20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88" .......................... 64
20.2.16 Symptoom: De compressor in de compressorunit
stopt niet na een korte verwarmingscyclus .................. 64
20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een compressorunit
is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt .................... 64
20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 64
21 Verplaatsen64
22 Als afval verwijderen64
23 Verklarende woordenlijst64
1Algemene
veiligheidsmaatregelen
1.1Over de documentatie
▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de
installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd
worden.
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk
afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een
scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig
symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een
bepaalde concentratie.
Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.
1.3Voor de installateur
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale
mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien
ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van
het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen
niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)
tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te
verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open
staat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 7
2 Over de documentatie
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
compressorunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
compressorunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
compressorunit)
▪ Montagehandleiding van de warmtewisselaarunit:
▪ Installatie-instructies
▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
warmtewisselaarunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8
3 Over de doos
4×
12
a
1×
b
1×
c
1×
d
1×e1×f3×
1×1× 1×1×1×
8 HP
aebdc
1×1×1×1×
dcba5 HP
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de dozen met de compressorunit en de warmtewisselaarunit
ter plaatse zijn geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen (alleen voor RKXYQ5)
▪ Transport-EPS verwijderen (alleen voor RKXYQ8)
▪ Transportvel uit de warmtewisselaarunit verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
3.2.2Omgaan met de compressorunit
▪ Met verpakking. Gebruik een vorkheftruck.
▪ Zonder verpakking. Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
3.2.3Accessoires van de compressorunit
verwijderen
1 Verwijder de accessoires (deel 1).
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor
te voorkomen.
▪ Beslis op voorhand waarlangs u de unit naar binnen zult brengen.
3.2Compressorunit
3.2.1De compressorunit uitpakken
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing compressorunit
c Label gefluoreerde broeikasgassen
d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
e Schroef (alleen vereist in het geval van 5HP (voor
afscherming van transmissiebedrading) (zie
"6.9.4Elektrische bedrading aansluiten op de
compressorunit"op pagina32)
f Kabelbinder
2 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 Compressorunit
openen"op pagina18.
3 Verwijder de accessoires (deel 2).
a+b Leidingaccessoires voor circuit 1 (naar
warmtewisselaarunit)
5HP8HP
a GasØ19,1mmØ22,2mm
b VloeistofØ12,7mmØ12,7mm
c+d Leidingaccessoires voor circuit 2 (naar binnenunits)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 9
3 Over de doos
·
3
1
(10.1 N·m)
2
a
b
12
1×1×1×
1×1×3×
1×
bcda
efg
5HP8HP
c GasØ15,9mmØ19,1mm
d VloeistofØ9,5mmØ9,5mm
e Leidingadapter (Ø19,1→22,2mm) vereist voor het
aansluiten van leidingen op de warmtewisselaarunit (alleen
voor 8HP)
3.2.4Transportbeveiliging verwijderen
Alleen voor RKXYQ5.
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging over de poot van de compressor die de unit
beschermt tijdens het transport moet worden verwijderd. Ga te werk
zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Draai de bevestigingsmoer (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bevestigingsmoer (a) opnieuw vast.
3.3Warmtewisselaarunit
3.3.1De warmtewisselaarunit uitpakken
3.3.2Omgaan met de warmtewisselaarunit
OPMERKING
Plaats de unit niet met de aanzuig- of uitblaaszijde op de
grond wanneer u de warmtewisselaarunit van de pallet
neemt. Mogelijk gevolg: Vervorming van de aanzuig- of
uitblaasopening.
3.2.5Transport-EPS verwijderen
Alleen voor RKXYQ8.
Verwijder de EPS. De EPS beschermt de unit bij het transport.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium lamellen van de unit
NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
▪ Met verpakking. Gebruik een vorkheftruck of draagbanden.
▪ Zonder verpakking. Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
3.3.3Accessoires van de warmtewisselaarunit
verwijderen
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
a Optioneel filter voor vuil
b Montagehandleiding voor de warmtewisselaarunit
c Afdichting
d Afvoerslang
e Metalen klem
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10
4 Over de units en opties
f Schroef (voor afscherming van transmissiebedrading) (zie
"6.9.5Elektrische bedrading aansluiten op de
warmtewisselaarunit"op pagina33)
g Kabelbinder
3.3.4Transportvel verwijderen
Verwijder het vel. Het vel beschermt de unit bij het transport.
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de compressorunit en warmtewisselaarunit.
▪ Plaats van de compressorunit en de warmtewisselaarunit in de
lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de compressorunit en
warmtewisselaarunit kunnen worden gecombineerd.
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Compressorunit
Plaats
CodeVerklaring
Y1Voeding
BEuropese markt
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
4.2.2Identificatielabel: Warmtewisselaarunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: R D X Y Q 5 T7 V1 B [*]
CodeVerklaring
RBuiten luchtgekoeld
DWarmtewisselaarunit
XWarmtepomp (niet-continu verwarmen)
YEén module
QKoelmiddel R410A
5+8Capaciteitklasse
T7VRV IV-reeks
V1Voeding
BEuropese markt
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
4.3Over de compressorunit en de
warmtewisselaarunit
Deze montagehandleiding betreft de volledig door inverter
aangedreven VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie.
De compressorunit en warmtewisselaarunit zijn ontworpen voor
installatie binnenshuis en zijn bedoeld voor lucht-luchtwarmtepomptoepassingen.
Modelidentificatie
Voorbeeld: R K X Y Q 5 T7 Y1 B [*]
CodeVerklaring
RBuiten luchtgekoeld
KCompressorunit
XWarmtepomp (niet-continu verwarmen)
YEén module
QKoelmiddel R410A
5+8Capaciteitklasse
T7VRV IV-reeks
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Specificatie5HP8HP
Maximum capaciteitVerwarmen16,0kW25,0kW
Koelen14,0kW22,4kW
Ontwerptemperatuur
(buiten)
Ontwerptemperatuur (buiten) van
compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve
vochtigheid rond de
compressorunit en
warmtewisselaarunit
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
Verwarmen–20~15,5°Cnatte bol
Koelen–5~46°Cdroge bol
5~35°Cdroge bol
Verwarmen50%
Koelen80%
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
(a)
(a)
Page 11
4 Over de units en opties
dd
cc
a
b
VRV DXVRV DXVRV DXEKEXV
AHU
dd
12
1×1×1×1×1×1×
Xbca
1×
XXX
4.4Systeemlay-out
OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een
temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op
pagina11 voor meer informatie.
1 In het geval van VRVDX-binnenunits
2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
4.5Units en opties combineren
4.5.1Over combinaties van units en opties
OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IVwarmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie
(compressorunit+warmtewisselaarunit+binnenunit(s)) zal
werken.
Het VRV IV-warmtepompsysteem voor binneninstallatie kan worden
gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend
bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de
productcatalogus voor VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie.
In het overzicht vindt u de toegelaten combinaties van binnenunits,
compressorunits en warmtewisselaarunits. Niet alle combinaties zijn
toegelaten. Zij zijn onderhevig aan de in de technische data
vermelde voorschriften.
4.5.2Mogelijke combinaties van binnenunits
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-warmtepompsysteem voor
binneninstallatie. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van de
combinatie van compressorunit, warmtewisselaarunit en
binnenunitmodellen.
Gebruik bij de selectie van de binnenunit de volgende tabel met
beperkingen op de aansluitverhouding. Meer gedetailleerde
informatie vindt u in de technische data.
Gebruikte
Capaciteit CR
binnenunits
VRV DX + AHUTotaal: 50~110%
Toegestaan per type binnenunit:
▪ VRV DX: 50~110%
▪ AHU: 0~60%
Alleen AHUTotaal: 90~110%
Alleen FXMQ-MFTotaal: 50~100%
Andere combinaties dan hiervoor aangegeven zijn
verboden.
4.5.3Mogelijke opties voor de compressorunit
en de warmtewisselaarunit
INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakset
BeschrijvingModelnaam
Refnet-verdelerKHRQ22M29H
Refnet-verbindingKHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 16 voor de
selectie van de optimale aftakset.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale
besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt.
Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor
geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden
geïnstalleerd.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen
worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie
is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor
communicatie met de compressorunit. De software van de
gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te
regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving5HP8HP
Keuzeschakelaar koelen/
verwarmen
Kabel keuzeschakelaar koelen/
verwarmen
Printkaart keuzeschakelaar
koelen/verwarmen
Met optionele montagekast voor
de schakelaar
(a) Ga als volgt te werk om een BRP2A81 te installeren:
1 Controleer de componenten van de BRP2A81. Ze zijn NIET
allemaal vereist.
KRC19-26A
EKCHSC—
—BRP2A81
KJB111A
(a)
Gebruikte
binnenunits
Alleen VRVDXTotaal: 50~130%
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Capaciteit CR
a Kabel
b Kabelbinder
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12
5 Voorbereiding
1
1
2
X1M
X1A
A B C
A1P
DS1
X66A
X1A
A1P
DS1
X66A
X1M
KRC19-26A
X1A
A B C
A B C
X1M
1 2 3 4
OFF
X66A
ON
DS1
A1P
c Printplaat
X Niet vereist
2 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit en de
9 Breng de servicedeksels weer aan. Zie "6.10.2Compressorunit
sluiten"op pagina33.
10 Laat de unit proefdraaien. Zie het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Lekbakverwarming (EKDPH1RDX)
▪ Wanneer. Installatie optioneel. Aanbevolen in streken waar de
buitentemperatuur langer dan 24 uur onder –7°C zakt.
▪ Waar. Installeer de lekbakverwarming in de warmtewisselaarunit.
▪ Hoe. Zie de bij de lekbakverwarming geleverde instructies voor
installatie.
Filter voor vuil (geleverd als accessoire)
▪ Wanneer. Installatie optioneel. Aanbevolen op plaatsen waar veel
vuil (bijvoorbeeld bladeren) in de aanzuigleiding kan
terechtkomen.
▪ Waar. Installeer het filter op één van de volgende plaatsen:
▪ Aanzuigopening van de warmtewisselaarunit
▪ Aanzuigleiding (gemakkelijker voor onderhoud)
▪ Hoe. Zie de bij het filter geleverde instructies voor installatie.
