1.1.2 Copyright, beperking van aansprakelijkheid en wijzigingsrecht4
1.1.6 Typecodereeks6
2 Veiligheid
2.1.2 Hoogspanningswaarschuwing7
2.1.5 Voordat u begint met reparatiewerkzaamheden10
2.1.6 Speciale omstandigheden10
2.1.7 Veilige stop van de frequentieomvormer11
2.1.8 IT-net13
3 Toepassingsgids
3.1.1 ADAP-KOOL® Drive Toepassingsgids14
3.1.2 Beschrijving van de toepassing
4 Mechanische installatie
4.1 Voordat u start
4.1.2 Mechanische afmetingen23
3
7
14
20
22
22
4.2 Installeren
5 Elektrische installatie
5.1 Aansluiten
5.1.2 Elektrische installatie en stuurkabels29
5.1.5 Overzicht netbekabeling33
5.1.11 Motorbedradingsoverzicht39
5.1.19 De motor en draairichting testen44
6 Bediening van de frequentieomvormer
6.1.2 Bediening van het grafische LCP (GLCP)48
6.1.6 Tips en trucs55
7 De frequentieomvormer programmeren
7.1 Programmeren
7.2 Parameterlijst
7.2.1 0-** Bediening/display85
7.2.2 1-** Belasting & motor86
26
28
28
48
57
57
84
7.2.3 2-** Remmen87
7.2.4 3-** Ref./Ramp.87
7.2.5 4-** Begr./waarsch.88
7.2.6 5-** Digitaal In/Uit89
7.2.7 6-** Analoog In/Uit90
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive1
Inhoud
ADAP-KOOL
7.2.8 8-** Communicatie en opties91
7.2.9 11-** ADAP-KOOL Lon91
7.2.10 13-** Smart Logic92
7.2.11 14-** Speciale functies92
7.2.12 15-** Geg. omvormer93
7.2.13 16-** Data-uitlezingen94
7.2.14 18-** Info & uitlez.95
7.2.15 20-** Omvormer met terugkoppeling95
7.2.16 21-** Uitgebr. met terugk.96
7.2.17 22-** Toepassingsfuncties97
7.2.18 23-** Tijdgebonden functies98
7.2.19 25-** Compr.regelaar99
7.2.20 26-** Analoge I/O-optie MCB 109100
7.2.21 28-** Compressorfuncties101
®
Drive Bedieningshandleiding
8 Problemen verhelpen
8.1.1 Lijst met alarmen/waarschuwingen105
9 Specificaties
9.1 Algemene specificaties
9.2 Speciale omstandigheden
Trefwoordenregister
102
109
109
117
121
2MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Inleiding
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
1Inleiding
1.1 Inleiding
De AKD 102 ADAP-KOOL Drive van Danfoss Food Retail is specifiek ontworpen met het oog op onze afnemers van
koelsystemen uit de levensmiddelendetailhandel. De omvormer is zodanig ontworpen dat de inbedrijfstelling en installatie
simpel en vlot verlopen. Het ingebouwde 'Wizard set-upmenu' en de ingebouwde 'pack controller' leiden de installatiemonteur op duidelijke en gestructureerde wijze door de set-up van de omvormer en zijn ontworpen met hulp van
ontwerpers uit de koeltechniek, zodat de gebruikte tekst en taal glashelder zijn voor de installatiemonteur.
De AKD 102 omvormer wordt geleverd met een algemene gebruikersinterface voor alle vermogens van 1,1-250 kW. Zodra u
hebt geleerd om één omvormer in bedrijf te stellen, weet u hoe u alle omvormers in bedrijf moet stellen. Op dit lokale
bedieningspaneel bevindt zich ook een 'Info'-toets die in feite toegang geeft tot een ingebouwde bedieningshandleiding,
die u voorziet van informatie en op andere parameters wijst die mogelijk moeten worden gewijzigd. De AKD 102 is tevens
uitgerust met een ingebouwde 'packregelaar', die via de eigen software van de omvormer wordt bestuurd. Hierdoor kan de
omvormer de hoofdcompressor door middel van een variabele snelheid regelen en daarnaast 2 compressoren met vaste
snelheid in- en uitschakelen. Dit zorgt voor een uiterst efficiënt packontwerp, dat de variabele snelheidsregeling bovendien
energiezuiniger maakt. Door de omvormer op deze manier te gebruiken, is niet langer een externe packregelaar nodig, en
dit leidt weer tot besparingen voor de klant.
1
1
De omvormer is leverbaar in twee beschermingsklassen, namelijk IP 21 (IP 20 tot 7,5 kW) of IP 55 (IP 66 op aanvraag); zo
kunnen onze klanten profiteren van de meest robuuste ontwerpen, die rechtstreeks vanaf de fabriek worden geleverd
zonder dat er extra kasten nodig zijn om de omvormer in te plaatsen. De AKD profiteert ook van het feit dat RFI-filters
standaard worden ingebouwd, wat betekent dat de problemen ten aanzien van radiostoring en lange kabels voor onze
klanten geen enkel probleem vormen.
De modulaire opbouw van de AKD betekent dat u enkel betaalt voor wat u nodig hebt. Elke AKD wordt pas geproduceerd
wanneer we een order van een klant binnenkrijgen, zodat hij exact volgens klantspecificatie wordt gebouwd, inclusief
eventueel geselecteerde opties. Door de toegepaste ontwerp- en productiefilosofie is het echter geen probleem om opties
zoals ADAP-KOOL Lon op een later tijdstip toe te voegen als dit nodig mocht zijn. Het installeren van opties vereist slechts
een eenvoudige modificatie in de omvormer, en deze kan door iedereen op eenvoudige wijze worden uitgevoerd.
Garantie: voor elke AKD geldt een garantie van 18 maanden vanaf de fabricagedatum of 12 maanden vanaf de gedocumenteerde installatie, waarbij de eerste van de twee datums bepalend is. Zo hoeven afnemers uit de
levensmiddelendetailhandel zich nergens zorgen over te maken wanneer hun keuze op de AKD valt.
1.1.1
Softwareversie en goedkeuringen: ADAP-KOOL
ADAP-KOOL® Drive
Bedieningshandleiding
Softwareversie: 2.xx
®
Drive
Deze bedieningshandleiding is bedoeld voor alle ADAP-KOOL® Drive frequentieomvormers met softwareversie 2.xx.
Het versienummer van de software kan worden uitgelezen via parameter 15-43.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive3
Inleiding
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
1
1.1.2 Copyright, beperking van aansprakelijkheid en wijzigingsrecht
Deze publicatie bevat informatie die eigendom is van Danfoss. Door acceptatie en gebruik van deze handleiding stemt de
gebruiker ermee in dat de informatie in dit document enkel zal worden aangewend voor het gebruik van de apparatuur van
Danfoss of apparatuur van andere leveranciers op voorwaarde dat deze apparatuur bestemd is voor gebruik in combinatie
met Danfoss-apparatuur door middel van seriële communicatie. Deze publicatie is beschermd op basis van de auteurswetten van Denemarken en de meeste andere landen.
Danfoss kan niet garanderen dat een softwareprogramma dat is ontworpen volgens de richtlijnen in deze handleiding goed
zal functioneren in iedere fysieke, hardware- of softwareomgeving.
Hoewel DanfossDanfossde informatie in deze handleiding heeft getest en gecontroleerd, houdt dit geen verklaring of
waarborg in met betrekking tot deze documentatie, hetzij impliciet of expliciet, betreffende de juistheid, volledigheid,
betrouwbaarheid of geschiktheid voor een specifiek doel.
In geen enkel geval zal Danfoss aansprakelijkheid aanvaarden voor directe, indirecte, speciale, incidentele of vervolgschade
die voortvloeit uit het gebruik, of het niet kunnen gebruiken, van informatie in deze handleiding, zelfs niet als is gewaarschuwd voor de mogelijkheid van dergelijke schade. Danfoss kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enige kosten, met
inbegrip van, maar niet beperkt tot kosten als gevolg van verlies aan winst of inkomsten, verlies of beschadiging van
apparatuur, verlies van computerprogramma's, verlies van data, de kosten om deze te vervangen, of claims van derden.
Danfoss behoudt zich het recht voor om deze publicatie op ieder moment te herzien en de inhoud te wijzigen zonder
nadere kennisgeving of enige verplichting om eerdere of huidige gebruikers te informeren over dergelijke aanpassingen of
wijzigingen.
1.1.3 Beschikbare publicaties
-De Bedieningshandleiding MG.11.Lx.yy bevat de benodigde informatie voor het installeren en in bedrijf stellen van
de frequentieomvormer.
-De Design Guide MG.11.Mx.yy bevat alle technische informatie over de frequentieomvormer, het ontwerpen van
installaties en mogelijke toepassingen.
-De Programmeerhandleiding MG.11.Nx.yy geeft informatie over het programmeren van de frequentieomvormer en
bevat een uitgebreide beschrijving van de parameters.
-Bedieningshandleiding AKD 102 High Power, MG.11.Ox.yy
-Bedieningshandleiding AKD LonWorks, MG.11.Px.yy
x = versienummer
yy = taalcode
Technische publicaties van Danfoss Drives zijn ook online beschikbaar via www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documentations/Technical+Documentation.htm.
Hieronder staat een voorbeeld van een identificatielabel. Dit label bevindt zich op de frequentieomvormer en geeft het type
en de aanwezige opties aan. Zie tabel 2.1 voor meer informatie over het interpreteren van de typecodereeks (T/C).
Afbeelding 1.1 Dit voorbeeld laat een identificatielabel zien.
NB
Zorg ervoor dat u het T/C-nummer (typecode) en serienummer bij de hand hebt als u contact opneemt met Danfoss.
C0-opties MCO33-34CX: geen opties
C1-opties35X: geen opties
Software voor C-optie36-37XX: standaardsoftware
D-opties38-39
T2: 200-240 V AC
T4: 380-480 V AC
E20: IP 20
E21: IP 21/NEMA type 1
E55: IP 55/NEMA type 12
E66: IP 66
P21: IP 21/NEMA type 1 met achterwand
P55: IP 55/NEMA type 12 met achterwand
H1: RFI-filter, klasse A1/B
H2: RFI-filter, klasse A2
H4: RFI-filter, klasse A2/A1
G: grafisch lokaal bedieningspaneel (GLCP)
X: geen lokaal bedieningspaneel
X: zonder werkschakelaar
1: met werkschakelaar (alleen IP 55)
De diverse opties worden verder beschreven in de ADAP-KOOL® Drive AKD 102 Design Guide, MG.11.Mx.yy.
6MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Veiligheid
2
2Veiligheid
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
2.1.1 Symbolen
Symbolen die worden gebruikt in deze handleiding:
NB
Geeft aan dat de lezer ergens op moet letten.
VOORZICHTIG
Geeft een algemene waarschuwing aan.
WAARSCHUWING
Geeft een hoogspanningswaarschuwing aan.
✮
Geeft de standaardinstelling aan.
2.1.2 Hoogspanningswaarschuwing
WAARSCHUWING
De spanning van de frequentieomvormer met optiekaart MCO 101 is gevaarlijk wanneer hij op het lichtnet is aangesloten.
Onjuiste installatie van de motor of frequentieomvormer kan de apparatuur beschadigen en lichamelijk letsel of dodelijke
gevolgen met zich mee brengen. Volg daarom de aanwijzingen in deze handleiding alsmede de lokale en nationale veiligheidsvoorschriften op.
2
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive7
Veiligheid
ADAP-KOOL
2.1.3 Opmerking in verband met veiligheid
®
Drive Bedieningshandleiding
2
WAARSCHUWING
De spanning van de frequentieomvormer is gevaarlijk wanneer de frequentieomvormer op het net is aangesloten. Onjuiste
aansluiting van de motor, frequentieomvormer of veldbus kan de apparatuur beschadigen en lichamelijk letsel of dodelijke
gevolgen met zich mee brengen. Volg daarom de aanwijzingen in deze handleiding alsmede de lokale en nationale veiligheidsvoorschriften op.
Veiligheidsvoorschriften
1.De frequentieomvormer moet worden afgeschakeld van de netvoeding als reparatiewerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en of er genoeg tijd is verstreken alvorens de
motor- en netstekkers te verwijderen.
2.De toets [Stop/Reset] op het LCP van de frequentieomvormer schakelt de netvoeding niet af en mag daarom niet
als veiligheidsschakelaar worden gebruikt.
3.De apparatuur moet correct zijn geaard, de gebruiker moet beschermd zijn tegen voedingsspanning en de motor
moet beveiligd zijn tegen overbelasting overeenkomstig de geldende nationale en lokale voorschriften.
4.De aardlekstromen zijn hoger dan 3,5 mA.
5.De beveiliging tegen overbelasting van de motor is in te stellen via 1-90 Therm. motorbeveiliging. Als deze functie
is vereist, moet 1-90 Therm. motorbeveiliging worden ingesteld op ETR-uitsch. of ETR-waarsch. NB De functie wordt
geïnitialiseerd bij 1,16 x nominale motorstroom en nominale motorfrequentie. Voor de Noord-Amerikaanse markt:
Voor de Noord-Amerikaanse markt: de functies van de ETR bieden bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van de motor conform NEC.
6.Verwijder in geen geval de stekkers naar de motor en netvoeding terwijl de frequentieomvormer is aangesloten op
het net. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en of er genoeg tijd is verstreken alvorens de motor- en
netstekkers te verwijderen.
7.Houd er rekening mee dat de frequentieomvormer meer spanningsingangen heeft dan enkel L1, L2 en L3 wanneer
loadsharing (koppeling van de DC-tussenkring) en een externe 24 V DC zijn geïnstalleerd. Controleer of alle
spanningsingangen zijn afgeschakeld en de vereiste tijd is verstreken voordat wordt begonnen met de reparatiewerkzaamheden.
8MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Veiligheid
2
Installatie op grote hoogtes
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING
Installatie op grote hoogte:
380-500 V, behuizing A, B en C: voor hoogtes boven 2000 m dient u contact op te nemen met Danfoss in verband met
PELV.
380-500 V, behuizing D, E en F: voor hoogtes boven 3000 m dient u contact op te nemen met Danfoss in verband met
PELV.
WAARSCHUWING
Waarschuwing tegen onbedoelde start
1.Terwijl de frequentieomvormer op het net is aangesloten, kan de motor worden gestopt via digitale commando's,
buscommando's, referenties of lokale stop. Deze stopfuncties zijn niet toereikend als een onbedoelde start moet
worden voorkomen in verband met de persoonlijke veiligheid.
2.De motor kan starten terwijl de parameters worden gewijzigd. Activeer daarom altijd de [Stop/Reset]-toets;
vervolgens kunnen de gegevens worden gewijzigd.
3.Een gestopte motor kan starten wanneer een storing optreedt in de elektronica van de frequentieomvormer als
gevolg van een tijdelijke overbelasting, een storing in de netvoeding of een foutieve motoraansluiting.
2
WAARSCHUWING
Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale gevolgen hebben – zelfs nadat de apparatuur is afgeschakeld van het
net.
Verzeker u er ook van dat de andere spanningsingangen, zoals de externe 24 V DC, loadsharing (koppeling van de DCtussenkring) en de motoraansluiting voor kinetische backup, zijn afgeschakeld. Zie de Bedieningshandleiding voor meer
veiligheidsinstructies.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive9
2
Veiligheid
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
2.1.4 Voorzichtig
Voorzichtig
Op de DC-tussenkringcondensatoren van de frequentieomvormer blijft spanning staan, ook nadat de spanning is afgeschakeld. Om mogelijke elektrische
schokken te voorkomen, moet de frequentieomvormer van het net worden afgeschakeld voordat onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Houd
rekening met de onderstaande wachttijd voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de frequentieomvormer uitvoert.
Houd er rekening mee dat er hoge spanningen op de DC-tussenkring kunnen staan, zelfs wanneer alle LED's uit zijn.
4 min15 min
Minimale wachttijd
2.1.5 Voordat u begint met reparatiewerkzaamheden
1.Schakel de frequentieomvormer af van het net.
2.Schakel de DC-aansluitklemmen 88 en 89 af.
3.Houd rekening met de wachttijd die in de sectie Algemene waarschuwing staat vermeld.
4.Verwijder de motorkabel.
2.1.6 Speciale omstandigheden
Elektrische klasse:
De klasseaanduiding op het motortypeplaatje (afbeelding 2.1) van de frequentieomvormer is gebaseerd op een standaard 3fasen netvoeding, binnen het aangegeven spannings-, stroom- en temperatuurbereik, die gewoonlijk zal worden gebruikt
voor de meeste toepassingen.
De frequentieomvormer ondersteunt ook andere, specifieke toepassingen, maar deze zijn van invloed op de elektrische
klasse van de frequentieomvormer.
Speciale omstandigheden die van invloed zijn op de elektrische klasse zijn onder andere:
□ Eenfasetoepassingen
□ Toepassingen voor hoge temperaturen waarbij een reductie van de elektrische klasse noodzakelijk is
□ Toepassing voor scheepsinstallaties met veeleisender omgevingscondities
Andere toepassingen kunnen ook van invloed zijn op de elektrische klasse.
Raadpleeg de relevante secties in deze bedieningshandleiding en in de AKD 102 Drive Design Guide, MG.11.Mx.yy voor
informatie over elektrische klassen.
Installatievereisten:
De algehele elektrische veiligheid van de frequentieomvormer vereist speciale installatieoverwegingen ten aanzien van:
□ Zekeringen en stroomonderbrekers voor beveiliging tegen overstroom en kortsluiting
□ Selectie van voedingskabels (net, motor, rem, loadsharing en relais)
□ Netwerkconfiguratie (IT, TN, één zijde geaard enz.)
□ Veiligheid van poorten met lage spanning (PELV-condities)
Raadpleeg de betreffende secties in de AKD 102 Drive Design Guide voor informatie over de installatievereisten.
10MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Veiligheid
2
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
2.1.7 Veilige stop van de frequentieomvormer
Bij versies die zijn uitgerust met ingangsklem 37 voor de functie Veilige stop kan de frequentieomvormer de veiligheidsfunctie Veilige uitschakeling van het koppel (zoals gedefinieerd in IEC 61800-5-2) of Stopcategorie 0 (zoals gedefinieerd in EN
60204-1) uitvoeren.
De functie is ontworpen en geschikt bevonden voor de vereisten van veiligheidscategorie 3 conform EN 954-1. Deze functionaliteit wordt Veilige stop genoemd. Voordat de Veilige stop in een installatie wordt geïntegreerd en toegepast, moet een
grondige risicoanalyse worden uitgevoerd op het systeem om te bepalen of de functionaliteit en veiligheidscategorie van
de Veilige stop relevant en voldoende zijn. Om de functie Veilige stop te installeren en te gebruiken overeenkomstig de
vereisten voor veiligheidscategorie 3 conform EN 954-1 moeten de betreffende informatie en de instructies in de AKD 102Design Guide, MG.11.Mx.yy, in acht worden genomen! De informatie en instructies in de Bedieningshandleiding zijn niet
voldoende voor een juist en veilig gebruik van de veiligestopfunctionaliteit!
2
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive11
2
Veiligheid
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 2.1 Dit certificaat geldt ook voor de AKD 102
12MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Veiligheid
2
2.1.8 IT-net
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING
IT-net
Sluit frequentieomvormers met RFI-filters niet aan op een netvoeding met een spanning van meer dan 440 V tussen fase en
aarde voor 400 V-omvormers en 760 V voor 690 V-omvormers.
Voor 400 V-omvormers met IT-net en geaarde driehoekschakeling (één zijde geaard) mag de netspanning tussen fase en
aarde wel hoger zijn dan 440 V.
Voor 690 V-omvormers met IT-net en geaarde driehoekschakeling (één zijde geaard) mag de netspanning tussen fase en
aarde wel hoger zijn dan 760 V.
14-50 RFI-filter kan worden gebruikt om interne RFI-condensatoren af te schakelen van het RFI-filter naar aarde.
2.1.9 Verwijderingsinstructie
Apparatuur die elektrische componenten bevat mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd.
Dergelijke apparatuur moet apart worden afgevoerd als elektrisch en elektronisch afval volgens de
geldende lokale voorschriften.
2
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive13
Toepassingsgids
3 Toepassingsgids
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3
3.1.1
ADAP-KOOL
Het ingebouwde 'wizard'-menu leidt de installatiemonteur op duidelijke en gestructureerde wijze door de set-up van de
omvormer en is ontworpen met de hulp van ontwerpers uit de koeltechniek, zodat de gebruikte tekst en taal glashelder zijn
voor de installatiemonteur.
