorkomen dat de compressor werkt onder
vacuüm.
- Controleer bij het opstarten of de compressor
in de juiste richting draait en pompt.
230 V of 24V
RELAIS 1
NC 06
Nee 05
~
Max. 2 A
Open lus Proceslus
91, 92, 93: 3-fasige voedingsingang X X
95: Aarde X X
39, 42 Analoge ingang - 50: Analoge ingang - 53: PLC+ (0 tot 10 V) X 54: Sensor - - X
55: PLC- X 12: HP/LP-schakelaar X X
12: Externe Aan/Uit (NO) X X
13: Overbrugd naar 37 X X
13: Sensor + - X
18: Externe Aan/Uit (NO) X X
19: Digitale ingang - 27: HP/LP-schakelaar (NC) / veiligheidsapparaten X X
29: Digitale ingang/uitgang - 32, 33 Digitale ingang - 20: Digitale ingang gemeenschappelijk - 37: Overbrugd naar 13 X X
98: Naar compressoraansluiting T3 X X
97: Naar compressoraansluiting T2 X X
96: Naar compressoraansluiting T1 X X
99: Naar aardverbinding compressor X X
02, 01: Relais 1 naar oliemagneetventiel X X
06, 05, 04: Relais 2 - 69, 68: RS485 Bus - 61: RS485 Bus gemeenschappelijk - -
- : Optionele verbinding X : Verplichte verbinding
De CDS303-frequentieomvormer wordt in de
fabriek ingesteld met parameters voor het "open
lus"-bedieningsprincipe. Het "proceslus"-bedie-
Open lus:
0 - 10 V-bediening
Frequentieomvormer in slavemodus
ningsprincipe kan worden geselecteerd door de
parameters in het "Snelmenu" te wijzigen.
Proceslus:
4 - 20 mA-bediening
Frequentieomvormer onder eigen PID-controller
FRCC.EI.024.A1.10 © Danfoss Commercial Compressors 03/13
Legenda:
Ana: Analoog
Dig: Digitaal
in: Ingang
uit: Uitgang
COM: Gemeen-
schappelijk
NC: Normaal
gesloten
NO: Normaal open

Instructies
1 – Inleiding
Deze instructies zijn van toepassing op VZHscrollcompressoren met variabele snelheid die
worden gebruikt in airconditioningsystemen. Ze
bevatten de nodige informatie over de veiligheid
en het correct gebruik van dit product.
2 – Hanteren en opbergen
• Ga voorzichtig om met de compressor. Gebruik
de voorziene handgrepen in de verpakking.
Gebruik het hijsoog van de compressor en geschikt, veilig hijsmateriaal.
• Bewaar en transporteer de compressor rechtopstaand.
• Bewaar de compressor tussen -35°C en 55°C.
• Stel de compressor en de verpakking niet
bloot aan regen of een bijtende omgeving.
3 – Veiligheidsmaatregelen vóór de montage
Gebruik de compressor nooit in een ontvlam-
bare omgeving.
• De omgevingstemperatuur rond de compressor
mag tijdens de uit-cyclus nooit meer dan 50
°C bedragen.
• Installeer de compressor op een horizontaal
vlak oppervlak met een helling van minder
dan 3°.
• De compressor mag alleen worden gevoed
door een frequentieomvormer. Zorg ervoor
dat de frequentieomvormer de juiste is voor
de compressor (vermogen en spanning: input
& output). Parameter 1.13 van de frequentieomvormer bevat de mogelijke combinaties
van compressoren, frequentieomvormers en
koelmiddelen.
• Gebruik bij de installatie van een VZH alleen
apparatuur die geschikt is voor HFK-koelmiddelen en die nog nooit werd gebruikt voor
CFK-koelmiddelen.
• Gebruik schone en droge koperbuizen en soldeermateriaal van zilverlegering geschikt
voor gebruik in koelsystemen.
• Gebruik schone en droge systeemonderdelen.
• De leiding die wordt aangesloten op de compressor moet exibel zijn in 3 richtingen om
trillingen te dempen.
• Zorg ervoor dat de installatie is uitgerust met
veiligheidsonderdelen voor hoge druk (bv.
drukschakelaar, veiligheidsklep) om te voorkomen dat de onderdelen die onder druk
staan, zouden barsten.