▪ Drukverschil over het filter:
▪ 5HP: 30Pa bij 60m³/min
▪ 8HP: 75Pa bij 100m³/min
5 Sluit de kabel aan.
6 Sluit de keuzeschakelaar koelen/verwarmen aan.
Aanhaalmoment X1M (A/B/C): 0,53~0,63N•m
7 Maak de kabels vast met kabelbinders.
8 Zet de DIP-schakelaar (DS1‑1) op ON.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
5Voorbereiding
5.1Overzicht: Voorbereiding
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter
plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
5.2De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 13
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
e
b
c
(mm)
g
b
c
≥10
a
≥10
≥10≥500
≥10
(mm)
b
5.2.1Vereisten voor de plaats waar de
compressorunit wordt geïnstalleerd
INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de
voorbereiding.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units (compressorunit, warmtewisselaarunit en
binnenunits) zijn geschikt voor installatie in een
commerciële en licht industriële omgeving.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
▪ Serviceruimte. Let op de volgende vereisten:
a Bovenaanzicht
b Vooraanzicht
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
5.2.2Vereisten voor de plaats waar de
warmtewisselaarunit wordt geïnstalleerd
De vereisten voor de plaats waar de warmtewisselaarunit wordt
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Compressorunit
g Warmtewisselaarunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
geïnstalleerd zijn dezelfde als die voor de compressorunit, plus:
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico
is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
≥10
≥50
a
b
≥100
≥500
≥100
(mm)
a
b
c
d
e
ba
▪ Serviceruimte. Let op de volgende vereisten:
a Aanzuigzijde
b Luchtuitblaaszijde
▪ Beveiligingsroosters. Installeer beveiligingsroosters op de
aanzuig- en uitblaaszijde om te voorkomen dat de
ventilatorschoepen of de warmtewisselaar kunnen worden
aangeraakt.
▪ Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd
wordt.
▪ Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden
afgevoerd.
▪ Installatie aan de kust. Installeer het toestel NIET waar het
rechtstreeks wordt blootgesteld aan zeewind. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de
levensduur van de unit verkorten).
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een
volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin
moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot
genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van
koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het
systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen
en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de
maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan
de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus
zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van
het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal
toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare
concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A
beperkt tot 0,44 kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen,
zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de
onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om
eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
FormuleA+B=C
AHoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee
het systeem is gevuld voordat het de fabriek
verlaat)
BHoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
CTotale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
X Niet toegelaten
O Toegelaten
a Gebouw (bovenaanzicht)
b Uitblaaskanalen
c Warmtewisselaarunit
d Aanzuigkanalen
e Zeewind
5.2.3Voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
Over voorzorgsmaatregelen voor
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig
onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de
hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk
afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de unit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van
(D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
DAls er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid
garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale
reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale
reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 15
5 Voorbereiding
a
b
a
b
t
Ø
A
a
B
D
D
C
D
D
b
EKEXV
AHU
VRV DX
VRV DX
c
c
EAls de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is
om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in
grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het
vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat
van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal
toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de
ruimte ernaast worden voorzien.
FormuleF/G≤H
FTotaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
GVolume (in m3) van de kleinste ruimte met
een unit
HMaximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de unit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie
ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de
koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare
concentratie.
5.3.2Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4")
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8")Gegloeid (O)≥0,99mm
19,1mm (3/4")
22,2mm (7/8")
HardingsgraadDikte (t)
Gegloeid (O)≥0,80mm
Halfhard (1/2H)≥0,80mm
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximum bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het
naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen
vereist.
(a)
5.3.3Leidingmaat selecteren
Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en
de afbeelding (alleen als referentie).
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer
R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen
aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de
afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar
zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd
hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te
voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.8.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina28.
A: Leiding tussen warmtewisselaarunit en
compressorunit
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitstype
compressorunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelaftakset
VRVDX VRVDX-binnenunit
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
A Leiding tussen warmtewisselaarunit en compressorunit
B Leiding tussen compressorunit en (eerste)
koelmiddelaftakset (=hoofdleiding)
C Leiding tussen koelmiddelaftaksets
D Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
5HP19,112,7
8HP22,2
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 16
5 Voorbereiding
H1
H2
H3
H5
L1
a
L2
L3
L4
L5
L6
L7
H4
b
EKEXV
AHU
VRV DX
VRV DX
c
c
B: Leiding tussen compressorunit en eerste
koelmiddelaftakset
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitstype
compressorunit
5HP15,919,19,5—
8HP19,122,29,512,7
Standaard ↔ Vergroting:
AlsDan
De equivalente
leidinglengte
tussen de
warmtewisselaarun
it en de verste
binnenunit
bedraagt 90m of
meer
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
StandaardVergroot StandaardVergroot
5HP Het wordt aanbevolen om een dikkere
hoofdgasleiding (tussen
compressorunit en eerste
koelmiddelaftakset) te gebruiken.
Gebruik de oorspronkelijke
leidingdiameter wanneer de aanbevolen
gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit
kan evenwel een kleine
capaciteitsafname tot gevolg hebben).
8HP ▪ Gebruik een dikkere
hoofdvloeistofleiding(tussen
compressorunit en eerste
koelmiddelaftakset).
▪ Het wordt aanbevolen om een
dikkerehoofdgasleiding (tussen
compressorunit en eerste
koelmiddelaftakset) te gebruiken.
Gebruik de oorspronkelijke
leidingdiameter wanneer de
aanbevolen gasleidingmaat niet
beschikbaar is (dit kan evenwel een
kleine capaciteitsafname tot gevolg
hebben).
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de
compressorunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de compressorunit
een refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de
volgende tabel volgens de capaciteit van de compressorunit.
Voorbeeld: Refnet-verbinding c (B→C/D).
Capaciteitstype
compressorunit
5HPKHRQ22M20T
8HPKHRQ22M29T9
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het
juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle
binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Voorbeeld: Refnet-verbinding c (C→D/D).
Capaciteitsindex binnenunitKoelmiddelaftakset
<200KHRQ22M20T
200≤x<260KHRQ22M29T9
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder
de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunitKoelmiddelaftakset
<260KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
Koelmiddelaftakset
5.3.5Lengte koelmiddelleiding en
hoogteverschil
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de
volgende vereisten.
C: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitsindex
binnenunit
<15015,99,5
150≤x<20019,1
200≤x<26022,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
D: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en
binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof,
gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
15~5012,76,4
63~14015,99,5
20019,1
25022,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
5.3.4Koelmiddelaftaksets selecteren
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina15.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelaftakset
VRVDX VRVDX-binnenunit
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
H1~H5 Hoogteverschillen
L1~L7 Leidinglengten
Minimale en maximale leidinglengten
1 Warmtewisselaarunit →
Compressorunit
2 Echte leidinglengte
(equivalente leidinglengte)
L1≤30m
L2+L3+L4≤70m (90m)
(a)
L2+L5+L6≤70m (90m)
L2+L5+L7≤70m (90m)
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 17
6 Installatie
3 Totale leidinglengte (x=L1+L2+L3+L4+L5+L6+L7)
Minimum10m≤x
In het geval van 8HPx≤300m
In het geval van 5HPAlsDan
L1≤30mx≤115m
L1≤25mx≤120m
L1≤20mx≤125m
L1≤15mx≤130m
L1≤10mx≤135m
L1≤5mx≤140m
4 EKEXV →AHUL4≤5m
5 Eerste aftakset → Binnenunit/
AHU
Maximum hoogteverschillen
1 Warmtewisselaarunit ↔
Compressorunit
2 Compressorunit ↔ Binnenunit H2≤30m
3 EKEXV ↔AHUH4≤5m
4 Binnenunit ↔ BinnenunitH5≤15m
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor
berekeningsdoeleinden van equivalente leidinglengte, niet
voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
(b) Elke unit kan de hoogste zijn.
L3+L4≤40m
L5+L6≤40m
L5+L7≤40m
(b)
H1≤10m
H3≤30m
5.4De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Alleen voor RKXYQ8
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
ModelMinimumwaarde van S
RKXYQ83329kVA
5.4.2Vereisten voor beveiligingen
sc
Voeding: Compressorunit
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
ModelMinimum
circuitampère
RKXYQ513,5A16A
RKXYQ817,4A20A
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380-415V
Voeding: Warmtewisselaarunit
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
ModelMinimum
circuitampère
RDXYQ54,6A10A
RDXYQ87,0A10A
▪ Fase en frequentie: 1~50Hz
▪ Spanning: 220-240V
Transmissiebedrading
Doorsnede transmissiekabels:
TransmissiebedradingOmmantelde + afgeschermde
(afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn
verplicht voor 5HP en optioneel
voor 8HP)
Maximale kabellengte
(= afstand tussen compressorunit
en verste binnenunit)
Totale kabellengte
(= afstand tussen compressorunit
en alle binnenunits, en tussen
compressorunit en
warmtewisselaarunit)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Aanbevolen
zekeringen
Aanbevolen
zekeringen
kabel (2 draden)
Plastic snoeren
0,75~1,25mm²
300m
600m
6Installatie
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering
door reststroom alleen die van het snelle type met een
nominale stroomsterkte van 300 mA.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
6.1Overzicht: Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om
het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
5×5×
5 HP8 HP
5 HP8 HP
4×4×
5 HP8 HP
2×
▪ Compressorunit monteren.
▪ Warmtewisselaarunit monteren (+ kanalen + filter voor vuil +
afvoerpomp + optionele apparatuur).
▪ De binnenunits monteren.
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ Installatie van de compressorunit voltooien.
▪ Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren,
koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische
bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de
montagehandleiding van de binnenunit.
6.2De units openen
6.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
6.2.3Deksel van de schakelkast van de
warmtewisselaarunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
6.2.2Compressorunit openen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
1 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit.
2 Verwijder het inspectieluikje als u lokale instellingen wilt
uitvoeren.
6.3Compressorunit monteren
6.3.1Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de compressorunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.3.2Richtlijnen bij de installatie van de
compressorunit
Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de
unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai
maken wanneer ze in bedrijf is. Als de trillingen mogelijk op het
gebouw worden overgedragen, moet u een trilbestendig rubber
gebruiken (lokaal te voorzien).
De compressorunit kan rechtstreeks op de vloer of op een structuur
worden geïnstalleerd.
▪ Op de vloer. De unit moet NIET worden bevestigd met
ankerbouten.
3 Verwijder het deksel van de schakelkast als u elektrische
bedrading wilt aansluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 19
6 Installatie
a
≤480
516
≥666
426 (5 HP)
600 (8 HP)
≥640 (5 HP)
≥800 (8 HP)
(mm)
20 mm
a1
4×
b
b
a2
c
1497(mm)
70525584
0~2°
0~2°
A
A
B
B
a
a
a
aba
a bb a
eedd
c
▪ Op een structuur. Bevestig de unit stevig met ankerbouten,
moeren en vulringen (lokaal te voorzien) aan de structuur. De
fundering (stalen balkframe of beton) moet groter zijn dan het in
het grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel
van de bouten bedraagt 20mm.
▪ Ophangbouten. Gebruik ophangbouten voor de montage.
Controleer of het plafond sterk genoeg is om het gewicht van de
unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan
eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout
goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
de ophangbeugel.
a1 Moer
a2 Dubbele moer
b Vulring
c Ophangbeugel
▪ Afvoerwaterstroom. Zorg dat het afvoerwater naar de aansluiting
van de afvoerleiding loopt.
6.4De warmtewisselaarunit monteren
6.4.1Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de warmtewisselaarunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.4.2Richtlijnen bij de installatie van de
warmtewisselaarunit
INFORMATIE
Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan.
Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het
gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te
installeren.
a Aansluiting afvoerleiding
6.4.3Richtlijnen bij de installatie van de
kanalen
De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
▪ Helling. Zorg dat de kanalen aflopen om te voorkomen dat water
in de warmtewisselaarunit loopt.
a Kanaal
b Warmtewisselaarunit
▪ Roosters. Installeer een rooster in de aanzuigkanaalinlaat en de
uitblaaskanaaluitlaat om te voorkomen dat dieren en vuil in de
kanalen terechtkomen.
