Daikin RWEYQ8T9Y1B, RWEYQ10T9Y1B, RWEYQ12T9Y1B, RWEYQ14T9Y1B Installer reference guide [nl]

Page 1
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
RWEYQ8T9Y1B RWEYQ10T9Y1B RWEYQ12T9Y1B RWEYQ14T9Y1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
Nederlands
Page 2

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 De buitenunit uitpakken............................................................. 8
3.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen ............................... 8
3.4 Accessoireleidingen: Diameters ................................................ 9
3.5 Transportbeveiliging verwijderen............................................... 9
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatielabel: Buitenunit....................................................... 10
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 10
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 10
4.5 Units en opties combineren....................................................... 11
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 11
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 11
4.5.3 Mogelijke combinaties van buitenunits ....................... 11
4.5.4 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 11
5 Voorbereiding 12
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 12
5.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 12
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 12
5.2.2 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 13
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 14
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 14
5.3.2 Leidingmaat selecteren............................................... 14
5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 16
5.3.4 Over de leidinglengte.................................................. 16
5.3.5 Enkelvoudige buitenunits en standaard combinaties
met meerdere buitenunits ........................................... 17
5.3.6 Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs ................... 19
5.4 De waterleidingen voorbereiden................................................ 20
5.4.1 Vereisten voor de waterkwaliteit ................................. 20
5.4.2 Vereisten voor de watercircuits................................... 20
5.4.3 Omgaan met de hardgesoldeerde
platenwarmtewisselaar ............................................... 21
5.4.4 Over het waterdebiet................................................... 22
5.5 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 23
5.5.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 23
5.5.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 23
6 Installatie 23
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 23
6.2 De units openen ........................................................................ 23
6.2.1 De buitenunit openen.................................................. 23
6.2.2 Elektrische componentenkast van de buitenunit
openen ........................................................................ 24
6.3 De buitenunit monteren .............................................................. 24
6.3.1 De installatiestructuur voorzien.................................... 24
6.4 Koelmiddelleidingen aansluiten.................................................. 24
6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 24
6.4.2 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 24
6.4.3 Koelmiddelleidingen leggen ......................................... 24
6.4.4 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 25
6.4.5 Installatie van de leidingset voor meerdere
aansluitingen................................................................ 25
6.4.6 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 25
6.4.7 Bescherming tegen verontreiniging ............................. 25
6.4.8 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 26
6.4.9 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 26
6.4.10 Dichtgeknepen leidingen verwijderen .......................... 27
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 28
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 28
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 28
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 28
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 29
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 29
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 29
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 30
6.7.1 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 30
6.7.2 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 30
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 30
6.7.4 Koelmiddel vullen......................................................... 31
6.7.5 Controles na bijvullen van koelmiddel.......................... 32
6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 32
6.8 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 32
6.8.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 32
6.8.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 32
6.8.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 32
6.8.4 Het watercircuit vullen.................................................. 32
6.8.5 De waterleidingen isoleren........................................... 33
6.9 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 33
6.9.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 33
6.9.2 Lokale bedrading: Overzicht ........................................ 33
6.9.3 Over elektrische bedrading .......................................... 34
6.9.4 Transmissiebedrading routeren en bevestigen............ 34
6.9.5 Transmissiebedrading aansluiten ................................ 35
6.9.6 Transmissiebedrading voltooien .................................. 35
6.9.7 Voeding routeren en bevestigen.................................. 35
6.9.8 Voeding aansluiten ...................................................... 36
6.9.9 Optionele bedrading aansluiten ................................... 36
7 Configuratie 37
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 37
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 37
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 37
7.2.2 Componenten voor lokale instellingen ......................... 38
7.2.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 38
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 38
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 39
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 39
7.2.7 Stand 1: Controle instellingen ...................................... 39
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 40
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 42
8 Inbedrijfstelling 42
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 42
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 42
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 42
8.4 Over proefdraaien ...................................................................... 43
8.5 Proefdraaien............................................................................... 43
8.6 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien ......... 44
8.7 Gebruik van de unit .................................................................... 44
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

9 Onderhoud en service 44
9.1 Overzicht: Onderhoud en service.............................................. 44
9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 44
9.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 44
9.3 Onderhoud van de platenwarmtewisselaar ............................... 44
9.3.1 Reinigen van de platenwarmtewisselaar .................... 45
9.4 Over de servicestand ................................................................ 45
9.4.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 45
9.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 45
10 Opsporen en verhelpen van storingen 45
10.1 Overzicht: Opsporen en verhelpen van storingen ..................... 45
10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 45
11 Als afval verwijderen 46
12 Technische gegevens 46
12.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 46
12.2 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 46
12.3 Leidingschema: Buitenunit ........................................................ 47
12.4 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 48
Voor de gebruiker 48
13 Over het systeem 48
13.1 Systeemlay-out.......................................................................... 49
14 Gebruikersinterface 49
15 Voor het gebruik 49
16 Bediening 50
16.1 Werkingsgebied......................................................................... 50
16.2 Gebruik van het systeem........................................................... 50
16.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 50
16.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 50
16.2.3 Over verwarmen ......................................................... 50
16.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 50
16.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 51
16.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 51
16.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ............................ 51
16.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 51
16.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 51
16.4 Luchtstroomrichting instellen ..................................................... 51
16.4.1 Over de luchtstroomklep ............................................. 52
16.5 Master-gebruikersinterface instellen ......................................... 52
16.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen .................. 52
16.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX en
Hydrobox) ................................................................... 52
16.6 Over besturingssystemen.......................................................... 52
17 Energie besparen en optimale werking 52
17.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ....................................... 53
17.2 Mogelijke comfortinstellingen .................................................... 53
18 Onderhoud en service 53
18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 53
18.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand...................... 53
18.3 Over het koelmiddel .................................................................. 54
18.4 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 54
18.4.1 Garantieperiode .......................................................... 54
18.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie .............. 54
18.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli................. 54
18.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli ................. 54
19 Opsporen en verhelpen van storingen 55
19.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 55
19.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 56
19.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 56
19.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 56
19.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 56
19.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 56
19.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 56
19.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 56
19.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 56
19.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 56
19.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) .................................................................. 56
19.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 56
19.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) ................................................................... 56
19.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit .............................. 56
19.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 56
19.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 57
19.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88" .......................... 57
19.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus........................... 57
19.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt........................ 57
19.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 57
20 Verplaatsen 57
21 Als afval verwijderen 57
22 Verklarende woordenlijst 57
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 7

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 m soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8

3 Over de doos

d
b d
a c
21
3
3
1
2
4

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en behandeling van de buitenunit
▪ Accessoires van de unit verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Kies van tevoren de weg waarlangs de unit naar binnen moet
worden getransporteerd.
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 5 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
a Verpakkingsmateriaal b Draagband c Opening d Beveiliging
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht van de unit goed kan dragen.
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
de pallet blijft zoals hiervoor afgebeeld.

3.2 De buitenunit uitpakken

Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8

3.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen

RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 9

4 Over de units en opties

a b c d e
f g h i
Øa
Øb
Øc
Ød
Øa
Øb
Øc
Ød
Øa
Øb
Øc
Ød
2
2
3
5
1
(12.3 N·m)
Controleer of alle accessoires in de unit zitten.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
c Label hoeveelheid extra koelmiddel
d Informatiesticker installatie
e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen g Zak met leidingaccessoires h Slang
i Waterfilter

3.4 Accessoireleidingen: Diameters

Accessoireleidingen
(mm)
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting langs
voorkant
(a)
HP Øa Øb Øc Ød
8 12,7 12,7 12,7 9,5
10
12 12,7
14

3.5 Transportbeveiliging verwijderen

OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging van de compressor moet worden verwijderd. Deze is geïnstalleerd onder de compressorpoot en beschermt de unit tijdens het transport. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Verwijder de bout.
2 Hef de isolatie op om bij de montagebout van de compressor te
kunnen.
3 Draai de montagebout een beetje los.
4 Verwijder de transportbeveiliging zoals hieronder afgebeeld.
5 Draai de montagebout vast met een aanhaalmoment van
12,3N•m.
▪ Aansluiting langs
bovenkant
Gasleiding
▪ Aansluiting langs
voorkant
(a)
8 25,4 25,4 25,4 19,1
10 22,2
12 28,6
14
▪ Aansluiting langs
bovenkant
Hogedruk-/ Lagedrukgasleiding
▪ Aansluiting langs
voorkant
(a)
8 25,4 25,4 25,4 15,9
10 19,1
12
14 22,2
▪ Aansluiting langs
bovenkant
(a) Soldeer de rechte accessoireleiding op de L-vormige
accessoireleiding om de juiste diameter voor de aansluiting
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
van de lokale leidingen te bekomen (voor aansluiting langs voorkant).
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd
▪ Welke buitenunits als autonome units moeten worden gebruikt, en
welke buitenunits kunnen worden gecombineerd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10
4 Over de units en opties
k
m
e
c
k l
e
e e
f h
b
a
k
l
c c
kkk
j
c
e
i
k
k
c
d
1
3
2
5
4
e
g
c
g
c
g g
h
g g
c c cd
f
e
i
j
b
a

4.2 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: RW E Y Q 8 T9 Y1 B [*]
Code Verklaring
RW Watergekoeld
E Warmtepompsysteem
Y Systeem met warmteterugwinning
Q Koelmiddeltype R410A
8 Capaciteitsklasse
T9 Modelreeks
Y1 Elektrische voeding
B Europese markt
[*] Aanduiding kleine modelwijziging

4.4 Systeemlay-out

INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina11 voor meer informatie.
Systeem met warmteterugwinning

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding gaat over de watergekoelde VRV IV­systeem airconditioner. De unit is volledig aangedreven door inverter en kan worden gebruikt om te koelen, als warmtepomp en voor toepassingen met warmteterugwinning.
Verkrijgbare modellen:
Model Beschrijving
RWEYQ8~14 Warmteterugwinningsmodel voor
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de geselecteerde unit. Dit wordt in deze montagehandleiding aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde modellen.
Deze units zijn bedoeld voor installatie binnenshuis en zijn bedoeld voor warmtepomptoepassingen, waaronder water/lucht- en water/ watertoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 45 kW en de koelcapaciteit van 22,4 tot 40 kW. Bij combinaties met meerdere buitenunits kan de verwarmingscapaciteit gaan tot 135kW en tot 120kW voor koelen.
De unit is ontworpen om te verwarmen bij een binnentemperatuur van 15°CWB tot 27°CWB en te koelen bij een binnentemperatuur van 21°CDB tot 32°CDB of 14°CWB tot 25°CWB.
De omgevingstemperatuur rond de unit moet meer dan 0°CDB en minder dan 40°C DB bedragen. De relatieve vochtigheid rond de unit moet minder dan 80% bedragen.
De watertemperatuur aan de waterinlaat van de unit moet tussen 10°C en 45°C liggen. De ondergrens is uitbreidbaar tot –10°C (verwarmingsstand) wanneer de instelling van het type zoutoplossing [2‑50] op gebruik met zoutoplossing als warmtebronmedium is ingesteld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
enkelvoudig of meervoudig gebruik
a Unit b Koelmiddelleiding c BS-unit d Multi-BS-unit e VRV DX-binnenunit
f LT Hydrobox-unit g VRV-binnenunit alleen koelen h HT Hydrobox-unit
i EKEXV-kit j AHU
k Gebruikersinterface
l Draadloze gebruikersinterface
m Aansluiting watersysteem
Warmtepompsysteem
a Unit b Koelmiddelleiding c VRV DX-binnenunit d LT Hydrobox-unit e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX) g Gebruikersinterface h Draadloze gebruikersinterface
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 11
4 Over de units en opties
c
gd
f
e
b
a
i Schakelaar op afstand om te schakelen tussen verwarmen
en koelen
j Aansluiting watersysteem
Watersysteem
a Unit
b Aansluiting op koelmiddelsysteem
c Waterleiding
d Droogkoeler
e Zoutoplossinglus
f Gesloten koeltoren
g Boiler

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de watergekoelde VRV IV om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het watergekoelde VRV IV-systeem kan met verschillende types binnenunit worden gecombineerd en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buiten­binnen, gebruik van één buitenunit, gebruik van meerdere buitenunits, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de technische data.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmteterugwinningssysteem. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
Zie "5.3.5 Enkelvoudige buitenunits en standaard combinaties met
meerdere buitenunits"op pagina17 voor meer informatie.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen).
▪ HT (hoge temperatuur) Hydrobox (lucht/watertoepassingen):
HXHD-reeks (alleen verwarmen).
▪ LT (lage temperatuur) Hydrobox (lucht/watertoepassingen):
HXY080/125-reeks.
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit+EKEQM-box vereist,
afhankelijk van de toepassing.
▪ Comfort-luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYVS-reeks
(Biddle).