4 – Montage
• Laat langzaam de beschermende stikstofvullin
vrij via het schraderventiel.
• Sluit de compressor zo snel mogelijk aan op
het systeem om vervuiling van de olie door
vocht in de lucht te voorkomen.
• Zorg er bij het snijden van de buizen voor dat
er geen materiaal in het systeem komt. Boor
nooit gaten op plaatsen waar de bramen niet
kunnen worden verwijderd.
• Soldeer voorzichtig, gebruik makende van de
modernste technieken en ventileer de leiding
met stikstofgas.
• Sluit de vereiste veiligheids- en besturingsapparaten aan. Als hiervoor het schraderventiel
wordt gebruikt, verwijder dan de interne klep.
5 – Lekdetectie
Zet het circuit nooit onder druk met zuurstof
of droge lucht. Dit kan brand of een ontplong
veroorzaken.
• Gebruik geen kleurstof voor lekdetectie.
• Voer een lekdetectietest uit op het volledige
systeem.
• De testdruk aan de lagedrukzijde mag niet
hoger zijn dan 30 bar.
• Als een lek wordt ontdekt, moet dat lek worden
hersteld en moet de lekdetectie worden herhaald.
6 – Vacuümdroging
• Gebruik de compressor nooit om het systeem
leeg te maken.
• Sluit een vacuümpomp aan op zowel de LPals de HP-zijde.
• Laat het systeem leeg tot een druk van 500
µm Hg (0,67 mbar) absoluut.
• Gebruik geen MegOhmmeter en zet de compressor niet onder stroom terwijl hij vacuüm
staat aangezien dat interne schade kan veroorzaken.
7 – Elektrische aansluitingen
• Schakel de hoofdvoeding uit en koppel haar
volledig los. Raadpleeg de vorige pagina voor
bedradingsgegevens.
• De compressor is beveiligd tegen te hoge
stroom dankzij de frequentieomvormer. Volg
de plaatselijke voorschriften met betrekking
tot de beveiliging van de voeding. De compressor moet geaard zijn.
• Alle elektrische onderdelen moeten worden
gekozen op basis van de lokale normen en de
compressorvereisten.
• Raadpleeg de tekeningen voor de gebruikelijke
bedrading en controleer het specieke aansluitschema dat zich in het pakket van de frequentieomvormer bevindt. Raadpleeg voor
meer details de toepassingsrichtlijnen.
• Volg de installatie-instructies van de frequentieomvormer nauwgezet:
- Montage: Het basisframe van de fre-
quentieomvormer moet stevig bevestigd
worden aan de steun om de continuïteit
van de aarding van alle elektrische panelen
en schakelkasten in het systeem te garanderen.
- Bedrading: Alle bedieningskabels moeten
afgeschermde kabels zijn. De kabel voor
de voeding van de elektrische motor moet
ook afgeschermd zijn. De afscherming
moet correct worden geaard op basis van
de methode op de guren en aan elk uiteinde van de kabels. Afzonderlijke kabelgoten moeten worden gebruikt voor de
voeding van de regeleenheid en de motor.
• De frequentieomvormer zorgt voor een directe
bescherming van de motor en de parameters
van de motor zijn in de fabriek zo ingesteld
g
dat hij beschermd is tegen alle stroomstoringen.
Een extern overbelastingsrelais is niet nodig.
• Stel de parameters van de frequentieomvormer
in overeenkomstig de aanbevelingen van
Danfoss voor de CDS303-frequentieomvormer
en de VZH-scrollcompressor met variabele
snelheid.
8 – Het systeem vullen
• Laat de compressor uitgeschakeld.
• Vul koelmiddel in vloeibare fase in de retourzijde
van het condensor- of vloeistofreservoir. Respecteer de nominale hoeveelheid voor het
systeem om werking bij te lage druk en te
hoge oververhitting te voorkomen.
Compressor Vullimiet koelmiddel (kg)
VZH088 5,9
VZH117 7,9
VZH170 13,5
Boven deze limiet moet de compressor worden
beveiligd tegen het terugstromen van vloeistof met een ‘pump down’-cyclus van niet
minder dan 2,3 bar (g) of een vloeistofafscheider.
• Laat de vulcilinder nooit zitten op het circuit
om overvulling te voorkomen.
