Daikin RKXYQ5T8Y1B, RDXYQ5T8V1B, RKXYQ8T7Y1B, RDXYQ8T7V1B Installer reference guide [nl]

Page 1
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
RKXYQ5T8Y1B RDXYQ5T8V1B
RKXYQ8T7Y1B RDXYQ8T7V1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
Nederlands
Page 2
Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Compressorunit ......................................................................... 8
3.2.1 De compressorunit uitpakken ..................................... 8
3.2.2 Omgaan met de compressorunit................................. 8
3.2.3 Accessoires van de compressorunit verwijderen........ 8
3.2.4 Transportbeveiliging verwijderen ................................ 9
3.2.5 Transport-EPS verwijderen......................................... 9
3.3 Warmtewisselaarunit ................................................................. 9
3.3.1 De warmtewisselaarunit uitpakken ............................. 9
3.3.2 Omgaan met de warmtewisselaarunit......................... 9
3.3.3 Accessoires van de warmtewisselaarunit verwijderen 9
3.3.4 Transportvel verwijderen............................................. 10
4 Over de units en opties 10
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 10
4.2 Identificatie ................................................................................ 10
4.2.1 Identificatielabel: Compressorunit............................... 10
4.2.2 Identificatielabel: Warmtewisselaarunit....................... 10
4.3 Over de compressorunit en de warmtewisselaarunit ................ 10
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 11
4.5 Units en opties combineren....................................................... 11
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 11
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 11
4.5.3 Mogelijke opties voor de compressorunit en de
warmtewisselaarunit ................................................... 11
5 Voorbereiding 12
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 12
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 12
5.2.1 Vereisten voor de plaats waar de compressorunit
wordt geïnstalleerd...................................................... 13
5.2.2 Vereisten voor de plaats waar de
warmtewisselaarunit wordt geïnstalleerd .................... 13
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 14
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 15
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 15
5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 15
5.3.3 Leidingmaat selecteren............................................... 15
5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 16
5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 16
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 17
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 17
5.4.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 17
6 Installatie 17
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 17
6.2 De units openen ........................................................................ 18
6.2.1 Over het openen van de units...................................... 18
6.2.2 Compressorunit openen............................................... 18
6.2.3 Deksel van de schakelkast van de
warmtewisselaarunit openen ....................................... 18
6.3 Compressorunit monteren.......................................................... 18
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
compressorunit ............................................................ 18
6.3.2 Richtlijnen bij de installatie van de compressorunit ..... 18
6.4 De warmtewisselaarunit monteren ............................................. 19
6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
warmtewisselaarunit .................................................... 19
6.4.2 Richtlijnen bij de installatie van de
warmtewisselaarunit .................................................... 19
6.4.3 Richtlijnen bij de installatie van de kanalen ................. 19
6.4.4 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding.......... 20
6.5 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 21
6.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 21
6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 21
6.5.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 21
6.5.4 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 21
6.5.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 22
6.5.6 Dichtgeknepen leidingen verwijderen .......................... 22
6.5.7 Koelmiddelleiding aansluiten op compressorunit......... 23
6.5.8 Koelmiddelleiding aansluiten op de
warmtewisselaarunit .................................................... 24
6.5.9 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 24
6.6 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 24
6.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 24
6.6.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 25
6.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 25
6.6.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 26
6.6.5 Vacuümdrogen............................................................. 26
6.7 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 26
6.8 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 26
6.8.1 Over koelmiddel bijvullen............................................. 26
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 27
6.8.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 27
6.8.4 Koelmiddel vullen......................................................... 27
6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel...................... 29
6.8.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 29
6.9 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 29
6.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 29
6.9.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 30
6.9.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 31
6.9.4 Elektrische bedrading aansluiten op de
compressorunit ............................................................ 31
6.9.5 Elektrische bedrading aansluiten op de
warmtewisselaarunit .................................................... 32
6.10 Installatie van de compressorunit voltooien ............................... 33
6.10.1 Transmissiebedrading voltooien .................................. 33
6.10.2 Compressorunit sluiten ................................................ 33
6.11 Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien ....................... 33
6.11.1 Warmtewisselaarunit sluiten ........................................ 33
7 Configuratie 33
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 33
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 33
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 33
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 34
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen......................... 34
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren.................................................. 35
7.2.5 Gebruik van stand 1 (en standaardsituatie)................. 35
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 36
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 36
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen......................................... 38
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 3
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de compressorunit...... 41
7.3 Energie besparen en optimale werking ..................................... 41
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden ............................. 41
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen...................................... 42
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen.................. 43
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen........... 43
8 Inbedrijfstelling 44
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 44
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 44
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling .............................................. 44
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 45
8.4.1 Over proefdraaien....................................................... 45
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................ 45
8.4.3 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................ 46
8.4.4 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................ 46
8.4.5 Gebruik van de unit..................................................... 46
9 Aan de gebruiker overhandigen 46
10 Onderhoud en service 46
10.1 Overzicht: Onderhoud en service .............................................. 47
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 47
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 47
10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de warmtewisselaarunit ... 47
10.4 Over de servicestand ................................................................ 47
10.4.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 47
10.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 47
11 Opsporen en verhelpen van storingen 48
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 48
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 48
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 48
11.3.1 Storingcodes: Overzicht.............................................. 48
12 Als afval verwijderen 52
13 Technische gegevens 52
13.1 Leidingschema: Compressorunit en warmtewisselaarunit ........ 52
13.2 Bedradingsschema: Compressorunit ........................................ 53
13.3 Bedradingsschema: Warmtewisselaarunit ................................ 54
Voor de gebruiker 55
14 Over het systeem 55
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 55
15 Gebruikersinterface 55
16 Voor het gebruik 55
17 Bediening 56
17.1 Werkingsgebied......................................................................... 56
17.2 Gebruik van het systeem........................................................... 56
17.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 56
17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 56
17.2.3 Over verwarmen ......................................................... 56
17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 56
17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 57
17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 57
17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma............................ 57
17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma
(ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 57
17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)....................................................... 57
17.4 Luchtstroomrichting instellen ...................................................... 57
17.4.1 Over de luchtstroomklep .............................................. 58
17.5 Master-gebruikersinterface instellen .......................................... 58
17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen ................... 58
17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX) ..... 58
17.5.3 Over besturingssystemen ............................................ 58
18 Energie besparen en optimale werking 58
18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ........................................ 59
18.2 Mogelijke comfortinstellingen ..................................................... 59
19 Onderhoud en service 59
19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand.......................... 59
19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand....................... 60
19.3 Over het koelmiddel ................................................................... 60
19.4 Dienst-na-verkoop en garantie ................................................... 60
19.4.1 Garantieperiode ........................................................... 60
19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie............... 60
19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli.................. 60
19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli.................. 61
20 Opsporen en verhelpen van storingen 61
20.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 62
20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 63
20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 63
20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 63
20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 63
20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 63
20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 63
20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 63
20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, warmtewisselaarunit) ............................... 63
20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 63
20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, warmtewisselaarunit) ............................... 63
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, compressorunit, warmtewisselaarunit)..... 63
20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(compressorunit, warmtewisselaarunit) ....................... 63
20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de warmtewisselaarunit ... 64
20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 64
20.2.14 Symptoom: De ventilator van de
warmtewisselaarunit draait niet.................................... 64
20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88".......................... 64
20.2.16 Symptoom: De compressor in de compressorunit
stopt niet na een korte verwarmingscyclus .................. 64
20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een compressorunit
is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt .................... 64
20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 64
21 Verplaatsen 64
22 Als afval verwijderen 64
23 Verklarende woordenlijst 64
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijd
van 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis als het gebruik van het apparaat op een veilige manier werd uitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogen NIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af. ▪ Bedien de unit NIET met natte handen. ▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat boven een bepaalde concentratie. Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%). Lege batterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid te voorkomen.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 7

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie ▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
compressorunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
compressorunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik ▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
compressorunit)
Montagehandleiding van de warmtewisselaarunit:
▪ Installatie-instructies ▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
warmtewisselaarunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,… ▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8

3 Over de doos

1 2
a
b
c
d
1×e1×f3×
1× 1×
8 HP
a eb dc
d cba5 HP

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de dozen met de compressorunit en de warmtewisselaarunit ter plaatse zijn geleverd.
Het bevat informatie over: ▪ Uitpakken en omgaan met de units ▪ Accessoires van de units verwijderen ▪ Transportbeveiliging verwijderen (alleen voor RKXYQ5) ▪ Transport-EPS verwijderen (alleen voor RKXYQ8) ▪ Transportvel uit de warmtewisselaarunit verwijderen Houd rekening met de volgende zaken: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:

3.2.2 Omgaan met de compressorunit

Met verpakking. Gebruik een vorkheftruck.
Zonder verpakking. Draag de unit langzaam zoals weergegeven:

3.2.3 Accessoires van de compressorunit verwijderen

1 Verwijder de accessoires (deel 1).
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.

3.2 Compressorunit

3.2.1 De compressorunit uitpakken

a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing compressorunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen e Schroef (alleen vereist in het geval van 5HP (voor
afscherming van transmissiebedrading) (zie
"6.9.4Elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit"op pagina31)
f Kabelbinder
2 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 Compressorunit
openen"op pagina18.
3 Verwijder de accessoires (deel 2).
a+b Leidingaccessoires voor circuit 1 (naar
warmtewisselaarunit)
5HP 8HP
a Gas Ø19,1mm Ø22,2mm b Vloeistof Ø12,7mm Ø12,7mm
c+d Leidingaccessoires voor circuit 2 (naar binnenunits)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 9
3 Over de doos
·
3 1
(10.1 N·m)
2
a
b
1 2
b c da
e f g
5HP 8HP
c Gas Ø15,9mm Ø19,1mm d Vloeistof Ø9,5mm Ø9,5mm
e Leidingadapter (Ø19,1→22,2mm) vereist voor het
aansluiten van leidingen op de warmtewisselaarunit (alleen voor 8HP)

3.2.4 Transportbeveiliging verwijderen

Alleen voor RKXYQ5.
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale trillingen of geluiden worden geproduceerd.

3.3 Warmtewisselaarunit

3.3.1 De warmtewisselaarunit uitpakken

3.3.2 Omgaan met de warmtewisselaarunit

OPMERKING
Plaats de unit niet met de aanzuig- of uitblaaszijde op de grond wanneer u de warmtewisselaarunit van de pallet neemt. Mogelijk gevolg: Vervorming van de aanzuig- of uitblaasopening.

3.2.5 Transport-EPS verwijderen

Alleen voor RKXYQ8.
1 Verwijder de EPS. De EPS beschermt de unit bij het transport.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Met verpakking. Gebruik een vorkheftruck of draagbanden.

Zonder verpakking. Draag de unit langzaam zoals weergegeven:

3.3.3 Accessoires van de warmtewisselaarunit verwijderen

RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
a Optioneel filter voor vuil b Montagehandleiding voor de warmtewisselaarunit c Afdichting d Afvoerslang e Metalen klem
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10

4 Over de units en opties

f Schroef (voor afscherming van transmissiebedrading) (zie
"6.9.5Elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit"op pagina32)
g Kabelbinder

3.3.4 Transportvel verwijderen

1 Verwijder het vel. Het vel beschermt de unit bij het transport.
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Identificatie van de compressorunit en warmtewisselaarunit. ▪ Plaats van de compressorunit en de warmtewisselaarunit in de
lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de compressorunit en
warmtewisselaarunit kunnen worden gecombineerd.