4.5.3 Mogelijke combinaties van buitenunits

Mogelijke autonome units
RWEYQ8
RWEYQ10
RWEYQ12
RWEYQ14
Mogelijke standaardcombinaties van units
RWEYQ16~42 bestaat uit 2 of 3 RWEYQ8~14-units.
RWEYQ16 = RWEYQ8 + 8
RWEYQ18 = RWEYQ8 + 10
RWEYQ20 = RWEYQ10 + 10
RWEYQ22 = RWEYQ10 + 12
RWEYQ24 = RWEYQ12 + 12
RWEYQ26 = RWEYQ12 + 14
RWEYQ28 = RWEYQ14 + 14
RWEYQ30 = RWEYQ10 +10 + 10
RWEYQ32 = RWEYQ10 +10 + 12
RWEYQ34 = RWEYQ10 + 12 + 12
RWEYQ36 = RWEYQ12 + 12 + 12
RWEYQ38 = RWEYQ12 + 12 + 14
RWEYQ40 = RWEYQ12 + 14 + 14
RWEYQ42 = RWEYQ14 + 14 + 14

4.5.4 Mogelijke opties voor de buitenunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
In geval van warmtepompsysteem
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H
KHRQ22M64H
KHRQ22M75H
Refnet-verbinding KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
KHRQ22M64T
KHRQ22M75T
In geval van systeem met warmteterugwinning
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ23M29H
KHRQ23M64H
KHRQ23M75H
Refnet-verbinding KHRQ23M20T
KHRQ23M29T9
KHRQ23M64T
KHRQ23M75T
Leidingkit voor meerdere aansluitingen van buitenunits
In geval van warmtepompsysteem
Aantal buitenunits Modelnaam
2 BHFQ22P1007
3 BHFQ22P1517
In geval van systeem met warmteterugwinning
Aantal buitenunits Modelnaam
2 BHFQ23P907
3 BHFQ23P1357
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12

5 Voorbereiding

b
c
f
d
d
a
c
b e
(mm)
≥1500
≥1000
≥1000
≥1000
≥1500
≥1500
≥1500
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving Modelnaam
Omschakelaar koelen/
KRC19-26A
verwarmen
Printplaat omschakelen koelen/
BRP2A81
verwarmen
Met optionele montagekast voor
KJB111A
de schakelaar
INFORMATIE
De keuzeschakelaar koelen/verwarmen kan alleen worden gebruikt wanneer het koelmiddelsysteem als warmtepompsysteem is geconfigureerd.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Deze apparatuur is conform Klasse A van EN55032/ CISPR 32. In een residentiële omgeving kan deze apparatuur radiostoringen veroorzaken.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Waterleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 De installatieplaats voorbereiden

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Installeer de unit in een vochtvrije machineruimte. De unit is
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
buitenunit geïnstalleerd wordt
luchtcirculatie.
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
ventilatieopeningen.
uitsluitend ontworpen voor gebruik binnenshuis.
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de wetgeving ter zake.
a Pc of radio b Zekering c Aardlekbeveiliging d Gebruikersinterface e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de toegestane veiligheidslimiet te houden wanneer zich een koelmiddellek zou voordoen. Zie "Over voorzorgsmaatregelen
voor koelmiddellekken"op pagina13.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 13
5 Voorbereiding
b
a
a
b
VOORZICHTIG
Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat in de constructie water komt te staan.
▪ Installeer de afvoerleiding om voor een goede afvoer te zorgen,
en isoleer de leiding om condensvorming te voorkomen. Het op verkeerde wijze aanleggen van de afvoer kan waterlekkage binnenshuis en schade aan eigendommen tot gevolg hebben.

5.2.2 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met één unit
(hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat).
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel).
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het systeem.
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m³) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte:
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m³ (het gewicht in kg van het koelgas in 1m³ volume van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m³.
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) voor elk systeem
afzonderlijk.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet de afmeting van de openingen boven en onder de deur gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule: F/GH
F Totaal volume koelmiddel in het koelmiddelsysteem. G Volume (m³) van de kleinste ruimte met een binnenunit. H Maximale concentratie (kg/m³).
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het totale volume van de
ruimte waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in andere deuren van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.
Formule: A+B=C
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
A
B B B
C
D F
G
E
x
y
b
a
3
1 2 4 5
A
B B B
C
D E
E
x
y
b
a
4
3
1 2

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Ø leiding Hardheidsgraad van leidingmateriaal
≤15,9mm O (gegloeid)
≥19,1mm 1/2H (halfhard)

5.3.2 Leidingmaat selecteren

INFORMATIE
Selecteer de juiste leidingmaat voor de stand van uw systeem. Er zijn 2 mogelijke standen:
▪ warmtepomp,
▪ warmteterugwinning.
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
In geval van warmtepompstand
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BP-box 4,5 RADX-binnenunit a,b Binnenaftakkit x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
In geval van warmteterugwinningsstand
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor R410A moet overeenstemmen met de waarden in de onderstaande tabel.
Ø leiding Minimale dikte t
6,4mm/9,5mm/12,7mm 0,80mm
15,9mm 0,99mm
19,1mm/22,2mm 0,80mm
28,6mm 0,99mm
34,9mm 1,21mm
41,3mm 1,43mm
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina30.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BS-unit
4 VRV-binnenunit alleen koelen
A~E Leiding
a,b Binnenaftakkit x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
In geval van warmtepompstand
Type capaciteit buitenunit (HP)
8 19,1 9,5
10 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 15
5 Voorbereiding
a
e
b
c
d
Type capaciteit buitenunit (HP)
12~16 28,6 12,7
18~22 15,9
24 34,9
26~34 19,1
36~42 41,3
In geval van warmteterugwinningsstand
Type capaciteit buitenunit (HP)
5~8 9,5 19,1 15,9
10 22,2 19,1
12 12,7 28,6
14~16 22,2
18 15,9
20~22 28,6
24 34,9
26~34 19,1
36 41,3
38~42 34,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
VloeistofleidingAanzuiggasl
eiding
Hogedruk-/
lagedrukgasl
eiding
D: Leiding tussen koelmiddelaftakkits of koelmiddelaftakkit en BS-unit
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
In geval van warmtepompstand
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5
150≤x<200 19,1
200≤x<290 22,2
290≤x<420 28,6 12,7
420≤x<640 15,9
640≤x<920 34,9 19,1
≥920 41,3
In geval van warmteterugwinningsstand
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 9,5 15,9 12,7
150≤x<200 19,1 15,9
200≤x<290 22,2 19,1
290≤x<420 12,7 28,6
420≤x<640 15,9 28,6
640≤x<920 19,1 34,9
≥920 41,3
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=[capaciteitsindex van unit 1]
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
VloeistofleidingAanzuiggasl
eiding
Hogedruk-/
lagedrukgasl
eiding
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=[capaciteitsindex van unit
1]+[capaciteitsindex van unit 2]
E: Leiding tussen koelmiddelaftakkit of BS-unit en binnenunit
Voor warmtepompstand en warmteterugwinningsstand
De leidingdiameter voor directe aansluiting op de binnenunit moet dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de binnenunit.
Capaciteitsindex
binnenunit
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
200 19,1
250 22,2
▪ Zie de onderstaande tabel wanneer een grotere leidingmaat is
vereist.
a Buitenunit b Hoofdleidingen c Vergroten d Eerste koelmiddelaftakkit e Binnenunit
HP-klasse Buitendiameter vloeistofleiding (mm)
5~8 9,5 → 12,7
10
12+14 12,7 → 15,9
16
18~22 15,9 → 19,1
24
26~34 19,1 → 22,2
36~42
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Vergroot
F: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
Warmtepompstand in geval van één buitenunit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de BP-unit moet gebaseerd zijn op de totale capaciteit van de aangesloten binnenunits (alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten).
Totale
capaciteitsindex van aangesloten
binnenunits
20~62 12,7 6,4
63~149 15,9 9,5
150~208 19,1
Voorbeeld:
Stroomafwaartse capaciteit voor F=[capaciteitsindex van unit 4]+[capaciteitsindex van unit 5]
Buitendiameter leiding (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
G: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Warmtepompstand in geval van één buitenunit
Alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
Page 16
5 Voorbereiding
Capaciteitsindex
binnenunit
Buitendiameter leiding (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
20, 25, 30 9,5 6,4
50 12,7
60 9,5
71 15,9

5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren

Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina14.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld: refnet-verbinding a).
Type capaciteit buitenunit (HP)
8~10 KHRQ22M29T9 KHRQ23M29T9
12~22 KHRQ22M64T KHRQ23M64T
24~42 KHRQ22M75T KHRQ23M75T
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakkit op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Capaciteitsindex
binnenunit
<200 KHRQ22M20T KHRQ23M20T
200≤x<290 KHRQ22M29T9 KHRQ23M29T9
290≤x<640 KHRQ22M64T KHRQ23M64T
≥640 KHRQ22M75T KHRQ23M75T
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex
binnenunit
<200 KHRQ22M29H KHRQ23M29H
200≤x<290
290≤x<640 KHRQ22M64H
≥640 KHRQ22M75H KHRQ23M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9mm of
groter is, is KHRQ22M75H vereist.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
▪ Keuze van een leidingkit voor aansluiting van meerdere
buitenunits. Kies uit de volgende tabel volgens het aantal buitenunits.
Aantal buitenunits Naam aftakset
2 BHFQ22P1007
3 BHFQ22P1517
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met R410A.
2 leidingen 3 leidingen
2 leidingen 3 leidingen
2 leidingen 3 leidingen
(a)
KHRQ23M64H
(a)

5.3.4 Over de leidinglengte

Zorg ervoor dat de lengte van de leidingen de maximaal toegestane leidinglengte niet overschrijdt. Dit geldt ook voor het hoogteverschil en de leidinglengte na de aftakking. In de hiernavolgende hoofdstukken worden 6 gevallen beschreven ter illustratie van de vereisten inzake de leidinglengte. Zij beschrijven zowel standaard als niet-standaard combinaties van buitenunits.
Definities
Term Definitie
Reële leidinglengte Leidinglengte tussen buitenunit
binnenunits
Equivalente leidinglengte
Leidinglengte tussen buitenunit binnenunits, inclusief de equivalente lengte van de leidingaccessoires
Totale leidinglengte Totale leidinglengte, van de buitenunit naar
alle binnenunits
(a) Als het systeem een installatie met meerdere buitenunits
is, meet dan opnieuw "de eerste aftakking van de buitenunit gezien vanuit de binnenunit".
Equivalente lengte van de leidingaccessoires
Accessoire Equivalente lengte
Refnet-verbinding 0,5m
Refnet-verdeler 1m
Enkelvoudige BS1Q100~160 4m
Enkelvoudige BS1Q25 6m
Multi-BS4~16Q14 4m
Toegestaan hoogteverschil
Term Definitie Afstand
Reële leidinglengte Leidinglengte tussen
buitenunit
Equivalente
leidinglengte
Leidinglengte tussen
(b)
buitenunit
Totale leidinglengte Totale leidinglengte van de
buitenunit
(a)
en binnenunits
(a)
en binnenunits
(a)
naar alle
binnenunits
H1 Hoogteverschil tussen buiten-
en binnenunits
H2 Hoogteverschil tussen
binnenunits
H3 Hoogteverschil tussen
buitenunits
H4 Hoogteverschil tussen
buitenunit en BP-unit.
H5 Hoogteverschil tussen BP-
units
H6 Hoogteverschil tussen BP-
unit en RA DX-binnenunit
H7 Hoogteverschil tussen
EKEXV‑kits en AHU-units
(a) Als de systeemcapaciteit een installatie met meerdere
buitenunits is, meet dan opnieuw "de eerste aftakking van de buitenunit gezien vanuit de binnenunit".
(b) Het toegestane hoogteverschil bedraagt 50m wanneer de
buitenunit hoger dan de binnenunit staat, en 40m wanneer de buitenunit lager dan de binnenunit staat.
(c) Als de buitenunit alleen op VRVDX-binnenunits is
aangesloten, kan het hoogteverschil tussen de binnenunits (H2) worden vergroot tot 30m. In alle andere gevallen is H2 beperkt tot 15m.
(a)
en
(a)
en
165m
190m
300m
50/40m
15m
30m
5m
40m
15m
5m
5m
(b)
(c)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 17
5 Voorbereiding
a
4
H1
H2
H3
H2
H7
H2
a
b
b
c
d
62
5
1
3
a
4
H1
H2
H3
H2
H2
a
a
b
b
c
62
5
1
3
Als Dan
De buitenunit staat hoger dan de binnenunits
De buitenunit staat lager dan de binnenunits
▪ Minimum aansluitverhouding: 80%
▪ Gebruik een grotere leidingmaat voor de
vloeistofleiding (zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren" op pagina 14 voor meer
informatie)
▪ Activeer de instelling van de buitenunit.
Raadpleeg de servicehandleiding voor meer informatie.
▪ De minimum aansluitverhouding hangt af
van het hoogteverschil tussen de buiten­en binnenunits:
▪ 40~60m: 80%
▪ 60~65m: 90%
▪ 65~80m: 100%
▪ 80~90m: 110%
▪ Gebruik een grotere leidingmaat voor de
vloeistofleiding (zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren" op pagina 14 voor meer
informatie)
▪ Activeer de instelling van de buitenunit.
Raadpleeg de servicehandleiding voor meer informatie.
▪ Geen technische koeling
Leiding Maximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
165m/190m laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (1+2+6, 1+3, 1+2+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (3,
40m/—
2+6, 2+5)
In het geval van een installatie met
10m/13m meerdere buitenunits: langste leiding van de buitenunit naar de laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte (1+2+3+4+5+6) 300m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en Hydrobox-units
(a)