▪ Service-openingen. Voorzie service-openingen in de kanalen om
het onderhoud te vergemakkelijken.
▪ Thermische isolatie. Isoleer de kanalen tegen thermisch verlies
om zweten (bij verwarmen) te voorkomen, en om te voorkomen
dat het gebouw te sterk wordt verwarmd (bij koelen).
▪ Geluidsisolatie. Isoleer de kanalen tegen geluid, vooral op
geluidsgevoelige plaatsen. Voorbeeld: Geluidsabsorberende
kanalen; geluidsabsorberende geleideplaat in het kanaal.
▪ Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting tussen de
warmtewisselaarunit en het kanaal. Zorg ervoor dat er geen
luchtlekken tussen het kanaal en de warmtewisselaarunit of in
andere aansluitingen zijn. Dit om zweten, oververhitting en
geluidsproblemen te voorkomen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
a Schroef (lokaal te voorzien)
b Flens (lokaal te voorzien)
c Warmtewisselaarunit
d Isolatie (lokaal te voorzien)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
a
b
c
d
1~1.5 m
a
a
≥100 mm
abcb
≤4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
ecd
b
a
d
c
ab
2+3+41
e Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
▪ Luchtstroming:
▪ Bescherm de kanalen tegen omgekeerde luchtstroom van wind.
▪ Zorg ervoor dat de uitgeblazen lucht niet opnieuw wordt
aangezogen. Mogelijk gevolg: Verminderde prestaties van de
unit.
▪ Buitenlucht. Sluit de aanzuigkanalen en uitblaaskanalen aan op
de buitenlucht. Als de aanzuigkanalen of uitblaaskanalen op de
binnenlucht worden aangesloten, kan de gewenste
kamertemperatuur mogelijk niet worden bereikt.
O Toegelaten
X Niet toegelaten
a Gebouw (bovenaanzicht)
b Aanzuigkanalen
c Warmtewisselaarunit
d Uitblaaskanalen
6.4.4Richtlijnen bij de installatie van de
afvoerleiding
Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit
omvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
▪ Afvoerpomp en afvoerreservoir installeren
▪ Controleren op waterlekken
▪ Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de
juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
a Warmtewisselaarunit
b Binnenunit
c T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de
warmtewisselaarunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken
veroorzaken en schade berokkenen aan de
installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Draai de afdichting (= isolatie) rond de metalen klem en de
afvoerslang en bevestig ze met kabelbinders.
4 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
Algemene richtlijnen
▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter
van 25mm en buitendiameter van 32mm).
▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik
hangstaven zoals afgebeeld.
a Ophangstaaf
O Toegelaten
X Niet toegelaten
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
▪ Stank. Installeer een sifon om slechte geuren te voorkomen en
ervoor te zorgen dat er geen lucht in de unit terechtkomt via de
afvoerleiding.
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit)
b Afvoerslang (accessoire)
c Metalen klem (accessoire)
d Afdichting (accessoire)
e Afvoerleidingen (niet meegeleverd)
Richtlijnen bij de installatie van een afvoerpomp
en afvoerreservoir
Wanneer u een afvoerpomp installeert, moet ook een
afvoerreservoir worden geïnstalleerd. De afvoerpomp en het
afvoerreservoir moeten lokaal worden voorzien.
a Sifon
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 21
6 Installatie
A1P
X1M
X2M
12
X2MX2M
b
a
X2M
d
X2M
c
1
1
≤Ø25.4
abcde
f
f
▪ Afvoerpomp:
▪ Minimum debiet: 45l/h
▪ Feedbackcontact. U kunt een contact aansluiten dat de status
van de afvoerpomp doorgeeft aan de warmtewisselaarunit. De
warmtepomp gebruikt dit contact als input.
a Feedbackcontact van de afvoerpomp
b Kabelbinder
c Storing afvoerpomp: Als het contact opent, stopt de
warmtepomp en wordt een foutcode gegenereerd. Zie
"11.3.1Storingscodes: Overzicht"op pagina49 voor meer
informatie.
d Normale werking afvoerpomp: Als het contact sluit,
herneemt de warmtepomp de normale werking.
▪ Afvoerreservoir:
▪ Minimum volume: 3l
▪ Optimale werkmethode: Gebruik een afvoerreservoir met een
debietschakelaar die een AAN/UIT-signaal naar de afvoerpomp
stuurt.
Controle op waterlekken
Giet langzaam ongeveer 1l water in de afvoerbak en controleer op
waterlekken.
6.5De koelmiddelleiding aansluiten
6.5.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus
vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk
kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals
minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen
komen.
▪ Knijp de leiding dicht of plak ze af om te voorkomen dat
er vuil, vloeistof of stof in terechtkomt.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.
6.5.3Richtlijnen voor het buigen van leidingen
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten
moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm
bedragen of meer zelfs).
6.5.1Over het aansluiten van de
koelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de compressorunit, warmtewisselaarunit en
binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de compressorunit
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
6.5.4Het uiteinde van een buis solderen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20kPa (d.w.z.
net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
c
d
a
b
ab
cde
1
2
3
4
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Drukreduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
6.5.5Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
OPMERKING
Deze waarden voor het aanhaalmoment gelden alleen
voor het openen van Ø19,1mm afsluiters.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om de Ø19,1 mm afsluiter volledig te openen, draai de
zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is
bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en
breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Zorg dat u het niet beschadigt.
▪ Draai het afsluiterdeksel na gebruik van de afsluiter goed vast. Zie
de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het afsluiterdeksel op
koelmiddellekken.
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 23
6 Installatie
c
d
a
b
p<p
>
e
B
A
C
a
b
A
c
d
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
c
c
d
d
b
b
a
a
5 HP
8 HP
C
C
bB
aA
dB
c
A
C
C
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø12,78,1~9,918,0~22,0
Ø19,127,0~33,08mm22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
KlephuisZeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)
6.5.6Dichtgeknepen leidingen verwijderen
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
VerdeelstukAansluitingenCompressorunit
Methode 1:
Sluit aan op alle
servicepoorten
tegelijk.
Methode 2:
Sluit eerst aan op de
eerste 2
servicepoorten.
Sluit vervolgens aan
op de laatste 2
servicepoorten.
a, b, c, d Servicepoorten van afsluiters
e Vacumeer-/aftapunit
A, B, C Klep A, B en C
D Koelmiddellijnsplitter
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
Uit alle 4 dichtgeknepen leidingen moet het gas en de olie worden
verwijderd. Afhankelijk van het beschikbare gereedschap, gebruikt u
methode 1 (verdeelstuk met koelmiddellijnsplitters vereist) of
methode 2).
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor
gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
WAARSCHUWING
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
alle olie kon worden afgetapt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
b
a
a
a b c d
8 HP5 HP
c
d
d
c
b
a
b
a
3 1
2
3
2
1
a
a
a
a
6.5.7Koelmiddelleiding aansluiten op
compressorunit
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 Compressorunit
openen"op pagina18.
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a of b).
a Naar de achterkant
b Naar de bovenkant
3 Als u de leiding langs boven wilt leggen:
a Vloeistofleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
b Gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
c Vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits)
d Gasleiding (circuit 2: naar binnenunits)
1 Dichtgeknepen leiding
2 Leidingaccessoire
3 Lokale leiding
5 Breng het servicedeksel weer aan.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat
kleine dieren in het systeem terechtkomen.
a Snijd de isolatie weg (onder de uitbreekopening).
b Sla op de uitbreekopening en verwijder het deel.
c Verwijder de bramen.
d Breng reparatieverf aan op de randen en de delen rond de
randen om roestvorming te voorkomen.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
4 Sluit de leiding als volgt aan (hardsolderen):
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
6.5.8Koelmiddelleiding aansluiten op de
warmtewisselaarunit
1 Verwijder het deksel.
2 Verwijder de 2 isolatiedelen.
3 Voorzie een natte doek voor de EPS om de afvoerbak te
beschermen.
4 Soldeer de vloeistof- en de gasleiding.
OPMERKING
Alleen voor 8HP.
Leidingadapter (Ø19,1→22,2 mm) (geleverd als
accessoire in de compressorunit). Gebruik de
leidingadapter om de lokale leiding (Ø22,2 mm) aan te
sluiten op de aansluiting van de gasleiding van de
warmtewisselaarunit (Ø19,1mm).
5 Verwijder de natte doek.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 25
6 Installatie
1243
567
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
Zijn de werkzaamheden aan
de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits,
compressorunit en/of
warmtewisselaarunit al
ingeschakeld?
Gebruik procedure:
"Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure:
"Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
6 Plaats de 2 isolatiedelen terug, pel de isolatietapes af en kleef
ze op de isolatiedelen.
7 Breng het deksel weer aan.
6.5.9Koelmiddelaftakset aansluiten
Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de
installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
6.6De koelmiddelleiding controleren
6.6.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
Het is heel belangrijk dat alle werkzaamheden aan de
koelmiddelleidingen klaar zijn alvorens de units (compressorunit,
warmtewisselaarunit of binnenunits) in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van
de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en
vacuümdrogen van lokale leidingen, warmtewisselaarunit en
binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en
vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale
stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21]
(zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 35). Deze instelling
opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen
kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
a Horizontaal oppervlak
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
OPMERKING
Zorg ervoor dat de warmtewisselaarunit en alle binnenunits
die op de compressorunit zijn aangesloten, ingeschakeld
zijn.
OPMERKING
Wacht tot de compressorunit klaar is met initialiseren om
instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de compressorunit goed gesloten
zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
bce
a
d
B
A
C
g
h
A
f
i
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
h
h
i
i
g
g
f
f
5 HP
8 HP
i
B
hA
C
C
C
C
f
B
gA
Zie "6.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 26
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
6.6.2Koelmiddelleiding controleren: Algemene
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort
van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
Beide circuits moeten worden gecontroleerd (lektest,
vacuümdrogen). De controlemethode hangt af van het beschikbare
gereedschap:
verdeelstuk hebt…
Met
koelmiddellijnsplitters
Zonder
koelmiddellijnsplitters
(duurt twee keer zo
lang)
Mogelijke aansluitingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
compressorunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
richtlijnen
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
Als u een
U kunt beide circuits tegelijk controleren.
Sluit hiervoor het verdeelstuk via de splitters
aan op beide circuits en controleer.
Beide circuits moeten afzonderlijk worden
gecontroleerd. Methode:
▪ Sluit het verdeelstuk eerst aan op
circuit1 en controleer.
▪ Sluit het verdeelstuk vervolgens aan op
circuit2 en controleer.
Dan
VerdeelstukAansluitingenCompressorunit
Circuit 1 en 2 tegelijk
Alleen circuit 1
Alleen circuit 2
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits)
g Afsluiter gasleiding (circuit 2: naar binnenunits)
h Afsluiter gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
i Afsluiter vloeistofleiding (circuit 1: naar
A, B, C Klep A, B en C
warmtewisselaarunit)
D Koelmiddellijnsplitter
KlepStand van de klep
Klep A, B en COpen
Afsluiters vloeistofleiding en
Gesloten
gasleiding (f, g, h, i)
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en op de
warmtewisselaarunit, en alle binnenunits en de
warmtewisselaar zelf moeten ook worden getest op lekken
en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen
van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven stroomschema (zie "6.6.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina25).
