NovoCon® M is een zeer nauwkeurige multifunctionele
veldbusmotor, speciaal ontworpen voor gebruik in
combinatie met de drukonafhankelijke regelafsluiter
van het type AB-QM NovoCon® in maten vanaf DN 40-100
voor toepassing in luchtbehandelingskasten (LBK’s),
koelers en verdeelstations.
De hoge nauwkeurigheid van de motor, in combinatie
met de drukonafhankelijkheid en lineaire karakteristiek
van de AB-QM, maakt het mogelijk om de NovoCon
als debietindicator te gebruiken.
De motor- en afsluiterparameters worden ingesteld
via de veldbus. De besturing verloopt via de veldbus
of via de analoge ingangen naar de NovoCon® M.
Datablad NovoCon® M digitale motor en AB-QM NovoCon® DN 40-100-afsluiters
Technische gegevens
(vervolg)
Opmerking:
Min. tempe ratuur 2 C zonder
spindelverwarming. Min. temperatuur
-10 °C met spindelver warming.
Water voor verwa rmingssystemen
volgens VDI 2035, zuur stofvrije
systemen, 7 < p H < 10,
ammoniak-/sulfidevrij water.
AB-QM NovoCon® DN 40-100
Nominale diameterDN4050506565 HF8080 HF100100 H F
Debietbereik
Instelbereik ontwerpdebiet
Drukverschil
Druktrap
Regelbereik
Karakteristiek van de regelafsluiterLineair (kan via instelling motor worden gewijzigd naar equiprocentueel)
Mate van lekkage bij aanbevolen motorenmax. 0,05% van Q
Medium
Mediumtemperatuur
Opslag- en vervoerstemperatuur–4 0…70
Slag
Fabrieksi nstelling van de afsluiter word t uitgevoerd bij het nomin ale instelbereik.
Geregel d door de instelling van de moto r. Ong eacht de instelling kan de afsl uiter moduleren onde r 1% van het ingestelde debiet.
Bij het minimale drukverschil behaalt de afsluiter minimaal 90% van het nominale debiet. De Declaration of pe rformance
is op aanvraag ver krijgbaar.
Volg de instructies van de fabrikant van het koelmiddel op ten aanzien van geschiktheid en gebruik, met name in niet-zuurstofdichte
systemen.
Pc – drukregelaargedeelte
Cv – regela fsluitergedeelte
Water en watermengsel voor gesloten verwarmings- en koelsystemen,
volgens installatietype I voor DIN EN 14868. Bij gebruik in een installatie van type
II worden voor DIN EN 14868 afdoende beschermende maatregelen getroffen.
De vereisten van VDI 2035, deel 1 + 2 moeten in acht worden genomen.
°C
mm
306030603060
Volgens de norm IEC 534 is het regelbereik hoog
wanneer de Cv-karakteristiek lineair is. (1:1000)
1015
600
nom
−10 …+120
Installatie
Er is geen gereedschap nodig om de motor
op de afsluiter te monteren. De afsluiter met
de motor kan in horizontale stand of opwaarts
worden gemonteerd. Neerwaartse installatie
is niet toegestaan.
Installeer de motor niet in een explosiegevaarlijke
atmosfeer, bij een omgevingstemperatuur lager
dan 0 °C of bij een omgevingstemperatuur hoger
dan 50 °C. Stel hem niet bloot aan stoomstralen,
waterstralen of druppelende vloeistof.
Opmerking: De motor kan tot 360° ten opzichte
van de afsluiterspindel worden gedraaid door
de borgklem los te draaien. Draai de borgklem
③
①
②
⑤
④
weer aan wanneer de motor in de juiste positie
is geplaatst.
Opmerking: De gebruikte kabel en kabelwartel/doorvoer mogen de IP-bescherming van de
motor niet aantasten. De connectoren mogen
niet worden belast. De rubberen kabeldoorvoeren
die af fabriek worden geleverd, doen geen afbreuk
aan de IP-waarde, maar bieden geen volledige
trekontlasting volgens de laagspanningsrichtlijn.
Neem de lokale regels en voorschriften in acht.
Firmware-update
Benut uw NovoCon® digitale motoren optimaal
en houd de firmware up-to-date met de meest
recente firmwareversie, die u kunt downloaden op
www.novocon.com via het tabblad: Support files.
De DIP-schakelaars onder de afdekkap van de behuizing dienen voor handmatige adressering.
De jumper naast de connectors wordt gebruikt voor het instellen van de afsluitweerstand.
