Deze installatiegids behandeld alle datacommunicatiesystemen
van het Danfoss regel- en beveiligingssysteem.
In deze handleiding worden beschrijvingen en specificaties
getoond die de data-communicatie-interface ondersteunen bij
Danfoss koeltechniek regelsystemen.
Datacommunicatie
Systeemunit
Systeembediening
Deze handleiding beschrijft:
- De verschillende vormen van communicatie
- De te gebruiken kabel
- Kabellengte
- Afsluiting van het netwerk
- Wanneer een repeater te installeren
- Hoe worden individuele regelaars zichtbaar op het netwerk
- Hoe een regelaar te vervangen
- Hoe een gateway te vervangen
De aanbevelingen in dit document zijn bedoeld als instructie
voor koeltechnisch installateurs en elektriciens die het ADAPKOOL systeem installeren.
Regelaars
Repeater
Alleen ADAP-KOOL®
De in dit document besproken communicatiesystemen worden
gebruikt voor interne communicatie van het ADAP-KOOL®
regel- en beveiligingssysteem. De apparaten zijn niet ontworpen
voor communicatie met apparatuur van andere fabrikanten.
IP netwerk
In het geval dat regelaars en systeemunits kunnen worden aangesloten op een IP netwerk, gelden voor de installatie alle eisen die
van toepassing zijn op een IP netwerk. De kabels moeten bijvoorbeeld categorie 5 zijn.
Algemene informatie over regelaars en systeemunits
Overzicht communicatie
Onderstaande tabel geeft aan welke regelaars kunnen communiceren met welke systeemunits en met welke vorm van datacommunicatie. De samenvatting is geldig vanaf ultimo 2015, maar het
ADAP-KOOL® koeltechniek regelsysteem wordt continu uitgebreid.
Systeem
bediening
AK-ST 500
AK-EM 100
AK-EM 800
1)
AKM
SysteemunitRegelaartype/serieLon
3)
AK-SM 800
2)
series
AK - regelaars met uitbreidingsmodules
AK-CC, AK-PC, AK-LM, AK-CH
EKC 3xxx
EKC 202, AK-CC 210xx
EKC 302, AK-CC 250, 350, AK-PC, AK-CTx
AK-CC 450, 550(x)x(x)
AK-PI 200xx
AK-CM (communicatiemodule) + AK-XMxx
DGS, SLV, Wattnote, Power meter, lichtregeling (3. party)x
RS485
bus
xxx
x
Mod-
Lon
TP 78
DANBUSS
IP
AK-SM 350
AK-SM 720
AK - regelaars met uitbreidingsmodules
AK-CC, AK-PC, AK-LM, AK-CH
xxx
x
EKC 3xxx
EKC 202, AK-CC 210xx
EKC 302, AK-CC 250, 350, AK-PC, AK-CTx
AK-CC 450, 550(x)x(x)
AK-PI 200xx
DGS, SLVx
AK-SC 255, 355x
2)
xx
2)
AK-CM (communicatiemodule) + AK-XMxx
AK - regelaars met uitbreidingsmodules
AK-CC, AK-PC, AK-LM, AK-CH
x
AK-CC 750 (TP 78 version)x
EKC 302, AK-CC 250, 350, 450, 550, AK-CTx
EKC 202, 4xx, 5xx, AK-CC, AK-PCx
AKM
EM 100AKA 245xx
AKA, AKC, AKLx
AK - regelaars met uitbreidingsmodules
AK-CC, AK-PC, AK-LM, AK-CH
x
EKC 202, 302, 3xx, 4xx, 5xx, AK-CC 210x
AK-CC 450, 550xx
x
1) AKM kan alarmen en registraties ontvangen van een AK-SM 720 en AK-SM 350. De
verbinding wordt gemaakt met een analoog modem, GSM-modem of IP netwerk.
IP netwerk (max. 199 addresses)
Total AK-SM 720 + AK-PI 200 + IP + bus: max. 200
regelaars.
Bij meer dan 120 regelaars op de LON RS485 bus, moet
een repeater worden geplaatst..
Totaal max.