6.6.4Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar/5 Torr).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 27
6 Installatie
a
b
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
6.6.5Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en op de
warmtewisselaarunit, en alle binnenunits en de
warmtewisselaar zelf moeten ook worden getest op lekken
en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal
voorzien) lokale kleppen naar de binnenunits en de
warmtewisselaarunit open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd
voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie
anders "6.6.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina25 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar/5Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
compressorunit of laat u ze dicht. Zie "6.8.4 Koelmiddel
vullen"op pagina28 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de compressorunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
6.7Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C75% tot 80% RV15mm
>30°C≥80% RV20mm
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
VochtigheidMinimumdikte
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit of in de
warmtewisselaarunit zou kunnen terechtkomen via openingen in
de isolatie en leidingen doordat de compressorunit hoger staat
dan de binnenunit of de warmtewisselaarunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.
6.8Koelmiddel bijvullen
6.8.1Over koelmiddel bijvullen
De compressorunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar
afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel
worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de compressorunit
(lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende
stappen:
1De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
3Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de compressorunit.
6.8.2Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
bce
a
d
B
A
C
g
h
A
f
i
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
h
h
i
i
g
g
f
f
5 HP
8 HP
i
B
hA
C
C
C
C
f
B
gA
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de
binnenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet
voordat de communicatie tussen de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de binnenunits op een correcte
manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens te beginnen met de vulprocedures:
▪ In het geval van 5 HP: Controleer of het 7-
segmentendisplay normaal is (zie "7.2.4Stand 1 of 2
activeren" op pagina 35), en of er geen storingscode
op de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als
een storingscode wordt weergegeven, zie
"11.3 Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina48.
▪ In het geval van 8 HP: Controleer of de aanduiding op
het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de
compressorunit normaal is (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 35). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "11.3 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina48.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten units (warmtewisselaarunit
+ binnenunits) worden herkend (instelling [1‑5]).
StapBeschrijving
Stap 2: Handmatig
vullen
Alleen vereist als de berekende hoeveelheid
extra koelmiddel nog niet werd bereikt door
op voorhand vullen.
Stap 1: Vooraf vullen
Samenvatting – Op voorhand vullen:
KoelmiddelflesAangesloten op de servicepoorten van de
afsluiters. Welke afsluiters worden gebruikt
hangt af van de circuits die u op voorhand
wil vullen:
▪ Circuit 1 en 2 tegelijk (verdeelstuk met
koelmiddellijnsplitters vereist).
▪ Eerst circuit 1, en dan circuit 2 (of
omgekeerd).
▪ Alleen circuit 1
▪ Alleen circuit 2
AfsluitersGesloten
CompressorWerkt NIET
1 Sluit aan zoals afgebeeld (kies één van de mogelijke
aansluitingen). Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
compressorunit en klep A gesloten zijn.
Mogelijke aansluitingen:
VerdeelstukAansluitingenCompressorunit
Circuit 1 en 2 tegelijk
6.8.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel=R (kg). R moet worden
afgerond in eenheden van 0,1 kg.
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
zie de volgende tabel voor de gewichtsfactor. Vervang R in de
formule hierdoor.
Maat (Ø) (mm) Gewichtsfactor Maat (Ø) (mm) Gewichtsfactor
6.8.4Koelmiddel vullen
Koelmiddel bijvullen verloopt in 2 stappen:
Stap 1: Vooraf vullen Aanbevolen bij grotere systemen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
moet worden
=Totale lengte (m) van vloeistofleiding maat Øa
ModelParameter AParameter B
Leiding in inchLeiding in mm
6,40,02260,018
9,50,059100,065
12,70,12120,097
StapBeschrijving
U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt
het vullen langer.
Alleen circuit 1
Alleen circuit 2
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits)
g Afsluiter gasleiding (circuit 2: naar binnenunits)
h Afsluiter gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
i Afsluiter vloeistofleiding (circuit 1: naar
A, B, C Klep A, B en C
warmtewisselaarunit)
D Koelmiddellijnsplitter
2 Open klep C (op lijn van B) en B.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt
vullen, en sluit dan klep C en B.
4 Doe een van de volgende zaken:
AlsDan
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding(en).
De instructies van "Stap 2"
moeten niet worden
uitgevoerd.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 29
6 Installatie
p<p
>
R410A
ac
b
A
d
RDXYQ
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
AlsDan
Te veel koelmiddel in het
systeem
Tap koelmiddel af tot de
berekende hoeveelheid extra
koelmiddel is bereikt.
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding(en).
De instructies van "Stap 2"
moeten niet worden
uitgevoerd.
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is nog niet
bereikt
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding(en).
Ga verder met de instructies
van "Stap 2".
Stap 2: Handmatig vullen
(vullen in "Handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel")
Samenvatting – Handmatig vullen:
KoelmiddelflesAangesloten op de servicepoort voor vullen
van koelmiddel.
Dit vult beide circuits en de interne
koelmiddelleiding van de compressorunit.
AfsluitersOpen
CompressorWerkt
5 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina 29 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de
instructies voor "Vullen" herbeginnen.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in
de inactieve stand.
10 Open klep A.
11 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt, en sluit dan klep A.
12 Druk op BS3 om de handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel te verlaten.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel
van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment
voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
6.8.5Foutcodes bij het vullen met koelmiddel
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de
binnenunit.
a Weegschaal
b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
c Vacuümpomp
d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
OPMERKING
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de
unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de
storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op
pagina48.
gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig
aan.
6.8.6De label voor fluorhoudende
6 Open alle afsluiters van de compressorunit. Op dit punt moet
klep A moet dicht blijven!
7 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina34 en "8Inbedrijfstelling"op pagina44 zijn genomen.
8 Schakel de voeding van de binnenunits, de compressorunit en
de warmtewisselaarunit in.
9 Activeer instelling [2‑20] om te beginnen met handmatig vullen
van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen" op
pagina39 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch
na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet
voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van
koelmiddel opnieuw uit.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de
compressorunit en op de gebruikersinterface van de
binnenunit.
broeikasgassen bevestigen
1 Vul de label als volgt in:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u
de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
6 Installatie
g
f
F1/F2
(16 V)
F1/F2
(16 V)
220-240 V
1~ 50 Hz
e
c
a
d
b
220-240 V
1~ 50 Hz
380-415 V
3N~ 50 Hz
D
B
C
b2
b3
c1
c2
b1
a
A
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Breng het label aan op de binnenkant van de compressorunit.
Er is plaats voorzien voor het label op de afbeelding met het
bedradingsschema.
6.9De elektrische bedrading
aansluiten
6.9.1Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2De elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit.
3De elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit.
4De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunits.
5De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit:
▪ Voeding (altijd met aarding)
▪ Communicatiebedrading (=transmissie) tussen de
compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits.
Voorbeeld:
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De
transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen
kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen
om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt
door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale
leidingen.
Aftakkingen
Maximum aantal aftakkingen
16
voor kabels tussen units
TransmissiebedradingOmmantelde + afgeschermde
kabel (2 draden)
Plastic snoeren
0,75~1,25 mm²
(afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn
verplicht voor 5HP en optioneel
voor 8HP)
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen compressorunit
en verste binnenunit)
Totale kabellengte
600m
(= afstand tussen compressorunit
en alle binnenunits, en tussen
compressorunit en
warmtewisselaarunit)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt.
a Hoofdschakelaar
b Aardingsaansluiting
c Voedingsbedrading (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
kabel) (afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading
zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
d Compressorunit
Voedings- en transmissiebedrading
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op
minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
e Warmtewisselaarunit
f Binnenunit
g Gebruikersinterface
elektrische storingen te voorkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
A Centrale gebruikersinterface (enz.)
B Compressorunit
C Binnenunit
D Warmtewisselaarunit
a Hoofdleiding. De hoofdleiding is de leiding waarop de
transmissiebedrading van de warmtewisselaarunit is
aangesloten.
b1, b2, b3 Afgetakte leidingen
c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 31
6 Installatie
ba
cb
c
aa
A
AA´
A´
c bbac
a
B
B
6.9.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden
geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)
tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te
verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open
staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en
kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder nooit een thermistor, sensor, enz. wanneer u de
voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als
u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de
compressor defect raken.)
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product.
Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet
gedetecteerd tijdens de normale werking van het
product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het
opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang twee van de drie fasen (L1, L2 en L3)
wanneer het beveiligingscircuit tegen omgekeerde
polariteit is geactiveerd.
6.9.3Richtlijnen bij het aansluiten van
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het
bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
DraadtypeMethode
Eénaderige draad
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider
met rond oog
OPMERKING
Gebruik de unit niet alvorens de koelmiddelleidingen
compleet zijn. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat
de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal
het systeem niet werken.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
6 Installatie
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
b
X2M
X2M
X2MX1M (A1P)
RKXYQ5RDXYQ5
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
a1a2a2
a
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
b
a
RKXYQ8RDXYQ8
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
8 HP5 HP
X2M
F1 F2
F1 F2
a1
X1M
X1M (A1P)
5 HP8 HP
X2M
a2
F1F2
X2M
a2
F1F2
RKXYQ5RDXYQ5RKXYQ8RDXYQ8
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
1×
c
≥50 mm
ab
b
X1M
L1
F1 F2
L2 L3 N
c
a
c
X2M
A1P
b
a
X1M
X2M
5 HP
≥50 mm
ab
b
a
X1M
X1M
A1P
X1M
ba
c
c
8 HP
X1M (A1P)
c
Aanhaalmomenten
BedradingSchroefmaatAanhaalmoment
Voedingsbedrading
M52,0~3,0
(voeding +
afgeschermde
aarding)
Transmissiebedradi
M3,50,8~0,97
ng
6.9.4Elektrische bedrading aansluiten op de
compressorunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op
het deksel van de schakelkast).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit en de
4 Geleid de kabels door het frame en maak de kabels (voeding
en transmissiebedrading) vast met kabelbinders.
INFORMATIE
Draai de schroef op de linkerkant van de schakelkast los
en draai de schakelkast horizontaal om dit te
vergemakkelijken.
a Ommantelde + afgeschermde kabel (2 draden) (geen
polariteit)
a1, a2 Aansluiting van afscherming op aarding
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING
Afgeschermde kabel. Afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel
voor 8HP.
a1, a2 Aarding (gebruik de als accessoire geleverde
schroef)
Bij gebruik van afgeschermde kabel:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
▪ In het geval van 5HP (a1 en a2): Sluit de afscherming
aan op de aarding van de compressorunit en de
warmtewisselaarunit.
▪ In het geval van 8HP (alleen a2): Sluit de afscherming
alleen aan op de aarding van de warmtewisselaarunit.
