Danfoss vacon 100 industrial, vacon 100 flow Installation guide [nl]

vacon 100 industrial
®
®
vacon 100 flow
frequentieregelaars
installatiehandleiding
ip00-frequentieregelaars
VOORWOORD VACON · 3

DOCUMENTGEGEVENS

Document-ID: DPD01818E
Datum: 27.03.2019

OVER DEZE HANDLEIDING

Het auteursrecht op deze handleiding berust bij VACON Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. De taal van de oorspronkelijke instructies is Engels.

OVER HET PRODUCT

Deze handleiding bevat een beschrijving van de VACON® 100 IP00 Drive Module. De frequentieregelaar heeft een vermogensbereik van 75-800 kW en een spanningsbereik van 208-240 V, 380-500 V of 525-690 V. De frequentieregelaar is beschikbaar in 4 verschillende behuizingsgroottes: MR8, MR9, MR10, MR11 en MR12. De behuizingsklasse van de frequentieregelaar is IP 00 en daarom moet de frequentieregelaar na levering worden geïnstalleerd in een kast of andere behuizing.
Afb. 1: Voorbeelden van de VACON® 100 IP00-frequentieregelaar
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VACON · 4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
INHOUDSOPGAVE VACON · 5

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord
Documentgegevens 3 Over deze handleiding 3 Over het product 3
1 Goedkeuringen 8
2 Veiligheid 9
2.1 Veiligheidssymbolen in deze handleiding 9
2.2 Alarm 9
2.3 Let op! 10
2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging 11
2.5 Gebruik van RCD- of RCM-beveiliging 12
3 Controle bij ontvangst 13
3.1 Verpakkingslabel 13
3.2 Typecode 14
3.3 Inhoud van de levering 14
3.4 De frequentieregelaar uitpakken en hijsen 15
3.4.1 Gewicht van de frequentieregelaar 15
3.4.2 De IP00-frequentieregelaar hijsen 16
3.5 Sticker 'Product modified' (Product gewijzigd) 19
3.6 Afvalverwerking 20
4 Montageafmetingen 21
4.1 Afmetingen van MR8, IP00 21
4.2 Afmetingen van MR9 en MR11, IP 00 22
4.3 Afmetingen van MR10 en MR12, IP 00 23
4.4 Afmetingen voor flensmontage van MR8 25
4.5 Afmetingen voor flensmontage van MR9 26
4.6 Afmetingen voor flensmontage van MR10 27
4.7 Afmetingen van opties voor MR10 en MR12 28
5 Installatie in kast 30
5.1 Algemeen 30
5.1.1 Algemene informatie over de installatie, MR8–MR9 30
5.1.2 Algemene informatie over de installatie, MR10 31
5.1.3 Algemene informatie over de installatie, MR11–MR12 34
5.2 Mechanische installatie 38
5.2.1 De IP00-frequentieregelaar in de kast installeren 38
5.2.2 Flensmontage van de IP00-frequentieregelaar 40
5.2.3 Een externe besturingseenheid installeren 43
5.2.4 Koeling en vrije ruimte rondom de frequentieregelaar 44
6 Voedingskabels 47
6.1 Dimensionering en keuze van kabels 47
6.1.1 Dimensionering van kabels en zekeringen, IEC 47
6.1.2 Dimensionering van kabels en zekeringen, Noord-Amerika 57
6.2 Kabels remweerstand 62
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VACON · 6 INHOUDSOPGAVE
6.3 Voorbereiden van de bekabeling 65
6.4 Kabelinstallatie 66
6.4.1 Behuizingsgrootte MR8, MR9 en MR11 66
6.4.2 Behuizingsgrootte MR10 en MR12 73
7 Besturingsunit 82
7.1 Componenten van de besturingsunit 82
7.2 Bekabeling van de besturingsunit 84
7.2.1 Keuze van besturingskabels 84
7.2.2 Besturingsklemmen en DIP-switches 84
7.3 Aansluiting veldbus 89
7.3.1 Interne veldbussen in VACON® 100 producten 90
7.3.2 Algemene bekabelingsinstructies voor veldbus 91
7.3.3 Inbedrijfstelling en bekabeling Ethernet 94
7.3.4 Inbedrijfstelling en bekabeling RS485 96
7.4 Installatie van optiekaarten 101
7.4.1 Installatieprocedure 103
7.5 Een batterij voor de realtimeklok (RTC) plaatsen 104
7.6 Galvanische isolatie 104
8 Inbedrijfstelling en aanvullende instructies 106
8.1 Veiligheid bij de inbedrijfstelling 106
8.2 Werking van de motor 107
8.2.1 Controles voor het starten van de motor 107
8.3 De kabel- en motorisolatie doormeten 107
8.4 Installatie in een hoekgeaard netwerk 107
8.5 Installatie in een IT-systeem 107
8.5.1 EMC-jumper, MR8 108
8.5.2 EMC-jumper, MR9 109
8.5.3 EMC-jumper, MR10 en MR12 111
8.6 Onderhoud 114
8.6.1 Onderhoudsintervallen 114
8.6.2 De ventilatoren van de frequentieregelaar vervangen 115
8.6.3 De software downloaden 119
9 Technische gegevens, VACON® 100 INDUSTRIAL 124
9.1 Nominaal vermogen frequentieregelaars 124
9.1.1 Netspanning 208–240 V 124
9.1.2 Netspanning 380-500 V 125
9.1.3 Netspanning 525-690 V 126
9.1.4 Overbelastingscapaciteit 126
9.1.5 Nominale remweerstandswaarden 127
9.2 VACON® 100 INDUSTRIAL – technische gegevens 132
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
INHOUDSOPGAVE VACON · 7
10 Technische gegevens, VACON® 100 FLOW 137
10.1 Nominaal vermogen frequentieregelaars 137
10.1.1 Netspanning 208–240 V 137
10.1.2 Netspanning 380-500 V 138
10.1.3 Netspanning 525-690 V 139
10.1.4 Overbelastingscapaciteit 139
10.2 VACON® 100 FLOW – technische gegevens 141
11 Technische informatie over besturingsaansluitingen 146
11.1 Technische informatie over besturingsaansluitingen 146
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VACON · 8 GOEDKEURINGEN

1 GOEDKEURINGEN

De volgende goedkeuringen zijn toegekend aan dit VACON® product.
EU-conformiteitsverklaring
1. UL-goedkeuring *
2.
cULus-dossiernummer E171278.
KC-goedkeuring
3.
Registratienummer MSIP-REM-V93-VC100.
* De UL-goedkeuring geldt voor een ingangsspanning tot 600 V.
1
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VEILIGHEID VACON · 9

2 VEILIGHEID

2.1 VEILIGHEIDSSYMBOLEN IN DEZE HANDLEIDING

Deze handleiding bevat waarschuwingen en aanwijzingen die zijn aangeduid met veiligheidssymbolen. De waarschuwingen en aanwijzingen geven belangrijke informatie over hoe u letsel en schade aan de apparatuur of uw systeem kunt voorkomen.
Lees de waarschuwingen en aanwijzingen zorgvuldig door en houd u aan de instructies.
Tabel 1: Veiligheidssymbolen
Veiligheidssymbool Veiligheidswoord Beschrijving
Het niet opvolgen van
WAARSCHUWING!
deze instructies kan lei­den tot ernstig of dodelijk letsel.

2.2 ALARM

WAARSCHUWING!
Raak geen componenten van de voedingseenheid aan wanneer de frequentieregelaar verbonden is met het net. De componenten staan onder spanning wanneer de frequentieregelaar verbonden is met de netspanning. Contact met deze spanning is zeer gevaarlijk.
WAARSCHUWING!
Raak de aansluitpunten van de motorkabel U, V, W, de aansluitpunten van de remweerstand en de DC-klemmen niet aan wanneer de frequentieregelaar is verbonden met het net. Deze aansluitingpunten voeren dan spanning, ook als de motor niet in werking is.
LET OP!
HEET OPPERVLAK!
Het niet opvolgen van deze instructies kan lei­den tot schade aan de apparatuur.
Het niet opvolgen van deze instructies kan lei­den tot brandwonden.
WAARSCHUWING!
Raak de besturingsklemmen niet aan. Hierop kan nog gevaarlijke spanning staan, zelfs als de frequentieregelaar is afgekoppeld van het net.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
2
VACON · 10 VEILIGHEID
WAARSCHUWING!
Voordat u aan de elektrische systemen van de frequentieregelaar werkt, moet u deze eerst afkoppelen van het net en controleren of de motor is gestopt. Vergrendel de voedingsbron van de frequentieregelaar en voorzie deze van een label (lock-out/ tag-out). Zorg dat er geen externe bronnen zijn die onbedoeld spanning kunnen genereren tijdens de werkzaamheden. Let op: ook de belaste zijde van de frequentieregelaar kan spanning genereren. Wacht 5 minuten voordat u de kastdeur of de kap van de frequentieregelaar opent. Gebruik een meetinstrument om vast te stellen dat er geen spanning is. Tot 5 minuten nadat de motor gestopt is en de frequentieregelaar is afgekoppeld van het net kan er nog spanning staan op de aansluitingen en componenten van de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING!
Voordat u de frequentieregelaar op het net aansluit, moeten het deksel aan de voorzijde en de kabelkap gesloten zijn. De aansluitingen van de frequentieregelaar voeren spanning wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net.
WAARSCHUWING!
Koppel de motor af van de frequentieregelaar als per ongeluk starten gevaar kan opleveren. Als er een startsignaal actief is, start de motor meteen bij het inschakelen van de voeding, na een spanningsonderbreking of na het resetten van een fout, tenzij pulsbesturing is ingesteld als start-/stoplogica. Bij een wijziging van parameters, toepassingen of software kunnen ook de I/O-functies (waaronder de startingangen) veranderen.
WAARSCHUWING!
Draag beschermende handschoenen wanneer u montage-, bekabelings- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. De scherpe randen van de frequentieregelaar kunnen snijwonden veroorzaken.

2.3 LET OP!

LET OP!
Verplaats de frequentieregelaar niet. Gebruik een vaste installatie om beschadiging van de frequentieregelaar te voorkomen.
LET OP!
Voer geen metingen uit wanneer de frequentieregelaar aangesloten is op het net. Dit kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
2
LET OP!
Zorg dat er een versterkte veiligheidsaarding is. Deze is verplicht omdat de aanraakstroom van frequentieregelaars meer bedraagt dan 3,5 mA wisselstroom (zie EN 61800-5-1). Zie hoofdstuk 2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VEILIGHEID VACON · 11
LET OP!
Gebruik geen reserveonderdelen die niet van de fabrikant komen. Door andere onderdelen te gebruiken kan de frequentieregelaar beschadigd raken.
LET OP!
Raak de componenten op de printkaarten niet aan. Statische elektriciteit kan schade aan deze componenten veroorzaken.
LET OP!
Controleer of het EMC-niveau van de frequentieregelaar correct is voor uw elektriciteitsaansluiting. Zie hoofdstuk 8.5 Installatie in een IT-systeem. Een incorrect EMC-niveau kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken. Als u gebruikmaakt van hoekaarding, moet u het EMC-niveau instellen op C4. Zie daarvoor hoofdstuk 8.5 Installatie in een IT-systeem. Meer informatie over welke typen frequentieregelaars geschikt zijn voor hoekaarding ziet u in hoofdstuk 8.4 Installatie in een hoekgeaard netwerk.
LET OP!
Voorkom radiostoring. De frequentieregelaar kan in een huiselijke omgeving radiostoring veroorzaken.
AANWIJZING!
Als u de functie Auto reset activeert, start de motor automatisch na het automatisch resetten van een fout. Zie de applicatiehandleiding.
AANWIJZING!
Als u de frequentieregelaar gebruikt als onderdeel van een machine, moet de machinefabrikant zorgen voor een stroomonderbreker (zie EN 60204-1).

2.4 AARDING EN AARDFOUTBEVEILIGING

LET OP!
De frequentieregelaar moet altijd geaard zijn via een aardleiding die is aangesloten op de aardklem voorzien van het symbool . Als u geen aardleiding gebruikt, kan
schade aan de frequentieregelaar ontstaan.
De aanraakstroom van de frequentieregelaar is groter dan 3,5 mA wisselstroom. De norm EN 61800-5-1 schrijft voor dat aan één of meer van onderstaande voorwaarden voldaan moet zijn.
De aansluiting moet vast zijn aangebracht.
De veiligheidsaardleiding moet een doorsnede hebben van ten minste 10 mm2 Cu of 16
a)
mm2 Al. OF Als de aardleiding zou breken, moet de verbinding met het elektriciteitsnet automatisch
b)
worden verbroken. Zie hoofdstuk 6 Voedingskabels. OF Er moet een aansluitklem zijn voor een tweede veiligheidsaardleiding met dezelfde
c)
draaddoorsnede als de eerste aardleiding.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
2
VACON · 12 VEILIGHEID
Tabel 2: Doorsnede van de veiligheidsaardleiding
Doorsnede van de fasedraden (S) [mm2] Minimumdoorsnede van de veiligheidsaardleiding
[mm2]
S ≤ 16 S
16 < S ≤ 35 16
35 < S S/2
De waarden in de tabel zijn alleen geldig als de veiligheidsaardleiding van hetzelfde metaal is gemaakt als de fasedraden. Als dat niet zo is, moet de doorsnede van de veiligheidsaardleiding zodanig worden bepaald dat de geleidbaarheid overeenkomt met de geleidbaarheid die volgt uit toepassing van deze tabel.
De doorsnede van een veiligheidsaardleiding die geen deel uitmaakt van de voedingskabel of de kabelomhulling, moet minimaal gelijk zijn aan:
2,5 mm2 indien er een mechanische bescherming is, en
4 mm2 indien er geen mechanische bescherming is. Bij apparatuur die is aangesloten via
een netsnoer moet de veiligheidsaardleiding de laatste ader zijn die wordt onderbroken indien de trekontlasting breekt.
Neem de plaatselijke voorschriften ten aanzien van de minimumdikte van de veiligheidsaardleiding in acht.
AANWIJZING!
Omdat in de frequentieregelaar sterke capacitieve stromen voorkomen, kan het voorkomen dat foutstroombeveiligingen niet goed werken.
LET OP!
Voer geen spanningsweerstandstests uit op de frequentieregelaar. De fabrikant heeft deze tests al uitgevoerd. Door spanningsweerstandstests uit te voeren, kan schade aan de frequentieregelaar ontstaan.