9 – Controle voor ingebruikname
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een
drukschakelaar en een mechanische veiligheidsklep in overeenstemming met de algemene en
plaatselijke voorschriften en veiligheidsnormen.
Zorg ervoor dat ze actief zijn en correct zijn ingesteld.
Controleer of de instellingen van hogedruk-
schakelaars en veiligheidskleppen niet hoger
zijn dan de maximale werkdruk van de systeemonderdelen.
• Het gebruik van een lagedrukschakelaar is
verplicht om werking onder vacuüm te voorkomen. Minimale instelling: 1,5 bar (g).
• Controleer of alle elektrische verbindingen
correct zijn vastgemaakt en voldoen aan de
plaatselijke regelgeving.
• De carterverwarming is in de fabriek ingesteld
op "uitgeschakeld". Ze moet niet gebruikt
worden voor de VZH170, maar kan eventueel
worden gebruikt voor de VZH088/117. Standaard is er een externe carterverwarming nodig.
• Na de ingebruikname wordt sterk aanbevolen
om de frequentieomvormer nooit los te koppelen van de stroom.
10 – Opstarten
• Alle kleppen moeten in de open positie staan.
• Breng de HP/LP-druk in evenwicht.
• Zet de compressor onder stroom. Die moet
meteen starten.
• Als de compressor niet start, controleer dan of
hij is aangesloten op de frequentieomvormer
en controleer de stroomverbindingen. Als
deze controles geen problemen aan het licht
brengen, controleer dan de motorwindingen
met een ohmmeter.
• Controleer het bedieningspaneel van de frequentieomvormer: Als een alarm wordt weergegeven, controleer dan de bedrading en in
het bijzonder de polariteit van de besturingskabels. Als een alarm wordt weergegeven,
raadpleeg dan de handleiding van de frequentieomvormer. Controleer in het bijzonder de combinatie van compressor, frequentieomvormer en koelmiddel.
• Controleer het stroomverbruik en de spanningsniveaus op het net. De waarden voor de
elektrische motor van de compressor kunnen
rechtstreeks worden weergegeven op het bedieningspaneel van de frequentieomvormer.
• De optimale oververhitting van de compressorafzuiging is ongeveer 6K. De maximaal
toegelaten oververhitting is 30K.
11 – Controleer met draaiende compressor
• Controleer stroomverbruik en spanning.
• Controleer op oververhitting van de afzuiging
om het risico op vloeistofslag te verminderen.
• Controleer het oliepeil bij het starten en tijdens de werking om na te gaan of het oliepeil
zichtbaar blijft. Overvloedig veel schuim in
het oliekijkglas wijst op koelmiddel in het carter.
• Observeer het oliekijkglas gedurende 1 uur
nadat het systeem een evenwicht heeft bereikt
om na te gaan of de olie correct terugstroomt
naar de compressor. Deze oliecontrole moet
worden uitgevoerd in het hele snelheidsbereik
om te bevestigen dat:
- de olie goed terugkeert bij lage snelheid
met minimale gassnelheid.
- het oliebeheer in orde is bij hoge snelheid
met maximale olieoverdracht.
• Respecteer de werkingslimieten.
FRCC.EI.024.A1.10 © Danfoss Commercial Compressors 03/13
3

Instructies
• Controleer alle buizen op abnormale trillingen.
Bewegingen van meer dan 1,5 mm moeten
worden gecorrigeerd, bijvoorbeeld met leidingbeugels.
• Voeg indien nodig extra koelmiddel toe in de
vloeibare toestand aan de lagedrukzijde, zo
ver weg van de compressor als mogelijk. De
compressor moet draaien tijdens dit proces.
• Overlaad het systeem niet.
• Laat nooit koelmiddel ontsnappen in de atmosfeer.
• Voer een algemene inspectie uit van de installatie voordat u de locatie verlaat en controleer op netheid, lawaai en lekken.
• Noteer het type en de hoeveelheid koelmiddel
en ook de werkomstandigheden als referentie
voor toekomstige inspecties.
• Compressor kan geen druk opbouwen: Controleer alle omloopventielen in het systeem
om na te gaan of ze niet werden geopend.
Controleer ook of alle magneetventielen in
de juiste positie staan.