3 Sluit de voeding als volgt aan:
a Transmissiebedrading
b Voeding
c Kabelbinder
5 Breng de servicedeksels weer aan. Zie "6.10.2Compressorunit
sluiten"op pagina33.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 33
6 Installatie
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
b
X2M
X2M
X2MX1M (A1P)
RKXYQ5RDXYQ5
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
a1a2a2
a
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
b
a
RKXYQ8RDXYQ8
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
8 HP5 HP
X2M
F1 F2
F1 F2
a1
X1M
X1M (A1P)
5 HP8 HP
X2M
a2
F1F2
X2M
a2
F1F2
RKXYQ5RDXYQ5RKXYQ8RDXYQ8
1~ 50 Hz
220-240 V
X1M
a
b
c
A1P
X1M
X2M
b
a
c
c
abcde
6 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
6.9.5Elektrische bedrading aansluiten op de
warmtewisselaarunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.3 Deksel van de
schakelkast van de warmtewisselaarunit openen"op pagina18.
2 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
b Zekering
c Voedingskabel
4 Geleid de kabels door het frame en maak de kabels (voeding
en transmissiebedrading) vast met kabelbinders.
a Ommantelde + afgeschermde kabel (2 draden) (geen
polariteit)
a1, a2 Aansluiting van afscherming op aarding
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING
Afgeschermde kabel. Afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel
voor 8HP.
a1, a2 Aarding (gebruik de als accessoire geleverde
schroef)
Bij gebruik van afgeschermde kabel:
▪ In het geval van 5HP (a1 en a2): Sluit de afscherming
aan op de aarding van de compressorunit en de
warmtewisselaarunit.
▪ In het geval van 8HP (alleen a2): Sluit de afscherming
alleen aan op de aarding van de warmtewisselaarunit.
3 Sluit de voeding als volgt aan:
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
a Aardlekschakelaar
a Transmissiebedrading
b Voeding
c Kabelbinder
6.10Installatie van de compressorunit
voltooien
6.10.1Transmissiebedrading voltooien
Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit,
samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van
afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
a Vloeistofleiding
b Gasleiding
c Isolatie
d Transmissiebedrading (F1/F2)
e Afwerkingstape
6.10.2Compressorunit sluiten
OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel op dat u de schroeven
met niet meer dan 4,1N•m vastdraait.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34
7 Configuratie
21
5×4×
2×
6.11Installatie van de
warmtewisselaarunit voltooien
6.11.1Warmtewisselaarunit sluiten
OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel op dat u de schroeven
met niet meer dan 4,1N•m vastdraait.
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
▪ DIP-schakelaars (verander de fabrieksinstellingen alleen bij
installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen).
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en
waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
PC-configurator
Lokale instellingen kunnen ook via een pc-interface worden
ingevoerd (hiervoor is optie EKPCCAB vereist). De installateur kan
de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien
naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9PC-configurator aansluiten op de compressorunit"op
pagina42.
Stand 1 en 2
StandBeschrijving
Stand 1
(controle
instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
compressorunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale functies (bijv. 1-malige werking,
instelling aftappen/vacumeren, instelling
handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat
geval moet de speciale functie worden
afgebroken alvorens de normale werking kan
herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de
volgende verklaringen.
7Configuratie
7.1Overzicht: Configuratie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
7.2Lokale instellingen uitvoeren
7.2.1Over lokale instellingen
Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de
hoofdprintplaat van de compressorunit (A1P) vereist. Hierbij worden
de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
7.2.2Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.
7.2.3Componenten voor lokale instellingen
De componenten voor het uitvoeren van lokale instellingen
verschillen naargelang van het model.
ModelComponenten voor lokale instellingen
5HP▪ Drukknoppen(BS1~BS5)
▪ 7-segmentendisplay (H1P~H7P)
▪ H8P: Led voor weergave tijdens initialisering
▪ DIP-schakelaars (DS1)
8HP▪ Drukknoppen(BS1~BS3)
▪ 7-segmentendisplay (
▪ DIP-schakelaars (DS1 en DS2)
)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 35
5 HP
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1PH2PH3PH4PH5PH6PH7PH8P
1 2
OFF
ON
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
DS2
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
8 HP
A1P
BS1
BS2
BS3
A1P
Het display verschilt naar gelang van het model.
H1P
H2P H3P H4PH5P H6P H7P
-+ + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 8 00 0
+ + + + +0 0 0 40 0
1~2 min
8~10 min
10~12 min
5 HP8 HP
bcb
aa
ModelDisplay
5HP7-segmentendisplay:
▪ H1P: Geeft de stand weer
▪ H2P~H7P: Geeft de instellingen en waarden
weer, weergegeven in binair
(H8P: NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar
wel tijdens initialisatie)
8HP
7-segmentendisplay (
)
Voorbeeld:
7 Configuratie
AAN ( ) UIT ( ) Knippert ( )
) UIT ( ) Knippert ()
AAN (
DIP-schakelaars
Verander de fabrieksinstellingen alleen bij installatie van een
keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
ModelDIP-schakelaar
5HP▪ DS1‑1: Keuzeschakelaar KOELEN/
VERWARMEN (zie de handleiding van de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen). OFF=niet
geïnstalleerd=fabrieksinstelling
"4.5.3 Mogelijke opties voor de compressorunit
en de warmtewisselaarunit" op pagina 11).
OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling
▪ DS1‑2~4: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
▪ DS2‑1~4: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel
de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld
een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder
stroom zou aanraken.
De drukknoppen verschillen naar gelang van het model.
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)
7.2.4Stand 1 of 2 activeren
Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de
standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de compressorunit, de warmtewisselaarunit
en alle binnenunits in. Wanneer de communicatie tussen de
compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits tot stand
is gebracht en normaal is, ziet het display er als volgt uit
(standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
ModelDrukknoppen
5HP▪ BS1: MODE: Voor het veranderen van
instelmodus
▪ BS2: SET: Voor lokale instelling
▪ BS3: RETURN: Voor lokale instelling
▪ BS4: TEST: Voor testfunctie
▪ BS5: RESET: Voor het resetten van het adres
als de bedrading is gewijzigd of als er een extra
binnenunit is geïnstalleerd
8HP▪ BS1: MODE: Voor het veranderen van
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden
als [Stand-Instelling]=Waarde.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
instelmodus
▪ BS2: SET: Voor lokale instelling
▪ BS3: RETURN: Voor lokale instelling
a Inschakelen
b Standaardsituatie
c Led-aanduiding in het geval van een storing
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
7 Configuratie
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
bc
5 HP
8 HP
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven,
controleer dan de storingscode op de gebruikersinterface van de
binnenunit (en in het geval van 8HP op het 7-segmentendisplay van
de compressorunit). Los de aangegeven storing op. Controleer eerst
de communicatiebedrading.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1
en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT)
b Stand 1 (H1P knippert)
c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.
7.2.5Gebruik van stand 1 (en
standaardsituatie)
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen. De manier hoe verschilt naar gelang van het model.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
(in het geval van 5HP)
Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
#ActieKnop/display
1Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2Controleer de status van led
H6P.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 5HP)
Instelling [1‑5] (=totaal aantal aangesloten units
(warmtewisselaarunit + binnenunits)) kan als volgt worden
uitgelezen:
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
2Selecteer stand 1.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
standaardsituatie.
H6P UIT: Unit werkt
momenteel niet in de
geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt
momenteel in de geluidsarme
werking.
#ActieKnop/display
3Selecteer instelling 5.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
4Geef de waarde van
instelling 5 weer.
(8 units aangesloten)
5Verlaat stand 1.
Voorbeeld: 7-segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 8HP)
Instelling [1‑10] (=totaal aantal aangesloten units
(warmtewisselaarunit + binnenunits)) kan als volgt worden
uitgelezen:
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 1.
3Selecteer instelling 10.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
4Geef de waarde van
instelling 10 weer.
(8 units aangesloten)
5Verlaat stand 1.
(= binair 5)
(= binair 8)
7.2.6Gebruik van stand 2
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te
configureren. De manier hoe verschilt licht naar gelang van het
model.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
(in het geval van 5HP)
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij
koelen) als volgt in 4 (=8°C):
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 2.
3Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
(= binair 8)
4P408445-1A – 2016.04
Page 37
7 Configuratie
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS1 [1×]
#ActieKnop/display
4Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde
weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt
af van de huidige waarde en
de waarde die u wilt
selecteren.)
c: Voer de waarde in het
systeem in.
d: Bevestig. Het systeem
begint te werken volgens de
instelling.
5Verlaat stand 2.
Voorbeeld: 7-segmentendisplay – Stand2
(in het geval van 8HP)
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij
koelen) als volgt in 4 (=8°C):
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 2.
3Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
4Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde
weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt
af van de huidige waarde en
de waarde die u wilt
selecteren.)
c: Voer de waarde in het
systeem in.
d: Bevestig. Het systeem
begint te werken volgens de
instelling.
5Verlaat stand 2.
7.2.7Stand 1 (en standaardsituatie): Controle
instellingen
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen. De informatie die kan worden uitgelezen verschilt naar
gelang van het model.
7segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
(in het geval van 5HP)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Waarde / Beschrijving
H6PGeeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit
geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2.
De geluidsarme werking van de compressorunit en de
warmtewisselaarunit kan op twee manieren worden
ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld.
De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de
geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een
optioneel accessoire vereist.
H7PGeeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het
stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden
ingesteld in stand2. De werking met
stroomverbruikbegrenzing van de compressorunit kan op
twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan
altijd met de geselecteerde begrenzing van het
stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
7segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
(in het geval van 5HP)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
(
Instelling
[1‑5]
Geeft het totaal aantal
aangesloten units
(warmtewisselaarunit +
binnenunits) aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
)
Waarde / Beschrijving
Hiermee kunt u gemakkelijk
controleren of het totaal aantal
geïnstalleerde units
(warmtewisselaarunit +
binnenunits) overeenstemt met
het totaal aantal door het
systeem herkende units. Als dit
niet het geval is, controleer dan
de communicatiebedrading
tussen de compressorunit en de
warmtewisselaarunit, en die
tussen de compressorunit en de
binnenunits (F1/F2communicatieleiding).
37
Page 38
7 Configuratie
Instelling
()
[1‑14]
Geeft de recentste storingscode
aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste
storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste
storingscode aan.
7-segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 8HP)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
InstellingWaarde / Beschrijving
[1‑1]
Geeft de status
van de
geluidsarme
werking aan.
0Unit werkt momenteel niet in de
geluidsarme werking.
1Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit
geproduceerde geluid in vergelijking met de
nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in
stand2. De geluidsarme werking van de
compressorunit en de warmtewisselaarunit kan
op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme
werking door middel van een lokale instelling
's nachts ingeschakeld. De unit werkt
gedurende de geselecteerde tijdsduur in de
geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme
werking op basis van een externe input
ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
Waarde / Beschrijving
Wanneer de recentste
storingscodes per ongeluk op de
gebruikersinterface van een
binnenunit werden gereset, kunt
u ze via deze controleinstellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op
pagina48 voor informatie over
de inhoud of de reden van de
meeste relevante storingscodes.
