Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk
afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een
scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig
symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een
bepaalde concentratie.
Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.
1.3Voor de installateur
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale
mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien
ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van
het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen
niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 7
2 Over de documentatie
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 m soms
niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8
3 Over de doos
d
b
d
a
c
21
3
4×
3
1
2
4
2×
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en behandeling van de buitenunit
▪ Accessoires van de unit verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor
te voorkomen.
▪ Kies van tevoren de weg waarlangs de unit naar binnen moet
worden getransporteerd.
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 5 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd
beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit
beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
a Verpakkingsmateriaal
b Draagband
c Opening
d Beveiliging
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht
van de unit goed kan dragen.
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
de pallet blijft zoals hiervoor afgebeeld.
3.2De buitenunit uitpakken
Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
3.3Accessoires van de buitenunit
verwijderen
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 9
4 Over de units en opties
1×1×1×1×1×
abcde
1×1×1×1×
fghi
Øa
Øb
Øc
Ød
Øa
Øb
Øc
Ød
Øa
Øb
Øc
Ød
2
2
3
5
1
(12.3 N·m)
Controleer of alle accessoires in de unit zitten.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
c Label hoeveelheid extra koelmiddel
d Informatiesticker installatie
e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
g Zak met leidingaccessoires
h Slang
i Waterfilter
3.4Accessoireleidingen: Diameters
Accessoireleidingen
(mm)
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting langs
voorkant
(a)
HPØaØbØcØd
812,712,712,79,5
10
1212,7
14
3.5Transportbeveiliging verwijderen
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging van de compressor moet worden verwijderd.
Deze is geïnstalleerd onder de compressorpoot en beschermt de
unit tijdens het transport. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna
beschreven.
1 Verwijder de bout.
2 Hef de isolatie op om bij de montagebout van de compressor te
kunnen.
3 Draai de montagebout een beetje los.
4 Verwijder de transportbeveiliging zoals hieronder afgebeeld.
5 Draai de montagebout vast met een aanhaalmoment van
12,3N•m.
▪ Aansluiting langs
bovenkant
Gasleiding
▪ Aansluiting langs
voorkant
(a)
825,425,425,419,1
1022,2
1228,6
14
▪ Aansluiting langs
bovenkant
Hogedruk-/
Lagedrukgasleiding
▪ Aansluiting langs
voorkant
(a)
825,425,425,415,9
1019,1
12
1422,2
▪ Aansluiting langs
bovenkant
(a) Soldeer de rechte accessoireleiding op de L-vormige
accessoireleiding om de juiste diameter voor de aansluiting
van de lokale leidingen te bekomen (voor aansluiting langs
voorkant).
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd
▪ Welke buitenunits als autonome units moeten worden gebruikt, en
welke buitenunits kunnen worden gecombineerd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10
4 Over de units en opties
k
m
e
c
kl
e
ee
fh
b
a
k
l
cc
kkk
j
c
e
i
k
k
c
d
1
3
2
5
4
e
g
c
g
c
gg
h
gg
cccd
f
e
i
j
b
a
4.2Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: RW E Y Q 8 T9 Y1 B [*]
CodeVerklaring
RWWatergekoeld
EWarmtepompsysteem
YSysteem met warmteterugwinning
QKoelmiddeltype R410A
8Capaciteitsklasse
T9Modelreeks
Y1Elektrische voeding
BEuropese markt
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
4.4Systeemlay-out
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op
pagina11 voor meer informatie.
Systeem met warmteterugwinning
4.3Over de buitenunit
Deze montagehandleiding gaat over de watergekoelde VRV IVsysteem airconditioner. De unit is volledig aangedreven door inverter
en kan worden gebruikt om te koelen, als warmtepomp en voor
toepassingen met warmteterugwinning.
Verkrijgbare modellen:
ModelBeschrijving
RWEYQ8~14Warmteterugwinningsmodel voor
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de
geselecteerde unit. Dit wordt in deze montagehandleiding
aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde
modellen.
Deze units zijn bedoeld voor installatie binnenshuis en zijn bedoeld
voor warmtepomptoepassingen, waaronder water/lucht- en water/
watertoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als
enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 45 kW en de koelcapaciteit van
22,4 tot 40 kW. Bij combinaties met meerdere buitenunits kan de
verwarmingscapaciteit gaan tot 135kW en tot 120kW voor koelen.
De unit is ontworpen om te verwarmen bij een binnentemperatuur
van 15°CWB tot 27°CWB en te koelen bij een binnentemperatuur
van 21°CDB tot 32°CDB of 14°CWB tot 25°CWB.
De omgevingstemperatuur rond de unit moet meer dan 0°CDB en
minder dan 40°C DB bedragen. De relatieve vochtigheid rond de
unit moet minder dan 80% bedragen.
De watertemperatuur aan de waterinlaat van de unit moet tussen
10°C en 45°C liggen. De ondergrens is uitbreidbaar tot –10°C
(verwarmingsstand) wanneer de instelling van het type
zoutoplossing [2‑50] op gebruik met zoutoplossing als
warmtebronmedium is ingesteld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
enkelvoudig of meervoudig gebruik
a Unit
b Koelmiddelleiding
c BS-unit
d Multi-BS-unit
e VRV DX-binnenunit
f LT Hydrobox-unit
g VRV-binnenunit alleen koelen
h HT Hydrobox-unit
i EKEXV-kit
j AHU
k Gebruikersinterface
l Draadloze gebruikersinterface
m Aansluiting watersysteem
Warmtepompsysteem
a Unit
b Koelmiddelleiding
c VRV DX-binnenunit
d LT Hydrobox-unit
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface
h Draadloze gebruikersinterface
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 11
4 Over de units en opties
c
gd
f
e
b
a
i Schakelaar op afstand om te schakelen tussen verwarmen
en koelen
j Aansluiting watersysteem
Watersysteem
a Unit
b Aansluiting op koelmiddelsysteem
c Waterleiding
d Droogkoeler
e Zoutoplossinglus
f Gesloten koeltoren
g Boiler
4.5Units en opties combineren
4.5.1Over combinaties van units en opties
OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de
watergekoelde VRV IV om zeker te zijn dat uw
systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het watergekoelde VRV IV-systeem kan met verschillende types
binnenunit worden gecombineerd en is uitsluitend bedoeld voor
gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de
productcatalogus voor VRV IV.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van
binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De
combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buitenbinnen, gebruik van één buitenunit, gebruik van meerdere
buitenunits, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de
technische data.
4.5.2Mogelijke combinaties van binnenunits
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-warmteterugwinningssysteem. Deze lijst
is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de
buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
Zie "5.3.5 Enkelvoudige buitenunits en standaard combinaties met
meerdere buitenunits"op pagina17 voor meer informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
c
be
(mm)
≥1500
≥1000
≥1000
≥1000
≥1500
≥1500
≥1500
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te
regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
BeschrijvingModelnaam
Omschakelaar koelen/
KRC19-26A
verwarmen
Printplaat omschakelen koelen/
BRP2A81
verwarmen
Met optionele montagekast voor
KJB111A
de schakelaar
INFORMATIE
De keuzeschakelaar koelen/verwarmen kan alleen worden
gebruikt wanneer het koelmiddelsysteem als
warmtepompsysteem is geconfigureerd.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale
besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt.
Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor
geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen
worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie
is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor
communicatie met de buitenunit. De software van de
gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Deze apparatuur is conform Klasse A van EN55032/
CISPR 32. In een residentiële omgeving kan deze
apparatuur radiostoringen veroorzaken.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
5Voorbereiding
5.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Waterleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
5.2De installatieplaats voorbereiden
5.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Installeer de unit in een vochtvrije machineruimte. De unit is
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
buitenunit geïnstalleerd wordt
luchtcirculatie.
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
ventilatieopeningen.
uitsluitend ontworpen voor gebruik binnenshuis.
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de
wetgeving ter zake.
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de
toegestane veiligheidslimiet te houden wanneer zich een
koelmiddellek zou voordoen. Zie "Over voorzorgsmaatregelen
voor koelmiddellekken"op pagina13.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 13
5 Voorbereiding
b
a
a
b
VOORZICHTIG
Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten
ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat
in de constructie water komt te staan.
▪ Installeer de afvoerleiding om voor een goede afvoer te zorgen,
en isoleer de leiding om condensvorming te voorkomen. Het op
verkeerde wijze aanleggen van de afvoer kan waterlekkage
binnenshuis en schade aan eigendommen tot gevolg hebben.
5.2.2Voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
Over voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid
garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale
reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale
reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een
volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin
moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot
genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van
koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het
systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen
en normen ter zake.
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met één unit
(hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld
voordat het de fabriek verlaat).
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel).
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het systeem.
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig
onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de
hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk
afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m³) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van
(D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte:
DAls er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
EAls de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is
om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de
maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan
de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus
zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m³ (het gewicht in kg van
het koelgas in 1m³ volume van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal
toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare
concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A
beperkt tot 0,44kg/m³.
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen,
zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de
onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om
eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) voor elk systeem
afzonderlijk.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet
de afmeting van de openingen boven en onder de deur
gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het
vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat
van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal
toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de
ruimte ernaast worden voorzien.
Formule:F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het koelmiddelsysteem.
G Volume (m³) van de kleinste ruimte met een binnenunit.
H Maximale concentratie (kg/m³).
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het totale volume van de
ruimte waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast.
Voorzie ventilatieopeningen in andere deuren van de ruimtes
ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal
toelaatbare concentratie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
A
BBB
C
DF
G
E
x
y
b
a
3
1245
A
BBB
C
DE
E
x
y
b
a
4
3
12
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer
R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen
aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de
afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Ø leidingHardheidsgraad van leidingmateriaal
≤15,9mmO (gegloeid)
≥19,1mm1/2H (halfhard)
5.3.2Leidingmaat selecteren
INFORMATIE
Selecteer de juiste leidingmaat voor de stand van uw
systeem. Er zijn 2 mogelijke standen:
▪ warmtepomp,
▪ warmteterugwinning.
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de
afbeelding (alleen als referentie).
In geval van warmtepompstand
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BP-box
4,5 RADX-binnenunit
a,b Binnenaftakkit
x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
In geval van warmteterugwinningsstand
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor
R410A moet overeenstemmen met de waarden in de
onderstaande tabel.
Ø leidingMinimale dikte t
6,4mm/9,5mm/12,7mm0,80mm
15,9mm0,99mm
19,1mm/22,2mm0,80mm
28,6mm0,99mm
34,9mm1,21mm
41,3mm1,43mm
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten)
gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal
te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina30.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BS-unit
4 VRV-binnenunit alleen koelen
A~E Leiding
a,b Binnenaftakkit
x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste)
koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
In geval van warmtepompstand
Type capaciteit
buitenunit (HP)
819,19,5
1022,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 15
5 Voorbereiding
a
e
b
c
d
Type capaciteit
buitenunit (HP)
12~1628,612,7
18~2215,9
2434,9
26~3419,1
36~4241,3
In geval van warmteterugwinningsstand
Type capaciteit
buitenunit (HP)
5~89,519,115,9
1022,219,1
1212,728,6
14~1622,2
1815,9
20~2228,6
2434,9
26~3419,1
3641,3
38~4234,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
VloeistofleidingAanzuiggasl
eiding
Hogedruk-/
lagedrukgasl
eiding
D: Leiding tussen koelmiddelaftakkits of
koelmiddelaftakkit en BS-unit
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van
de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de
koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van
het systeem.