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Compressorunit

Plaats
Code Verklaring
Y1 Elektrische voeding B Europese markt [*] Aanduiding kleine modelwijziging

4.2.2 Identificatielabel: Warmtewisselaarunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: R D X Y Q 5 T8 V1 B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld D Warmtewisselaarunit X Warmtepomp (niet-continu verwarmen) Y Eén module Q Koelmiddel R410A 5+8 Capaciteitsklasse T# VRV IV-reeks V1 Elektrische voeding B Europese markt [*] Aanduiding kleine modelwijziging

4.3 Over de compressorunit en de warmtewisselaarunit

Deze montagehandleiding betreft de volledig door inverter aangedreven VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie.
De compressorunit en warmtewisselaarunit zijn ontworpen voor installatie binnenshuis en zijn bedoeld voor lucht-lucht­warmtepomptoepassingen.
Modelidentificatie Voorbeeld: R K X Y Q 5 T8 Y1 B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld K Compressorunit X Warmtepomp (niet-continu verwarmen) Y Eén module Q Koelmiddel R410A 5+8 Capaciteitsklasse T# VRV IV-reeks
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Specificatie 5HP 8HP
Maximum capaciteit Verwarmen 16,0kW 25,0kW
Koelen 14,0kW 22,4kW
Ontwerptemperatuur (buiten)
Ontwerptemperatuur (buiten) van compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve vochtigheid rond de compressorunit en warmtewisselaarunit
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol Koelen –5~46°Cdroge bol
5~35°Cdroge bol
Verwarmen 50% Koelen 80%
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
(a)
(a)
4P499898-1 – 2017.09
Page 11
4 Over de units en opties
d d
c c
a
b
VRV DX VRV DX VRV DX EKEXV
AHU
d d
1 2
Xb ca
X X X

4.4 Systeemlay-out

OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina11 voor meer informatie.
1 In het geval van VRVDX-binnenunits 2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
binnenunit)
AHU Luchtbehandelingsunit

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IV­warmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (compressorunit+warmtewisselaarunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het VRV IV-warmtepompsysteem voor binneninstallatie kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie.
In het overzicht vindt u de toegelaten combinaties van binnenunits, compressorunits en warmtewisselaarunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. Zij zijn onderhevig aan de in de technische data vermelde voorschriften.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmtepompsysteem voor binneninstallatie. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van de combinatie van compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunitmodellen.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen). ▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit+EKEQM-box vereist,
afhankelijk van de toepassing.
▪ Comfort-luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV-reeks
(Biddle).
Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de volgende vereisten: Zie de technische data voor meer informatie.
Andere combinaties dan die in de tabel zijn verboden.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Binnenunits Totale CR
(a)
CR per type
(b)
VRVDX AHU
VRV DX 50~130% 50~130%
VRV DX + AHU 50~110% 50~110% 0~60%
AHU 90~110% 90~110%
(a) Total CR = Totale aansluitverhouding capaciteit van
binnenunits
(b) CR per type = Toegestane capaciteit aansluitverhouding
per type binnenunit

4.5.3 Mogelijke opties voor de compressorunit en de warmtewisselaarunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakset
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H Refnet-verbinding KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 16 voor de selectie van de optimale aftakset.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden geïnstalleerd.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de compressorunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving 5HP 8HP
Keuzeschakelaar koelen/
KRC19-26A
verwarmen Kabel keuzeschakelaar koelen/
EKCHSC
verwarmen Printkaart keuzeschakelaar
BRP2A81
(a)
koelen/verwarmen Met optionele montagekast voor
KJB111A
de schakelaar
(a) Ga als volgt te werk om een BRP2A81 te installeren:
1 Controleer de componenten van de BRP2A81. Ze zijn NIET
allemaal vereist.
a Kabel b Kabelbinder c Printplaat
X Niet vereist
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12

5 Voorbereiding

1
1
2
X1M
X1A
A B C
A1P
DS1
X66A
X1A
A1P
DS1
X66A
X1M
KRC19-26A
X1A
A B C
A B C
X1M
1 2 3 4
OFF
X66A
ON
DS1
A1P
2 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit en de
schakelkast. Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.
3 Verwijder de montageplaat van de printplaat.
4 Monteer de printplaat.
5 Sluit de kabel aan.
9 Breng de servicedeksels weer aan. Zie "6.10.2Compressorunit
sluiten"op pagina33.
10 Laat de unit proefdraaien. Zie het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Lekbakverwarming (EKDPH1RDX)
Wanneer. Installatie optioneel. Aanbevolen in streken waar de
buitentemperatuur langer dan 24 uur onder –7°C zakt. ▪ Waar. Installeer de lekbakverwarming in de warmtewisselaarunit. ▪ Hoe. Zie de bij de lekbakverwarming geleverde instructies voor
installatie.
Filter voor vuil (geleverd als accessoire)
Wanneer. Installatie optioneel. Aanbevolen op plaatsen waar veel
vuil (bijvoorbeeld bladeren) in de aanzuigleiding kan
terechtkomen. ▪ Waar. Installeer het filter op één van de volgende plaatsen:
▪ Aanzuigopening van de warmtewisselaarunit
▪ Aanzuigleiding (gemakkelijker voor onderhoud) ▪ Hoe. Zie de bij het filter geleverde instructies voor installatie. ▪ Drukverschil over het filter:
▪ 5HP: 30Pa bij 60m³/min
▪ 8HP: 75Pa bij 100m³/min
6 Sluit de keuzeschakelaar koelen/verwarmen aan.
Aanhaalmoment X1M (A/B/C): 0,53~0,63N•m
7 Maak de kabels vast met kabelbinders. 8 Zet de DIP-schakelaar (DS1‑1) op ON.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Koelmiddelleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 13
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
e
b
c
(mm)
g
b
c
10
a
10
≥10500
10
(mm)
b

5.2.1 Vereisten voor de plaats waar de compressorunit wordt geïnstalleerd

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units (compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunits) zijn geschikt voor installatie in een commerciële en licht industriële omgeving.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
Serviceruimte. Let op de volgende vereisten:
a Bovenaanzicht b Vooraanzicht
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau. ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
5.2.2 Vereisten voor de plaats waar de
warmtewisselaarunit wordt geïnstalleerd
De vereisten voor de plaats waar de warmtewisselaarunit wordt geïnstalleerd zijn dezelfde als die voor de compressorunit, plus:
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Compressorunit
g Warmtewisselaarunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico
is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
≥10
≥50
a
b
≥100
≥500
≥100
(mm)
a b
c
d
e
ba
Serviceruimte. Let op de volgende vereisten:
a Aanzuigzijde b Luchtuitblaaszijde
Beveiligingsroosters. Installeer beveiligingsroosters op de
aanzuig- en uitblaaszijde om te voorkomen dat de ventilatorschoepen of de warmtewisselaar kunnen worden aangeraakt.
Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd
wordt.
Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden
afgevoerd.
Installatie aan de kust. Installeer het toestel NIET waar het
rechtstreeks wordt blootgesteld aan zeewind. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
X Niet toegelaten
O Toegelaten
a Gebouw (bovenaanzicht) b Uitblaaskanalen c Warmtewisselaarunit d Aanzuigkanalen e Zeewind

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de unit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 15
5 Voorbereiding
a
b
a
b
t
Ø
A
a
B
D
D
C
D
D
b
EKEXV
AHU
VRV DX
VRV DX
c
c
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet de afmeting van de openingen boven en onder de deur gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een unit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de unit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4") 9,5mm (3/8") 12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm 19,1mm (3/4")
22,2mm (7/8")
Hardingsgraad Dikte (t)
Gegloeid (O) ≥0,80mm
Halfhard (1/2H) ≥0,80mm
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)

5.3.3 Leidingmaat selecteren

Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.8.3Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden"op pagina27.
A: Leiding tussen warmtewisselaarunit en compressorunit
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitstype compressorunit
a Warmtewisselaarunit b Compressorunit c Koelmiddelaftakset
VRVDX VRVDX-binnenunit
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
A Leiding tussen warmtewisselaarunit en compressorunit B Leiding tussen compressorunit en (eerste)
koelmiddelaftakset (=hoofdleiding)
C Leiding tussen koelmiddelaftaksets D Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
5HP 19,1 12,7 8HP 22,2
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Page 16
5 Voorbereiding
H1
H2
H3
H5
L1
a
L2
L3
L4
L5
L6
L7
H4
b
EKEXV
AHU
VRV DX
VRV DX
c
c
B: Leiding tussen compressorunit en eerste koelmiddelaftakset
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitstype
compressorunit
5HP 15,9 19,1 9,5 — 8HP 19,1 22,2 9,5 12,7
Standaard ↔ Vergroting:
Als Dan
De equivalente leidinglengte tussen de warmtewisselaarun it en de verste binnenunit bedraagt 90m of meer
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
StandaardVergroot StandaardVergroot
5HP Het wordt aanbevolen om een dikkere
hoofdgasleiding (tussen
compressorunit en eerste koelmiddelaftakset) te gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
8HP ▪ Gebruik een dikkere
hoofdvloeistofleiding (tussen compressorunit en eerste koelmiddelaftakset).
▪ Het wordt aanbevolen om een
dikkere hoofdgasleiding (tussen compressorunit en eerste koelmiddelaftakset) te gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de compressorunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de compressorunit een refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de compressorunit.
Voorbeeld: Refnet-verbinding c (B→C/D).
Capaciteitstype compressorunit
5HP KHRQ22M20T 8HP KHRQ22M29T9
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Voorbeeld: Refnet-verbinding c (C→D/D).
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<200 KHRQ22M20T
200≤x<260 KHRQ22M29T9
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<260 KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
Koelmiddelaftakset

5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten.
C: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5 150≤x<200 19,1 200≤x<260 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
D: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
200 19,1 250 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren

Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina15.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
a Warmtewisselaarunit b Compressorunit c Koelmiddelaftakset
VRVDX VRVDX-binnenunit
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
H1~H5 Hoogteverschillen
L1~L7 Leidinglengten
Minimale en maximale leidinglengten
1 Warmtewisselaarunit →
Compressorunit
2 Echte leidinglengte
(equivalente leidinglengte)
L1≤30m
L2+L3+L4≤70m (90m)
(a)
L2+L5+L6≤70m (90m) L2+L5+L7≤70m (90m)
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 17

6 Installatie

3 Totale leidinglengte (x=L1+L2+L3+L4+L5+L6+L7)
Minimum 10m≤x In het geval van 8HP x≤300m In het geval van 5HP Als Dan
L1≤30m x≤115m L1≤25m x≤120m L1≤20m x≤125m L1≤15m x≤130m L1≤10m x≤135m
L1≤5m x≤140m 4 EKEXV →AHU L4≤5m 5 Eerste aftakset → Binnenunit/
AHU
Maximum hoogteverschillen
1 Warmtewisselaarunit ↔
Compressorunit
2 Compressorunit ↔ Binnenunit H2≤30m
3 EKEXV ↔AHU H4≤5m 4 Binnenunit ↔ Binnenunit H5≤15m
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
(b) Elke unit kan de hoogste zijn.
L3+L4≤40m L5+L6≤40m L5+L7≤40m
(b)
H1≤10m
H3≤30m

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Alleen voor RKXYQ8
Deze apparatuur is conform met: ▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde.
Model Minimumwaarde van S
RKXYQ8 3329kVA

5.4.2 Vereisten voor beveiligingen

sc
Voeding: Compressorunit
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
RKXYQ5 13,5A 16A RKXYQ8 17,4A 20A
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz ▪ Spanning: 380-415V
Voeding: Warmtewisselaarunit
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
RDXYQ5 4,6A 10A RDXYQ8 7,0A 10A
▪ Fase en frequentie: 1~50Hz ▪ Spanning: 220-240V
Transmissiebedrading
Doorsnede transmissiekabels:
Transmissiebedrading Ommantelde + afgeschermde
(afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
Maximale kabellengte (= afstand tussen compressorunit
en verste binnenunit) Totale kabellengte
(= afstand tussen compressorunit en alle binnenunits, en tussen compressorunit en warmtewisselaarunit)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Aanbevolen
zekeringen
Aanbevolen
zekeringen
kabel (2 draden)
Plastic snoeren 0,75~1,25mm²
300m
600m
6 Installatie
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering door reststroom alleen die van het snelle type met een nominale stroomsterkte van 300 mA.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
5 HP 8 HP
5 HP 8 HP
SW8
SW8
5 HP 8 HP
SW8
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 Compressorunit monteren. 2 Warmtewisselaarunit monteren (+ kanalen + filter voor vuil +
afvoerpomp + optionele apparatuur). 3 De binnenunits monteren. 4 De koelmiddelleiding aansluiten. 5 De koelmiddelleiding controleren. 6 Koelmiddel bijvullen. 7 De elektrische bedrading aansluiten. 8 Installatie van de compressorunit voltooien. 9 Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien. 10 De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren

6.2.3 Deksel van de schakelkast van de warmtewisselaarunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.2.2 Compressorunit openen

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
1 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit.
2 Verwijder het inspectieluikje als u lokale instellingen wilt
uitvoeren.