• Abnormaal geluid tijdens werking: Controleer
of er geen vloeistof terugstroomt naar de
compressor door de temperatuur te meten van
het zuiggas en het compressorcarter. Het carter
moet ten minste 6K boven de verzadigde
zuigtemperatuur liggen bij stabiele werkomstandigheden.
• De hogedrukschakelaar slaat aan: Controleer
de werking van de condensor (netheid van de
condensor, werking van de ventilator, waterstroom en waterdrukventiel, waterlter, enz.).
Als alles in orde is, kan het probleem te wijten
zijn aan een overvulling van koelmiddel of de
aanwezigheid van een niet-condenseerbaar
middel (bv. lucht, vocht) in het circuit.
• De lagedrukschakelaar slaat aan: Controleer
de werking van de verdamper (netheid van
de spoel, werking van de ventilator, waterstroom, waterlter, enz.), dalingen in het debiet
van het vloeibare koelmiddel en de druk
(magneetventiel, lterdroger, expansieventiel,
enz.), koelmiddel.
• Weinig koelmiddel: De correcte hoeveelheid
koelmiddel wordt aangegeven in het kijkglas,
de condensor delta T in verhouding met de
koelmiddeldruktabellen (druk-temperatuur),
de oververhitting en onderkoeling, enz. (raadpleeg hoofdstuk 8 als moet worden bijgevuld).
• Korte cyclus van de compressor: Het aantal
cycli mag nooit hoger zijn dan 12 starts per uur.
12 – Onderhoud
De interne druk en oppervlaktetemperatuur
zijn gevaarlijk en kunnen permanente letsels
veroorzaken. Onderhoudstechnici en installateurs
moeten over de juiste vaardigheden en het juiste
materiaal beschikken. De temperatuur van de
leidingen en bovenste shell van de compressor
kan meer dan 100°C bedragen en ernstige
brandwonden veroorzaken.
Zorg voor periodieke onderhoudsinspecties
om de betrouwbaarheid van het systeem te garanderen en te voldoen aan de plaatselijke voorschriften.
Om systeemgerelateerde compressorproblemen
te voorkomen, wordt het volgende periodieke
onderhoud aanbevolen:
• Controleren of veiligheidsapparaten werken
en correct zijn ingesteld.
• Het systeem controleren op lekken.
• Het stroomverbruik van de compressor
leren.
• Controleren of het systeem werkt op een manier die vergelijkbaar is met vorige onderhoudsverslagen en de omgevingsomstandigheden.
• Controleren of alle elektrische aansluitingen
goed zijn vastgemaakt.
• De compressor schoon houden en controleren
of er geen roest en oxidatie aanwezig is op de
behuizing, de buizen en de elektrische verbindingen.
• Controleer de interne temperatuur van de
frequentieomvormer op de display en het
luchtdebiet van de koeling.
contro-
• Fouten worden opgeslagen in het geheugen
van de frequentieomvormer en kunnen worden weergegeven. Dit kan helpen bij de evaluatie en verbetering van parameters van de
frequentieomvormer of het systeem zelf.
13 - Waarborg
Vermeld altijd het modelnummer en serienummer
bij het indienen van een claim over dit product.
Gebruik het foutengeheugen van de frequentieomvormer om de foutbeschrijvingen op te halen
voordat het systeem wordt opgestart en voordat
de stroom wordt uitgeschakeld.
De productwaarborg kan in de volgende gevallen vervallen:
• Afwezigheid van naamplaatje.
• Externe wijzigingen; meer bepaald boren, lassen, gebroken steunvoet en schokmarkeringen.
• Compressor werd geopend of onverzegeld
teruggestuurd.
• Roest, water of lekdetectiekleurstof in de
compressor.
• Het gebruik van een koelmiddel of smeermiddel dat niet is goedgekeurd door Danfoss.
• Afwijkingen van de aanbevolen installatie-,
bedienings- of onderhoudsinstructies.
• Het gebruik in mobiele toepassingen.
• Het gebruik in een omgeving met explosieve
atmosfeer.
• Geen modelnummer of serienummer vermeld
op de waarborgclaim.
14 – Verwijderen
Danfoss raadt aan dat compressoren,
frequentieomvormers en compressorolie
worden gerecycled door een erkend
bedrijf.
Danfoss Commerciële Compressoren http://cc.danfoss.com
FRCC.EI.024.A1.10 - March 2013 Copyright Danfoss Commercial Compressors - 03/13