ADAP-KOOL Drive AKD 102 zal aanvankelijk automatisch opstarten met de Toepassingsgids (elke keer totdat de frequentieomvormer in bedrijf is genomen). Vervolgens kan de toepassingsgids na een eventuele spanningsuitval worden opgestart
via het snelmenuscherm.
Als u op [Cancel] drukt, keert de AKD 102 terug naar het statusscherm. Een automatische timer zorgt ervoor dat de wizard
na een inactiviteit van 5 minuten (geen toetsen ingedrukt) wordt uitgeschakeld. Wanneer de frequentieomvormer eenmaal
in bedrijf is genomen, kan de wizard worden opgestart via het snelmenu.
Door het beantwoorden van de vragen op het scherm wordt u door een volledige setup voor de ADAP-KOOL Drive geleid.
De meeste standaard koeltoepassingen kunnen worden geconfigureerd met behulp van deze toepassingsgids. Geavanceerde functies moeten worden ingesteld via het menusysteem (snelmenu of hoofdmenu) van de omvormer.
De toepassingsgids heeft betrekking op alle standaardinstellingen voor:
-Compressoren
-1 ventilator/pomp
-Condensorventilatoren
Na voltooiing van de setup kunt u de wizard opnieuw starten of de toepassing opstarten
De toepassingsgids kan op elk moment worden geannuleerd door op [Back] te drukken. De toepassingsgids kan opnieuw
worden opgestart via het snelmenu. Wanneer u de toepassingsgids opnieuw opstart, wordt u gevraagd of u de eerdere
wijzigingen wilt behouden of de fabrieksinstellingen wilt herstellen.
®
Drive Toepassingsgids
Wanneer de ADAP-KOOL Drive AKD 102 de eerste keer
wordt ingeschakeld, wordt de Toepassingsgids automatisch
opgestart. Vervolgens kan de toepassingsgids na een
eventuele spanningsuitval worden opgestart via het
snelmenuscherm.
Het volgende scherm wordt weergegeven:
Als u op [Cancel] drukt, keert de AKD 102 terug naar het
statusscherm. Een automatische timer zorgt ervoor dat de
wizard na een inactiviteit van 5 minuten (geen toetsen
ingedrukt) wordt uitgeschakeld. De wizard kan opnieuw
worden opgestart via het snelmenu, zoals hieronder
beschreven.
Als [OK] wordt ingedrukt, zal de toepassingsgids starten
met het volgende scherm:
14MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Toepassingsgids
3
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Dit scherm zal automatisch wijzigen in het eerste
invoerscherm van de toepassingsgids:
Door het beantwoorden van de vragen op het scherm
wordt u door een volledige setup voor de ADAP-KOOL
Drive geleid. De meeste standaard koeltoepassingen
kunnen worden geconfigureerd met behulp van deze
toepassingsgids. Geavanceerde functies moeten worden
ingesteld via het menusysteem (snelmenu, hoofdmenu,
enz.) van de omvormer.
De toepassingsgids heeft betrekking op alle standaardinstellingen voor:
-Compressoren
-1 ventilator/pomp
-Condensorventilatoren
Instelling compressorset
Zie bijvoorbeeld onderstaande schermen voor het instellen
van een compressorset.
Instelling van spanning en frequentie
3
Instelling van stroom en nominale snelheid
Instelling van min. en max. frequentie
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive15
Toepassingsgids
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3
Min. tijd tussen twee starts
Selecteer met/zonder omloopklep
NB
Intern/Met terugkoppeling: De AKD 102 zal de toepassing
rechtstreeks besturen via de interne PID-regelaar in de
omvormer en heeft een signaal nodig via een externe
ingang, bijvoorbeeld een temperatuursensor of andere
sensor, die rechtstreeks is aangesloten op de omvormer en
besturingen van het sensorsignaal.
Extern/Zonder terugkoppeling: De AKD 102 gebruikt het
stuursignaal van een andere regelaar (zoals een compressorregelaar), die de omvormer voorziet van, bijvoorbeeld,
0-10 V, 4-20 mA of ADAP-KOOL Lon. De omvormer zal zijn
snelheid aanpassen op basis van dit referentiesignaal.
Selecteer het sensortype
Selecteer een regeling met of zonder terugkoppeling
Sensorinstellingen
16MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Toepassingsgids
3
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Info: terugkoppeling via 4-20 mA geselecteerd – pas
aansluiting hierop aan
Info: stel schakelaar hiervoor in
Selecteer vast of variabel setpoint
3
Stel setpoint in
Selecteer eenheid en conversie van druk
Stel hoge/lage begrenzing voor setpoint in
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive17
Toepassingsgids
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3
Stel in-/uitschakelwaarde in
Selecteer instelling voor compressorregeling
Info: pas aansluiting hierop aan
Info: instelling voltooid
Stel het aantal compressoren in de set in
Na voltooiing van de instelling kunt u de wizard opnieuw
starten of de toepassing opstarten. De volgende opties zijn
beschikbaar:
Wizard opnieuw
•
Naar hoofdmenu
•
Naar Status
•
Voer een AMA uit – dit betreft een beperkte AMA
•
wanneer een compressortoepassing is
geselecteerd en een volledige AMA wanneer
slechts één ventilator en pomp zijn geselecteerd.
Wanneer een condensorventilator is geselecteerd
•
als toepassing kan GEEN AMA worden uitgevoerd.
Start toepassing – deze modus start de
•
omvormer in de handmatige/lokale modus of via
een extern stuursignaal als een regeling zonder
terugkoppeling is geselecteerd in een eerder
scherm.
18MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Toepassingsgids
3
De toepassingsgids kan op elk moment worden
geannuleerd door op [Back] te drukken. De toepassingsgids kan opnieuw worden opgestart via het
snelmenu:
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3
Wanneer u de toepassingsgids opnieuw opstart, wordt u
gevraagd of u de eerdere wijzigingen wilt behouden of de
fabrieksinstellingen wilt herstellen.
NB
Als het volgens de systeemeisen nodig is om de interne
compressorregelaar voor 3 compressoren én een
omloopklep te gebruiken, moet de AKD 102 worden
gespecificeerd met de extra relaiskaart (MCB 105)
gemonteerd in de omvormer.
De omloopklep moet zodanig zijn geprogrammeerd dat
deze wordt bestuurd via een van de extra relaisuitgangen
op de MCB 105-kaart.
Dit is nodig omdat de standaard relaisuitgangen in de AKD
102 worden gebruikt voor het besturen van de
compressoren.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive19
3
Toepassingsgids
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3.1.2 Beschrijving van de toepassing
De AKD-wizard bestaat uit drie basistoepassingen:
Compressor
•
Multi-condensorventilator
•
1 ventilator/pomp
•
Deze toepassingen worden verder uitgesplitst om het mogelijk te maken om de omvormer aan te sturen via de interne PIDregelaars van de omvormer of via een extern stuursignaal.
Compressor
De wizard leidt de gebruiker door de set-up van een koelcompressor door hem te vragen om gegevens in te voeren over
de compressor en het koelsysteem waarvoor de omvormer wordt gebruikt. De wizard maakt gebruik van terminologie en
eenheden die zijn standaard zijn binnen de koelsector. Hierdoor kan de set-up in 10-15 eenvoudige stappen worden
voltooid met behulp van slechts twee toetsen op het lokale bedieningspaneel van de omvormer.
Afbeelding 3.1 Standaardtekening van 'compressor met interne regeling'
Een of meer ventilatoren of pompen
De wizard leidt de gebruiker door de set-up van een condensorventilator of pomp voor een koelsysteem door hem te
vragen om gegevens in te voeren over de condensor of pomp en het koelsysteem waarvoor de omvormer wordt gebruikt.
De wizard maakt gebruik van terminologie en eenheden die zijn standaard zijn binnen de koelsector. Hierdoor kan de setup in 10-15 eenvoudige stappen worden voltooid met behulp van slechts twee toetsen op het lokale bedieningspaneel van
de omvormer.
Afbeelding 3.2 Snelheidsregeling op basis van een analoge referentie (zonder terugkoppeling) – 1 ventilator of pomp/meerdere, parallel
aangesloten ventilatoren of pompen
20MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Toepassingsgids
3
Afbeelding 3.3 Drukregeling met terugkoppeling – zelfstandig systeem, 1 ventilator of pomp/meerdere, parallel aangesloten ventilatoren
of pompen
Compressorpack
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3
Afbeelding 3.4 P0-druktransmitter
54
Afbeelding 3.5 De AKD 102 en AKS 33 aansluiten voor een toepassing met terugkoppeling
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive21
Mechanische installatie
4 Mechanische installatie
4.1 Voordat u start
4.1.1 Checklist
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4
Controleer bij het uitpakken van de frequentieomvormer of de eenheid compleet en onbeschadigd is. Gebruik onderstaande
tabel om het pakket te controleren.
Type behuizing:
Vermogen van eenheid (kW):
200-240 V1,1-3,03,71,1-3,7
380-480 V1,1-4,05,5-7,51,1-7,5
Tabel 4.1 Uitpaktabel
A2
(IP 20/21)
A3
(IP 20/21)
A4/A5
(IP 55/66)
B1 (IP 21/55/66)B2 (IP 21/55/66)
5,5-11/
5,5-11
11-18,5/
11-18,5
15/
15-18,5
22-30/
22-37
C1
(IP 21/55/66)
18,5-30/
22-30
37-55/
45-55
C2
(IP 21/55/66)
37-45/
37-45
75-90/
75-90
Het wordt aanbevolen om diverse schroevendraaiers (phillips- of kruiskopschroevendraaier en torx-set), een zijsnijtang, boor
en mes bij de hand te houden voor het uitpakken en monteren van de frequentieomvormer. De inhoud van deze dozen
bevat, zoals aangegeven: accessoiretas(sen), documentatie en de eenheid. Afhankelijk van de geïnstalleerde opties kunnen
er één of twee tassen en een of meer boekjes bijgevoegd zijn.
22MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Mechanische installatie
4
4.1.2 Mechanische afmetingen
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4
* A5 uitsluitend in IP 55/66
Alle afmetingen worden aangegeven in mm.
A2A3A4A5B1B2C1C2
IP 20/21IP 20/21IP 55/66IP 55/66IP 21/55/66IP 21/55/66IP 21/55/66IP 21/55/66
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive23
Mechanische installatie
37-45
75-90
21/55/66
Type 1/12
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4
37-55
18,5-30
21/55/66
Type 1/12
15
22-30
21/55/66
Type 1/12
5,5-11
11-18,5
21/ 55/66
Type 1/12
55/66
1,1-3,7
1,1-7,5
Type 12
55/66
1,1-2,2
1,1-4,0
Mechanische afmetingen
Framegrootte (kW):A2A3A4A5B1B2C1C2
3,7
5,5-7,5
1,1-3,0
1,1-4,0
200-240 V
380-480 V
21
Type 1
20
Chassis
21
Type 1
20
Chassis
c8,08,08,08,08,28,212121212
IP
NEMA
BehuizingA**246372246372390420480650680770
AchterwandA1268375268375390420480650680770
Breedte (mm)
BehuizingB9090130130200242242242308370
Met één C-optieB130130170170242242242308370
Afstand tussen bevestigingsgatenb7070110110171215210210272334
Zonder optie A/BC205205205205175200260260310335
Schroefgaten (mm)
Hoogte (mm)
met ontkoppelingsplaatA2374-374-------
Afstand tussen bevestigingsgatena257350257350401402454624648739
AchterwandB9090130130200242242242308370
Diepte (mm)
Met optie A/BC*220220220220175200260260310335
Diameter ød11111111121219191919
4,95,36,67,09,71423274565
f999969999,89,8
* De diepte van de behuizing hangt af van de geïnstalleerde opties.
** De eisen ten aanzien van de vrije ruimte hebben betrekking op de ruimte boven en onder de kale behuizing (afstand A). Zie sectie 3.2.3 voor meer informatie.
Maximumgewicht
(kg)
Diameter øe5,55,55,55,56,56,5999,09,0
24MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Mechanische installatie
4
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4.1.3 Accessoiretassen
Accessoiretassen: De accessoiretassen van de frequentieomvormer bevatten de volgende onderdelen.
Framegrootte A2 en A3Framegrootte A4/A5
Framegrootte B1 en B2Framegrootte C1 en C2
1 + 2 zijn alleen leverbaar voor eenheden met remchopper. Voor de aansluiting van de DC-tussenkring (loadsharing) kan connector 1
apart worden besteld.
In de accessoiretas voor de AKD 102 zonder veilige stop wordt een 8-polige connector meegeleverd.
4
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive25
Mechanische installatie
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4.2 Installeren
4.2.1 Mechanische bevestiging
Alle behuizingen met of IP 21/IP 55, behalve A2 en A3, zijn geschikt voor zij-aan-zij-installatie.
Als gebruik wordt gemaakt van de IP 21 behuizingsset (130B1122 of 130B1123) voor behuizing A2 of A3 moet er tussen de
frequentieomvormers een vrije ruimte zijn van minimaal 50 mm.
4
Voor optimale koelomstandigheden moet de lucht boven en onder de frequentieomvormer vrij kunnen circuleren. Zie
onderstaande tabel.
Vrije ruimte voor de diverse behuizingen
Behuizing
:
a (mm):100100100100200200200225
b (mm):100100100100200200200225
1.Boor gaten overeenkomstig de vermelde afmetingen.
2.Gebruik schroeven die geschikt zijn voor het oppervlak waarop u de frequentieomvormer wilt bevestigen. Draai
alle vier de schroeven weer aan.
A2A3A4A5B1B2C1C2
Tabel 4.2 Wanneer de behuizingen met A5, B1, B2, C1 en C2 op een niet-massieve achterwand worden bevestigd, moet de omvormer
worden voorzien van achterplaat A wegens onvoldoende koelluchtstroming over het koellichaam.
26MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Mechanische installatie
4
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4.2.2 Veiligheidsvoorschriften voor een mechanische installatie
WAARSCHUWING
Houd rekening met de aanwijzingen m.b.t. het inbouwen en de set voor externe installatie. De informatie in deze lijst moet
in acht worden genomen om ernstig letsel of schade aan apparatuur, met name bij de installatie van grote eenheden, te
voorkomen.
NB
De frequentieomvormer wordt gekoeld door middel van luchtcirculatie.
Om oververhitting van de eenheid te voorkomen, mag de omgevingstemperatuur nooit hoger zijn dan de maximumtempe-
ratuur die is opgegeven voor de frequentieomvormer en mag de gemiddelde temperatuur over 24 uur niet worden
overschreden. De maximumtemperatuur en het 24-uursgemiddelde zijn te vinden in de sectie Reductie wegens omgevingstemperatuur.
Bij een omgevingstemperatuur tussen 45 ° en 55 °C moet de frequentieomvormer worden gereduceerd; zie Reductie wegens
omgevingstemperatuur.
De levensduur van de frequentieomvormer wordt verkort als er geen rekening wordt gehouden met reductie wegens
omgevingstemperatuur.
4.2.3 Externe installatie
4
Voor externe installatie worden de IP 21/IP 4X boven/Type 1-sets of IP 54/55-eenheden aanbevolen.
4.2.4 Montage in doorvoerpaneel
Een montageset voor paneeldoorvoer is leverbaar voor frequentieomvormers van het type ADAP-KOOL frequentieomvormer.
Om het koelen van het koellichaam te bevorderen en de paneeldiepte te verkleinen, kan de frequentieomvormer worden
gemonteerd in een doorvoerpaneel. Bovendien kan in dat geval de ingebouwde ventilator worden verwijderd.
De set is leverbaar voor behuizingen A5 tot en met C2.
NB
Deze set is niet te gebruiken met gegoten voorplaten. In plaats daarvan moet een kunststof IP 21-afdekking of helemaal
geen afdekking worden gebruikt.
Informatie over de bestelnummer is te vinden in de Design Guide, sectie Bestelnummers.
Uitgebreide informatie is beschikbaar in de Panel Through Mount Kit Instruction, MI.33.H1.yy, waarbij yy verwijst naar de
taalcode.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive27
5
Elektrische installatie
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5 Elektrische installatie
5.1 Aansluiten
5.1.1 Kabels algemeen
NB
Zie de ADAP-KOOL® Drive AKD 102High Power Bedieningshandleiding, MG.11.Ox.yy voor informatie over de net- en
motoraansluitingen voor de High Power-serie.
NB
Kabels algemeen
Volg altijd de nationale en lokale voorschriften op voor de dwarsdoorsneden van kabels.
Bij zeer lange stuurkabels en analoge signalen kunnen, in uitzonderlijke gevallen en afhankelijk van de installatie, aardlussen
van 50/60 Hz voorkomen als gevolg van ruis via de netvoedingskabels.
In dat geval dient u de afscherming te doorbreken of een condensator van 100 nF te plaatsen tussen de afscherming en het
chassis.
NB
Sluit de massa van de digitale en analoge in- en uitgangen afzonderlijk aan op de gemeenschappelijke klemmen 20, 39 en
55. Hiermee wordt interferentie via aarde tussen groepen voorkomen. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat het schakelen aan
digitale ingangen analoge ingangssignalen verstoort.
NB
Stuurkabels moeten afgeschermd/gewapend zijn.
30MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5.1.3 Zekeringen
Aftakcircuitbeveiliging
Om de installatie tegen elektrische gevaren en brand te beveiligen, moeten alle aftakcircuits in een installatie en in
schakelaars, machines, enz. zijn voorzien van een beveiliging tegen kortsluiting en overstroom volgens de nationale/internationale voorschriften.
Beveiliging tegen kortsluiting
De frequentieomvormer moet beveiligd zijn tegen kortsluiting om elektrische gevaren en brand te voorkomen. Danfoss
raadt het gebruik van de aangegeven zekeringen in tabel 4.3 en 4.4 aan om onderhoudspersoneel en apparatuur te
beschermen in geval van een interne storing in de omvormer. De frequentieomvormer biedt een algehele beveiliging tegen
kortsluiting op de motoruitgang.
Overstroombeveiliging
Zorg voor een overbelastingsbeveiliging om brand door oververhitting van de kabels in de installatie te voorkomen. Een
overstroombeveiliging moet altijd worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale voorschriften. De frequentieomvormer is
voorzien van een interne overstroombeveiliging die kan worden gebruikt voor bovenstroomse overbelastingsbeveiliging
(met uitzondering van UL-toepassingen). Zie ADAP-KOOL
moeten bescherming bieden in een circuit dat maximaal 100.000 A
®
Drive AKD 102 Programmeerhandleiding, par. 4-18. De zekeringen
(symmetrisch) en 500/600 V kan leveren.
rms
5
Geen UL-conformiteit
Voor toepassingen die niet hoeven te voldoen aan UL/cUL raadt Danfoss aan om de aangegeven zekeringen in tabel 4.2 te
gebruiken, waarmee wordt voldaan aan EN 50178.
Andere typen kunnen in geval van storing onnodige schade aan de frequentieomvormer veroorzaken.
Frequentieomvormer
200-240 V
K25-K75
1K1-1K5
2K2
3K0
3K7
5K5
7K5
1) Max. zekeringen – zie de nationale/internationale voorschriften voor het kiezen van een geschikte zekeringgrootte.
* De aangegeven 170M-zekeringen van Bussmann maken gebruik van de visuele indicatie -/80; voor extern gebruik mogen
deze zekeringen worden vervangen door vergelijkbare zekeringen met indicatoren van het type -TN/80 Type T, -/110 of
TN/110 Type T.
Voor frequentieomvormers voor 240 V kunt u KTS-zekeringen van Bussmann gebruiken in plaats van KTN.
Voor frequentieomvormers voor 240 V kunt u FWH-zekeringen van Bussmann gebruiken in plaats van FWX.
Voor frequentieomvormers voor 240 V kunt u KLSR-zekeringen van Littelfuse gebruiken in plaats van KLNR.
Voor frequentieomvormers voor 240 V kunt u L50S-zekeringen van Littelfuse gebruiken in plaats van L50S.
Voor frequentieomvormers voor 240 V kunt u A6KR-zekeringen van Ferraz Shawmut gebruiken in plaats van A2KR.
Voor frequentieomvormers voor 240 V kunt u A50X-zekeringen van Ferraz Shawmut gebruiken in plaats van A25X.
32MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5.1.4 Aarding en IT-net
WAARSCHUWING
De dwarsdoorsnede van de aardkabel moet minstens 10 mm2 bedragen of bestaan uit 2 nominale netdraden die
afzonderlijk zijn afgesloten conform EN 50178 of IEC 61800-5-1, tenzij anders is bepaald in de geldende nationale
voorschriften. Volg altijd de nationale en lokale voorschriften op voor de dwarsdoorsneden van kabels.
De netvoeding is aangesloten op de hoofdschakelaar als deze aanwezig is.
NB
Controleer of de netspanning overeenkomt met de netspanning op het motortypeplaatje van de frequentieomvormer.
5
Afbeelding 5.2 Klemmen voor netvoeding en aarding.
WAARSCHUWING
IT-net
Sluit 400 V-frequentieomvormers met RFI-filters niet aan op een netvoeding met een spanning van meer dan 440 V tussen
fase en aarde.
Voor IT-net en geaarde driehoekschakeling (één zijde geaard) mag de netspanning tussen fase en aarde wel hoger zijn dan
440 V.
5.1.5 Overzicht netbekabeling
Behuizing:
Motorvermogen
:
200-240 V
380-480 V
Ga naar:5.1.65.1.75.1.85.1.9
A2
(IP 20/IP 21)A3(IP 20/IP 21)A5(IP 55/IP 66)
1,1-3,0
kW
1,1-4,0
kW
3,7
kW
5,5-7,5
kW
1,1-3,7
kW
1,1-7,5
kW
B1
(IP 21/IP 55/IP
66)
5,5-11
kW
11-18,5
kW
B2
(IP 21/IP 55/IP
66)
15
kW
22-30
kW
C1
(IP 21/IP 55/66)C2(IP 21/IP 55/66)
18,5-30
kW
37-55
kW
37-45
kW
75-90
kW
Tabel 5.6 Netbekabelingstabel
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive33
5
Elektrische installatie
5.1.6 Netvoeding voor A2 en A3
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.3 Plaats de twee schroeven in de montageplaat, schuif deze op zijn plaats en draai de schroeven volledig vast.
Afbeelding 5.4 Bij het monteren van kabels dient u eerst de aardkabel te monteren en vast te zetten.
34MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING
De dwarsdoorsnede van de aardkabel moet minstens 10 mm2 bedragen of bestaan uit 2 nominale netdraden die
afzonderlijk zijn afgesloten conform EN 50178/IEC 61800-5-1.
5
Afbeelding 5.5 Monteer vervolgens de netstekker en zet de bedrading vast.
Afbeelding 5.6 Zet ten slotte de steunbeugel op de netdraden vast.
NB
Gebruik klem L1 en L2 in geval van eenfasige A3-eenheden.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive35
Elektrische installatie
5.1.7 Netvoeding voor A5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5
Afbeelding 5.7 Aansluiting op net en aarding zonder netschakelaar. Er is echter wel een kabelklem gebruikt.
Afbeelding 5.8 Aansluiting op net en aarding met werkschakelaar.
NB
Gebruik klem L1 en L2 in geval van eenfasige A5-eenheden.
36MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5.1.8 Netvoeding voor B1 en B2
Afbeelding 5.9 Aansluiting op het net en aarding voor B1 en B2
NB
Zie de sectie Algemene specificaties aan het einde van deze handleiding voor de juiste kabelafmetingen.
5.1.9 Netvoeding voor C1 en C2
5
Afbeelding 5.10 Aansluiting op net en aarding.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive37
5
Elektrische installatie
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5.1.10 Aansluiting motor – inleiding
Zie de sectie Algemene specificaties voor de juiste dwarsdoorsnede en lengte van de motorkabel.
Gebruik een afgeschermde/gewapende motorkabel om te voldoen aan de EMC-emissienormen (of installeer de
•
kabel in een metalen leiding).
Houd de motorkabel zo kort mogelijk om interferentie en lekstroom te beperken.
•
Sluit de afscherming/wapening van de motorkabel aan op de ontkoppelingsplaat van de frequentieomvormer en
•
het metaal van de motor. (Dit geldt ook voor beide uiteinden van een metalen leiding als deze wordt gebruikt bij
wijze van afscherming.)
Gebruik voor aansluitingen op de afscherming een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem of met behulp van een
•
kabelpakking conform EMC). Dit kan worden gedaan met behulp van de bijgeleverde installatiemiddelen in de
frequentieomvormer.
Vermijd afsluiting door middel van gedraaide kabeluiteinden (pigtails), omdat dit het afschermingseffect bij hoge
•
frequenties verstoort.
Als het noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om een motorisolator of motorrelais te installeren, dient de
•
afscherming te worden voortgezet met de laagst mogelijke HF-impedantie.
Kabellengte en dwarsdoorsnede
De frequentieomvormer is getest met een bepaalde kabellengte en een bepaalde kabeldoorsnede. Als de doorsnede
toeneemt, kan ook de kabelcapaciteit – en daarmee de lekstroom – toenemen en moet de kabellengte dienovereenkomstig
verminderd worden.
Schakelfrequentie
Wanneer frequentieomvormers in combinatie met sinusfilters worden gebruikt om de akoestische ruis van een motor te
beperken, moet de schakelfrequentie worden ingesteld volgens de instructies voor sinusfilters in 14-01 Schakelfrequentie.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van aluminium geleiders
Aluminium geleiders worden niet aanbevolen voor kabeldoorsneden onder 35 mm. De klemmen kunnen worden gebruikt
met aluminium geleiders, maar hiervoor moet het geleideroppervlak schoon zijn en moet de oxidatie worden verwijderd en
het oppervlak worden afgesloten met neutrale zuurvrije vaseline voordat de geleider wordt aangesloten.
Bovendien moet de klemschroef na twee dagen opnieuw worden aangedraaid vanwege de zachtheid van het aluminium.
Het is belangrijk dat de aansluiting zorgt voor een gasdichte verbinding, omdat het aluminium oppervlak anders weer zal
oxideren.
Alle soorten driefasen asynchrone standaardmotoren
kunnen op de frequentieomvormer worden aangesloten.
Kleine motoren zijn gewoonlijk in ster geschakeld (230/400
V, D/Y). Grote motoren zijn in driehoekschakeling
geschakeld (400/690 V, D/Y). Kijk op het motortypeplaatje
voor de juiste aansluitmodus en spanning.
Afbeelding 5.11 Klemmen voor motoraansluiting
NB
Bij motoren zonder fase-isolatiemateriaal of andere versterkte isolatie die geschikt is voor gebruik met voedingsspanning
(zoals een frequentieomvormer) moet een sinusfilter worden aangebracht op de uitgang van de frequentieomvormer. (Voor
motoren die voldoen aan IEC 60034-17 is geen sinusfilter nodig.)
38MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
Nr.969798Motorspanning 0-100% van netspanning.
U1V1W1
U1V1W16 kabels uit motor, sterschakeling
U2, V2, W2 moeten afzonderlijk onderling worden verbonden
(optioneel klemmenblok)
Volg de stappen in de tekening om de motor aan te sluiten op de frequentieomvormer.
Afbeelding 5.12 Sluit eerst de motoraarde af en plaats dan de motordraden U, V en W in de stekker en zet deze vast.
Afbeelding 5.13 Monteer de kabelklem om te zorgen voor een aansluiting van 360 graden tussen chassis en afscherming. Zorg ervoor dat
de buitenste isolatie van de motorkabel onder de kabelklem is verwijderd.
40MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
5.1.13 Motoraansluiting voor A4 en A5
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.14 Sluit eerst de motoraarde af en plaats dan de motordraden U, V en W in de klem en zet deze vast. Zorg ervoor dat de
buitenste isolatie van de motorkabel onder de EMC-klem is verwijderd.
5.1.14 Motoraansluiting voor B1 en B2
Afbeelding 5.15 Sluit eerst de motoraarde af en plaats dan de motordraden U, V en W in de klem en zet deze vast. Zorg ervoor dat de
buitenste isolatie van de motorkabel onder de EMC-klem is verwijderd.
5
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive41
5
Elektrische installatie
ADAP-KOOL
5.1.15 Motoraansluiting voor C1 en C2
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.16 Sluit eerst de motoraarde af en plaats dan de motordraden U, V en W in de klem en zet deze vast. Zorg ervoor dat de
buitenste isolatie van de motorkabel onder de EMC-klem is verwijderd.
5.1.16 Bedradingsvoorbeeld en testen
De volgende sectie beschrijft hoe u bij de stuurdraden kunt komen en hoe u deze kunt afsluiten. Zie het hoofdstuk Defrequentieomvormer programmeren voor meer informatie over de functie, programmering en bedrading van de
stuurklemmen.
42MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5.1.17 Toegang tot stuurklemmen
Alle klemmen voor de stuurkabels bevinden zich onder de klemafdekking aan de voorkant van de frequentieomvormer. Verwijder de
klemafdekking met behulp van een schroevendraaier.
Verwijder de voorplaat om toegang te krijgen tot de stuurklemmen.
Zorg er bij het terugplaatsen van de voorplaat voor dat deze goed
wordt bevestigd met een aanhaalmoment van 2 Nm.
Afbeelding 5.17 Toegang tot de stuurklemmen voor behuizing
A2, A3, B3, B4, C3 en C4
5
Afbeelding 5.18 Toegang tot de stuurklemmen voor behuizing
A5, B1, B2, C1 en C2
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive43
5
Elektrische installatie
5.1.18 Stuurklemmen
Tekeningverwijzingen:
1.10-polige stekker voor digitale I/O.
2.3-polige stekker voor RS 485-bus.
3.6-polige stekker voor analoge I/O.
4.USB-aansluiting.
Afbeelding 5.19 Stuurklemmen (alle behuizingen)
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.21
Stap 2:> Steek het ene uiteinde in klem 27 met behulp van een
geschikte klemschroevendraaier. (NB Voor eenheden met de
functie Veilige stop geldt dat de bestaande jumper tussen klem
12 en 37 beslist niet mag worden verwijderd, omdat de eenheid
dan niet meer zal functioneren!)
Afbeelding 5.22
Stap 3: Steek het andere uiteinde in klem 12 of 13. (NB Voor
eenheden met de functie Veilige stop geldt dat de bestaande
jumper tussen klem 12 en 37 beslist niet mag worden
verwijderd, omdat de eenheid dan niet meer zal functioneren!)
5.1.19 De motor en draairichting testen
WAARSCHUWING
Houd er rekening mee dat de motor onbedoeld kan
starten. Zorg ervoor dat personeel of apparatuur geen
gevaar loopt!
Volg onderstaande stappen om de motoraansluiting en de
draairichting te testen. Zorg ervoor dat er geen spanning
op de eenheid staat.
Afbeelding 5.20
Stap 1: Verwijder eerst de isolatie aan beide uiteinden van de
draad over 50-70 mm.
Afbeelding 5.23
Stap 4: Schakel de spanning in en druk op de knop [Off]. In
deze toestand zou de motor niet mogen draaien. Druk op [Off]
om de motor op ieder gewenst moment te stoppen. De LED
boven de knop [Off] zou moeten branden. Raadpleeg hoofdstuk
7 als er sprake is van knipperende alarmen of waarschuwingen.
44MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
Afbeelding 5.24
Stap 5: Wanneer u op de [Hand on]-knop drukt, zou de LED
boven de knop moeten gaan branden en gaat de motor
mogelijk draaien.
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.27
Stap 8: Druk op de knop [Off] om de motor weer te stoppen.
5
Afbeelding 5.25
Stap 6:> De snelheid van de motor wordt aangegeven op het
LCP. Deze kan worden aangepast met behulp van de pijltjes-
toetsen omhoog
Afbeelding 5.26
Stap 7: Met de pijltjestoetsen links ◄ en rechts ► kunt u de
cursor verplaatsen. Hiermee kunt u de snelheid met grotere
intervallen aanpassen.
en omlaag ▼.
▲
Afbeelding 5.28
Stap 9: Verwissel zo nodig twee motordraden als de motor niet
in de gewenste richting draait.
WAARSCHUWING
Schakel de frequentieomvormer van het net af voordat u
motordraden verwisselt.
5.1.20 Schakelaar S201, S202 en S801
De schakelaars S201 (AI 53) en S202 (AI 54) worden
gebruikt om een stroom- (0-20 mA) of spanningsconfiguratie (0 tot 10 V) van respectievelijk de analoge
ingangsklemmen 53 en 54 te selecteren.
Schakelaar S801 (BUS TER.) kan worden gebruikt om de RS
485-poort (klem 68 en 69) af te sluiten.
Het is mogelijk dat de schakelaars worden bedekt door
een eventuele optie.
Standaardinstelling:
S201 (AI 53) = uit (spanningsingang)
S202 (AI 54) = uit (spanningsingang)
S801 (busafsluiting) = uit
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive45
5
Elektrische installatie
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.30 Voorbeeld motortypeplaatje
Afbeelding 5.29 Locatie schakelaars.
5.2 Laatste optimalisatie en test
Volg onderstaande stappen om de motorasprestaties te
optimaliseren en de frequentieomvormer voor de
aangesloten motor en de installatie te optimaliseren. Zorg
ervoor dat de frequentieomvormer en de motor zijn
aangesloten en dat de voeding voor de frequentieomvormer is ingeschakeld.
NB
Controleer voor het inschakelen of de aangesloten
apparatuur klaar is voor gebruik.
Stap 1. Kijk waar het motortypeplaatje zich bevindt.
NB
De motor kan op twee manieren zijn aangesloten, nl. ster
(Y) of driehoek (). Deze informatie vindt u op het
motortypeplaatje.
Stap 2. Voer de gegevens van het motortypeplaatje in op
onderstaande parameterlijst.
Om toegang te krijgen tot deze lijst drukt u eerst op de
toets [Quick Menu] en selecteert u vervolgens Q2 Snellesetup.
1.Motorvermogen [kW]
of Motorvermogen [pk]
2.Motorspanningpar. 1-22
3.Motorfrequentiepar. 1-23
4.Motorstroompar. 1-24
5.Nom. motorsnelheidpar. 1-25
Tabel 5.9 Motorparameters
Stap 3. Activeer Automatische aanpassing motorgegevens
(AMA).
Het uitvoeren van een zorgt voor de beste prestaties. AMA
verricht automatische metingen voor de aangesloten
motor en zorgt voor compensatie van installatieverschillen.
Via de wizard kunt u een beperkte AMA uitvoeren voor
compressoren – volg in andere gevallen onderstaande
procedure.
1.Sluit klem 27 aan op klem 12 of gebruik [Quick
Menu] en Q2 Snelle setup en stel klem 27 via par.
5-12 in op Niet in bedrijf (par. 5-12 [0]).
2.Druk op [Quick Menu], selecteer Q3 Functiesetups, Q3-1 Alg. instellingen en Q3-10 Geav.
Motorinstellingen, en schuif vervolgens omlaag
naar AMA par. 1-29.
3.Druk op [OK] om AMA te activeren via par. 1-29.
par. 1-20
par. 1-21
46MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Elektrische installatie
5
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
4.Selecteer een volledige of een beperkte AMA. Als
er een sinusfilter gemonteerd is, dient u een
beperkte AMA uit te voeren of het sinusfilter
tijdelijk te verwijderen voordat u de AMAprocedure uitvoert.
5.Druk op de [OK]-toets. Op het display verschijnt
'Druk op [Hand on] om AMA te starten'.
6.Druk op de [Hand on]-toets. Een balkje geeft de
voortgang van de AMA aan.
AMA onderbreken tijdens de procedure
1.Druk op de [Off]-toets – de frequentieomvormer
komt in de alarmmodus terecht en op het display
wordt aangegeven dat de AMA is beëindigd door
de gebruiker.
AMA is met succes doorlopen
1.Het display toont de melding 'Druk op [OK] om
AMA te voltooien'.
2.Druk op de [OK]-toets om de AMA-procedure te
verlaten.
Zie de sectie De frequentieomvormer programmeren, ModusSnelmenu voor een eenvoudige setup van deze
parameters.
5
1.De frequentieomvormer komt terecht in de
alarmmodus. In het hoofdstuk Problemenverhelpen wordt een beschrijving van het alarm
gegeven.
2.'Rapportwaarde' in de [Alarm log] toont de laatste
meting die door de AMA is uitgevoerd voordat
de frequentieomvormer in de alarmmodus
terechtkwam. Aan de hand van dit nummer en
de beschrijving van het alarm kunt u het
probleem verhelpen. Vergeet niet om dit nummer
en de beschrijving van het alarm te vermelden
als u contact opneemt met Danfoss Service.
NB
Het mislukken van de AMA wordt vaak veroorzaakt
doordat de gegevens van het motortypeplaatje niet goed
worden overgenomen of omdat er een te groot verschil
bestaat tussen het motorvermogen en het vermogen van
de frequentieomvormer.
Stap 4. Stel de snelheidsbegrenzing en de aan/uitlooptijd
in.
Stel de gewenste begrenzingen voor de snelheid en de
aan- en uitlooptijd in.
Motorsnelh. lage begr.par. 4-11 of 4-12
Motorsnelh. hoge begr.par. 4-13 of 4-14
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive47
Bediening van de frequentie...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6 Bediening van de frequentieomvormer
6.1.1 Vier bedieningswijzen
De frequentieomvormer kan op vier manieren worden bediend:
1.Grafisch lokaal bedieningspaneel (GLCP)
2.Via RS 485 seriële communicatie of USB, beide voor pc-aansluiting
3.Via AK Lon => Gateway => AKM programmeersoftware
4.Via Ak Lon => systeemmanager => programmeersoftware servicetool
Als de frequentieomvormer is uitgerust met een veldbusoptie, dient u de bijbehorende documentatie te raadplegen.
6
6.1.2 Bediening van het grafische LCP
(GLCP)
Onderstaande instructies gelden voor het GLCP (LCP 102).
De functies van het GLCP zijn verdeeld in vier groepen:
1.Grafisch display met statusregels.
2.Menutoetsen en indicatielampjes (LED's) – parameters wijzigen en schakelen tussen displayfuncties.
3.Navigatietoetsen en indicatielampjes (LED's).
4.Bedieningstoetsen en indicatielampjes (LED's)
Grafisch display:
Het LCD-display is voorzien van achtergrondverlichting en maximaal 6 alfanumerieke regels. Alle gegevens worden
weergegeven op het LCP dat in de [Status]-modus maximaal vijf bedrijfsvariabelen kan weergeven.
Displayregels:
a.Statusregel: statusmeldingen met pictogrammen
en afbeeldingen.
b.Regel 1-2: regels met bedieningsinformatie over
gegevens die door de gebruiker zijn gedefinieerd
of geselecteerd. Er kan maximaal één nieuwe
regel worden toegevoegd via de toets [Status].
c.Statusregel: statusmelding met tekst.
48MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Bediening van de frequentie...
6
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Het display bestaat uit 3 delen:
Bovenste gedeelte (a) toont de status in de statusmodus of maximaal 2 variabelen in een andere modus en in geval van
een alarm/waarschuwing.
Het nummer van de actieve setup (geselecteerd als Actieve setup in par. 0-10) wordt weergegeven. Bij het programmeren
van een andere setup dan de Actieve setup zal het nummer van de setup die wordt geprogrammeerd aan de rechterkant
tussen haakjes worden weergegeven.
Het middelste gedeelte (b) toont maximaal 5 variabelen met bijbehorende eenheid, ongeacht de status. In geval van een
alarm/waarschuwing wordt de waarschuwing weergegeven in plaats van de variabelen.
Schakelen tussen de drie verschillende statusuitlezingen is mogelijk door op de [Status]-toets te drukken.
In elk statusscherm worden de bedrijfsvariabelen met een andere opmaak weergegeven – zie hierna.
Aan elk van de bedrijfsvariabelen kunnen diverse metingen worden gekoppeld. De te tonen waarden/metingen kunnen
worden gedefinieerd via par. 0-20, 0-21, 0-22, 0-23 en 0-24. Via [Quick Menu], Q3 Functiesetups, Q3-1 Alg. instellingen en
Q3-13 Displayinstellingen krijgt u toegang tot deze parameters.
Elke uitleesparameter voor een waarde/meting die is geselecteerd in par. 0-20 tot 0-24 wordt gekenmerkt door een eigen
schaal en een aantal cijfers achter een eventueel decimaalteken. Bij grotere numerieke waarden worden minder cijfers
weergegeven achter het decimaalteken.
Voorbeeld: Uitlezing stroom
5,25 A; 15,2 A 105 A.
Statusdisplay I:
Deze uitleesstatus is standaard actief na een start of initialisatie.