2.5 GEBRUIK VAN RCD- OF RCM-BEVEILIGING

De frequentieregelaar kan een stroom veroorzaken in de beschermende aardgeleider. Om bescherming tegen direct of indirect contact te bieden, kunt u een reststroomapparaat (RCD, residual current-operated protective device) of een reststroommonitor (RCM, residual current-operated monitoring device) gebruiken. Gebruik aan de netzijde van de frequentieregelaar een RCD of RCM van type B.
2
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A B
H
G
F
E
D
C
I
Danfoss Industries Pte. Ltd.
MSIP-REM-V93-VC100
VAF
1000418030
V00001331708
70-AB3L07305W12B030BM26-00074393
Danfoss A/S, 6430 Nordborg, Denmark
3~AC,0-Uin, 0-320Hz
Uin:3~AC,380-500V, 50/60Hz
730A 40°C / 650A 50°C
724A 40°C / 642A 50°C
400kW:400V / 600HP:480V IP00/Open Type
Made in Finland
POWER:
OUTPUT:
INPUT:
VACON0100-3L-0730-5+IP00
170120
16695624
FW0072V025
Marks:
Cust. Ord. No:
Application:
Firmware:
B.ID:
V00001331708
S/N:
70-AB3L07305W12B030BM26-00074393
Code:
Type:
AC DRIVE
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 13

3 CONTROLE BIJ ONTVANGST

Voordat een VACON® frequentieregelaar naar de klant wordt verzonden, voert de fabrikant er diverse tests op uit om de kwaliteit van het product te garanderen. Inspecteer zorgvuldig de verpakking bij ontvangst van de levering. Inspecteer de frequentieregelaar op transportschade nadat u de verpakking hebt verwijderd.
Neem contact op met de ladingverzekeraar of de vervoerder als de frequentieregelaar tijdens het vervoer is beschadigd.
Controleer de juistheid en volledigheid van de levering door de typeaanduiding van het product te vergelijken met de typecode. Zie hoofdstuk 3.2 Typecode.

3.1 VERPAKKINGSLABEL

Controleer de juistheid van de levering door de gegevens van uw bestelling te vergelijken met die op het pakketlabel. Neem bij verschillen meteen contact op met de leverancier.
Afb. 2: Verpakkingslabel van VACON® frequentieregelaars
A. Batch-ID B. Bestelnummer VACON C. Typecode D. Serienummer E. Netspanning
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
F. Nominale uitgangsstroom
®
G. IP-klasse H. Toepassingscode I. Bestelnummer van de klant
3
VACON · 14 CONTROLE BIJ ONTVANGST

3.2 TYPECODE

De typecode is opgebouwd uit een reeks standaardcodes en optiecodes. Elk deel van de typecode komt overeen met gegevens uit uw bestelling. De code kan bijvoorbeeld de volgende indeling hebben:
VACON0100-3L-0385-5-FLOW+IP00
Tabel 3: Beschrijving van de delen van de typecode
Code Beschrijving
VACON0100 De productfamilie: VACON0100 = de VACON® 100 productfamilie
3L Voeding/functie: 3L = driefasevoeding
0385 De nominale stroom van de frequentieregelaar in ampère. Voorbeeld: 0385 = 385
A
5 De netspanning:
2 = 208–240 V 5 = 380-500 V 7 = 525-690 V
FLOW Het product:
(leeg) = de VACON® 100 INDUSTRIAL frequentieregelaar FLOW = de VACON® 100 FLOW frequentieregelaar
+IP00 De behuizingsklasse van de frequentieregelaar is IP 00.

3.3 INHOUD VAN DE LEVERING

Inhoud van de levering, MR8–MR9
De IP00-frequentieregelaar met geïntegreerde besturingseenheid
Accessoiretas
Installatiehandleiding, applicatiehandleiding en handleidingen voor de door u bestelde
opties
Inhoud van de levering, MR10
De IP00-frequentieregelaar met geïntegreerde besturingseenheid
Accessoiretas
De optiemodule, als u opties hebt besteld
Installatiehandleiding, applicatiehandleiding en handleidingen voor de door u bestelde
opties
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 15
Inhoud van de levering, MR11–MR12
De IP00-frequentieregelaar: 2 vermogenseenheden, waarvan 1 met geïntegreerde
besturingseenheid Accessoiretas
De optiemodule, als u opties hebt besteld
Een DC-tussenkringkabel
Een set glasvezelkabels
Installatiehandleiding, applicatiehandleiding en handleidingen voor de door u bestelde
opties

3.4 DE FREQUENTIEREGELAAR UITPAKKEN EN HIJSEN

3.4.1 GEWICHT VAN DE FREQUENTIEREGELAAR

Het gewicht van frequentieregelaars is sterk afhankelijk van de behuizingsgrootte. Om de frequentieregelaar uit te verpakking te hijsen kan het gebruik van een hijsinstallatie nodig zijn.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
VACON · 16 CONTROLE BIJ ONTVANGST
Tabel 4: Gewicht van de frequentieregelaar, MR8–MR12
Behuizingsgrootte of item Gewicht [kg] Gewicht [lb]
MR8 IP00-frequentieregelaar 50 110
MR9 IP00-frequentieregelaar 107 214
MR10 IP00-frequentieregelaar 221 487
MR10 IP00-frequentieregelaar en de optiemodule met de remchop­per
MR10 IP00-frequentieregelaar, de optiemodule met de remchopper en het common-modefilter
MR10 IP00-frequentieregelaar, de optiemodule met de remchopper, het common-modefilter en het du/dt-filter
MR10 IP00-frequentieregelaa, de optiemodule met AC-zekeringen en zekeringschakelaar (+CIFD)
MR11 IP00-frequentieregelaar 214 472
MR12 IP00-frequentieregelaar 442 974
MR12 IP00-frequentieregelaar en de optiemodule met de remchop­per
MR12 IP00-frequentieregelaar, de optiemodule met de remchopper en het common-modefilter
MR12 IP00-frequentieregelaar, de optiemodule met de remchopper, het common-modefilter en het du/dt-filter
MR12 IP00-frequentieregelaar, de optiemodule met AC-zekeringen en zekeringschakelaar (+CIFD)
252 556
258 569
289 637
332 732
504 1111
516 1138
578 1274
570 1257

3.4.2 DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR HIJSEN

De frequentieregelaar wordt horizontaal geleverd op een houten pallet. Open het pakket pas wanneer u de frequentieregelaar gaat monteren. Sla de frequentieregelaar niet op in de verticale positie.
DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR HIJSEN, MR8 EN MR9
1 Maak de frequentieregelaar los van de pallet
waaraan hij met bouten is bevestigd.
2 Gebruik een hijsinstallatie met voldoende capaciteit
voor het gewicht van de frequentieregelaar.
3 Breng de hijshaken symmetrisch aan in minstens 2
gaten.
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
45º45º
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 17
4 De maximaal toegestane hijshoek is 45 graden.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
A
A
VACON · 18 CONTROLE BIJ ONTVANGST
DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR HIJSEN, MR10 OF MR12 ZONDER OPTIEMODULE
1 Zorg ervoor dat de beugel is vastgemaakt op de
onderkant van de frequentieregelaar. Zo worden de klemmen beschermd wanneer u de frequentieregelaar hijst of verticaal op de vloer plaatst.
A. Steun-/bevestigingsbeugel
2 Hijs de frequentieregelaar met een hijsinstallatie.
Plaats de hijshaken in de gaten boven op de kast. De maximaal toegestane hijshoek is 60 graden.
3 Na het hijsen kunt u de beugel indien nodig
verwijderen. U kunt deze ook gebruiken als bevestigingsbeugel.
DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR HIJSEN, MR10 OF MR12 MET OPTIEMODULE
1 Haal de frequentieregelaar uit de verpakking. 2 Gebruik een hijsinstallatie met voldoende capaciteit
voor het gewicht van de frequentieregelaar.
3 Plaats de hijshaken in de gaten boven op de kast.
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
60º
Product modified
Date:
Date:
Date:
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 19
4 Hijs de frequentieregelaar en plaats deze in
verticale positie.
5 De maximaal toegestane hijshoek is 60 graden.

3.5 STICKER 'PRODUCT MODIFIED' (PRODUCT GEWIJZIGD)

In de zak met accessoires zit ook een sticker 'Product modified'. Deze dient om onderhoudspersoneel op de hoogte te stellen van aanpassingen aan de frequentieregelaar. Plak deze sticker aan de zijkant van de frequentieregelaar, zodat hij steeds gemakkelijk te vinden is. Als u wijzigingen aan de frequentieregelaar aanbrengt, noteer deze dan op de sticker.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
VACON · 20 CONTROLE BIJ ONTVANGST

3.6 AFVALVERWERKING

Als de frequentieregelaar het eind van zijn levensduur bereikt heeft, mag hij niet als gewoon afval worden behandeld. De hoofdcomponenten van de frequentieregelaar zijn namelijk herbruikbaar. Sommige componenten moeten eerst worden gedemonteerd voordat de materialen te verwijderen zijn. Afgedankte elektrische en elektronische componenten dienen te worden hergebruikt. Stuur het afval daarvoor naar een recyclingcentrum. U kunt het ook terugsturen naar de fabrikant. Houd u aan plaatselijke en overige voorschriften hieromtrent.
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
10
(0.37)
290 (11.42)
187 (7.34)
255 (10.04)
217 (8.54)
794 (31.26)
683 (26.89)
663 (26.10)
18
(0.71)
172 (6.75)
343 (13.50)
216 (8.49)
11
(0.43)
15
(0.59)
Ø9 (0.35)
Ø9
(0.35)
Ø22
(0.87)
Ø11 (0.43)
A
MONTAGEAFMETINGEN VACON · 21

4 MONTAGEAFMETINGEN

4.1 AFMETINGEN VAN MR8, IP00

Afb. 3: Afmetingen van de frequentieregelaar, MR8 [mm (inch)]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
130 (5.12)
810 (31.89)
841 (33.09)
17 (0.65)
50 (1.97)
360 (14.17)
14 (0.55)
Ø9 (0.35)
Ø22 (0.87)
400 (15.75)
480 (18.90)
355 (13.98)
365 (14.37)
Ø9 (0.35)
A
VACON · 22 MONTAGEAFMETINGEN
A. Een optionele connectorkap voor
kastinstallatie

4.2 AFMETINGEN VAN MR9 EN MR11, IP 00

Afb. 4: De afmetingen van de frequentieregelaar, MR9 en MR11 [mm (inch)]
A. Een optionele connectorafdekking voor
kastinstallatie
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
B
C
24 (0.94)
37 (1.46)
930 (36.61)
432 (17.01)
483 (19.02)
418 (16.46)
412 (16.22)
383 (15.08)
348 (13.70)
876 (34.49)
43 (1.69)
76 (2.99)
476 (18.74)
268 (10.55)
461 (18.15)
418 (16.46)
525 (20.67)
506 (19.92)
370 (14.57)
20
(0.79)
396
(15.59)
133 (5.24)
223 (8.78)
293 (11.54)
296 (11.65)
496 (19.53)
457 (17.99)
100
(3.94)
70 (2.76)
35 (1.38)
521 (20.51)
361 (14.21)
414 (16.30)
466 (18.35)
507 (19.96)
41
(1.61)
13 (0.51)
Ø13 (0.51)
Ø9 (0.35)
Ø9 (0.35)
Ø30 (1.18)
Ø25 (0.98)
Ø25 (0.98)
53 (2.09)
980 (38.58)
870 (34.25)
Ø12 (0.47)
Ø10 (0.39)
Ø9 (0.35)
63
(2.48)
MONTAGEAFMETINGEN VACON · 23

4.3 AFMETINGEN VAN MR10 EN MR12, IP 00

Afb. 5: Afmetingen zonder optiemodule [mm (inch)]
A. EMC-jumper B. M8-aardingspen
C. Besturingseenheid
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
A
B
92 (3.62)
506 (19.92)
471 (18.54) 418 (16.46) 365 (14.37) 308 (12.13) 225 (8.86) 202 (7.95) 145 (5.71) 92 (3.62) 39 (1.54)
M12
1538 (60.55)
30
(1.18)
900 (35.43)
41
(1.61
1425 (56.10)
506 (19.92)
476 (18.74)
396 (15.59)
418 (16.46)
461 (18.15)
525 (20.67)
63
(2.48)
268 (10.55)
370 (14.57)
460 (18.11)
477 (18.78)
495 (19.49)
404 (15.91)
Ø9 (0.35)
338 (13.31)
Ø30
(1.18)
Ø25 (0.98)
53
(2.09)
18
(0.71)
Ø10 (0.39)
VACON · 24 MONTAGEAFMETINGEN
AANWIJZING!
De MR12 frequentieregelaar heeft 2 vermogenseenheden en 1 daarvan bevat een besturingseenheid.
4
Afb. 6: Afmetingen zonder optiemodule [mm (inch)]
A. M8-aardingspennen
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B. Besturingseenheid
359 (14.13)
326 (12.83)
6.8
(0.27)
424.7 (16.72)
89.6
(3.53)
890.8 (35.07)
233 (9.17)
831.5 (32.74)
315.5 (12.42)
19.4
(0.76)
852.6 (33.57)
573.5 (22.58)
82.5
(3.25)
26
(1.02)
182.5 (7.18)
334 (13.15)
72 (2.83)
898 (35.35)
102 (4.02)
GND M8
293 (11.53)
109.5 (4.31)
1.9
(0.07)
Ø7 (0.28)
Ø6.5 (0.26)
Ø7 (0.28)
Ø7 (0.28)
MONTAGEAFMETINGEN VACON · 25

4.4 AFMETINGEN VOOR FLENSMONTAGE VAN MR8

Afb. 7: De afmetingen van de frequentieregelaar, flensmontage, MR8 [mm (inch)]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
1060 (41.73)
397.5 (15.65)
550 (21.65)
525 (20.67)
108
(4.25)
255.8 (10.07)
247 (9.72)
M8
GND
72
(2.83)
102 (4.02)
73 (2.87)
175
(6.89)
175
(6.89)
85
(3.35)
10.5
(0.41)
163
(6.42)
300 (11.81)
300 (11.81)
1039 (40.90)
10.5 (0.41)
56 (2.20)
75 (2.95)
Ø22
(0.87)
210 (8.27)
Ø25
(0.98)
42 (1.65)
120 (4.72)
449 (17.68)
108.5 (4.27)
Ø6.5
126 (4.96)
VACON · 26 MONTAGEAFMETINGEN