In geval van warmtepompstand
Capaciteitsindex
binnenunit
<15015,99,5
150≤x<20019,1
200≤x<29022,2
290≤x<42028,612,7
420≤x<64015,9
640≤x<92034,919,1
≥92041,3
In geval van warmteterugwinningsstand
Capaciteitsindex
binnenunit
<1509,515,912,7
150≤x<20019,115,9
200≤x<29022,219,1
290≤x<42012,728,6
420≤x<64015,928,6
640≤x<92019,134,9
≥92041,3
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=[capaciteitsindex van unit 1]
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
VloeistofleidingAanzuiggasl
eiding
Hogedruk-/
lagedrukgasl
eiding
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=[capaciteitsindex van unit
1]+[capaciteitsindex van unit 2]
E: Leiding tussen koelmiddelaftakkit of BS-unit en
binnenunit
Voor warmtepompstand en warmteterugwinningsstand
De leidingdiameter voor directe aansluiting op de binnenunit moet
dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de
binnenunit.
Capaciteitsindex
binnenunit
15~5012,76,4
63~14015,99,5
20019,1
25022,2
▪ Zie de onderstaande tabel wanneer een grotere leidingmaat is
vereist.
a Buitenunit
b Hoofdleidingen
c Vergroten
d Eerste koelmiddelaftakkit
e Binnenunit
HP-klasseBuitendiameter vloeistofleiding (mm)
5~89,5 → 12,7
10
12+1412,7 → 15,9
16
18~2215,9 → 19,1
24
26~3419,1 → 22,2
36~42
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
Vergroot
F: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
Warmtepompstand in geval van één buitenunit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de BP-unit
moet gebaseerd zijn op de totale capaciteit van de aangesloten
binnenunits (alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten).
Totale
capaciteitsindex
van aangesloten
binnenunits
20~6212,76,4
63~14915,99,5
150~20819,1
Voorbeeld:
Stroomafwaartse capaciteit voor F=[capaciteitsindex van unit
4]+[capaciteitsindex van unit 5]
Buitendiameter leiding (mm)
GasleidingVloeistofleiding
G: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Warmtepompstand in geval van één buitenunit
Alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
Page 16
5 Voorbereiding
Capaciteitsindex
binnenunit
Buitendiameter leiding (mm)
GasleidingVloeistofleiding
20, 25, 309,56,4
5012,7
609,5
7115,9
5.3.3Koelmiddelaftaksets selecteren
Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina14.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de
volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld:
refnet-verbinding a).
Type capaciteit
buitenunit (HP)
8~10KHRQ22M29T9KHRQ23M29T9
12~22KHRQ22M64TKHRQ23M64T
24~42KHRQ22M75TKHRQ23M75T
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakkit op basis
van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de
eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Capaciteitsindex
binnenunit
<200KHRQ22M20TKHRQ23M20T
200≤x<290KHRQ22M29T9KHRQ23M29T9
290≤x<640KHRQ22M64TKHRQ23M64T
≥640KHRQ22M75TKHRQ23M75T
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex
binnenunit
<200KHRQ22M29HKHRQ23M29H
200≤x<290
290≤x<640KHRQ22M64H
≥640KHRQ22M75HKHRQ23M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9mm of
groter is, is KHRQ22M75H vereist.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
▪ Keuze van een leidingkit voor aansluiting van meerdere
buitenunits. Kies uit de volgende tabel volgens het aantal
buitenunits.
Aantal buitenunitsNaam aftakset
2BHFQ22P1007
3BHFQ22P1517
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met
R410A.
2 leidingen3 leidingen
2 leidingen3 leidingen
2 leidingen3 leidingen
(a)
KHRQ23M64H
(a)
5.3.4Over de leidinglengte
Zorg ervoor dat de lengte van de leidingen de maximaal toegestane
leidinglengte niet overschrijdt. Dit geldt ook voor het hoogteverschil
en de leidinglengte na de aftakking. In de hiernavolgende
hoofdstukken worden 6 gevallen beschreven ter illustratie van de
vereisten inzake de leidinglengte. Zij beschrijven zowel standaard
als niet-standaard combinaties van buitenunits.
Definities
TermDefinitie
Reële leidinglengteLeidinglengte tussen buitenunit
binnenunits
Equivalente
leidinglengte
Leidinglengte tussen buitenunit
binnenunits, inclusief de equivalente lengte
van de leidingaccessoires
Totale leidinglengteTotale leidinglengte, van de buitenunit naar
alle binnenunits
(a) Als het systeem een installatie met meerdere buitenunits
is, meet dan opnieuw "de eerste aftakking van de
buitenunit gezien vanuit de binnenunit".
Equivalente lengte van de leidingaccessoires
AccessoireEquivalente lengte
Refnet-verbinding0,5m
Refnet-verdeler1m
Enkelvoudige BS1Q100~1604m
Enkelvoudige BS1Q256m
Multi-BS4~16Q144m
Toegestaan hoogteverschil
TermDefinitieAfstand
Reële leidinglengte Leidinglengte tussen
buitenunit
Equivalente
leidinglengte
Leidinglengte tussen
(b)
buitenunit
Totale leidinglengte Totale leidinglengte van de
buitenunit
(a)
en binnenunits
(a)
en binnenunits
(a)
naar alle
binnenunits
H1Hoogteverschil tussen buiten-
en binnenunits
H2Hoogteverschil tussen
binnenunits
H3Hoogteverschil tussen
buitenunits
H4Hoogteverschil tussen
buitenunit en BP-unit.
H5Hoogteverschil tussen BP-
units
H6Hoogteverschil tussen BP-
unit en RA DX-binnenunit
H7Hoogteverschil tussen
EKEXV‑kits en AHU-units
(a) Als de systeemcapaciteit een installatie met meerdere
buitenunits is, meet dan opnieuw "de eerste aftakking van
de buitenunit gezien vanuit de binnenunit".
(b) Het toegestane hoogteverschil bedraagt 50m wanneer de
buitenunit hoger dan de binnenunit staat, en 40m wanneer
de buitenunit lager dan de binnenunit staat.
(c) Als de buitenunit alleen op VRVDX-binnenunits is
aangesloten, kan het hoogteverschil tussen de binnenunits
(H2) worden vergroot tot 30m. In alle andere gevallen is
H2 beperkt tot 15m.
(a)
en
(a)
en
165m
190m
300m
50/40m
15m
30m
5m
40m
15m
5m
5m
(b)
(c)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 17
5 Voorbereiding
a
4
H1
H2
H3
H2
H7
H2
a
b
b
c
d
62
5
1
3
a
4
H1
H2
H3
H2
H2
a
a
b
b
c
62
5
1
3
AlsDan
De buitenunit staat
hoger dan de
binnenunits
De buitenunit staat
lager dan de
binnenunits
▪ Minimum aansluitverhouding: 80%
▪ Gebruik een grotere leidingmaat voor de
vloeistofleiding (zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren" op pagina 14 voor meer
informatie)
▪ Activeer de instelling van de buitenunit.
Raadpleeg de servicehandleiding voor
meer informatie.
▪ De minimum aansluitverhouding hangt af
van het hoogteverschil tussen de buitenen binnenunits:
▪ 40~60m: 80%
▪ 60~65m: 90%
▪ 65~80m: 100%
▪ 80~90m: 110%
▪ Gebruik een grotere leidingmaat voor de
vloeistofleiding (zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren" op pagina 14 voor meer
informatie)
▪ Activeer de instelling van de buitenunit.
Raadpleeg de servicehandleiding voor
meer informatie.
▪ Geen technische koeling
LeidingMaximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
165m/190m
laatste leidingaftakking voor meerdere
buitenunits (1+2+6, 1+3, 1+2+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (3,
40m/—
2+6, 2+5)
In het geval van een installatie met
10m/13m
meerdere buitenunits: langste leiding van
de buitenunit naar de laatste
leidingaftakking voor meerdere buitenunits
(4)
Totale leidinglengte (1+2+3+4+5+6)300m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en Hydrobox-units
(a)
5.3.5Enkelvoudige buitenunits en standaard
combinaties met meerdere buitenunits
In geval van warmtepompstand
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en
luchtbehandelingsunits
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c LT Hydrobox-unit
LeidingMaximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
120m/140m
laatste leidingaftakking voor meerdere
buitenunits (1+2+6, 1+3, 1+2+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (3,
40m/—
2+6, 2+5)
In het geval van een installatie met
10m/13m
meerdere buitenunits: langste leiding van
de buitenunit naar de laatste
leidingaftakking voor meerdere buitenunits
(4)
Totale leidinglengte (1+2+3+4+5+6)300m/—
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
5 Voorbereiding
2
3
1
4
6
H1
H2
H2
H6
H5
H2H4
H6
b
a
b
c
d
d
c
57
a
H3
12
H1
H2
H4
3
4
b
b
b
c
d
e
d
e
f
f
5
a
H7
Aansluiting met alleen VRV DX- en RA DX-binnenunits
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c RADX-binnenunit
d BP-box
(1)
In geval van warmteterugwinningsstand
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en
luchtbehandelingsunits
(1) Deze aansluiting is alleen toegelaten bij een installatie met
één buitenunit.
LeidingMaximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
100m/120m
laatste leidingaftakking voor meerdere
buitenunits (1+2, 1+3+4, 1+3+5+6,
1+3+5+7)
Langste leiding na de eerste aftakking
(3+4, 3+5+6, 3+5+7)
Totale leidinglengte (1+2+3+4+5+6+7+8+9)250m/—
Tussen BP-unit en binnenunit:
Capaciteitsindex binnenunitLeidinglengte
<602~15m
602~12m
712~8m
Opmerking: Minimaal toegestane lengte tussen buitenunit en
eerste koelmiddelaftakkit moet groter zijn dan 5m (bijv. a>5m).
Als de leidinglengte tussen de eerste aftakking en de BP-unit of VRV
DX-binnenunit meer dan 20m is, moet de diameter van de gas- en
vloeistofleidingen tussen de eerste aftakking en de BP-unit of VRV
DX-binnenunit worden vergroot. Als de leidingdiameter van de
vergrote leiding groter is dan de diameter van de leiding voor de
eerste aftakkit, dan is voor deze laatste ook een grotere vloeistof- en
gasleiding vereist.
40m/—
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d BS-unit
e EKEXV-kit
f AHU
LeidingMaximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
165m/190m
laatste leidingaftakking voor meerdere
buitenunits (1+2, 1+3, 1+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (2, 3,
40m/—
5)
In het geval van een installatie met
10m/13m
meerdere buitenunits: langste leiding van
de buitenunit naar de laatste
leidingaftakking voor meerdere buitenunits
(4)
Totale leidinglengte300m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
(a)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 19
5 Voorbereiding
H3
12
H1
H2
35
4
a
b
b
c
d
e
H3
15
H1
H2
32
4
a
bb
c
d
b
b
a
b
a
b
a
b
a
b
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en Hydrobox-units
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d LT Hydrobox-unit
e HT Hydrobox-unit
LeidingMaximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
120m/140m
laatste leidingaftakking voor meerdere
buitenunits (1+2, 1+3, 1+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (2, 3,
40m/—
5)
In het geval van een installatie met
10m/13m
meerdere buitenunits: langste leiding van
de buitenunit naar de laatste
leidingaftakking voor meerdere buitenunits
(4)
Totale leidinglengte300m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
Aansluiting met alleen VRV DX-binnenunits
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d Eén BS-unit
LeidingMaximumlengte
(reëel/equivalent)
Langste leiding van de buitenunit of de
(a)
laatste leidingaftakking voor meerdere
buitenunits (1+2, 1+3, 1+5)
Langste leiding na de eerste aftakking (2, 3,
165m/190m
40m/—
(a)
5)
In het geval van een installatie met
10m/13m
meerdere buitenunits: langste leiding van
de buitenunit naar de laatste
leidingaftakking voor meerdere buitenunits
(4)
Totale leidinglengte300m/—
5.3.6Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs
▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de
leidingen blijft staan.
b Leiding tussen buitenunits
X Niet toegelaten (olie blijft achter in de leiding)
O Toegelaten
▪ Als de leiding tussen de leidingkit voor aansluiting van de
buitenunit of tussen de buitenunits langer dan 2 m is, moet de
gasleiding 200 mm of meer oplopen over een lengte van 2 m
vanaf de leidingkit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
5 Voorbereiding
≥200 mm
≤2 m
b
a
≤2 m≤2 m
≥200 mm
≥200 mm
>2 m>2 m
b
a
acb
ABC
▪ Voor de gasleiding (zowel afvoer- als aanzuiggasleidingen in het
geval van een systeem met warmteterugwinning) na de aftakking,
installeer een sifon van 200 mm of meer met behulp van de
leiding van de leidingkit voor aansluiting van de buitenunit. Anders
kan er koelmiddel blijven staan in de leiding, en kan de buitenunit
schade oplopen.