120 apparaten
AK-SM 350
Deze unit kan gegevens ontvangen van 65 (99) metingen. Een
meting kan bijvoorbeeld een rechtstreeks op de unit gemonteerde
sensor zijn, maar ook een externe regelaar met een sensor welke
communiceert via de datacommunicatie.
Er zijn 4 vormen van datacommunicatie:
- LON RS485
Lon RS485
Modbus
RS 485 TP
Totaal op 65 (99) apparaten
- Modbus
- RS485 TP (Third Party) waarop de GD gasdetectoren kunnen
worden aangesloten
IP netwerk
- Ethernet communicatie voor andere AK-SM 720 of AK-SC apparaten
De AK-SM 350 kan communiceren met:
- EKC regelaars met LON RS485 of Modbus communicatie
- AK-CC, AK-PC regelaars
- Gasdetectiesensor GD
- AK-PI 200 regelaars met DANBUSS communicatie
- Ethernet communicatie voor andere AK-SM of AK-SC units
- Ethernet communicatie voor andere AK-SM of AK-SC units
The system device can communicate with:
- Externe I/O-modules via AK-CM 101C of AK-CM 101A (afhankelijk
van model)
- Alle regelaars waar de communicatie wordt ondersteund door:
Modbus, Lon, TP78.
Gateway type AKA 245
Deze systeemunit is uitgerust met DANBUSS en LON RS485
datacommunicatie en kan communiceren met maximaal 120
regelaars. De regelaars worden verdeeld tussen DANBUSS en LON
door een aaneengesloten adresbereik voor de LON in te stellen tot
119 adressen.
Deze systeemunit kan communiceren met de AKM software.
Deze systeemunit kan communiceren met:
Als u per ongeluk twee of meer regelaars hetzelfde adres geeft,
zal alleen de 'eerste' regelaar zichtbaar zijn op het netwerk.
3. De systeemunit moet de regelaar 'kennen'.
Het volgende zal gebeuren afhankelijk van het type communicatie:
LON RS485
De systeemunit kan het netwerk zelf scannen en alle aangesloten
regelaars vinden (eerst regelaars adres geven). Deze scan functie
moet handmatig vanaf de systeemunit worden gestart.
Vervangen van regelaars in het netwerk
Instellingen
De systeembediening bevat functies om de instellingen van een
regelaar te kopiëren. Deze functie kan worden gebruikt als een
regelaar moet worden vervangen door een regelaar met dezelfde
softwareversie.
Adres
Vergeet niet de regelaar hetzelfde adres te geven en weer aan te
melden bij de systeemunit.
Hier moet vanuit de regelaar handmatig een service pin worden
verstuurd naar de systeemunit.
Modbus, TP78
Hier moet de systeemunit een netwerkscan uitvoeren.
De service pin functie op de regelaars kan niet het adres naar de
systeemunit sturen.
DANBUSS
Bij DANBUSS moet het adres worden ingesteld voordat voeding
op de regelaar wordt gezet.
Bij DANBUSS zal de systeemunit uit zichzelf de regelaar in het
netwerk vinden.
Modbus, TP78
De systeemunit zal een netwerkscan uitvoeren en de vervangen
regelaars vinden. Deze scanfunctie moet handmatig worden
gestart vanuit de systeemunit.
LON RS485
• AK-SC 255, 355, SM 850
De systeemunit zal een netwerkscan uitvoeren en de vervangen
regelaars vinden. Deze scanfunctie moet handmatig worden
gestart vanuit de systeemunit.
• AK-SM 350, 720, AKA 245
Hier moet vanuit de regelaar handmatig een service pin worden
verstuurd naar de systeemunit.
Vervangen systeemunits in het netwerk
Wanneer u het systeemapparaat vervangt, kunnen alle instellingen en data worden opgehaald en opnieuw geladen met een
backup-functie. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het
betreffende systeem-apparaat, zodat u kunt zien hoe de setup en
de verzamelde data wordt bewaard.
• Beëindig data-communicatie-ingangen zoals eerder
• Stel het systeem-apparaat-adres in
• Laad de adressen van de regelaar in het systeem-apparaat.