6.3 Compressorunit monteren

6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de compressorunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.3.2 Richtlijnen bij de installatie van de compressorunit

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is. Als de trillingen mogelijk op het gebouw worden overgedragen, moet u een trilbestendig rubber gebruiken (lokaal te voorzien).
De compressorunit kan rechtstreeks op de vloer of op een structuur worden geïnstalleerd.
Op de vloer. De unit moet NIET worden bevestigd met
ankerbouten.
3 Verwijder het deksel van de schakelkast als u elektrische
bedrading wilt aansluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 19
6 Installatie
a
480
516
≥666
426 (5 HP)
600 (8 HP)
≥640 (5 HP)
≥800 (8 HP)
(mm)
20 mm
a1
b
b a2
c
1497 (mm)
705 25584
0~2°
0~2°
A
A
B
B
a
a
a
a b a
a b b a
eed d
c
Op een structuur. Bevestig de unit stevig met ankerbouten,
moeren en vulringen (lokaal te voorzien) aan de structuur. De fundering (stalen balkframe of beton) moet groter zijn dan het in het grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
Ophangbouten. Gebruik ophangbouten voor de montage.
Controleer of het plafond sterk genoeg is om het gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit. Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van de ophangbeugel.
a1 Moer a2 Dubbele moer
b Vulring c Ophangbeugel
Afvoerwaterstroom. Zorg dat het afvoerwater naar de aansluiting
van de afvoerleiding loopt.

6.4 De warmtewisselaarunit monteren

6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de warmtewisselaarunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.4.2 Richtlijnen bij de installatie van de warmtewisselaarunit

INFORMATIE Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te installeren.
a Aansluiting afvoerleiding

6.4.3 Richtlijnen bij de installatie van de kanalen

De kanalen moeten lokaal worden voorzien. ▪ Helling. Zorg dat de kanalen aflopen om te voorkomen dat water
in de warmtewisselaarunit loopt.
a Kanaal b Warmtewisselaarunit
Roosters. Installeer een rooster in de aanzuigkanaalinlaat en de
uitblaaskanaaluitlaat om te voorkomen dat dieren en vuil in de kanalen terechtkomen.
Service-openingen. Voorzie service-openingen in de kanalen om
het onderhoud te vergemakkelijken.
Thermische isolatie. Isoleer de kanalen tegen thermisch verlies
om zweten (bij verwarmen) te voorkomen, en om te voorkomen dat het gebouw te sterk wordt verwarmd (bij koelen).
Geluidsisolatie. Isoleer de kanalen tegen geluid, vooral op
geluidsgevoelige plaatsen. Voorbeeld: Geluidsabsorberende kanalen; geluidsabsorberende geleideplaat in het kanaal.
Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting tussen de
warmtewisselaarunit en het kanaal. Zorg ervoor dat er geen luchtlekken tussen het kanaal en de warmtewisselaarunit of in andere aansluitingen zijn. Dit om zweten, oververhitting en geluidsproblemen te voorkomen.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
a Schroef (lokaal te voorzien) b Flens (lokaal te voorzien) c Warmtewisselaarunit d Isolatie (lokaal te voorzien)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
a b c d
1~1.5 m
a
a
≥100 mm
a b c b
4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
ec d
b a
d c
a b
2+3+41
e Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
Luchtstroming:
▪ Bescherm de kanalen tegen omgekeerde luchtstroom van wind. ▪ Zorg ervoor dat de uitgeblazen lucht niet opnieuw wordt
aangezogen. Mogelijk gevolg: Verminderde prestaties van de unit.
Buitenlucht. Sluit de aanzuigkanalen en uitblaaskanalen aan op
de buitenlucht. Als de aanzuigkanalen of uitblaaskanalen op de binnenlucht worden aangesloten, kan de gewenste kamertemperatuur mogelijk niet worden bereikt.
O Toegelaten
X Niet toegelaten a Gebouw (bovenaanzicht) b Aanzuigkanalen c Warmtewisselaarunit d Uitblaaskanalen

6.4.4 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding

Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit omvat:
▪ Algemene richtlijnen ▪ Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit ▪ Afvoerpomp en afvoerreservoir installeren ▪ Controleren op waterlekken
Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
a Warmtewisselaarunit b Binnenunit c T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken veroorzaken en schade berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Draai de afdichting (= isolatie) rond de metalen klem en de
afvoerslang en bevestig ze met kabelbinders.
4 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
Algemene richtlijnen
Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk. ▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter van 25mm en buitendiameter van 32mm).
Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik hangstaven zoals afgebeeld.
a Ophangstaaf
O Toegelaten
X Niet toegelaten
Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
Stank. Installeer een sifon om slechte geuren te voorkomen en
ervoor te zorgen dat er geen lucht in de unit terechtkomt via de afvoerleiding.
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit) b Afvoerslang (accessoire) c Metalen klem (accessoire) d Afdichting (accessoire) e Afvoerleidingen (niet meegeleverd)
Richtlijnen bij de installatie van een afvoerpomp en afvoerreservoir
Wanneer u een afvoerpomp installeert, moet ook een afvoerreservoir worden geïnstalleerd. De afvoerpomp en het afvoerreservoir moeten lokaal worden voorzien.
a Sifon
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 21
6 Installatie
A1P
X1M
X2M
1 2
X2MX2M
b
a
X2M
d
X2M
c
1
1
≤Ø25.4
a b c d e
f
f
Afvoerpomp:
Minimum debiet: 45l/h ▪ Feedbackcontact. U kunt een contact aansluiten dat de status
van de afvoerpomp doorgeeft aan de warmtewisselaarunit. De warmtepomp gebruikt dit contact als input.
a Feedbackcontact van de afvoerpomp
b Kabelbinder
c Storing afvoerpomp: Als het contact opent, stopt de
warmtepomp en wordt een foutcode gegenereerd. Zie
"11.3.1Storingcodes: Overzicht"op pagina48 voor meer
informatie.
d Normale werking afvoerpomp: Als het contact sluit,
herneemt de warmtepomp de normale werking.
Afvoerreservoir:
Minimum volume: 3l ▪ Optimale werkmethode: Gebruik een afvoerreservoir met een
debietschakelaar die een AAN/UIT-signaal naar de afvoerpomp stuurt.
Controle op waterlekken
Giet langzaam ongeveer 1l water in de afvoerbak en controleer op waterlekken.

6.5 De koelmiddelleiding aansluiten

6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen komen.
▪ Knijp de leiding dicht of plak ze af om te voorkomen dat
er vuil, vloeistof of stof in terechtkomt.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.

6.5.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).

6.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de compressorunit ▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit ▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten ▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits) ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09

6.5.4 Het uiteinde van een buis solderen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
c
d
a
b
a b
cde
c
d
a
b
b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.

6.5.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking. ▪ De afsluiters zijn gesloten in de fabriek. ▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait. 4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
a Servicepoort b Deksel afsluiter c Zeskantgat d Schacht e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait. 4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om de Ø19,1 mm afsluiter volledig te openen, draai de zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
OPMERKING
Deze waarden voor het aanhaalmoment gelden alleen voor het openen van Ø19,1mm afsluiters.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9 Ø12,7 8,1~9,9 18,0~22,0 Ø19,1 27,0~33,0 8mm 22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
Klephuis Zeskantsle
utel
sluiten)
Schacht
(afsluiterde
Deksel
ksel)
Servicepoo
rt

6.5.6 Dichtgeknepen leidingen verwijderen

WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de onderstaande procedure kan leiden tot schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 23
6 Installatie
p<p
>
e
B
A
C
a b
A
c d
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
c
c
d
d
b
b
a
a
5 HP
8 HP
C
C
bB
aA
dB
c
A
C
C
b
a
a
a b c d
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
Uit alle 4 dichtgeknepen leidingen moet het gas en de olie worden verwijderd. Afhankelijk van het beschikbare gereedschap, gebruikt u methode 1 (verdeelstuk met koelmiddellijnsplitters vereist) of methode 2).
Verdeelstuk Aansluitingen Compressorunit
Methode 1:
Sluit aan op alle
servicepoorten
tegelijk.
Methode 2:
Sluit eerst aan op de
eerste 2
servicepoorten.
Sluit vervolgens aan
op de laatste 2
servicepoorten.
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet alle olie kon worden afgetapt.

6.5.7 Koelmiddelleiding aansluiten op compressorunit

OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 Compressorunit
openen"op pagina18.
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a of b).
a, b, c, d Servicepoorten van afsluiters
e Vacumeer-/aftapunit
A, B, C Klep A, B en C
D Koelmiddellijnsplitter
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten zodra alle gas
en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
a Naar de achterkant b Naar de bovenkant
3 Als u de leiding langs boven wilt leggen:
a Snijd de isolatie weg (onder de uitbreekopening). b Sla op de uitbreekopening en verwijder het deel. c Verwijder de bramen. d Breng reparatieverf aan op de randen en de delen rond de
randen om roestvorming te voorkomen.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
8 HP5 HP
c
d
d c
b a
b
a
3 1
2 3
2
1
a
a
a
a
1 2 43
5 6 7
Zijn de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits, compressorunit en/of warmtewisselaarunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure: "Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure: "Methode 1: Vóór inschakelen (gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
4 Sluit de leiding als volgt aan (hardsolderen):
3 Voorzie een natte doek voor de EPS om de afvoerbak te
beschermen.
4 Soldeer de vloeistof- en de gasleiding.
OPMERKING
Alleen voor 8HP. Leidingadapter (Ø19,1→22,2 mm) (geleverd als
accessoire in de compressorunit). Gebruik de leidingadapter om de lokale leiding (Ø22,2 mm) aan te sluiten op de aansluiting van de gasleiding van de warmtewisselaarunit (Ø19,1mm).
5 Verwijder de natte doek. 6 Plaats de 2 isolatiedelen terug, pel de isolatietapes af en kleef
ze op de isolatiedelen.
7 Breng het deksel weer aan.
a Vloeistofleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) b Gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) c Vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits) d Gasleiding (circuit 2: naar binnenunits) 1 Dichtgeknepen leiding 2 Leidingaccessoire 3 Lokale leiding
5 Breng het servicedeksel weer aan. 6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat
kleine dieren in het systeem terechtkomen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.

6.5.8 Koelmiddelleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit

1 Verwijder het deksel. 2 Verwijder de 2 isolatiedelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24

6.5.9 Koelmiddelaftakset aansluiten

6.6 De koelmiddelleiding controleren

6.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 25
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
b c e
a
d
B
A
C
g h
A
f i
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
h
h
i
i
g
g
f
f
5 HP
8 HP
i
B
hA
C
C
C
C
f
B
gA
Het is heel belangrijk dat alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen klaar zijn alvorens de units (compressorunit, warmtewisselaarunit of binnenunits) in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen, warmtewisselaarunit en binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "7.2.4Stand 1 of 2 activeren" op pagina 35). Deze instelling opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de warmtewisselaarunit en alle binnenunits die op de compressorunit zijn aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de compressorunit klaar is met initialiseren om instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent: ▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken. ▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest. Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de compressorunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.

6.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

Het systeem bevat 2 koelmiddelcircuits: ▪ Circuit 1: Compressorunit → Warmtewisselaarunit ▪ Circuit 2: Compressorunit → Binnenunits Beide circuits moeten worden gecontroleerd (lektest,
vacuümdrogen). De controlemethode hangt af van het beschikbare gereedschap:
Als u een
verdeelstuk hebt…
Met koelmiddellijnsplitters
U kunt beide circuits tegelijk controleren. Sluit hiervoor het verdeelstuk via de splitters aan op beide circuits en controleer.
Zonder koelmiddellijnsplitters
(duurt twee keer zo lang)
Beide circuits moeten afzonderlijk worden gecontroleerd. Methode:
▪ Sluit het verdeelstuk eerst aan op
circuit1 en controleer.
▪ Sluit het verdeelstuk vervolgens aan op
circuit2 en controleer.
Mogelijke aansluitingen:
Verdeelstuk Aansluitingen Compressorunit
Circuit 1 en 2 tegelijk
Alleen circuit 1
Alleen circuit 2
Dan
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de compressorunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
Zie "6.6.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 25 voor meer informatie over de stand van de kleppen.