AlsDan
≤2m
>2m
5.4De waterleidingen voorbereiden
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de
installatie beperkingen op de volgorde van de
aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits.
Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit
van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende
beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunits
b Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(tweede aftakking)
(a) Deze items geven typische oorzaken van corrosie en kalkvorming aan.
(b) In een condensorwatercircuit met een gesloten koeltoren moet het circulatiewater van het gesloten circuit en het suppletiewater voldoen aan de
normen voor het warmwatersysteem, en het doorloopwater en suppletiewater MOET voldoen aan de normen voor het
circulatiekoelwatersysteem.
(c) Bij een hoge watertemperatuur (40°C of meer), ontstaat vaak corrosie, en als metalen zonder beschermende coating rechtstreeks in contact
komen met water, wordt het aanbevolen om maatregelen te nemen tegen corrosie zoals een corrosieremmer of een ontluchtingsbehandeling.
(d) Het rondje in de kolom geeft de tendens tot corrosie of kalkvorming aan.
OPMERKING
▪ Toevoerwater moet schoon leidingwater, industrieel
water of schoon grondwater zijn. Gebruik GEEN
gezuiverd of onthard water.
▪ Gebruik GEEN doorloopwater. Dit kan corrosie
5.4.2Vereisten voor de watercircuits
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
veroorzaken.
(c)
Tendens
(d)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 21
5 Voorbereiding
≥80 mm
b
lg
d
e
e
a
i
j
c
k
h
f
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN 4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ Leidingen aansluiten – Roestvrij staal. Gebruik uitsluitend
materiaal van roestvrij staal om de waterleiding op de unit aan te
sluiten. Anders zullen de leidingen corroderen. Neem
voorzorgsmaatregelen, bijvoorbeeld door de aansluiting op de
waterleiding te isoleren.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Leidingwerkzaamheden – Druppelen. De buitenunit is
ontworpen voor installatie binnenshuis. Voer de
leidingwerkzaamheden zodanig uit dat er geen water op de
buitenunit kan druppelen.
▪ Uitlaten. Sluit de afvoeruitlaat NIET aan op de wateruitlaat.
▪ Filter. Installeer het filter binnen de 1,5m van de buitenunit in de
inlaat van de waterleiding. Zand, verontreinigingen of roestdeeltjes
in het watercirculatiesysteem veroorzaken corrosie van metalen
materiaal.
▪ Isolatie. Isoleer tot aan de onderzijde van de warmtewisselaar.
▪ Waterleidingen. Leef ALTIJD de lokale en nationale voorschriften
na.
▪ Waterleiding – Aanhaalmoment. Draai de aansluiting van de
waterleiding vast met een aanhaalmoment ≤300 N•m. Een te
groot aanhaalmoment kan de unit beschadigen.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in het systeem wordt
gebruikt en met de materialen van de buitenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Waterdruk. De maximale waterdruk bedraagt 37 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt.
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Afvoer – Verstopping. Controleer of het water vlot loopt en de
leiding niet verstopt is door vuil.
▪ Afvoer – Zijdelingse lengte. De zijdelingse lengte van de
afvoerleiding moet zo kort mogelijk zijn (≤400 mm) en moet naar
beneden aflopen. De diameter van de afvoerleiding moet dezelfde
zijn als die van de leiding op de buitenunit.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
5.4.3Omgaan met de hardgesoldeerde
platenwarmtewisselaar
INFORMATIE
Deze unit is uitgerust met een hardgesoldeerde
platenwarmtewisselaar. Omdat de structuur ervan anders
is dan bij een conventionele warmtewisselaar, MOET u er
op een andere manier mee omgaan.
▪ Installeer een waterfilter op de waterinlaat om te voorkomen dat er
vreemde materialen, zoals stof, zand, e.d., in de
platenwarmtewisselaar terechtkomen.
▪ Afhankelijk van de waterkwaliteit kan er zich kalk gaan afzetten op
de platenwarmtewisselaar. Om kalk te verwijderen, moet de
warmtewisselaar op regelmatige tijdstippen met chemische
producten worden gereinigd. Installeer een afsluiter op einde in de
waterleiding. Installeer een leidingaansluitpoort op de leiding
tussen deze afsluiter en de buitenunit om de leiding met
chemische producten te reinigen.
▪ Installeer een ontluchtingsplug (voor gebruik in combinatie met
reinigingspoort) (lokaal te voorzien) en een wateraftapplug aan de
inlaat-/uitlaatpoorten van de waterleiding voor het reinigen en het
aflaten van water uit de buitenunit (wanneer de unit lange tijd niet
a Ontluchting (lokaal te voorzien)
b Wateruitlaat
c Waterinlaat
d Afsluiter (lokaal te voorzien)
e Wateraansluiting
f Waterleiding (lokaal te voorzien)
g Isolatie (lokaal te voorzien)
h Warmtewisselaar
i Filter (accessoire)
j Aftapkraan (lokaal te voorzien)
k Afvoeraansluiting
l Isolatiedeksel
▪ Waterpomp. Laat de waterpomp (lokaal te voorzien) na het vullen
van de waterleiding draaien om de waterleiding te spoelen. Maak
na het spoelen het filter schoon.
zal worden gebruikt of niet zal worden gebruikt in de winter).
Installeer verder ook een automatische ontluchtingsklep (lokaal te
voorzien) bovenaan de oplopende leiding of bovenaan een deel
van de leiding waar er vaak lucht blijft.
▪ Installeer een extra reinigbaar filter (lokaal te voorzien) voor de
inlaat van de pomp.
▪ Isoleer de waterleiding en de afvoerleiding van de buitenunit
koeltechnisch/thermisch volledig. Als de leidingen niet geïsoleerd
zijn, kan de unit, naast thermisch verlies, in strenge winters
vorstschade oplopen.
▪ Wanneer de unit 's nachts of in de winter wordt stilgelegd, moeten
maatregelen worden genomen om te voorkomen dat circuits met
water bevriezen in streken waar de omgevingstemperatuur tot
onder 0°C daalt (door het water af te laten, de circulatiepomp te
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
5 Voorbereiding
a
b
c
d
e
f
g
h
i
a
b
c
0%
B
E
D
C
c
ab
A
50%
100%
2 V DC10 V DC
laten draaien, een verwarming, enz.). De platenwarmtewisselaar
kan schade oplopen wanneer de watercircuits bevriezen. Neem
daarom de gepaste maatregelen, afhankelijk van de
omstandigheden.
a Waterinlaatleiding
b Filter (accessoire)
c Ontluchtingsplug (voor gebruik in combinatie met
reinigingspoort) (lokaal te voorzien)
d Schoonmaakapparaat
e Filter voor pomp (lokaal te voorzien)
f Automatische ontluchtingsklep (lokaal te voorzien)
g Wateruitlaatleiding
h Gebruik in combinatie met wateraftapplug
i Platenwarmtewisselaar
5.4.4Over het waterdebiet
De RWEYQ*T9Y1B-modellen zijn uitgerust met de logica om te
werken met een functie met variabel waterdebiet.
Het inputsignaal van de klep/pomp is gebaseerd op een variabel
2~10V DC regeloutputsignaal afkomstig van de buitenunit. De klep
of pomp moet over een lineaire regelkarakteristiek tussen het
outputsignaal van de unit en het debiet beschikken volgens de
onderstaande voorbeeldgrafiek.
a Debiet klep/pomp
b Debiet unit/systeem
c Inputsignaal klep/pomp
A Maximum vereist debiet (100%)
B 50% van het maximum vereist debiet
C Minimum debiet (zie beschrijving hieronder)
D Maximum debiet (zie beschrijving hieronder)
E Hydronisch debiet
Volg de onderstaande ontwerpcriteria voor de selectie van de
regelklep voor het systeem. Het maximum vereiste debiet van het
klepsysteem A is een eigenschap van de geleverde klep en het 50%
debiet B staat in rechtstreeks verband met het maximum debiet van
het systeem.
a Constant debiet
b Debietregelklep (lokaal te voorzien)
c Inverterpomp (lokaal te voorzien)
Een systeem kan worden geconfigureerd als een systeem met een
constant debiet (a), als een systeem met variabel debiet met klep (b)
of een systeem met variabel debiet met een pomp (c).
▪ Systeem met constant debiet (a): de functie voor variabel
waterdebiet wordt niet gebruikt.
▪ Een drukonafhankelijke debietregelklep (b): de klep regelt het
debiet van een gecentraliseerde inverterpomp door de unit.
▪ Inverterpomp (c): de pomp regelt rechtstreeks het waterdebiet
door de unit.
Om het systeem met variabel debiet te activeren, stelt u lokale
instelling [2-24] in op de gepaste waarde. Zie "7.2Lokale instellingen
uitvoeren"op pagina37.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle lokaal voorziene apparatuur voor
variabel debiet samen met de buitenunit kan worden
uitgeschakeld. Dit is nodig wanneer u de
platenwarmtewisselaar reinigt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle lokaal voorziene apparatuur voor
variabel debiet voldoet aan de minimum verwarmings- en
elektrische specificaties. Anders kan het systeem niet goed
werken of zelfs defect geraken.
Dimensioneer de klep (b) of de pomp (c) volgens het maximum
vereiste debiet A, berekend door de installateur van het hydronisch
systeem (voor wat betreft het werkingsbereik van de buitenunit). Het
typische werkingsbereik van het debiet van de klep/pomp bedraagt
50% (B) tot 100% (A).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
INFORMATIE
Het maximum debiet van sommige kleppen/pompen van
derden wordt bepaald door de hardware van het systeem,
maar een ander debiet kan worden ingesteld om overeen
te stemmen met de maximale ingangsspanning (10VDC).
De installateur moet informatie vragen aan de leverancier
van de klep/pomp voor de selectie.
Ontwerpcriteria
1Minimum debiet C:
ModelC
RWEYQ8~1250l/min
RWEYQ1475l/min
2Maximum debiet D:
ModelD
RWEYQ8~12120l/min
RWEYQ14190l/min
3Hydronisch debiet E:
De waarde E is het ontwerpdebiet berekend doro de
hydronische ingenieur bij het ontwerpen van het
gebouwsysteem.
Een juiste klepselectie kan onder de volgende voorwaarden:
(B≥C) EN (E≤A≤D)
Zie "5.5De elektrische bedrading voorbereiden" op pagina23 voor
meer selectievereisten.
Controleer voor een goede werking het minimum debiet van het
systeem bij de inwerkingstelling.
Tijdens het initialiseringsproces van de buitenunit triggert het
outputsignaal een debiet van B (50%). De installateur moet ervoor
zorgen dat het debiet kan worden gecontroleerd in het individuele
hydronische systeem van elke unit. Als deze waarde niet
overeenstemt met het vereiste debiet, moet de installateur het
probleem in het hydronische systeem onderzoeken en oplossen en
voor een juist debiet zorgen.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 23
6 Installatie
11×
A
B
5.5De elektrische bedrading
voorbereiden
5.5.1Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
ModelMinimumwaarde van S
RWEYQ8~14T91780kVA
Wegens de vrije multi-combinatie is de installateur verantwoordelijk
voor het berekenen van de minimum Ssc-waarde voor de multicombinatie. Deze waarde is de som van de waarden van alle
overeenkomstige units in de multi-combinatie. RWEYQ28T9=2×
RWEYQ10T9+RWEYQ8T9.