AK-SM 820, 850, 880
Stel het adres in op dezelfde waarde als de vorige systeem eenheid. Start hierna de 'Rescan' functie.
AK-SM 350
Op de AK-SM 350 hoeft geen adres te worden ingesteld.
Start de scanfunctie om alle aangesloten regelaars te vinden.
DANBUSS
Op een DANBUSS systeem zal de systeemunit de regelaars vanzelf
vinden.
AK-SM 720
Stel het adres in op dezelfde waarde als de vorige systeem eenheid. Daarna kan de scanfunctie worden gestart om alle aangesloten regelaars te vinden.
AK-SC 255, AK-SC 355
Stel het adres in op dezelfde waarde als de vorige systeem eenheid. Start hierna de 'Rescan' functie.
Gateway type AKA 245
Stel het systeemadres in met de AKA 21 (NL: knoppenkastje, BE:
handklavier).
Op een DANBUSS systeem zal de gateway de regelaars vanzelf
vinden.
Op een Lon RS485 netwerk, kan de scanfunctie worden geactiveerd vanuit de gateway met de AKA 21.
Let op, houdt er rekening mee dat in alle EKC regelaars op het
netwerk de alarmprioriteiten terug gaan naar de fabrieksinstelling.
Te allen tijde moet een getwiste kabel gebruikt worden, met of
zonder afscherming (afhankelijk van het type kabel).
Bij sommige communicatievormen moet altijd een afgeschermde
kabel worden gebruikt. Gebruik bij twijfel altijd een kabel met
afscherming.
• Voorbeelden
Voor Lon RS485, Modbus, RS485 Third party - General 'EIA 485'
Aanbeveling :
- Belden 9841, 24 AWG, 1 pair met afscherming
- Belden 3107A, 22 AWG, 2 pairs met afscherming
- Smartwire 043006AL, 22 AWG, 1 pair met afscherming
- Alpha wire 6453, 22 AWG, 1 pair met afscherming
- Carol C4841A, 24 AWG, 1 paIr met afscherming
- Dätwyler Uninet 3002 4P 4 pairs met afscherming(CAT5 cable)
Voor Lon TP78 communicatie - Level 4 cable general Aanbeveling:
- Belden 7703NH, 22 AWG, 1 pair met afscherming
- Belden 7704NH, 22 AWG, 2 pair met afscherming
- Smartwire 106500, 22 AWG, 1 pair met afscherming
Aders met een grotere diameter dan AWG-22 worden niet
aanbevolen.
(Bv. AWG 20 en 19).
Draden
De draden in de kabels moeten op de juiste manier worden
aangesloten. Als zich bijvoorbeeld 4 draden in de kabel bevinden,
kan niet simpelweg iedere draad worden gebruikt. De draden zijn
in paren getwist. Er moet dus altijd twee draden worden geselecteerd welke om elkaar zijn getwist.
Als zich een aantal 'vrije' draden in de kabel bevindt, mogen deze
voor niets anders dan datacommunicatie worden gebruikt.
Kabellengte
De kabellengte mag niet meer zijn dan 1200 meter.
Boven 1200 m lengte moet een repeater worden gebruikt.
Zie de eventueel extra eisen voor de verschillende communicatievormen op de volgende pagina's.
Belangrijk!
Communicatieproblemen kunnen ontstaan door de volgende
oorzaken:
Lange draadeinden
Strip niet meer isolatie weg van de kabel dan strikt noodzakelijk.
Maximaal 3 tot 4 cm. Laat de twist in de draden doorlopen tot aan
de aansluitklemmen.
Sterpunten (aftakkingen)
Voorkom sterpunten in de kabel. Breng de kabel altijd tot aan de
regelaar en vanaf daar weer terug.
Kabelgoot
Max. 3-4 cm
Min.10-15 cm
Als de kabel in een kabelgoot
ligt met andere kabels, is het
risico dat elektrisch geluid wordt
overgedragen erg groot. Blijf uit
de buurt van voedingskabels.
Als de kabel in een kabelgoot
ligt, moet de kabel uit de kabelgoot worden gevoerd en naar de
regelaar worden gebracht. Het
is niet toegestaan om de draden
zonder isolatie naar de regelaar
te brengen.