BACnet: Automatische MAC-adressering is standaard. Voor handmatige MAC-adressering gebruikt
u de DIP-schakelaars.
Modbus: Handmatige MAC-adressering is standaard. Automatische adressering is niet beschikbaar
voor Modbus. Als er echter vóór de omschakeling naar Modbus een adres is toegewezen
in BACnet, wordt dit adres ook in Modbus gebruikt als de DIP-schakelaars in de
standaardposities blijven staan.
* De adressen 0 en 127 mogen niet worden gebruik t.
Voor beeld
MAC-adres instellen op 37:
5
6789101112131415000
21
222324252627282930
363738394041
53
545556575859606162
DIP 1DIP 2DIP 3DIP 4DIP 5DIP 6DIP 7
AANUITAANUITUITAANUIT
4243444546
schakelaar
5, 6, 7
31100
47010
63110
De bedrading van BACnet MS/TP of Modbus RTU (RS485) moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met de toepasselijke norm ANSI/TIA/EIA-485-A-1998. Er moet worden voorzien
in galvanische scheiding voor segmenten die van het ene naar het andere gebouw lopen.
De busaansluiting ‘A+’ is de niet-inverterende signaalader en ‘B-’ is de inverterende signaalader.
Er moet een gemeenschappelijke aarde worden gebruikt voor alle apparaten op hetzelfde netwerk,
waaronder routers, gateways enz.
Het aanbevolen kabeltype is AWG22/0,32 mm2 met getwiste paren. Gebruik bij grotere afstanden
een AWG20/0,5mm2- of AWG18/0,75mm2-kabel. De impedantie van de kabel moet een waarde tussen
100 en 130 hebben. De capaciteit tussen geleiders moet minder dan 100pf per meter bedragen.
De lengte van de kabels is van invloed op de communicatiesnelheid. Langere kabellengtes leiden tot
een lagere baudsnelheid. De toegestane totale maximale kabellengte per netwerk bedraagt 1200m.
Zorg voor een minimale scheidingsafstand van 20 cm tussen 110V/230V/400V-voedingskabels
en buskabels. NovoCon® M heeft een beveiliging tegen onjuiste bedrading tot 30VAC/DC op
alle draden, maar houd er rekening mee dat bij aansluiting van 30VAC op de analoge ingang,
de externe voeding dat als een kortsluiting ziet en de zekering in de externe voeding doorbrandt.
+24 V
0 V
A+
B−
GND
T3
R aan R uit
T2
T1
GND
GND
AO
AI
GND is gemeenschappelijk voor alle signalen
24VAC/DC
BACnet MS/TP
of Modbus RTU
Temperatuurvoeler 3
Temperatuurvoeler 1
Analoge uitgang
Temperatuurvoeler 2
Analoge ingang
Voor optimale prestaties adviseert Danfoss om NovoCon® M op zijn eigen subnetwerk
te gebruiken.
Algemene vereisten en aanbevelingen:
• Gebruik de afsluitweerstand (tussen de 2 connectors) aan het einde van elke daisy-chain.
• Over het algemeen geniet één voeding de voorkeur.
• Als er twee voedingen worden gebruikt, moeten die dezelfde polariteit en dezelfde
gemeenschappelijke aarde hebben.
• Er moet een gemeenschappelijke aarde worden gebruikt voor alle apparaten op hetzelfde
subnetwerk, waaronder routers en gateways.
• Er moet worden voorzien in galvanische scheiding voor segmenten die van het ene naar
het andere gebouw lopen.
• De totale maximale kabellengte van het subnetwerk bedraagt 1200 m.
Datablad NovoCon® M digitale motor en AB-QM NovoCon® DN 40-100-afsluiters
Daisy-chain &
vermogensbooster
DC-voeding (aanbevolen)
Bij het daisychainen met 10 m AWG20/0,5mm²kabels met getwiste paren en bij gebruik van een
24VDC-voeding is een extra vermogensbooster/
voeding nodig wanneer er meer dan 12
NovoCons in serie worden geschakeld.
AC-voeding
Zorg voor:
• Gemeenschappelijke aarde
• 24VDC-voeding wordt aanbevolen
• Bij gebruik van meerdere 24VAC-voedingen
moet u de 24VAC-voedingen altijd scheiden
als er verschillende typen voedingen en/of
verschillende fasen worden gebruikt.