4.5 AFMETINGEN VOOR FLENSMONTAGE VAN MR9

Afb. 8: De afmetingen van de frequentieregelaar, flensmontage, MR9 [mm (inch)]
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
1070 (42.13)
1080 (42.52)
103 (4.06)
243 (9.57)
525 (20.67)
222 (8.74)
576 (22.68)
544 (21.42)
200
(7.87)
45
(1.77)
75
(2.95)
15
(0.6)
M8 GND
Ø22
(0.87)
Ø11
(0.43)
Ø12
(0.47)
215
(8.46)
63
(2.48)
1110 (43.70)
MONTAGEAFMETINGEN VACON · 27

4.6 AFMETINGEN VOOR FLENSMONTAGE VAN MR10

Afb. 9: De afmetingen van de frequentieregelaar, flensmontage, MR10 [mm (inch)]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
18 (0.71)
70
(2.76)
9
(0.35)
31
288 (11.33)
286 (11.25)
305 (12.01)
315 (12.38)
181
(7.13)
107
Ø13 (0.49)
Ø13
(0.49)
Ø7
(0.26)
Ø7 (0.28)
174 (6.85)
160 (6.31)
155 (6.10)
83
(3.26)
155
(6.10)
148 (5.83)
169 (6.66)
53 (2.09)
58
(2.27)
5
(0.20)
53 (2.09)
40 (1.57)
(4.20)
(1.20)
VACON · 28 MONTAGEAFMETINGEN

4.7 AFMETINGEN VAN OPTIES VOOR MR10 EN MR12

Afb. 10: De afmetingen van het optionele externe voedingsaansluitblok (+PCTB), gebruikt zonder optiemodule [mm (inch)]
AANWIJZING!
Het optionele externe voedingsaansluitblok is noodzakelijk als de bekabeling bestaat uit met 3 parallelle motorkabels.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
Ø12
(0.72)
Ø6
(0.24)
Ø6
(0.24)
8
(0.31)
100
(3.94)
94
(3.70)
56
(2.20)
39
(1.54)
31 (1.22)
27.5 (1.08)
36 (1.42)
125 (4.92)
266 (10.47)
260 (10.24)
128 (5.04)
120 (4.72)
106 (4.17)
135 (5.31)
MONTAGEAFMETINGEN VACON · 29
Afb. 11: Afmetingen van de installatieset voor een externe besturingseenheid (ENC-QCDU) [mm (inch)]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
C
A
B
DC+/R+ R-
PE W/T3V/T2U/T1
DC-
L1 L2 L3
W1V1U1PE
M
PE
L1
L2 L3PE
VACON · 30 INSTALLATIE IN KAST

5 INSTALLATIE IN KAST

5.1 ALGEMEEN

De frequentieregelaars die in deze handleiding worden beschreven, hebben de behuizingsklasse IP 00. U moet ze in een kast of andere behuizing monteren met voldoende bescherming tegen de omgevingsomstandigheden in het installatiegebied. Zorg dat de kast bescherming biedt tegen water, luchtvochtigheid, stof en andere verontreinigingen.
De kast moet ook sterk genoeg zijn voor het gewicht van de IP00-frequentieregelaar en andere apparaten. Gebruik een vrijstaande, aan de vloer bevestigde kast van plaatstaal.
De behuizingsklasse van de kast moet minimaal IP 21/UL type 1 zijn. Houd u aan de plaatselijke voorschriften bij het voorbereiden van de installatie.

5.1.1 ALGEMENE INFORMATIE OVER DE INSTALLATIE, MR8–MR9

Afb. 12: Het hoofdcircuitschema, MR8 en MR9
A. Voedingseenheid B. Besturingseenheid
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
C. Remweerstand voor de optionele
remchopper
W1V1U1PE
M
B
A
C
L1 L2 L3
PE W/T3V/T2U/T1
W/T3V/T2U/T1
PE
L1 L2 L3PE
DC-DC+
COM STO
INSTALLATIE IN KAST VACON · 31
Tabel 5: De opties voor MR8 en MR9
Optie Bestelcode Locatie Beschrijving
Remchopper
Flensmontage
+DBIN
+QFLG
Optiemodule Schakelt dynamisch remmen in met een
externe remweerstand.
- Maakt het mogelijk om de frequentiere­gelaar door de kastwand heen te monte­ren, zodat de besturingseenheid in de kast blijft.

5.1.2 ALGEMENE INFORMATIE OVER DE INSTALLATIE, MR10

Afb. 13: Het hoofdcircuitschema, MR10 zonder optiemodule en andere opties
A. Voedingseenheid B. Besturingseenheid
Met het optionele externe voedingsaansluitblok kunnen 3 motorkabels op 1 klem worden
C. Het optionele externe
voedingsaansluitblok (+PCTB)
aangesloten. Met deze optie is het bovendien eenvoudiger om grote motorkabels aan te sluiten.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
E
B
C
D
F
A
L1 L2 L3
PE W/T3V/T2U/T1
W1V1U1PE
M
PE
L1 L2 L3
COM STO
PE
DC-DC+
PE W/
T3
V/ T2
U/ T1
DC-DC+
R-
DC-
DC+
R-
R+
VACON · 32 INSTALLATIE IN KAST
Het externe voedingsaansluitblok is een afzonderlijke optie die bij de IP00­frequentieregelaar dient te worden gemonteerd. De kabels tussen de motorkabelklemmen van de frequentieregelaar en het externe voedingsaansluitblok worden niet meegeleverd.
AANWIJZING!
Het optionele externe voedingsaansluitblok is niet noodzakelijk bij gebruik van een optiemodule.
Afb. 14: Het hoofdcircuitschema, MR10 met optiemodule en andere opties
A. Voedingseenheid B. Besturingseenheid C. Optioneel du/dt-filter
AANWIJZING!
Het common-modefilter wordt alleen gebruikt als aanvullende bescherming. De basisbeveiliging tegen motorlagerstromen is een geïsoleerd lager.
D. Optioneel common-modefilter E. Optionele remchopper F. Remweerstand
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
INSTALLATIE IN KAST VACON · 33
Tabel 6: Opties voor MR10
Optie Bestelcode Locatie Beschrijving
Remchopper
Common-modefilter +POCM Optiemodule Verlaagt de motorlagerstromen.
Du/dt-filter
Extern voedingsaansluit­blok +PCTB
AC-zekeringen en zeke­ringschakelaar
Flensmontage
Installatieset voor een externe besturingseen­heid
+DBIN
+PODU
+CIFD
+QFLG
ENC-QCDU
Optiemodule Schakelt dynamisch remmen in met een
externe remweerstand.
Optiemodule Verlaagt de motorlagerstromen en de
belasting op de motorisolatie.
Kast Maakt een flexibelere aansluiting van
motorkabels mogelijk. Dit is een afzon­derlijke optie.
Optiemodule Isoleer de frequentieregelaar op veilige
wijze van het net.
- Maakt het mogelijk om de frequentiere­gelaar door de kastwand heen te monte­ren, zodat de besturingseenheid in de kast blijft.
- Een montageplaat en een kabel van 2 m om de besturingseenheid op afstand van de vermogenseenheid te installeren.
AANWIJZING!
Wanneer uw frequentieregelaar is uitgerust met de optiemodule, is extra ruimte nodig om de frequentieregelaar te installeren.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
B
C C
E
A
D
2L1 2L22L3
PE
PE PE
W/T3V/T2U/T1
W/ T3
V/ T2
U/ T1
W/ T3
V/ T2
U/ T1
PE
L1 L2 L3PE
1L11L21L3PE
L1 L2 L3PE
DC-DC+ PE W/T3V/T2U/T1DC-DC+
COM STO
COM STO
M
W1V1U1PE
VACON · 34 INSTALLATIE IN KAST

5.1.3 ALGEMENE INFORMATIE OVER DE INSTALLATIE, MR11–MR12

Afb. 15: Het hoofdcircuitschema, MR12 zonder optiemodule en andere opties
A. Vermogenseenheid 1 B. Vermogenseenheid 2 C. Optionele externe
voedingsaansluitblokken (+PCTB)
D. Besturingseenheid
De minimale lengte van de motorkabels van de voedingseenheid naar een gemeenschappelijk aansluitpunt bedraagt 10 m. Wanneer er een du/dt-filter wordt gebruikt, mogen de kabels korter dan 10 m zijn.
Met het optionele externe voedingsaansluitblok kunnen 3 motorkabels op 1 klem worden aangesloten. Met deze optie is het bovendien eenvoudiger om grote motorkabels aan te sluiten.
E. Symmetrische motorkabels. De kabels
moeten dezelfde lengte hebben van de voedingseenheid naar een gemeenschappelijk aansluitpunt.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B
C D
E
C
D
E
G
A
F
2L1 2L22L3
PE W/T3V/T2U/T1
PE
L1 L2 L3PE
1L11L21L3PE
L1 L2 L3PE
DC-DC+
COM STO
COM STO
OK
3
M
DC-
DC+
R-
DC-
DC+
R-
PE W/T3V/T2U/T1DC-DC+
PE W/
T3
V/ T2
U/ T1
DC-DC+/R-
R+
PE W/
T3
V/ T2
U/ T1
DC-DC+/R-
R+
W1V1U1PE
INSTALLATIE IN KAST VACON · 35
Het externe voedingsaansluitblok is een afzonderlijke optie die bij de IP00­frequentieregelaar dient te worden gemonteerd. De kabels tussen de motorkabelklemmen van de frequentieregelaar en het externe voedingsaansluitblok worden niet meegeleverd.
AANWIJZING!
Het optionele externe voedingsaansluitblok is niet noodzakelijk bij gebruik van een optiemodule.
Afb. 16: Het hoofdcircuitschema, MR12 met optiemodule en andere opties
A. Vermogenseenheid 1 B. Vermogenseenheid 2 C. Optionele remchoppers D. Optioneel du/dt-filter E. Optioneel common-modefilter
F. Besturingseenheid G. Symmetrische motorkabels. De kabels
moeten dezelfde lengte hebben van de voedingseenheid naar een gemeenschappelijk aansluitpunt.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
B
C C
E
A
D
PE W/T3V/T2U/T1
L1 L2 L3PE
DC-DC+
DC+/R+
PE W/T3V/T2U/T1DC-DC+
DC+/R+
COM STO
L1 L2 L3PE
COM STO
W1V1U1PE
2L12L22L3PE 1L11L2 1L3PE
VACON · 36 INSTALLATIE IN KAST
Afb. 17: Het hoofdcircuitschema, MR11 met optiemodule en andere opties
A. Vermogenseenheid 1 B. Vermogenseenheid 2 C. Remweerstand niet meegeleverd D. Besturingseenheid
E. Symmetrische motorkabels. De kabels
moeten dezelfde lengte hebben van de voedingseenheid naar een gemeenschappelijk aansluitpunt.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
Y
D
Y
M
INSTALLATIE IN KAST VACON · 37
Tabel 7: Opties voor MR11
Optie Bestelcode Locatie Beschrijving
Remchopper
Flensmontage
+DBIN
+QFLG
Optiemodule Schakelt dynamisch remmen in met een
externe remweerstand.
- Maakt het mogelijk om de frequentiere­gelaar door de kastwand heen te monte­ren, zodat de besturingseenheid in de kast blijft.
Tabel 8: Opties voor MR12
Optie Bestelcode Locatie Beschrijving
Remchopper
Common-modefilter +POCM Optiemodule Verlaagt de motorlagerstromen.
Du/dt-filter
Extern voedingsaansluit­blok +PCTB
Installatieset voor een externe besturingseen­heid
+DBIN
+PODU
ENC-QCDU
Optiemodule Schakelt dynamisch remmen in met een
externe remweerstand.
Optiemodule Verlaagt de motorlagerstromen en de
belasting op de motorisolatie.
Kast Maakt een flexibelere aansluiting van
motorkabels mogelijk. Dit is een afzon­derlijke optie.
- Een montageplaat en een kabel van 2 m om de besturingseenheid op afstand van de vermogenseenheid te installeren.
AANWIJZING!
Wanneer uw frequentieregelaar is uitgerust met de optiemodule, is extra ruimte nodig om de frequentieregelaar te installeren.
Afb. 18: 12-pulsaansluiting van MR11 en MR12
A. MR11 en MR12 frequentieregelaars
Het is met de MR11 en MR12 ook mogelijk een 12-pulsaansluiting te gebruiken om de harmonischen aan de voedingskant van de frequentieregelaar te beperken. In de 12­pulsaansluiting zijn parallelle frequentieregelaars via kabels verbonden aan de secundaire transformatorwikkelingen, met een faseverschuiving van 30 graden.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
A
VACON · 38 INSTALLATIE IN KAST

5.2 MECHANISCHE INSTALLATIE

Installeer de frequentieregelaar in verticale positie aan de achterzijde van de kast. We raden u aan om de rails aan de zijkanten binnen de kast te bevestigen. De rails maken de frequentieregelaar stabieler en het onderhoud eenvoudiger.
AANWIJZING!
De modules voor MR11 en MR12 moeten naast elkaar worden geïnstalleerd, zodat er een optische kabel tussen de eenheden kan worden aangesloten. De aanbevolen maximumafstand tussen de eenheden is:
MR11: 120 mm
MR12: 100 mm
Installeer de frequentieregelaar in het midden van de kast (in de breedte) en op een afstand van maximaal 230 mm vanaf de bovenzijde.