Meer gedetailleerde informatie
over storingscodes vindt u in de
servicehandleiding van deze unit.
Voor meer gedetailleerde
informatie over de storingscode,
druk tot 3 keer op BS2.
InstellingWaarde / Beschrijving
[1‑2]
Geeft de status
van de werking
met
stroomverbruikbe
grenzing aan.
[1‑5]
Geeft de actuele
Testreefparameterp
ositie aan.
[1‑6]
Geeft de actuele
Tcstreefparameterp
ositie aan.
[1‑10]
Geeft het totaal
aantal
aangesloten units
(warmtewisselaar
unit +
binnenunits) aan.
[1‑17]
Geeft de
recentste
storingscode aan.
[1‑18]
Geeft de op 1 na
laatste
storingscode aan.
[1‑19]
Geeft de op 2 na
laatste
storingscode aan.
[1‑40]
Geeft de actuele
instelling van
koelcomfort aan.
[1‑41]
Geeft de actuele
instelling van
verwarmcomfort
aan.
0Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing
verlaagt het stroomverbruik van de unit in
vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan
worden ingesteld in stand2. De werking met
stroomverbruikbegrenzing van de
compressorunit kan op twee manieren worden
ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik
begrensd door middel van een lokale
instelling. De unit werkt dan altijd met de
geselecteerde begrenzing van het
stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het
stroomverbruik begrensd op basis van een
externe input. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
Voor meer informatie, zie instelling [2‑8].
Voor meer informatie, zie instelling [2‑9].
Hiermee kunt u gemakkelijk controleren of het
totaal aantal geïnstalleerde units
(warmtewisselaarunit + binnenunits)
overeenstemt met het totaal aantal door het
systeem herkende units. Als dit niet het geval is,
controleer dan de communicatiebedrading
tussen de compressorunit en de
warmtewisselaarunit, en die tussen de
compressorunit en de binnenunits (F1/F2communicatieleiding).
Wanneer de recentste storingscodes per
ongeluk op de gebruikersinterface van een
binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze
controle-instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina48 voor informatie over de
inhoud of de reden van de meeste relevante
storingscodes. Meer gedetailleerde informatie
over storingscodes vindt u in de
servicehandleiding van deze unit.
Voor meer informatie, zie instelling [2‑81].
Voor meer informatie, zie instelling [2‑82].
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 39
7 Configuratie
7.2.8Stand 2: Lokale instellingen
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. Het display en de instellingen verschillen naar gelang van het
model.
ModelDisplayInstelling/waarde
5HP
7segmentendisplay
8HP
7-segmentendisplay
Zie "7.3Energie besparen en optimale werking"op pagina42 voor meer informatie en advies over de impact van de volgende instellingen:
• In het geval van 5HP: instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑41] en [2‑42]
• In het geval van 8HP: instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑81] en [2‑82]
InstellingWaarde
[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen.
[2‑12]
Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing
inschakelen via externe besturingsadapter
(DTA104A61/62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de
geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing
moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit
wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer
de optionele externe besturingsadapter
(DTA104A61/62) in de binnenunit is geïnstalleerd.
[2‑15]
Instelling statische druk ventilator (in
warmtewisselaarunit).
De externe statische druk van de warmtewisselaarunit
kan worden ingesteld volgens de vereisten van de
kanaalleidingen.
[2‑16]
Laat de warmtewisselaarunit proefdraaien.
Bij het begin van het proefdraaien beginnen de
ventilatoren van de warmtewisselaar te draaien.
Zodoende kunt u de luchtkanalen controleren met
draaiende warmtewisselaarunit.
De zeven led's geven de instelling en de waarde weer in binaire vorm.
De drie 7-segmentenled's geven het nummer van de instelling en de waarde
weer.
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
)
26°C
37°C
48°C
59°C
610°C
711°C
0
(standaard
)
141°C
343°C
646°C
0
(standaard
)
1
030Pa
1
(standaard
)
290Pa
3120Pa
4150Pa
0
(standaard
)
1—Geactiveerd.
(5HP)
Auto
(standaard)
Auto
(standaard)
Gedeactiveerd.
(= binair 1) (standaard)
Geactiveerd.
(= binair 2)
60Pa
(standaard)
—Gedeactiveerd.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
7 Configuratie
InstellingWaarde
[2‑20]
Handmatig koelmiddel bijvullen.
Voer deze instelling uit om handmatig koelmiddel bij te
vullen (zonder automatische koelmiddelvulfunctie).
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit
het systeem af te tappen of om reststoffen te
verwijderen of het systeem te vacumeren moet een
instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste
kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat
het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het
systeem kan worden gevacumeerd.
[2‑22]
Instelling automatische geluidsarme werking en niveau
's nachts.
Door deze instelling te wijzigen, activeert u de
automatische geluidsarme werking van de unit en
bepaalt u het niveau van de functie. Afhankelijk van
het gekozen niveau, wordt het geluidsniveau verlaagd.
Het begin- en eindtijdstip voor deze functie wordt
vastgelegd in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25]
Niveau geluidsarme werking via de externe
besturingsadapter.
Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme
werking als het systeem in de geluidsarme stand moet
draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt
gestuurd.
Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele
externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is
geïnstalleerd en de instelling [2‑12] is geactiveerd.
[2‑26]
Begintijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑22].
[2‑27]
Eindtijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑22].
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
)
1
0
(standaard
)
1
0
(standaard
)
1Niveau 1Niveau 3<Niveau
2Niveau 2
3Niveau 3
1Niveau 1Niveau 3<Niveau
2
(standaard
)
3
120u00
2
(standaard
)
3
16u00
27u00
3
(standaard
)
(5HP)
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
(standaard)
(standaard)
(= binair 4)
(standaard)
(= binair 4)
(= binair 4) (standaard)
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste
hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze
functie niet werd afgebroken met een druk op
BS3, dan legt de unit de functie stil na
30minuten. Als de vereiste hoeveelheid
koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden
bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling
opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te
activeren.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 (in het geval van 5HP) of BS3 (in
het geval van 8HP) om de stand koelmiddel
aftappen/vacumeren te verlaten. Het systeem
blijft in de stand koelmiddel aftappen/
vacumeren staan zolang u niet op de knop
drukt.
Gedeactiveerd
2<Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
2<Niveau 1
22u00
24u00
8u00
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 41
InstellingWaarde
[2‑30]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap1) via de
externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing voor stap1 als het systeem
met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer
een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de
tabel voor de niveaus.
[2‑31]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap2) via de
externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing voor stap2 als het systeem
met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer
een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de
tabel voor de niveaus.
[2‑32]
Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing
(geen externe besturingsadapter vereist voor
stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt
toegepast als het systeem altijd met
stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de tabel
voor de niveaus.
[2‑81] (in het geval van 8HP)
(= binair [2‑41]) (in het geval
van 5HP)
Instelling koelcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑8].
[2‑82] (in het geval van 8HP)
(= binair [2‑42]) (in het geval
van 5HP)
Instelling verwarmcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met
instelling [2‑9].
(8HP)
160%
2—65%
3
(standaard
)
4—75%
5
6—85%
7—90%
8—95%
—
1
(standaard
)
2
3—55%
0
(standaard
)
1
2
0Eco
1
(standaard
)
2Snel
3Krachtig
0Eco
1
(standaard
)
2Snel
3Krachtig
(5HP)
(= binair 2) (standaard)
(= binair 4)
(= binair 1)
(= binair 2) (standaard)
(= binair 4)
Functie niet actief.
(= binair 1) (standaard)
Volgens instelling [2‑30].
(= binair 2)
Volgens instelling [2‑31].
(= binair 4)
(standaard)
(standaard)
7 Configuratie
Beschrijving
70%
80%
30%
40%
50%
Gematigd
Gematigd
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
7 Configuratie
5 HP8 HP
2
345
H JS T
a
b
X41A
A1P
a
b
X27A
A1P
7.2.9PC-configurator aansluiten op de
compressorunit
a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
X27A Connector
X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat compressorunit
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan
moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden
verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv. –5°C). Volgens
dit systeem begint het systeem automatisch de
koelmiddeltemperatuur te verlagen, de geleverde capaciteit te
verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑8]=0 (standaard)
Verwarmen[2‑9]=0 (standaard)
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen)
ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand
ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de
beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie
over Hi-sensible toepassingen.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelenstel [2‑8] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten
van het voorontworpen systeem
met een Hi-sensible oplossing.
Verwarmenstel [2‑9] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten
van het voorontworpen systeem
met een Hi-sensible oplossing.
7.3Energie besparen en optimale
werking
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde
energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag
energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters
kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans
tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een beschrijving van de mogelijke patronen. Wijzig
de parameters volgens de behoeften van uw gebouw en voor de
optimale balans tussen energieverbruik en comfort.
Ongeacht de geselecteerde regeling, blijven variaties op het gedrag
van het systeem mogelijk door beschermingsregelingen om de unit
stabiel te laten draaien. De streefwaarde ligt echter vast en wordt
gebruikt om een optimaal evenwicht tussen energieverbruik en
comfort te bereiken, afhankelijk van het type van de toepassing.
7.3.1Mogelijke hoofdgebruiksmethoden
Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de
situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van
vorige VRV-systemen.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑8]=2
Verwarmen[2‑9]=6
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de
buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast
aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de
buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet
bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld
dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan
begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te
verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van
het systeem te verhogen.
[2‑8]Te-streefwaarde (°C)
26
37
48
59
610
711
[2‑9]Tc-streefwaarde (°C)
141
343
646
7.3.2Mogelijke comfortinstellingen
Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden
geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de
inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te
bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om
zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan
ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de
vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is
toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande
werkingsstand.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 43
7 Configuratie
A
B
E
100%
50%
T
e
C
D
3°C
6°C
35°C
F
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑81]=3 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=3 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑82]=3 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=3 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9]
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan
ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de
vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is
toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande
werkingsstand.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑81]=2 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=2 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑82]=2 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=2 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele
streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder
enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑81]=0 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=0 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑82]=0 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=0 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
7.3.3Voorbeeld: Automatische stand bij koelen
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan
ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de
vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet
toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de
voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande
werkingsstand.
▪ De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van de
krachtige en snelle comfortinstelling.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑81]=1 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=1 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑82]=1 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=1 (in het geval van 5HP).
A Reële belastingscurve
B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische
stand)
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
verdampingstemperatuur automatische stand)
D Vereiste waarde verdampingstemperatuur
E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TeVerdampingstemperatuur
Snel
Krachtig
Gematigd
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44
8 Inbedrijfstelling
A
BC
D
E
F
A
B
100%
70%
E
T
c
C
D
49°C
46°C
F
2°C
A
BC
D
EF
Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit
B Start werking
C Werkingsduur
D Gematigd
E Snel
F Krachtig
7.3.4Voorbeeld: Automatische stand bij
verwarmen
Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit
B Start werking
C Werkingsduur
D Gematigd
E Snel
F Krachtig
8Inbedrijfstelling
8.1Overzicht: Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet
het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2Proefdraaien.
3Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4Gebruik van het systeem.