6.6.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen

Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.6.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina25).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (−⁠1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits) g Afsluiter gasleiding (circuit 2: naar binnenunits) h Afsluiter gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
i Afsluiter vloeistofleiding (circuit 1: naar
A, B, C Klep A, B en C
warmtewisselaarunit)
D Koelmiddellijnsplitter
Klep Stand van de klep
Klep A, B en C Open Afsluiters vloeistofleiding en
Gesloten
gasleiding (f, g, h, i)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26
6 Installatie
a
b
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en op de warmtewisselaarunit, en alle binnenunits en de warmtewisselaar zelf moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie "6.6.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina24).

6.6.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –⁠100,7kPa (–⁠1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de compressorunit of laat u ze dicht. Zie "6.8.4 Koelmiddel
vullen"op pagina27 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de compressorunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.

6.7 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig. ▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units). ▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm >30°C ≥80% RV 20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan. ▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit of in de
warmtewisselaarunit zou kunnen terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de compressorunit hoger staat dan de binnenunit of de warmtewisselaarunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
Vochtigheid Minimumdikte

6.6.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en op de warmtewisselaarunit, en alle binnenunits en de warmtewisselaar zelf moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) lokale kleppen naar de binnenunits en de warmtewisselaarunit open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders "6.6.1 Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina24 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –⁠100,7kPa (–⁠⁠1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.8 Koelmiddel bijvullen

6.8.1 Over koelmiddel bijvullen

De compressorunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 27
6 Installatie
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de compressorunit (lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen. 2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of handmatig
bijvullen).
3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de compressorunit.

6.8.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet voordat de communicatie tussen de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits op een correcte manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens te beginnen met de vulprocedures:
▪ In het geval van 5 HP: Controleer of het 7-
segmentendisplay normaal is (zie "7.2.4Stand 1 of 2
activeren" op pagina35), en of er geen storingscode
op de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als een storingscode wordt weergegeven, zie
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen"op pagina48.
▪ In het geval van 8HP: Controleer of de aanduiding op
het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de compressorunit normaal is (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina35). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "11.3 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina48.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten units (warmtewisselaarunit + binnenunits) worden herkend (instelling [1‑5]).

6.8.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden

Formule: R=[(X1ר12,7)×0,12+(X2ר9,5)×0,059+(X3ר6,4)×0,022]×A+B
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...3
A+B Parameters A en B
Parameters A en B:
Model A B
RKXYQ5 0,8kg 3,1kg RKXYQ8 1,0kg 2,6kg
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm, vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de volgende tabel:
Leiding in inch Leiding in mm
Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor
Ø6,4mm 0,022 Ø6mm 0,018 Ø9,5mm 0,059 Ø10mm 0,065
Ø12,7mm 0,12 Ø12mm 0,097

6.8.4 Koelmiddel vullen

Koelmiddel bijvullen verloopt in 2 stappen:
Stap Beschrijving
Stap 1: Vooraf vullen Aanbevolen bij grotere systemen.
U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Stap 2: Handmatig vullen
Stap 1: Vooraf vullen
Samenvatting – Op voorhand vullen: Koelmiddelfles Aangesloten op de servicepoorten van de
Afsluiters Gesloten Compressor Werkt NIET
1 Sluit aan zoals afgebeeld (kies één van de mogelijke
aansluitingen). Zorg ervoor dat alle afsluiters van de compressorunit en klep A gesloten zijn.
Mogelijke aansluitingen:
Alleen vereist als de berekende hoeveelheid extra koelmiddel nog niet werd bereikt door op voorhand vullen.
afsluiters. Welke afsluiters worden gebruikt hangt af van de circuits die u op voorhand wil vullen:
▪ Circuit 1 en 2 tegelijk (verdeelstuk met
koelmiddellijnsplitters vereist).
▪ Eerst circuit 1, en dan circuit 2 (of
omgekeerd). ▪ Alleen circuit 1 ▪ Alleen circuit 2
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
b c e
a
d
B
A
C
g h
A
f i
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
h
h
i
i
g
g
f
f
5 HP
8 HP
i
B
hA
C
C
C
C
f
B
gA
p<p
>
R410A
a c
b
A
d
RDXYQ
2 Open klep C (op lijn van B) en B. 3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
4 Doe een van de volgende zaken:
Stap 2: Handmatig vullen
(vullen in "Handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel")
Samenvatting – Handmatig vullen: Koelmiddelfles Aangesloten op de servicepoort voor vullen
Afsluiters Open Compressor Werkt
5 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
Verdeelstuk Aansluitingen Compressorunit
Circuit 1 en 2 tegelijk
Alleen circuit 1
Alleen circuit 2
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits) g Afsluiter gasleiding (circuit 2: naar binnenunits) h Afsluiter gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
i Afsluiter vloeistofleiding (circuit 1: naar
A, B, C Klep A, B en C
warmtewisselaarunit)
D Koelmiddellijnsplitter
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt vullen, en sluit dan klep C en B.
Als Dan
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding(en).
De instructies van "Stap 2" moeten niet worden uitgevoerd.
Te veel koelmiddel in het systeem
Tap koelmiddel af tot de berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt.
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding(en).
De instructies van "Stap 2" moeten niet worden uitgevoerd.
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is nog niet bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding(en).
Ga verder met de instructies van "Stap 2".
van koelmiddel. Dit vult beide circuits en de interne
koelmiddelleiding van de compressorunit.
a Weegschaal b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) c Vacuümpomp d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
OPMERKING
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig aan.
6 Open alle afsluiters van de compressorunit. Op dit punt moet
klep A moet dicht blijven!
7 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina33 en "8Inbedrijfstelling"op pagina44 zijn genomen.
8 Schakel de voeding van de binnenunits, de compressorunit en
de warmtewisselaarunit in.
9 Activeer instelling [2‑20] om te beginnen met handmatig vullen
van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen" op
pagina38 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van koelmiddel opnieuw uit.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina 29 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de instructies voor "Vullen" herbeginnen.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
10 Open klep A. 11 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt, en sluit dan klep A.
12 Druk op BS3 om de handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel te verlaten.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel (vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt, wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 29
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
= =
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d e
g
f
F1/F2
(16 V)
F1/F2
(16 V)
220-240 V
1~ 50 Hz
e
c
a
d
b
220-240 V
1~ 50 Hz
380-415 V 3N~ 50 Hz

6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de compressorunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op pagina48.

6.8.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul het label als volgt in:
a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddel
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Breng het label aan op de binnenkant van de compressorunit.
Er is plaats voorzien voor het label op de afbeelding met het bedradingsschema.

6.9 De elektrische bedrading aansluiten

6.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units. 2 De elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit. 3 De elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit. 4 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunits. 5 De hoofdvoeding aansluiten.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit: ▪ Voeding (altijd met aarding) ▪ Communicatiebedrading (=transmissie) tussen de
compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits.
Voorbeeld:
a Hoofdschakelaar b Aardingsaansluiting c Voedingsbedrading (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
F1/F2 Transmissiebedrading (ommantelde + afgeschermde
kabel) (afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
d Compressorunit e Warmtewisselaarunit
f Binnenunit
g Gebruikersinterface
Voedings- en transmissiebedrading
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale leidingen.
Aftakkingen
Maximum aantal aftakkingen
16
voor kabels tussen units Transmissiebedrading Ommantelde + afgeschermde
kabel (2 draden)
Plastic snoeren 0,75~1,25 mm²
(afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen compressorunit en verste binnenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
6 Installatie
D
B
C
b2
b3
c1
c2
b1
a
A
Totale kabellengte (= afstand tussen compressorunit
en alle binnenunits, en tussen compressorunit en warmtewisselaarunit)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt.
A Centrale gebruikersinterface (enz.) B Compressorunit C Binnenunit D Warmtewisselaarunit
a Hoofdleiding. De hoofdleiding is de leiding waarop de
transmissiebedrading van de warmtewisselaarunit is aangesloten.
b1, b2, b3 Afgetakte leidingen
c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
600m
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.

6.9.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten MOETEN worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en MOETEN voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de compressor defect raken.)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 31
6 Installatie
b a
cb
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
X2M
X2M
X2M X1M (A1P)
RKXYQ5 RDXYQ5
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
a1 a2 a2
a
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
a
RKXYQ8 RDXYQ8
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
8 HP5 HP
X2M
F1 F2
F1 F2
a1
X1M
X1M (A1P)
5 HP 8 HP
X2M
a2
F1F2
X2M
a2
F1F2
RKXYQ5 RDXYQ5 RKXYQ8 RDXYQ8
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a b
c
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang 2 van de 3 fasen (L1, L2 en L3) wanneer het
beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is geactiveerd.

6.9.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Éénaderige draad

6.9.4 Elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op
het deksel van de schakelkast).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit en de
schakelkast. Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.
2 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
a Ommantelde + afgeschermde kabel (2 draden) (geen
polariteit)
a1, a2 Aansluiting van afscherming op aarding
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING Afgeschermde kabel. Afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP.
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
Voedingsbedrading (voeding +
afgeschermde aarding)
Transmissiebedradi
M5 2,0~3,0
M3,5 0,8~0,97
ng
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
a1, a2 Aarding (gebruik de als accessoire geleverde schroef)
Bij gebruik van afgeschermde kabel:
▪ In het geval van 5HP (a1 en a2): Sluit de afscherming
aan op de aarding van de compressorunit en de warmtewisselaarunit.
▪ In het geval van 8HP (alleen a2): Sluit de afscherming
alleen aan op de aarding van de warmtewisselaarunit.
3 Sluit de voeding als volgt aan:
(N•m)
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voedingskabel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
6 Installatie
c
≥50 mm
a b
b
X1M
L1
F1 F2
L2 L3 N
c
a
c
X2M
A1P
b
a
X1M
X2M
5 HP
≥50 mm
a b
b
a
X1M
X1M
A1P
X1M
b a
c
c
8 HP
X1M (A1P)
c
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
X2M
X2M
X2M X1M (A1P)
RKXYQ5 RDXYQ5
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
a1 a2 a2
a
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
a
RKXYQ8 RDXYQ8
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
8 HP5 HP
X2M
F1 F2
F1 F2
a1
X1M
X1M (A1P)
5 HP 8 HP
X2M
a2
F1F2
X2M
a2
F1F2
RKXYQ5 RDXYQ5 RKXYQ8 RDXYQ8
1~ 50 Hz
220-240 V
X1M
a b
c
4 Geleid de kabels door het frame en maak de kabels (voeding
en transmissiebedrading) vast met kabelbinders.
INFORMATIE
Draai de schroef op de linkerkant van de schakelkast los en draai de schakelkast horizontaal om dit te vergemakkelijken.

6.9.5 Elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.3 Deksel van de
schakelkast van de warmtewisselaarunit openen"op pagina18.
2 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
a Transmissiebedrading b Voeding c Kabelbinder
5 Breng de servicedeksels weer aan. Zie "6.10.2Compressorunit
sluiten"op pagina33.
6 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
a Ommantelde + afgeschermde kabel (2 draden) (geen
polariteit)
a1, a2 Aansluiting van afscherming op aarding
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING Afgeschermde kabel. Afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP.
a1, a2 Aarding (gebruik de als accessoire geleverde schroef)
Bij gebruik van afgeschermde kabel:
▪ In het geval van 5HP (a1 en a2): Sluit de afscherming
aan op de aarding van de compressorunit en de warmtewisselaarunit.
▪ In het geval van 8HP (alleen a2): Sluit de afscherming
alleen aan op de aarding van de warmtewisselaarunit.
3 Sluit de voeding als volgt aan:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voedingskabel
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 33
4 Geleid de kabels door het frame en maak de kabels (voeding
A1P
X1M
X2M
b
a
c
c
a bc de
21
SW8
SW8
SW8
en transmissiebedrading) vast met kabelbinders.