5.2.1 DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR IN DE KAST INSTALLEREN

DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR ZONDER OPTIEMODULE INSTALLEREN
1 We raden u aan om de IP00-frequentieregelaar te
installeren op rails binnen de kast.
A. Rails binnen de kast
2 Gebruik de bevestigingspunten om de IP00-
frequentieregelaar in de kast te bevestigen. De locaties van de bevestigingspunten worden beschreven in hoofdstuk 4 Montageafmetingen.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B
A
INSTALLATIE IN KAST VACON · 39
DE MR10 OF MR12 IP00-FREQUENTIEREGELAARS MET OPTIEMODULE INSTALLEREN
Hier ziet u hoe de IP00-frequentieregelaar met optiemodule in de kast geïnstalleerd dient te worden.
1 Gebruik de bevestigingspunten aan de voorzijde van
de frequentieregelaar.
A. Voorste bevestigingspunten B. Bevestigingspunten van de
optiemodule. Deze zijn belangrijk voor het veilig uitvoeren van onderhoud als de IP00-frequentieregelaar is verwijderd.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
A
VACON · 40 INSTALLATIE IN KAST
2 Gebruik de bevestigingspunten aan de achterzijde
van de frequentieregelaar.
A. Achterste bevestigingspunten

5.2.2 FLENSMONTAGE VAN DE IP00-FREQUENTIEREGELAAR

U kunt de IP00-frequentieregelaar ook in een kastwand monteren met de flensmontageoptie.
AANWIJZING!
De beschermingsklassen zijn verschillend in verschillende delen van de frequentieregelaar.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
B
D
A
C
E
INSTALLATIE IN KAST VACON · 41
Afb. 19: Voorbeeld van flensmontage (behuizingsgrootte MR9)
A. Kastwand of ander oppervlak B. Voorzijde
D. IP 00/UL open type E. IP 54/UL type 12
C. Achterzijde
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
G
F
A E
B
D
C
H
VACON · 42 INSTALLATIE IN KAST
Afb. 20: Afmetingen van opening en frequentieregelaaromtrek met flens
A. Hoogte van de opening voor
wartelplaatmontage
B. Breedte van de opening
F. Omtrek van de opening G. Omtrek van de frequentieregelaar
H. Bovenzijde van de frequentieregelaar C. Hoogte van de frequentieregelaar D. Breedte van de frequentieregelaar E. Afstand tussen onderzijde
frequentieregelaar en onderzijde opening
Tabel 9: Afmetingen van de frequentieregelaar
Behuizingsgrootte C [mm] D [mm] C [inch] D [inch]
MR8 898 359 35,4 14,1
MR9 1060 550 41,7 21,7
MR10 1110 576 43,7 22,7
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
D
A
INSTALLATIE IN KAST VACON · 43
Tabel 10: Afmetingen van de opening voor flensmontage
Behuizingsgr ootte
MR8 859 298 18 33,8 11,7 0,7
MR9 975 485 54 38,4 19,1 2,1
MR10 960 510 122 37,8 20,1 4,8
A [mm] B [mm] E [mm] A [inch] B [inch] E [inch]
Afb. 21: Afdichting van de opening voor MR8, MR9 en MR10
A. De frequentieregelaar B. Omtrek van de opening
C. Pakkingtape
D. Bovenkant van de frequentieregelaar

5.2.3 EEN EXTERNE BESTURINGSEENHEID INSTALLEREN

Gebruik de installatieset voor een externe besturingseenheid (ENC-QCDU) voor MR10 en MR12 om de besturingseenheid op afstand van de vermogenseenheid te installeren. U moet de besturingseenheid installeren in een behuizing die vergelijkbaar is met de behuizing waarin de vermogenseenheid is geïnstalleerd. De installatieset bevat de volgende componenten:
montageplaat
zijplaat
kabel van 2 meter
schroeven
Zie de afmetingen in Afb. 11.
INSTALLATIEPROCEDURE
1 Bevestig de kabel op de montageplaat. Zorg dat u
de kabel zo aansluit dat de kabel richting de rand wijst.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
VACON · 44 INSTALLATIE IN KAST
2 Bevestig de zijplaat op de montageplaat. U kunt die
links of rechts bevestigen.
3 Demonteer de besturingseenheid en de
aardingsstrip van de stuurkabel van de MR10­vermogenseenheid.
4 Monteer de besturingseenheid en de aardingsstrip
van de stuurkabel op de montageplaat.
5 Monteer de installatieset met twee schroeven aan
de kast. a. Die schroeven zijn niet bij de set geleverd, omdat ze afhankelijk zijn van de installatie.
6 Sluit de kabel van besturingseenheid aan op de
MR10-vermogenseenheid.

5.2.4 KOELING EN VRIJE RUIMTE RONDOM DE FREQUENTIEREGELAAR

Tijdens bedrijf produceert de frequentieregelaar warmte. De ventilator zorgt voor luchtcirculatie en verlaagt de temperatuur van de frequentieregelaar. Zorg voor voldoende vrije ruimte rondom de frequentieregelaar.
Aan de voorzijde van de frequentieregelaar is ook enige vrije ruimte nodig in verband met onderhoud. De kastdeur moet geopend kunnen worden. Als u 2 of meer frequentieregelaars hebt, kunt u die naast elkaar installeren.
De temperatuur van de koellucht mag niet hoger worden dan de maximale omgevingstemperatuur en niet lager dan de minimale omgevingstemperatuur van de frequentieregelaar.
De lucht moet onbelemmerd en efficiënt door de kast en de frequentieregelaar kunnen stromen. Er moet ten minste 20 cm (7,87 inch) vrije ruimte boven de frequentieregelaar zijn, zonder obstakels die de luchtstroom blokkeren. Zorg dat de hete lucht de kast verlaat en niet terug de kast instroomt.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
B
C
D
A
B
INSTALLATIE IN KAST VACON · 45
Afb. 22: Correcte circulatie van koellucht in de kast
A. Instroom koude lucht
D. Minimaal 200 mm (7,87 inch) B. Uitstroom warme lucht C. Plaats schilden om recirculatie van
warme lucht in de kast te voorkomen.
Afb. 23: De koellucht moet vrijelijk door de kast kunnen stromen.
A. Instroom koude lucht
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B. Uitstroom warme lucht
5
VACON · 46 INSTALLATIE IN KAST
Tabel 11: Benodigde hoeveelheid koellucht
Behuizings grootte
MR8 335 197 150 23,25
MR9 620 365 300 46,50
MR10 1400 824 600 93,00
MR11 2 x 620 2 x 365 2 x 300 2 x 46,50
MR12 2 x 1400 2 x 824 2 x 600 2 x 93,00
De hoeveelheid koellucht [m³/h]
Hoeveelheid koellucht [CFM]
Oppervlakte van de luchtinlaatopeningen [cm²] *
Oppervlakte van de luchtinlaatopeningen [in²] *
* = De oppervlakte is het totaaloppervlak van de openingen, niet de oppervlakte van bijvoorbeeld een rooster.
Deze hoeveelheid koellucht is voldoende voor de frequentieregelaar. Als er in de kast andere apparaten staan die vermogensverlies veroorzaken of als u meer filters gebruikt (bijvoorbeeld voor een hogere beschermingsgraad), moet u de oppervlakte van de luchtinlaatgaten vergroten.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B
A
33 3
3
3
-F1 3
-FC1 -TA1-T1
VOEDINGSKABELS VACON · 47

6 VOEDINGSKABELS

6.1 DIMENSIONERING EN KEUZE VAN KABELS

Afb. 24: Locatie van de zekeringen
A. Netzekering B. Kast

6.1.1 DIMENSIONERING VAN KABELS EN ZEKERINGEN, IEC

We adviseren het gebruik van zekeringtype gG/gL (IEC 60269-1) voor netzekeringen (-F1). Gebruik alleen zekeringen met een nominale spanning die voldoende is voor de netspanning. Gebruik geen hogere zekeringswaarden dan aanbevolen in Tabel 12.
AANWIJZING!
De overstroombeveiliging van parallelle kabels moet worden uitgevoerd met afzonderlijke zekeringen.
De aanspreektijd van de zekering moet minder dan 0,4 seconden zijn. De aanspreektijd stemt overeen met het zekeringtype en de impedantie van het voedingscircuit.
De frequentieregelaar moet bij voorkeur worden beveiligd met snelle zekeringen van het type aR (-FC1) (zie Tabel 14 en Tabel 16). Gebruik geen andere zekeringen.
Er worden geen zekeringen meegeleverd (-F1 of -FC1).
De tabel toont ook welke gangbare typen symmetrisch afgeschermde koper- of aluminiumkabels gebruikt kunnen worden met de frequentieregelaar.
AANWIJZING!
De aangegeven netkabel- en zekeringwaarden zijn geschikt voor een kabellengte tot 100 m, met een netstroom IK = 20 kA.
De kabelafmetingen voldoen aan de vereisten van EN 60204-1 en IEC 60364-5-52: 2001.
De kabels hebben een isolatie van pvc.
De maximaal toelaatbare omgevingstemperatuur is +30 °C.
De maximale oppervlaktetemperatuur van de kabel is +70 °C.
Het maximumaantal parallelle kabels in een laddergoot is 9 naast elkaar.
Raadpleeg bij het selecteren van de kabelafmetingen in andere situaties de lokale veiligheidsvoorschriften, de ingangsspanning en de belastingsstroom van de frequentieregelaar.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 48 VOEDINGSKABELS
Tabel 12: De aanbevolen netkabels en zekeringen bij 208–240 V en 380–500 V
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B 0386 5 385 400
MR10
Type IL [A] Netzekeringen per
fase (gG/gL) [A]
0140 2 0140 5
0170 2 0170 5
0205 2 0205 5
0261 2 0261 5
0310 2 0310 5
0385 5 385 400
0460 5 460 500
0520 5 520 630
140 160
170 200
205 250
261 315
310 350
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
(3x70+35) (Cu)
(3x95+29) (Al)
(3x95+50) (Cu) (3x150+41) (Al)
(3x120+70) (Cu)
(3x185+57) (Al)
(3x185+95) (Cu)
2x(3x120+41) (Al)
2x(3x95+50) (Cu)
2x(3x120+41) (Al)
2x(3x120+70) (Cu)
2x(3x185+57) (Al)
2x(3x120+70) (Cu)
2x(3x185+57) (Al)
2x(3x185+95) (Cu)
2x(3x240+72) (Al)
2x(3x185+95) (Cu)
3x(3x150+41) (Al)
Netkabelkl
em,
boutmaat
[mm²]
M8 M8
M8 M8
M8 M8
M10 M8
M10 M8
M10 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
Aardingskl
em,
boutmaat
[mm²]
MR11
0590 5 590 630
0651 5 650 2 x 355
0731 5 730 2 x 400
2x(3x240+120) (Cu)
3x(3x185+57) (Al)
4x(3x95+50)
4x(3x120+41)
4x(3x95+50)
4x(3x150+41)
M12 M8
M10 M8
M10 M8
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 49
Tabel 12: De aanbevolen netkabels en zekeringen bij 208–240 V en 380–500 V
Behuizings
grootte
MR12
Type IL [A] Netzekeringen per
fase (gG/gL) [A]
0650 5 650 2 x 355
0730 5 730 2 x 400
0820 5 820 2 x 500
0920 5 920 2 x 500
1040 5 1040 2 x 630
1180 5 1180 2 x 630
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
4x(3x95+50)
4x(3x120+41)
4x(3x95+50)
4x(3x150+41)
4x(3x120+70) 4x(3x185+57)
4x(3x150+70) 4x(3x240+72)
4x(3x185+95) 6x(3x150+41)
4x(3x240+120)
6x(3x185+57)
Netkabelkl
em,
boutmaat
[mm²]
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
Aardingskl
em,
boutmaat
[mm²]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 50 VOEDINGSKABELS
Tabel 13: De aanbevolen netkabels en zekeringen bij 525-690 V
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B
Type IL [A] Netzekeringen per
fase (gG/gL) [A]
0080 6 0080 7
0100 6 0100 7
0125 6 0125 7
0144 6 0144 7
0170 6 0170 7
0208 6 0208 7
0262 6 0262 7
0261 6 0261 7
80 100
100 125
125 160
144 160
170 200
208 250
261 315
261 315
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
3x35+16 (Cu)
3x50+21 (Al)
3x50+25 (Cu)
3x70+21 (Al)
3x70+35 (Cu)
3x95+29 (Al)
3x70+35 (Cu)
3x120+41 (Al)
3x95+50 (Cu)
3x150+41 (Al)
3x120+70 (Cu)
3x185+57 (Al)
3x185+95
2x(3x95+29)
3x185+95
2x(3x95+29)
Netkabelkl
em,
boutmaat
[mm²]
M8 M8
M8 M8
M8 M8
M10 M8
M10 M8
M10 M8
M10 M8
M12 M8
Aardingskl
em,
boutmaat
[mm²]
MR10
MR11
0325 6 0325 7
0385 6 0385 7
0416 6 0416 7
0461 6 0461 7
0521 6 0521 7
325 355
385 400
416 450
460 2 x 315
520 2 x 315
3x240+120
2x(3x120+41)
2x(3x120+70) 2x(3x185+57)
2x(3x120+70) 2x(3x185+57)
2x(3x150+70) 2x(3x240+72)
2x(3x185+95)
4x(3x95+29)
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M10 M8
M10 M8
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 51
Tabel 13: De aanbevolen netkabels en zekeringen bij 525-690 V
Behuizings
grootte
MR12
Type IL [A] Netzekeringen per
fase (gG/gL) [A]
0460 6 0460 7
0520 6 0520 7
0590 6 0590 7
0650 6 0650 7
0750 6 0750 7
0820 6 0820 7
460 2 x 315
520 2 x 315
590 2 x 315
650 2 x 355
750 2 x 400
820 2 x 425
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
2x(3x150+70) 2x(3x240+72)
2x(3x185+95)
4x(3x95+29)
4x(3x70+35)
4x(3x120+41)
4x(3x95+50)
4x(3x150+41)
4x(3x120+70) 4x(3x150+41)
4x(3x120+70) 4x(3x185+57)
Netkabelkl
em,
boutmaat
[mm²]
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
M12 M8
Aardingskl
em,
boutmaat
[mm²]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 52 VOEDINGSKABELS
Tabel 14: Frequentieregelaarzekeringen, 208–240 V en 380–500 V, Mersen
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B 0386 5 385 NH2UD69V700PV 700 3 2 5800
MR10
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0140 2 0140 5
0170 2 0170 5
0205 2 0205 5
0261 2 0261 5
0310 2 0310 5
0385 5 385 NH2UD69V700PV 700 3 2 5800
0460 5 460 NH3UD69V800PV 800 3 3 6000
0520 5 520 NH3UD69V1000PV 1000 3 3 8500
140 NH1UD69V400PV 400 3 1 2800
170 NH1UD69V400PV 400 3 1 2800
205 NH1UD69V400PV 400 3 1 2800
261 NH2UD69V500PV 500 3 2 3300
310 NH2UD69V700PV 700 3 2 5800
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
MR11
MR12
0590 5 590 PC73UD90V10CPA 1000 3 3 13000
0651 5 650 NH2UD69V700PV 700 6 2 5800
0731 5 730 NH2UD69V700PV 700 6 2 5800
0650 5 650 NH2UD69V700PV 700 6 2 5800
0730 5 730 NH2UD69V700PV 700 6 2 5800
0820 5 820 NH3UD69V800PV 800 6 3 6000
0920 5 920 NH3UD69V1000PV 1000 6 3 8500
1040 5 1040 NH3UD69V1000PV 1000 6 3 8500
1180 5 1180 PC73UD90V10CPA 1000 6 3 13000
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 53
Tabel 15: Frequentieregelaarzekeringen, 525–690 V, Mersen
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0080 6 0080 7
0100 6 0100 7
0125 6 0125 7
0144 6 0144 7
0170 6 0170 7
0208 6 0208 7
0262 6 0262 7
80 NH1UD69V200PV 200 3 1 1000
100 NH1UD69V200PV 200 3 1 1000
125 NH1UD69V200PV 200 3 1 1000
144 NH1UD69V400PV 400 3 1 2800
170 NH1UD69V400PV 400 3 1 2800
208 NH1UD69V400PV 400 3 1 2800
261 NH2UD69V500PV 500 3 3 3400
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
MR10
MR11
0261 6 0261 7
0325 6 0325 7
0385 6 0385 7
0416 6 0416 7
0461 6 0461 7
0521 6 0521 7
261 NH2UD69V500PV 500 3 2 3400
325 NH2UD69V500PV 500 3 2 3400
385 NH2UD69V700PV 700 3 2 5800
416 NH3UD69V800PV 800 3 3 6000
460 NH2UD69V500PV 500 6 2 3400
520 NH2UD69V500PV 500 6 2 3400
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 54 VOEDINGSKABELS
Tabel 15: Frequentieregelaarzekeringen, 525–690 V, Mersen
Behuizings
grootte
MR12
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0460 6 0460 7
0520 6 0520 7
0590 6 0590 7
0650 6 0650 7
0750 6 0750 7
0820 6 0820 7
460 NH2UD69V500PV 500 6 2 3400
520 NH2UD69V500PV 500 6 2 3400
590 NH2UD69V500PV 500 6 2 3400
650 NH2UD69V700PV 700 6 3 5800
750 NH2UD69V700PV 700 6 2 5800
820 NH3UD69V800PV 800 6 3 6000
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 55
Tabel 16: Frequentieregelaarzekeringen, 208-240 V en 380-500 V, Bussmann
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B 0386 5 385 170M5814D 800 3 2 5700
MR10
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0140 2 0140 5
0170 2 0170 5
0205 2 0205 5
0261 2 0261 5
0310 2 0310 5
0385 5 385 170M5814D 800 3 2 5700
0460 5 460 170M6814D 1000 3 3 7500
0520 5 520 170M6892D 1100 3 3 8500
140 170M3819D 400 3 1 2400
170 170M3819D 400 3 1 2400
205 170M3819D 400 3 1 2400
261 170M5812D 630 3 2 4000
310 170M5812D 630 3 2 4000
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
MR11
MR12
0590 5 590 170M8554D 1250 3 3 11000
0651 5 650 170M5814D 800 6 2 5700
0731 5 730 170M5814D 800 6 2 5700
0650 5 650 170M5814D 800 6 2 5700
0730 5 730 170M5814D 800 6 2 5700
0820 5 820 170M6814D 1000 6 3 7500
0920 5 920 170M6814D 1000 6 3 7500
1040 5 1040 170M6892D 1100 6 3 8500
1180 5 1180 170M8554D 1250 6 3 11000
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 56 VOEDINGSKABELS
Tabel 17: Frequentieregelaarzekeringen, 525-690 V, Bussmann
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0080 6 0080 7
0100 6 0100 7
0125 6 0125 7
0144 6 0144 7
0170 6 0170 7
0208 6 0208 7
0262 6 0262 7
80 170M3816D 250 3 1 1300
100 170M3816D 250 3 1 1300
125 170M3816D 250 3 1 1300
144 170M3819D 400 3 1 2400
170 170M3819D 400 3 1 2400
208 170M3819D 400 3 1 2400
261 170M5812D 630 3 2 4000
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
MR10
MR11
0261 6 0261 7
0325 6 0325 7
0385 6 0385 7
0416 6 0416 7
0461 6 0461 7
0521 6 0521 7
261 170M5812D 630 3 2 4000
325 170M5812D 630 3 2 4000
385 170M5814D 800 3 2 5700
416 170M6814D 1000 3 3 7500
460 170M5812D 630 6 2 4000
520 170M5812D 630 6 2 4000
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 57
Tabel 17: Frequentieregelaarzekeringen, 525-690 V, Bussmann
Behuizings
grootte
MR12
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0460 6 0460 7
0520 6 0520 7
0590 6 0590 7
0650 6 0650 7
0750 6 0750 7
0820 6 0820 7
460 170M5812D 630 6 2 4000
520 170M5812D 630 6 2 4000
590 170M5812D 630 6 2 4000
650 170M5814D 800 6 2 5700
750 170M5814D 800 6 2 5700
820 170M6814D 1000 6 3 7500
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g