5.5.2Vereisten voor beveiligingen
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
Voor enkelvoudige modellen
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
ModelMinimum
circuitampère
RWEYQ8~14T922,3A25A
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380~415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximum lengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor vrije combinaties
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering.
Aanbevolen
zekeringen
sc
Voorbeeld Combinatie van de RWEYQ30T9 met behulp van de
RWEYQ8T9, RWEYQ10T9, en RWEYQ12T9.
▪ Minimum circuitampère van de RWEYQ8T9=16,1A
▪ Minimum circuitampère van de RWEYQ10T9=22,0A
▪ Minimum circuitampère van de RWEYQ12T9=24,0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de
RWEYQ30T9=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1 ⇒
(62,1×1,1)=68,31A, zodat de aanbevolen capaciteit
van de zekering 80A is.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering
door reststroom alleen die van het snelle type met een
nominale stroomsterkte van 300 mA.
6Installatie
6.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
▪ Buitenunit monteren
▪ Koelmiddelleiding aansluiten
▪ Koelmiddelleiding controleren
▪ Koelmiddelleiding isoleren
▪ Koelmiddel bijvullen
▪ De waterleidingen aansluiten
▪ Elektrische bedrading aansluiten
6.2De units openen
6.2.1De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
FormuleTel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat
met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen
capaciteit van de zekeringen.
Wanneer het voorpaneel A open is, is de elektrische
componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.2Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina24.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
4×
SW8
2
1
800 mm
600 mm
516 mm
480 mm
660 mm
a
20 mm
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de
hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische
componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen
tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina38.
Voorpaneel B moet worden verwijderd om de waterleiding en de
lokale bedrading te installeren.
6.2.2Elektrische componentenkast van de
buitenunit openen
OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast
niet wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel
vervormen, waardoor er water in de kast kan
binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
6.4Koelmiddelleidingen aansluiten
6.4.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
6.3De buitenunit monteren
6.3.1De installatiestructuur voorzien
Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige
ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
Ondersteun niet alleen de hoeken van de unit wanneer de
installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het
grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze
nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
6.4.2Over het aansluiten van de
koelmiddelleidingen
Controleer of de buiten- en binnenunits zijn geïnstalleerd voordat u
de koelmiddelleiding aansluit.
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ Koelmiddelleiding routeren en op de buitenunit aansluiten
▪ Buitenunit beschermen tegen vervuiling
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits aansluiten
▪ Koelmiddelaftakset aansluiten
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
6.4.3Koelmiddelleidingen leggen
De koelmiddelleiding kan aan de bovenkant (standaard) of aan de
voorkant worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 25
6 Installatie
a
a
1
1
1
1
22
≤Ø25.4>Ø25.4
a
a
AB
7.5°
7.5°
>120 mm
>500 mm
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
Bij aansluiting aan de bovenkant:
Bij aansluiting aan de voorkant:
Verwijder en verander de positie van de leidingserviceplaat (a) zoals
hieronder afgebeeld.
6.4.4Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
INFORMATIE
Alle lokale leidingen tussen units zijn lokaal te voorzien,
behalve de accessoireleidingen.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
▪ Installeer de verbindingen horizontaal met het
waarschuwingslabel (a) op de verbinding bovenaan.
▪ De verbinding mag niet meer dan 7,5° hellen (zie zicht A).
▪ Installeer de verbinding niet verticaal (zie zicht B).
a Waarschuwingslabel
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ De totale lengte van de op de verbinding aangesloten leiding moet
meer dan 500mm volledig recht zijn. Een recht deel van meer
dan 500mm is alleen mogelijk als u een rechte lokale leiding van
meer dan 120mm aansluit.
6.4.6Koelmiddelaftakset aansluiten
Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de
installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de
leiding met gepast isolatiemateriaal worden
beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt
met de behuizing.
Sluit de afsluiters aan op de lokale leidingen met de bij de unit
geleverde accessoireleidingen.
De aansluitingen op de aftakkits zijn voor rekening van de
installateur (lokale leiding).
6.4.5Installatie van de leidingset voor
meerdere aansluitingen
Een verkeerde installatie kan een slechte werking van de
buitenunit veroorzaken.
a Horizontaal oppervlak
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd
6.4.7Bescherming tegen verontreiniging
Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende tabel om te
vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmeth
ode
Buitenunit>1maandDe leiding
dichtknijpen
<1maandDe leiding
BinnenunitOngeacht de periode
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
25
Page 26
6 Installatie
1
1
1
1
22
≤Ø25.4>Ø25.4
abcde
f
f
c
d
a
b
ab
cde
1
2
3
4
Dicht de inlaatopeningen van de leidingen en bedrading af met
afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien); anders daalt de capaciteit
van de unit en kunnen kleine dieren in de machine binnendringen.
Als de aansluitingen niet goed afgedicht zijn, zal er meer lawaai
geproduceerd worden en condens gevormd.
6.4.8Het uiteinde van een buis solderen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om een Ø19,1mm~Ø25,4mm afsluiter volledig te openen, draai de
zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is
bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en
breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
a Koelmiddelleiding
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
6.4.9Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het
aanhaalmoment.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 27
Omgaan met de servicepoort
a
c
d
b
p<p
>
R410AN2
bce
a
f
g
h
d
A
C
(1)
D
B
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø12,78,1~9,918,0~22,0
Ø15,913,5~16,56mm23,0~27,0
Ø19,127,0~33,08mm22,5~27,5
Ø25,4
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
KlephuisZeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)
6.4.10Dichtgeknepen leidingen verwijderen
OPMERKING
Verwijder in het geval van de warmtepompstand de
dichtgeknepen leiding van de gasafsluiter NIET.
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
6 Installatie
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
(1) Alleen voor warmteterugwinningsstand.
OPMERKING
Sluit de vacuümpomp niet aan op de aanzuiggasafsluiter
als de unit zal worden gebruikt in de warmtepompstand.
Anders verhoogt het risico op defecten van de unit.
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het bovenste deel van de leidingen van de vloeistof-, gas-
en hogedruk-/lagedrukgasafsluiters af op de zwarte streep.
Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder,
een kniptang).
WAARSCHUWING
(1)
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Controleer of er geen deeltjes in de leiding achterblijven. Blaas
eventuele deeltjes weg met perslucht.
7 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
alle olie kon worden afgetapt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
Zijn de werkzaamheden aan
de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of
buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure:
"Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure:
"Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
p<p
>
R410AN2
C
(1)
D
bce
a
g
h
f
d
AB
6.5De koelmiddelleiding controleren
6.5.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn
alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van
de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en
vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk
wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en
vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale
stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21]
(zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 38). Deze instelling
opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen
kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn
aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de buitenunit klaar is met initialiseren om
instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 28
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
(1) Alleen voor warmteterugwinningsstand.
OPMERKING
Sluit de vacuümpomp niet aan op de aanzuiggasafsluiter
als de unit zal worden gebruikt in de warmtepompstand.
Anders verhoogt het risico op defecten van de unit.
Klep AOpen
Klep BOpen
Klep COpen
Klep DOpen
Afsluiter vloeistofleidingGesloten
Afsluiter gasleidingGesloten
Afsluiter hogedruk-/
lagedrukgasleiding
(1)
KlepStand van de klep
Gesloten
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 29
6 Installatie
3×
a
b
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd
eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen
ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina28).
6.5.4Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar) (5 Torr
absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.2 Over koelmiddel
bijvullen"op pagina30 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
6.6Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C75% tot 80% RV15mm
>30°C≥80% RV20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
VochtigheidMinimumdikte
6.5.5Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd
voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie
anders "6.5.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina28 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7 kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
6 Installatie
6.7Koelmiddel bijvullen
6.7.1Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits moet u de
voeding van alle buitenunits inschakelen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de
compressor niet voordat de communicatie tussen de
buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot
stand is gebracht.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay
van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat
u de vulprocedure begint (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 38). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "10.2 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina45.
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te
vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de
unit niet controleren of er geen storingen zijn.
6.7.2Over koelmiddel bijvullen
De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar
afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel
worden bijgevuld.
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest,
vacuümdrogen).
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende
stappen:
1De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
3Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenunit.
6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden
INFORMATIE
Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor het finale
aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel in het
testlaboratorium.
OPMERKING
De hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder
dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat als de berekende
totale hoeveelheid koelmiddel gelijk aan of meer is dan 95
kg, u uw systeem met meerdere buitenunits moet opdelen
in kleinere onafhankelijke systemen met elk minder dan 95
kg koelmiddel. Zie het naamplaatje van de unit voor de
fabrieksvulling.
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...6
A Parameter A
C Parameter C
Parameter A. Als de aansluitverhouding van de totale capaciteit van
binnenunits (CR)>100%, vul 0,5 kg extra koelmiddel per buitenunit
bij.
Parameter C. Bij gebruik van meer dan één multi-BS-unit, voeg de
som van de vulfactoren van de individuele BS-units toe.
ModelC
BS1Q100,05kg
BS1Q160,1kg
BS1Q250,2kg
BS4Q0,3kg
BS6Q0,4kg
BS8Q0,5kg
BS10Q0,7kg
BS12Q0,8kg
BS16Q1,1kg
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de
volgende tabel:
Leiding in inchLeiding in mm
LeidingGewichtsfactorLeidingGewichtsfactor
Ø6,4mm0,022Ø6mm0,018
Ø9,5mm0,059Ø10mm0,065
Ø12,7mm0,12Ø12mm0,097
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 31
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
C
(1)
D
bce
a
g
h
f
d
AB
p<p
>
R410A
ac
d
b
A
Leiding in inchLeiding in mm
LeidingGewichtsfactorLeidingGewichtsfactor
Ø15,9mm0,18Ø15mm0,16
Ø16mm0,18
Ø19,1mm0,26Ø18mm0,24
Ø22,2mm0,37Ø22mm0,35
Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van
binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de
volgende vereisten: Zie de technische data voor meer informatie.
6.7.4Koelmiddel vullen
Volg de stappen zoals hierna beschreven.
Koelmiddel vooraf vullen
1 Bereken de extra hoeveelheid bij te vullen koelmiddel met de in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina30 beschreven formule.
2 De eerste 10 kg extra koelmiddel kan vooraf worden gevuld met
de buitenunit uitgeschakeld:
AlsDan
De extra hoeveelheid koelmiddel
is kleiner dan 10kg
De extra hoeveelheid koelmiddel
is groter dan 10 kg
Voer stap 3~4 uit.
Voer stap 3~6 uit.
AlsDan
4aDe berekende hoeveelheid
extra koelmiddel wordt bereikt
met de hiervoor beschreven
Sluit klep B en ontkoppel het
verdeelstuk van de
vloeistofleiding.
procedure om vooraf te vullen
4bDe totale hoeveelheid
koelmiddel kon niet worden
gevuld door vooraf te vullen
Sluit klep B, ontkoppel het
verdeelstuk van de
vloeistofleiding en voer stap
5~6 uit.
INFORMATIE
Als de totale bijgevulde hoeveelheid koelmiddel in stap 4 is
bereikt (alleen door vooraf te vullen), schrijf dan de
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel op het bij de unit
geleverde label van de bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
en kleef het op de achterkant van het voorpaneel.
Voer de testprocedure uit zoals beschreven in
"8Inbedrijfstelling"op pagina42.
Koelmiddel bijvullen
5 Sluit na het vooraf vullen, klep A aan op de koelmiddelvulpoort
en vul de resterende hoeveelheid via deze poort bij. Open alle
afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A moet dicht
blijven!
3 Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de
vloeistofafsluiter (open klep B) om vooraf te vullen zonder
draaiende compressor. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A, C en D gesloten zijn.