Bij het daisychainen met AWG20/0,5mm²-kabels
met getwiste paren en bij gebruik van een
24VAC-voeding is een extra vermogensbooster/
voeding nodig wanneer er meer dan
7 NovoCons in serie worden geschakeld.
Belangrijk: De gebruikte voeding moet 60%
meer vermogen kunnen leveren dan het
nominale vermogen van NovoCon® M.
NovoCon® M in daisy-chainNovoCon® M in daisy-chain met NovoCon® S
NovoCon® S
+24 V
0 V
A+
B−
GND
T3
R aan R uit
T2
T1
GND
GND
AO
AI
BACnet MS/T P
of Modbus R TU
+24 V
0 V
A+
B−
GND
T3
R aan R uit
T2
T1
GND
GND
AO
AI
NovoCon® S
GND is gemeenschappelijk voor alle signalen
Als het N ovoCon® M-netwe rk met twee of me er AC-vermogensb oosters word t gebruikt, m oet u voorzich tig te
werk gaa n wanneer u een van d e transforma toren loskop pelt van de hoogs panningsl eiding. Omd at de NovoCons
in een da isy-chain z ijn aangesl oten, kan er aan d e primaire zi jde van de losgeko ppelde voedi ng een hoge
spanning aanwezig zijn. Koppel altijd zowel de primaire als de secundaire zijde van de transformator los.
De vermogensboosters moeten worden beveiligd tegen overbelasting, om te voorkomen dat de vermogensbooster
besch adigd raakt wa nneer een van de a ndere vermoge nsboosters i n het netwerk wo rdt losgekop peld.
Datablad NovoCon® M digitale motor en AB-QM NovoCon® DN 40-100-afsluiters
LED-displayActiviteit BACnet/Modbus (RS485)
Activiteit BACnet/Modbus (RS485)
Geen licht van LED: motor ziet geen activiteit op het netwerk.
LED gaat snel aan en uit, 10x/seconde:
normaal bedrijf op het netwerk, communicatie is in orde.
LED gaat langz aam aan en uit met groen licht, 3x/seconde: normaal bedrijf op het
netwerk – communicatie gedurende langere tijd, recht streeks met deze motor.
Activi teit met FOUTEN BACnet/Mod bus (RS485)
LED gaat langz aam aan en uit, 3x/seconde, met RODE kleur: motor detecteert activiteit,
maar met fouten.
LED gaat snel aan en uit, 10x/seconde, met RODE kleur: communicatie is in orde,
BEHALVE dat mogelijk een ander apparaat hetzelfde MAC-adres gebruikt.
Stand van afsluiter/motor
AB-QM-afsluiter is volledig gesloten.
AB-QM staat open op 1-24% van het ontwerpdebiet.
AB-QM staat open op 25-49% van het ontwerpdebiet.
AB-QM staat open op 50-74% van het ontwerpdebiet.
Beweging van afsluiter/motor
AB-QM staat open op 75-99% van het ontwerpdebiet.
AB-QM-afsluiter staat open op 100% van het ontwerpdebiet.
Spoelfunctie is actief
Alle LED’s gaan aan/uit met een bepaalde frequentie.
NovoCon® sluit de afsluiter
Alle groene LED’s gaan aan en gaan vervolgens één voor één uit (herhaaldelijk).
NovoCon® opent de afsluiter
Alle groene LED’s gaan uit en gaan vervolgens één voor één aan (herhaaldelijk).
NovoCon® wordt gekalibreerd
Groen licht beweegt vooruit en achteruit, één voor één.
Ontluchtingsfunctie is actief
Gele LED’s gaan aan en gaan vervolgens één voor één uit (herhaaldelijk).
Datablad NovoCon® M digitale motor en AB-QM NovoCon® DN 40-100-afsluiters
LED-display (vervolg)Informatie vanuit de motor
Knipperfunctie, alle groene LED’s gaan aan/uit. Wordt gebruik t voor het fysiek
identificeren van de individuele motor op de bus.
Fout tijdens sluiten
Mogelijk zit er vuil vast onder de k lepkegel van de AB- QM. Spoelen kan het probleem
mogelijk verhelpen.
Temperatuur in NovoCon® ligt buiten het aanbevolen bereik
LED’s geven afwisselend de alarmen en het normale bedrijf weer. Waarschijnlijk
is de omgevingstemperatuur hoger dan 60 °C .
Interne fout NovoCon®
LED’s geven afwisselend de alarmen en het normale bedrijf weer. Probeer:
A: Opnieuw kalibreren.