8.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit
automatische stand)
B Belastingscurve
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
condensatietemperatuur automatische stand)
D Ontwerptemperatuur
E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TcCondensatietemperatuur
Snel
Krachtig
Gematigd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de
binnenunits of de warmtewisselaarunit wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de compressorunit,
maar ook de warmtewisselaarunit en de aangesloten
binnenunits werken. Tijdens het proefdraaien aan een
binnenunit of de warmtewisselaarunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 45
8 Inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Bij het proefdraaien worden de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de binnenunits opgestart. Controleer of de
voorbereidingen van de warmtewisselaarunit en alle binnenunits
voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...).
Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
8.3Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten.
Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd;
hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina30 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met
de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een
megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "5.4.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina17 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer
eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en
noteer ook de lokale instelling(en).
Isolatie en luchtlekken
De unit moet volledig geïsoleerd zijn en gecontroleerd op
luchtlekken.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Externe statische druk
De externe statische druk moet ingesteld zijn.
Mogelijk gevolg: Onvoldoende koelen of verwarmen.
8.4Checklist tijdens inbedrijfstelling
Proefdraaien.
8.4.1Over proefdraaien
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en
beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits en warmtewisselaarunit).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Controle van verkeerde leiding. Voorbeeld: Gas- of
vloeistofleidingen omgewisseld.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46
8 Inbedrijfstelling
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt
de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de
normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit
niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met
een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen
van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit
voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor
wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed
hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen.
Dit zijn evenwel geen storingen.
8.4.2Proefdraaien (7-segmentendisplay)
(in het geval van 5HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina34.
2 Schakel de voeding van de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
pagina 35. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P
knippert op de compressorunit en de aanduiding "Proefdraaien"
en "Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de
gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
StapBeschrijving
Controle vóór het opstarten
(drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken.
De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
BeëindigingBeschrijving
Abnormaal
beëindigd
Zie "8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina47 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking na 5 minuten worden begonnen.
8.4.3Proefdraaien (7-segmentendisplay)
(in het geval van 8HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina34.
2 Schakel de voeding van de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 35. Druk
minstens 5 seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op het
display van de compressorunit wordt "" aangegeven en op
de gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding
"Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing"
aangegeven.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
StapBeschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken.
De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
BeëindigingBeschrijving
Normaal
beëindigd
Abnormaal
beëindigd
Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay
(stilstand).
Aanduiding van storingscode op het 7segmentendisplay.
Zie "8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina47 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking na 5 minuten worden begonnen.
BeëindigingBeschrijving
Normaal
beëindigd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 47
9 Aan de gebruiker overhandigen
A2P
C+
C−
A1P
A1P
A3P
8 HP5 HP
TP1 TP2
8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen van
het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode wordt
aangegeven. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de
in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing
op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer
of de storing is opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de
binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de
compressorunit en op de gebruikersinterface van de
binnenunit.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor
gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.
8.4.5Gebruik van de unit
Na de installatie van de units en het proefdraaien van de
compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits is het
systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om
de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de
binnenunit voor meer informatie.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
10.1Overzicht: Onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure
10.2Voorzorgsmaatregelen inzake
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
9Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste
manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed
begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen
raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige
documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in
deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
10Onderhoud en service
OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of
serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per
jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan
echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
10.2.1Elektrische gevaren voorkomen
Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is
uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding
hieronder met een tester en controleer of de spanning van de
condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit
voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant
van het servicedeksel.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
10.3Controlelijst jaarlijks onderhoud
van de warmtewisselaarunit
Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ Warmtewisselaar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
Page 48
11 Opsporen en verhelpen van storingen
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door
stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar
jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak
zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere
prestaties als gevolg.
10.4Over de servicestand
Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van
instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina34
voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen
voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie
over vacumeren en aftappen.
10.4.1Gebruik van de vacuümstand
1 Activeer instelling [2‑21] bij de stilstaande unit om naar de
vacumeerstand te gaan.
ModelResultaat
5HPNa controle worden de expansiekleppen (in de
binnenunit, de compressorunit en de
warmtewisselaarunit) volledig geopend. H1P
begint te branden en op de gebruikersinterface
van alle binnenunits verschijnt TEST
(proefdraaien) en (externe besturing),
en de werking is geblokkeerd.
8HPNa controle worden de expansiekleppen (in de
binnenunit, de compressorunit en de
warmtewisselaarunit) volledig geopend. Op het
7-segmentendisplay wordt dan
aangegeven en op de gebruikersinterface van
alle binnenunits TEST (proefdraaien) en
(externe besturing) en de werking is
geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS1 (in het geval van 5HP) of BS3 (in het geval van
8HP) om de vacumeerstand af te sluiten.
10.4.2Koelmiddel aftappen
Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor
koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
11Opsporen en verhelpen van
storingen
11.1Overzicht: Probleemoplossing
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor
de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte
bedrading.
11.2Voorzorgsmaatregelen bij het
opsporen en verhelpen van
storingen
WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te
controleren. Schakel de respectievelijk
stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het
veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te
resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of
wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van
de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het
probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met
uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig INen UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
11.3Problemen op basis van
storingscodes oplossen
Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel
met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen
nadat u het probleem hebt opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de
binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de
compressorunit en op de gebruikersinterface van de
binnenunit.
In het geval van 8 HP: De storingscode op de compressorunit
bestaat uit een hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer
gedetailleerde informatie over de storingscode. De hoofdcode en
subcode worden afwisselend weergegeven (met een interval van
1seconde). Voorbeeld:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 49
11 Opsporen en verhelpen van storingen
▪ Hoofdcode: ▪ Subcode:
11.3.1Storingscodes: Overzicht
In het geval van 5HP:
HoofdcodeOorzaakOplossing
▪ Storing ventilator warmtewisselaar.
▪ Feedbackcontact afvoerpomp is open.
▪ De afsluiters van de compressorunit zijn gesloten.
▪ Te veel koelmiddel
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Storing elektronische expansieklep
Warmtewisselaarunit: (Y1E) - A1P (X7A)
Compressorunit: (Y1E) - A1P (X22A)
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Te veel koelmiddelHerbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Storing omgevingstemperatuursensor
Warmtewisselaarunit: (R1T) - A1P (X16A)
Storing sensor perstemperatuur: open keten / kortsluiting
Compressorunit: (R2T) - A1P (X12A)
Storing gassensor warmtewisselaar
Warmtewisselaarunit: (R2T) - A1P (X18A)
Storing aanzuigtemperatuursensor
Compressorunit: (R3T) - A1P (X12A)
Compressorunit: (R5T) - A1P (X12A)
Storing sensor pijpenbundeltemperatuur
Warmtewisselaarunit: (R3T) - A1P (X17A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R7T) - A1P (X13A)
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R4T) - A1P (X12A)
Storing hogedruksensor: open keten / kortsluiting
Compressorunit: (BIPH) - A1P (X17A)
Storing lagedruksensor: open keten / kortsluiting
Compressorunit: (BIPL) - A1P (X18A)
Transmissie compressorunit - inverter: Probleem INV1transmissie
INV1 asymmetrische voedingsspanningControleer of voeding binnen bereik is.
In de warmtewisselaarunit:
▪ Controleer aansluiting op printplaat: A1P (X15A)
▪ Controleer aansluiting op klemmenstrook (X2M)
▪ Controleer de connectoren van de ventilator.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het
koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te
verwijderen met een apparaat voor het aftappen van
koelmiddel.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid
koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de
nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid
koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de
nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het
koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te
verwijderen met een apparaat voor het aftappen van
koelmiddel.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
Page 50
11 Opsporen en verhelpen van storingen
HoofdcodeOorzaakOplossing
Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit.Controleer het type van de warmtewisselaarunit. Vervang
indien nodig de warmtewisselaarunit.
Onvoldoende voedingsspanningControleer of de voedingsspanning in orde is.
Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid
(systeemwerking niet mogelijk)
▪ De compressorunit krijgt geen stroom.
▪ Storing transmissiebedrading
▪ Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde combinatie
Meer dan 1 warmtewisselaarunit aangesloten.Controleer de installatie. Slechts 1
▪ Verkeerd type binnenunit aangesloten.
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
5HP warmtewisselaarunit aangesloten.Controleer de installatie. Sluit een 8HP
▪ Storing automatische adressering
(inconsistentie)
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ Storing automatische adressering
(inconsistentie)
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ De afsluiters van de compressorunit worden
dicht gelaten.
▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit of warmtewisselaarunit zijn niet juist
aangesloten op de compressorunit.
▪ Controleer of storing zich voordoet bij andere
binnenunits en of combinatie van binnenunits is
toegestaan.
▪ Controleer de transmissiebedrading naar de
warmtewisselaarunit.
warmtewisselaarunit kan worden geïnstalleerd.
▪ Controleer het type van de binnenunits die nu
zijn aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze
dan.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
warmtewisselaarunit aan.
▪ Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met aantal
op voeding aangesloten units (controlestand) of
wacht tot einde initialisering.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met aantal
op voeding aangesloten units (controlestand) of
wacht tot einde initialisering.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de
vloeistofzijde.
▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit of
warmtewisselaarunit juist zijn aangesloten op de
compressorunit.
12Als afval verwijderen
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en
andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de van
toepassing zijnde wetgeving.
13Technische gegevens
Zie de technische data voor de recentste informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 53
13 Technische gegevens
R2T
R3T
R1T
M1FM2F
Y1E
Y3E
R2T
M1C
R3T
R7T
R4T
Y1S
S1NPL
S1PH
S1NPH
R5T
f
f
l
c
b
f
g
a
d
f
h
fi
j
k
e
B
A
3D098825-1A
Y2E
R21T
M1C
R3T
R5T
R6T
Y1S
S1NPL
S1PH
S1NPH
R7T
c
b
f
g
a
d
f
h
fi
j
e
B
k
f
i
R2T
R3T
R1T
M1FM2F
Y1E
M3F
f
f
l
A
3D104510-1
13.1Leidingschema: Compressorunit
en warmtewisselaarunit
5HP
8HP
A Warmtewisselaarunit
B Compressorunit
a Afsluiter (gas) (circuit 2: naar binennunits)
b Afsluiter (vloeistof) (circuit 2: naar binnenunits)
c Afsluiter (vloeistof) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
d Afsluiter (gas) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Filter
M1F, M2F Ventilatormotor
Y1E, Y3E Elektronische expansieklep
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
g Warmtewisselaar met onderkoeling
h Drukregelklep
a Afsluiter (gas) (circuit 2: naar binennunits)
b Afsluiter (vloeistof) (circuit 2: naar binnenunits)
c Afsluiter (vloeistof) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
d Afsluiter (gas) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Filter
g Warmtewisselaar met onderkoeling
h Drukregelklep
i Capillaire buis
M1F~M3F Ventilatormotor
13.2Bedradingsschema:
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd en bevindt zich op het
deksel van de schakelkast.
De VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie kan worden gebruikt
voor toepassingen met verwarmen/koelen.