Gebruik [Info] voor informatie over de waarde/meting die
is gekoppeld aan de weergegeven bedrijfsvariabelen (1.1,
1.2, 1.3, 2 en 3).
Zie de bedrijfsvariabelen die worden weergegeven in het
afgebeelde scherm. 1.1, 1.2 en 1.3 staan klein
Statusdisplay II:
Zie de bedrijfsvariabelen (1.1, 1.2, 1.3 en 2) die worden
weergegeven in het afgebeelde scherm.
In het voorbeeld zijn Snelheid, Motorstroom,
Motorvermogen en Frequentie als variabelen geselecteerd
in de eerste en tweede regel.
1.1, 1.2 en 1.3 zijn klein weergegeven. 2 is groot
weergegeven.
weergegeven. 2 en 3 zijn groter weergegeven.
1.1
130BP041.10
1.2
130BP062.10
1.1
1.3
6
2
3
1.3
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive49
1.2
2
0
Bediening van de frequentie...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6
Statusdisplay III:
In deze uitleesstatus worden de gebeurtenis en de actie
van de Smart Logic Control weergegeven. Zie de sectie
Smart Logic Control voor meer informatie.
Het onderste gedeelte toont de status van de frequentieomvormer in de statusmodus.
Aanpassing contrast display
Druk op [Status] en [▲] om het display donkerder te
maken.
Druk op [Status] en [▼] om het display helderder te
maken.
Top section
Toetsen op het GLCP
Menutoetsen
De menutoetsen zijn ingedeeld op functie. De toetsen
onder het display en de indicatielampjes dienen voor het
instellen van de parameters en het selecteren van de
displayweergave tijdens normaal bedrijf.
130BP045.1
[Status]
Geeft de status weer van de frequentieomvormer en/of de
motor. Via de [Status]-toets zijn 3 verschillende uitlezingen
te selecteren:
5-regelige uitlezing, 4-regelige uitlezing of Smart Logic
Control.
[Status] dient om de displaymodus te selecteren of om
naar de displaymodus terug te schakelen vanuit de modi
Snelmenu, Hoofdmenu of Alarm. De toets [Status] dient
tevens om te schakelen tussen de enkele en dubbele
uitleesmodi.
Middle section
Bottom section
130BP074.10
Indicatielampjes (LED's):
Als bepaalde drempelwaarden worden overschreden, gaan
de alarm- en/of waarschuwings-LED's branden. Er
verschijnen tevens een status- en een alarmtekst op het
bedieningspaneel.
De On-LED gaat branden wanneer de frequentieomvormer
spanning van een netvoeding, DC-aansluitklem of externe
24 V-voeding krijgt. Tegelijkertijd is de achtergrondverlichting aan.
Groene LED/On: geeft aan dat de besturingssectie
•
werkt.
Gele LED/Warn.: geeft een waarschuwing aan.
•
Knipperende rode LED/Alarm: geeft een alarm
•
aan.
[Quick Menu]
maakt een snelle setup van de frequentieomvormer
mogelijk. Hiermee kunnen de meestgebruikte ADAP-
®
-functies worden geprogrammeerd.
KOOL
Via [Quick Menu] hebt u toegang tot de volgende
onderdelen:
-Persoonlijk menu
-Snelle setup
-Functiesetups
-AKD 102-wizardmenu
-Gemaakte wijz.
-Logdata
Functiesetups biedt een snelle en eenvoudige toegang tot
alle parameters die nodig zijn voor de meeste ADAP-
®
-toepassingen, inclusief de meeste VAV en CAV
KOOL
toevoer- en retourventilatoren, koeltorenventilatoren,
primaire, secundaire en condensaatpompen alsmede
andere pomp-, ventilator- en compressortoepassingen.
Daarnaast bevat het parameters om te bepalen welke
variabelen op het LCP moeten worden getoond,
parameters voor vooraf in te stellen snelheden, schaling
van analoge referenties, 1- of multi-zone toepassingen met
terugkoppeling en specifieke functies met betrekking tot
ventilatoren, pompen en compressoren.
50MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
0
Bediening van de frequentie...
6
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
De parameters van het Snelmenu zijn direct toegankelijk,
tenzij er via par. 0-60, 0-61, 0-65 of 0-66 een wachtwoord
is ingesteld.
Het is mogelijk om direct om te schakelen tussen
Snelmenu en Hoofdmenu.
[Main Menu]
Dient om alle parameters te programmeren. De parameters
van het hoofdmenu zijn direct toegankelijk, tenzij er via
par. 0-60, 0-61, 0-65 of 0-66 een wachtwoord is ingesteld.
Voor de meeste ADAP-KOOL
nodig om via het hoofdmenu parameters te selecteren. In
plaats daarvan bieden Snelmenu, Snelle setup en
Functiesetup de snelste en eenvoudigste manier om
toegang te krijgen tot de benodigde specifieke parameters.
Het is mogelijk om direct te schakelen tussen Hoofdmenu
en Snelmenu.
De parametersnelkoppeling kan worden uitgevoerd door
[Main Menu]-toets gedurende 3 seconden in te
de
drukken. De parametersnelkoppeling geeft directe toegang
tot elke mogelijke parameter.
[Alarm log]
Toont een overzicht van de laatste vijf alarmmeldingen
(genummerd A1-A5). U kunt aanvullende gegevens over
®
-toepassingen is het niet
een alarm krijgen door via de pijltjestoetsen naar het
alarmnummer te gaan en op [OK] te drukken. Er wordt
informatie weergegeven over de toestand van uw frequentieomvormer net voordat de alarmmodus werd
ingeschakeld.
De [Alarm log]-toets op het LCP geeft toegang tot zowel
de Alarmlog als de Onderhoudslog.
[Back]
brengt u een stap of laag terug in de navigatiestructuur.
[Cancel]
annuleert uw laatste wijziging of commando, zolang het
display niet is gewijzigd.
6
[Info]
geeft informatie over een commando, parameter of functie
in elk mogelijk scherm. Met [Info] kunt u zo nodig
uitgebreide informatie weergeven.
Druk op [Info], [Back] of [Cancel] om de infomodus te
verlaten.
Navigatietoetsen
Gebruik de vier pijltjestoetsen om te bewegen tussen de
verschillende opties in [Quick Menu], [Main Menu] en
[Alarm log]. Gebruik de toetsen om de cursor te
verplaatsen.
[OK] dient om een parameter te selecteren die wordt
gemarkeerd door de cursor en om de wijziging van een
parameter te bevestigen.
130BT117.1
De bedieningstoetsen voor de lokale bediening bevinden
zich onder aan het bedieningspaneel.
130BP046.10
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive51
Bediening van de frequentie...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6
[Hand on]
Maakt het mogelijk om de frequentieomvormer via het
GLCP te besturen. Met [Hand on] wordt ook de motor
gestart, waarna het mogelijk is om de gegevens voor de
motorsnelheid via de pijltjestoetsen in te stellen. De toets
kan worden ingesteld als Ingesch. [1] of Uitgesch. [0] via
par. 0-40 [Hand on]-toets op LCP.
De volgende stuursignalen zullen actief blijven wanneer
[Hand on] wordt geactiveerd:
[Hand on] – [Off] – [Auto on]
•
Reset
•
Vrijloop na stop, geïnverteerd
•
Omkeren
•
Setupselectie lsb – Setupselectie msb
•
Stopcommando via seriële communicatie
•
Snelle stop
•
DC-rem
•
NB
Externe stopsignalen die via stuursignalen of een seriële
bus worden geactiveerd, zullen een 'start'-commando via
het LCP onderdrukken.
6.1.3 RS 485-busaansluiting
Een of meer frequentieomvormers kunnen worden
aangesloten op een controller (of master) met de
standaard RS 485-interface. Klem 68 wordt aangesloten op
het P-signaal (TX+, RX+), terwijl klem 69 wordt aangesloten
op het N-signaal (TX-, RX-).
Gebruik parallelle aansluitingen om meerdere frequentieomvormers aan te sluiten op een master.
Afbeelding 6.1 Aansluitvoorbeeld.
Om mogelijke vereffeningsstromen in de afscherming te
vermijden, moet de kabelafscherming worden geaard via
klem 61, die via een RC-koppeling met het frame is
verbonden.
[Off]
stopt de aangesloten motor. De toets kan worden
ingesteld als Ingesch. [1] of Uitgesch. [0] via par. 0-41 [Off]toets op LCP. Als er geen externe stopfunctie is
geselecteerd en de toets [Off] inactief is, kan de motor
worden gestopt door de netvoeding af te schakelen.
[Auto on]
Maakt het mogelijk om de frequentieomvormer te sturen
via stuurklemmen en/of seriële communicatie. Als een
startsignaal naar de stuurklemmen en/of de bus wordt
gestuurd, start de frequentieomvormer. De toets kan
worden ingesteld als Ingesch. [1] of Uitgesch. [0] via par.
0-42 [Auto on]-toets op LCP.
NB
Een actief HAND-OFF-AUTO-signaal via de digitale
ingangen heeft een hogere prioriteit dan de bedieningstoetsen [Hand on] en [Auto on].
[Reset]
dient om de frequentieomvormer te resetten na een alarm
met uitschakeling (trip). De toets kan worden ingesteld als
Ingesch. [1] of Uitgesch. [0] via par. 0-43 [Reset]-toets op LCP.
Busafsluiting
De RS 485-bus moet aan beide uiteinden worden
afgesloten met een weerstandsnetwerk. Als de omvormer
het eerste of laatste toestel in de RS 485-lus is, moet
schakelaar S801 op de stuurkaart in de aan-positie (ON)
worden gezet.
Zie de sectie Schakelaar S201, S202 en S801 voor meer
informatie.
De parametersnelkoppeling kan worden uitgevoerd door
de [Main Menu]-toets gedurende 3 seconden in te
drukken. De parametersnelkoppeling geeft directe toegang
tot elke mogelijke parameter.
52MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Bediening van de frequentie...
6
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6.1.4 Een pc aansluiten op de AKD 102
Installeer de MCT 10 setup-software om de frequentieomvormer vanaf een pc te besturen of te programmeren.
De pc wordt aangesloten via een standaard (host/apparaat)
USB-kabel of via de RS 485-interface, zoals weergegeven in
de ADAP-KOOL
Installeren > Installeren van diverse aansluitingen.
®
Drive AKD 102 Design Guide, hoofdstuk
NB
De USB-aansluiting is galvanisch gescheiden van de
netspanning (PELV) en andere hoogspanningsklemmen. De
USB-aansluiting is verbonden met de aardverbinding van
de frequentieomvormer. Sluit alleen een geïsoleerde laptop
aan op de USB-poort op de ADAP-KOOL
®
Drive.
6
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive53
6
Bediening van de frequentie...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6.1.5 Hulpprogramma voor de pc
MCT 10 setup-software voor de pc
Alle frequentieomvormers zijn uitgerust met een seriële-communicatiepoort. Danfoss levert een hulpprogramma voor de pc
voor communicatie tussen pc en frequentieomvormer, de MCT 10 setup-software. Zie de sectie Beschikbare publicaties voor
meer informatie over dit hulpmiddel.
MCT 10 setup-software
MCT 10 is een eenvoudig te gebruiken interactief programma voor het instellen van parameters in onze frequentieomvormers. .
De MCT 10 setup-software is nuttig voor:
Het offline plannen van een communicatienetwerk; MCT 10 is voorzien van een uitgebreide database van frequen-
•
tieomvormers
Het online in bedrijf stellen van frequentieomvormers.
•
Het opslaan van de instellingen voor alle frequentieomvormers.
•
Het vervangen van een frequentieomvormer in een netwerk
•
Eenvoudige en nauwkeurige documentatie van de instellingen van de frequentieomvormer na de inbedrijfstelling
•
Het uitbreiden van een bestaand netwerk.
•
Frequentieomvormers die in de toekomst worden ontwikkeld, worden ondersteund.
•
Instellingen van de frequentieomvormer opslaan:
1.Sluit de pc via een USB-poort aan op de eenheid. (NB Sluit alleen een van het net geïsoleerde pc aan op de USBpoort. Anders kan de apparatuur beschadigd raken.)
2.Start de MCT 10 setupsoftware
3.Selecteer 'Read from drive'.
4.Selecteer 'Save as'.
Alle parameters zijn nu opgeslagen in de pc.
Instellingen van de frequentieomvormer inlezen:
1.Sluit de pc via een USB-poort aan op de frequentieomvormer.
2.Start de MCT 10 setup-software
3.Selecteer 'Open' – de opgeslagen bestanden worden getoond.
4.Open het relevante bestand.
5.Selecteer 'Write to drive'
Alle parameterinstellingen zijn nu overgezet naar de frequentieomvormer.
Voor de MCT 10 setup-software is een aparte handleiding, MG.10.Rx.yy.
54MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
Bediening van de frequentie...
6
Softwaremodules voor MCT 10 setup-software
De volgende modules zijn in het softwarepakket opgenomen:
MCT setup-software
Parameters instellen
Kopiëren van en naar frequentieomvormers
Vastleggen en afdrukken van parameterinstellingen, inclusief schema's
Uitgebr. gebruikersinterface
Schema voor preventief onderhoud
Klokinstellingen
Setup programmering van tijdgebonden acties
Smart Logic Controller
Bestelnummer:
Bij bestelling van de cd met MCT 10 setup-software verzoeken wij u bestelnummer 130B1000 te gebruiken.
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6.1.6 Tips en trucs
*Voor de meeste ADAP-KOOL-toepassingen kunt u met behulp van het Snelmenu, de Snelle setup en de Functiesetup
op eenvoudige en snelle wijze toegang krijgen tot alle benodigde specifieke parameters.
*Voer, indien mogelijk, altijd een AMA uit om te zorgen voor de beste asprestaties.
*Het contrast van het display kan worden aangepast via [Status] en [▲] voor een donkerder display of via [Status] en
[▼] voor een helderder display.
*Via [Quick Menu] en Gemaakte wijz. kunt u alle parameterinstellingen bekijken die afwijken van de fabrieksinstellingen.
*Houd de [Main Menu]-toets 3 seconden ingedrukt om naar elke mogelijke parameter te gaan.
*Voor servicedoeleinden wordt het aanbevolen om alle parameters te kopiëren naar het LCP; zie par. 0-50 voor meer
informatie
Tabel 6.1 Tips en trucs
6.1.7 Snel overzetten van parameterinstellingen via GLCP
Wanneer de setup van een frequentieomvormer voltooid is, kunt u de parameterinstellingen het beste in het GLCP of met
behulp van de MCT 10 setup-software op een pc opslaan.
WAARSCHUWING
Stop de motor vóór u een van deze handelingen uitvoert
Gegevensopslag in LCP:
1.Ga naar 0-50 LCP kopiëren
2.Druk op de [OK]-toets.
3.Selecteer 'Alles naar LCP'.
4.Druk op de [OK]-toets.
6
Alle parameterinstellingen worden nu opgeslagen in het GLCP, wat wordt aangegeven via de voortgangsbalk. Druk op [OK]
als 100% is bereikt.
U kunt het GLCP nu aansluiten op een andere frequentieomvormer en de parameterinstellingen naar die frequentieomvormer kopiëren.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive55
Bediening van de frequentie...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
6
Gegevensoverdracht van LCP naar frequentieomvormer:
1.Ga naar 0-50 LCP kopiëren
2.Druk op de [OK]-toets.
3.Selecteer 'Alles vanaf LCP'.
4.Druk op de [OK]-toets.
De parameterinstellingen die in het GLCP zijn opgeslagen
worden nu gekopieerd naar de frequentieomvormer, wat
wordt aangegeven in de voortgangsbalk. Druk op [OK] als
100% is bereikt.
6.1.8 Standaardinstellingen herstellen door
middel van initialisatie
De standaardinstellingen van de frequentieomvormer
kunnen op twee manieren worden hersteld: Aanbevolen
initialisatie en handmatige initialisatie.
Houd er rekening mee dat deze verschillende resultaten
opleveren, zoals hieronder beschreven.
5.Schakel de spanning naar de eenheid af en wacht
tot het display uit gaat.
6.Sluit de voeding weer aan, waarna de frequentieomvormer is gereset. Het kan enkele seconden
duren voordat de eenheid voor de eerste keer
opstart.
7.Druk op [Reset].
NB
Bij het uitvoeren van een handmatige initialisatie worden
ook de instellingen voor seriële communicatie, RFI-filter en
foutlog gereset.
Verwijdert de parameters die zijn geselecteerd in
0-25 Persoonlijk menu.
1. Schakel de netvoeding af en wacht totdat het
display is uitgeschakeld.
2a. Druk tegelijkertijd op [Status] – [Main Menu] –
[OK] terwijl het grafische LCP (GLCP) wordt
ingeschakeld.
2b. Druk op [Menu] terwijl het numerieke display
(LCP 101) wordt ingeschakeld.
3. Laat de toetsen na 5 seconden los.
4. De frequentieomvormer is nu ingesteld volgens
de standaardinstellingen.
Met deze parameter wordt alles geïnitialiseerd behalve:
15-00 Bedrijfsuren
15-03 Inschakelingen
15-04 x Overtemp.
15-05 x Overspann.
14-22 Bedrijfsmodus initialiseert alles, behalve:
14-50 RFI-filter
8-30 Protocol
8-31 Adres
8-32 Baudsnelheid
8-35 Min. responsvertr.
8-36 Max. responsvertr.
8-37 Max. tss.-tekenvertr.
15-00 Bedrijfsuren tot 15-05 x Overspann.
15-20 Hist. log: event tot 15-22 Hist. log: tijd
15-30 Alarmlog: foutcode tot 15-32 Alarmlog: tijd
NB
De parameters die in 0-25 Persoonlijk menu zijn
opgeslagen, blijven gehandhaafd bij het herstellen van de
fabrieksinstellingen.