7 Configuratie

6.11 Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien

6.11.1 Warmtewisselaarunit sluiten

OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel op dat u de schroeven met niet meer dan 4,1N•m vastdraait.
a Transmissiebedrading
b Voeding
c Kabelbinder

6.10 Installatie van de compressorunit voltooien

6.10.1 Transmissiebedrading voltooien

Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit, samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
a Vloeistofleiding
b Gasleiding
c Isolatie
d Transmissiebedrading (F1/F2)
e Afwerkingstape

6.10.2 Compressorunit sluiten

OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel op dat u de schroeven met niet meer dan 4,1N•m vastdraait.
7 Configuratie

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over: ▪ Lokale instellingen uitvoeren ▪ Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de compressorunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34
7 Configuratie
5 HP
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P H8P
1 2
OFF
ON
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
DS2
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
8 HP
A1P
BS1
BS2
BS3
A1P
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat ▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat ▪ DIP-schakelaars (verander de fabrieksinstellingen alleen bij
installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen).
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
PC-configurator
Lokale instellingen kunnen ook via een pc-interface worden ingevoerd (hiervoor is optie EKPCCAB vereist). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9PC-configurator aansluiten op de compressorunit"op
pagina41.
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1 (controle
instellingen)
Stand 2 (lokale instellingen)

7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.

7.2.3 Componenten voor lokale instellingen

De componenten voor het uitvoeren van lokale instellingen verschillen naargelang van het model.
Model Componenten voor lokale instellingen
5HP ▪ Drukknoppen(BS1~BS5)
8HP ▪ Drukknoppen(BS1~BS3)
Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de compressorunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale functies (bijv. 1-malige werking, instelling aftappen/vacumeren, instelling handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.
▪ 7-segmentendisplay (H1P~H7P) ▪ H8P: Led voor weergave tijdens initialisering ▪ DIP-schakelaars (DS1)
▪ 7-segmentendisplay (
)
▪ DIP-schakelaars (DS1 en DS2)
AAN ( ) UIT ( ) Knippert ( )
) UIT ( ) Knippert ( )
AAN (
DIP-schakelaars
Verander de fabrieksinstellingen alleen bij installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
Model DIP-schakelaar
5HP ▪ DS1‑1: Keuzeschakelaar KOELEN/
VERWARMEN (zie de handleiding van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen). OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling
▪ DS1‑2: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
8HP ▪ DS1‑1: Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (zie
"4.5.3Mogelijke opties voor de compressorunit en de warmtewisselaarunit" op pagina 11).
OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling
▪ DS1‑2~4: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
▪ DS2‑1~4: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
De drukknoppen verschillen naar gelang van het model.
Model Drukknoppen
5HP ▪ BS1: MODE: Voor het veranderen van
instelmodus ▪ BS2: SET: Voor lokale instelling ▪ BS3: RETURN: Voor lokale instelling ▪ BS4: TEST: Voor testfunctie ▪ BS5: RESET: Voor het resetten van het adres
als de bedrading is gewijzigd of als er een extra
binnenunit is geïnstalleerd
8HP ▪ BS1: MODE: Voor het veranderen van
instelmodus ▪ BS2: SET: Voor lokale instelling ▪ BS3: RETURN: Voor lokale instelling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
7-ledsdisplay of 7-segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden als [Stand-Instelling]=Waarde.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 35
7 Configuratie
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 8 0 0 0
+ + + + +0 0 0 4 0 0
1~2 min
8~10 min
10~12 min
5 HP 8 HP
bcb
a a
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
b c
5 HP
8 HP
BS1 [1×]
Het display verschilt naar gelang van het model.
Model Display
5HP 7-segmentendisplay:
▪ H1P: Geeft de stand weer ▪ H2P~H7P: Geeft de instellingen en waarden
weer, weergegeven in binair
(H8P: NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens initialisatie)
8HP
7-segmentendisplay (
)
Voorbeeld:
(H1P UIT)
(H1P knippert)
(H1P AAN)
(H2P~H7P = binair 8)
(H2P~H7P = binair 4)
Beschrijving
Standaardsituatie
Stand 1
Stand 2
Instelling 8
(in stand 2)
Waarde 4
(in stand 2)
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven, controleer dan de storingscode op de gebruikersinterface van de binnenunit (en in het geval van 8HP op het 7-segmentendisplay van de compressorunit). Los de aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1 en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT) b Stand 1 (H1P knippert) c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
Schakel de voeding van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en alle binnenunits in. Wanneer de communicatie tussen de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits tot stand is gebracht en normaal is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
a Inschakelen
b Standaardsituatie
c Led-aanduiding in het geval van een storing

7.2.5 Gebruik van stand 1 (en standaardsituatie)

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen. De manier hoe verschilt naar gelang van het model.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
(in het geval van 5HP) Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
# Actie Knop/display
1 Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2 Controleer de status van led
H6P.
H6P UIT: Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 5HP) Instelling [1‑5] (= totaal aantal aangesloten units
(warmtewisselaarunit + binnenunits)) kan als volgt worden uitgelezen:
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 1.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
7 Configuratie
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c BS3 [1×]d
BS1 [1×]
# Actie Knop/display
3 Selecteer instelling 5.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Geef de waarde van
instelling 5 weer. (8 units aangesloten)
5 Verlaat stand 1.
Voorbeeld: 7-segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 8HP) Instelling [1‑10] (= totaal aantal aangesloten units
(warmtewisselaarunit + binnenunits)) kan als volgt worden uitgelezen:
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 1.
3 Selecteer instelling 10.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Geef de waarde van
instelling 10 weer. (8 units aangesloten)
5 Verlaat stand 1.
(= binair 5)
(= binair 8)

7.2.6 Gebruik van stand 2

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De manier hoe verschilt licht naar gelang van het model.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
(in het geval van 5HP) Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij
koelen) als volgt in 4 (=8°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
(= binair 8)
# Actie Knop/display
4 Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.
Voorbeeld: 7-segmentendisplay – Stand2
(in het geval van 8HP) Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij
koelen) als volgt in 4 (=8°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.

7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen. De informatie die kan worden uitgelezen verschilt naar gelang van het model.
7segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
(in het geval van 5HP) U kunt de volgende informatie uitlezen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 37
7 Configuratie
Waarde / Beschrijving
H6P Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van de compressorunit en de warmtewisselaarunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
H7P Geeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van de compressorunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
Instelling
( )
[1‑14] Geeft de recentste storingscode
aan. [1‑15]
Geeft de op 1 na laatste storingscode aan.
[1‑16] Geeft de op 2 na laatste
storingscode aan.
7-segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 8HP) U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling Waarde / Beschrijving
[1‑1] Geeft de status
van de geluidsarme werking aan.
0 Unit werkt momenteel niet in de
geluidsarme werking.
1 Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van de compressorunit en de warmtewisselaarunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme
werking door middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme
werking op basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
Waarde / Beschrijving
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle­instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op pagina48 voor informatie over
de inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Voor meer gedetailleerde informatie over de storingscode, druk tot 3 keer op BS2.
7segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
(in het geval van 5HP) U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling
( )
[1‑5] Geeft het totaal aantal
aangesloten units (warmtewisselaarunit + binnenunits) aan.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Waarde / Beschrijving
Hiermee kunt u gemakkelijk controleren of het totaal aantal geïnstalleerde units (warmtewisselaarunit + binnenunits) overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende units. Als dit niet het geval is, controleer dan de communicatiebedrading tussen de compressorunit en de warmtewisselaarunit, en die tussen de compressorunit en de binnenunits (F1/F2­communicatieleiding).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
Page 38
7 Configuratie
Instelling Waarde / Beschrijving
[1‑2] Geeft de status
van de werking met stroomverbruikbe grenzing aan.
[1‑5] Geeft de actuele
Te­streefparameterp ositie aan.
[1‑6] Geeft de actuele
Tc­streefparameterp ositie aan.
0 Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1 Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van de compressorunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik
begrensd door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het
stroomverbruik begrensd op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
Voor meer informatie, zie instelling [2‑8].
Voor meer informatie, zie instelling [2‑9].
Instelling Waarde / Beschrijving
[1‑10] Geeft het totaal
aantal aangesloten units (warmtewisselaar unit + binnenunits) aan.
[1‑17] Geeft de
recentste storingscode aan.
[1‑18] Geeft de op 1 na
laatste storingscode aan.
[1‑19] Geeft de op 2 na
laatste storingscode aan.
[1‑40] Geeft de actuele
instelling van koelcomfort aan.
[1‑41] Geeft de actuele
instelling van verwarmcomfort aan.
Hiermee kunt u gemakkelijk controleren of het totaal aantal geïnstalleerde units (warmtewisselaarunit + binnenunits) overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende units. Als dit niet het geval is, controleer dan de communicatiebedrading tussen de compressorunit en de warmtewisselaarunit, en die tussen de compressorunit en de binnenunits (F1/F2­communicatieleiding).
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle-instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina48 voor informatie over de
inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Voor meer informatie, zie instelling [2‑81].
Voor meer informatie, zie instelling [2‑82].

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. Het display en de instellingen verschillen naar gelang van het model.
Model Display Instelling/waarde
5HP
7segmentendisplay
8HP
7-segmentendisplay
Zie "7.3Energie besparen en optimale werking"op pagina41 voor meer informatie en advies over de impact van de volgende instellingen:
• In het geval van 5HP: instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑41] en [2‑42]
• In het geval van 8HP: instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑81] en [2‑82]
Instelling Waarde
[2‑8] Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
De zeven led's geven de instelling en de waarde weer in binaire vorm.
De drie 7-segmentenled's geven het nummer van de instelling en de waarde weer.
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
) 2 6°C 3 7°C 4 8°C 5 9°C 6 10°C 7 11°C
(5HP)
Auto
(standaard)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 39
Instelling Waarde
[2‑9] Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen.
[2‑12] Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing
inschakelen via externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) in de binnenunit is geïnstalleerd.
[2‑15] Instelling statische druk ventilator (in
warmtewisselaarunit). De externe statische druk van de warmtewisselaarunit
kan worden ingesteld volgens de vereisten van de kanaalleidingen.
[2‑16] Laat de warmtewisselaarunit proefdraaien. Bij het begin van het proefdraaien beginnen de
ventilatoren van de warmtewisselaar te draaien. Zodoende kunt u de luchtkanalen controleren met draaiende warmtewisselaarunit.
[2‑20] Handmatig koelmiddel bijvullen. Voer deze instelling uit om handmatig koelmiddel bij te
vullen (zonder automatische koelmiddelvulfunctie).
[2‑21] Stand koelmiddel aftappen/vacumeren. Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit
het systeem af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden gevacumeerd.
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
) 1 41°C 3 43°C 6 46°C 0
(standaard
) 1
0 30Pa 1
(standaard
) 2 90Pa 3 120Pa 4 150Pa 0
(standaard
) 1 Geactiveerd.
0
(standaard
) 1
0
(standaard
) 1
(5HP)
(standaard)
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
(standaard)
Gedeactiveerd.
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze functie niet werd afgebroken met een druk op BS3, dan legt de unit de functie stil na 30minuten. Als de vereiste hoeveelheid koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te activeren.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 (in het geval van 5HP) of BS3 (in het geval van 8HP) om de stand koelmiddel aftappen/vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren staan zolang u niet op de knop drukt.
7 Configuratie
Auto
60Pa
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
7 Configuratie
Instelling Waarde
[2‑22] Instelling automatische geluidsarme werking en niveau
's nachts. Door deze instelling te wijzigen, activeert u de
automatische geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie. Afhankelijk van het gekozen niveau, wordt het geluidsniveau verlaagd. Het begin- en eindtijdstip voor deze functie wordt vastgelegd in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25] Niveau geluidsarme werking via de externe
besturingsadapter. Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme
werking als het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd en de instelling [2‑12] is geactiveerd.
[2‑26] Begintijdstip geluidsarme werking. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑22].
[2‑27] Eindtijdstip geluidsarme werking. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑22].
[2‑30] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap1) via de
externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing voor stap1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑31] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap2) via de
externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing voor stap2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
) 1 Niveau 1 Niveau 3<Niveau 2 Niveau 2 3 Niveau 3
1 Niveau 1 Niveau 3<Niveau 2
(standaard
) 3
1 20u00 2
(standaard
) 3
1 6u00 2 7u00 3
(standaard
) 1 60% 2 65% 3
(standaard
) 4 75% 5
6 85% 7 90% 8 95%
1
(standaard
) 2
3 55%
(5HP)
(standaard)
(standaard)
(= binair 4)
(standaard)
(= binair 4)
(= binair 4) (standaard)
(= binair 2) (standaard)
(= binair 4)
(= binair 1)
(= binair 2) (standaard)
(= binair 4)
Niveau 2
Niveau 3
Gedeactiveerd
2<Niveau 1
2<Niveau 1
22u00
24u00
8u00
70%
80%
30%
40%
50%
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 41
Instelling Waarde
5 HP 8 HP
a
b
X41A
A1P A1P
a
b
X27A
2
345
H JS T
[2‑32] Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing
(geen externe besturingsadapter vereist voor stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt toegepast als het systeem altijd met stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑81] (in het geval van 8HP)
(= binair [2‑41]) (in het geval
van 5HP) Instelling koelcomfort. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑8]. [2‑82] (in het geval van 8HP)
(= binair [2‑42]) (in het geval
van 5HP) Instelling verwarmcomfort. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑9].
(8HP)
0
(standaard
)
1
2
0 Eco 1
(standaard
) 2 3
0 Eco 1
(standaard
) 2 3
(5HP)
(= binair 1) (standaard)
Volgens instelling [2‑30].
(= binair 2)
Volgens instelling [2‑31].
(= binair 4)
(standaard)
(standaard)
7 Configuratie
Beschrijving
Functie niet actief.
Gematigd
Snel
Krachtig
Gematigd
Snel
Krachtig