OPMERKING
Bij het vooraf vullen wordt het koelmiddel alleen via de
vloeistofleiding gevuld. Sluit klep C, D en A en ontkoppel
het verdeelstuk van de gasleiding en de hogedruk-/
lagedrukgasleiding.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
(1) Alleen voor warmteterugwinningsstand.
(1)
OPMERKING
Sluit de vacuümpomp niet aan op de aanzuiggasafsluiter
als de unit zal worden gebruikt in de warmtepompstand.
Anders verhoogt het risico op defecten van de unit.
a Weegschaal
b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
c Vacuümpomp
d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
INFORMATIE
Bij een systeem met meerdere buitenunits moeten niet alle
vulpoorten op een koelmiddelreservoir worden
aangesloten.
Het koelmiddel wordt bijgevuld met ±22kg per uur bij een
buitentemperatuur van 30°Cdroge bol of met ±6kg bij een
buitentemperatuur van 0°Cdroge bol.
Als u bij een systeem met meerdere buitenunits sneller
moet gaan, sluit u op elke buitenunit een
koelmiddelreservoir aan.
OPMERKING
▪ De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in
de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de
fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus
voorzichtig aan.
▪ Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het
deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het
aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
▪ Het kan ±10 minuten duren voordat de compressor
wordt gestart nadat de unit is beginnen werken voordat
het koelmiddel gelijkmatig is verspreid. Dit is echter
geen storing.
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de
buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te
gebruiken:
6 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina37 en "8Inbedrijfstelling"op pagina42 zijn genomen.
7 Schakel de voeding van de binnenunits en de buitenunit in.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
a
b
8 Stel de instelling van de buitenunit [2‑20]=1 in om te beginnen
met handmatig bijvullen van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2:
Lokale instellingen"op pagina40 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
9 Klep A kan worden geopend. De resterende hoeveelheid
koelmiddel kan worden bijgevuld.
10 Sluit klep A en druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel te stoppen zodra de resterende hoeveelheid
koelmiddel is bijgevuld.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch
na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet
voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van
koelmiddel opnieuw uit.
11 Voer de testprocedure uit zoals beschreven in
"8Inbedrijfstelling"op pagina42.
INFORMATIE
Na het vullen van koelmiddel:
▪ Schrijf de extra hoeveelheid koelmiddel op het
koelmiddellabel dat bij de unit is geleverd en kleef het
op de achterkant van het voorpaneel.
▪ Voer de in "8 Inbedrijfstelling" op pagina 42
beschreven testprocedure uit.
INFORMATIE
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel af
te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve
stand.
6.7.5Controles na bijvullen van koelmiddel
▪ Zijn alle afsluiters open?
▪ Heeft u de hoeveelheid koelmiddel die is bijgevuld, opgeschreven
op het label voor de hoeveelheid koelmiddel?
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.
6.8De waterleidingen aansluiten
6.8.1Over het aansluiten van de waterleidingen
Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De waterleiding van de buitenunit aansluiten.
2Het watercircuit vullen.
3De waterleiding isoleren.
6.8.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.8.3De waterleidingen aansluiten
6.7.6De label voor fluorhoudende
broeikasgassen bevestigen
1 Vul de label als volgt in:
a Koelwateruitlaat
b Koelwaterinlaat
Raadpleeg "5.4.2Vereisten voor de watercircuits"op pagina20 voor
het juiste aanhaalmoment van de aansluitingen van de waterleiding.
6.8.4Het watercircuit vullen
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u
de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
1 Sluit de watertoevoerslang aan op de vulklep (zelf te voorzien).
2 Open de vulkraan.
3 Laat ALLEEN de pomp draaien en controleer of het
watercirculatiesysteem geen lucht bevat omdat anders de
platenwarmtewisselaar zal bevriezen.
4 Controleer of het waterdebiet hoog genoeg is; anders zal de
platenwarmtewisselaar bevriezen. Meet eventueel
waterdrukverlies voor en na het draaien van de pomp en
controleer of het waterdebiet hoog genoeg is. Indien niet, leg
dan de pomp onmiddellijk stil en los het probleem op.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 33
6 Installatie
B
i
a
b
f
c
f
e
g
d
c
h
j
ji
a
b
ddd
c
bgg
hh
c
fh
e
a
h
i
ff
ee
h
h
hh
6.8.5De waterleidingen isoleren
De waterleiding buiten MOET worden geïsoleerd om condensatie
tijdens het koelen en een afname van de verwarmings- en
koelcapaciteit te voorkomen.
Zie "5.4.2Vereisten voor de watercircuits" op pagina20 voor meer
informatie.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
6.9De elektrische bedrading
aansluiten
Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding
voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de
leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
6.9.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal
het systeem niet werken.
OPMERKING
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden
geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en
kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u
de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit.
(Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan
de compressor defect raken.)
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
6.9.2Lokale bedrading: Overzicht
In geval van warmteterugwinningsstand
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
In geval van warmtepompstand
a Lokale voeding (met aardlekbeveiliging)
b Hoofdschakelaar
c Aardingsaansluiting
d Buitenunit
e Binnenunit
f Gebruikersinterface
g BS-unit
h Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 m soms
niet.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op
minstens 25 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De
transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen
kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen
(behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen
dat de bedrading beschadigd wordt door hete
leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale
leidingen.
Neem de volgende limieten in acht. Als de kabels tussen de units
langer zijn, kan dit een storing in de transmissie veroorzaken:
BeschrijvingBeperking
Maximale kabellengte1000m
Totale kabellengte2000m
Maximale lengte inter-unit-bedrading
tussen buitenunits
Transmissiebedrading naar schakelaar
koelen/verwarmen
Maximum aantal aftakkingen voor kabels
tussen units
(a)
Maximum aantal autonome onderling
aansluitbare systemen
(a) Een aftakking mag niet verder worden afgetakt (zie
afbeelding hierna).
30m
500m
16
10
In geval van warmteterugwinningsstand
a Buitenunit
b Binnenunit
c Hoofdleiding
d Aftakkingsleiding 1
e Aftakkingsleiding 2
f Aftakkingsleiding 3
g Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
h Centrale gebruikersinterface (enz.)
A Transmissiebedrading buiten/binnen
B Transmissiebedrading master/slave
In geval van warmtepompstand
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
a Buitenunit
b Binnenunit + BS-unit
c Hoofdleiding
d Aftakkingsleiding 1
e Aftakkingsleiding 2
Gebruik voor de bedrading hierboven altijd vinyldraden van
0,75mm²-1,25 mm² met een mantel of kabels (2-aderig). 3-aderige
kabels zijn alleen toegelaten voor de gebruikersinterface van de
schakelaar koelen/verwarmen.
6.9.4Transmissiebedrading routeren en
De transmissiebedrading kan alleen door de voorkant worden geleid.
Maak de bedrading vast aan het bovenste montagegat.
f Aftakkingsleiding 3
g Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
h Centrale gebruikersinterface (enz.)
A Transmissiebedrading buiten/binnen
B Transmissiebedrading master/slave
bevestigen
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 35
A1P
F1F1F2F2 Q1 Q2
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
A
A
Maak de bedrading vast aan de aangeduide plastic beugels (in de
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2
F1F1F2F2Q1Q2
g
e
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
A1P
Q1 Q2
A1P
Q1 Q2
A1P
abc
d
f
F1 F2F1 F2F1 F2 F1 F2
TO IN/D
UNIT
TO OUT/D
UNIT
TO IN/D
UNIT
TO OUT/D
UNIT
F1 F2F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2
j
ii
hh
e
F1F1F2F2 Q1 Q2
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2Q1 Q2
A1P
e
Q1 Q2
a
h
i
g
f
cbd
ef
b
a
f
c
d
f
e
f
fabriek voorzien).
6.9.5Transmissiebedrading aansluiten
De bedrading van de binnenunits moet worden aangesloten op de
klemmen F1/F2 (In-Out) op de printplaat in de buitenunit.
Aanhaalmoment voor de schroeven van de klemmen van de
transmissiebedrading:
SchroefmaatAanhaalmoment (N•m)
M3,5 (A1P)0,8~0,96
6 Installatie
In geval van warmtepompstand
a Printplaat buitenunit (A1P)
b Unit A (master-buitenunit)
c Unit B (slave-buitenunit)
d Unit C (slave-buitenunit)
e Transmissie buitenunit/ander systeem (F1/F2)
f Transmissie buitenunit-buitenunit (Q1/Q2)
g Binnenunit
h Gebruik de geleider van een mantelkabel (2-dradig) (geen
polariteit)
i Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
▪ De bedrading tussen de buitenunits in hetzelfde leidingsysteem
moet worden aangesloten op de klemmen Q1/Q2 (Out Multi). Als
de draden op de klemmen F1/F2 worden aangesloten, zal het
systeem slecht werken.
▪ De bedrading voor de andere systemen moet worden aangesloten
op de klemmen F1/F2 (Out-Out) van de printplaat in de buitenunit
waarop de bedrading tussen de binnenunits is aangesloten.
▪ De basisunit is de buitenunit waarop de onderlinge bedrading
tussen de binnenunits is aangesloten.
6.9.6Transmissiebedrading voltooien
Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit,
samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van
afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
f Transmissie buiten/binnen (F1/F2)
g Transmissie buitenunit/ander systeem (F1/F2)
h BS-unit
i Binnenunit
j VRV-binnenunit alleen koelen / Hydrobox-unit alleen
verwarmen
a Vloeistofleiding
b Gasleiding
c Afwerkingstape
d Hogedruk-/lagedrukgasleiding
e Transmissiebedrading (F1/F2)
f Isolatie
6.9.7Voeding routeren en bevestigen
OPMERKING
Houd de aardingskabels op minstens 25 mm van de
stroomdraden van de compressor. Anders kunnen andere
units die op dezelfde aarding zijn aangesloten slecht
werken.
De voedingsbedrading kan via de voorkant worden geleid. Voer de
bedrading naar buiten via het bovenste montagegat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
6 Installatie
A1P
e
i
f
b
a
c
d
h
e
g
L1 L2 L2 N
a Voeding (380~415 V - 3N~50Hz OF 400V - 3N~60Hz)
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Aardingskabel
e Voedingsklemmenstrook
f Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK
op L3 en BLU op N
g Aardingsdraad (GRN/YLW). Draai de aardingskabel rond
de klem wanneer u hem aansluit.
h Bevestig de voedingskabel met een lokaal voorziene klem
op de beugel om te voorkomen dat er externe krachten op
de aansluitklem worden uitgeoefend.
i Schotelring.
Meerdere buitenunits
Om de voeding voor meerdere buitenunits aan elkaar te verbinden,
moeten ringankertongen worden gebruikt. Blote kabels mogen niet
worden gebruikt.
In dat geval moet de standaard geïnstalleerde vulring worden
verwijderd.
Bevestig beide kabels aan de voedingsaansluitklem zoals hieronder
afgebeeld:
6.9.8Voeding aansluiten
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de
transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem
onklaar raken.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
Aanhaalmoment van de klemschroeven:
SchroefmaatAanhaalmoment (N•m)
M8 (klemmenblok voeding)5,5~7,3
M8 (aarding)
OPMERKING
Aanbevelingen bij het aansluiten van de aarding:
Leg de aardingsdraad zodanig dat hij door de uitsparing in
de schotelring loopt. (Een slechte aardingsaansluiting kan
resulteren in een slechtwerkende aarding.)
Klem de voedingskabel met lokaal voorziene klemmen vast op de
plastic beugel.
De groen en geel gestreepte draad mag alleen worden gebruikt voor
de aarding (zie de afbeelding hierna).
6.9.9Optionele bedrading aansluiten
Gebruik voor de optionele bedrading geïsoleerde kabels voor een
nominale spanning van 250V of hoger en een minimale doorsnede
van 1,25 mm² voor for éénaderige kabels en 0,75 mm² voor
meeraderige kabels.