6.1.2 DIMENSIONERING VAN KABELS EN ZEKERINGEN, NOORD-AMERIKA

Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
De ingebouwde kortsluitbeveiliging biedt geen bescherming voor het aftakcircuit waarop de frequentieregelaar is aangesloten. Raadpleeg de lokale elektriciteitsvoorschriften om te voorzien in een aftakcircuitbeveiliging.
We adviseren de zekeringklasse T of J (UL & CSA) om te voorzien in een aftakcircuitbeveiliging. De nominale spanning van de zekering moet worden afgestemd op die van het net. Let ook op ter plaatse geldende voorschriften, installatieomstandigheden en kabelspecificaties. Gebruik geen hogere zekeringswaarden dan aanbevolen in Tabel 18 en Tabel 19.
Als de frequentieregelaarzekeringen -FC1 worden gebruikt volgens Tabel 19, kunt u de aftakcircuitbeveiliging ook realiseren met een in de lokale elektriciteitsvoorschriften vermelde circuitbreaker in plaats van zekeringen van klasse T of J.
De kabelafmetingen moeten voldoen aan de lokale elektriciteitsvoorschriften.
Raadpleeg de lokale elektriciteitsvoorschriften voor belangrijke informatie over de eisen die worden gesteld aan de aardleiding.
Raadpleeg de instructies van lokale elektriciteitsvoorschriften voor de correctiefactoren bij de verschillende temperaturen.
De UL-goedkeuring geldt voor een ingangsspanning tot 600 V.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 58 VOEDINGSKABELS
Tabel 18: Dimensionering van kabels en zekeringen voor VACON® 100 INDUSTRIAL en FLOW in Noord-Amerika, netspanning 208–240 V en 380–500 V.
Behuizing
sgrootte
MR8
MR9A
MR9B 0386 5 385 500 2x250 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
MR10
Type IL [A] Zekering
(klasse T/J) [A]
0140 2 0140 5
0170 2 0170 5
0205 2 0205 5
0261 2 0261 5
0310 2 0310 5
0385 5 385 500 2x250 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0460 5 460 600 2x350 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0520 5 520 700 3x4/0 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
140,0 200 3/0 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
170,0 225 250 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
205,0 250 350 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
261,0 350 2x250 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
310,0 400 2x250 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
Net- en
motorkabel
(Cu) [AWG/
kcmil]
Maat kabelklem
Netkabelklem
[AWG/kcmil]
Aardings- klem
[AWG/kcmil]
MR11
MR12
0590 5 590 800 3x250 kcmil 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0651 5 650 2x400 4x4/0 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0731 5 730 2x500 4x300 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0650 5 650 2x400 4x4/0 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0730 5 730 2x500 4x300 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0820 5 820 2x600 4x350 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
0920 5 920 2x600 6x4/0 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
1040 5 1040 2x600 6x250 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
1180 5 1180 2x700 6x300 1 AWG-350 kcmil 1 AWG-350 kcmil
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 59
Tabel 19: Dimensionering van kabels en zekeringen voor VACON® 100 INDUSTRIAL en FLOW in Noord-Amerika, netspanning 525-690 V.
Behuizing
sgrootte
MR8
MR9A
MR9B 0262 7 261,0 350 2xAWG2/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
MR10
Type IL [A] Zekering
(klasse T/J) [A]
0080 7 80,0 90 1/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0100 7 100,0 110 1/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0125 7 125,0 150 2/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0144 7 144,0 175 3/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0170 7 170,0 200 4/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0208 7 208,0 250 300 kcmil 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0261 7 261,0 350 2xAWG2/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0325 7 325,0 450 2x4/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0385 7 385,0 500 2x250 kcmil 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0416 7 416,0 600 2x300 kcmil 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
Net- en
motorkabel
(Cu) [AWG/
kcmil]
Maat kabelklem
Netkabelklem
[AWG/kcmil]
Aardings- klem
[AWG/kcmil]
MR11
MR12
0461 7 460 2x300 4x2/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0521 7 520 2x350 4x3/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0460 7 460 2x300 4x2/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0520 7 520 2x350 4x3/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0590 7 590 2x400 4x4/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0650 7 650 2x400 4x4/0 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0750 7 750 2x450 4x300 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
0820 7 820 2x500 4x350 1 AWG–350 kcmil 1 AWG–350 kcmil
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 60 VOEDINGSKABELS
Tabel 20: Frequentieregelaarzekeringen in Noord-Amerika, 208–240 V en 380–500 V, Mersen
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B 0386 5 385 PC30UD69V550TF 550 3 30 4600
MR10
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0140 2 0140 5
0170 2 0170 5
0205 2 0205 5
0261 2 0261 5
0310 2 0310 5
0385 5 385 PC32UD69V800TF 800 3 32 6800
0460 5 460 PC32UD69V800TF 800 3 32 6800
0520 5 520 PC32UD69V1000TF 1000 3 32 9400
140 PC30UD69V350TF 350 3 30 2500
170 PC30UD69V350TF 350 3 30 2500
205 PC30UD69V350TF 350 3 30 2500
261 PC30UD69V550TF 550 3 30 4600
310 PC30UD69V550TF 550 3 30 4600
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
MR11
MR12
0590 5 590 PC32UD69V1000TF 1000 3 32 9400
0651 5 650 PC30UD69V550TF 550 6 30 4700
0731 5 730 PC30UD69V550TF 550 6 30 4700
0650 5 650 PC32UD69V630TF 630 6 32 4700
0730 5 730 PC32UD69V630TF 630 6 32 4700
0820 5 820 PC32UD69V800TF 800 6 32 6800
0920 5 920 PC32UD69V800TF 800 6 32 6800
1040 5 1040 PC32UD69V1000TF 1000 6 32 9400
1180 5 1180 PC32UD69V1000TF 1000 6 32 9400
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 61
Tabel 21: Frequentieregelaarzekeringen in Noord-Amerika, 525–690 V, Mersen
Behuizings
grootte
MR8
MR9A
MR9B 0262 7 261 PC30UD69V400TF 400 3 30 3100
MR10
Type IL [A] Catalogusnummer van de
zekering
0080 7 80 PC30UD69V200TF 200 3 30 1100
0100 7 100 PC30UD69V200TF 200 3 30 1100
0125 7 125 PC30UD69V200TF 200 3 30 1100
0144 7 144 PC30UD69V350TF 350 3 30 2500
0170 7 170 PC30UD69V350TF 350 3 30 2500
0208 7 208 PC30UD69V350TF 350 3 30 2500
0261 7 261 PC30UD69V500TF 500 3 32 3300
0325 7 325 PC30UD69V500TF 500 3 32 3300
0385 7 385 PC32UD69V630TF 630 3 32 4700
Nomina
le
stroom
van
zekerin
g [A]
Aantal
benodig
de
zekerin
gen
Afmetin g van de
zekerin
g
Minimale
mogelijke
kortsluitstr
oom
MR11
MR12
0416 7 416 PC32UD69V800TF 800 3 32 6800
0461 7 460 PC30UD69V400TF 400 6 30 3100
0521 7 520 PC30UD69V400TF 400 6 30 3100
0460 7 460 PC30UD69V500TF 500 6 32 3300
0520 7 520 PC30UD69V500TF 500 6 32 3300
0590 7 590 PC30UD69V500TF 500 6 32 3300
0650 7 650 PC32UD69V630TF 630 6 32 4700
0750 7 750 PC32UD69V630TF 630 6 32 4700
0820 7 820 PC32UD69V800TF 800 6 32 6800
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 62 VOEDINGSKABELS