5.3.5 Enkelvoudige buitenunits en standaard combinaties met meerdere buitenunits

In geval van warmtepompstand
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en luchtbehandelingsunits
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c EKEXV-kit
d Luchtbehandelingsunit
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Buitenunit b VRV DX-binnenunit c LT Hydrobox-unit
Leiding Maximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
120m/140m laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (1+2+6, 1+3, 1+2+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (3,
40m/—
2+6, 2+5)
In het geval van een installatie met
10m/13m meerdere buitenunits: langste leiding van de buitenunit naar de laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte (1+2+3+4+5+6) 300m/—
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
5 Voorbereiding
2
3
1
4
6
H1
H2
H2
H6
H5
H2 H4
H6
b
a
b
c
d
d
c
5 7
a
H3
1 2
H1
H2
H4
3
4
b
b
b
c
d
e
d
e
f
f
5
a
H7
Aansluiting met alleen VRV DX- en RA DX-binnenunits
a Buitenunit b VRV DX-binnenunit c RADX-binnenunit d BP-box
(1)
In geval van warmteterugwinningsstand
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en luchtbehandelingsunits
(1) Deze aansluiting is alleen toegelaten bij een installatie met
één buitenunit.
Leiding Maximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
100m/120m laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (1+2, 1+3+4, 1+3+5+6, 1+3+5+7)
Langste leiding na de eerste aftakking (3+4, 3+5+6, 3+5+7)
Totale leidinglengte (1+2+3+4+5+6+7+8+9) 250m/—
Tussen BP-unit en binnenunit:
Capaciteitsindex binnenunit Leidinglengte
<60 2~15m
60 2~12m
71 2~8m
Opmerking: Minimaal toegestane lengte tussen buitenunit en eerste koelmiddelaftakkit moet groter zijn dan 5m (bijv. a>5m).
Als de leidinglengte tussen de eerste aftakking en de BP-unit of VRV DX-binnenunit meer dan 20m is, moet de diameter van de gas- en vloeistofleidingen tussen de eerste aftakking en de BP-unit of VRV DX-binnenunit worden vergroot. Als de leidingdiameter van de vergrote leiding groter is dan de diameter van de leiding voor de eerste aftakkit, dan is voor deze laatste ook een grotere vloeistof- en gasleiding vereist.
40m/—
a Buitenunit b VRV DX-binnenunit c Multi-BS-unit d BS-unit e EKEXV-kit
f AHU
Leiding Maximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
165m/190m laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (1+2, 1+3, 1+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (2, 3,
40m/—
5)
In het geval van een installatie met
10m/13m meerdere buitenunits: langste leiding van de buitenunit naar de laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte 300m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
(a)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 19
5 Voorbereiding
H3
1 2
H1
H2
3 5
4
a
b
b
c
d
e
H3
1 5
H1
H2
3 2
4
a
b b
c
d
b
b
a
b
a
b
a
b
a
b
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en Hydrobox-units
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d LT Hydrobox-unit
e HT Hydrobox-unit
Leiding Maximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
120m/140m laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (1+2, 1+3, 1+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (2, 3,
40m/—
5)
In het geval van een installatie met
10m/13m meerdere buitenunits: langste leiding van de buitenunit naar de laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte 300m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
Aansluiting met alleen VRV DX-binnenunits
a Buitenunit b VRV DX-binnenunit c Multi-BS-unit d Eén BS-unit
Leiding Maximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
(a)
laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (1+2, 1+3, 1+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (2, 3,
165m/190m
40m/—
(a)
5)
In het geval van een installatie met
10m/13m meerdere buitenunits: langste leiding van de buitenunit naar de laatste leidingaftakking voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte 300m/—

5.3.6 Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs

▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de leidingen blijft staan.
Patroon 1
Patroon 2
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits X Niet toegelaten (olie blijft achter in de leiding) O Toegelaten
▪ Als de leiding tussen de leidingkit voor aansluiting van de
buitenunit of tussen de buitenunits langer dan 2 m is, moet de gasleiding 200 mm of meer oplopen over een lengte van 2 m vanaf de leidingkit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
5 Voorbereiding
≥200 mm
≤2 m
b
a
≤2 m ≤2 m
≥200 mm
≥200 mm
>2 m >2 m
b
a
a cb
A B C
▪ Voor de gasleiding (zowel afvoer- als aanzuiggasleidingen in het
geval van een systeem met warmteterugwinning) na de aftakking, installeer een sifon van 200 mm of meer met behulp van de leiding van de leidingkit voor aansluiting van de buitenunit. Anders kan er koelmiddel blijven staan in de leiding, en kan de buitenunit schade oplopen.
Als Dan
≤2m
>2m

5.4 De waterleidingen voorbereiden

a Naar binnenunit b Leiding tussen buitenunits
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de installatie beperkingen op de volgorde van de aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits. Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunits
b Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits (tweede aftakking)

5.4.1 Vereisten voor de waterkwaliteit

Koelwater
(b)
en
Warmwatersysteem
circulatiesysteem
(a)
Item
CirculatiewaterSuppletiewaterCirculatiewaterSuppletiewaterCorrosie Kalk
Standaarditems
pH (25°C) 6,5~8,2 6,0~8,0 7,0~8,0
Elektrische geleidbaarheid (mS/m) (25°C) <80 <30 <30
Chloride-ionen (mg Cl–/l) <200 <50 <50
Sulfaationen (mg SO
2–
/l) <200 <50 <50
4
Zuurverbruik (pH4,8) (mg CaCO3/l) <100 <50 <50
Totale hardheid (mg CaCO3/l) <200 <70 <70
Kalkhardheid (mg CaCO3/l) <50 <50
Silica (mg SiO2 / l) <50 <30 <30
Referentie-items
IJzer (mg Fe/l) <1,0 <0,3 <1,0 <0,3
Koper (mg Cu/l) <0,3 <0,1 <1,0 <0,1
Sulfaation (mg S2–/l)
Ammoniumion (mg NH
+
/l) <1,0 <0,1 <0,3 <0,1
4
Restchloor (mg Cl/l) <0,3 <0,25 <0,3
Vrij koolstofdioxide (mg CO2/l) <4,0 <0,4 <4,0
Stabiliteitsindex 6,0~7,0
(a) Deze items geven typische oorzaken van corrosie en kalkvorming aan. (b) In een condensorwatercircuit met een gesloten koeltoren moet het circulatiewater van het gesloten circuit en het suppletiewater voldoen aan de
normen voor het warmwatersysteem, en het doorloopwater en suppletiewater MOET voldoen aan de normen voor het circulatiekoelwatersysteem.
(c) Bij een hoge watertemperatuur (40°C of meer), ontstaat vaak corrosie, en als metalen zonder beschermende coating rechtstreeks in contact
komen met water, wordt het aanbevolen om maatregelen te nemen tegen corrosie zoals een corrosieremmer of een ontluchtingsbehandeling.
(d) Het rondje in de kolom geeft de tendens tot corrosie of kalkvorming aan.
OPMERKING
▪ Toevoerwater moet schoon leidingwater, industrieel
water of schoon grondwater zijn. Gebruik GEEN gezuiverd of onthard water.
▪ Gebruik GEEN doorloopwater. Dit kan corrosie

5.4.2 Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
veroorzaken.
(c)
Tendens
(d)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 21
5 Voorbereiding
80 mm
b
l g d e
e
a
i
j
c
k
h
f
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN 4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
Leidingen aansluiten – Roestvrij staal. Gebruik uitsluitend
materiaal van roestvrij staal om de waterleiding op de unit aan te sluiten. Anders zullen de leidingen corroderen. Neem voorzorgsmaatregelen, bijvoorbeeld door de aansluiting op de waterleiding te isoleren.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
LeidingwerkzaamhedenDruppelen. De buitenunit is
ontworpen voor installatie binnenshuis. Voer de leidingwerkzaamheden zodanig uit dat er geen water op de buitenunit kan druppelen.
Uitlaten. Sluit de afvoeruitlaat NIET aan op de wateruitlaat.
Filter. Installeer het filter binnen de 1,5m van de buitenunit in de
inlaat van de waterleiding. Zand, verontreinigingen of roestdeeltjes in het watercirculatiesysteem veroorzaken corrosie van metalen materiaal.
Isolatie. Isoleer tot aan de onderzijde van de warmtewisselaar.
Waterleidingen. Leef ALTIJD de lokale en nationale voorschriften
na.
Waterleiding – Aanhaalmoment. Draai de aansluiting van de
waterleiding vast met een aanhaalmoment ≤300 N•m. Een te groot aanhaalmoment kan de unit beschadigen.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in het systeem wordt gebruikt en met de materialen van de buitenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Waterdruk. De maximale waterdruk bedraagt 37 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Afvoer – Verstopping. Controleer of het water vlot loopt en de
leiding niet verstopt is door vuil.
Afvoer Zijdelingse lengte. De zijdelingse lengte van de
afvoerleiding moet zo kort mogelijk zijn (≤400 mm) en moet naar beneden aflopen. De diameter van de afvoerleiding moet dezelfde zijn als die van de leiding op de buitenunit.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.

5.4.3 Omgaan met de hardgesoldeerde platenwarmtewisselaar

INFORMATIE
Deze unit is uitgerust met een hardgesoldeerde platenwarmtewisselaar. Omdat de structuur ervan anders is dan bij een conventionele warmtewisselaar, MOET u er op een andere manier mee omgaan.
▪ Installeer een waterfilter op de waterinlaat om te voorkomen dat er
vreemde materialen, zoals stof, zand, e.d., in de platenwarmtewisselaar terechtkomen.
▪ Afhankelijk van de waterkwaliteit kan er zich kalk gaan afzetten op
de platenwarmtewisselaar. Om kalk te verwijderen, moet de warmtewisselaar op regelmatige tijdstippen met chemische producten worden gereinigd. Installeer een afsluiter op einde in de waterleiding. Installeer een leidingaansluitpoort op de leiding tussen deze afsluiter en de buitenunit om de leiding met chemische producten te reinigen.
▪ Installeer een ontluchtingsplug (voor gebruik in combinatie met
reinigingspoort) (lokaal te voorzien) en een wateraftapplug aan de inlaat-/uitlaatpoorten van de waterleiding voor het reinigen en het aflaten van water uit de buitenunit (wanneer de unit lange tijd niet
a Ontluchting (lokaal te voorzien)
b Wateruitlaat
c Waterinlaat
d Afsluiter (lokaal te voorzien)
e Wateraansluiting
f Waterleiding (lokaal te voorzien) g Isolatie (lokaal te voorzien) h Warmtewisselaar
i Filter (accessoire)
j Aftapkraan (lokaal te voorzien)
k Afvoeraansluiting
l Isolatiedeksel
Waterpomp. Laat de waterpomp (lokaal te voorzien) na het vullen
van de waterleiding draaien om de waterleiding te spoelen. Maak na het spoelen het filter schoon.
Vorst. Bescherming tegen vorst.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
zal worden gebruikt of niet zal worden gebruikt in de winter). Installeer verder ook een automatische ontluchtingsklep (lokaal te voorzien) bovenaan de oplopende leiding of bovenaan een deel van de leiding waar er vaak lucht blijft.
▪ Installeer een extra reinigbaar filter (lokaal te voorzien) voor de
inlaat van de pomp.
▪ Isoleer de waterleiding en de afvoerleiding van de buitenunit
koeltechnisch/thermisch volledig. Als de leidingen niet geïsoleerd zijn, kan de unit, naast thermisch verlies, in strenge winters vorstschade oplopen.
▪ Wanneer de unit 's nachts of in de winter wordt stilgelegd, moeten
maatregelen worden genomen om te voorkomen dat circuits met water bevriezen in streken waar de omgevingstemperatuur tot onder 0°C daalt (door het water af te laten, de circulatiepomp te
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
5 Voorbereiding
a
b
c
d
e
f
g
h
i
a b
c
0%
B
E
D
C
c
a b
A
50%
100%
2 V DC 10 V DC
laten draaien, een verwarming, enz.). De platenwarmtewisselaar kan schade oplopen wanneer de watercircuits bevriezen. Neem daarom de gepaste maatregelen, afhankelijk van de omstandigheden.
a Waterinlaatleiding b Filter (accessoire) c Ontluchtingsplug (voor gebruik in combinatie met
reinigingspoort) (lokaal te voorzien)
d Schoonmaakapparaat e Filter voor pomp (lokaal te voorzien)
f Automatische ontluchtingsklep (lokaal te voorzien) g Wateruitlaatleiding h Gebruik in combinatie met wateraftapplug
i Platenwarmtewisselaar