B: Voeding uit- en inschakelen.
C: Als de fout niet verdwijnt, moet de motor mogelijk worden vervangen.
Fout tijdens kalibratie NovoCon®
LED’s geven afwisselend de alarmen en het normale bedrijf weer. Controleer
of de NovoCon® M correct is bevestigd op de afsluiter en kalibreer opnieuw.
Voedingsspanning buiten limieten
LED’s geven afwisselend de alarmen en het normale bedrijf weer.
Gebruik van
BACnet-objecten
en Modbus-registers
– Instelling ontwerpdebiet
Geen stuursignaal
Er wordt in de analoge besturingsmodus een defecte stuurdraad gedetecteerd.
LED’s geven afwisselend de alarmen en het normale bedrijf weer.
De resetknop indrukken tijdens normaal bedrijf
Kalibratie/reset/spoelen
Druk op resetknop. Alle LED’s gaan uit.
Houd de resetknop ingedrukt gedurende
1 seconde: 1 LED aan.
2 seconden: 2 LED’s aan = Start kalibratie (reset).
3 seconden: 3 LED’s aan.
4 seconden: 4 LED’s aan = Start spoelen.
5 seconden of meer = Terug naar normaal bedrijf.
Fabrieksreset – terugzetten op standaardinstellingen
Houd de resetknop ingedruk t en schakel dan de motor in; alle LEDs worden
eerst uitgeschakeld.
Houd de resetknop ingedruk t totdat er 4 LED’s aan zijn = terugzetten
op de standaardinstellingen.
Wanneer de fabriek sreset wordt uitgevoerd, dan wordt dat als volgt aangegeven:
alle gele positie LED’s gaan 1 keer kort aan.
Na een fabrieksreset wordt automatisch een kalibratie uitgevoerd en worden
alle instellingen teruggezet op de fabrieksinstelling.
Algemeen
Er zijn eenvoudige BACnet- en Modbus-instellingen die essentieel zijn voor de basisconfiguratie
van de NovoCon® M voor communicatie en besturing. Deze zijn opgenomen in de BACnet-objecten
of in Modbus-registers met een decimale notatie.
Datablad NovoCon® M digitale motor en AB-QM NovoCon® DN 40-100-afsluiters
Gebruik van
BACnet-objecten
en Modbus-registers
– Geavanceerde
configuratie en functies
Als de standaardconfiguratie van de motor niet geschikt is, moet er speciale aandacht worden besteed aan
de volgende objecten:
MSV:9 / 32810 Toepassingsmodus
MSV:3 / 32802 Geselecteerd afsluitertype
MSV:10 / 32811 Toepassingsopdracht en -status
AV:30 / 32796 Ontwerpdebiet verwarming
AV:31 / 32798 Ontwerpdebiet koeling
MSV:0 / 33284 Motormodus en speciale functies
AI:1 / 33218 Temperatuur T1- of weerstandsingang
AI:2 / 33220 Temperatuur T2- of weerstandsingang
AI:3 / 33222 Temperatuur T3- of weerstandsingang
AV:32 / 33288 Vermogensafgifte
MSV:13 / 32815 Energiebeheer
Toepassingsmodus:
De standaard toepassingsmodus is Digitale besturing. In deze modus wordt de NovoCon® M via de veldbus
bestuurd en zijn de spanningsingangen en -uitgangen beschikbaar om andere apparaten aan te sluiten.
In de analoge besturingsmodus verwacht de NovoCon in plaats daarvan een analoog stuursignaal.
Selectie van AB-QM-afsluitertype:
Na het selecteren van de toepassingsmodus (zie hierboven) moet vervolgens het AB-QM-afsluitertype
worden geselecteerd waarop de motor is gemonteerd. Dat gebeurt met behulp van het object MSV:
3 / 32802 Geselecteerd afsluitertype. De actuele waarde van MSV:3 / 32802 kan worden ingesteld op een
waarde tussen 1 en 9. Elk nummer staat voor een specifiek AB-QM-afsluitertype, dat wordt vermeld in de
tabel Selectie afsluitertype. De standaardwaarde voor MSV:3 / 32802 is 1, d.w.z. ABQM ISO DN40-afsluiter.
Selectie en instelling van technische eenheden:
Als het nodig is om de standaard technische eenheden te wijzigen, gebeurt dat in BACnet via de
objectenlijst, en in Modbus via aparte registers. Zie de BACnet- en Modbus-tabel voor meer informatie.