7.2.9 PC-configurator aansluiten op de compressorunit

7.3 Energie besparen en optimale
a Pc
b Kabel (EKPCCAB) X27A Connector X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat compressorunit
werking
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een beschrijving van de mogelijke patronen. Wijzig de parameters volgens de behoeften van uw gebouw en voor de optimale balans tussen energieverbruik en comfort.
Ongeacht de geselecteerde regeling, blijven variaties op het gedrag van het systeem mogelijk door beschermingsregelingen om de unit stabiel te laten draaien. De streefwaarde ligt echter vast en wordt gebruikt om een optimaal evenwicht tussen energieverbruik en comfort te bereiken, afhankelijk van het type van de toepassing.

7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=2 Verwarmen [2‑9]=6
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv. –5°C). Volgens dit systeem begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verlagen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
7 Configuratie
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=0 (standaard) Verwarmen [2‑9]=0 (standaard)
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen stel [2‑8] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
Verwarmen stel [2‑9] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
[2‑8] Te-streefwaarde (°C)
2 6 3 7 4 8 5 9 6 10 7 11
[2‑9] Tc-streefwaarde (°C)
1 41 3 43 6 46

7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=3 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=3 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Om dit te activeren in… Verander…
Verwarmen [2‑82]=3 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=3 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9]
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=2 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=2 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=2 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=2 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
▪ De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van de
krachtige en snelle comfortinstelling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=1 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=1 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=1 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=1 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 43
7 Configuratie
A
B
E
100%
50%
T
e
C
D
3°C
6°C
35°C
F
A
B C
D
E
F
A
B
100%
70%
E
T
c
C
D
49°C
46°C
F
2°C
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=0 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=0 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=0 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=0 (in het geval van 5HP). Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].

7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen

Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel
F Krachtig

7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen

A Reële belastingscurve B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische
stand)
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
verdampingstemperatuur automatische stand)
D Vereiste waarde verdampingstemperatuur
E Belastingsfactor F Buitenluchttemperatuur
TeVerdampingstemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit
automatische stand)
B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
condensatietemperatuur automatische stand)
D Ontwerptemperatuur E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TcCondensatietemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44

8 Inbedrijfstelling

A
B C
D
EF
Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd
E Snel F Krachtig
8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor MOET het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren. 2 Proefdraaien. 3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de binnenunits of de warmtewisselaarunit wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de compressorunit, maar ook de warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit of de warmtewisselaarunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Bij het proefdraaien worden de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits opgestart. Controleer of de voorbereidingen van de warmtewisselaarunit en alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina29 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger NOOIT voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.4.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina17 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 45
8 Inbedrijfstelling
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Isolatie en luchtlekken
De unit moet volledig geïsoleerd zijn en gecontroleerd op luchtlekken.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen. Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Externe statische druk
De externe statische druk moet ingesteld zijn.
Mogelijk gevolg: Onvoldoende koelen of verwarmen.

8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Proefdraaien.

8.4.1 Over proefdraaien

De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits en warmtewisselaarunit). ▪ Controle of de afsluiters openen. ▪ Controle van verkeerde leiding. Voorbeeld: Gas- of
vloeistofleidingen omgewisseld. ▪ Bepaling van de leidinglengte.
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen. Dit zijn evenwel geen storingen.

8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

(in het geval van 5HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina33.
2 Schakel de voeding van de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
pagina35. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien. Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P
knippert op de compressorunit en de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen Koelen stabiel Communicatiecontrole Controle afsluiter Controle leidinglengte Afpompen Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46

9 Aan de gebruiker overhandigen

Beëindiging Beschrijving
Abnormaal beëindigd
Zie "8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina46 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.

8.4.3 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

(in het geval van 8HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina33.
2 Schakel de voeding van de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 35. Druk minstens 5 seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op het display van de compressorunit wordt " " aangegeven en op de gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" aangegeven.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:

8.4.4 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode wordt aangegeven. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de compressorunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.

8.4.5 Gebruik van de unit

Na de installatie van de units en het proefdraaien van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit voor meer informatie.
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening) Opstartregeling koelen Koelen stabiel Communicatiecontrole Controle afsluiter Controle leidinglengte Afpompen Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Abnormaal beëindigd
Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay (stilstand).
Aanduiding van storingscode op het 7­segmentendisplay.
Zie "8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina46 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.

10 Onderhoud en service

OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 47
10 Onderhoud en service
A2P
C+
C−
A1P
A1P
A3P
8 HP5 HP
TP1 TP2
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

10.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure

10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverter-apparatuur:
1 Wacht na het uitschakelen van de voeding nog 10minuten om
het deksel van de kast met elektrische componenten te openen.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.

10.4 Over de servicestand

Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina33 voor meer informatie over het instellen van stand2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over vacumeren en aftappen.

10.4.1 Gebruik van de vacuümstand

1 Activeer instelling [2‑21] bij de stilstaande unit om naar de
vacumeerstand te gaan.
Model Resultaat
5HP Na controle worden de expansiekleppen (in de
8HP Na controle worden de expansiekleppen (in de
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp. 3 Druk op BS1 (in het geval van 5HP) of BS3 (in het geval van
8HP) om de vacumeerstand af te sluiten.

10.4.2 Koelmiddel aftappen

Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
binnenunit, de compressorunit en de warmtewisselaarunit) volledig geopend. H1P begint te branden en op de gebruikersinterface van alle binnenunits verschijnt TEST (proefdraaien) en en de werking is geblokkeerd.
binnenunit, de compressorunit en de warmtewisselaarunit) volledig geopend. Op het 7-segmentendisplay wordt dan aangegeven en op de gebruikersinterface van alle binnenunits TEST (proefdraaien) en (externe besturing) en de werking is geblokkeerd.
(externe besturing),
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant van het servicedeksel.

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de warmtewisselaarunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten: ▪ Warmtewisselaar.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie. Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
Page 48

11 Opsporen en verhelpen van storingen

11 Opsporen en verhelpen van
storingen

11.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de compressorunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
In het geval van een storing wordt de storingscode weergegeven op het 7-segmentendisplay van de buitenunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
In het geval van 8 HP: De storingscode op de compressorunit bestaat uit een hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde informatie over de storingscode. De hoofdcode en subcode worden afwisselend weergegeven (met een interval van 1seconde). Voorbeeld:
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
▪ Hoofdcode:
▪ Subcode:

11.3.1 Storingcodes: Overzicht

In het geval van 5HP:
Hoofdcode Oorzaak Oplossing
▪ Storing ventilator warmtewisselaar. ▪ Feedbackcontact afvoerpomp is open.
▪ De afsluiters van de compressorunit zijn gesloten. ▪ Te veel koelmiddel
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten. ▪ Onvoldoende koelmiddel
Storing elektronische expansieklep Warmtewisselaarunit: (Y1E) - A1P (X7A) Compressorunit: (Y1E) - A1P (X22A)
In de warmtewisselaarunit: ▪ Controleer aansluiting op printplaat: A1P (X15A) ▪ Controleer aansluiting op klemmenstrook (X2M) ▪ Controleer de connectoren van de ventilator.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 49
11 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Oorzaak Oplossing
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten. ▪ Onvoldoende koelmiddel
Te veel koelmiddel Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Storing omgevingstemperatuursensor Warmtewisselaarunit: (R1T) - A1P (X16A)
Storing sensor perstemperatuur: open keten / kortsluiting Compressorunit: (R2T) - A1P (X12A)
Storing gassensor warmtewisselaar Warmtewisselaarunit: (R2T) - A1P (X18A)
Storing aanzuigtemperatuursensor Compressorunit: (R3T) - A1P (X12A) Compressorunit: (R5T) - A1P (X12A)
Storing sensor pijpenbundeltemperatuur Warmtewisselaarunit: (R3T) - A1P (X17A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE) Compressorunit: (R7T) - A1P (X13A)
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE) Compressorunit: (R4T) - A1P (X12A)
Storing hogedruksensor: open keten / kortsluiting Compressorunit: (BIPH) - A1P (X17A)
Storing lagedruksensor: open keten / kortsluiting Compressorunit: (BIPL) - A1P (X18A)
Transmissie compressorunit - inverter: Probleem INV1­transmissie
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is. Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit. Controleer het type van de warmtewisselaarunit. Vervang
Onvoldoende voedingsspanning Controleer of de voedingsspanning in orde is. Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid
(systeemwerking niet mogelijk) ▪ De compressorunit krijgt geen stroom.
▪ Storing transmissiebedrading ▪ Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde combinatie
types binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.). Storing binnenunit
▪ Storing warmtewisselaarunit ▪ Verkeerd type binnenunit aangesloten.
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten. ▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit of warmtewisselaarunit zijn niet juist aangesloten op de compressorunit.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
indien nodig de warmtewisselaarunit.
Laat systeem proefdraaien.
▪ Controleer of alle units ingeschakeld zijn. ▪ Controleer de transmissiebedrading.
▪ Controleer of storing zich voordoet bij andere binnenunits
en of combinatie van binnenunits is toegestaan.
▪ Controleer de transmissiebedrading naar de
warmtewisselaarunit.
▪ Controleer het type van de binnenunits die nu zijn
aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit of warmtewisselaarunit juist zijn aangesloten op de compressorunit.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
Page 50
11 Opsporen en verhelpen van storingen
In het geval van 8HP:
Hoofdcode Subcode Oorzaak Oplossing
▪ Storing ventilator warmtewisselaar. ▪ Feedbackcontact afvoerpomp is open.
Aardlekdetector geactiveerd Compressorunit: (T1A) - A1P (X101A)
Geen aardlekdetector gedetecteerd Compressorunit: (T1A) - A1P (X101A)
Hogedrukschakelaar geactiveerd Compressorunit: (S1PH) - A1P (X4A)
▪ Te veel koelmiddel ▪ Afsluiter is gesloten
Afsluiter is gesloten (vloeistof) Open vloeistofafsluiter. ▪ Te veel koelmiddel
▪ Afsluiter is gesloten
Lagedrukstoring: ▪ Afsluiter is gesloten ▪ Te weinig koelmiddel ▪ Storing binnenunit
Storing elektronische expansieklep (onderkoeling) Compressorunit: (Y1E) - A1P (X21A)
Storing elektronische expansieklep (hoofd) Warmtewisselaarunit: (Y1E) - A1P (X7A)
Perstemperatuur te hoog: ▪ Afsluiter is gesloten ▪ Te weinig koelmiddel Compressorunit: (R21T) - A1P (X29A)
▪ Te veel koelmiddel ▪ Afsluiter is gesloten
Storing omgevingstemperatuursensor Warmtewisselaarunit: (R1T) - A1P (X16A)
Storing perstemperatuursensor Compressorunit: (R21T): open keten - A1P (X29A)
Storing perstemperatuursensor Compressorunit: (R21T): kortsluiting - A1P (X29A)
Storing gassensor warmtewisselaar Warmtewisselaarunit: (R2T) - A1P (X18A)
Storing aanzuigtemperatuursensor Compressorunit: (R3T) - A1P (X30A)
Storing aanzuigtemperatuursensor Compressorunit: (R7T) - A1P (X30A)
Storing temperatuursensor ontijzen Warmtewisselaarunit: (R3T) - A1P (X17A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R5T) - A1P (X30A)
In de warmtewisselaarunit: ▪ Controleer aansluiting op printplaat: A1P (X15A) ▪ Controleer aansluiting op klemmenstrook (X2M) ▪ Controleer de connectoren van de ventilator.
Herstart de unit. Raadpleeg uw verdeler als het probleem niet opgelost is.
Vervang de aardlekdetector.
Controleer toestand van afsluiter of problemen met (lokale) leidingen of luchtstroom over luchtgekoelde spiraal.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Open afsluiters
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Open afsluiters. ▪ Open afsluiters.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Controleer het display van de
gebruikersinterface of de transmissiebedrading tussen buitenunit en binnenunit.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Open afsluiters. ▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Open afsluiters. Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 51
11 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Subcode Oorzaak Oplossing
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R6T) - A1P (X30A) Storing hogedruksensor
Compressorunit: (S1NPH): open keten - A1P (X32A)
Storing hogedruksensor Compressorunit: (S1NPH): kortsluiting - A1P
(X32A) Storing lagedruksensor
Compressorunit: (S1NPL): open keten - A1P (X31A)
Storing lagedruksensor Compressorunit: (S1NPL): kortsluiting - A1P
(X31A) Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV1-
transmissie Compressorunit: A1P (X20A, X28A, X42A)
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is. Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit. Controleer het type van de warmtewisselaarunit.
Storing faseomkering voeding Corrigeer fasevolgorde. Storing faseomkering voeding Corrigeer fasevolgorde. INV1 voedingsspanning te laag Controleer of voeding binnen bereik is. INV1 voeding faseverlies Controleer of voeding binnen bereik is. Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid
(systeemwerking niet mogelijk) Slechte bedrading naar Q1/Q2 of binnenunit -
buitenunit Slechte bedrading naar Q1/Q2 of binnenunit -
buitenunit Proefdraaien systeem abnormaal beëindigd Laat opnieuw proefdraaien. Waarschuwing: slechte bedrading naar Q1/Q2 Controleer bedrading Q1/Q2. Gebruik Q1/Q2
Storingscode: slechte bedrading naar Q1/Q2 Controleer bedrading Q1/Q2. Gebruik Q1/Q2
▪ Te veel binnenunits aangesloten op F1/F2-
leiding
▪ Slechte bedrading tussen buiten- en binnenunits ▪ Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde
combinatie types binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.). Storing binnenunit
▪ Storing warmtewisselaarunit
Meer dan 1 warmtewisselaarunit aangesloten. Controleer de installatie. Slechts 1
▪ Verkeerd type binnenunit aangesloten. ▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
5HP warmtewisselaarunit aangesloten. Controleer de installatie. Sluit een 8HP
▪ Storing automatische adressering
(inconsistentie)
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
Vervang indien nodig de warmtewisselaarunit.
Laat systeem proefdraaien.
Controleer bedrading (Q1/Q2). Gebruik Q1/Q2 NIET.
Controleer bedrading (Q1/Q2). Gebruik Q1/Q2 NIET.
NIET.
NIET. Controleer aantal aangesloten binnenunits en
totale capaciteit.
▪ Controleer of storing zich voordoet bij andere
binnenunits en of combinatie van binnenunits is toegestaan.
▪ Controleer de transmissiebedrading naar de
warmtewisselaarunit.
warmtewisselaarunit kan worden geïnstalleerd. ▪ Controleer het type van de binnenunits die nu
zijn aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
warmtewisselaarunit aan. ▪ Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met aantal op voeding aangesloten units (controlestand) of wacht tot einde initialisering.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
Page 52

12 Als afval verwijderen

R2T
R3T
R1T
M1FM2F
Y1E
Y3E
R2T
M1C
R3T
R7T
R4T
Y1S
S1NPL
S1PH
S1NPH
R5T
f
f
l
c
b
f
g
a
d
f
m
h
f i
j
k
e
B
A
3D110524-1
Hoofdcode Subcode Oorzaak Oplossing
▪ Storing automatische adressering
(inconsistentie)
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ De afsluiters van de compressorunit worden
dicht gelaten.
▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit of warmtewisselaarunit zijn niet juist aangesloten op de compressorunit.
▪ Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met aantal op voeding aangesloten units (controlestand) of wacht tot einde initialisering.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de
vloeistofzijde.
▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit of warmtewisselaarunit juist zijn aangesloten op de compressorunit.
12 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

13 Technische gegevens

▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

13.1 Leidingschema: Compressorunit en warmtewisselaarunit

5HP
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
A Warmtewisselaarunit B Compressorunit
a Afsluiter (gas) (circuit 2: naar binennunits) b Afsluiter (vloeistof) (circuit 2: naar binnenunits) c Afsluiter (vloeistof) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) d Afsluiter (gas) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Filter g Warmtewisselaar met onderkoeling h Drukregelklep
i Capillaire buis j Accumulator
k Accumulator compressor
l Warmtewisselaar
m Terugslagklep
M1C Compressor
M1F, M2F Ventilatormotor
R1T (A) Thermistor (lucht) R2T (A) Thermistor (gas) R3T (A) Thermistor (warmtewisselaar)
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 53
13 Technische gegevens
Y2E
R21T
M1C
R3T
R5T
R6T
Y1S
S1NPL
S1PH
S1NPH
R7T
c
b
f
g
a
d
f
h
f i
j
e
B
k
f
i
R2T
R3T
R1T
M1FM2F
Y1E
M3F
f
f
l
A
3D104510-1
15
**
/12.2
1
R2T (B) Thermistor (pers) R3T (B) Thermistor (aanzuiging accumulator) R4T (B) Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar gas) R5T (B) Thermistor (aanzuiging compressor) R7T (B) Thermistor (vloeistof)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E, Y3E Elektronische expansieklep
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Verwarmen Koelen
8HP

13.2 Bedradingsschema: Compressorunit

Het bedradingsschema is bij de unit geleverd en bevindt zich op het deksel van de schakelkast.
Symbolen:
X1M Primaire aansluitklem
Aardingsbedrading Draad nummer 15
Lokale draad Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het model
Printplaat
Legende voor bedradingsschema 5HP:
A1P Printplaat (primair) A2P Printplaat (inverter) BS* Drukknop (A1P) C* Condensator (A2P) DS1 DIP-schakelaar (A1P) F1U, F2U Zekering (T 31,5A / 250V) (A1P) F3U, F5U Zekering (T 6,3A / 250V) (A1P) H*P Lichtgevende diode (servicecontrole is oranje) (A1P) HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A*P) K1M Magnetische contactgever (A2P) K1R Magneetrelais (A*P) L1R Reactievat M1C Motor (compressor) M1F Motor (ventilator)
M1F~M3F Ventilatormotor
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
A Warmtewisselaarunit B Compressorunit
a Afsluiter (gas) (circuit 2: naar binennunits)
b Afsluiter (vloeistof) (circuit 2: naar binnenunits)
c Afsluiter (vloeistof) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
d Afsluiter (gas) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Filter g Warmtewisselaar met onderkoeling h Drukregelklep
i Capillaire buis
j Accumulator
k Olieafscheider
l Warmtewisselaar
M1C Compressor
R1T (A) Thermistor (lucht) R2T (A) Thermistor (gas) R3T (A) Thermistor (warmtewisselaar)
R21T (B) Thermistor (pers)
R3T (B) Thermistor (aanzuiging accumulator) R5T (B) Thermistor (vloeistof) R6T (B) Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar gas) R7T (B) Thermistor (aanzuiging compressor)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E, Y2E Elektronische expansieklep
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Verwarmen Koelen
PS Schakelvoeding (A2P) Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien) R* Weerstand (A2P) R2T Thermistor (pers) R3T Thermistor (aanzuigingsaccumulator) R4T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar gas) R5T Thermistor (aanzuiging compressor) R7T Thermistor (vloeistof) R10T Thermistor (lamel) S1NPL Lagedruksensor S1NPH Hogedruksensor S1PH Hogedrukschakelaar S*S Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie) V1R IGBT-voedingsmodule (A2P) V2R Diodemodule (A2P) X1M Klemmenstrook (voeding) X2M Klemmenstrook (transmissiebedrading) X*Y Connector Y3E Elektronische expansieklep Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep) Z*C Ruisfilter (ferrietkern)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
Page 54
13 Technische gegevens
15
**
/12.2
1
Z*F Ruisfilter (A1P)
Opmerkingen voor 8HP:
1 Bij gebruik van de optionele adapter, zie de
montagehandleiding van de optionele adapter.
2 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS3 en de DIP­schakelaars DS1+DS2.
3 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
4 Voor aansluiting van INDOOR-OUTDOOR F1-F2
transmissiebedrading, en OUTDOOR-OUTDOOR F1-F2 transmissiebedrading, zie de servicehandleiding.
Legende voor bedradingsschema 8HP:
A1P Printplaat (primair) A2P Printplaat (ruisfilter) A3P Printplaat (inverter) A4P Printplaat (keuzeschakelaar koelen/verwarmen) BS* Drukknop (stand, instelling, terugkeren) (A1P) C* Condensator (A3P) DS* DIP-schakelaar (A1P) E1HC Carterverwarming F*U Zekering (T 3,15A / 250V) (A1P) F3U Lokale zekering F400U Zekering (T 6,3A / 250V) (A2P) F410U Zekering (T 40A / 500V) (A2P) F411U Zekering (T 40A / 500V) (A2P) F412U Zekering (T 40A / 500V) (A2P) HAP Bedrijfs-led (servicecontrole groen) (A1P) K1M Magnetische contactgever (A3P) K*R Magneetrelais (A*P) L1R Reactievat M1C Motor (compressor) M1F Motor (ventilator) PS Voeding (A1P, A3P) Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien) Q1RP Faseomkeringsdetectiecircuit (A1P) R21T Thermistor (M1C pers) R3T Thermistor (accumulator) R5T Thermistor (onderkoeling vloeistofleiding) R6T Thermistor (warmtewisselaar gasleiding) R7T Thermistor (aanzuiging) R* Weerstand (A3P) S1NPH Hogedruksensor S1NPL Lagedruksensor S1PH Hogedrukschakelaar (pers) S1S Luchtregelschakelaar (optie) S2S Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie) SEG1~SEG3 7-segmentendisplay T1A Aardlekdetector V1R IGBT-voedingsmodule (A3P) V2R Diodemodule (A3P) X37A Connector (voeding voor optie-printplaat) (optie)
X66A Connector (keuzeschakelaar koelen/verwarmen)
(optie) X1M Klemmenstrook (voeding) X*A Printplaatconnector X*M Klemmenstrook op printplaat (A*P) X*Y Connector Y2E Elektronische expansieklep Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep) Z*C Ruisfilter (ferrietkern) Z*F Ruisfilter

13.3 Bedradingsschema: Warmtewisselaarunit

Het bedradingsschema is bij de unit geleverd en bevindt zich op de binnenkant van het deksel van de schakelkast.
Symbolen:
X1M Primaire aansluitklem
Aardingsbedrading Draad nummer 15
Lokale draad Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het model
Printplaat
Legende voor bedradingsschema 5+8HP:
A1P Printplaat (primair) A2P Printplaat (adapter) C1 Condensator (A1P) E1H Afvoerbakverwarming (optie) F1U Zekering (F 1A / 250V) (optie) F1U Zekering (T 6,3A / 250V) (A1P) HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A1P) K1a Hulprelais (optie) M*F Motor (ventilator) Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien) PS Schakelvoeding (A1P) R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (gas) R3T Thermistor (warmtewisselaar) V1R Diodemodule (A1P) X1M Klemmenstrook (voeding) X2M Klemmenstrook (transmissiebedrading) X*Y Connector Y1E Elektronische expansieklep Z1C Ruisfilter (ferrietkern) Z1F Ruisfilter (A1P)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 55

Voor de gebruiker

d d
c c
a
b
VRV DX VRV DX VRV DX EKEXV
AHU
d d
1 2

14 Over het systeem

14 Over het systeem
De VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie kan worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen.
OPMERKING
Gebruik het systeem NIET voor andere doeleinden. Gebruik de unit NIET voor het koelen van precisie­instrumenten, voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem: Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie (niet-beperkende lijst, afhankelijk van de combinaties van het model compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunit):
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen). ▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit+EKEQM-box vereist,
afhankelijk van de toepassing.
▪ Comfort-luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV-reeks
(Biddle).
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in paar op een VRV IV­warmtepomp voor binneninstallatie wordt ondersteund.
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in multi op een VRV IV­warmtepomp voor binneninstallatie wordt ondersteund, zelfs in combinatie met VRV directe-expansiebinnenunit(s).
Zie de technische data voor meer specificaties.