Schakelkast
Als regelaars zijn geïnstalleerd in een schakelkast, moet de bekabeling ook voldoen aan de relevante eisen. Gebruik deze bekabeling wanneer 1 of meer regelaars in een schakelkast zijn gemonteerd. De korte verbindingen tussen de regelaars moeten ook het
correcte type kabel zijn.
Geluidsbronnen
Zorg dat de kabel uit de buurt blijft van elektrische geluidsbronnen en voedingskabels (relais, schakelaars en in het bijzonder is
elektronische ballast van TL-verlichting een sterke geluidsbron).
Een afstand van 10 tot 15 cm is voldoende.
Min.
10-15 cm
Kabeleinden
Ledere sectie datacommunicatie moet op de juiste manier worden afgesloten. Afsluiten met een weerstand van 120 Ω. Of direct
op de aansluitklemmen of met een schakelaar.
Afscherming
Zie de relevante vorm van communicatie op de nu volgende
pagina's.
Blijf uit de buurt van relais, hun kabels en andere 'geluid'
produceerde apparaten.
Wanneer regelaars zijn gemonteerd in een schakelkastdeur, dan
worden kabels meestal in kabelbundels bij elkaar gehouden.
Hier moet de bundel met datacommunicatie, display en digitale
ingangssignalen apart worden gehouden van andere kabels die
ruis uitzenden.
Deze vorm van datacommunicatie wordt voornamelijk gebruikt
bij de volgende regelaars:
• EKC..
• AK-CC, AK-PC...
Systeemunit
Bedrading
De systeemunit is:
• Systemmanager type AK-SM
• Systemmanager type AK-SC
• Gateway type AKA 245
De kabel wordt van regelaar naar regelaar doorgelust. Aftakkingen (sterpunten) zijn niet toegestaan.
De System Manager kan worden ingevoegd in het midden van
het netwerk.
(Echter, niet AK-SC 255 en 355, die een vaste aansluiting hebben
= AAN.) Zie pagina 9 voor tekening.
Als de kabel langer wordt dan 1200 meter moet een repeater
worden toegepast.
Als de communicatiekabel door een omgeving loopt met veel
elektrisch 'geluid' welke het datasignaal verzwakt, kunnen 1 of
meer repeaters worden toegepast om het signaal te stabiliseren.
De repeater is zodanig geplaatst dat de lengte van de kabel
gelijkmatig verdeeld is.
Zie pagina 17 voor meer informatie over repeaters.
Aantal regelaars
Het maximum aantal regelaars op de LON RS485 bus wordt bepaald door de systeemunit en kan variëren tussen de 32 en 200.
Zie het overzicht op pagina 4.
Aansluiten
De twee draden worden van regelaar naar regelaar doorgelust. Er
zijn geen polarisatie-eisen.
Als een afscherming wordt gebruikt, moet deze worden aangesloten op de systeemunit en de repeaters.
De afscherming moet altijd van regelaar naar regelaar worden
doorgelust. Als de afscherming niet op de regelaar kan worden
aangesloten, moet de afscherming van beide kabels bij elkaar
worden gedraaid (kort) en geïsoleerd zodat de afscherming
doorloopt.
De afscherming mag nergens anders op worden aangesloten.
De afscherming is binnen de afscherming geaard en mag dus op
geen enkele andere manier worden geaard.
Als alle communicatiekabels op de verschillende regelaars zijn
aangesloten, moet de kabel worden afgesloten.
Een sectie moet aan beide uiteinden worden afgesloten. Dit kan
worden gedaan door middel van een externe weerstand of een
contact (zie relevante regelaar).
De afsluiting moet worden gemaakt met een 120 Ohm weerstand.
(De weerstand kan in het bereik van 100 tot 130 ohm zijn)
Repeater
Een repeater zal in een normale situatie twee kabelsecties afsluiten.
Deze vorm van datacommunicatie kan gebruikt worden met:
• EKC..
• AK-CC
• AK-CT
Systeemunit
Bedrading
De systeemunit moet zijn:
• System manager type AK-SM
• System manager type AK-SC
Kabels met afscherming moeten worden gebruikt.