6.2 KABELS REMWEERSTAND

Tabel 22: Remweerstandskabels, 208–240 V en 380–500 V
Behuizingsgrootte Type IL [A] Kabel
remweerstand (Cu)
[mm²]
0140 2 0140 5
MR8
MR9A
MR9B 0386 5 385 2x(3x95+50) 2x4/0
MR10
0170 2 0170 5
0205 2 0205 5
0261 2 0261 5
0310 2 0310 5
0385 5 385
0460 5 460
0520 5 520
0590 5 590
140 3x70+35 4/0
170 3x95+50 300
205 3x120+70 350
261 2x(3x70+35) 2x3/0
310 2x(3x95+50) 2x4/0
2x(3x95+50) 2x4/0
2x(3x120+70) 2x250
Remweerstandskab el (Cu) [AWG/kcmil]
0651 5 650
MR11
0731 5 730
0650 5 650
0730 5 730
0820 5 820
MR12
0920 5 920
1040 5 1040
1180 5 1180
4x(3x95+50) 4x4/0
4x(3x95+50) 4x4/0
4x(3x120+70) 4x250
Een van de kabelgeleiders blijft onaangesloten. Gebruik een symmetrisch afgeschermde kabel van hetzelfde type als de net- en motorkabels.
AANWIJZING!
De verschillende VACON® 100 toepassingen hebben verschillende functies. De VACON® 100 FLOW biedt bijvoorbeeld geen ondersteuning voor de functies dynamisch remmen en remmen met een remweerstand.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 63
Tabel 23: Kabels remweerstand, 525-690 V
Behuizingsgrootte Type * IL [A] Kabel
remweerstand
(Cu) [mm²]
MR8
MR9A
MR9B
MR10
0080 6 0080 7
0100 6 0100 7
0125 6 0125 7
0144 6 0144 7
0170 6 0170 7
0208 6 0208 7
0262 6 0262 7
0262 6 0262 7
0325 6 0325 7
0385 6 0385 7
0416 6 0416 7
80 3x35+16 2
100 3x50+25 1/0
125 3x70+35 3/0
144 3x70+35 4/0
170 3x95+50 250
208 3x120+70 350
261 2x(3x70+35) 2x4/0
262
2x(3x70+35) 2x4/0
325
385
2x(3x95+50) 2x250
416
Remweerstandskabel
(Cu) [AWG]
MR11
0461 6 0461 7
0521 6 0521 7
460 4x(3x70+35) 4x4/0
520 4x(3x70+35) 4x4/0
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 64 VOEDINGSKABELS
Tabel 23: Kabels remweerstand, 525-690 V
Behuizingsgrootte Type * IL [A] Kabel
remweerstand
(Cu) [mm²]
0460 6 0460 7
0520 6 0520 7
0590 6 0590 7
MR12
0650 6 0650 7
0750 6 0750 7
0820 6 0820 7
460
520
4x(3x70+35) 4x4/0
590
650
750
4x(3x95+50) 4x250
820
Remweerstandskabel
(Cu) [AWG]
* = Spanningsklasse 6 is niet beschikbaar in Noord-Amerika.
Een van de kabelgeleiders blijft onaangesloten. Gebruik een symmetrisch afgeschermde kabel van hetzelfde type als de net- en motorkabels.
AANWIJZING!
De verschillende VACON® 100 toepassingen hebben verschillende functies. De VACON® 100 FLOW biedt bijvoorbeeld geen ondersteuning voor de functies dynamisch remmen en remmen met een remweerstand.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
L1 L2 L3 U V W
B
A
C
E
F
G
D
VOEDINGSKABELS VACON · 65

6.3 VOORBEREIDEN VAN DE BEKABELING

Controleer voordat u begint of alle componenten van de frequentieregelaar vrij zijn van
spanning. Lees zorgvuldig de waarschuwingen in hoofdstuk 2 Veiligheid. Zorg dat de motorkabels ver genoeg van de andere kabels liggen.
De motorkabels moeten andere kabels kruisen met een hoek van 90 graden.
Laat de motorkabels voor zover mogelijk niet over langere afstanden parallel aan andere
kabels lopen.
A. Voedingskabels B. Motorkabels C. Aardleiding D. Trekontlasting
Gebruik alleen motorkabels
De maximale lengte van afgeschermde motorkabels bedraagt 200 m (MR8–MR12).
Als controle van de kabelisolatie nodig is, lees dan hoofdstuk 8.3 voor instructies.
Houd de minimumafstanden aan als de motorkabels parallel lopen aan andere kabels.
De opgegeven minimumafstanden gelden ook voor de afstand tussen motorkabels en
met symmetrische EMC-afscherming.
E. Aardklem voor de kabelafscherming,
360° geaard F. Besturingskabel G. Aardingsrail van de besturingskabel
signaalkabels van andere systemen.
Tabel 24: De minimumafstand tussen kabels die parallel lopen aan andere kabels over langere afstanden
Afstand tussen kabels, [m]
0.3 ≤ 50 1.0 ≤ 164.0
1.0 ≤ 200 3.3 ≤ 656.1
Lengte van de afgeschermde kabel [m]
Afstand tussen kabels, [ft]
Lengte van de afgeschermde kabel [ft]
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
A
VACON · 66 VOEDINGSKABELS

6.4 KABELINSTALLATIE

6.4.1 BEHUIZINGSGROOTTE MR8, MR9 EN MR11

1 Alleen MR9: Open de afdekking van de
frequentieregelaar.
2 Alleen MR9: Maak de schroeven los en verwijder de
afdichtplaat.
A. Schroeven
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
L2 L3 DC- DC+ R+R-L1
U/T1 V/T2 W/T3
L2 L3 DC- DC+ R+R-L1
U/T1
V/T2
W/T3
VOEDINGSKABELS VACON · 67
3 Lokaliseer de motorkabelklemmen.
MR8
MR9
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
L1 L2 L3 U V W
B
A
C
E
F
G
D
VACON · 68 VOEDINGSKABELS
4 Sluit de kabels aan. De afbeelding toont een
voorbeeld van goede bekabeling.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de
a)
motorkabel aan op de juiste klemmen. Bij gebruik van een remweerstandkabel moet u ook de geleiders van die kabel op de juiste klemmen aansluiten. Sluit de aardleiding van elke kabel op een
b)
aardingsklem aan met een aardingsbeugel voor de aardleiding. Zorg ervoor dat de externe aardleiding
c)
verbonden is met de aardingsrail. Zie hoofdstuk 2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging. Zie Tabel 25 voor de juiste aanhaalmomenten.
d)
AANWIJZING!
MR11-vermogenseenheid 2 heeft een blindpaneel en de stuurkabel wordt niet hierop aangesloten. De communicatie tussen de vermogenseenheden gebeurt via optische kabels.
A. Netkabels B. Motorkabels C. Aardleiding D. Trekontlasting E. Aardingsbeugel voor de
kabelafscherming, 360°
geaard F. Stuurkabel G. Aardingsrail van de
stuurkabel
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
Afb. 25: Dummypaneel
A
C
B
VOEDINGSKABELS VACON · 69
5
Als u meer kabels op dezelfde connector aansluit, plaatst u de kabelschoenen op elkaar.
A. Eerste kabelschoen B. Tweede kabelschoen C. Connector
6 Als u dikke kabels gebruikt, plaatst u kabelisolatie
tussen de aansluitklemmen om contact tussen de kabels te voorkomen.
7 Bij behuizing MR9 plaatst u ook de kap van de
frequentieregelaar (tenzij u eerst de besturingsaansluitingen wilt maken).
8 Zorg ervoor dat u de aardleiding aansluit op de
motor en op de klemmen die zijn gemarkeerd met
.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 70 VOEDINGSKABELS
Volg de instructies in hoofdstuk 2.4 Aarding en
a)
aardfoutbeveiliging op om te voldoen aan de vereisten van EN 61800-5-1. Sluit de aardleiding met een kabelschoen en
b)
een M8-bout aan op een van de schroefconnectoren.
Tabel 25: Aanhaalmomenten van de klemmen, MR8, MR9 en MR11
Behuizi
ngsgroo
tte
MR8
MR9
MR11
Type
0140 2-0205 2 0140 5-0205 5 0080 6-0125 6 0080 7-0125 7
0261 2-0310 2 0261 5-0386 5 0144 6-0262 6 0144 7-0262 7
0651 5-0731 5 0460 6-0460 7 0520 6-0520 7
Aanhaalmoment: net­en motorkabelklemmen
[Nm] lb-in [Nm] lb-in [Nm] lb-in
20 177 1,5 13,3 20 177
40 354 1,5 13,3 20 177
40 354 1,5 13,3 20 177
Aanhaalmoment: aardingsbeugels voor de kabelafscherming
Aanhaalmoment: aardingsklemmen
DE 2 VERMOGENSEENHEDEN AANSLUITEN MET EEN OPTISCHE KABEL, MR11
Behuizingsgrootte MR12 heeft 2 vermogenseenheden.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 71
1 Verwijder de serviceklep van beide
vermogenseenheden.
2 Verwijder de stuurkabelplaat door vier schroeven
los te draaien en de stuurkabelplaat opzij te tillen.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
A
A
DC- DC+
VACON · 72 VOEDINGSKABELS
3 Sluit de vermogenseenheden aan met de
glasvezelkabel.
A. Optische kabel
INSTALLATIE DC-TUSSENKRINGKABEL, MR11
1 Sluit de DC-klemmen van de 2
vermogenseenheden aan met de DC­tussenkringkabel. Sluit de DC+-klemmen samen aan en de DC-klemmen ook. De DC-tussenkringkabel wordt meegeleverd.
6
A. DC-tussenkringkabel
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
DC+ L1 L2 L3
U/T1
V/T2
W/T3
DC-
VOEDINGSKABELS VACON · 73

6.4.2 BEHUIZINGSGROOTTE MR10 EN MR12

Behuizingsgrootte MR12 heeft 2 vermogenseenheden.
DE 2 VERMOGENSEENHEDEN AANSLUITEN MET EEN GLASVEZELKABEL, MR12
1 Verwijder de serviceklep van beide
vermogenseenheden.
2 Sluit de vermogenseenheden aan met de
glasvezelkabel.
KABELINSTALLATIE ZONDER OPTIEMODULE
1 Lokaliseer de motorkabelklemmen.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
DC+ DC- DC+ DC-
C
A
B
VACON · 74 VOEDINGSKABELS
2 Sluit bij MR12 de DC-klemmen van de 2
vermogenseenheden aan met de DC­tussenkringkabel. Sluit de DC+-klemmen samen aan en de DC-klemmen ook. De DC-tussenkringkabel wordt meegeleverd.
3 Gebruik het externe voedingsaansluitblok (+PCTB)
als u dat hebt. Voor MR12 zijn er 2 externe voedingsaansluitblokken.
A. Aansluitklemmen U, V, W B. Voedingskabel (niet
meegeleverd bij de optie) C. Extern voedingsaansluitblok
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
L1 L2 L3 U V W
B
A
C
E
F
G
D
VOEDINGSKABELS VACON · 75
4 Sluit de kabels aan. De afbeelding geeft een
voorbeeld van goede bekabeling.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de
a)
motorkabel aan op de juiste klemmen. Bij gebruik van een remweerstandkabel moet u ook de geleiders van die kabel op de juiste klemmen aansluiten. Sluit de aardleiding van elke kabel aan op een
b)
aardingsklem met behulp van een aardingsbeugel voor de aardleiding. Zorg ervoor dat de externe aardleiding
c)
verbonden is met de aardingsrail. Zie hoofdstuk 2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging. Zie Tabel 27 voor de juiste aanhaalmomenten.
d)
A. Netkabels B. Motorkabels C. Aardleiding D. Trekontlasting E. Aardingsbeugel voor de
kabelafscherming, 360°
geaard F. Stuurkabel G. Aardingsrail van de
stuurkabel
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
A
B
C
1. 2.
3.
4.
D
E
A
C
B
D
F
VACON · 76 VOEDINGSKABELS
5 Als u meer kabels op dezelfde connector aansluit,
plaatst u de kabelschoenen op elkaar.
De afbeeldingen tonen de aansluiting in MR10
en MR12. De bouthouder van de connector houdt de bout
in positie wanneer u de moer draait.
A. Bouthouder van de connector B. Eerste kabelschoen C. Connector D. Tweede kabelschoen
A. Bouthouder van de connector B. Eerste kabelschoen C. Connector D. Tweede kabelschoen E. Verbindingsmof F. Derde kabelschoen
6 Voor EMC-aarding legt u de afscherming van alle 3
motorkabels bloot en maakt u een verbinding van 360 graden tussen de kabel en de aardingsbeugel voor de kabelafscherming.
7 Bevestig eerst de klemafdekking en vervolgens de
afdekking van de optiemodule.
8 Zorg ervoor dat u de aardleiding aansluit op de
motor en op de klemmen die zijn gemarkeerd met
.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
C
D
B
Max. 70 Nm (620 lb-in)
20°
+/-5°
VOEDINGSKABELS VACON · 77
Volg de instructies in hoofdstuk 2.4 Aarding en
a)
aardfoutbeveiliging op om te voldoen aan de vereisten van EN 61800-5-1.
Afb. 26: Fysieke ondersteuning voor kabels wanneer de frequentieregelaar geen optiemodule heeft
A. De frequentieregelaar B. Verbindingsrail. Klemmen L1, L2, L3,
C. Voedingskabel D. Kabelondersteuning
U/T1, V/T2, W/T3.
AANWIJZING!
Zorg voor voldoende speling en ventilatieruimte in uw installatie, met inachtneming van de plaatselijke regelgeving.
Tabel 26: Aanhaalmomenten van de klemmen, MR10 of MR12 zonder optiemodule
Behuizi
ngsgroo
tte
MR10
Type
0385 5-0590 5 0261 6-0416 6 0261 7-0461 7
Aanhaalmoment: net- en motorkabel- klemmen
[Nm] lb-in [Nm] lb-in
55-70 * 490-620 * 20 177
Aanhaalmoment: aardingsklemmen
MR12
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
0650 5-1180 5 0460 6-0820 6 0460 7-0820 7
55-70 * 490-620 * 20 177
6
DC+
R+
DC-R-L1 L2 L3
U/T1V/T2W/
T3
DC+ DC- DC+ DC-
VACON · 78 VOEDINGSKABELS
* Tegenkoppel is vereist.
KABELINSTALLATIE MET OPTIEMODULE
1 Draai de schroeven van de klemafdekking los en
verwijder de afdekking.
2 Lokaliseer de motorkabelklemmen.
3 Sluit bij MR12 de DC-klemmen van de 2
vermogenseenheden aan met de DC­tussenkringkabel. Sluit de DC+-klemmen samen aan en de DC-klemmen ook. De DC-tussenkringkabel wordt meegeleverd.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
L1 L2 L3 U V W
B
A
C
E
F
G
D
VOEDINGSKABELS VACON · 79
4 Sluit de kabels aan. De afbeelding geeft een
voorbeeld van goede bekabeling.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de
a)
motorkabel aan op de juiste klemmen. Bij gebruik van een remweerstandkabel moet u ook de geleiders van die kabel op de juiste klemmen aansluiten. Sluit de aardleiding van elke kabel aan op een
b)
aardingsklem met een aardingsbeugel voor de aardleiding. Zorg ervoor dat de externe aardleiding
c)
verbonden is met de aardingsrail. Zie hoofdstuk 2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging. Zie Tabel 27 voor de juiste aanhaalmomenten.
d)
A. Netkabels B. Motorkabels C. Aardleiding D. Trekontlasting E. Aardingsbeugel voor de
kabelafscherming, 360°
geaard F. Stuurkabel G. Aardingsrail van de
stuurkabel
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
A
B
C
1. 2.
3.
4.
D
E
A
C
B
D
F
VACON · 80 VOEDINGSKABELS
5 Als u meer kabels op dezelfde connector aansluit,
plaatst u de kabelschoenen op elkaar.
De afbeeldingen tonen de aansluiting in MR10
en MR12. De bouthouder van de connector houdt de bout
in positie wanneer u de moer draait.
A. Bouthouder van de connector B. Eerste kabelschoen C. Connector D. Tweede kabelschoen
A. Bouthouder van de connector B. Eerste kabelschoen C. Connector D. Tweede kabelschoen E. Verbindingsmof F. Derde kabelschoen
6 Voor EMC-aarding legt u de afscherming van alle 3
motorkabels bloot en maakt u een verbinding van 360 graden tussen de kabel en de aardingsbeugel voor de kabelafscherming.
7 Bevestig eerst de klemafdekking en vervolgens de
afdekking van de optiemodule.
8 Zorg ervoor dat u de aardleiding aansluit op de
motor en op de klemmen die zijn gemarkeerd met
.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 81
Volg de instructies in hoofdstuk 2.4 Aarding en
a)
aardfoutbeveiliging op om te voldoen aan de vereisten van EN 61800-5-1.
Tabel 27: Aanhaalmomenten van de klemmen, MR10 of MR12 met optiemodule
Behuizi
ngsgroo
tte
MR10
MR12
Type
0385 5-0590 5 0261 6-0416 6 0261 7-0416 7
0650 5-1180 5 0460 6-0820 6 0460 7-0820 7
Aanhaalmoment: net- en motorkabel- klemmen
[Nm] lb-in [Nm] lb-in
55-70 490-620 20 177
55-70 490-620 20 177
Aanhaalmoment: aardingsklemmen
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 82 BESTURINGSUNIT