Variabel debiet
Het outputsignaal van het variabel debiet is een regelsignaal met
lage spanning dat een output van 2~10V DC genereert, afhankelijk
van het vereiste waterdebiet door de platenwarmtewisselaar. Zie
"5.4.4Over het waterdebiet"op pagina22 voor meer informatie.
OPMERKING
Het maximale uitgangsvermogen van het 2~10 V DC
outputsignaal is 50 mW. Een hoger vermogen kan het
systeem beschadigen.
Gebruik altijd afgeschermde kabels met een minimum
doorsnede van 0,75 mm² met een lengte van maximaal
100m.
De regelleiding van de klep/pomp moet worden aangesloten op de
X2M-connector in de elektrische schakelkast. Voorzie voor de
aansluiting van de klep/pomp op de buitenunit ook een afzonderlijke
12VDC voeding (met een uitgangsvermogen van minstens 50mW)
op de X2M-connector.
Sluit de klep/pomp aan op: X2M klem 2 en 3.
Sluit de elektrische voeding aan op X2M klem 1 en 3 (let op de
polariteit).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 37
BLK
INTER
LOCK
TW1INTW2
OUT
WHT
BLU
BLU
BLU
YLW
ORG
RED
BRN
+
–
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
X2M
+
–
2~10 V DC
12 V DC
a
b
X2M
a Klep/pomp
X3M
X3M
YLW
a
b
c
d
e
ORG
RED
BRN
BLU
BLU
WHT
WHT
BLK
BLK
BLK
TW1INTW2
OUT
WHT
BLU
BLU
BLU
YLW
ORG
RED
BRN
0
10
+
-
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
X2M
b
a
X2M
X3M
X3M
YLW
a
b
c
d
e
ORG
RED
BRN
BLU
BLU
WHT
WHT
BLK
BLK
b Elektrische voeding
OPMERKING
Voorzie een stromingsschakelaar voor uw watergekoeld
VRV IV-systeem. Wanneer het systeem wordt gebruikt met
een debiet onder de minimum vereiste, kan het schade
oplopen.
Interlock
Er moet een stromingsschakelaar op het vergrendelingscircuit van
de buitenunit worden aangesloten. Wanneer het systeem wordt
gebruikt met een debiet onder de minimum vereiste, kan het schade
oplopen. De stromingsschakelaar moet worden geïnstalleerd in het
hoofdwatercircuit tussen de platenwarmtewisselaar en de gesloten
klep. Neem een stromingsschakelaarcontact van minstens 15V DC,
1mA.
Sluit de stromingsschakelaar aan op: X2M klem 5 en 6.
Installeer in het geval van een systeem met meerdere buitenunits
één of meerdere stromingsschakelaars, afhankelijk van de installatie
van het watersysteem zodat het waterdebiet onder alle
omstandigheden gegarandeerd blijft.
OPMERKING
Als de stromingsschakelaar in een systeem met variabel
debiet wordt geïnstalleerd, dient u rekening te houden met
de traagheid van de waterstroming. Als een systeem met
variabel debiet wordt gebruikt, moet de
stromingsschakelaarregeling door middel van de
multifunctionele outputklem "b" aan de compressorwerking
worden gekoppeld.
Anders komt het systeem in ongewenste "gedwongen
thermo uit" omstandigheden.
Om deze outputsignalen aan te sluiten, kiest u de overeenkomstige
contacten in de X3M-klem in de onderstaande tabel:
AansluitklemFunctie
aStoring op afstandsbediening
bCompressorwerking
cVerwarmen
dKoelen
eVerzoek werking waterpomp
7Configuratie
7.1Overzicht: Configuratie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
▪ Met behulp van de lekdetectiefunctie
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
a Relais (normaal gesloten) (lokaal te voorzien)
b Stromingsschakelaar (lokaal te voorzien)
Multifunctionele outputs
Deze RWEYQ*T9-reeks is uitgerust met 5 outputcontacten om de
werking van de buitenunit te bewaken of op de buitenunit
aangesloten lokaal voorziene apparatuur te triggeren.
Om verder te gaan met de configuratie van het VRV IVwarmteterugwinningssysteem, is een input naar de printplaat van de
unit vereist. In dit hoofdstuk vindt u informatie over manuele inputs
door middel van de drukknoppen op de printplaat en de feedback op
de 7-segmentendisplays.
De instellingen worden ingevoerd in de master-buitenunit.
Naast het uitvoeren van lokale instellingen, kunnen ook de actuele
bedrijfsparameters van de unit worden bevestigd.
Drukknoppen
Speciale acties (automatisch koelmiddel vullen, proefdraaien, enz.)
en lokale instellingen uitvoeren (vraagwerking, geluidsarm, enz.)
gebeurt door middel van de drukknoppen.
Zie ook:
▪ "7.2.2Componenten voor lokale instellingen"op pagina38
▪ "7.2.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen" op
pagina38
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
Page 38
7 Configuratie
ab
BS1 BS2
DS1 DS2
BS3
X27A
a
b
c
PC-configurator
Voor een VRV IV-warmteterugwinningssysteem kunnen
verschillende lokale instellingen ook bij de inbedrijfstelling worden
ingesteld met behulp van een pc-interface (optie EKPCCAB vereist).
De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc
voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
▪ "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina40
7.2.2Componenten voor lokale instellingen
Plaats van de 7-segmentendisplays, knoppen en DIP-schakelaars:
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
buitenunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale functies (bijv. 1-malige werking,
instelling aftappen/vacumeren, instelling
handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat
geval moet de speciale functie worden
afgebroken alvorens de normale werking kan
herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de
volgende verklaringen.
a Deksel schakelkast
b Hoofdprintplaat met 3 7-segmentendisplays en 3
drukknoppen
c Toegangsdeksel
Bedien de schakelaars en drukknoppen met een geïsoleerd stokje
(zoals bijvoorbeeld een balpen) om te voorkomen dat u onderdelen
onder stroom zou aanraken.
Breng het inspectiedeksel weer aan op het deksel van de
elektronische componentenkast en sluit het inspectiedeksel van het
voorpaneel wanneer u klaar bent. Het voorpaneel van de unit moet
gemonteerd zijn wanneer de unit wordt gebruikt. Instellingen zijn nog
altijd mogelijk via de inspectieopening.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle buitenpanelen, behalve het
servicedeksel van de kast met elektrische componenten,
dicht zijn terwijl u werkzaamheden uitvoert.
Sluit het deksel van de kast met elektrische onderdelen
goed voordat u de voeding inschakelt.
7.2.4Stand 1 of 2 activeren
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en alle binnenunits in.
Wanneer de communicatie tussen binnenunits en buitenunit(s) tot
stand is gebracht en normaal is, ziet het 7-segmentendisplay er als
volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus
BS2 SET: Voor lokale instelling
BS3 RETURN: Voor lokale instelling
DS1, DS2 DIP-schakelaars
a display met 7segmenten
b Drukknoppen
7.2.3Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
De drukknoppen op de printplaat en de 7-segmentendisplay(s) zijn
toegankelijk zonder de volledige elektronische componentenkast te
openen.
Voor toegang tot de drukknoppen kunt u het voorste inspectiedeksel
op het voorpaneel verwijderen (zie afbeelding). U kunt nu het
inspectiedeksel van het voorpaneel van de elektronische
componentenkast openen (zie afbeelding). U ziet drie drukknoppen,
drie 7-segmentendisplays en DIP-schakelaars.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
StapDisplay
Bij het inschakelen: knippert zoals afgebeeld.
De eerste controles van de voeding worden
uitgevoerd (1~2min).
Geen problemen: brandt zoals afgebeeld
(8~10min).
Klaar voor gebruik: blanco display zoals
afgebeeld.
Aanduidingen 7-segmentendisplay:
Uit
Knippert
Aan
Wanneer het voorgaande na 12minuten niet kan worden bevestigd,
dan kunt u de storingscode aflezen op de gebruikersinterface van de
binnenunit en het 7-segmentendisplay van de buitenunit. Los de
aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Toegang
BS1 wordt gebruikt om de gewenste stand te veranderen.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 39
7 Configuratie
ToegangActie
Stand 1Druk één keer op BS1.
Het 7-segmentendisplay verandert in:
Stand 2Druk minstens 5 seconden op BS1.
Het 7-segmentendisplay verandert in:
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1. Het display keert terug naar de inactieve
situatie (geen aanduiding op 7-segmentendisplays: blanco,
zie "7.2.4Stand 1 of 2 activeren"op pagina38).
7.2.5Gebruik van stand 1
Stand1 wordt gebruikt voor het instellen van basisinstellingen en het
controleren van de staat van de unit.
WatHoe
Instellingen in stand1
veranderen
Afsluiten en terugkeren
naar de beginstand
Voorbeeld:
Inhoud van parameter [1‑10] controleren (aantal op het systeem
aangesloten binnenunits controleren).
[A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=1; B=10; C=waarde die
willen te weten komen/controleren:
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de normale werking is (standaardsituatie bij verzending in de
fabriek).
2 Druk één keer op BS1.
Gevolg: Stand1 wordt geactiveerd:
3 Druk 10 keer op BS2.
Gevolg: Stand1 instelling 10 wordt opgeroepen:
4 Druk één keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk
van de lokale situatie), is het aantal op het systeem
aangesloten binnenunits.
Gevolg: Stand 1 instelling 10 wordt opgeroepen en
geselecteerd; de weergegeven waarde is gecontroleerde
informatie
5 Druk één keer op BS1 om de controlefunctie af te sluiten.
Gevolg: De standaardsituatie bij verzending van de fabriek wordt
hersteld.
Activeer stand1 (druk één keer op BS1)
en selecteer de gewenste instelling.
Druk hiervoor op BS2.
Druk één keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
Druk op BS1.
WatHoe
Instellingen in stand2
veranderen
Afsluiten en terugkeren
naar de beginstand
Waarde van de
geselecteerde instelling in
stand2 veranderen
Voorbeeld:
Inhoud van parameter [2‑12] controleren.
[A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=2; B=12; C=waarde die
willen te weten komen/veranderen
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de normale werking is (standaardsituatie bij verzending in de
fabriek).
2 Druk meer dan 5seconden op BS1.
Gevolg: Stand2 wordt geactiveerd:
3 Druk 12 keer op BS2.
Gevolg: Stand2 instelling 12 wordt opgeroepen:
4 Druk 1 keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk van
de lokale situatie) is de staat van de instelling. In het geval van
[2‑12] is de standaardwaarde "0"; dit betekent dat de functie
niet geactiveerd is.
Gevolg: Stand 2 instelling 12 wordt opgeroepen en
geselecteerd; de weergegeven waarde is de actuele instelling.
5 Druk op BS2 tot de gewenste waarde op het 7-
segmentendisplay verschijnt om de waarde van de instelling te
veranderen. Druk vervolgens 1 keer op BS3 om de
instelwaarde vast te leggen. Druk opnieuw op BS3 om te
bevestigen en de werking met de gekozen instelling te
beginnen.
6 Druk 2 keer op BS1 om de controlefunctie af te sluiten.
Gevolg: De standaardsituatie bij verzending van de fabriek wordt
hersteld.
Activeer stand2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
Druk 1 keer op BS3 om naar de waarde
van de gewenste instelling te gaan.
Druk op BS1.
▪ Activeer stand 2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
▪ Stel de waarde van de geselecteerde
instelling in met BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 wanneer de
gewenste waarde is geselecteerd om
de wijziging vast te leggen.
▪ Druk opnieuw op BS3 om de werking
te beginnen met de ingestelde
waarde.
7.2.6Gebruik van stand 2
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
Stand2 wordt gebruikt voor het instellen van lokale instellingen van
de buitenunit en het systeem.
Geeft aan of de gecontroleerde unit een master-, slave1- of slave2unit is.
Master, slave1 en slave2 zijn relevant bij systeemconfiguraties met
meerdere buitenunits. De logica van de unit bepaalt welke buitenunit
master, slave1 of slave2 is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
7 Configuratie
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
[1‑0]Beschrijving
Geen aanduiding Niet-gedefinieerde situatie.