Handmatige initialisatie
56MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7 De frequentieomvormer programmeren
7.1 Programmeren
7.1.1 Parametersetup
GroepTitelFunctie
0-Bediening/displayParameters voor het programmeren van de basisfuncties van de frequentieomvormer en het LCP, waaronder:
1-Belasting & motorParameters voor het configureren van de frequentieomvormer voor een specifieke toepassing of motor,
2-RemmenParameters voor het configureren van de remfuncties van de frequentieomvormer die, hoewel niet vaak
3-Ref./Ramp.Parameters voor het programmeren van de minimale en maximale referentielimieten voor snelheid (tpm/Hz)
4-Begr./waarsch.Parameters voor het programmeren van begrenzingen en waarschuwingen tijdens bedrijf, waaronder:
5-Digitaal In/UitParameters voor het programmeren van de functies van alle digitale ingangen, digitale uitgangen, relaisuit-
6-Analoog In/UitParameters voor het programmeren van de functies die betrekking hebben op alle analoge in- en uitgangen
8-Comm. en optiesParameters voor het configureren en bewaken van functies met betrekking tot de seriële communicatie/
14-Speciale functiesParameters voor het configureren van speciale functies van de frequentieomvormer, waaronder: instelling van
15-Geg. omvormerParameters voor het weergeven van bedrijfsgegevens en ander gegevens van de omvormer, waaronder:
16-Data-uitlezingenAlleen-lezen parameters die de status/waarde weergeven van veel bedrijfsvariabelen die kunnen worden
18-Info & uitlez.Alleen-lezen parameters voor weergave van de laatste 10 gelogde items voor preventief onderhoud, acties en
taalkeuze; selectie van de variabelen die op de diverse posities op het display moeten worden getoond (zoals
de statische leidingdruk of de temperatuur van retourcondenswater, waarbij het setpoint klein kan worden
weergegeven in de bovenste regel en de terugkoppeling groot kan worden weergegeven in het midden van
het display); in/uitschakeling van de LCP-toetsen; wachtwoorden voor het LCP; het uploaden en downloaden
van ingestelde parameters van/naar het LCP; het instellen van de ingebouwde klok.
waaronder: interne of externe regeling; type toepassing zoals compressor, ventilator of centrifugaalpomp;
gegevens motortypeplaatje; automatische aanpassing van de motorgegevens voor optimale prestaties;
vliegende start (met name gebruikt voor ventilatortoepassingen); thermische motorbeveiliging.
gebruikt in veel ADAP-KOOL-toepassingen, nuttig kunnen zijn bij speciale ventilatortoepassingen. Parameters
zijn onder meer: DC-remmen en weerstandsremmen.
bij een externe regeling of in actuele eenheden bij een interne regeling; digitale/ingestelde referenties; jogsnelheid; bepaling van de bron voor elke referentie (bijv. de analoge ingang waarop het referentiesignaal is
aangesloten); aan- en uitlooptijden; instellingen van digitale potentiometers.
toegestane draairichting motor; minimale en maximale motorsnelheden; koppel- en stroombegrenzingen om
de door de motor aangedreven pomp, ventilator of compressor te beschermen; waarschuwingen voor lage/
hoge stroom, snelheid, referentie en terugkoppeling; beveiliging tegen ontbrekende motorfase; frequenties
voor snelheidsbypass, inclusief een semi-automatische setup van deze frequenties (bijv. om resonantieproblemen in de koeltoren en andere ventilatoren te voorkomen).
gangen, pulsingangen en pulsuitgangen voor klemmen op de stuurkaart en alle optiekaarten.
voor de klemmen op de stuurkaart en de Algemene I/O-optiekaart, MCB 108 (NB NIET te verwarren met
Analoge I/O-optiekaart, MCB 109; zie parametergroep 26-**) waaronder: live zero time-outfunctie voor analoge
ingang (die bijvoorbeeld kan worden gebruikt om een koeltorenventilator op te dragen om op volle snelheid
te werken als de sensor voor het retourwater in de condensor uitvalt); schaling van de analoge ingangssignalen (bijvoorbeeld om de analoge ingang aan te passen aan de mA en het drukbereik van een statischeleidingdruksensor); filtertijdconstante voor het filteren van elektrische ruis op het analoge signaal, wat soms
voorkomt bij gebruik van lange kabels; instelling van de functie en schaling van de analoge uitgangen
(bijvoorbeeld om een analoge uitgang te bieden die de motorstroom of kW naar een analoge ingang of een
DDC-regelaar aangeeft); configuratie van de analoge uitgangen die door het GBS worden geregeld via een
hoogniveau-interface (HLI) (bijv. voor het besturen van een afsluiter voor gekoeld water) inclusief de
mogelijkheid om een standaardwaarde voor deze uitgangen in te stellen voor het geval de HLI uitvalt.
hoogniveau-interface naar de frequentieomvormer.
de schakelfrequentie om de hoorbare ruis van de motor te beperken (soms vereist voor ventilatortoepassingen); kinetische-backupfunctie (bijzonder nuttig voor kritische toepassingen in halfgeleiderinstallaties
waarbij een goede werking tijdens een spanningsdip/spanningsuitval belangrijk is); beveiliging tegen onbalans
van het net; automatische reset (in plaats van een handmatige reset van alarmen); parameters voor automatische energieoptimalisatie (die doorgaans niet hoeven worden gewijzigd, maar die een eventuele fijnafstelling
van deze automatische functie mogelijk maken, zodat de combinatie van frequentieomvormer en motor
maximaal rendement kan behalen bij zowel volledige als gedeeltelijke belastingen), en autoreductiefuncties
(die de frequentieomvormer in staat stellen om zo lang mogelijk in bedrijf te blijven bij gereduceerde
prestaties onder extreme bedrijfsomstandigheden).
tellers voor het aantal bedrijfsuren en draaiuren; kWh-teller; reset van de draaiuren- en kWh-tellers; alarm/
foutlog (waarin de laatste 10 alarmen worden gelogd, samen met de eventuele bijbehorende waarde en tijd),
en identificatieparameters voor de omvormer en de optiekaarten, zoals het ID-nummer en de softwareversie.
weergegeven op het LCP of kunnen worden bekeken via deze parametergroep. Deze parameters kunnen met
name nuttig zijn tijdens de inbedrijfstelling wanneer een GBS is aangesloten via een hoogniveau-interface.
tijd en de waarde van analoge in- en uitgangen op de Analoge I/O-optiekaart, die met name nuttig zijn
tijdens de inbedrijfstelling wanneer een GBS is aangesloten via een hoogniveau-interface.
7
Tabel 7.1 Parametergroepen
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive57
7
De frequentieomvormer progr...
GroepTitelFunctie
20-Omvormer met terugkoppeling Parameters voor het configureren van de PI(D)-regelaar voor terugkoppeling, die de snelheid van de pomp,
21-Uitgebr. met terugkoppelingParameters voor het configureren van de 3 uitgebreide PI(D)-regelaars voor terugkoppeling die bijvoorbeeld
22-ToepassingsfunctiesParameters voor het bewaken, beschermen en regelen van pompen, ventilatoren en compressoren,
23-Tijdgebonden functiesTijdgebonden parameters, waaronder: parameters voor het activeren van dagelijkse of wekelijkse acties op
24-Toepassingsfuncties 2Parameters voor het instellen van de brandmodus en/of het besturen van een bypass-contactgever/starter als
25-Compr.regelaarParameters voor het configureren en bewaken van de ingebouwde compressorregelaar (met name gebruikt
26-Analoge I/O-optie MCB 109Parameters voor het configureren van de Analoge I/O-optie, MCB 109, waaronder: functiebepaling van de
28-CompressorfunctiesParameters voor compressorfuncties:
ADAP-KOOL
ventilator of compressor regelt in een regeling met terugkoppeling, waaronder: bepaling van de bron voor elk
van de 3 mogelijke terugkoppelsignalen (bijv. een van de analoge ingangen of de GBS HLI); conversiefactor
voor elk van de terugkoppelsignalen (bijv. ingeval er een druksignaal wordt gebruikt om de stroming in een
LBK aan te geven of voor conversie van druk naar temperatuur in een compressortoepassing); rekeneenheid
voor referentie en terugkoppeling (bijv. Pa, kPa, m Wg, in Wg, bar, m3/s, m3/u, °C, °F, enz.); de functie (bijv.
som, verschil, gemiddelde, minimum of maximum) die wordt gebruikt om de totale terugkoppeling voor
eenzonetoepassingen of de regelfilosofie voor multizonetoepassingen te berekenen; programmering van
instelpunt(en) en handmatige of automatische afstelling van de PI(D)-terugkoppeling.
kunnen worden gebruikt om externe actuatoren (bijv. afsluiter voor gekoeld water om de toevoertemperatuur
in een VAV-systeem te handhaven) te besturen, waaronder: rekeneenheid voor de referentie en terugkoppeling van elke regelaar (bijv. °C, °F enz.); bepaling van het bereik van de referentie/het instelpunt voor elke
regelaar; bepaling van de bron voor de referenties/instelpunten en terugkoppelsignalen (bijv. een van analoge
ingangen of de GBS HLI); programmering van het instelpunt en handmatige of automatische afstellingen van
elk van de PI(D)-regelaars.
waaronder: detectie van situaties zonder stroming en bescherming van pompen (inclusief de automatische
setup van deze functie); drogepompbeveiliging; einde-curvedetectie en -bescherming van pompen; slaapstand
(met name nuttig voor combinaties van koeltoren en boosterpomp); defecte-banddetectie (met name gebruikt
bij ventilatortoepassingen voor detectie van geen luchtstroming in plaats van een ∆p-schakelaar die over de
ventilator wordt geplaatst); beveiliging korte cyclus voor compressoren en pompstromingcompensatie van het
instelpunt (met name nuttig voor toepassingen met secundaire pompen voor gekoeld water, waarbij de ∆p-
sensor dicht bij de pomp is geplaatst en niet over de verste, belangrijkste belasting(en) in het systeem; het
gebruik van deze functie kan het installeren van de sensor overbodig maken en helpen om een maximale
energiebesparing te realiseren.)
basis van de ingebouwde realtimeklok (bijv. wijziging van het instelpunt voor de nachtstand of het starten/
stoppen van de pomp/ventilator/compressor of externe apparatuur); functies voor preventief onderhoud op
basis van tijdsintervallen met betrekking tot het aantal draai- of bedrijfsuren of specifieke dagen en tijden;
energielog (met name nuttig in gemodificeerde toepassingen of in gevallen waarbij informatie over de
werkelijke historische belasting (kW) op de pomp/ventilator/compressor gewenst is); trending (met name
nuttig in gemodificeerde en andere systemen waarbij het interessant is om vermogen, stroom, frequentie of
snelheid van de pomp/ventilator/compressor tijdens bedrijf te registreren voor analyse en een terugbetalingsteller).
deze in het systeem zijn opgenomen.
voor combinaties met een boosterpomp).
analoge ingangen (bijv. spanning, Pt1000 of Ni1000) en functiebepaling en schaling van de analoge
uitgangen.
- Begrenzing/bewaking perstemperatuur
- Dag/nachtinstellingen
- P0-optimalisatie
- Inspuitregeling
®
Drive Bedieningshandleiding
Parameterbeschrijvingen en -keuzes worden op het display van het grafische (GLCP) of numerieke (NLCP) bedieningspaneel
weergegeven. (Zie de betreffende sectie voor meer informatie.) U kunt toegang krijgen tot de parameters door op de [Quick
Menu]-toets of de [Main Menu]-toets op het bedieningspaneel te drukken. Het snelmenu wordt voornamelijk gebruikt om
de eenheid de eerste keer bedrijfsklaar te maken door programmering van de parameters die nodig zijn om de eenheid op
te starten. Het hoofdmenu biedt toegang tot alle parameters om de eenheid voor een specifieke toepassing te
programmeren.
Alle digitale en analoge in- en uitgangsklemmen zijn multifunctioneel. Alle klemmen zijn in de fabriek standaard ingesteld
op functies die geschikt zijn voor de meeste ADAP-KOOL-toepassingen. Als er echter andere specifieke functies nodig zijn,
moeten deze worden geprogrammeerd via parametergroep 5 of 6.
58MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7.1.2 Modus Snelmenu
Parametergegevens
Het grafische display (GLCP) biedt toegang tot alle parameters die worden vermeld onder het Snelmenu. Volg onderstaande
procedure om parameterinstellingen in te voeren of te wijzigen met behulp van de [Quick Menu]-toets.
1.Druk op de [Quick Menu]-toets.
2.
Gebruik de toetsen [
3.Druk op [OK].
4.
Gebruik de toetsen [
5.Druk op [OK].
6.
Gebruik de toetsen [
7.Het gemarkeerde gebied geeft aan welk cijfer is geselecteerd voor wijziging.
8.Druk op de toets [Cancel] om de wijziging ongedaan te maken of druk op de toets [OK] om de wijziging te
bevestigen en de nieuwe instelling op te slaan.
] en [▼] om naar de te wijzigen parameter te gaan.
▲
] en [▼] om de juiste parameterinstelling te selecteren.
▲
] en [▶] om naar een ander cijfer binnen de parameterinstelling te gaan.
◀
Voorbeeld van het wijzigen van een parameterinstelling
Stel dat par. 22-60 Functie Defecte band is ingesteld op Uit. U wilt de bewakingsfunctie voor de ventilatorband – wel of niet
defect – echter inschakelen. Volg hiervoor onderstaande procedure:
1.Druk op de [Quick Menu]-toets.
2.
Selecteer Functiesetups met behulp van de toets [
3.Druk op [OK].
4.
Selecteer Toepassingsinst. met behulp van de toets [
5.Druk op [OK].
6.Druk opnieuw op [OK] om Vent. functies te selecteren.
7.Selecteer Functie Defecte band door op [OK] te drukken.
8.
Gebruik de toets [
De frequentieomvormer zal nu uitschakelen (trip) wanneer een defecte ventilatorband wordt gedetecteerd.
Selecteer Persoonlijk menu om alleen de parameters weer te geven die eerder zijn geselecteerd en geprogrammeerd als
persoonlijke parameters. De OEM van de luchtbehandelingskast (LBK) of pomp kan deze parameters bijvoorbeeld bij de
inbedrijfstelling in de fabriek al hebben geprogrammeerd in het Persoonlijk menu om de inbedrijfstelling/fijnafstelling ter
plaatse eenvoudiger te maken. Deze parameters zijn ingesteld via par. 0-25 Persoonlijk menu. Er kunnen maximaal 20
parameters worden geprogrammeerd via dit menu.
Als par. 5-12 Klem 27 digitale ingang is ingesteld op Niet in bedrijf is voor klem 27 geen aansluiting naar +24 V nodig om
starten mogelijk te maken.
Als par. 5-12 Klem 27 digitale ingang is ingesteld op Vrijloop geïnv. (standaardinstelling) is een aansluiting naar +24 V nodig
om starten mogelijk te maken.
] om [2] Uitsch. te selecteren en druk op [OK] om de nieuwe instelling te bevestigen.
▼
].
▼
].
▼
7
Selecteer Gemaakte wijz. voor informatie over:
de laatste 10 wijzigingen. Gebruik de navigatietoetsen omhoog/omlaag om door de laatste 10 gewijzigde
•
parameters te schuiven.
de instellingen die zijn gewijzigd ten opzichte van de fabrieksinstellingen.
•
Selecteer Logdata voor informatie over de uitlezingen in de displayregel. De informatie wordt als grafiek weergegeven.
Het is alleen mogelijk om de ingestelde displayparameters in par. 0-20 en 0-24 te bekijken. Er kunnen maximaal 120
voorbeelden in het geheugen worden opgeslagen voor later gebruik.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive59
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
Efficiënte parametersetup voor ADAP-KOOL-toepassingen
Via [Quick Menu] kunnen de parameters voor de meeste
ADAP-KOOL-toepassingen op eenvoudige wijze worden
ingesteld.
Als u op [Quick Menu] drukt, worden de diverse functies
van het snelmenu weergegeven. Zie ook afbeelding 6.1
hieronder en tabel Q3-1 tot Q3-4 in onderstaande sectie
Functiesetups.
Voorbeeld van het gebruik van de optie Snelle setup
Stel dat u de uitlooptijd wilt instellen op 100 seconden.
1.Selecteer Snelle setup. De eerste parameter van
de snelle setup, par. 0-01 Taal, wordt
weergegeven.
2.
Gebruik de toets [
] om par. 3-42 Ramp 1
▼
uitlooptijd (met standaardwaarde 20 s) te
selecteren.
3.Druk op [OK].
4.
Gebruik de toets [
] om het derde teken voor de
◀
komma te markeren.
5.
Wijzig '0' in '1' met behulp van de toets [
6.
Gebruik de toets [
7.
Wijzig '2' in '0' met behulp van de toets [
] om het cijfer '2' te markeren.
▶
].
▲
].
▼
8.Druk op [OK].
De nieuwe uitlooptijd is nu ingesteld op 100 seconden.
Het wordt aangeraden om de setup in de aangegeven
volgorde uit te voeren.
NB
Een volledige beschrijving van de functie vindt u in de
betreffende parametersecties van deze handleiding.
De optie Snelle setup geeft toegang tot de 13 belangrijkste parameters voor de setup van de omvormer. Na het
programmeren zal de omvormer in de meeste gevallen
klaar voor gebruik zijn. De 13* parameters van de Snelle
setup worden in onderstaande tabel vermeld. Een
volledige beschrijving van de functie vindt u in de
betreffende parametersecties van deze handleiding.
De weergave op het display hangt af van de geselecteerde
waarde in parameter 0-02 en 0-03. De standaardinstelling
van parameter 0-02 en 0-03 hangt af van de geografische
regio waarin de frequentieomvormer is geleverd, maar
deze kan indien nodig worden gewijzigd.
Bepaalt welke taal wordt gebruikt op het
display.
De frequentieomvormer kan worden geleverd
met 4 verschillende taalpakketten. Engels en
Duits zijn opgenomen in alle pakketten. Engels
kan niet worden gewist of gewijzigd.
*
EngelsOpgenomen in taalpakket 1-4
[0]
[1]DuitsOpgenomen in taalpakket 1-4
[2]FransOpgenomen in taalpakket 1
[4]SpaansOpgenomen in taalpakket 1
[5]ItaliaansOpgenomen in taalpakket 1
[7]Nederlands Opgenomen in taalpakket 1
1-03 Koppelkarakteristiek
Option:Functie:
[0]*CompressorCTVoor een snelheidsregeling voor schroef- en
scrollcompressoren. Levert een spanning die is
geoptimaliseerd voor een motorbelasting met
een constante koppelkarakteristiek voor het
gehele bereik vanaf 15 Hz.
[1] CondensorVTVoor een snelheidsregeling voor centrifugaal-
pompen en ventilatoren. Moet ook worden
gebruikt voor het regelen van meerdere
motoren vanaf dezelfde frequentieomvormer
(bijv. meerdere condensventilatoren of koeltorenventilatoren). Levert een spanning die is
geoptimaliseerd voor motorbelastingen met
een kwadratisch verlopende koppelkarakteristiek.
[2] Compressor
AEO CT
Autom. energieoptimalisatie compressor. Voor
een optimale, energiezuinige snelheidsregeling
voor schroef- en zuigercompressoren. Levert
een spanning die is geoptimaliseerd voor een
motorbelasting met een constante koppelkarakteristiek in het totale bereik vanaf 15 Hz,
maar de AEO-functie zal bovendien de
spanning nauwkeurig aanpassen aan de
huidige belastingscondities, waardoor het
energieverbruik en de hoorbare ruis van de
motor zullen afnemen. Om een optimale
werking te verkrijgen, moet de arbeidsfactor
cos phi juist worden ingesteld. Deze waarde
wordt ingesteld in par. 14-43 Cosphi motor.
De parameter heeft een standaardinstelling
die automatisch wordt aangepast wanneer de
motorgegevens worden geprogrammeerd.
Deze instelling zal in de meeste gevallen
zorgen voor een optimale motorspanning,
maar als de arbeidsfactor cos phi
nauwkeuriger moet worden ingesteld, kan een
AMA worden uitgevoerd via par. 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA). Het is zelden
nodig om de parameter voor de arbeidsfactor
voor de motor handmatig in te stellen.
1-03 Koppelkarakteristiek
Option:Functie:
[3] 1 ventilator/
pomp AEO
VT
Autom. energieoptimalisatie VT. Voor een
optimale, energiezuinige snelheidsregeling
voor centrifugaalpompen en ventilatoren.
Levert een spanning die is geoptimaliseerd
voor motorbelastingen met een kwadratisch
verlopende koppelkarakteristiek, maar de AEOfunctie zal bovendien de spanning
nauwkeurig aanpassen aan de huidige
belastingscondities, waardoor het energieverbruik en de hoorbare ruis van de motor
zullen afnemen. Om een optimale werking te
verkrijgen, moet de arbeidsfactor cos phi juist
worden ingesteld. Deze waarde wordt
ingesteld in par. 14-43 Cosphi motor. De
parameter heeft een standaardinstelling die
automatisch wordt aangepast wanneer de
motorgegevens worden geprogrammeerd.
Deze instelling zal in de meeste gevallen
zorgen voor een optimale motorspanning,
maar als de arbeidsfactor cos phi
nauwkeuriger moet worden ingesteld, kan een
AMA worden uitgevoerd via par. 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA). Het is zelden
nodig om de parameter voor de arbeidsfactor
voor de motor handmatig in te stellen.
1-20 Motorverm. [kW]
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
1-21 Motorverm. [PK]
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
1-22 Motorspanning
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
1-23 Motorfrequentie
Range:Functie:
Application
dependent
[20 -
*
1000
Hz]
Stel de motorfrequentie in op basis van
de gegevens van het motortypeplaatje.
Voor 87 Hz-bedrijf met 230/400 Vmotoren zet u de gegevens van het
motortypeplaatje in voor 230 V/50 Hz.
Stel 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM]
en 3-03 Max. referentie in voor de 87
Hz-toepassing.
7
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive61
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
NB
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
1-24 Motorstroom
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
NB
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
1-25 Nom. motorsnelheid
Range:Functie:
Application
dependent
*
[100 60000 RPM]
Voer de nominale motorsnelheid
in overeenkomstig de gegevens
van het motortypeplaatje. Deze
gegevens worden gebruikt voor
de berekening van motorcompensaties.
NB
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
De tabel geeft het aantal polen weer voor
normale snelheidsbereiken voor
verschillende typen motoren. Motoren die
voor andere frequenties zijn ontworpen,
moeten afzonderlijk worden gedefinieerd.
De waarde voor de motorpolen is altijd een
even getal, omdat het verwijst naar het
totale aantal polen en niet naar het aantal
paren. De frequentieomvormer stelt
1-39 Motorpolen in eerste instantie in op
basis van 1-23 Motorfrequentie en 1-25 Nom.motorsnelheid.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd
terwijl de motor loopt.
NB
De maximale uitgangsfrequentie mag niet hoger zijn dan
10% van de schakelfrequentie van de omvormer
(14-01 Schakelfrequentie).