5.4.4 Over het waterdebiet

De RWEYQ*T9Y1B-modellen zijn uitgerust met de logica om te werken met een functie met variabel waterdebiet.
Het inputsignaal van de klep/pomp is gebaseerd op een variabel 2~10V DC regeloutputsignaal afkomstig van de buitenunit. De klep of pomp moet over een lineaire regelkarakteristiek tussen het outputsignaal van de unit en het debiet beschikken volgens de onderstaande voorbeeldgrafiek.
a Debiet klep/pomp b Debiet unit/systeem
c Inputsignaal klep/pomp A Maximum vereist debiet (100%) B 50% van het maximum vereist debiet C Minimum debiet (zie beschrijving hieronder) D Maximum debiet (zie beschrijving hieronder)
E Hydronisch debiet
Volg de onderstaande ontwerpcriteria voor de selectie van de regelklep voor het systeem. Het maximum vereiste debiet van het klepsysteem A is een eigenschap van de geleverde klep en het 50% debiet B staat in rechtstreeks verband met het maximum debiet van het systeem.
a Constant debiet b Debietregelklep (lokaal te voorzien) c Inverterpomp (lokaal te voorzien)
Een systeem kan worden geconfigureerd als een systeem met een constant debiet (a), als een systeem met variabel debiet met klep (b) of een systeem met variabel debiet met een pomp (c).
▪ Systeem met constant debiet (a): de functie voor variabel
waterdebiet wordt niet gebruikt.
▪ Een drukonafhankelijke debietregelklep (b): de klep regelt het
debiet van een gecentraliseerde inverterpomp door de unit.
▪ Inverterpomp (c): de pomp regelt rechtstreeks het waterdebiet
door de unit.
Om het systeem met variabel debiet te activeren, stelt u lokale instelling [2-24] in op de gepaste waarde. Zie "7.2Lokale instellingen
uitvoeren"op pagina37.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle lokaal voorziene apparatuur voor variabel debiet samen met de buitenunit kan worden uitgeschakeld. Dit is nodig wanneer u de platenwarmtewisselaar reinigt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle lokaal voorziene apparatuur voor variabel debiet voldoet aan de minimum verwarmings- en elektrische specificaties. Anders kan het systeem niet goed werken of zelfs defect geraken.
Dimensioneer de klep (b) of de pomp (c) volgens het maximum vereiste debiet A, berekend door de installateur van het hydronisch systeem (voor wat betreft het werkingsbereik van de buitenunit). Het typische werkingsbereik van het debiet van de klep/pomp bedraagt 50% (B) tot 100% (A).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
INFORMATIE
Het maximum debiet van sommige kleppen/pompen van derden wordt bepaald door de hardware van het systeem, maar een ander debiet kan worden ingesteld om overeen te stemmen met de maximale ingangsspanning (10VDC). De installateur moet informatie vragen aan de leverancier van de klep/pomp voor de selectie.
Ontwerpcriteria 1 Minimum debiet C:
Model C
RWEYQ8~12 50l/min
RWEYQ14 75l/min
2 Maximum debiet D:
Model D
RWEYQ8~12 120l/min
RWEYQ14 190l/min
3 Hydronisch debiet E:
De waarde E is het ontwerpdebiet berekend doro de hydronische ingenieur bij het ontwerpen van het gebouwsysteem.
Een juiste klepselectie kan onder de volgende voorwaarden:
(B≥C) EN (E≤A≤D)
Zie "5.5De elektrische bedrading voorbereiden" op pagina23 voor meer selectievereisten.
Controleer voor een goede werking het minimum debiet van het systeem bij de inwerkingstelling.
Tijdens het initialiseringsproces van de buitenunit triggert het outputsignaal een debiet van B (50%). De installateur moet ervoor zorgen dat het debiet kan worden gecontroleerd in het individuele hydronische systeem van elke unit. Als deze waarde niet overeenstemt met het vereiste debiet, moet de installateur het probleem in het hydronische systeem onderzoeken en oplossen en voor een juist debiet zorgen.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 23

6 Installatie

11×
A
B

5.5 De elektrische bedrading voorbereiden

5.5.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde.
Model Minimumwaarde van S
RWEYQ8~14T9 1780kVA
Wegens de vrije multi-combinatie is de installateur verantwoordelijk voor het berekenen van de minimum Ssc-waarde voor de multi­combinatie. Deze waarde is de som van de waarden van alle overeenkomstige units in de multi-combinatie. RWEYQ28T9=2× RWEYQ10T9+RWEYQ8T9.

5.5.2 Vereisten voor beveiligingen

De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
Voor enkelvoudige modellen
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
RWEYQ8~14T9 22,3A 25A
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380~415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximum lengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor vrije combinaties
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering.
Aanbevolen
zekeringen
sc
Voorbeeld Combinatie van de RWEYQ30T9 met behulp van de
RWEYQ8T9, RWEYQ10T9, en RWEYQ12T9.
▪ Minimum circuitampère van de RWEYQ8T9=16,1A
▪ Minimum circuitampère van de RWEYQ10T9=22,0A
▪ Minimum circuitampère van de RWEYQ12T9=24,0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de RWEYQ30T9=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1 (62,1×1,1)=68,31A, zodat de aanbevolen capaciteit van de zekering 80A is.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering door reststroom alleen die van het snelle type met een nominale stroomsterkte van 300 mA.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
▪ Buitenunit monteren
▪ Koelmiddelleiding aansluiten
▪ Koelmiddelleiding controleren
▪ Koelmiddelleiding isoleren
▪ Koelmiddel bijvullen
▪ De waterleidingen aansluiten
▪ Elektrische bedrading aansluiten

6.2 De units openen

6.2.1 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Formule Tel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen capaciteit van de zekeringen.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Wanneer het voorpaneel A open is, is de elektrische componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.2 Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina24.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
SW8
2
1
800 mm
600 mm
516 mm
480 mm
660 mm
a
20 mm
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina38.
Voorpaneel B moet worden verwijderd om de waterleiding en de lokale bedrading te installeren.

6.2.2 Elektrische componentenkast van de buitenunit openen

OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast niet wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel vervormen, waardoor er water in de kast kan binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.

6.4 Koelmiddelleidingen aansluiten

6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 De installatiestructuur voorzien

Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
Ondersteun niet alleen de hoeken van de unit wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.

6.4.2 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Controleer of de buiten- en binnenunits zijn geïnstalleerd voordat u de koelmiddelleiding aansluit.
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ Koelmiddelleiding routeren en op de buitenunit aansluiten
▪ Buitenunit beschermen tegen vervuiling
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits aansluiten
▪ Koelmiddelaftakset aansluiten
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen

6.4.3 Koelmiddelleidingen leggen

De koelmiddelleiding kan aan de bovenkant (standaard) of aan de voorkant worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 25
6 Installatie
a
a
1
1
1
1
2 2
≤Ø25.4 >Ø25.4
a
a
A B
7.5°
7.5°
>120 mm
>500 mm
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
Bij aansluiting aan de bovenkant:
Bij aansluiting aan de voorkant:
Verwijder en verander de positie van de leidingserviceplaat (a) zoals hieronder afgebeeld.

6.4.4 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

INFORMATIE
Alle lokale leidingen tussen units zijn lokaal te voorzien, behalve de accessoireleidingen.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
▪ Installeer de verbindingen horizontaal met het
waarschuwingslabel (a) op de verbinding bovenaan.
▪ De verbinding mag niet meer dan 7,5° hellen (zie zicht A).
▪ Installeer de verbinding niet verticaal (zie zicht B).
a Waarschuwingslabel X Niet toegelaten O Toegelaten
▪ De totale lengte van de op de verbinding aangesloten leiding moet
meer dan 500mm volledig recht zijn. Een recht deel van meer dan 500mm is alleen mogelijk als u een rechte lokale leiding van meer dan 120mm aansluit.

6.4.6 Koelmiddelaftakset aansluiten

Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
Sluit de afsluiters aan op de lokale leidingen met de bij de unit geleverde accessoireleidingen.
De aansluitingen op de aftakkits zijn voor rekening van de installateur (lokale leiding).

6.4.5 Installatie van de leidingset voor meerdere aansluitingen

OPMERKING
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Een verkeerde installatie kan een slechte werking van de buitenunit veroorzaken.
a Horizontaal oppervlak b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd

6.4.7 Bescherming tegen verontreiniging

Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
ode
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
dichtknijpen of met kleefband afdichten
25
Page 26
6 Installatie
1
1
1
1
2 2
≤Ø25.4 >Ø25.4
a b c d e
f
f
c
d
a
b
a b
cde
1
2
3
4
Dicht de inlaatopeningen van de leidingen en bedrading af met afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien); anders daalt de capaciteit van de unit en kunnen kleine dieren in de machine binnendringen.
Als de aansluitingen niet goed afgedicht zijn, zal er meer lawaai geproduceerd worden en condens gevormd.

6.4.8 Het uiteinde van een buis solderen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om een Ø19,1mm~Ø25,4mm afsluiter volledig te openen, draai de zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
a Koelmiddelleiding b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.

6.4.9 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 27
Omgaan met de servicepoort
a
c
d
b
p<p
>
R410AN2
b c e
a
f
g h
d
A
C
(1)
D
B
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø12,7 8,1~9,9 18,0~22,0
Ø15,9 13,5~16,5 6mm 23,0~27,0
Ø19,1 27,0~33,0 8mm 22,5~27,5
Ø25,4
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
Klephuis Zeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)

6.4.10 Dichtgeknepen leidingen verwijderen

OPMERKING
Verwijder in het geval van de warmtepompstand de dichtgeknepen leiding van de gasafsluiter NIET.
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de onderstaande procedure kan leiden tot schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
6 Installatie
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding g Afsluiter gasleiding h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A B Klep B C Klep C D Klep D
(1) Alleen voor warmteterugwinningsstand.
OPMERKING
Sluit de vacuümpomp niet aan op de aanzuiggasafsluiter als de unit zal worden gebruikt in de warmtepompstand. Anders verhoogt het risico op defecten van de unit.
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het bovenste deel van de leidingen van de vloeistof-, gas-
en hogedruk-/lagedrukgasafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
WAARSCHUWING
(1)
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Controleer of er geen deeltjes in de leiding achterblijven. Blaas
eventuele deeltjes weg met perslucht.
7 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet alle olie kon worden afgetapt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
Zijn de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure: "Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure: "Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
p<p
>
R410AN2
C
(1)
D
b c e
a
g
h
f
d
A B

6.5 De koelmiddelleiding controleren

6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 38). Deze instelling opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de buitenunit klaar is met initialiseren om instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 28 voor meer informatie over de stand van de kleppen.

6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen

Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina28).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.

6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding g Afsluiter gasleiding h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A B Klep B C Klep C D Klep D
(1) Alleen voor warmteterugwinningsstand.
OPMERKING
Sluit de vacuümpomp niet aan op de aanzuiggasafsluiter als de unit zal worden gebruikt in de warmtepompstand. Anders verhoogt het risico op defecten van de unit.
Klep A Open
Klep B Open
Klep C Open
Klep D Open
Afsluiter vloeistofleiding Gesloten
Afsluiter gasleiding Gesloten
Afsluiter hogedruk-/ lagedrukgasleiding
(1)
Klep Stand van de klep
Gesloten
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 29
6 Installatie
a
b
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina28).

6.5.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –⁠100,7kPa (–1,007bar) (5 Torr absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.2 Over koelmiddel
bijvullen"op pagina30 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.

6.6 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm
>30°C ≥80% RV 20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
Vochtigheid Minimumdikte

6.5.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders "6.5.1 Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina28 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –⁠100,7 kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
6 Installatie

6.7 Koelmiddel bijvullen

6.7.1 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits moet u de voeding van alle buitenunits inschakelen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet voordat de communicatie tussen de buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat u de vulprocedure begint (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 38). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "10.2 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina45.
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de unit niet controleren of er geen storingen zijn.

6.7.2 Over koelmiddel bijvullen

De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest, vacuümdrogen).
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen).
3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenunit.