De kabel wordt van regelaar naar regelaar doorgelust. Aftakkingen zijn niet toegestaan.
De System Manager kan worden ingevoegd in het midden van
het netwerk.
(Echter, niet AK-SC 255 en 355, die een vaste aansluiting hebben
= AAN.) Zie pagina 11 voor tekening.
Als de kabelsectie langer wordt dan 1200 meter, moet een repeater worden toegepast.
Als de communicatiekabel door een omgeving loopt met veel
elektrisch 'geluid' welke het datasignaal verzwakt, kunnen 1 of
meer repeaters worden toegepast om het signaal te stabiliseren.
De repeater is zodanig geplaatst dat de lengte van de kabel
gelijkmatig verdeeld is.
Zie pagina 17 voor meer informatie over repeaters.
Aantal regelaars
Het totale aantal regelaars op een MOD bus kan tot 120 zijn. Zie
ook het overzicht op pagina 4.
Aansluiten
De draden worden van regelaar naar regelaar doorgelust.
A wordt altijd doorgelust naar A
B wordt altijd doorgelust naar B
De afscherming moet worden aangesloten op de systeemunit,
alle regelaars en de repeaters.
De afscherming moet altijd van regelaar naar regelaar worden
doorgelust. De afscherming mag nergens anders op worden aangesloten.
De afscherming is binnen de systeemunit geaard en mag dus
geen enkele andere manier worden geaard.
Als alle communicatiekabels op de verschillende regelaars zijn
aangesloten, moet de kabel worden afgesloten.
Een sectie moet aan beide uiteinden worden afgesloten. Dit kan
worden gedaan door middel van een externe weerstand of een
contact (zie relevante regelaar).
Een repeater zal altijd twee kabelsecties afsluiten.
De afsluiting moet worden gemaakt met een 120 Ohm weerstand.
(De weerstand kan in het bereik van 100 tot 130 ohm zijn)
Deze datacommunicatie wordt niet langer aanbevolen voor
nieuwe installaties, Danfoss kan units leveren voor montage
naderhand:
• Systeem regelaar AK-SC 255, 355 en AK-SM 8xx
• AK-CM communicatiemodules
• AK-CC verdamperregelaar (TP 78 versie)
Kabels met afscherming moeten worden gebruikt.
De kabel wordt van regelaar naar regelaar doorgelust. Aftakkingen zijn niet toegestaan.
De System Manager AK-SM 8xx kan worden ingevoegd in het
midden van het netwerk. (Echter, niet AK-SC 255 en 355, die een
vaste aansluiting hebben = AAN.) Zie pagina 13 voor tekening.
Als de kabelsectie langer wordt dan 1200 meter, moet een repeater worden toegepast.
Systeem unit
Aantal regelaars
Het totale aantal regelaars op een TP 78 netwerk wordt bepaald
door de systeemunit en kan tot 120 regelaars zijn.Zie de
samenvatting van de systeemopties op pagina 4.
Aansluiten
Als de totale lengte van alle secties langer wordt dan 1200 meter, moet een repeater worden toegepast.
Als de communicatiekabel door een omgeving loopt met veel
elektrisch 'geluid' welke het datasignaal verzwakt, kunnen 1 of
meer repeaters worden toegepast om het signaal te stabiliseren.
De repeater is zodanig geplaatst dat de lengte van de kabel
gelijkmatig verdeeld is.
Zie pagina 17 voor meer informatie over repeaters.
De twee draden worden van regelaar naar regelaar doorgelust. Er
zijn geen polarisatie-eisen.
De afscherming moet worden aangesloten op de system unit en
de repeaters.
De afscherming moet altijd van regelaar naar regelaar worden
doorgelust. Als de afscherming niet op de regelaar kan worden
aangesloten, moet de afscherming van beide kabels bij elkaar worden gedraaid en geïsoleerd zodat de afscherming doorloopt.
De afscherming mag nergens anders op worden aangesloten.
De afscherming is binnen de regelaar geaard en mag dus op geen
enkele andere manier worden geaard.