3-02 Minimumreferentie
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
3-03 Max. referentie
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
5-10 Klem 18 digitale ingang
Option:Functie:
[0]Niet in bedrijfGeen reactie op signalen die naar de
klem worden gestuurd.
[1]ResetReset de frequentieomvormer na een
uitschakeling/alarm. Niet elk alarm
kan gereset worden.
[2]Vrijloop geïnv.Laat de motor vrijlopen. Logisch '0'
=> vrijloop na stop.
(Standaard digitale klem 27): vrijloop
na stop, geïnverteerde ingang (NC).
[3]Vrijloop & reset inv Reset en vrijloop na stop, ingang
geïnverteerd (NC).
Laat de motor vrijlopen en voert
vervolgens een reset van de frequentieomvormer uit. Logisch '0' =>
vrijloop na stop en reset.
[5]DC-rem geïnv.Ingang geïnverteerd voor DC-rem
(NC).
Stopt de motor door gedurende een
bepaalde tijd gelijkstroom toe te
voeren. Zie 2-01 DC-remstroom tot
2-03 Inschakelsnelh. DC-rem [tpm].
Deze functie is alleen actief wanneer
de waarde in 2-02 DC-remtijd niet 0 is.
Logisch '0' => DC-remmen.
Wanneer de frequentieomvormer
de koppelbegrenzing heeft
bereikt en een stopcommando
heeft ontvangen, zal hij mogelijk
niet vanzelf stoppen. Om ervoor
te zorgen dat de frequentieomvormer stopt, moet een digitale
uitgang worden ingesteld op
Koppelbegr. & stop [27] en moet
deze digitale uitgang worden
aangesloten op een digitale
ingang die als vrijloop is
ingesteld.
[7]Ext. vergrendelingDezelfde functie als Vrijloop, geïnv.
maar Ext. vergrendeling genereert de
alarmmelding 'externe storing' op het
display wanneer de geprogrammeerde klem voor Vrijloop, geïnv.
logisch '0' is. De alarmmelding wordt
ook actief via digitale uitgangen en
relaisuitgangen als deze voor Ext.
vergrendeling zijn geprogrammeerd.
Het alarm kan worden gereset via een
digitale ingang of de [Reset]-toets als
de oorzaak voor de externe vergrendeling is weggenomen. In 22-00 Ext.vergrendel.vertr. Ext. vergrendel.vertr.
kan een vertragingstijd worden
geprogrammeerd. Nadat een signaal
op de ingang wordt toegepast, zal
bovenstaande actie worden vertraagd
met de ingestelde tijd in 22-00 Ext.vergrendel.vertr..
minstens 2 ms een puls wordt
gegeven. De motor stopt na
activering van Stop geïnv.
[10]OmkerenWijzigt de draairichting van de
motoras. Logisch '1' leidt tot omkeren.
Het omkeersignaal wijzigt alleen de
draairichting. Het activeert de
startfunctie niet. Selecteer Bidirectioneel in 4-10 Draairichting motor.
(Standaard voor digitale ingang 19)
[11]Start omgekeerdGebruikt voor start/stop en voor
omkeren via dezelfde draad. Gelijktijdige startsignalen zijn niet
toegestaan.
5-10 Klem 18 digitale ingang
Option:Functie:
[14]JogGebruikt om de jogsnelheid in te
schakelen. Zie 3-11 Jog-snelh. [Hz].
(Standaard voor digitale ingang 29)
[15]Digitale ref. aanGebruikt om te schakelen tussen
externe referentie en digitale
referentie. Hiervoor moet Extern/
digitaal [1] echter zijn geselecteerd in
3-04 Referentiefunctie. Logisch '0' =
externe referentie actief; logisch '1' =
een van de acht digitale referenties
actief.
[16]Ingest. ref. bit 0Maakt het mogelijk om een van de
acht vooraf ingestelde referenties te
selecteren overeenkomstig
onderstaande tabel.
[17]Ingest. ref. bit 1Maakt het mogelijk om een van de
acht vooraf ingestelde referenties te
selecteren overeenkomstig
onderstaande tabel.
[18]Ingest. ref. bit 2Maakt het mogelijk om een van de
acht vooraf ingestelde referenties te
selecteren overeenkomstig
onderstaande tabel.
[19]Ref. vasthoudenHoudt de huidige referentie vast. De
vastgehouden referentie is nu het
punt van inschakelen/de voorwaarde
om Snelh. omh. en Snelh. omlaag te
gebruiken. Als Snelh. omh./Snelh. oml.
wordt gebruikt, volgt de snelheidsverandering altijd ramp 2 (3-51 Ramp 2aanlooptijd en 3-52 Ramp 2 uitlooptijd)
in het bereik 0 – 3-03 Max. referentie.
(Zie par. 20-14 Max. referentie/terugk.
voor een interne regeling).
[20]Uitgang vasth.Houdt de huidige motorfrequentie (in
Hz) vast. De vastgehouden motorfrequentie is nu het inschakelpunt/de
voorwaarde voor het gebruik van
Snelh. omh. en Snelh. omlaag. Als
Snelh. omh./Snelh. oml. wordt
gebruikt, volgt de snelheidsverandering altijd ramp 2 (3-51 Ramp 2aanlooptijd en 3-52 Ramp 2 uitlooptijd)
in het bereik 0 – 1-23 Motorfrequentie.
7
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive63
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
5-10 Klem 18 digitale ingang
Option:Functie:
NB
Als Uitgang vasth. actief is, kan
de frequentieomvormer niet
gestopt worden via een laag 'start
[13]'-signaal. De frequentieomvormer wordt gestopt via een
klem die ingesteld is op Vrijloop
geïnv. [2] of Vrijloop & reset inv
[3].
[21]Snelh. omh.Voor digitale besturing voor het
verhogen/verlagen van de snelheid
(motorpotentiometer). Selecteer Ref.
vasthouden of Uitgang vasth. om
deze functie te activeren. Als Snelh.
omh. wordt geactiveerd voor minder
dan 400 ms, wordt de totale
referentie verhoogd met 0,1%. Als
Snelh. omh. wordt geactiveerd voor
meer dan 400 ms, zal de totale
referentie uitlopen op basis van Ramp
1 in 3-41 Ramp 1 aanlooptijd.
[22]Snelh. omlaagVergelijkbaar met Snelh. omh. [21].
[23]Setupselectie bit 0 Selecteert een van de vier setups. Stel
par. 0-10 in op Multi setup.
[24] Setupselectie bit 1Vergelijkbaar met Setupselectie bit 0
[23].
(Standaard voor digitale ingang 32)
[34] Ramp bit 0Selecteer welke ingang moet worden
gebruikt. Logisch '0' selecteert ramp
1, terwijl logisch '1' ramp 2 selecteert.
[36] Netstoring geïnv.Activeert de ingestelde functie in
14-10 Netstoring. Netstoring is actief
in een logische '0'-situatie.
[39] Dag/nachtregeling
[52] StartvoorwaardeDe ingangsklem waarvoor Startvoor-
waarde is geprogrammeerd, moet
logisch '1' zijn om een
startcommando te kunnen
accepteren. Startvoorwaarde heeft
een logische 'AND'-functie die
gerelateerd is aan de klem die is
geprogrammeerd voor Start [8], Jog
[14] of Uitgang vasth. [20], wat
betekent dat aan beide voorwaarden
moet zijn voldaan voordat de motor
kan worden gestart. Als Startvoor-
waarde is geprogrammeerd op
meerdere klemmen, mag Startvoor-
waarde slechts op een van de
klemmen logisch '1' zijn; anders wordt
de functie niet uitgevoerd. Het
digitale uitgangssignaal voor
Startverzoek (Start [8], Jog [14] of
Uitgang vasth. [20]) dat is
5-10 Klem 18 digitale ingang
Option:Functie:
geprogrammeerd in par. 5-3* of 5-4*
zal niet worden beïnvloed door
Startvoorwaarde.
[53] Handmatige startAls dit signaal wordt toegepast, zal de
frequentieomvormer in de
handmodus worden gezet alsof de
[Hand on]-toets op het LCP werd
ingedrukt. Hierbij zal een normaal
stopcommando worden genegeerd.
Als het signaal wordt weggenomen,
zal de motor stoppen. Om een ander
startcommando geldig te maken,
moet een andere digitale ingang
worden toegewezen aan Autostart en
moet hierop een signaal worden
toegepast. De toetsen [Hand on] en
[Auto on] op het LCP hebben geen
invloed. Met de [Off]-toets op het LCP
worden Handmatige start en Autostart
onderdrukt. Druk op de toets [Hand
on] of [Auto on] om Handmatige start
en Autostart weer te activeren. Als
noch op Handmatige start noch op
Autostart een signaal wordt
toegepast, zal de motor stoppen
ongeacht eventuele normale
startcommando's die worden
gegeven. Als op zowel als
Handmatige start als Autostart een
signaal wordt toegepast, zal de
functie Autostart zijn. Als op de [Off]toets op het LCP wordt gedrukt, zal
de motor stoppen, ongeacht
eventuele signalen op Handmatigestart en Autostart.
[54] AutostartEen toegepast signaal zal de frequen-
tieomvormer in de automodus
worden gezet alsof de [Auto on]-toets
op het LCP werd ingedrukt. Zie ook
Handmatige start [53].
[55] DigiPot verhogenGebruikt de ingang als een
VERHOOG-signaal naar de digitalepotentiometerfunctie die wordt
beschreven in parametergroep 3-9*.
[56] DigiPot verlagenGebruikt de ingang als een VERLAAG-
signaal naar de digitalepotentiometerfunctie die wordt
beschreven in parametergroep 3-9*.
[57] DigiPot wissenGebruikt de ingang om de digitale-
potentiometerreferentie die wordt
beschreven in parametergroep 3-9*,
te WISSEN.
[62] Reset Teller AIngang om teller A te resetten.
64MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
5-10 Klem 18 digitale ingang
Option:Functie:
[63] Teller B (omhoog)(Alleen voor klem 29 en 33) Ingang
om de telling in de SLC-teller
stapsgewijs te verhogen.
[65] Reset Teller BIngang om teller B te resetten.
[66] SlaapstandDwingt de frequentieomvormer om in
de Slaapstand te gaan (zie par. 22-4*).
[78] Reset prev.
onderhoudswoord
[120] Start hoofdpompStart/stopt de hoofdpomp (bestuurd
[130] Comp. 1 InterlockHet ingangssignaal moet laag zijn
[131] Comp. 2 InterlockHet ingangssignaal moet laag zijn
[132] Comp. 3 InterlockHet ingangssignaal moet laag zijn
[139] Comp. 1 omgek.
interlock
[140] Comp. 2 omgek.
interlock
[141] Comp. 3 omgek.
interlock
Zet alle waarden in
16-96 Onderhoudswoord terug naar 0.
door de AKD 102).
voordat de AKD 102 compressor 1
kan starten.
voordat de AKD 102 compressor 2
kan starten.
voordat de AKD 102 compressor 3
kan starten.
Het ingangssignaal moet hoog zijn
voordat de AKD 102 compressor 1
kan starten.
Het ingangssignaal moet hoog zijn
voordat de AKD 102 compressor 2
kan starten.
Het ingangssignaal moet hoog zijn
voordat de AKD 102 compressor 3
kan starten.
voltooien' weergeven. Na het indrukken van de [OK]-toets
is de frequentieomvormer gereed voor bedrijf.
NB:
Voor de beste aanpassing van de frequentieom-
•
vormer wordt aanbevolen AMA uit te voeren met
een koude motor.
AMA kan niet worden uitgevoerd terwijl de motor
•
loopt.
NB
Het is belangrijk om de motorparameters in 1-2*
Motordata juist in te stellen, aangezien deze deel uitmaken
van het AMA-algoritme. Een AMA moet worden uitgevoerd
om te zorgen voor optimale dynamische motorprestaties.
Dit kan tot 10 minuten duren, afhankelijk van het
nominale motorvermogen.
NB
Voorkom dat tijdens AMA een extern koppel wordt
gegenereerd.
NB
Als een van de instellingen in par. 1-2* Motordata wordt
gewijzigd, worden de geavanceerde motorparameters
1-30 Statorweerstand (Rs) tot 1-39 Motorpolen teruggezet
naar de standaardinstelling.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
7
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)
Option:Functie:
De AMA-functie optimaliseert de dynamische
motorprestaties door een automatische
optimalisatie van de geavanceerde motorparameters (1-30 Statorweerstand (Rs) tot
1-35 Hoofdreactantie (Xh)) terwijl de motor
stationair loopt.
*
UitGeen functie
[0]
[1]Volledige
AMA insch.
[2]Beperkte
AMA insch.
Voert een AMA uit voor de statorweerstand
, de rotorweerstand Rr, de statorlekreac-
R
S
tantie X
hoofdreactantie X
Hiermee wordt een beperkte AMA uitgevoerd
waarbij alleen de statorweerstand R
systeem wordt bepaald. Selecteer deze optie
als een LC-filter wordt gebruikt tussen de
frequentieomvormer en de motor.
, de rotorlekreactantie X2 en de
1
.
h
s
in het
Activeer de AMA-functie door de [Hand on]-toets in te
drukken nadat u [1] of [2] hebt geselecteerd. Zie ook de
sectie Automatische aanpassing motorgegevens in de
Design Guide. Als de procedure normaal is verlopen, zal
het display de melding 'Druk op [OK] om AMA te
NB
Een volledige AMA moet zonder filter worden uitgevoerd,
terwijl een beperkte AMA moet worden uitgevoerd met
filter.
Zie de sectie Toepassingsvoorbeelden > Automatischeaanpassing motorgegevens in de Design Guide.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive65
7
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7.1.3 Functiesetups
Functiesetups biedt een snelle en eenvoudige toegang tot alle parameters die nodig zijn voor de meeste ADAP-KOOLtoepassingen, inclusief de meeste VAV en CAV toevoer- en retourventilatoren, koeltorenventilatoren, primaire, secundaire en
condensaatpompen alsmede andere pomp-, ventilator- en compressortoepassingen.
Toegang tot Functiesetups – voorbeeld
De resolutie op Analoge uitgang 42 wijzigen
Q3-3 Inst. Met terugk.
1-00 Configuratiemodus
20-00 Bron terugk. 1
20-12 Referentie/terugk.eenheid
6-20 Klem 54 lage spanning
6-21 Klem 54 hoge spanning
6-22 Klem 54 lage stroom (alleen zichtbaar als schakelaar op I staat)
6-23 Klem 54 hoge stroom (alleen zichtbaar als schakelaar op I staat)
6-24 Klem 54 lage ref./terugkopp. waarde
6-25 Klem 54 hoge ref./terugkopp. waarde
3-02 Minimumreferentie
3-03 Max referentie
20-21 Setpoint 1
20-93 PID prop. versterking
20-94 PID integratietijd
3-13 Referentieplaats
7
CompressorCondensor1 ventilator/pomp
22-75 Beveilig. korte cyclus22-40 Min. draaitijd22-40 Min. draaitijd
22-76 Startinterval22-41 Min. slaaptijd22-41 Min. slaaptijd
22-77 Min. draaitijd22-42 Reactiv.snelh [tpm]22-42 Reactiv.snelh [tpm]
20-00 Bron terugk. 122-43 Reactiv.snelh [Hz]22-43 Reactiv.snelh [Hz]
20-01 Conversie terugk. 122-44 Reactiv.ref/terugk. verschil22-44 Reactiv.ref/terugk. verschil
20-02 Eenh. bron terugk. 120-00 Bron terugk. 1
20-30 Koelmedium20-01 Conversie terugk. 1
20-40 Thermostaat/pressostaatfunctie20-02 Eenh. bron terugk. 1
20-41 Uitsch.waarde20-30 Koelmedium
20-42 Insch.waarde20-40 Thermostaat/pressostaatfunctie
25-00 Compr.regelaar20-41 Uitsch.waarde
25-06 Aantal compressoren20-42 Insch.waarde
25-20 Neutrale zone
25-21 +zone
25-22 -zone
Q3-4 Toepassingsinst.
Zie ook de ADAP-KOOL® Drive AKD 102 Programmeerhandleiding voor een uitgebreide beschrijving van de parametergroepen
onder Functiesetups.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive67
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
0-20 Displayregel 1.1 klein
Option:Functie:
Selecteer een variabele voor
weergave in regel 1, linker positie.
[0]GeenGeen displaywaarde geselecteerd.
[37]Displaytekst 1Huidige stuurwoord.
[38]Displaytekst 2Hierin kan een aparte tekstreeks
worden geschreven om op het LCP
te worden weergegeven of te
worden gelezen via seriële
communicatie.
[39]Displaytekst 3Hierin kan een aparte tekstreeks
worden geschreven om op het LCP
te worden weergegeven of te
worden gelezen via seriële
communicatie.
[89]Uitlezing datum en
tijd
[953]Profibus waarsch.-
wrd
[1005] Uitlez. zend-fouten-
teller
[1006] Uitlez. ontvangst-
foutenteller
[1007] Uitlez. bus-uit-teller Geef het aantal Bus-uit-gebeurte-
[1013] Waarschuwingspar. Geeft een DeviceNet-specifiek
[1685] FC-poort CTW 1Stuurwoord (CTW) afkomstig van de
[1686] FC-poort REF 1Statuswoord (STW) verzonden naar
[1690] AlarmwoordEen of meer alarmen in hex-code
[1691] Alarmwoord 2Een of meer alarmen in hex-code
[1692] Waarsch.-wrdEen of meer waarschuwingen in
[1693] Waarsch.woord 2Een of meer waarschuwingen in
[1694] Uitgebr. statusw.Een of meer statuscondities in hex-
[1695] Uitgebr. statusw. 2 Een of meer statuscondities in hex-
Huidige waarde van het signaal op
ingang X30/11 (Algemene I/O-kaart
– optioneel).
Huidige waarde van het signaal op
ingang X30/12 (Algemene I/O-kaart
– optioneel).
Huidige waarde van uitgang X30/8
(Algemene I/O-kaart – optioneel).
Gebruik par. 6-60 om in te stellen
welke variabele moet worden
weergegeven.
Busmaster.
verstuurd met stuurwoord vanaf het
seriële-communicatienetwerk, bijv.
door GBS, PLC of andere mastercontroller.
veldbuscommunicatieoptie.
Busmaster.
de Busmaster.
(gebruikt voor seriële
communicatie).
(gebruikt voor seriële
communicatie).
hex-code (gebruikt voor seriële
communicatie).
hex-code (gebruikt voor seriële
communicatie).
code (gebruikt voor seriële
communicatie).
code (gebruikt voor seriële
communicatie).
7
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive69
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
0-20 Displayregel 1.1 klein
Option:Functie:
[1696] Onderhoudswoord De bits geven de status voor de
geprogrammeerde preventief-
onderhoudsgebeurtenissen in
parametergroep 23-1* weer.
[1830] Anal. ingang X42/1 Geeft de waarde weer van het
signaal dat is toegepast op klem
X42/1 op de Analoge I/O-kaart.
[1831] Anal. ingang X42/3 Geeft de waarde weer van het
signaal dat is toegepast op klem
X42/3 op de Analoge I/O-kaart.
[1832] Anal. ingang X42/5 Geeft de waarde weer van het
signaal dat is toegepast op klem
X42/5 op de Analoge I/O-kaart.
[1833] Anal. Uit X42/7 [V]Geeft de waarde weer van het
signaal dat is toegepast op klem
X42/7 op de Analoge I/O-kaart.
[1834] Anal. Uit X42/9 [V]Geeft de waarde weer van het
signaal dat is toegepast op klem
X42/9 op de Analoge I/O-kaart.
[1835] Anal. Uit X42/11 [V] Geeft de waarde weer van het
signaal dat is toegepast op klem
X42/11 op de Analoge I/O-kaart.
[2117] Uitgebr ref 1 [Eenh] De waarde van de referentie voor
uitgebreide regelaar met terugkop-
peling 1.
[2118] Uitgebr terugk. 1
[Eenh]
[2119] Uitgebr verm 1 [%] De waarde van het uitgangs-
[2137] Uitgebr ref 2 [Eenh] De waarde van de referentie voor
[2138] Uitgebr terugk. 2
[Eenh]
[2139] Uitgebr verm 2 [%] De waarde van het uitgangs-
[2157] Uitgebr ref 3 [Eenh] De waarde van de referentie voor
[2158] Uitgebr terugk. 3
[Eenh]
[2159] Uitgebr verm 3 [%] De waarde van het uitgangs-
[2230] Verm. geen flowHet berekende Geen flow-vermogen
[2580] Pack-statusStatus voor de werking van de
De waarde van het terugkoppel-
signaal voor uitgebreide regelaar
met terugkoppeling 1.
vermogen van uitgebreide regelaar
met terugkoppeling 1.
uitgebreide regelaar met terugkop-
peling 2.