6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden

INFORMATIE
Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor het finale aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel in het testlaboratorium.
OPMERKING
De hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat als de berekende totale hoeveelheid koelmiddel gelijk aan of meer is dan 95 kg, u uw systeem met meerdere buitenunits moet opdelen in kleinere onafhankelijke systemen met elk minder dan 95 kg koelmiddel. Zie het naamplaatje van de unit voor de fabrieksvulling.
In geval van warmtepompstand
Formule:
R=[(X1ר22,2)×0,37+(X2ר19,1)×0,26+(X3ר15,9)×0,18+ (X4ר12,7)×0,12+(X5ר9,5)×0,059+(X6ר6,4)×0,022]+A
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...6
A Parameter A
Parameter A. Als de aansluitverhouding van de totale capaciteit van
binnenunits (CR)>100%, vul 0,5 kg extra koelmiddel per buitenunit bij.
In geval van warmteterugwinningsstand
Formule:
R=[(X1ר22,2)×0,37+(X2ר19,1)×0,26+(X3ר15,9)×0,18+ (X4ר12,7)×0,12+(X5ר9,5)×0,059+(X6ר6,4)×0,022]×1,04+A+C
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...6
A Parameter A C Parameter C
Parameter A. Als de aansluitverhouding van de totale capaciteit van
binnenunits (CR)>100%, vul 0,5 kg extra koelmiddel per buitenunit bij.
Parameter C. Bij gebruik van meer dan één multi-BS-unit, voeg de som van de vulfactoren van de individuele BS-units toe.
Model C
BS1Q10 0,05kg
BS1Q16 0,1kg
BS1Q25 0,2kg
BS4Q 0,3kg
BS6Q 0,4kg
BS8Q 0,5kg
BS10Q 0,7kg
BS12Q 0,8kg
BS16Q 1,1kg
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm, vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de volgende tabel:
Leiding in inch Leiding in mm
Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor
Ø6,4mm 0,022 Ø6mm 0,018
Ø9,5mm 0,059 Ø10mm 0,065
Ø12,7mm 0,12 Ø12mm 0,097
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 31
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
C
(1)
D
b c e
a
g
h
f
d
A B
p<p
>
R410A
a c
d
b
A
Leiding in inch Leiding in mm
Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor
Ø15,9mm 0,18 Ø15mm 0,16
Ø16mm 0,18
Ø19,1mm 0,26 Ø18mm 0,24
Ø22,2mm 0,37 Ø22mm 0,35
Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de volgende vereisten: Zie de technische data voor meer informatie.

6.7.4 Koelmiddel vullen

Volg de stappen zoals hierna beschreven.
Koelmiddel vooraf vullen
1 Bereken de extra hoeveelheid bij te vullen koelmiddel met de in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina30 beschreven formule.
2 De eerste 10 kg extra koelmiddel kan vooraf worden gevuld met
de buitenunit uitgeschakeld:
Als Dan
De extra hoeveelheid koelmiddel is kleiner dan 10kg
De extra hoeveelheid koelmiddel is groter dan 10 kg
Voer stap 3~4 uit.
Voer stap 3~6 uit.
Als Dan
4a De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel wordt bereikt met de hiervoor beschreven
Sluit klep B en ontkoppel het verdeelstuk van de vloeistofleiding.
procedure om vooraf te vullen
4b De totale hoeveelheid
koelmiddel kon niet worden gevuld door vooraf te vullen
Sluit klep B, ontkoppel het verdeelstuk van de vloeistofleiding en voer stap 5~6 uit.
INFORMATIE
Als de totale bijgevulde hoeveelheid koelmiddel in stap 4 is bereikt (alleen door vooraf te vullen), schrijf dan de bijgevulde hoeveelheid koelmiddel op het bij de unit geleverde label van de bijgevulde hoeveelheid koelmiddel en kleef het op de achterkant van het voorpaneel.
Voer de testprocedure uit zoals beschreven in
"8Inbedrijfstelling"op pagina42.
Koelmiddel bijvullen
5 Sluit na het vooraf vullen, klep A aan op de koelmiddelvulpoort
en vul de resterende hoeveelheid via deze poort bij. Open alle afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A moet dicht blijven!
3 Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de
vloeistofafsluiter (open klep B) om vooraf te vullen zonder draaiende compressor. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit en klep A, C en D gesloten zijn.
OPMERKING
Bij het vooraf vullen wordt het koelmiddel alleen via de vloeistofleiding gevuld. Sluit klep C, D en A en ontkoppel het verdeelstuk van de gasleiding en de hogedruk-/ lagedrukgasleiding.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding g Afsluiter gasleiding h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding A Klep A B Klep B C Klep C D Klep D
(1) Alleen voor warmteterugwinningsstand.
(1)
OPMERKING
Sluit de vacuümpomp niet aan op de aanzuiggasafsluiter als de unit zal worden gebruikt in de warmtepompstand. Anders verhoogt het risico op defecten van de unit.
4 Doe een van de volgende zaken:
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Weegschaal b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) c Vacuümpomp d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
INFORMATIE
Bij een systeem met meerdere buitenunits moeten niet alle vulpoorten op een koelmiddelreservoir worden aangesloten.
Het koelmiddel wordt bijgevuld met ±22kg per uur bij een buitentemperatuur van 30°Cdroge bol of met ±6kg bij een buitentemperatuur van 0°Cdroge bol.
Als u bij een systeem met meerdere buitenunits sneller moet gaan, sluit u op elke buitenunit een koelmiddelreservoir aan.
OPMERKING
▪ De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in
de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig aan.
▪ Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het
deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
▪ Het kan ±10 minuten duren voordat de compressor
wordt gestart nadat de unit is beginnen werken voordat het koelmiddel gelijkmatig is verspreid. Dit is echter geen storing.
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te gebruiken:
6 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina37 en "8Inbedrijfstelling"op pagina42 zijn genomen.
7 Schakel de voeding van de binnenunits en de buitenunit in.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
= =
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d e
a
b
8 Stel de instelling van de buitenunit [2‑20]=1 in om te beginnen
met handmatig bijvullen van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2:
Lokale instellingen"op pagina40 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
9 Klep A kan worden geopend. De resterende hoeveelheid
koelmiddel kan worden bijgevuld.
10 Sluit klep A en druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel te stoppen zodra de resterende hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van koelmiddel opnieuw uit.
11 Voer de testprocedure uit zoals beschreven in
"8Inbedrijfstelling"op pagina42.
INFORMATIE
Na het vullen van koelmiddel:
▪ Schrijf de extra hoeveelheid koelmiddel op het
koelmiddellabel dat bij de unit is geleverd en kleef het op de achterkant van het voorpaneel.
▪ Voer de in "8 Inbedrijfstelling" op pagina 42
beschreven testprocedure uit.
INFORMATIE
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.

6.7.5 Controles na bijvullen van koelmiddel

▪ Zijn alle afsluiters open?
▪ Heeft u de hoeveelheid koelmiddel die is bijgevuld, opgeschreven
op het label voor de hoeveelheid koelmiddel?
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel (vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt, wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.

6.8 De waterleidingen aansluiten

6.8.1 Over het aansluiten van de waterleidingen

Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1 De waterleiding van de buitenunit aansluiten.
2 Het watercircuit vullen.
3 De waterleiding isoleren.

6.8.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.8.3 De waterleidingen aansluiten

6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul de label als volgt in:
a Koelwateruitlaat
b Koelwaterinlaat
Raadpleeg "5.4.2Vereisten voor de watercircuits"op pagina20 voor het juiste aanhaalmoment van de aansluitingen van de waterleiding.

6.8.4 Het watercircuit vullen

a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
1 Sluit de watertoevoerslang aan op de vulklep (zelf te voorzien).
2 Open de vulkraan.
3 Laat ALLEEN de pomp draaien en controleer of het
watercirculatiesysteem geen lucht bevat omdat anders de platenwarmtewisselaar zal bevriezen.
4 Controleer of het waterdebiet hoog genoeg is; anders zal de
platenwarmtewisselaar bevriezen. Meet eventueel waterdrukverlies voor en na het draaien van de pomp en controleer of het waterdebiet hoog genoeg is. Indien niet, leg dan de pomp onmiddellijk stil en los het probleem op.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 33
6 Installatie
B
i
a
b
f
c
f
e
g
d
c
h
j
ji
a
b
dd d
c
b g g
h h
c
fh
e
a
h
i
ff
ee
h
h
h h

6.8.5 De waterleidingen isoleren

De waterleiding buiten MOET worden geïsoleerd om condensatie tijdens het koelen en een afname van de verwarmings- en koelcapaciteit te voorkomen.
Zie "5.4.2Vereisten voor de watercircuits" op pagina20 voor meer informatie.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING

6.9 De elektrische bedrading aansluiten

Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.

6.9.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal het systeem niet werken.
OPMERKING
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de compressor defect raken.)
het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING

6.9.2 Lokale bedrading: Overzicht

In geval van warmteterugwinningsstand
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
In geval van warmtepompstand
a Lokale voeding (met aardlekbeveiliging) b Hoofdschakelaar c Aardingsaansluiting d Buitenunit e Binnenunit
f Gebruikersinterface g BS-unit h Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
i Onderbreker j Zekering
Voeding 3N~50Hz Voeding 1~50Hz Aardingsbedrading
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 m soms niet.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Lokale voeding (met aardlekbeveiliging) b Hoofdschakelaar c Aardingsaansluiting d Buitenunit e Binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34
6 Installatie
b
b
b
b
b
b
e
f
g
g
d
c
a a a
A
B
h
a a a
A
B
b
b
b
b
b
b
h
e
f
g
g
d
c
f Gebruikersinterface g Voedingsbedrading binnenunit (ommantelde kabel) (230V) h Transmissiebedrading (ommantelde kabel) (16V)
i Voedingsbedrading buitenunit (ommantelde kabel)
Voeding 3N~50Hz Voeding 1~50Hz Aardingsbedrading

6.9.3 Over elektrische bedrading

De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op minstens 25 mm van elkaar worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen (behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale leidingen.
Neem de volgende limieten in acht. Als de kabels tussen de units langer zijn, kan dit een storing in de transmissie veroorzaken:
Beschrijving Beperking
Maximale kabellengte 1000m
Totale kabellengte 2000m
Maximale lengte inter-unit-bedrading tussen buitenunits
Transmissiebedrading naar schakelaar koelen/verwarmen
Maximum aantal aftakkingen voor kabels tussen units
(a)
Maximum aantal autonome onderling aansluitbare systemen
(a) Een aftakking mag niet verder worden afgetakt (zie
afbeelding hierna).
30m
500m
16
10
In geval van warmteterugwinningsstand
a Buitenunit
b Binnenunit
c Hoofdleiding
d Aftakkingsleiding 1
e Aftakkingsleiding 2
f Aftakkingsleiding 3 g Een aftakking mag niet verder worden afgetakt h Centrale gebruikersinterface (enz.)
A Transmissiebedrading buiten/binnen B Transmissiebedrading master/slave
In geval van warmtepompstand
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
a Buitenunit
b Binnenunit + BS-unit
c Hoofdleiding
d Aftakkingsleiding 1
e Aftakkingsleiding 2
Gebruik voor de bedrading hierboven altijd vinyldraden van 0,75mm²-1,25 mm² met een mantel of kabels (2-aderig). 3-aderige kabels zijn alleen toegelaten voor de gebruikersinterface van de schakelaar koelen/verwarmen.
6.9.4 Transmissiebedrading routeren en
De transmissiebedrading kan alleen door de voorkant worden geleid. Maak de bedrading vast aan het bovenste montagegat.
f Aftakkingsleiding 3 g Een aftakking mag niet verder worden afgetakt h Centrale gebruikersinterface (enz.)
A Transmissiebedrading buiten/binnen B Transmissiebedrading master/slave
bevestigen
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 35
A1P
F1 F1F2 F2 Q1 Q2
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
A
A
Maak de bedrading vast aan de aangeduide plastic beugels (in de
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2
F1 F1F2 F2Q1Q2
g
e
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
A1P
Q1 Q2
A1P
Q1 Q2
A1P
a b c
d
f
F1 F2F1 F2 F1 F2 F1 F2
TO IN/D
UNIT
TO OUT/D
UNIT
TO IN/D
UNIT
TO OUT/D
UNIT
F1 F2 F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2
j
ii
hh
e
F1 F1F2 F2 Q1 Q2
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2 Q1 Q2
A1P
e
Q1 Q2
a
h
i
g
f
cb d
e f
b
a
f
c
d
f
e
f
fabriek voorzien).

6.9.5 Transmissiebedrading aansluiten

De bedrading van de binnenunits moet worden aangesloten op de klemmen F1⁠/⁠F2 (In-Out) op de printplaat in de buitenunit.
Aanhaalmoment voor de schroeven van de klemmen van de transmissiebedrading:
Schroefmaat Aanhaalmoment (N•m)
M3,5 (A1P) 0,8~0,96
6 Installatie
In geval van warmtepompstand
a Printplaat buitenunit (A1P) b Unit A (master-buitenunit) c Unit B (slave-buitenunit) d Unit C (slave-buitenunit) e Transmissie buitenunit/ander systeem (F1/F2)
f Transmissie buitenunit-buitenunit (Q1/Q2) g Binnenunit h Gebruik de geleider van een mantelkabel (2-dradig) (geen
polariteit)
i Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
▪ De bedrading tussen de buitenunits in hetzelfde leidingsysteem
moet worden aangesloten op de klemmen Q1/Q2 (Out Multi). Als de draden op de klemmen F1/F2 worden aangesloten, zal het systeem slecht werken.
▪ De bedrading voor de andere systemen moet worden aangesloten
op de klemmen F1/F2 (Out-Out) van de printplaat in de buitenunit waarop de bedrading tussen de binnenunits is aangesloten.
▪ De basisunit is de buitenunit waarop de onderlinge bedrading
tussen de binnenunits is aangesloten.