Het ontwerpdebiet instellen:
Het maximale ontwerpdebiet van het bestuurde systeem moet worden ingesteld als het nominale debiet
van de afsluiter niet overeenkomt met het maximale ontwerpdebiet. Het ontwerpdebiet wordt ingesteld
door de actuele waarde te wijzigen van:
• MSV:30 / 32796 Ontwerpdebiet voor verwarmingstoepassingen
• MSV:31 / 32798 Ontwerpdebiet voor koeltoepassingen
Temperatuurmetingen:
AI:1 / 33218 Temperatuur T1- of weerstandsingang, AI:2 / 33220 Temperatuur T2- of weerstandsingang
en AI:3 / 33222 Temperatuur T3- of weerstandsingang worden gebruikt om de temperatuur te meten
met temperatuurvoelers. De weerstandswaarde kan ook rechtstreeks worden weergegeven als dat
is geselecteerd, zodat die ingangen kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden dan het meten
van de temperatuur, bv. venstercontacten of andere potentiaalvrije contacten. Gesloten circuit < 900 ,
open circuit 100 k.
Vermogensafgifte:
AV:32 / 33288 Vermogensafgifte wordt gebruikt om de actuele hydraulische vermogensafgifte van
de eind-unit weer te geven volgens berekeningen op basis van het debiet en het temperatuurverschil
tussen aanvoer- en retourleidingen.
Energieteller:
De verbruikte hydraulische koel- of verwarmingsenergie wordt geteld en geregistreerd onder AV:33 / 33290
of AV:34 / 33292. Deze functie wordt in- en uitgeschakeld met MSV:12 / 32814.
Een systeem spoelen:
Motormodus en speciale functies MSV:0 / 33284 heeft een optie waarmee de gebruiker het systeem via de
veldbus kan laten spoelen. Stel MSV:0 / 33284 in op 3, Spoelen om het spoelen van het systeem te starten.
De motor zet de AB-QM-afsluiter dan volledig open. Het spoelen eindigt wanneer:
• MSV:0 / 33284 wordt teruggezet op 1 = normaal bedrijf.
• Of wanneer de voeding uit en weer in wordt geschakeld.
• Of wanneer er na 1 uur een time-out van de spoelfunctie optreedt.
Na beëindiging van het spoelen keert de motor terug naar normaal bedrijf.
Een systeem ontluchten:
Met MSV:0 / 33284 kan ook de ontluchtingsfunctie in de motor worden gestart. Deze functie opent en
sluit de AB-QM-afsluiter een aantal keren, waardoor in het hydraulische systeem ingesloten lucht wordt
afgevoerd. Start de ontluchting door MSV:0 / 33284 in te stellen op 4. De ontluchting gaat ononderbroken
door tot die voltooid is. Vervolgens keert de motor terug naar normaal bedrijf, d.w.z. MSV:0 / 33284 = 1,
Normaal.
De motor besturen:
Bij normaal bedrijf (digitale besturing) van de motor, waarbij het debiet door de AB-QM-afsluiter geregeld
moet worden, wordt het object Debietinstelpunt AV:1 / 33280 gebruikt. De standaardinstelling voor de
eenheid van het debietinstelpunt is %.
Dit is de meest geschikte instelling, omdat de regelaar hierbij niets hoeft te weten over de ontwerpdebietinstelling van de motor. Het uitgangssignaal vanuit de regelaar hoeft slechts zo te worden geconfigureerd
dat het regelt van 0 tot 100% van Ontwerpdebiet verwarming AV:30 / 32796 of Ontwerpdebiet koeling
AV:31 /32798. In plaats daarvan kan ook ontwerpdebiet AV:0 / 32768 worden gebruikt.
Om het debiet door de afsluiter te wijzigen, wordt de actuele waarde van AV:1 / 33280 weggeschreven,
in het bereik 0-100%.
Als de voor AV:1 / 33280 geselecteerde technische eenheid l/h moet zijn, moet het debietinstelpunt worden
weggeschreven in gehele getallen, die voor l/h staan. Een voorbeeld hiervan is een regelaar die waarden
in het bereik van 0 tot 7500 l/h naar de motor schrijft voor een DN40-afsluiter.
Alarmen en waarschuwingen:
Systeemproblemen kunnen worden gedetecteerd met behulp van BACnet-objectwaarde BV:10 tot
en met BV:24 of Modbus-register 33536. Zie de BACnet- en Modbus-tabel voor meer informatie.