De waarde van het terugkoppel-
signaal voor uitgebreide regelaar
met terugkoppeling 2.
vermogen van uitgebreide regelaar
met terugkoppeling 2.
uitgebreide regelaar met terugkop-
peling 3.
De waarde van het terugkoppel-
signaal voor uitgebreide regelaar
met terugkoppeling 3.
vermogen van uitgebreide regelaar
met terugkoppeling 3.
voor de actuele bedrijfssnelheid.
packregelaar.
0-20 Displayregel 1.1 klein
Option:Functie:
[2581] CompressorstatusStatus voor de werking van elke
compressor die wordt bestuurd
door de packregelaar.
0-21 Displayregel 1.2 klein
De opties zijn dezelfde als beschreven voor par. 0-20 Displayregel
1.1 klein.
Option: Functie:
Selecteer een variabele voor weergave in regel 1,
middelste positie.
0-22 Displayregel 1.3 klein
De opties zijn dezelfde als beschreven voor par. 0-20 Displayregel
1.1 klein.
Option: Functie:
Selecteer een variabele voor weergave in regel 1,
rechter positie.
0-23 Displayregel 2 groot
De opties zijn dezelfde als beschreven voor par. 0-20 Displayregel
1.1 klein.
Option:Functie:
Selecteer een variabele voor weergave in regel
2.
0-24 Displayregel 3 groot
De opties zijn dezelfde als beschreven voor par. 0-20 Displayregel
1.1 klein.
Option:Functie:
Selecteer een variabele voor weergave in regel
3.
0-37 Displaytekst 1
Range:Functie:
0
[0 -
In deze parameter kan een aparte tekstreeks worden
N/A
0
geschreven om op het LCP te worden weergegeven
N/A]
*
of te worden gelezen via seriële communicatie. Om
de tekst permanent weer te geven, selecteert u
Displaytekst 1 in 0-20 Displayregel 1.1 klein,
0-21 Displayregel 1.2 klein, 0-22 Displayregel 1.3 klein,
0-23 Displayregel 2 groot of 0-24 Displayregel 3 groot.
Gebruik de toetsen
teken te wijzigen. Gebruik de toetsen
de cursor te verplaatsen. Als een teken is
gemarkeerd, kan deze worden gewijzigd. Gebruik de
toetsen
wijzigen. Een teken kan worden tussengevoegd
door de cursor tussen twee tekens te plaatsen en
op
en ▼ op het LCP om een teken te
▲
of ▼ te drukken.
▲
en ▼ op het LCP om een
▲
en ▶ om
◀
70MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
0-38 Displaytekst 2
Range:Functie:
0
[0 -
In deze parameter kan een aparte tekstreeks
N/A
0
*
worden geschreven om op het LCP te worden
N/A]
weergegeven of te worden gelezen via seriële
communicatie. Om de tekst permanent weer te
geven, selecteert u Displaytekst 2 in 0-20 Displayregel
toetsen
een teken is gemarkeerd door de cursor kan dit
teken worden gewijzigd. Een teken kan worden
tussengevoegd door de cursor tussen twee tekens
te plaatsen en op
en ▶ om de cursor te verplaatsen. Als
◀
of ▼ te drukken.
▲
en
▲
0-70 Datum en tijd
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
0-71 Datumindeling
Option:Functie:
Stelt de datumindeling in die in het LCP
wordt gebruikt.
*
JJJJ-MM-DD
[0]
*
DD-MM-JJJJ
[1]
[2]MM/DD/JJJJ
0-72 Tijdsindeling
Option:Functie:
Stelt de tijdsindeling in die in het LCP wordt gebruikt.
*
24 u
[0]
[1]12 u
0-74 DST/zomertijd
Option:Functie:
Selecteer hoe er moet worden omgegaan met
Daylight Saving Time/zomertijd. Voor een
handmatige DST/zomertijd programmeert u de
begin- en einddatum in 0-76 DST/zomertijd start en
0-77 DST/zomertijd einde.
*
Uit
[0]
[2]Handm
0-76 DST/zomertijd start
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
0-77 DST/zomertijd einde
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
1-00 Configuratiemodus
Option:Functie:
[0]*Geen
terugk.
[3]Met
terugkoppeling
De motorsnelheid wordt bepaald door
toepassing van een snelheidsreferentie of
door de gewenste motorsnelheid in te stellen
in de handmodus.
Externe regeling wordt ook gebruikt als de
frequentieomvormer deel uitmaakt van een
systeem met terugkoppeling op basis van een
externe PID-regelaar die een snelheidsreferentiesignaal als uitgang geeft.
De motorsnelheid wordt bepaald door een
referentie van de ingebouwde PID-regelaar
waardoor de motorsnelheid variabel is als
onderdeel van een regelproces met terugkoppeling (bijv. constante druk of flow). De PIDregelaar moet worden geconfigureerd in
parametergroep 20-** Omvormer metterugkoppeling of via menuoptie Functiesetups
na het indrukken van de [Quick Menu]-toets.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
NB
Bij een regeling met terugkoppeling zullen de commando's
Omkeren en Start omgekeerd de draairichting van de
motor niet wijzigen.
1-90 Therm. motorbeveiliging
Option:Functie:
De frequentieomvormer bepaalt de
motortemperatuur voor de motorbeveiliging op twee manieren:
Via een thermistorsensor die is
•
verbonden met een van de
7
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive71
7
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
1-90 Therm. motorbeveiliging
Option:Functie:
analoge of digitale ingangen
(1-93 Thermistorbron).
Via een berekening (ETR =
•
thermo-elektronisch relais) van
de thermische belasting op basis
van de actuele belasting en tijd.
De berekende thermische
belasting wordt vergeleken met
de nominale motorstroom I
de nominale motorfrequentie
f
. Op basis van de berekening
M,N
wordt bepaald of een lager
belasting nodig is bij lagere
snelheid vanwege minder koeling
door de in de motor ingebouwde
ventilator.
Als er bij overbelasting van de motor geen
waarschuwing of een uitschakeling van de
frequentieomvormer vereist is.
Genereert een waarschuwing als de
aangesloten thermistor in de motor
reageert vanwege een overtemperatuur
van de motor.
Schakelt de frequentieomvormer uit (trip)
als de aangesloten thermistor in de motor
reageert vanwege een overtemperatuur
van de motor.
M,N
ETR (thermo-elektronisch relais) functies 1-4 berekenen de
belasting wanneer de setup waaronder ze geselecteerd
zijn, actief is. ETR 3 zal bijvoorbeeld een berekening starten
wanneer setup 3 is geselecteerd. Voor de NoordAmerikaanse markt: de functies van de ETR bieden
bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van de
motor, conform NEC.
en
NB
Danfoss raadt een voedingsspanning van 24 V DC voor de
thermistor aan.
1-93 Thermistorbron
Option:Functie:
Selecteer de ingang waarop de thermistor
(PTC-sensor) moet worden aangesloten.
Het is niet mogelijk om een analoge
ingang (optie [1] of [2]) te selecteren
wanneer de analoge ingang al wordt
gebruikt als referentiebron (ingesteld in
3-15 Referentiebron 1, 3-16 Referentiebron 2
of 3-17 Referentiebron 3 ).
Bij gebruik van MCB 112 moet deze
parameter altijd zijn ingesteld op Geen [0].
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
NB
De digitale ingang moet via parameter 5-00 worden
ingesteld op PNP - actief bij 24V [0].
72MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
3-10 Ingestelde ref.
Array [8]
Range:Functie:
0.00
%
*
[-100.00 -
100.00 %]
Voer maximaal acht verschillende digitale
referenties (0-7) in deze parameter in, door
middel van arrayprogrammering. De
digitale referentie wordt gegeven als een
percentage van de waarde Ref
(3-03 Max. referentie; zie 20-14 Max.referentie/terugk. voor een regeling met
terugkoppeling). Wanneer gebruik wordt
gemaakt van digitale referenties, moet
Ingesteld ref. bit 0/1/2 [16], [17] of [18]
worden geselecteerd voor de betreffende
digitale ingangen in parametergroep 5-1*
Dig. ingangen.
MAX
3-13 Referentieplaats
Option:Functie:
[0] *Gekoppeld
Hand/Auto
[1]ExternGebruik de externe referentie zowel in de
[2]LokaalGebruik de lokale referentie zowel in de
Gebruik de lokale referentie in de
handmodus en de externe referentie in de
automodus.
handmodus als de automodus.
handmodus als de automodus.
NB
Wanneer de waarde Lokaal [2] is
geselecteerd, zal de frequentieomvormer deze instelling ook gebruiken
wanneer de frequentieomvormer
opstart na een uitschakeling.
3-15 Referentiebron 1
Option:Functie:
Stel in welke referentie-ingang moet
worden gebruikt voor het eerste
referentiesignaal. 3-15 Referentiebron
1, 3-16 Referentiebron 2 en
3-17 Referentiebron 3 definiëren
maximaal drie verschillende referentiesignalen. De som van deze
referentiesignalen bepaalt de
actuele referentie.
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Selecteer welke referentieplaats moet
worden geactiveerd.
6-10 Klem 53 lage spanning
Range:Functie:
0.07 V* [Application
dependant]
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive73
Stel de waarde voor lage spanning in.
De schaalwaarde van deze analoge
ingang moet overeenkomen met de
lage referentie/terugkoppelwaarde die
is ingesteld in 6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde.
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
6-11 Klem 53 hoge spanning
Range:Functie:
10.00 V* [Application
dependant]
Stel de waarde voor hoge spanning
in. De schaalwaarde voor deze
analoge ingang moet overeenkomen
met de hoge referentie/terugkoppelwaarde die is ingesteld in 6-15 Klem53 hoge ref./terugkopp. waarde.
6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde
Range:Functie:
0.000
N/A
*
[-999999.999 -
999999.999 N/A]
Voer de schaalwaarde van de
analoge ingang in die
overeenkomt met de waarde
voor laag vermogen/lage stroom
die is ingesteld in 6-10 Klem 53
lage spanning en 6-12 Klem 53
lage stroom.
6-15 Klem 53 hoge ref./terugkopp. waarde
Range:Functie:
Application
dependent
[-999999.999 -
999999.999 N/A]
*
Voer de schaalwaarde van de
analoge ingang in die
overeenkomt met de waarde
voor hoge spanning/hoge
stroom die is ingesteld in
6-11 Klem 53 hoge spanning
en 6-13 Klem 53 hoge stroom.
6-20 Klem 54 lage spanning
Range:Functie:
0.07 V* [Application
dependant]
Stel de waarde voor lage spanning in.
De schaalwaarde van deze analoge
ingang moet overeenkomen met de
lage referentie/terugkoppelwaarde die
is ingesteld in 6-24 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde.
6-21 Klem 54 hoge spanning
Range:Functie:
10.00 V* [Application
dependant]
Stel de waarde voor hoge spanning
in. De schaalwaarde voor deze
analoge ingang moet overeenkomen
met de hoge referentie/terugkoppelwaarde die is ingesteld in 6-25 Klem54 hoge ref./terugkopp. waarde.
6-22 Klem 54 lage stroom
Range:Functie:
4.00
mA
*
[Application
dependant]
Stel de waarde voor lage stroom in. Dit
referentiesignaal moet overeenkomen
met de lage referentie/terugkoppelwaarde die is ingesteld in 6-24 Klem 53lage ref./terugkopp. waarde. De waarde
moet worden ingesteld op > 2 mA om
6-22 Klem 54 lage stroom
Range:Functie:
de Live zero time-out-functie in
6-01 Live zero time-out-functie te
activeren.
6-23 Klem 54 hoge stroom
Range:Functie:
20.00 mA* [Application
dependant]
Voer de hoge stroomwaarde in
die overeenkomt met de hoge
referentie/terugkoppelwaarde die
is ingesteld in 6-25 Klem 54 hogeref./terugkopp. waarde.
6-24 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde
Range:Functie:
0.000
N/A
*
[-999999.999 -
999999.999 N/A]
Voer de schaalwaarde van de
analoge ingang in die
overeenkomt met de waarde
voor laag vermogen/lage stroom
die is ingesteld in 6-20 Klem 54
lage spanning en 6-22 Klem 54
lage stroom.
6-25 Klem 54 hoge ref./terugkopp. waarde
Range:Functie:
100.000
N/A
*
[-999999.999 -
999999.999 N/A]
Voer de schaalwaarde van de
analoge ingang in die
overeenkomt met de waarde
voor hoge spanning/hoge
stroom die is ingesteld in
[137]Snelh. 4-20 mA0 - Motorsnelh. hoge begr. (4-13 en
[139]Busbest.0-100%, (0-20 mA)
[140]Busbest. 4-20 mA: 0 - 100%
[141]Busbest. t-o0-100%, (0-20 mA)
[142]Busbest. 4-20mA t-o: 0 - 100%
[143]Uitgebr CL1
4-20mA
[144]Uitgebr CL2
4-20mA
[145]Uitgebr CL3
4-20mA
0-100%, (0-20 mA)
0-100%, (0-20 mA)
0-100%, (0-20 mA)
0-100 Hz
referentie/terugk.
max. stroom
begrenzing motormodus)
0 - Nom. motorkoppel
0 - Nom. motorvermogen
4-14)
: 0 - 100%
: 0 - 100%
: 0 - 100%
NB
De minimumreferentie wordt ingesteld via 3-02 Minimum-
referentie (voor een regeling zonder terugkoppeling) en
20-13 Minimumreferentie/terugk. (voor een regeling met
terugkoppeling) – de maximumreferentie wordt ingesteld
via 3-03 Max. referentie (zonder terugkoppeling) en
20-14 Max. referentie/terugk. (met terugkoppeling).
6-51 Klem 42 uitgang min. schaal
Range:Functie:
Stel de waarde in als een percentage
van het volledige bereik van de
variabele, dat is ingesteld via 6-50 Klem42 uitgang.
6-52 Klem 42 uitgang max. schaal
Range:Functie:
100.00
[0.00
Schaal de maximale uitgangswaarde (20 mA) van
%
-
*
het analoge signaal op klem 42.
200.00
Stel de waarde in als een percentage van het
%]
volledige bereik van de variabele, dat is ingesteld
via 6-50 Klem 42 uitgang.
Via onderstaande formule is het mogelijk om een
waarde lager dan 20 mA bij volledige schaling te
krijgen bij programmeerwaarden > 100%:
20 mA/
i.e
gewenste maximale stroom
20
. 10mA:
mA
× 100 % = 200 %
10
mA
× 100 %
VOORBEELD 1:
Gegevenswaarde = UITGANGSFREQUENTIE, bereik = 0-100
Hz
Vereiste bereik voor uitgang = 0-50 Hz
Een uitgangssignaal van 0 of 4 mA is vereist bij 0 Hz (0%
van bereik) – stel 6-51 Klem 42 uitgang min. schaal in op
0%
Een uitgangssignaal van 20 mA is vereist bij 50 Hz (50%
van bereik) – stel 6-52 Klem 42 uitgang max. schaal in op
50%
7
6-51 Klem 42 uitgang min. schaal
Range:Functie:
0.00 %* [0.00 -
200.00 %]
Schaling voor de minimale uitgang (0 of
4 mA) van het analoge signaal op klem
42.
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive75
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
VOORBEELD 2:
Variabele = TERUGKOPPELING, bereik = -200% tot +200%
Vereiste bereik voor uitgang = 0-100%
Een uitgangssignaal van 0 of 4 mA is vereist bij 0% (50%
van bereik) – stel 6-51 Klem 42 uitgang min. schaal in op
50%
Een uitgangssignaal van 20 mA is vereist bij 100% (75%
van bereik) – stel 6-52 Klem 42 uitgang max. schaal in op
75%
VOORBEELD 3:
Variabele = REFERENTIE, bereik = Min. ref. - Max. ref.
Vereiste bereik voor uitgang = Min. ref. (0%) - Max. ref.
(100%), 0-10 mA
Een uitgangssignaal van 0 of 4 mA is vereist bij Min. ref. –
stel 6-51 Klem 42 uitgang min. schaal in op 0%
Een uitgangssignaal van 10 mA is vereist bij Max. ref.
(100% van bereik) – stel 6-52 Klem 42 uitgang max. schaal
in op 200%
(20 mA / 10 mA x 100% = 200%).
14-01 Schakelfrequentie
Option:Functie:
Stel de schakelfrequentie van de inverter in. Het
wijzigen van de schakelfrequentie kan de
akoestische ruis van de motor helpen
verminderen.
14-01 Schakelfrequentie
Option:Functie:
NB
De uitgangsfrequentiewaarde van de
frequentieomvormer mag nooit hoger zijn
dan 1/10 van de schakelfrequentie. Pas,
terwijl de motor draait, de schakelfrequentie
in 14-01 Schakelfrequentie aan totdat de
motor zo weinig mogelijk lawaai maakt. Zie
ook 14-00 Schakelpatroon en de sectie
Reductie.
Er kunnen maximaal drie
verschillende terugkoppelingssignaal
worden gebruikt als terugkoppelingssignaal voor de PID-regelaar van de
frequentieomvormer.
Deze parameter bepaalt welke
ingang op de frequentieomvormer
moet worden gebruikt als de bron
voor het eerste terugkoppelingssignaal.
Anal. ingang X30/11 en Anal. ingang
X30/12 hebben betrekking op de
optionele Algemene I/O-kaart.
[102] Busterugk. 3
[104] Sensorless flowMoet met behulp van een sensorless-
specifieke plug-in worden ingesteld
via de MCT 10 setup-software.
[105] Sensorless drukMoet met behulp van een sensorless-
specifieke plug-in worden ingesteld
via de MCT 10 setup-software.
NB
Als een terugkoppeling niet wordt gebruikt, moet de
relevante bron worden ingesteld op Geen functie
[0]20-20 Terugkopp.functie bepaalt hoe de drie mogelijke
terugkoppelingen zullen worden gebruikt door de PIDregelaar.
20-01 Conversie terugk. 1
Deze parameter maakt het mogelijk om een conversiefunctie toe
te passen op Terugkoppeling 1.
Option:Functie:
[0] LineairLineair [0] heeft geen invloed op de terugkop-
peling.
[1] Vierkants-
wortel
Druk naar
[2]
temperatuur
*
20-02 Eenh. bron terugk. 1
Deze parameter bepaalt de eenheid die gebruikt wordt voor
deze terugkoppelingsbron, voordat de terugkoppelingsconversie
van par. 20-01 Conversie terugk. 1 toegepast wordt. Deze eenheid
wordt niet gebruikt door de PID-regelaar. Hij wordt enkel
gebruikt voor weergave- en bewakingsdoeleinden.
Option:Functie:
[70]mbar
*
[71]
[72]Pa
[73]kPa
[74]m WG
Vierkantswortel [1] wordt vaak gebruikt
wanneer gebruik wordt gemaakt van een
druksensor om te zorgen voor terugkoppeling
van de flow (
Druk naar temperatuur [2] wordt gebruikt in
compressortoepassingen om te zorgen voor
terugkoppeling van de temperatuur door
middel van een druksensor. De temperatuur
van het koelmedium wordt berekend aan de
hand van de volgende formule:
Temperatuur =
waarbij A1, A2 en A3 koelmedium-specifieke
constanten zijn. Het koelmedium moet worden
geselecteerd in parameter 20-30. Met behulp
van de parameters 20-31 tot en met 20-33
kunnen waarden voor A1, A2 en A3 worden
ingesteld die niet zijn opgenomen in
parameter 20-30.
bar
(
flow ∝druk
(
ln(Pe
).
)
A
2
+1)−A1
A
−
)
20-02 Eenh. bron terugk. 1
Deze parameter bepaalt de eenheid die gebruikt wordt voor
deze terugkoppelingsbron, voordat de terugkoppelingsconversie
van par. 20-01 Conversie terugk. 1 toegepast wordt. Deze eenheid
wordt niet gebruikt door de PID-regelaar. Hij wordt enkel
gebruikt voor weergave- en bewakingsdoeleinden.
Option:Functie:
[170]psi
[171]
[172]in WG
[173]ft WG
lb/in
2
NB
Deze parameter is alleen beschikbaar bij gebruik van Druk
naar temperatuur als terugkoppelingsconversie.