6.9.6 Transmissiebedrading voltooien

Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit, samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
In geval van warmteterugwinningsstand
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Unit A (master-buitenunit)
b Unit B (slave-buitenunit)
c Unit C (slave-buitenunit)
d Printplaat buitenunit (A1P)
e Transmissie master/slave (Q1/Q2)
f Transmissie buiten/binnen (F1/F2) g Transmissie buitenunit/ander systeem (F1/F2) h BS-unit
i Binnenunit
j VRV-binnenunit alleen koelen / Hydrobox-unit alleen
verwarmen
a Vloeistofleiding b Gasleiding c Afwerkingstape d Hogedruk-/lagedrukgasleiding e Transmissiebedrading (F1/F2)
f Isolatie

6.9.7 Voeding routeren en bevestigen

OPMERKING
Houd de aardingskabels op minstens 25 mm van de stroomdraden van de compressor. Anders kunnen andere units die op dezelfde aarding zijn aangesloten slecht werken.
De voedingsbedrading kan via de voorkant worden geleid. Voer de bedrading naar buiten via het bovenste montagegat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
6 Installatie
A1P
e
i
f
b
a
c
d
h
e
g
L1 L2 L2 N
a Voeding (380~415 V - 3N~50Hz OF 400V - 3N~60Hz)
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Aardingskabel
e Voedingsklemmenstrook
f Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK
op L3 en BLU op N
g Aardingsdraad (GRN/YLW). Draai de aardingskabel rond
de klem wanneer u hem aansluit.
h Bevestig de voedingskabel met een lokaal voorziene klem
op de beugel om te voorkomen dat er externe krachten op de aansluitklem worden uitgeoefend.
i Schotelring.
Meerdere buitenunits
Om de voeding voor meerdere buitenunits aan elkaar te verbinden, moeten ringankertongen worden gebruikt. Blote kabels mogen niet worden gebruikt.
In dat geval moet de standaard geïnstalleerde vulring worden verwijderd.
Bevestig beide kabels aan de voedingsaansluitklem zoals hieronder afgebeeld:

6.9.8 Voeding aansluiten

OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem onklaar raken.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
Aanhaalmoment van de klemschroeven:
Schroefmaat Aanhaalmoment (N•m)
M8 (klemmenblok voeding) 5,5~7,3
M8 (aarding)
OPMERKING
Aanbevelingen bij het aansluiten van de aarding:
Leg de aardingsdraad zodanig dat hij door de uitsparing in de schotelring loopt. (Een slechte aardingsaansluiting kan resulteren in een slechtwerkende aarding.)
Klem de voedingskabel met lokaal voorziene klemmen vast op de plastic beugel.
De groen en geel gestreepte draad mag alleen worden gebruikt voor de aarding (zie de afbeelding hierna).

6.9.9 Optionele bedrading aansluiten

Gebruik voor de optionele bedrading geïsoleerde kabels voor een nominale spanning van 250V of hoger en een minimale doorsnede van 1,25 mm² voor for éénaderige kabels en 0,75 mm² voor meeraderige kabels.
Variabel debiet
Het outputsignaal van het variabel debiet is een regelsignaal met lage spanning dat een output van 2~10V DC genereert, afhankelijk van het vereiste waterdebiet door de platenwarmtewisselaar. Zie
"5.4.4Over het waterdebiet"op pagina22 voor meer informatie.
OPMERKING
Het maximale uitgangsvermogen van het 2~10 V DC outputsignaal is 50 mW. Een hoger vermogen kan het systeem beschadigen.
Gebruik altijd afgeschermde kabels met een minimum doorsnede van 0,75 mm² met een lengte van maximaal 100m.
De regelleiding van de klep/pomp moet worden aangesloten op de X2M-connector in de elektrische schakelkast. Voorzie voor de aansluiting van de klep/pomp op de buitenunit ook een afzonderlijke 12VDC voeding (met een uitgangsvermogen van minstens 50mW) op de X2M-connector.
Sluit de klep/pomp aan op: X2M klem 2 en 3.
Sluit de elektrische voeding aan op X2M klem 1 en 3 (let op de polariteit).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 37
BLK
INTER LOCK
TW1INTW2
OUT
WHT
BLU
BLU
BLU
YLW
ORG
RED
BRN
+
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
X2M
+ –
2~10 V DC
12 V DC
a
b
X2M
a Klep/pomp
X3M
X3M
YLW
a b c d e
ORG
RED BRN BLU BLU WHT WHT BLK BLK
BLK
TW1INTW2
OUT
WHT
BLU
BLU
BLU
YLW
ORG
RED
BRN
0
10
+
-
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
X2M
b
a
X2M
X3M
X3M
YLW
a b
c d
e
ORG
RED BRN BLU BLU WHT WHT BLK BLK
b Elektrische voeding
OPMERKING
Voorzie een stromingsschakelaar voor uw watergekoeld VRV IV-systeem. Wanneer het systeem wordt gebruikt met een debiet onder de minimum vereiste, kan het schade oplopen.
Interlock
Er moet een stromingsschakelaar op het vergrendelingscircuit van de buitenunit worden aangesloten. Wanneer het systeem wordt gebruikt met een debiet onder de minimum vereiste, kan het schade oplopen. De stromingsschakelaar moet worden geïnstalleerd in het hoofdwatercircuit tussen de platenwarmtewisselaar en de gesloten klep. Neem een stromingsschakelaarcontact van minstens 15V DC, 1mA.
Sluit de stromingsschakelaar aan op: X2M klem 5 en 6.
Installeer in het geval van een systeem met meerdere buitenunits één of meerdere stromingsschakelaars, afhankelijk van de installatie van het watersysteem zodat het waterdebiet onder alle omstandigheden gegarandeerd blijft.
OPMERKING
Als de stromingsschakelaar in een systeem met variabel debiet wordt geïnstalleerd, dient u rekening te houden met de traagheid van de waterstroming. Als een systeem met variabel debiet wordt gebruikt, moet de stromingsschakelaarregeling door middel van de multifunctionele outputklem "b" aan de compressorwerking worden gekoppeld.
Anders komt het systeem in ongewenste "gedwongen thermo uit" omstandigheden.
Voorbeeld:

7 Configuratie

Algemene contactspecificaties: 220VAC, 3mA-0,5mA.
Om deze outputsignalen aan te sluiten, kiest u de overeenkomstige contacten in de X3M-klem in de onderstaande tabel:
AansluitklemFunctie
a Storing op afstandsbediening
b Compressorwerking
c Verwarmen
d Koelen
e Verzoek werking waterpomp
7 Configuratie

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
▪ Met behulp van de lekdetectiefunctie
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
a Relais (normaal gesloten) (lokaal te voorzien)
b Stromingsschakelaar (lokaal te voorzien)
Multifunctionele outputs
Deze RWEYQ*T9-reeks is uitgerust met 5 outputcontacten om de werking van de buitenunit te bewaken of op de buitenunit aangesloten lokaal voorziene apparatuur te triggeren.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

Om verder te gaan met de configuratie van het VRV IV­warmteterugwinningssysteem, is een input naar de printplaat van de unit vereist. In dit hoofdstuk vindt u informatie over manuele inputs door middel van de drukknoppen op de printplaat en de feedback op de 7-segmentendisplays.
De instellingen worden ingevoerd in de master-buitenunit.
Naast het uitvoeren van lokale instellingen, kunnen ook de actuele bedrijfsparameters van de unit worden bevestigd.
Drukknoppen
Speciale acties (automatisch koelmiddel vullen, proefdraaien, enz.) en lokale instellingen uitvoeren (vraagwerking, geluidsarm, enz.) gebeurt door middel van de drukknoppen.
Zie ook:
"7.2.2Componenten voor lokale instellingen"op pagina38
"7.2.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen" op
pagina38
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
Page 38
7 Configuratie
a b
BS1 BS2
DS1 DS2
BS3
X27A
a
b
c
PC-configurator
Voor een VRV IV-warmteterugwinningssysteem kunnen verschillende lokale instellingen ook bij de inbedrijfstelling worden ingesteld met behulp van een pc-interface (optie EKPCCAB vereist). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina42.
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1
(controle instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
Zie ook:
"7.2.4Stand 1 of 2 activeren"op pagina38
"7.2.5Gebruik van stand 1"op pagina39
"7.2.6Gebruik van stand 2"op pagina39
"7.2.7Stand 1: Controle instellingen"op pagina39
"7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina40

7.2.2 Componenten voor lokale instellingen

Plaats van de 7-segmentendisplays, knoppen en DIP-schakelaars:
Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale functies (bijv. 1-malige werking, instelling aftappen/vacumeren, instelling handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.
a Deksel schakelkast
b Hoofdprintplaat met 3 7-segmentendisplays en 3
drukknoppen
c Toegangsdeksel
Bedien de schakelaars en drukknoppen met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
Breng het inspectiedeksel weer aan op het deksel van de elektronische componentenkast en sluit het inspectiedeksel van het voorpaneel wanneer u klaar bent. Het voorpaneel van de unit moet gemonteerd zijn wanneer de unit wordt gebruikt. Instellingen zijn nog altijd mogelijk via de inspectieopening.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle buitenpanelen, behalve het servicedeksel van de kast met elektrische componenten, dicht zijn terwijl u werkzaamheden uitvoert.
Sluit het deksel van de kast met elektrische onderdelen goed voordat u de voeding inschakelt.

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en alle binnenunits in. Wanneer de communicatie tussen binnenunits en buitenunit(s) tot stand is gebracht en normaal is, ziet het 7-segmentendisplay er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus BS2 SET: Voor lokale instelling BS3 RETURN: Voor lokale instelling
DS1, DS2 DIP-schakelaars
a display met 7segmenten
b Drukknoppen

7.2.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

De drukknoppen op de printplaat en de 7-segmentendisplay(s) zijn toegankelijk zonder de volledige elektronische componentenkast te openen.
Voor toegang tot de drukknoppen kunt u het voorste inspectiedeksel op het voorpaneel verwijderen (zie afbeelding). U kunt nu het inspectiedeksel van het voorpaneel van de elektronische componentenkast openen (zie afbeelding). U ziet drie drukknoppen, drie 7-segmentendisplays en DIP-schakelaars.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
Stap Display
Bij het inschakelen: knippert zoals afgebeeld. De eerste controles van de voeding worden uitgevoerd (1~2min).
Geen problemen: brandt zoals afgebeeld (8~10min).
Klaar voor gebruik: blanco display zoals afgebeeld.
Aanduidingen 7-segmentendisplay:
Uit Knippert Aan
Wanneer het voorgaande na 12minuten niet kan worden bevestigd, dan kunt u de storingscode aflezen op de gebruikersinterface van de binnenunit en het 7-segmentendisplay van de buitenunit. Los de aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Toegang
BS1 wordt gebruikt om de gewenste stand te veranderen.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 39
7 Configuratie
Toegang Actie
Stand 1 Druk één keer op BS1.
Het 7-segmentendisplay verandert in:
Stand 2 Druk minstens 5 seconden op BS1.
Het 7-segmentendisplay verandert in:
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1. Het display keert terug naar de inactieve situatie (geen aanduiding op 7-segmentendisplays: blanco, zie "7.2.4Stand 1 of 2 activeren"op pagina38).