7 BESTURINGSUNIT

7.1 COMPONENTEN VAN DE BESTURINGSUNIT

De besturingsunit van de frequentieregelaar bestaat uit standaardkaarten en optiekaarten. De optiekaarten komen in de slots van de besturingskaart (zie 7.4 Installatie van optiekaarten).
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
STO JMP
L
I
M
K
H
G
F
J
E
D
A
B
C
BESTURINGSUNIT VACON · 83
Afb. 27: De componenten van de besturingsunit
A. De besturingsklemmen voor de
standaard-I/O-aansluitingen B. Ethernetaansluiting C. De relaiskaartklemmen voor 3
relaisuitgangen of 2 relaisuitgangen en
een thermistor D. Optiekaarten E. DIP-switch voor de RS485-busafsluiting F. DIP-switch voor signaalselectie van de
analoge uitgang G. DIP-switch voor isolatie van digitale
ingangen van de massa
H. DIP-switch voor signaalselectie van
analoge ingang 2
I. DIP-switch voor signaalselectie van
analoge ingang 1
J. Statusindicator van de
ethernetaansluiting
K. Ventilator (alleen voor IP54 bij MR4 en
MR5) L. Batterij voor de real-time klok (RTC) M. De locatie en standaardpositie van de
STO-jumper (Safe Torque Off)
Bij aflevering bevat de frequentieregelaar in principe de standaarduitvoering van de besturingsinterface. Als u speciale opties besteld hebt, wordt geleverd wat u hebt besteld. Op de volgende pagina's vindt u informatie over de aansluitingen en algemene bedradingsvoorbeelden.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
VACON · 84 BESTURINGSUNIT
Het is mogelijk om de frequentieregelaar te gebruiken met een externe voeding met de volgende specificaties: +24 VDC ±10%, minimaal 1.000 mA. Sluit de externe voeding aan op aansluiting 30. Deze spanning is voldoende om de besturingsunit ingeschakeld te houden zodat u parameters kunt instellen. De meetwaarden van het hoofdcircuit (zoals de spanning van het DC-tussenkring en de temperatuur van de unit) zijn niet beschikbaar als de unit niet op het net is aangesloten.
De status-LED van de frequentieregelaar toont de status van de frequentieregelaar. De status-LED bevindt zich op het bedieningspaneel onder het toetsenblok en kan 5 verschillende statussen tonen.
Tabel 28: De statussen van de status-LED van de frequentieregelaar
Kleur van het LED-licht Status van de frequentieregelaar
Knippert langzaam Gereed
Groen In bedrijf
Rood Fout
Oranje Alarm
Knippert snel Bezig met downloaden software

7.2 BEKABELING VAN DE BESTURINGSUNIT

De standaard-I/O-kaart heeft 22 vaste besturingsklemmen en 8 relaiskaartklemmen. U kunt de standaardaansluitingen van de besturingsunit en de omschrijving van de signalen vinden in Afb. 28.

7.2.1 KEUZE VAN BESTURINGSKABELS

De besturingskabels moeten afgeschermde meeraderige kabels zijn van minstens 0,5 mm doorsnede. Zie 6.1.1 Dimensionering van kabels en zekeringen, IEC voor meer informatie over kabeltypen. Bij de relaiskaartklemmen en voor andere aansluitpunten mogen de aansluitdraden maximaal 2,5 mm2 zijn.
Tabel 29: Aandraaimoment voor de besturingskabels
Aansluiting Klembout Aandraaimoment
Nm lb-inch
Alle aansluitingen van de I/O-kaart en de relaiskaart
M3 0.5 4.5
2

7.2.2 BESTURINGSKLEMMEN EN DIP-SWITCHES

Hier ziet u de basisbeschrijving van de klemmen op de standaard-I/O-kaart en de relaiskaart. Zie 11.1 Technische informatie over besturingsaansluitingen voor meer informatie.
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
BESTURINGSUNIT VACON · 85
Voor de signalen van sommige aansluitingen kunt u optionele functies instellen met DIP­switches. Zie 7.2.2.1 Selectie van de functie van aansluitingen met DIP-switches voor meer informatie.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
Modbus RTU BACnet, N2
1
6
2
3
4
5
18
19
30
12
7
13
8
9
10
14
15
16
21
22
23
11
17
A B
24
25
26
32
33
*)
*)
Standaard-I/O-kaart
Klem Signaal Beschrijving
2-draads zender
Werkelijke waarde
I = (0)4...20 mA
+10 V ref
Referentie-uitgang
AI1+
Analoge ingang, spanning of stroom
AI1-
Gemeenschappelijke aansluiti ng analoge ingang (stroom)
AI2+
Analoge ingang, spanning of stroom
AI2-
Gemeenschappelijke aansluiti ng analoge ingang (stroom)
24 V uit
24 V hulpspanning
GND I/O-aarde
DI1
Digitale ingang 1
DI2 Digitale ingang 2
DI3
Digitale ingang 3
CM
Gemeenschappelijk voor DI1–DI6
Gemeenschappelijk voor DI1–DI6
24 V uit 24 V hulpspanning
GND I/O-aarde
DI4
Digitale ingang 4
DI5
Digitale ingang 5
DI6
Digitale ingang 6
CM
AO1+
Analoog signaal (+uitgang)
AO1-/GND
Gemeenschappelijke aansluiting analoge uitgang / I/O-aarde
+24 V in
24 V
hulpingangsspanning RS-485 Seriële bus, negatief RS-485
Seriële bus, positief
RO1 NC
RO1 CM
RO1 NO
RO2 NC
RO2 CM
RO2 NO
RO3 CM
RO3 NO
Relaisuitgang 1
Relaisuitgang 2
Relaisuitgang 3
Frequentiereferentie
Frequentiereferentie
Start vooruit
Start achteruit
Externe fout
DI4 DI5 Freq.ref.
Open Open
Open
Open
Gesloten
Gesloten
Gesloten Gesloten
Analoge ingang 1
Vaste freq. 1 Vaste freq. 2 Vaste freq. 3
Fout reset
Uitgangsfrequentie
RUN
FOUT
GEREED
mA
RUN
Referentie po-
te n tiome t e r
1…10 kΩ
VACON · 86 BESTURINGSUNIT
Afb. 28: De signalen van de besturingsklemmen op de standaard-I/O-kaart met een aansluitvoorbeeld. Als u bij uw bestelling de optiecode +SBF4 opgeeft, wordt relaisuitgang 3 vervangen door een thermistoringang.
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
21 22
23 24
25
26
32
33
Van standaard-I/O-kaart
Van aansl.
6 of 12
Van aansl.
#13
RUN
Relaiskaart 1
Klem
Signaal
Standaard
RO1 NC
RO1 CM RO1 NO RO2 NC
RO2 CM
RO2 NO
RO3 CM
RO3 NO
Relaisuitgang 1
Relaisuitgang 2
Relaisuitgang 3
RUN
FOUT
GEREED
TI1+
TI1-
21 22
23 24
25
26
28
29
Van standaard-I/O-kaart
Van aansl.
#12
Van aansl.
#13
RUN
Relaiskaart 2
Klem Signaal
Standaard
RO1 NC RO1 CM
RO1 NO RO2 NC
RO2 CM
RO2 NO
Relaisuitgang 1
Relaisuitgang 2
Thermistoringang
RUN
FOUT
GEEN ACTIE
BESTURINGSUNIT VACON · 87
* = U kunt de digitale ingangen van de massa isoleren met een DIP-switch. Zie 7.2.2.2 Digitale ingangen isoleren van massa.
Er zijn twee verschillende relaiskaarten verkrijgbaar.
Afb. 29: De standaardrelaiskaart (+SBF3)
Afb. 30: De optionele relaiskaart (+SBF4)
AANWIJZING!
De thermistoringang is niet standaard actief.
Als u de thermistoringang wilt gebruiken, moet u de parameter Fout Thermistor in de software activeren. Zie de applicatiehandleiding.
7.2.2.1 Selectie van de functie van aansluitingen met DIP-switches Bij sommige aansluitingen kunt u twee opties instellen met behulp van DIP-switches. De
schakelaars kennen twee standen: omhoog en omlaag. Een beschrijving van de locatie en werking van de DIP-switches vindt u in Afb. 31.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
A B
A
B
C
D
E
AI2
U I
AI1
U I
RS-485
OFF ON
AO1
U I
VACON · 88 BESTURINGSUNIT
Afb. 31: Keuzemogelijkheden van de DIP-switches
A. Het spanningssignaal (U), 0–10V-ingang B. Het stroomsignaal (I), 0–20mA-ingang C. UIT
Tabel 30: De standaardpositie van de DIP-switches
DIP-switch Standaardpositie
AI1 U
AI2 I
AO1 I
RS485-busafsluiting UIT
D. AAN E. De RS485-busafsluiting
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
B
C
BESTURINGSUNIT VACON · 89
7.2.2.2 Digitale ingangen isoleren van massa Op de standaard-I/O-kaart kunt u de digitale ingangen isoleren van de massa (aansluitingen
8–10 en 14–16). Hiertoe verandert u de stand van een DIP-switch op de besturingskaart.
Afb. 32: Zet de DIP-switch om als u de digitale ingangen wilt isoleren van de massa
A. Digitale ingangen
C. Verbonden met massa (standaard)
B. Zwevend

7.3 AANSLUITING VELDBUS

U kunt de frequentieregelaar met behulp van een RS485- of Ethernet-kabel aansluiten op een veldbus. Bij gebruik van een RS485-kabel sluit u die aan op klem A en B van de standaard-I/O-kaart. Bij gebruik van een Ethernet-kabel sluit u die aan op de Ethernet­aansluiting onder de afdekking van de frequentieregelaar.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
C
D
B
A
VACON · 90 BESTURINGSUNIT
Afb. 33: Ethernet- en RS485-aansluitingen
A. RS485-aansluiting A = data ­B. RS485-aansluiting B = data +
C. Ethernet-aansluiting D. Stuurklemmen

7.3.1 INTERNE VELDBUSSEN IN VACON® 100 PRODUCTEN

De VACON® 100 productfamilie biedt interne ondersteuning voor vier Ethernet-veldbussen:
Modbus TCP/UDP
BACnet IP
PROFINET IO (+FBIE-licentie vereist)
EtherNet/IP (+FBIE-licentie vereist)
Omdat er slechts één Ethernet-poort aanwezig is, kunnen de Ethernet-veldbussen worden aangesloten in netwerken met een stertopologie.
De RJ45-connector voor de VACON® 100 familie heeft geen leds voor toerental of activiteit. In plaats daarvan is er één led in het midden van de frequentieregelaar. De led is alleen zichtbaar als de afdekkingen zijn verwijderd. De led werkt als volgt:
Led is gedimd (donker) wanneer de poort is aangesloten op een 10 Mbit/s-netwerk.
Led is geel wanneer de poort is aangesloten op een 100 Mbit/s-netwerk.
Led is gedimd (donker) wanneer de poort is aangesloten op een 1000 Mbit/s-netwerk. De
frequentieregelaar biedt geen ondersteuning voor 1000 Mbit/s-Ethernet; er is dus geen communicatie.
De VACON® 100 productfamilie biedt interne ondersteuning voor drie RS485-veldbussen:
Modbus RTU
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
BACnet MSTP
Metasys N2
BESTURINGSUNIT VACON · 91