0Buitenunit is master-unit.
1Buitenunit is slave 1-unit.
2Buitenunit is slave 2-unit.
[1‑1]
Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde
geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
[1‑1]Beschrijving
0Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
1Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand 2. De
geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee
manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door middel
van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt
gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op basis van
een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
[1‑2]
Geeft de status van de werking met stroomverbruikbegrenzing aan.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het
stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
[1‑2]Beschrijving
0Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in
stand 2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het
buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd door
middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de
geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd op basis
van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire
vereist.
[1‑5] [1‑6]
Geeft aan:
▪ [1‑5]: De actuele Te-streefparameterpositie aan.
▪ [1‑6]: De actuele Tc-streefparameterpositie aan.
[1‑13]
Geeft het totaal aantal aangesloten buitenunits aan (in geval van
systeem met meerdere buitenunits).
Hiermee kunt u controleren of het totaal aantal geïnstalleerde
buitenunits overeenstemt met het totaal aantal door het systeem
herkende buitenunits. Als dit niet het geval is, controleer dan best de
communicatiebedrading tussen de buiten- en buitenunits (Q1/Q2communicatieleiding).
[1‑17] [1‑18] [1‑19]
Geeft aan:
▪ [1‑17]: De recentste storingscode.
▪ [1‑18]: De op 1 na laatste storingscode.
▪ [1‑19]: De op 2 na laatste storingscode.
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de
gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze
via deze controle-instellingen nog controleren.
Zie "10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op
pagina 45 voor informatie over de inhoud of de reden van de
meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over
storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
7.2.8Stand 2: Lokale instellingen
[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
[2‑8]Te-streefwaarde (°C)
13°C
2 (standaard)6°C
37°C
48°C
59°C
610°C
711°C
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen zonder regeling met
variabele koelmiddeltemperatuur (VRT).
[2‑9]Tc-streefwaarde (°C)
141°C
242°C
343°C
444°C
545°C
6 (standaard)46°C
749°C
[2‑12]
Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen
via externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme
stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een
extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt
alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter
(DTA104A61/62) is geïnstalleerd.
[2‑12]Beschrijving
0 (standaard)Gedeactiveerd.
1Geactiveerd.
[2‑20]
Handmatig koelmiddel bijvullen.
Voer de volgende instelling uit om handmatig koelmiddel bij te
vullen. Meer informatie over de verschillende manieren om
koelmiddel bij te vullen in uw systeem vindt u in hoofdstuk
"6.7.2Over koelmiddel bijvullen"op pagina30.
[2‑20]Beschrijving
0 (standaard)Gedeactiveerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 41
7 Configuratie
[2‑20]Beschrijving
1Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste
hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze
functie niet werd afgebroken met een druk op
BS3, dan legt de unit de functie stil na
30minuten. Als de vereiste hoeveelheid
koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden
bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling
opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te
activeren.
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem af
te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te
vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de
vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het
koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden
gevacumeerd.
[2‑21]Beschrijving
0 (standaard)Gedeactiveerd.
1Geactiveerd.
Druk op BS3 om de stand koelmiddel aftappen/
vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de
stand koelmiddel aftappen/vacumeren staan
zolang u niet op BS3 drukt.
[2‑23]
Regeling met variabele koelmiddeltemperatuur (VRT)
[2‑23]VRT-regeling
0 (standaard)Actief zowel koelen als verwarmen
1Actief alleen verwarmen
2Actief alleen koelen
3Gedeactiveerd
[2‑24]
Regeling waterpomp/klep.
Om het systeem met variabel debiet te activeren, stelt u de instelling
in op de gepaste waarde.
[2‑24]Besturing waterpomp
0 (standaard)UIT
1Elke unit heeft een pomp/klep
2Eén pomp/klep per systeem
3Elke unit heeft een pomp/klep (pomp is UIT
wanneer slave-unit niet draait)
[2‑30]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap 1) via de externe
besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing
voor stap 1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet
draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie
de tabel voor de niveaus.
[2‑30]Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering)
160%
265%
3 (standaard)70%
475%
580%
[2‑30]Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering)
685%
790%
895%
[2‑31]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap 2) via de externe
besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing
voor stap 2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet
draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie
de tabel voor de niveaus.
[2‑31]Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering)
1 (standaard)40%
250%
355%
[2‑32]
Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing (geen externe
besturingsadapter vereist voor stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt toegepast als het
systeem altijd met stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de
tabel voor de niveaus.
[2‑32]Referentie begrenzing
0 (standaard)Functie niet actief.
1Volgens instelling [2‑30].
2Volgens instelling [2‑31].
[2‑50]
Instelling type zoutoplossing.
Verander deze instelling om het werkingsbereik aan de
zoutoplossingzijde van de unit te vergroten.
▪ Normaal werkingsbereik aan de zoutoplossingzijde (standaard):
voor gebruik met water als warmtebronmedium.
▪ Uitgebreid werkingsbereik aan de zoutoplossingzijde (standaard):
voor gebruik met zoutoplossing als warmtebronmedium.
OPMERKING
Door deze instelling in te stellen op het uitgebreide
werkingstype, moet u glycol (40%) als warmtebronmedium
gebruiken om te voorkomen dat het circuit met de
zoutoplossing of de unit opvriest (zie werkingsbereik).
Gebruik in dat geval geen water!
Regeling nul energieverspilling kan UIT zijn als in de machineruimte
al een ventilatiesysteem of airconditioningsysteem voor andere
faciliteiten is voorzien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
8 Inbedrijfstelling
X27A
a
b
c
2
345
H JS T
X27A
A1P
[2‑74]
Insteltemperatuur nul energieverspilling.
Als de binnentemperatuur van de unit hoger is dan de
insteltemperatuur van nul energieverspilling, begint de regeling nul
energieverspilling en wordt de unit afgekoeld.
[2‑74]Beschrijving
025
127
229
3 (standaard)31
433
535
637
739
[2‑81]
Instelling koelcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
[2‑81]Instelling koelcomfort
0Eco
1 (standaard)Gematigd
2Snel
3Krachtig
[2‑82]
Instelling verwarmcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
[2‑82]Instelling verwarmcomfort
0Eco
1 (standaard)Gematigd
2Snel
3Krachtig
7.2.9PC-configurator aansluiten op de
buitenunit
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2Proefdraaien.
3Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4Gebruik van het systeem.
8.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn
(lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de
montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
c Hoofdprintplaat buitenunit
8Inbedrijfstelling
8.1Overzicht: Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet
het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
8.3Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten.
Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd;
hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina33 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 43
8 Inbedrijfstelling
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met
de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een
megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "5.5.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina23 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer
eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het bovenste voorpaneel overeenkomstig
EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Inspecteer het waterfilter op de inlaatleiding van de
buitenunit. Maak het indien nodig schoon.
De leidingwerkzaamheden zijn overeenkomstig dit
document en de geldende wetgeving uitgevoerd. Zorg
ervoor dat de volgende componenten zich op de juiste
plaats bevinden:
▪ waterfilter,
▪ ontluchtingsventiel,
▪ Automatische watertoevoerklep, en
▪ expansietank.
Watercircuit
Controleer of het watercircuit gevuld is.
Waterdebiet
Controleer of het berekende waterdebiet kan worden
bereikt.
8.4Over proefdraaien
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en
beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
De controles van de leidinglengte en van de toestand van het
koelmiddel worden niet uitgevoerd wanneer het systeem Hydroboxunits bevat.
▪ Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders
wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface
en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke
binnenunit niet laten proefdraaien.
▪ Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één
met een normale regeling op de gebruikersinterface na het
beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van
de binnenunit (bijv. Hydrobox) voor meer informatie over
afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor
wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed
hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen.
Dit zijn evenwel geen storingen.
8.5Proefdraaien
1 Sluit alle voorpanelen zodat u geen verkeerde besluiten trekt
(behalve het servicedeksel van de inspectieopening in de
elektrische componentenkast).
2 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina37.
3 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
4 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 38. Druk
minstens 5 seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44
9 Onderhoud en service
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op het
display van de buitenunit wordt "" aangegeven en op de
gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding
"Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing"
aangegeven.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
StapBeschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Controle hoeveelheid koelmiddel
Afpompen
Unit stop
Noot: Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit
stopt ±30 seconden later.
5 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
BeëindigingBeschrijving
Normaal beëindigd Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay
(stilstand).
Abnormaal
beëindigd
Aanduiding van storingscode op het 7segmentendisplay.
Zie "8.6Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina44 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking na 5 minuten worden begonnen.
8.6Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de
gebruikersinterface of het 7-segmentendisplay van de buitenunit
staat. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de
tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de
storing is opgelost.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor
gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.
8.7Gebruik van de unit
Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en
binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om
de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de
binnenunit voor meer informatie.
9Onderhoud en service
OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of
serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per
jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan
echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
9.1Overzicht: Onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Platenwarmtewisselaar reinigen
▪ Koelmiddelaftapprocedure
9.2Voorzorgsmaatregelen inzake
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
9.2.1Elektrische gevaren voorkomen
Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is
uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding
hieronder met een tester en controleer of de spanning van de
condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit
voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
9.3Onderhoud van de
platenwarmtewisselaar
De prestaties van de platenwarmtewisselaar kunnen afnemen door
kalkvorming. Wanneer het waterdebiet daalt, kan hij vorstschade
oplopen. Daarom is het vereist om op regelmatige tijdstippen
geprogrammeerd onderhoud uit te voeren om zo kalkvorming te
voorkomen.
Voer de volgende inspecties uit aan het begin van het seizoen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 45
10 Opsporen en verhelpen van storingen
▪ test van de waterkwaliteit en volg de aanbevelingen van
"5.4.1Vereisten voor de waterkwaliteit"op pagina20
▪ maak het waterfilter schoon,
▪ controle van het waterdebiet,
▪ controle van de bedrijfsomstandigheden (bijv. druk, waterdebiet,
uitlaattemperatuur, …).
9.3.1Reinigen van de platenwarmtewisselaar
De platenwarmtewisselaar kan niet worden gedemonteerd en
gereinigd. Voer de volgende stappen uit.
Voorwaarde: Voorzie een aansluitpoort op de waterinlaat en de
wateruitlaat en sluit een circulatiepomp aan tussen deze 2 poorten
voor het reinigen met chemische producten.
Voorwaarde: Voorzie een afsluiter voor de aansluitpoort van de
inlaatwaterleiding en een andere afsluiter na de aansluitpoort van de
uitlaatwaterleiding.
Voorwaarde: Gebruik een oplossing met 5% verdund mierenzuur,
citruszuur, oxaalzuur, azijnzuur of fosforzuur om kalk te verwijderen.
Gebruik NOOIT zoutzuur, zwavelzuur of salpeterzuur aangezien zij
sterk corrosief zijn.
1 Sluit de leiding voor circulatie van reinigingsproducten aan op
de inlaatleiding van de platenwarmtewisselaar.
2 Laat een reinigingsoplossing op een temperatuur van
50°C~60°C een tijdje in de platenwarmtewisselaar lopen.
3 Circuleer de oplossing 2~5 uur met een pomp. De vereiste tijd
voor het reinigen hangt af van de temperatuur van de
reinigingsoplossing en de hoeveelheid kalk. U kunt de
vooruitgang van het reinigen aflezen aan de verontreiniging van
de reinigingsoplossing.
4 Laat na het circuleren van de reinigingsoplossing deze
oplossing uit de platenwarmtewisselaar lopen.
5 Vul de platenwarmtewisselaar met een oplossing van 1-2%
natriumhydroxide (NaOH) of natriumbicarbonaat (NaHCO3).
6 Circuleer deze oplossing gedurende 15-20 minuten om de
producten te neutraliseren.