7.2.5 Gebruik van stand 1

Stand1 wordt gebruikt voor het instellen van basisinstellingen en het controleren van de staat van de unit.
Wat Hoe
Instellingen in stand1 veranderen
Afsluiten en terugkeren naar de beginstand
Voorbeeld:
Inhoud van parameter [1‑10] controleren (aantal op het systeem aangesloten binnenunits controleren).
[A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=1; B=10; C=waarde die willen te weten komen/controleren:
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de normale werking is (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
2 Druk één keer op BS1.
Gevolg: Stand1 wordt geactiveerd:
3 Druk 10 keer op BS2.
Gevolg: Stand1 instelling 10 wordt opgeroepen:
4 Druk één keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk
van de lokale situatie), is het aantal op het systeem aangesloten binnenunits.
Gevolg: Stand 1 instelling 10 wordt opgeroepen en geselecteerd; de weergegeven waarde is gecontroleerde informatie
5 Druk één keer op BS1 om de controlefunctie af te sluiten.
Gevolg: De standaardsituatie bij verzending van de fabriek wordt
hersteld.
Activeer stand1 (druk één keer op BS1) en selecteer de gewenste instelling. Druk hiervoor op BS2.
Druk één keer op BS3 om naar de waarde van de gewenste instelling te gaan.
Druk op BS1.
Wat Hoe
Instellingen in stand2 veranderen
Afsluiten en terugkeren naar de beginstand
Waarde van de geselecteerde instelling in stand2 veranderen
Voorbeeld:
Inhoud van parameter [2‑12] controleren.
[A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=2; B=12; C=waarde die willen te weten komen/veranderen
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de normale werking is (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
2 Druk meer dan 5seconden op BS1.
Gevolg: Stand2 wordt geactiveerd:
3 Druk 12 keer op BS2.
Gevolg: Stand2 instelling 12 wordt opgeroepen:
4 Druk 1 keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk van
de lokale situatie) is de staat van de instelling. In het geval van [2‑12] is de standaardwaarde "0"; dit betekent dat de functie niet geactiveerd is.
Gevolg: Stand 2 instelling 12 wordt opgeroepen en geselecteerd; de weergegeven waarde is de actuele instelling.
5 Druk op BS2 tot de gewenste waarde op het 7-
segmentendisplay verschijnt om de waarde van de instelling te veranderen. Druk vervolgens 1 keer op BS3 om de instelwaarde vast te leggen. Druk opnieuw op BS3 om te bevestigen en de werking met de gekozen instelling te beginnen.
6 Druk 2 keer op BS1 om de controlefunctie af te sluiten.
Gevolg: De standaardsituatie bij verzending van de fabriek wordt
hersteld.
Activeer stand2 (druk meer dan 5 seconden op BS1) en selecteer de gewenste instelling. Druk hiervoor op BS2.
Druk 1 keer op BS3 om naar de waarde van de gewenste instelling te gaan.
Druk op BS1.
▪ Activeer stand 2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de gewenste instelling. Druk hiervoor op BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te gaan.
▪ Stel de waarde van de geselecteerde
instelling in met BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 wanneer de
gewenste waarde is geselecteerd om de wijziging vast te leggen.
▪ Druk opnieuw op BS3 om de werking
te beginnen met de ingestelde waarde.

7.2.6 Gebruik van stand 2

Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden ingevoerd.
Stand2 wordt gebruikt voor het instellen van lokale instellingen van de buitenunit en het systeem.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04

7.2.7 Stand 1: Controle instellingen

[1‑0]
Geeft aan of de gecontroleerde unit een master-, slave1- of slave2­unit is.
Master, slave1 en slave2 zijn relevant bij systeemconfiguraties met meerdere buitenunits. De logica van de unit bepaalt welke buitenunit master, slave1 of slave2 is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
7 Configuratie
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden ingevoerd.
[1‑0] Beschrijving
Geen aanduiding Niet-gedefinieerde situatie.
0 Buitenunit is master-unit.
1 Buitenunit is slave 1-unit.
2 Buitenunit is slave 2-unit.
[1‑1]
Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
[1‑1] Beschrijving
0 Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
1 Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand 2. De geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door middel
van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op basis van
een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
[1‑2]
Geeft de status van de werking met stroomverbruikbegrenzing aan.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
[1‑2] Beschrijving
0 Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1 Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand 2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd door
middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd op basis
van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
[1‑5] [1‑6]
Geeft aan:
▪ [1‑5]: De actuele Te-streefparameterpositie aan.
▪ [1‑6]: De actuele Tc-streefparameterpositie aan.
[1‑13]
Geeft het totaal aantal aangesloten buitenunits aan (in geval van systeem met meerdere buitenunits).
Hiermee kunt u controleren of het totaal aantal geïnstalleerde buitenunits overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende buitenunits. Als dit niet het geval is, controleer dan best de communicatiebedrading tussen de buiten- en buitenunits (Q1/Q2­communicatieleiding).
[1‑17] [1‑18] [1‑19]
Geeft aan:
▪ [1‑17]: De recentste storingscode.
▪ [1‑18]: De op 1 na laatste storingscode.
▪ [1‑19]: De op 2 na laatste storingscode.
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle-instellingen nog controleren.
Zie "10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op
pagina 45 voor informatie over de inhoud of de reden van de
meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
[2‑8] Te-streefwaarde (°C)
1 3°C
2 (standaard) 6°C
3 7°C
4 8°C
5 9°C
6 10°C
7 11°C
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen zonder regeling met variabele koelmiddeltemperatuur (VRT).
[2‑9] Tc-streefwaarde (°C)
1 41°C
2 42°C
3 43°C
4 44°C
5 45°C
6 (standaard) 46°C
7 49°C
[2‑12]
Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen via externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd.
[2‑12] Beschrijving
0 (standaard) Gedeactiveerd.
1 Geactiveerd.
[2‑20]
Handmatig koelmiddel bijvullen.
Voer de volgende instelling uit om handmatig koelmiddel bij te vullen. Meer informatie over de verschillende manieren om koelmiddel bij te vullen in uw systeem vindt u in hoofdstuk
"6.7.2Over koelmiddel bijvullen"op pagina30.
[2‑20] Beschrijving
0 (standaard) Gedeactiveerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 41
7 Configuratie
[2‑20] Beschrijving
1 Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze functie niet werd afgebroken met een druk op BS3, dan legt de unit de functie stil na 30minuten. Als de vereiste hoeveelheid koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te activeren.
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden gevacumeerd.
[2‑21] Beschrijving
0 (standaard) Gedeactiveerd.
1 Geactiveerd.
Druk op BS3 om de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/vacumeren staan zolang u niet op BS3 drukt.
[2‑23]
Regeling met variabele koelmiddeltemperatuur (VRT)
[2‑23] VRT-regeling
0 (standaard) Actief zowel koelen als verwarmen
1 Actief alleen verwarmen
2 Actief alleen koelen
3 Gedeactiveerd
[2‑24]
Regeling waterpomp/klep.
Om het systeem met variabel debiet te activeren, stelt u de instelling in op de gepaste waarde.
[2‑24] Besturing waterpomp
0 (standaard) UIT
1 Elke unit heeft een pomp/klep
2 Eén pomp/klep per systeem
3 Elke unit heeft een pomp/klep (pomp is UIT
wanneer slave-unit niet draait)
[2‑30]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap 1) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap 1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑30] Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering)
1 60%
2 65%
3 (standaard) 70%
4 75%
5 80%
[2‑30] Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering)
6 85%
7 90%
8 95%
[2‑31]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap 2) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap 2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑31] Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering)
1 (standaard) 40%
2 50%
3 55%
[2‑32]
Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing (geen externe besturingsadapter vereist voor stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt toegepast als het systeem altijd met stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑32] Referentie begrenzing
0 (standaard) Functie niet actief.
1 Volgens instelling [2‑30].
2 Volgens instelling [2‑31].
[2‑50]
Instelling type zoutoplossing.
Verander deze instelling om het werkingsbereik aan de zoutoplossingzijde van de unit te vergroten.
▪ Normaal werkingsbereik aan de zoutoplossingzijde (standaard):
voor gebruik met water als warmtebronmedium.
▪ Uitgebreid werkingsbereik aan de zoutoplossingzijde (standaard):
voor gebruik met zoutoplossing als warmtebronmedium.
OPMERKING
Door deze instelling in te stellen op het uitgebreide werkingstype, moet u glycol (40%) als warmtebronmedium gebruiken om te voorkomen dat het circuit met de zoutoplossing of de unit opvriest (zie werkingsbereik). Gebruik in dat geval geen water!
[2‑50] Beschrijving
0 (standaard) Geen zoutoplossing: water. Uitgebreid bereik
niet mogelijk.
3 Gebruik zoutoplossing: glycol (40%).
Uitgebreid bereik mogelijk.
[2‑73]
Instelling regeling nul energieverspilling.
[2‑73] Beschrijving
0 (standaard) UIT
1 AAN (met voorrang voor koelcapaciteit)
2 AAN (met voorrang voor nul energieverspilling)
Regeling nul energieverspilling kan UIT zijn als in de machineruimte al een ventilatiesysteem of airconditioningsysteem voor andere faciliteiten is voorzien.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42

8 Inbedrijfstelling

X27A
a
b
c
2
345
H JS T
X27A
A1P
[2‑74]
Insteltemperatuur nul energieverspilling.
Als de binnentemperatuur van de unit hoger is dan de insteltemperatuur van nul energieverspilling, begint de regeling nul energieverspilling en wordt de unit afgekoeld.
[2‑74] Beschrijving
0 25
1 27
2 29
3 (standaard) 31
4 33
5 35
6 37
7 39
[2‑81]
Instelling koelcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
[2‑81] Instelling koelcomfort
0 Eco
1 (standaard) Gematigd
2 Snel
3 Krachtig
[2‑82]
Instelling verwarmcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
[2‑82] Instelling verwarmcomfort
0 Eco
1 (standaard) Gematigd
2 Snel
3 Krachtig

7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2 Proefdraaien.
3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
c Hoofdprintplaat buitenunit
8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina33 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 43
8 Inbedrijfstelling
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.5.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina23 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het bovenste voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Inspecteer het waterfilter op de inlaatleiding van de buitenunit. Maak het indien nodig schoon.
De leidingwerkzaamheden zijn overeenkomstig dit document en de geldende wetgeving uitgevoerd. Zorg ervoor dat de volgende componenten zich op de juiste plaats bevinden:
▪ waterfilter,
▪ ontluchtingsventiel,
▪ Automatische watertoevoerklep, en
▪ expansietank.
Watercircuit
Controleer of het watercircuit gevuld is.
Waterdebiet
Controleer of het berekende waterdebiet kan worden bereikt.

8.4 Over proefdraaien

De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
De controles van de leidinglengte en van de toestand van het koelmiddel worden niet uitgevoerd wanneer het systeem Hydrobox­units bevat.
▪ Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders
wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
▪ Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit (bijv. Hydrobox) voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen. Dit zijn evenwel geen storingen.

8.5 Proefdraaien

1 Sluit alle voorpanelen zodat u geen verkeerde besluiten trekt
(behalve het servicedeksel van de inspectieopening in de elektrische componentenkast).
2 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina37.
3 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
4 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 38. Druk minstens 5 seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44

9 Onderhoud en service

Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op het
display van de buitenunit wordt " " aangegeven en op de gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" aangegeven.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Controle hoeveelheid koelmiddel
Afpompen
Unit stop
Noot: Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
5 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay
(stilstand).
Abnormaal beëindigd
Aanduiding van storingscode op het 7­segmentendisplay.
Zie "8.6Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina44 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.

8.6 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de gebruikersinterface of het 7-segmentendisplay van de buitenunit staat. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.

8.7 Gebruik van de unit

Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit voor meer informatie.
9 Onderhoud en service
OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

9.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Platenwarmtewisselaar reinigen
▪ Koelmiddelaftapprocedure

9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

9.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding hieronder met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.

9.3 Onderhoud van de platenwarmtewisselaar

De prestaties van de platenwarmtewisselaar kunnen afnemen door kalkvorming. Wanneer het waterdebiet daalt, kan hij vorstschade oplopen. Daarom is het vereist om op regelmatige tijdstippen geprogrammeerd onderhoud uit te voeren om zo kalkvorming te voorkomen.
Voer de volgende inspecties uit aan het begin van het seizoen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 45

10 Opsporen en verhelpen van storingen

▪ test van de waterkwaliteit en volg de aanbevelingen van
"5.4.1Vereisten voor de waterkwaliteit"op pagina20
▪ maak het waterfilter schoon,
▪ controle van het waterdebiet,
▪ controle van de bedrijfsomstandigheden (bijv. druk, waterdebiet,
uitlaattemperatuur, …).

9.3.1 Reinigen van de platenwarmtewisselaar

De platenwarmtewisselaar kan niet worden gedemonteerd en gereinigd. Voer de volgende stappen uit.
Voorwaarde: Voorzie een aansluitpoort op de waterinlaat en de wateruitlaat en sluit een circulatiepomp aan tussen deze 2 poorten voor het reinigen met chemische producten.
Voorwaarde: Voorzie een afsluiter voor de aansluitpoort van de inlaatwaterleiding en een andere afsluiter na de aansluitpoort van de uitlaatwaterleiding.
Voorwaarde: Gebruik een oplossing met 5% verdund mierenzuur, citruszuur, oxaalzuur, azijnzuur of fosforzuur om kalk te verwijderen. Gebruik NOOIT zoutzuur, zwavelzuur of salpeterzuur aangezien zij sterk corrosief zijn.
1 Sluit de leiding voor circulatie van reinigingsproducten aan op
de inlaatleiding van de platenwarmtewisselaar.
2 Laat een reinigingsoplossing op een temperatuur van
50°C~60°C een tijdje in de platenwarmtewisselaar lopen.
3 Circuleer de oplossing 2~5 uur met een pomp. De vereiste tijd
voor het reinigen hangt af van de temperatuur van de reinigingsoplossing en de hoeveelheid kalk. U kunt de vooruitgang van het reinigen aflezen aan de verontreiniging van de reinigingsoplossing.
4 Laat na het circuleren van de reinigingsoplossing deze
oplossing uit de platenwarmtewisselaar lopen.
5 Vul de platenwarmtewisselaar met een oplossing van 1-2%
natriumhydroxide (NaOH) of natriumbicarbonaat (NaHCO3).
6 Circuleer deze oplossing gedurende 15-20 minuten om de
producten te neutraliseren.
7 Spoel de binnenkant van de platenwarmtewisselaar grondig uit
met vers schoon water.
8 Wanneer u een in de handel verkrijgbaar reinigingsproduct
gebruikt, controleer dan op voorhand dat het product roestvrij staal en koper niet corrodeert. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van het reinigingsproduct.
9 Controleer of de unit normaal kan werken.