14.1 Systeemlay-out

15 Gebruikersinterface

VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan. ▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen
in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde gebruikersinterface.

16 Voor het gebruik

WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
1 In het geval van VRVDX-binnenunits 2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
binnenunit)
AHU Luchtbehandelingsunit
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit): ▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht). ▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
Page 56

17 Bediening

Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
17 Bediening

17.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Specificatie 5HP 8HP
Maximum capaciteit Verwarmen 16,0kW 25,0kW
Koelen 14,0kW 22,4kW
Ontwerptemperatuur (buiten)
Ontwerptemperatuur (buiten) van compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve vochtigheid rond de compressorunit en warmtewisselaarunit
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol Koelen –5~46°Cdroge bol
5~35°Cdroge bol
Verwarmen 50% Koelen 80%
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
(a)
(a)

17.2.3 Over verwarmen

Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde pijpenbundel van de warmtewisselaarunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie kan worden overgebracht naar de pijpenbundel van de warmtewisselaarunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet ontdooien om het ijs van de spiraal van de warmtewisselaarunit te kunnen verwijderen. Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteit aan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Na het ontdooien krijgt de unit weer haar volledige verwarmingscapaciteit.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw wordt gebruikt om de pijpenbundel van de warmtewisselaarunit te ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van de binnenunit.
Tijdens het ontdooien smelt het ijs en verdampt dit mogelijk. Mogelijk gevolg: Gedurende of net na het ontdooien kan er damp worden gevormd. Dit is echter geen storing.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.

17.2 Gebruik van het systeem

17.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
compressorunit, warmtewisselaarunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
▪ Wanneer de unit wordt stilgelegd, kan ze nog enkele minuten
blijven draaien. Dit is echter geen storing.

17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking

▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" staat (zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "17.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina58.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit. (Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt, moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen apparatuur met een open vlam op plaatsen die blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.

17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen Verwarmen Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 57
17 Bediening
a
b
1
1
1
1
1
1
1

17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen ventileren of op voor koelen of
verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
Koelen
Verwarmen
voor koelen
Alleen ventileren
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).

17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina57 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
(ontvochtigen).

17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en luchtstroomrichting.

17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma

▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling (minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface).
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina57 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.

17.4 Luchtstroomrichting instellen

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
57
Page 58

18 Energie besparen en optimale werking

d d
c c
a
b
VRV DX VRV DX VRV DX EKEXV
AHU
d d
1 2

17.4.1 Over de luchtstroomklep

Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het display.
Koelen Verwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting. ▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting sturen, en verandert ook de aanduiding op de gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld. ▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
en gewenste stand .
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie. (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage).
stand afzetten op het plafond of op de klep.
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
▪ Bij het starten. ▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.

17.5 Master-gebruikersinterface instellen

c Koelmiddelleiding d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding hiervoor, dan moet één van de gebruikersinterfaces worden ingesteld als hoofdgebruikersinterface.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slave­gebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de master­gebruikersinterface.
binnenunit)
AHU Luchtbehandelingsunit

17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX)

1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde compressorunit aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen. Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is
ingesteld als master-gebruikersinterface en (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).

17.5.3 Over besturingssystemen

Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen. Controleer het volgende als uw unit met één van die besturingssystemen is uitgerust:
Type Beschrijving
Groepsbesturing 1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
Besturing met 2 gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de instelling van groepsbesturing en besturing met 2 gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
binnenunits. Alle binnenunits krijgen dezelfde instelling.
2 gebruikersinterfaces besturen 1 binnenunit (bij groepsbesturing is dit 1 groep van binnenunits). De unit wordt individueel bestuurd.

17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen

1 In het geval van VRVDX-binnenunits 2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
a Warmtewisselaarunit b Compressorunit
58
18 Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 59

19 Onderhoud en service

▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm NIET te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats NOOIT voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan het verwarmings-/koeleffect afnemen of het systeem uitgeschakeld worden.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de compressorunit, de warmtewisselaarunit, de binnenunit
en de gebruikersinterface op minstens 1 m van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats GEEN voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen energieverbruik en comfort te bereiken.

18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.

18.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig ▪ Snel ▪ Gematigd ▪ Eco
19 Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.

19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen. ▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnenunits en de warmtewisselaarunit zou kunnen blokkeren.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
59
Page 60
19 Onderhoud en service
▪ Maak de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits en de
warmtewisselaarunit schoon. Neem contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en de behuizing van de binnenunits en de warmtewisselaarunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.

19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen. ▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking"op pagina56 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Maak de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits en de
warmtewisselaarunit schoon. Neem contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en de behuizing van de binnenunits en de warmtewisselaarunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.

19.3 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWP­waarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

19.4 Dienst-na-verkoop en garantie

19.4.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit. ▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit). ▪ De installatiedatum. ▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.

19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli

De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de garantieperiode van de onderdelen.
Onderdeel Inspectiecy
clus
Elektromotor 1 jaar 20.000 uur Printplaat 25.000 uur Warmtewisselaar 5 jaar Sensor (thermistor, enz.) 5 jaar Gebruikersinterface en
schakelaars Lekbak 8 jaar Expansieklep 20.000 uur Magneetklep 20.000 uur
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
60
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende gebruiksomstandigheden:
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 61

20 Opsporen en verhelpen van storingen

▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter zijn dan vermeld.

19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen. ▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de
stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen). ▪ Er vaak schokken en trillingen zijn. ▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat. ▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
Onderdeel Inspectiec
yclus
Luchtfilter 1 jaar 5 jaar Filter met hoog rendement 1 jaar Zekering 10 jaar Onderdelen onder druk Neem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
20 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking. De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT. Als het unitnummer op het display van
de gebruikersinterface staat, het bedrijfslampje knippert en de storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem NIET goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel voor alleen ventileren, maar stopt meteen bij het verwarmen of koelen.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de warmtewisselaarunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de gebruikersinterface staat. (Zie
"19Onderhoud en service"op pagina59
en "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
Schakel de hoofdvoeding UIT.
Verwittig uw installateur en geef hem de storingscode door.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
61
Page 62
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Storing Maatregel
Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de warmtewisselaarunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van
de binnenunit). ▪ Controleer de temperatuurinstelling. ▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface. ▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt. ▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is. ▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën. ▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.

20.1 Storingscodes: Overzicht

Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het scherm van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk van de ernst van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop drukken om de code te resetten. Vraag anders advies aan uw installateur.
Hoofdcode Inhoud
Externe beveiliging geactiveerd EEPROM-storing (binnenunit) Storing afvoersysteem (binnenunit) Storing ventilatormotor (binnenunit) Storing motor draaiklep (binnenunit) Storing expansieklep (binnenunit) Storing afvoer (binnenunit) Storing stofkamer filter (binnenunit) Storing capaciteitsinstelling (binnenunit) Storing transmissie tussen hoofdprintplaat en
subprintplaat (binnenunit) Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit;
vloeistof) Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit; gas) Storing thermistor aanzuiglucht (binnenunit) Storing thermistor perslucht (binnenunit) Storing bewegingsdetector of vloertemperatuursensor
(binnenunit)
Hoofdcode Inhoud
Storing thermistor gebruikersinterface (binnenunit) Storing ventilator of afvoerpomp
(warmtewisselaarunit) Storing printplaat (compressorunit) Aardlekschakelaar geactiveerd (compressorunit) Hogedrukschakelaar geactiveerd Storing lage druk (compressorunit) Compressorblokkering gedetecteerd (compressorunit) Storing elektronische expansieklep (compressorunit of
warmtewisselaarunit) Storing perstemperatuur (compressorunit) Abnormale aanzuigtemperatuur (compressorunit) Detectie te veel koelmiddel Storing hogedrukschakelaar Storing lagedrukschakelaar Storing omgevingstemperatuursensor
(warmtewisselaarunit) Storing druksensor Storing stroomsensor Storing perstemperatuursensor (compressorunit) Storing gastemperatuursensor warmtewisselaar
(warmtewisselaarunit) Storing aanzuigtemperatuursensor (compressorunit) Storing ontijzingstemperatuursensor
(warmtewisselaarunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling
HE) (compressorunit) Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE)
(compressorunit) Storing hogedruksensor (BIPH) Storing lagedruksensor (BIPL) INV-printplaat abnormaal Lameltemperatuur abnormaal Inverter-printplaat defect Overstroom compressor gedetecteerd Compressorblokkering (opstarten) Transmissie compressorunit - inverter: Probleem INV-
transmissie INV asymmetrische voedingsspanning Storing lamelthermistor Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit. Abnormale daling lage druk, defecte expansieklep Storing faseomkering voeding INV voedingsspanning te laag Systeem nog niet proefgedraaid Defecte bedrading binnenunit/warmtewisselaarunit/
compressorunit Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface
en binnenunit Abnormale communicatie tussen hoofd- en
subgebruikersinterface Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type
binnenunit aangesloten. Storing binnenunit. Storing warmtewisselaarunit.
Storing aansluiting over binnenunits of verkeerde combinatie types (verkeerd type binnenunits of warmtewisselaarunit)
Dubbel gecentraliseerd adres
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
62
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 63
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Inhoud
Storing in communicatie gecentraliseerde besturing ­binnenunit
Storing automatische adressering (inconsistentie) Storing automatische adressering (inconsistentie)

20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden omgeschakeld

(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening. Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is geïnstalleerd.

20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en verwarmen werken niet

Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer klaar is.

20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling

De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de compressorunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.

20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling

De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.

20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)

▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken. Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom.

20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, warmtewisselaarunit)

Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.

20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten

De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.

20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, warmtewisselaarunit)

▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de kring rondgestuurd.

20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, compressorunit, warmtewisselaarunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelmiddelgas dat door de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.

20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (compressorunit, warmtewisselaarunit)

De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de verandering van frequentie van de compressor of de ventilatoren.
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P499898-1 – 2017.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
63
Page 64

21 Verplaatsen

20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de warmtewisselaarunit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de warmtewisselaarunit.

20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af

De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven.

20.2.14 Symptoom: De ventilator van de warmtewisselaarunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"

Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit duurt 1minuut.

20.2.16 Symptoom: De compressor in de compressorunit stopt niet na een korte verwarmingscyclus

Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na 5 tot 10 minuten stoppen.

20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een compressorunit is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt

De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan starten.

20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de binnenunit gestopt is

Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
21 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

22 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

23 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
RKXYQ5T8+8T7Y1B + RDXYQ5T8+8T7V1B
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P499898-1 – 2017.09
Page 65
Page 66
Page 67
Page 68
4P499898-1 2017.09
Copyright 2017 Daikin
Loading...