Als alle communicatiekabels op de verschillende regelaars zijn
aangesloten, moet de kabel worden afgesloten.
Ledere sectie moet aan het eind van de sectie worden afgesloten.
De afsluiting vindt plaats door middel van de meegeleverde
weerstanden.
Als 1 of meer van de vijf secties niet wordt gebruikt, moet de
weerstand op de aansluitklem blijven zitten.
Een repeater zal altijd twee kabelsecties afsluiten.
Een sectie na een repeater moet aan twee kanten worden afgesloten.
Deze datacommunicatie wordt niet langer aanbevolen voor
nieuwe installaties, Danfoss kan units leveren voor montage
naderhand:
• AKC..
Systeem unit
Bedrading
De systeemunit moet zijn:
• AKA 245 of
• Interface-module AK-PI 200 + a AK-SM unit
Kabels met afscherming moeten worden gebruikt.
De kabel wordt van regelaar naar regelaar doorgelust. Aftakkingen zijn niet toegestaan.
Als de kabelsectie langer wordt dan 1200 meter, moet een repeater worden toegepast.
Als de communicatiekabel door een omgeving loopt met veel
elektrisch 'geluid' welke het datasignaal verzwakt, kunnen 1 of
meer repeaters worden toegepast om het signaal te stabiliseren.
De repeater is zodanig geplaatst dat de lengte van de kabel
gelijkmatig verdeeld is.
Zie pagina 17 voor meer informatie over repeaters.
Aantal regelaars
Het totale aantal regelaars op een DANBUSS netwerk wordt bepaald door de systeemunit en kan variëren tussen de 60 en 120.
Zie overzicht op pagina 4.
Aansluiten
De draden worden van regelaar naar regelaar doorgelust.
- L (K3) wordt altijd doorgelust naar L (K3).
- H (K4) wordt altijd doorgelust naar H (K4).
De afscherming moet worden aangesloten op K1 op de systeemunit, alle regelaars en de repeaters.
De afscherming mag nergens anders op worden aangesloten.
De afscherming is binnen de systeemunit geaard en mag dus
geen enkele andere manier worden geaard.
Als alle communicatiekabels op de verschillende regelaars zijn
aangesloten, moet de kabel worden afgesloten.
De afsluitingen worden gemaakt door middel van schakelaars
(regelaars) en draadschakelaars (gateway).
Een sectie moet aan beide uiteinden worden afgesloten. Dit kan
worden gedaan door middel van een externe weerstand of een
contact (zie relevante regelaar).
Een repeater zal altijd twee kabelsecties afsluiten.
De afsluiting moet worden gemaakt met een 120 Ohm weerstand.
(De weerstand kan in het bereik van 100 tot 130 ohm zijn)
Een repeater is een apparaat dat het signaal ververst, zodat het
signaal gelezen kan worden, verder op de communicatielijn.
Locatie - aanbevolen in het midden van de lus, zodat de afstand
door midden wordt gedeeld.
Een repeater heeft geen adres.
Lon RS 485
Een repeater van het merk 'Phoenix' kan worden gebruikt:
Danfoss codenummer = 084B2241 (type AKA 223).
Op Lon RS485 wordt de communicatiesnelheid ingesteld op 78,1
kbps op de repeater.
Modbus
Een repeater van het merk 'Phoenix' kan worden gebruikt:
Danfoss codenummer = 084B2240 (type AKA 222).
Op Modbus wordt de communicatiesnelheid ingesteld op 38,4
kbps op de repeater. (Een kabelselectie met SLV moet worden
ingesteld op 19,2 kbps.)
LON TP 78
Een repeater type TP78-01 kan worden gebruikt.
DANBUSS
Een repeater van het merk 'Phoenix' kan worden gebruikt:
Danfoss codenummer = 084B2240 (type AKA 222).
Op DANBUSS wordt de communicatiesnelheid ingesteld op 4,8 kbps op de repeater.
'A' op de repeater moet worden aangesloten op DANBUSS klem 'L'
'B' op de repeater moet worden aangesloten op DANBUSS klem 'H'
LonWorks® is a registered trademark, belonging ECHELON Corporation.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specifications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.