9.4 Over de servicestand

Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina37 voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over vacumeren en aftappen.

9.4.1 Gebruik van de vacuümstand

1 Stel [2‑21]=1 bij de stilstaande unit.
Gevolg: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de
binnenunits en de buitenunit volledig geopend. Op het 7­segmentendisplay wordt dan aangegeven en op de gebruikersinterface van alle binnenunits TEST (proefdraaien)
en (externe besturing) en de werking is geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS3 om te stoppen met vacumeren.

9.4.2 Koelmiddel aftappen

Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
10 Opsporen en verhelpen van
storingen

10.1 Overzicht: Opsporen en verhelpen van storingen

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van problemen.
Het bevat informatie over:
▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen

10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost.
De op de buitenunit aangegeven storingscode bestaat uit een hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde informatie over de storingscode. De storingscode wordt intermitterend aangegeven.
Voorbeeld:
Code Voorbeeld
Hoofdcode
Subcode
De hoofdcode wordt op het display om de seconde afgewisseld door de subcode.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46

11 Als afval verwijderen

a
b
a
c
d
a
b
a
e
d
e
c
a
b
a
e
d
f
c
a
b
a
e
b
d
c
a
b
a
e
d
f
c
h
1
h
2
1500
500
F
(mm)
11 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

12 Technische gegevens

▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

12.1 Overzicht: Technische gegevens

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Ruimte voor onderhoud
▪ Leidingschema
▪ Bedradingsschema
INFORMATIE
Meer specificaties vindt u in de technische data.

12.2 Serviceruimte: Buitenunit

Er moet voldoende ruimte rond de unit zijn voor servicewerkzaamheden en de minimale ruimte voor ventilatie (zie de onderstaande afbeelding).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
F Voorzijde
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 47

12.3 Leidingschema: Buitenunit

A
C
D
BBB
SV
SV
SV
M
SV
SV
HPS
SV
SV
SENPH
SENPL
4D108945A
12 Technische gegevens
A Vulpoort
B Afsluiter (met servicepoort 7,9mm flare-aansluiting)
C Koelwaterinlaat
D Koelwateruitlaat
Vulpoort / Servicepoort
Filter
Terugslagklep
Drukveiligheidsklep
Elektromagnetische klep
Capillaire buis
Elektronische expansieklep
4-wegsklep
Propellerventilator
Poort (voor sensor)
Lage-/hogedruksensor
Hogedrukschakelaar
Olieafscheider
Accumulator
Compressor
Warmtewisselaar met dubbele buis
Vloeistofreservoir
Thermistor
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
Page 48

13 Over het systeem

15
**
/12.2
1

12.4 Bedradingsschema: Buitenunit

Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van het servicedeksel.
Te doorlopen zaken vooraleer de unit te starten
Engels Vertaling
Notes to go through before starting the unit
Symbols Symbolen
X1M Hoofdaansluitklem
1 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS3 en de DIP­schakelaars DS1+DS2.
2 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
3 Voor aansluiting van binnenunit-buitenunit F1-F2
transmissiebedrading, en buitenunit-buitenunit F1-F2 transmissiebedrading, zie de servicehandleiding.
Positie in schakelkast
Engels Vertaling
Position in switch box Positie in schakelkast
Legende
A1P Hoofdprintplaat
A2P Printplaat ruisfilter
A3P Inverter-printplaat
A4P Printplaat SUB
A8P Adapterprintplaat
A9P * Printkaart keuzeschakelaar koelen/
verwarmen
BS* (A1P) Drukknoppen (stand, instelling, terugkeren)
C* (A3P) Condensator
DS* (A1P) DIP-schakelaar
Te doorlopen zaken vooraleer de unit te starten
Aardingsbedrading
Draad nummer 15
Lokale draad
Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het model
Printplaat
E1HC Carterverwarming
F1S (A2P) Spanningsbeveiliging
F1U (A4P) Zekering (T, 3,15A, 250V)
F401U (A2P) Zekering (T, 6,3A, 250V)
F402U (A2P) Zekering (T, 6,3A, 250V)
F403U (A2P) Zekering (T, 6,3A, 250V)
F410U (A2P) Zekering (T, 63A, 600V)
F411U (A2P) Zekering (T, 63A, 600V)
F412U (A2P) Zekering (T, 63A, 600V)
F*U (A1P) Zekering (T, 3,15A, 250V)
HAP (A1P) Bedrijfs-led (servicecontrole – groen)
K1M (A3P) Magnetische contactgever
K*R (A*P) Magneetrelais
L*R Reactievat
M1C Motor (compressor)
M*F Motor (ventilator)
PS (A1P) Elektrische voeding
Q1DI # Aardlekschakelaar
Q1RP (A1P) Detectiecircuit voor fasenomkering
R* (A3P) Weerstand
R*T Thermistor
R*V (A2P) Varistor
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar (pers)
S1S Luchtregelschakelaar
S2S Schakelaar koelen/verwarmen
S3S Vergrendelschakelaar
SEG* (A1P) 7-segmentendisplay
T1A Lekstroomdetectiesensor
V1R (A3P) IGBT-voedingsmodule
V2R (A3P) Diodemodule
X66A Connector (schakelaar op afstand koelen/
verwarmen)
X*A Printplaatconnector
X*M Klemmenstrook
X*M (A*P) Klemmenstrook op printplaat
X*Y Connector
Y*E Elektronische expansieklep
Y*S Elektromagnetische klep
Z*C Ruisfilter (ferrietkern)
Z*F Ruisfilter
* Optioneel
# Lokaal te voorzien

Voor de gebruiker

13 Over het systeem
De binnenunit van het VRV IV-warmteterugwinningssysteem kan worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen. Het type binnenunit dat kan worden gebruikt hangt af van de reeks van de buitenunits.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 49

14 Gebruikersinterface

k
m
e
c
k l
e
e e
f h
b
a
k
l
c c
kkk
j
c
e
i
k
k
c
d
1
3
2
5
4
e
g
c
g
c
g g
h
g g
c c cd
f
e
i
j
b
a
c
gd
f
e
b
a
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.

13.1 Systeemlay-out

Systeem met warmteterugwinning
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX) g Gebruikersinterface h Draadloze gebruikersinterface
i Schakelaar op afstand om te schakelen tussen verwarmen
en koelen
j Aansluiting watersysteem
Watersysteem
a Unit b Aansluiting op koelmiddelsysteem c Waterleiding d Droogkoeler e Zoutoplossinglus
f Gesloten koeltoren g Boiler
14 Gebruikersinterface
VOORZICHTIG
Raak de interne delen van de controller nooit aan.
Verwijder het voorpaneel niet. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde
a Unit
b Koelmiddelleiding
Warmtepompsysteem
c BS-unit
d Multi-BS-unit
e VRV DX-binnenunit
f LT Hydrobox-unit g VRV-binnenunit alleen koelen h HT Hydrobox-unit
i EKEXV-kit
j AHU
k Gebruikersinterface
l Draadloze gebruikersinterface
m Aansluiting watersysteem
gebruikersinterface.

15 Voor het gebruik

WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
a Unit
b Koelmiddelleiding
c VRV DX-binnenunit
d LT Hydrobox-unit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
Page 50

16 Bediening

VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
▪ Verwarmen en koelen (lucht/water).
▪ Warm water voor huishoudelijk gebruik
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
16 Bediening

16.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directe­expansiebinnenunits op het VRV IV-systeem zijn aangesloten.
Voor Hydrobox-units of AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/ gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.

16.2 Gebruik van het systeem

16.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.

16.2.3 Over verwarmen

Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan de binnenunits.
Wanneer Dan
RWEYQ16~42 multi­modellen
RWEYQ8~14 enkelvoudige modellen
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit. (Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt, moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen apparatuur met een open vlam op plaatsen die blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Tijdens het ontdooien blijft de binnenunit op een lager peil verder verwarmen. Dit verzekert u van een aangenaam comfortniveau binnen.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te ontdooien.

16.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking

▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" staat (zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "16.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina52.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen storing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50

16.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 51
16 Bediening
a
b
1
1
1
1
1
1
1

16.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen
ventileren of op voor koelen of verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
Koelen
Verwarmen
voor koelen
Alleen ventileren
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).

16.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "16.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
(ontvochtigen).

16.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en luchtstroomrichting.

16.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

16.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma

▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling (minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface).
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "16.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.

16.4 Luchtstroomrichting instellen

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
Page 52

17 Energie besparen en optimale werking

16.4.1 Over de luchtstroomklep

Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het display.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische en gewenste stand .
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie. (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand . Anders kan er zich vocht of stof gaan afzetten op het plafond of op de klep.

16.5 Master-gebruikersinterface instellen

16.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen

Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slave­gebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de master­gebruikersinterface.

16.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX en Hydrobox)

1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde buitenunit aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is ingesteld als master-gebruikersinterface en
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).

16.6 Over besturingssystemen

Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen. Controleer het volgende als uw unit met één van die besturingssystemen is uitgerust:
Type Beschrijving
Groepsbesturing 1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits. Alle binnenunits krijgen dezelfde instelling.
Besturing met 2 gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de instelling van groepsbesturing en besturing met 2 gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
2 gebruikersinterfaces besturen 1 binnenunit (bij groepsbesturing is dit 1 groep van binnenunits). De unit wordt individueel bestuurd.
17 Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm niet te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats nooit voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan dit een verminderd effect of een uitval veroorzaken.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 m
van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats geen voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit VRV IV-warmteterugwinningssysteem is uitgerust met een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 53

18 Onderhoud en service

parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen energieverbruik en comfort te bereiken.

17.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.

17.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig
▪ Snel
▪ Gematigd
▪ Eco
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.

18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.
INFORMATIE
Een combinatie van de Automatische stand met Hydrobox­toepassingen kan interessant zijn. Het effect van de energiespaarfunctie kan heel beperkt zijn wanneer een lage/hoge (koelen/verwarmen) temperatuur van het uittredend water wordt gevraagd.
18 Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04

18.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"16.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking"op pagina50 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
Page 54
18 Onderhoud en service
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.

18.3 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWP­waarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.

18.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli

De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de garantieperiode van de onderdelen.
Onderdeel Inspectiecy
clus
Elektromotor 1 jaar 20.000 uur
Printplaat 25.000 uur
Warmtewisselaar 5 jaar
Sensor (thermistor, enz.) 5 jaar
Gebruikersinterface en schakelaars
Lekbak 8 jaar
Expansieklep 20.000 uur
Magneetklep 20.000 uur
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur

18.4 Dienst-na-verkoop en garantie

18.4.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

18.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter zijn dan vermeld.

18.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 55

19 Opsporen en verhelpen van storingen

▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
Onderdeel Inspectiec
yclus
Luchtfilter 1 jaar 5 jaar
Filter met hoog rendement 1 jaar
Zekering 10 jaar
Carterverwarming 8 jaar
Onderdelen onder druk Neem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
19 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel voor alleen ventileren, maar stopt meteen bij het verwarmen of koelen.
Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de gebruikersinterface staat. (Zie
"18Onderhoud en service"op pagina53
en "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen om te voorkomen dat er wind binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het koelen. Controleer of de warmtebron in de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.

19.1 Storingscodes: Overzicht

Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het display van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk van het niveau van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop drukken om de code terug te stellen. Vraag anders advies aan uw installateur.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
Page 56
19 Opsporen en verhelpen van storingen

19.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

19.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

19.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden omgeschakeld

(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening. Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is geïnstalleerd.

19.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en verwarmen werken niet

Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer klaar is.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom.

19.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit)

Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.

19.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten

De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.

19.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit)

▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de kring rondgestuurd.

19.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling

De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.

19.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling

De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.

19.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)

▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken. Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.

19.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.

19.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (buitenunit)

De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de frequentiewijziging.

19.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.

19.2.13 Symptoom: De units geven een geur af

De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 57

20 Verplaatsen

19.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

19.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"

Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit duurt 1minuut.

19.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt niet na een korte verwarmingscyclus

Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na 5 tot 10 minuten stoppen.

19.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt

De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan starten.

19.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de binnenunit gestopt is

Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
20 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.

21 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

22 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner 4P452191-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
57
Page 58
Page 59
Page 60
4P452191-1 0000000K
Copyright 2017 Daikin
4P452191-1 2017.04
Loading...