7 Spoel de binnenkant van de platenwarmtewisselaar grondig uit
met vers schoon water.
8 Wanneer u een in de handel verkrijgbaar reinigingsproduct
gebruikt, controleer dan op voorhand dat het product roestvrij
staal en koper niet corrodeert. Voor meer informatie, neem
contact op met de fabrikant van het reinigingsproduct.
9 Controleer of de unit normaal kan werken.
9.4Over de servicestand
Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van
instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina37
voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen
voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie
over vacumeren en aftappen.
9.4.1Gebruik van de vacuümstand
1 Stel [2‑21]=1 bij de stilstaande unit.
Gevolg: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de
binnenunits en de buitenunit volledig geopend. Op het 7segmentendisplay wordt dan aangegeven en op de
gebruikersinterface van alle binnenunits TEST (proefdraaien)
en (externe besturing) en de werking is geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS3 om te stoppen met vacumeren.
9.4.2Koelmiddel aftappen
Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor
koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
10Opsporen en verhelpen van
storingen
10.1Overzicht: Opsporen en verhelpen
van storingen
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van
problemen.
Het bevat informatie over:
▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen
10.2Problemen op basis van
storingscodes oplossen
Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel
met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen
nadat u het probleem hebt opgelost.
De op de buitenunit aangegeven storingscode bestaat uit een
hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde
informatie over de storingscode. De storingscode wordt
intermitterend aangegeven.
Voorbeeld:
CodeVoorbeeld
Hoofdcode
Subcode
De hoofdcode wordt op het display om de seconde afgewisseld door
de subcode.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46
11 Als afval verwijderen
a
b
a
c
d
a
b
a
e
d
e
c
a
b
a
e
d
f
c
a
b
a
e
b
d
c
a
b
a
e
d
f
c
h
1
h
2
1500
500
F
(mm)
11Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
12Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
12.1Overzicht: Technische gegevens
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Ruimte voor onderhoud
▪ Leidingschema
▪ Bedradingsschema
INFORMATIE
Meer specificaties vindt u in de technische data.
12.2Serviceruimte: Buitenunit
Er moet voldoende ruimte rond de unit zijn voor
servicewerkzaamheden en de minimale ruimte voor ventilatie (zie de
onderstaande afbeelding).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
De binnenunit van het VRV IV-warmteterugwinningssysteem kan
worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen. Het type
binnenunit dat kan worden gebruikt hangt af van de reeks van de
buitenunits.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 49
14 Gebruikersinterface
k
m
e
c
kl
e
ee
fh
b
a
k
l
cc
kkk
j
c
e
i
k
k
c
d
1
3
2
5
4
e
g
c
g
c
gg
h
gg
cccd
f
e
i
j
b
a
c
gd
f
e
b
a
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
13.1Systeemlay-out
Systeem met warmteterugwinning
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface
h Draadloze gebruikersinterface
i Schakelaar op afstand om te schakelen tussen verwarmen
en koelen
j Aansluiting watersysteem
Watersysteem
a Unit
b Aansluiting op koelmiddelsysteem
c Waterleiding
d Droogkoeler
e Zoutoplossinglus
f Gesloten koeltoren
g Boiler
14Gebruikersinterface
VOORZICHTIG
Raak de interne delen van de controller nooit aan.
Verwijder het voorpaneel niet. Sommige onderdelen in het
toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het
toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor
controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de
belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde
functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde
a Unit
b Koelmiddelleiding
Warmtepompsysteem
c BS-unit
d Multi-BS-unit
e VRV DX-binnenunit
f LT Hydrobox-unit
g VRV-binnenunit alleen koelen
h HT Hydrobox-unit
i EKEXV-kit
j AHU
k Gebruikersinterface
l Draadloze gebruikersinterface
m Aansluiting watersysteem
gebruikersinterface.
15Voor het gebruik
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de
luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
Page 50
16 Bediening
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig
insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid.
Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit
kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van
mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met
standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met
uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met
uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is
uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
▪ Verwarmen en koelen (lucht/water).
▪ Warm water voor huishoudelijk gebruik
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de
specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
16Bediening
16.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directeexpansiebinnenunits op het VRV IV-systeem zijn aangesloten.
Voor Hydrobox-units of AHU-units gelden speciale waarden voor het
werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/
gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data
voor de recentste informatie.
16.2Gebruik van het systeem
16.2.1Over het gebruik van het systeem
▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
16.2.3Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van
de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie
kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de
buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet
ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan de binnenunits.
WanneerDan
RWEYQ16~42 multimodellen
RWEYQ8~14
enkelvoudige
modellen
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van
de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit
een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator
automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de
ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een
ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit.
(Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt,
moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen
apparatuur met een open vlam op plaatsen die
blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of
onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige
kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te
gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van
lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer
informatie.
Tijdens het ontdooien blijft de binnenunit op
een lager peil verder verwarmen. Dit
verzekert u van een aangenaam
comfortniveau binnen.
De ventilator van de binnenunit wordt
stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt
omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de warmtewisselaar van
de buitenunit te ontdooien.
16.2.2Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde
besturing" staat (zie de montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "16.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina52.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
16.2.4Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 51
16 Bediening
a
b
1
1
1
1
1
1
1
16.2.5Gebruik van het systeem (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen
ventileren of op voor koelen of
verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op
of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
Koelen
Verwarmen
voor koelen
Alleen ventileren
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).
16.3.2Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "16.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
(ontvochtigen).
16.3.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie
over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtstroomrichting.
16.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
16.3.1Over het ontvochtigingsprogramma
▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling
(minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de
gebruikersinterface).
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "16.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
16.4Luchtstroomrichting instellen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
Page 52
17 Energie besparen en optimale werking
16.4.1Over de luchtstroomklep
Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door
een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het
display.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de
volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische en gewenste stand .
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl
de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd
geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
(alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek,
plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand . Anders kan er zich vocht of stof gaan
afzetten op het plafond of op de klep.
16.5Master-gebruikersinterface
instellen
16.5.1Over master-gebruikersinterface instellen
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slavegebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald
door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de mastergebruikersinterface.
16.5.2Gebruikersinterface als master instellen
(VRV DX en Hydrobox)
1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog
niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste
gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder
gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde buitenunit
aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is
ingesteld als master-gebruikersinterface en
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van
het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).
16.6Over besturingssystemen
Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één
binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen.
Controleer het volgende als uw unit met één van die
besturingssystemen is uitgerust:
TypeBeschrijving
Groepsbesturing1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits. Alle binnenunits krijgen
dezelfde instelling.
Besturing met 2
gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de
instelling van groepsbesturing en besturing met 2
gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
2 gebruikersinterfaces besturen 1
binnenunit (bij groepsbesturing is dit 1
groep van binnenunits). De unit wordt
individueel bestuurd.
17Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een
optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of
verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm niet te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats nooit voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan dit een verminderd effect of een uitval
veroorzaken.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers
stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet
de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de
unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te
garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie
"Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 m
van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn
statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats geen voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit VRV IV-warmteterugwinningssysteem is uitgerust met een
geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een
laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 53
18 Onderhoud en service
parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale
balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke
toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke
patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de
parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor
de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen
energieverbruik en comfort te bereiken.
17.1Beschikbare
hoofdgebruiksmethoden
Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de
situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van
vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de
buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast
aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de
buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet
bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld
dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan
begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te
verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van
het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen)
ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand
ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de
beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer
informatie over Hi-sensible toepassingen.
17.2Mogelijke comfortinstellingen
Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden
geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de
inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te
bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om
zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig
▪ Snel
▪ Gematigd
▪ Eco
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is
gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met
benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische
producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating
kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild
bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal
detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het
paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere
droge doek.
18.1Onderhoud na een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de
luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u
in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke
binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde
positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt
ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.
INFORMATIE
Een combinatie van de Automatische stand met Hydroboxtoepassingen kan interessant zijn. Het effect van de
energiespaarfunctie kan heel beperkt zijn wanneer een
lage/hoge (koelen/verwarmen) temperatuur van het
uittredend water wordt gevraagd.
18Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
18.2Onderhoud voor een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"16.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking"op pagina50 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de
luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
Page 54
18 Onderhoud en service
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u
in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke
binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde
positie.
18.3Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te
bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWPwaarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage
of installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal
veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
18.4.3Aanbevolen onderhouds- en
inspectiecycli
De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de
garantieperiode van de onderdelen.
OnderdeelInspectiecy
clus
Elektromotor1 jaar20.000 uur
Printplaat25.000 uur
Warmtewisselaar5 jaar
Sensor (thermistor, enz.)5 jaar
Gebruikersinterface en
schakelaars
Lekbak8 jaar
Expansieklep20.000 uur
Magneetklep20.000 uur
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur
18.4Dienst-na-verkoop en garantie
18.4.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
18.4.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende
gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer
dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van
het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de
inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter
zijn dan vermeld.
18.4.4Verkorte onderhouds- en
vervangingscycli
De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een
kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de
stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 55
19 Opsporen en verhelpen van storingen
▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
OnderdeelInspectiec
yclus
Luchtfilter1 jaar5 jaar
Filter met hoog rendement1 jaar
Zekering10 jaar
Carterverwarming8 jaar
Onderdelen onder drukNeem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw
dealer voor meer informatie.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het
demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units
door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder
de garantie valt.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
19Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel
voor alleen ventileren,
maar stopt meteen bij
het verwarmen of
koelen.
Het systeem werkt,
maar koelt of verwarmt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de
gebruikersinterface staat. (Zie
"18Onderhoud en service"op pagina53
en "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van
de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.
19.1Storingscodes: Overzicht
Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op
het display van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef
hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze
laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk
van het niveau van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop
drukken om de code terug te stellen. Vraag anders advies aan uw
installateur.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
Page 56
19 Opsporen en verhelpen van storingen
19.2Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
19.2.1Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is
toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de
compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5
minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook
toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de
werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de
gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
19.2.2Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet
worden omgeschakeld
▪ (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent
dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening.
Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is
geïnstalleerd.
19.2.3Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar
koelen en verwarmen werken niet
Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het
opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle
binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer
klaar is.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt
terug in de binnenunit en produceert stoom.
19.2.7Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op
verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en
wordt uitgeblazen.
19.2.8Symptoom: Op het display van de
gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de
unit stopt, en start weer na enkele
minuten
De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere
elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units
onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch
hervat zodra de interferentie ophoudt.
19.2.9Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit)
▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit
begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer
één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de
afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd
door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het
temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere
binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in
het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de
kring rondgestuurd.
19.2.4Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt
niet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor
de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het
verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil
en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit
voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer
wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op
de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.
19.2.5Symptoom: De luchtstroomrichting stemt
niet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de
gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt
doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
19.2.6Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de
temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het
nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.
Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van
de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
19.2.10 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit, buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat
door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt
door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
19.2.11 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (buitenunit)
De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.
19.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt
gebruikt. Dit komt door stof in de unit.
19.2.13 Symptoom: De units geven een geur af
De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten,
enz., en die dan weer afgeven.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
RWEYQ8~14T9V1B + RWEYQ8~14T9Y1B
Watergekoelde VRV IV-systeem airconditioner
4P452191-1 – 2017.04
Page 57
20 Verplaatsen
19.2.14 Symptoom: De ventilator van de
buitenunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het
oog op een optimale werking van het product.
19.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"
Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en
betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit
duurt 1minuut.
19.2.16 Symptoom: De compressor in de
buitenunit stopt niet na een korte
verwarmingscyclus
Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na
5 tot 10 minuten stoppen.
19.2.17 Symptoom: De binnenkant van een
buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit
is gestopt
De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan
starten.
19.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer
de binnenunit gestopt is
Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een
andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
20Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of
een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit
product (indien van toepassing) dient gemonteerd,
geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
21Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
22Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.