7.3.2 ALGEMENE BEKABELINGSINSTRUCTIES VOOR VELDBUS

Gebruik in het netwerk uitsluitend componenten die voldoen aan de industriële normen en vermijd complexe structuren, om de responstijd en het aantal incorrecte verzendingen tot een minimum te beperken. De vereisten voor commerciële bekabelingscomponenten zijn gespecificeerd in sectie 8-8 van de normen van de ANSI/TIA/EIA-568-B-serie. Het gebruik van commerciële componenten kan leiden tot lagere systeemprestaties. Het gebruik van dergelijke producten of componenten kan leiden tot suboptimale prestaties in industriële regeltoepassingen.
7.3.2.1 Algemene bekabelingsinstructies voor Ethernet Gebruik uitsluitend afgeschermde kabels van categorie CAT5e of CAT6.
Tabel 31: Aanbevolen kabelafscherming
Aanbevolen volgorde Kabel
1 Afgeschermde en met folie omwikkelde gedraaide paren
(S/FTP) CAT5e of CAT6
2 Afgeschermde gedraaide paren (STP) CAT5e of CAT6
3 Met folie omwikkelde gedraaide paren (S/FTP) CAT5e of
CAT6
4 Niet-afgeschermde gedraaide paren (UTP) CAT5e of CAT6
Gebruik standaard Ethernet 100 Mbit pinout-connectoren Gebruik een afgeschermde RJ45­stekker met een maximumlengte van 40 mm (1,57 in).
De maximumlengte van de CAT5e- of CAT6-kabel tussen twee RJ45-poorten is 100 meter. U kunt kabels met een specifieke lengte kopen of kabel in bulk kopen en de connectoren bij de inbedrijfstelling monteren. Volg de instructies van de fabrikant op als u de connectoren handmatig monteert. Als u de kabels zelf klaarmaakt, zorg er dan voor dat u het juiste krimpgereedschap gebruikt en voorzichtig te werk gaat. De individuele contacten van de RJ45-aansluiting worden toegewezen volgens de T568-B-standaard.
Voor standaard gebruik is het belangrijk dat de RJ45-connectoren in de kabel (of de connectoren die worden gemonteerd) de kabelafscherming verbinden met het aardingsniveau van de Ethernet-klem in de frequentieregelaar.
7.3.2.2 Algemene bekabelingsinstructies voor RS485 Gebruik uitsluitend afgeschermde kabels met signaaldraden met gedraaide paren.
We adviseren bijvoorbeeld de volgende kabels:
Lapp Kabel UNITRONICR BUS LD FD P A, onderdeelnummer 2170813 of 2170814
Belden 9841
Gebruik een stekker van 2,5 mm² (AWG13).
De theoretische maximale kabellengte hangt af van de baudsnelheid. Zie onderstaande tabel met suggesties voor maximale kabellengtes.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
A
B
300 mm
90°
VACON · 92 BESTURINGSUNIT
Tabel 32: Kabellengtes voor RS485
Baudsnelheid (kbit/s) Lengte van lijn A (m) Lengte van lijn B (m)
9,6 1200 1200
19,2 1200 1200
93,75 1200 1200
187,5 1000 600
500 400 200
1500 200 -
3000-12000 100 -
7.3.2.3 Kabelroute Het is belangrijk dat veldbuskabels gescheiden worden gehouden van motorkabels. De
aanbevolen minimumafstand is 300 mm. Voorkom dat veldbuskabels en motorkabels elkaar kruisen. Als dat niet mogelijk is, moeten de veldbuskabels andere kabels kruisen onder een hoek van 90°.
Afgeschermde veldbus- en stuurkabels kunnen parallel worden gelegd. Installeer een geaarde metalen kabelgoot rond de veldbus- en stuurkabelroute om te voorzien in extra afscherming.
Afb. 34: Aanleg van de motor- en veldbuskabels
A. Motorkabels
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B. Veldbuskabels
B
A
BESTURINGSUNIT VACON · 93
Gebruik voor de installatie kabels met de juiste lengte. Als u kabellengte overhoudt, plaats die dan op een ruisvrije locatie. Meerdere kabelwikkelingen met een grote omtrek werken als een antenne (zie Afb. 35).
Afb. 35: Een aanleg die een antenne vormt. Ruis maakt verbinding met de veldbuskabel en kan communicatieproblemen veroorzaken.
A. Motorkabels
B. Veldbuskabels
Afb. 36: Voorbeeld van correcte aanleg van een te lange veldbuskabel. Zorg ervoor dat u de kabel niet te sterk buigt of over hetzelfde pad laat zigzaggen, om breken van de afscherming te voorkomen.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
C D
BA
VACON · 94 BESTURINGSUNIT
7.3.2.4 Trekontlasting Installeer de kabel met trekontlasting als er mogelijk trekspanning kan optreden. Breng de
trekontlasting van de veldbuskabels waar mogelijk niet aan op dezelfde plaats als de aansluiting van de afscherming op aarde. Hierdoor kan de aardverbinding minder effectief zijn. De trekspanning en trillingen kunnen ook schade aan de afscherming veroorzaken.

7.3.3 INBEDRIJFSTELLING EN BEKABELING ETHERNET

7.3.3.1 De kabelafscherming aarden Potentiaalvereffening heeft betrekking op het gebruik van metalen delen om ervoor te zorgen
dat de aardpotentiaal overal in de installatie gelijk is – de systeemaarde. Als de aardpotentiaal van alle apparaten gelijk is, voorkomt u dat er stroom gaat lopen via routes die niet ontworpen zijn om stroom te voeren. U kunt kabels ook efficiënt afschermen.
Een fout in de potentiaalvereffening kan leiden tot slechte of niet-werkende veldbuscommunicatie. Het is niet eenvoudig om een fout in de potentiaalvereffening op te sporen. Het is ook niet eenvoudig om fouten in een grote installatie te corrigeren na de inbedrijfstelling. Het is daarom belangrijk om al in de planningsfase van de installatie aan een goede potentiaalvereffening te denken. Ga in de inbedrijfstellingsfase zorgvuldig te werk bij het maken van de aansluitingen voor de potentiaalvereffening.
Voer de aarding uit met een lage HF-impedantie, bijvoorbeeld via backplanemontage. Als aardverbindingsdraden nodig zijn, gebruik dan zo kort mogelijke draden. Houd er rekening mee dat een laklaag op metaal als isolator werkt en aarding voorkomt. Verwijder de laklaag voordat u de aarding uitvoert.
Voor een goede potentiaalvereffening moeten de RJ45-connectoren in de kabel (of de connectoren die worden gemonteerd) de kabelafscherming verbinden met het aardingsniveau van de Ethernet-klem in de frequentieregelaar. De kabelafscherming kan aan beide uiteinden op het aardingsniveau worden aangesloten via het ingebouwde RC­circuit (Afb. 37). Dat zorgt voor aarding van verstoringen en voorkomt tot op zekere hoogte dat er stroom door de kabelafscherming gaat lopen. Gebruik een afgeschermde Ethernet­kabel (S/FTP of STP) die apparaten aardt via een RJ45-connector en zo gebruikmaakt van een ingebouwd RC-circuit in de frequentieregelaar.
Afb. 37: Aarding via het ingebouwde RC-circuit
Bij sterke verstoringen kan de kabelafscherming worden blootgelegd en vervolgens over 360 graden worden geaard (Afb. 40), rechtstreeks op de aarde van de frequentieregelaar (Afb. 38).
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
C D
BA
C D
BA
A B C
BESTURINGSUNIT VACON · 95
Afb. 38: Aarding in een omgeving met veel ruis en een goede potentiaalvereffening. Als de potentialen op de punten A, B, C en D sterk verschillen en niet vereffend kunnen worden, snijd de afschermingen dan door zoals aangegeven in Afb. 39.
Als de aardpotentialen van de aangesloten apparaten verschillen, kunnen kabelafschermingen die aan beide uiteinden zijn aangesloten, ertoe leiden dat er een stroom door de afscherming gaat lopen. Om dat te voorkomen, moet de kabelafscherming op een punt tussen de apparaten worden onderbroken of doorgesneden. De aarding moet worden uitgevoerd op een locatie zo dicht mogelijk bij de plaats waar de verstoringen de kabel bereiken (Afb. 39).
Afb. 39: Aarding in een omgeving met veel ruis en een gebrekkige potentiaalvereffening. Voorbeeld van het doorsnijden van de afscherming.
We adviseren om de kabelafscherming te aarden zoals in voorbeeld A en C (Afb. 40). Aard de kabelafscherming niet zoals in voorbeeld B.
Afb. 40: De kabelafscherming aarden
A. Kabelklem
C. Kabelwartel
B. Aardklem
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
A
VACON · 96 BESTURINGSUNIT
7.3.3.2 Gebruik van veldbus via een Ethernet-kabel
ETHERNET-BEKABELING
1 Sluit de Ethernet-kabel aan op de bijbehorende
klem.
A. Ethernet-kabel
2 Plaats de afdekking van de frequentieregelaar
terug.
Raadpleeg de installatiehandleiding van het door u gebruikte type veldbus voor meer informatie.

7.3.4 INBEDRIJFSTELLING EN BEKABELING RS485

7.3.4.1 De kabelafscherming aarden Potentiaalvereffening heeft betrekking op het gebruik van metalen delen om ervoor te zorgen
dat de aardpotentiaal overal in de installatie gelijk is – de systeemaarde. Als de aardpotentiaal van alle apparaten gelijk is, voorkomt u dat er stroom gaat lopen via routes die niet ontworpen zijn om stroom te voeren. U kunt kabels ook efficiënt afschermen.
Een fout in de potentiaalvereffening kan leiden tot slechte of niet-werkende veldbuscommunicatie. Het is niet eenvoudig om een fout in de potentiaalvereffening op te sporen. Het is ook niet eenvoudig om fouten in een grote installatie te corrigeren na de inbedrijfstelling. Het is daarom belangrijk om al in de planningsfase van de installatie aan een goede potentiaalvereffening te denken. Ga in de inbedrijfstellingsfase zorgvuldig te werk bij het maken van de aansluitingen voor de potentiaalvereffening.
Voer de aarding uit met een lage HF-impedantie, bijvoorbeeld via backplanemontage. Als aardverbindingsdraden nodig zijn, gebruik dan zo kort mogelijke draden. Houd er rekening
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
C D
BA
C D
BA
A B C
BESTURINGSUNIT VACON · 97
mee dat een laklaag op metaal als isolator werkt en aarding voorkomt. Verwijder de laklaag voordat u de aarding uitvoert.
In dit hoofdstuk worden de principes van het aarden van de kabelafscherming behandeld. Houd er rekening mee dat de interne RS485-veldbus in VACON® 100 producten niet zijn uitgerust met jumpers voor aardingsopties.
Sluit de kabelafscherming rechtstreeks aan op het frame van de frequentieregelaar (Afb. 41 en Afb. 43).
Afb. 41: Aarding in een omgeving met veel ruis en een goede potentiaalvereffening. Als de potentialen op de punten A, B, C en D sterk verschillen en niet vereffend kunnen worden, snijd de afschermingen dan door zoals aangegeven in Afb. 42.
Als de aardpotentialen van de aangesloten apparaten verschillen, kunnen kabelafschermingen die aan beide uiteinden zijn aangesloten, ertoe leiden dat er een stroom door de afscherming gaat lopen. Om dat te voorkomen, moet de kabelafscherming op een punt tussen de apparaten worden onderbroken of doorgesneden (Afb. 42).
Bij sterke verstoringen kan de kabelafscherming worden blootgelegd en vervolgens over 360 graden worden geaard, rechtstreeks op de aarde van de frequentieregelaar (Afb. 43). Als de in Afb. 42 getoonde aansluiting wordt gebruikt, moet de aarding worden uitgevoerd op een locatie zo dicht mogelijk bij de plaats waar de verstoringen de kabel bereiken.
Afb. 42: Aarding in een omgeving met veel ruis en een gebrekkige potentiaalvereffening. Voorbeeld van het doorsnijden van de afscherming.
We adviseren om de kabelafscherming te aarden zoals in voorbeeld A en C (Afb. 43). Aard de kabelafscherming niet zoals in voorbeeld B.
Afb. 43: De kabelafscherming aarden
A. Kabelklem
C. Kabelwartel
B. Aardklem
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
10
5
15 mm
VACON · 98 BESTURINGSUNIT
7.3.4.2 Voorspanning RS485-bus Wanneer geen enkel apparaat op de RS485-buslijn gegevens verzendt, bevinden alle
apparaten zich in een rusttoestand. In zo'n geval bevindt de busspanning zich in een onbepaalde toestand, gewoonlijk dicht bij 0 V, vanwege de afsluitweerstanden. Dat kan problemen veroorzaken bij de ontvangst van tekens, omdat de RS485-standaard het spanningsinterval van -200 mV tot +200 mV als een ongedefinieerde toestand beschouwt. Daarom is een voorspanning op de bus nodig om de spanning in de toestand '1' (boven +200 mV) te houden, ook tijdens pauzes tussen berichten.
Als het eerste en het laatste apparaat in de RS485-buslijn niet beschikken over een ingebouwde busvoorspanningsfunctie, moet u een afzonderlijke, specifiek voor RS485 ontworpen actieve afsluitweerstand (bv. Siemens actieve afsluitweerstand voor RS485, 6ES7972-0DA00-0AA0) toevoegen.
7.3.4.3 Veldbus via een RS485-kabel
RS485-BEKABELING
1 Strip ongeveer 15 mm (0,59 in) van de grijze
afscherming van de RS485-kabel. Doe dat voor de 2 veldbuskabels.
Strip de kabels over ongeveer 5 mm (0,20 in)
a)
om ze in de klemmen te kunnen steken. Er mag niet meer dan 10 mm (0,39 in) van de kabel buiten de klemmen uitsteken. Strip de kabel op zo'n afstand van de klem dat
b)
u de kabel met de aardingsbeugel voor de stuurkabel aan het frame kunt bevestigen. Strip de kabel over maximaal 15 mm (0,59 in). Verwijder niet de aluminium afscherming van de kabel.
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
BESTURINGSUNIT VACON · 99
2 Sluit de kabel aan op de klemmen A en B op de
standaard-I/O-kaart van de frequentieregelaar.
A = negatief
B = positief
3 Verbind de afscherming van de kabel met behulp
van een aardingsbeugel voor de stuurkabel met het frame van de frequentieregelaar om een aardverbinding tot stand te brengen.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
7
D
D
E
A
C
B
VACON · 100 BESTURINGSUNIT
4 Als de frequentieregelaar het laatste apparaat op
de veldbuslijn is, moet u de busafsluiting inschakelen. Schakel de busafsluiting in op zowel het eerste als het laatste apparaat op de veldbuslijn. We adviseren om het eerste apparaat op de veldbuslijn master te maken.
Lokaliseer de DIP-switches aan de linkerzijde
a)
van de besturingseenheid van de frequentieregelaar. Zet de DIP-switch voor de busafsluiting van de
b)
RS485-bus in de stand ON.
AANWIJZING!
Plaats de afsluitweerstanden aan beide uiteinden van de veldbuslijn om signaalreflecties op de lijn te beperken. De busafsluiting zorgt tevens voor de benodigde voorspanning. De afsluitweerstand is 220 Ω.
A. De afsluiting is geactiveerd B. De afsluiting is gedeactiveerd C. De afsluiting is geactiveerd met een DIP-
switch
7
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
D. Busafsluiting. De weerstand is 220 Ω. E. Veldbus
Loading...