20-12 Referentie/terugk.eenheid
Deze parameter bepaalt de eenheid die wordt gebruikt voor de
setpointreferentie en de terugkoppeling die door de PID-regelaar
wordt gebruikt om de uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer te regelen.
7
Option:Functie:
[60]
*
[160]°F
°C
20-21 Setpoint 1
Range:Functie:
0.000
ProcessCtrlUnit
3
[-999999.999 -
999999.999
*
ProcessCtrlUnit]
Setpoint 1 wordt bij een
regeling met terugkoppeling
gebruikt om een setpointreferentie voor de PID-regelaar
van de frequentieomvormer
in te stellen. Zie de
beschrijving van
20-20 Terugkopp.functie.
NB
De setpointreferentie die
hier wordt ingevoerd,
wordt opgeteld bij alle
andere referenties die zijn
ingeschakeld (zie par.
groep 3-1*).
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive77
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
20-30 Koelmedium
Selecteer het koelmedium dat in de compressortoepassing wordt
gebruikt. Deze parameter moet juist worden ingesteld om te
zorgen voor een juiste conversie van druk naar temperatuur.
Selecteer Klantspec. [7] als het gebruikte koelmedium niet staat
vermelde bij opties [0] tot en met [6]. Gebruik vervolgens par.
20-31, 20-32 en 20-33 om A1, A2 en A3 voor de volgende
vergelijking in te stellen:
Stel in of de Thermostaat/pressostaatfunctie actief (Aan) of niet
actief (Uit) moet zijn.
Option:Functie:
[0]
*
[1]Aan
Uit
20-41 Uitsch.waarde
Range:Functie:
1 bar* [-3000 - par.
20-42]
Selecteer de uitschakelwaarde in
waarbij het stopsignaal wordt
ingeschakeld en de compressor stopt.
20-42 Insch.waarde
Range:Functie:
3 bar* [Par. 20-41 –
3000]
Stel de inschakelwaarde in waarbij het
stopsignaal wordt uitgeschakeld en de
compressor start.
20-93 PID prop. versterking
Range:Functie:
0.50 N/A
*
[0.00 - 10.00 N/A]
Als (fout x versterking) sterk wijzigt met een waarde die
overeenkomt met de instelling in 20-14 Max. referentie/terugk. zal de PID-regelaar proberen om de uitgangssnelheid aan te passen overeenkomstig de ingestelde
waarde in 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM]/
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]; in de praktijk betekent dit
dat hij door deze instelling wordt begrensd.
De proportionele band (fout die maakt dat het uitgangsvermogen wijzigt van 0-100%) kan worden berekend aan
de hand van de volgende formule:
(
Prop. versterking
1
(
×
Max Referentie
)
)
NB
Stel de gewenste waarden voor 20-14 Max. referentie/terugk. altijd in voordat u de waarden voor de PID-regelaar
in parametergroep 20-9* instelt.
20-94 PID integratietijd
Range:Functie:
20.00
[0.01 -
s
10000.00
*
s]
In de loop der tijd levert de integrator een
bijdrage aan het vermogen van de PIDregelaar zolang er een verschilt bestaat
tussen de referentie/het setpoint en de
terugkoppelingssignalen. De bijdrage is
proportioneel met de hoogte van de
afwijking. Dit zorgt ervoor dat de afwijking
(fout) in de buurt van nul komt.
Een snelle reactie op een afwijking wordt
verkregen wanneer de integratietijd wordt
ingesteld op een lage waarde. Een te lage
waarde kan er echter toe leiden dat de
regelaar instabiel wordt.
De ingestelde waarde is de tijd die de
integrator nodig heeft om dezelfde bijdrage
te leveren als het proportionele deel voor
een bepaalde afwijking.
Wanneer de waarde wordt ingesteld op
10.000 zal de regelaar werken als een echte
proportionele regelaar met een P-band die is
gebaseerd op de ingestelde waarde in
20-93 PID prop. versterking. Wanneer er geen
afwijking is, zal het vermogen van de proportionele regelaar 0 zijn.
voor de motor die moet verstrijken na een
startcommando (digitale ingang of bus)
voordat het systeem in de Slaapstand gaat.
22-41 Min. slaaptijd
Range:Functie:
10 s* [0 - 600 s] Programmeer de gewenste minimumtijd die
het systeem in de Slaapstand moet blijven.
Deze functie heeft prioriteit over eventuele
reactiveringscondities.
22-42 Reactiv.snelh [tpm]
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
22-43 Reactiv.snelh [Hz]
Range:Functie:
Application dependent* [Application dependant]
22-44 Reactiv.ref/terugk. verschil
Range:Functie:
10 %* [0 - 100%]Kan alleen worden gebruikt als 1-00 Configura-
tiemodus is ingesteld op Met terugk. en de
ingebouwde PI-regelaar wordt gebruikt om de
druk te regelen.
Programmeer de drukval die is toegestaan
voordat de Slaapstand wordt geannuleerd.
Voer de waarde in als een percentage van het
setpoint voor de druk (Pset).
NB
Als deze functie wordt gebruikt in een toepassing waarbij
de ingebouwde PI-regelaar in 20-71 PID-prestaties is
ingesteld op geïnverteerde werking (bijv. voor koeltorentoepassingen), zal de druk automatisch worden verhoogd
met de ingestelde waarde in 22-44 Reactiv.ref/terugk.verschil.
22-75 Beveilig. korte cyclus
Option:Functie:
[0] Uitgesch. de timer die in par. 22-76 Startinterval is ingesteld,
is uitgeschakeld.
[1] Ingesch. De timer die in par. 22-76 Startinterval is ingesteld,
is ingeschakeld.
22-76 Startinterval
Range:Functie:
300 s* [0-3600 s] Stelt in hoeveel tijd er minimaal moet
verstrijken tussen twee starts. Een normaal
startcommando (Start/Jog/Vasthouden) zal
worden genegeerd totdat de ingestelde tijd
is verstreken.
22-77 Min. draaitijd
Range:Functie:
0 s* [Application
dependant]
Stelt de tijd in voor de gewenste minimale
draaitijd na een normaal startcommando
(Start/Jog/Vasthouden). Een normaal
stopcommando zal worden genegeerd
totdat de ingestelde tijd is verstreken. De
teller zal beginnen met tellen na een
normaal startcommando (Start/Jog/
Vasthouden).
De timerfunctie zal worden onderdrukt
door een Vrijloopcommando (geïnverteerd)
of een Extern vergrendelcommando.
NB
Werkt niet in de compressorregelaarmodus.
25-00 Pack controller
Option:Functie:
Voor de bediening van systemen met meerdere
apparaten (compressoren) waarbij de capaciteit
wordt aangepast aan de actuele belasting door
middel van een snelheidsregeling in combinatie
met het in/uitschakelen van de apparatuur. Om
het eenvoudig te houden, worden alleen
compressorsystemen hier beschreven.
*
Uitgesch. De packregelaar is niet actief. Alle ingebouwde
[0]
relais die zijn toegewezen aan compressormotoren in de packfunctie zullen worden
uitgeschakeld. Als een compressor met variabele
snelheid rechtstreeks op de frequentieomvormer
is aangesloten (niet wordt bestuurd via een
ingebouwd relais), zal deze compressor worden
aangestuurd als een enkelvoudig compressorsysteem.
[1]Ingesch. De packregelaar is actief en zal de compressoren
gefaseerd in- en uitschakelen op basis van de
belasting op het systeem.
NB
Deze parameter kan enkel worden ingesteld op Ingesch. [1]
wanneer 28-00 Beveiliging korte cyclus is ingesteld op
Uitgesch. [0].
25-06 Aantal compressoren
Option:Functie:
Het aantal compressoren dat is aangesloten
op de packregelaar, inclusief de compressor
met variabele snelheid. Als de compressor
met variabele snelheid rechtstreeks op de
frequentieomvormer is aangesloten en de
compressoren met vaste snelheid
(secundaire compressoren) via de twee
ingebouwde relais worden bestuurd,
7
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive79
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
25-06 Aantal compressoren
Option:Functie:
kunnen drie compressoren worden
aangestuurd. Als zowel de compressor met
variabele snelheid als de compressor met
vaste snelheid via ingebouwde relais
moeten worden bestuurd, kunnen slechts
twee compressoren worden aangesloten.
2
[0]
*
compressoren
[1] 3
compressoren
Als par. 25-05 Vaste hoofdcompressor wordt
ingesteld op Nee [0]: één compressor met
variabele snelheid en één compressor met
vaste snelheid, waarbij beide worden
bestuurd via een ingebouwd relais. Als par.
25-05 Vaste hoofdcompressor wordt
ingesteld op Ja [1]: één compressor met
variabele snelheid en één compressor met
vaste snelheid die wordt bestuurd via een
ingebouwd relais.
3 compressoren [1]: één hoofdcompressor;
zie par. 25-05 Vaste hoofdcompressor. Twee
compressoren met vaste snelheid die
worden bestuurd via ingebouwde relais.
25-20 25-20 Neutr zone [eenh]
Range:Functie:
4,00* [0-9999,99] Stel de neutrale zone (NZ) zodanig in dat
een normale fluctuatie van de systeemdruk
mogelijk is. In systemen met een pack
controller wordt de gewenste systeemdruk
typisch binnen een bepaalde zone gehouden
en niet op een vast niveau. Dit voorkomt dat
compressoren met vaste snelheid veelvuldig
in- en uitschakelen.
Voor het programmeren van de NZ geldt de
eenheid die is geselecteerd in par. 20-12
Referentie/terugk.eenheid. Deze parameter
definieert een zone onder en boven het
instelpunt waarbij staging/destaging niet zal
plaatsvinden. Bijvoorbeeld: wanneer het
instelpunt -20 °C is en de NZ wordt ingesteld
op 4 °C, wordt een zuigdruk toegestaan die
overeenkomt met een temperatuurwaarde
tussen -24 °C en -16 °C. Binnen deze zone zal
er geen staging of destaging plaatsvinden.
25-21 +Zone [eenh]
Range:Functie:
3,00*
[0-9999,99]
Wanneer een grote en snelle verandering in
de systeembelasting optreedt, zal de
systeemdruk snel veranderen en is een
snellere staging of destaging van een
compressor met vaste snelheid nodig om
aan de behoefte te kunnen voldoen. De
+Zone definieert het bereik waarbinnen de
vertraging voor de +zone actief is.
Als de +Zone te dicht bij nul wordt
ingesteld, verliest de functie zijn nut met
25-21 +Zone [eenh]
Range:Functie:
betrekking tot het voorkomen van
veelvuldige staging bij kortstondige drukveranderingen. Een te hoge waarde voor de
+Zone kan leiden tot een onacceptabel hoge
of lage druk in het systeem terwijl de
+Zonevertragingstimer (par. 25-24) actief is.
De waarde voor de +Zone kan worden
geoptimaliseerd wanneer u het systeem
beter leert kennen. Zie par. 25-26 ++Zonever-
traging.
Om onbedoelde staging tijdens de inbedrijfstelling en fijnafstelling van de regelaar te
vermijden, kan de +Zone in deze fase het
beste op een waarde worden ingesteld die
groter is dan een te verwachten drukpiek.
Hiermee wordt ook meteen de onderdrukkingsfunctie voor drukpieken uitgeschakeld.
Wanneer de fijnafstelling is voltooid, moet de
+Zone op de gewenste waarde worden
ingesteld. Een initiële waarde van 3 °C wordt
aanbevolen.
25-22 -Zone [eenh]
Range:Functie:
3,00*
[0-9999,99]
Wanneer een grote en snelle verandering in
de systeembelasting optreedt, zal de
systeemdruk snel veranderen en is een
snellere staging of destaging van een
compressor met vaste snelheid nodig om aan
de behoefte te kunnen voldoen. De -Zone
definieert het bereik waarbinnen de
vertraging voor de -zone actief is.
Als de -Zone te dicht bij nul wordt ingesteld,
verliest de functie zijn nut met betrekking tot
het voorkomen van veelvuldige staging bij
kortstondige drukveranderingen. Een te hoge
waarde voor de -Zone kan leiden tot een
onacceptabel hoge of lage druk in het
systeem terwijl de -Zonevertragingstimer
(par. 25-25) actief is. De waarde voor de Zone kan worden geoptimaliseerd wanneer u
het systeem beter leert kennen. Zie par.
25-27 –Zonevertraging.
Om onbedoelde staging tijdens de inbedrijfstelling en fijnafstelling van de regelaar te
vermijden, kan de -Zone in deze fase het
beste op een waarde worden ingesteld die
groter is dan een te verwachten drukval.
Hiermee wordt meteen ook de onderdrukkingsfunctie voor drukvallen uitgeschakeld.
Wanneer de fijnafstelling is voltooid, moet de
-Zone op de gewenste waarde worden
ingesteld. Een initiële waarde van 3 °C wordt
aanbevolen.
80MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7.1.4 Modus Hoofdmenu
Selecteer de modus Hoofdmenu door op de toets [Main
Menu] te drukken. Afbeelding 6.2 toont de resulterende
uitlezing, die op het display van het GLCP wordt
weergegeven.
De regels 2 tot en met 5 van het display tonen een lijst
met parametergroepen die met behulp van de toetsen
omhoog/omlaag kunnen worden geselecteerd.
Afbeelding 7.9 Displayvoorbeeld
Elke parameter heeft een naam en een getal die altijd
hetzelfde zijn, onafhankelijk van de programmeermodus. In
de modus Hoofdmenu zijn de parameters in groepen
verdeeld. Het eerste cijfer van het parameternummer
(vanaf links) geeft het groepsnummer van de parameter
aan.
7.1.5 Parameterkeuze
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters in groepen
verdeeld. Selecteer een parametergroep met behulp van
de navigatietoetsen.
De volgende parametergroepen zijn beschikbaar:
Groepnr.Parametergroep:
0Bediening/display
1Belasting & motor
2Remmen
3Ref./Ramp.
4Begr./waarsch.
5Digitaal In/Uit
6Analoog In/Uit
8Comm. en opties
11AKD Lon*
13Smart Logic
14Speciale functies
15Geg. omvormer
16Data-uitlezingen
18Info & uitlez.
20Interne regeling
21Uitgebr. PID
22Toepassingsfuncties
23Tijdgebonden functies
25Compr.regelaar
26Analoge I/O-optie MCB 109**
28Compressorfuncties
* Alleen als MCA 107 AKLon is geïnstalleerd
** Alleen als MCB 109 is geïnstalleerd
7
Alle parameterinstellingen kunnen via het hoofdmenu
worden gewijzigd. De configuratiemodus van de eenheid
(par. 1-00) bepaalt welke parameters verder beschikbaar
zijn voor programmering. Als u bijvoorbeeld Interne
regeling selecteert, zijn aanvullende parameters voor een
interne regeling beschikbaar. Als optiekaarten zijn
geïnstalleerd, zijn aanvullende parameters voor deze
specifieke optie beschikbaar.
Tabel 7.3 Parametergroepen
Nadat u een parametergroep hebt geselecteerd, kunt u
een parameter selecteren met behulp van de navigatietoetsen.
Het middelste gedeelte van het GLCP-display toont het
nummer en de naam van de parameter, evenals de
geselecteerde parameterwaarde.
Afbeelding 7.10 Displayvoorbeeld
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive81
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
7.1.6 Gegevens wijzigen
1.Druk op de toets [Quick Menu] of [Main Menu].
2.
Gebruik de toetsen [
tergroep te vinden die u wilt wijzigen.
3.Druk op de [OK]-toets.
4.
Gebruik de toetsen [
te vinden die u wilt wijzigen.
5.Druk op de [OK]-toets.
6.
Gebruik de toetsen [
parameterinstelling te selecteren. Met behulp van
de pijltjestoetsen kunt u ook naar een cijfer
binnen een getal gaan. De plaats van de cursor
geeft aan welk cijfer is geselecteerd voor
wijziging. Met de toets [
en met de toets [
7.Druk op de toets [Cancel] om de wijziging
ongedaan te maken of druk op de toets [OK] om
de wijziging te bevestigen en de nieuwe
instelling op te slaan.
] en [▼] om de parame-
▲
] en [▼] om de parameter
▲
] en [▼] om de juiste
▲
] verhoogt u de waarde
▲
] verlaagt u de waarde.
▼
7.1.7 Een tekstwaarde wijzigen
7.1.8 Een groep numerieke
gegevenswaarden wijzigen
Als de gekozen parameter een numerieke gegevenswaarde
vertegenwoordigt, kunt u de gekozen gegevenswaarde
wijzigen met behulp van de navigatietoetsen [◄] [►] en [
[
]. Gebruik de navigatietoetsen ◄] en [►] om de cursor
▼
horizontaal te verplaatsen.
Afbeelding 7.13 Displayvoorbeeld
Gebruik de navigatietoetsen omhoog/omlaag om de
gegevenswaarde te wijzigen. De toets omhoog verhoogt
de waarde en de toets omlaag verlaagt de waarde. Plaats
de cursor op de waarde die u wilt opslaan en druk op
[OK].
▲
]
Als de geselecteerde parameter een tekstwaarde heeft, is
de tekstwaarde te wijzigen via de navigatietoetsen
omhoog/omlaag.
De toets omhoog verhoogt de waarde en de toets omlaag
verlaagt de waarde. Plaats de cursor op de waarde die u
wilt opslaan en druk op [OK].
Afbeelding 7.11 Displayvoorbeeld
Afbeelding 7.14 Displayvoorbeeld
7.1.9 Gegevenswaarde wijzigen,
stapsgewijs
Bepaalde parameters zijn stapsgewijs of oneindig variabel
te wijzigen. Dit geldt voor 1-20 Motorverm. [kW],
1-22 Motorspanning en 1-23 Motorfrequentie.
Dit betekent dat de parameters niet alleen als een groep
van numerieke gegevenswaarden maar ook als oneindig
variabele numerieke gegevenswaarden kunnen worden
ingesteld.
7.1.10 Geïndexeerde parameters uitlezen
en programmeren
Parameters worden geïndexeerd wanneer ze in een
roterende stapel worden geplaatst.
15-30 Alarmlog: foutcode tot 15-32 Alarmlog: tijd bevatten
een foutlog die kan worden uitgelezen. Selecteer een
parameter, druk op [OK] en gebruik de navigatietoetsen
omhoog/omlaag om door de geïndexeerde waarden te
schuiven.
Gebruik 3-10 Ingestelde ref. als een ander voorbeeld:
82MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
Selecteer de parameter, druk op [OK] en gebruik de
navigatietoetsen omhoog/omlaag om door de
geïndexeerde waarden te schuiven. Wijzig de waarde van
de parameter door de geïndexeerde waarde te selecteren
en op de toets [OK] te drukken. Wijzig de waarde via de
toetsen omhoog/omlaag. Druk op [OK] om de nieuwe
instelling op te slaan. Druk op [Cancel] om te annuleren.
Druk op [Back] om de parameter te verlaten.
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7
MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive83
De frequentieomvormer progr...
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
7.2 Parameterlijst
De parameters voor de ADAP-KOOL® Drive AKD 102 zijn verdeeld in diverse parametergroepen om een eenvoudige selectie
van de juiste parameters mogelijk te maken voor een optimale werking van de frequentieomvormer.
De instellingen voor de meeste toepassingen kunnen worden geprogrammeerd door de [Quick Menus]-toets in te drukken
en vervolgens via Snelle setup of Functiesetups de benodigde parameters te selecteren.
Beschrijvingen en standaardinstellingen van parameters zijn te vinden in de sectie Parameterlijsten achter in deze
handleiding.
7
0-xx Bediening/display
1-xx Belasting & motor
2-xx Remmen
3-xx Ref./Ramp.
4-xx Begr./waarsch.
5-xx Digitaal In/Uit
6-xx Analoog In/Uit
8-xx Comm. en opties
11-xx ADAP-KOOL Lon
13-xx Smart Logic
14-xx Speciale functies
15-xx Geg. omvormer
16-xx Data-uitlezingen
18-xx Info & uitlez.
20-xx Omvormer met terugkoppeling
21-xx Uitgebr met terugk.
22-xx Toepassingsfuncties
23-xx Tijdgebonden functies
24-xx Toepassingsfuncties 2
25-xx Pack controller
26-xx Anal. I/O-optie MCB 109
28-xx Compressorfuncties
84MG.11.L4.10 – ADAP-KOOL® Drive
De frequentieomvormer progr...
7
7.2.1 0-** Bediening/display
ADAP-KOOL
®
Drive Bedieningshandleiding
Par. nr. ParameterbeschrijvingStandaardwaarde4-set-upWijzigen