OPMERKING
Gebruik het systeem niet voor andere doeleinden. Gebruik
de unit niet voor het koelen van precisie-instrumenten,
voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen
dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie
(niet-beperkende lijst, afhankelijk van de combinaties van het model
compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunit):
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in paar op een VRV IVwarmtepomp voor binneninstallatie wordt ondersteund.
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in multi op een VRV IVwarmtepomp voor binneninstallatie wordt ondersteund, zelfs in
combinatie met VRV directe-expansiebinnenunit(s).
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Zie de technische data voor meer specificaties.
14.1Systeemlay-out
1 In het geval van VRVDX-binnenunits
2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
15Gebruikersinterface
VOORZICHTIG
Raak de interne delen van de controller nooit aan.
Verwijder het voorpaneel niet. Sommige onderdelen in het
toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het
toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor
controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de
belangrijkste functies van het systeem.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
Page 56
16 Voor het gebruik
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde
functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde
gebruikersinterface.
16Voor het gebruik
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de
luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig
insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid.
Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit
kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van
mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met
standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met
uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met
uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is
uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de
specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
17Bediening
17.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
Specificatie5HP8HP
Maximum capaciteitVerwarmen16,0kW25,0kW
Koelen14,0kW22,4kW
Ontwerptemperatuur
(buiten)
Ontwerptemperatuur (buiten) van
compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve
vochtigheid rond de
compressorunit en
warmtewisselaarunit
Verwarmen–20~15,5°Cnatte bol
Koelen–5~46°Cdroge bol
5~35°Cdroge bol
Verwarmen50%
Koelen80%
(a)
(a)
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik.
Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de
specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.
17.2Gebruik van het systeem
17.2.1Over het gebruik van het systeem
▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
compressorunit, warmtewisselaarunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
▪ Wanneer de unit wordt stilgelegd, kan ze nog enkele minuten
blijven draaien. Dit is echter geen storing.
17.2.2Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde
besturing" staat (zie de montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "17.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina58.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
17.2.3Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde pijpenbundel van de
warmtewisselaarunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder
energie kan worden overgebracht naar de pijpenbundel van de
warmtewisselaarunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het
systeem moet ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan
de binnenunits.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de
koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de pijpenbundel van de warmtewisselaarunit te
ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van
de binnenunit.
Tijdens het ontdooien smelt het ijs en verdampt dit mogelijk.
Mogelijk gevolg: Gedurende of net na het ontdooien kan er damp
worden gevormd. Dit is echter geen storing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 57
17 Bediening
a
b
1
1
1
1
1
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit
een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator
automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de
ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een
ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit.
(Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt,
moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen
apparatuur met een open vlam op plaatsen die
blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of
onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige
kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te
gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van
lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer
informatie.
17.2.4Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
17.2.5Gebruik van het systeem (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen
ventileren of op voor koelen of
verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op
of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
KoelenVerwarmenAlleen ventileren
voor koelen
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie
over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtstroomrichting.
17.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
17.3.1Over het ontvochtigingsprogramma
▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling
(minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de
gebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).
17.3.2Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina58 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
(ontvochtigen).
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
57
Page 58
17 Bediening
1
1
dd
cc
a
b
VRV DXVRV DXVRV DXEKEXV
AHU
dd
12
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
17.3.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina58 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
KoelenVerwarmen
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand
bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting
sturen, en verandert ook de aanduiding op de
gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de
volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl
de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd
geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
(alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek,
plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand
afzetten op het plafond of op de klep.
en gewenste stand .
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
17.5Master-gebruikersinterface
instellen
17.5.1Over master-gebruikersinterface instellen
17.4Luchtstroomrichting instellen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
17.4.1Over de luchtstroomklep
Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door
een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het
display.
KoelenVerwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan
de ingestelde temperatuur.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
58
▪ Bij het starten.
▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde
temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
1 In het geval van VRVDX-binnenunits
2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding
hiervoor, dan moet één van de gebruikersinterfaces worden
ingesteld als hoofdgebruikersinterface.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slavegebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald
door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de mastergebruikersinterface.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 59
18 Energie besparen en optimale werking
17.5.2Gebruikersinterface als master instellen
(VRV DX)
1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog
niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste
gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder
gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde
compressorunit aangesloten slave-gebruikersinterfaces
knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is
ingesteld als master-gebruikersinterface en
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van
het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).
17.5.3Over besturingssystemen
Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één
binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen.
Controleer het volgende als uw unit met één van die
besturingssystemen is uitgerust:
TypeBeschrijving
GroepsbesturingEén gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits. Alle binnenunits krijgen
dezelfde instelling.
Besturing met twee
gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de
instelling van groepsbesturing en besturing met twee
gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
Twee gebruikersinterfaces besturen één
binnenunit (bij groepsbesturing is dit
een groep van binnenunits). De unit
wordt individueel bestuurd.
18Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een
optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of
verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm niet te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats nooit voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan dit een verminderd effect of een uitval
veroorzaken.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers
stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet
de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de
unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te
garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie
"Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de compressorunit, de warmtewisselaarunit, de binnenunit
en de gebruikersinterface op minstens 1 m van televisie-, radio-,
stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of
vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats geen voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde
energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag
energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters
kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans
tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke
patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de
parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor
de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen
energieverbruik en comfort te bereiken.
18.1Beschikbare
hoofdgebruiksmethoden
Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de
situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van
vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de
buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast
aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de
buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet
bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld
dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan
begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te
verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van
het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen)
ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand
ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de
beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer
informatie over Hi-sensible toepassingen.
18.2Mogelijke comfortinstellingen
Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden
geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de
inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te
bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om
zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig
▪ Snel
▪ Gematigd
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
59
Page 60
19 Onderhoud en service
▪ Eco
19Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is
gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met
benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische
producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating
kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild
bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal
detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het
paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere
droge doek.
19.1Onderhoud na een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnenunits en de warmtewisselaarunit zou kunnen
blokkeren.
▪ Maak de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits en de
warmtewisselaarunit schoon. Neem contact op met uw installateur
of onderhoudspersoon om de luchtfilters en de behuizing van de
binnenunits en de warmtewisselaarunit schoon te maken. Tips
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u
in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke
binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde
positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt
ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.
19.2Onderhoud voor een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking"op pagina56 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Maak de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits en de
warmtewisselaarunit schoon. Neem contact op met uw installateur
of onderhoudspersoon om de luchtfilters en de behuizing van de
binnenunits en de warmtewisselaarunit schoon te maken. Tips
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u
in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke
binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde
positie.
19.3Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te
bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWPwaarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
19.4Dienst-na-verkoop en garantie
19.4.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
19.4.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
60
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 61
19 Onderhoud en service
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage
of installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal
veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
19.4.3Aanbevolen onderhouds- en
inspectiecycli
De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de
garantieperiode van de onderdelen.
OnderdeelInspectiecy
clus
Elektromotor1 jaar20.000 uur
Printplaat25.000 uur
Warmtewisselaar5 jaar
Sensor (thermistor, enz.)5 jaar
Gebruikersinterface en
schakelaars
Lekbak8 jaar
Expansieklep20.000 uur
Magneetklep20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende
gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer
dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van
het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de
inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter
zijn dan vermeld.
19.4.4Verkorte onderhouds- en
vervangingscycli
De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een
kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de
stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
OnderdeelInspectiec
yclus
Luchtfilter1 jaar5 jaar
Filter met hoog rendement1 jaar
Zekering10 jaar
Onderdelen onder drukNeem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw
dealer voor meer informatie.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het
demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units
door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder
de garantie valt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
61
Page 62
20 Opsporen en verhelpen van storingen
20Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed.Schakel de voeding uit.
Als het unitnummer op het display van
de gebruikersinterface staat, het
bedrijfslampje knippert en de
storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel
voor alleen ventileren,
maar stopt meteen bij
het verwarmen of
koelen.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de warmtewisselaarunit of de binnenunit
niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de
gebruikersinterface staat. (Zie
"19Onderhoud en service"op pagina60
en "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
Schakel de hoofdvoeding
uit.
Verwittig uw installateur
en geef hem de
storingscode door.
StoringMaatregel
Het systeem werkt,
maar koelt of verwarmt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de warmtewisselaarunit of de binnenunit
niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van
de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.
20.1Storingscodes: Overzicht
Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op
het display van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef
hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze
laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk
van het niveau van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop
drukken om de code terug te stellen. Vraag anders advies aan uw
installateur.
HoofdcodeInhoud
Externe beveiliging geactiveerd
EEPROM-storing (binnenunit)
Storing afvoersysteem (binnenunit)
Storing ventilatormotor (binnenunit)
Storing motor draaiklep (binnenunit)
Storing expansieklep (binnenunit)
Storing afvoer (binnenunit)
Storing stofkamer filter (binnenunit)
Storing capaciteitsinstelling (binnenunit)
Storing transmissie tussen hoofdprintplaat en
subprintplaat (binnenunit)
Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface
en binnenunit
Abnormale communicatie tussen hoofd- en
subgebruikersinterface
Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type
binnenunit aangesloten. Storing binnenunit. Storing
warmtewisselaarunit.
Storing aansluiting over binnenunits of verkeerde
combinatie types (verkeerd type binnenunits of
warmtewisselaarunit)
Dubbel gecentraliseerd adres
HoofdcodeInhoud
Storing in communicatie gecentraliseerde besturing binnenunit
Storing automatische adressering (inconsistentie)
Storing automatische adressering (inconsistentie)
20.2Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
20.2.1Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is
toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de
compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5
minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook
toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de
werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de
gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
20.2.2Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet
worden omgeschakeld
▪ (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent
dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening.
Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is
geïnstalleerd.
20.2.3Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar
koelen en verwarmen werken niet
Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het
opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle
binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer
klaar is.
20.2.4Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt
niet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor
de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het
verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de
compressorunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar
fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de
personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid
verandert niet wanneer u op de knop drukt, zelfs niet wanneer een
andere binnenunit verwarmt.
20.2.5Symptoom: De luchtstroomrichting stemt
niet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de
gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt
doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
63
Page 64
21 Verplaatsen
20.2.6Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de
temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het
nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.
Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van
de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt
terug in de binnenunit en produceert stoom.
20.2.7Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, warmtewisselaarunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op
verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en
wordt uitgeblazen.
20.2.8Symptoom: Op het display van de
gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de
unit stopt, en start weer na enkele
minuten
De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere
elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units
onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch
hervat zodra de interferentie ophoudt.
20.2.9Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit, warmtewisselaarunit)
▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit
begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer
één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de
afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd
door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het
temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere
binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in
het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de
kring rondgestuurd.
20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de
warmtewisselaarunit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt
gebruikt. Dit komt door stof in de warmtewisselaarunit.
20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af
De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten,
enz., en die dan weer afgeven.
20.2.14 Symptoom: De ventilator van de
warmtewisselaarunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het
oog op een optimale werking van het product.
20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"
Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en
betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit
blijft één minuut zo.
20.2.16 Symptoom: De compressor in de
compressorunit stopt niet na een korte
verwarmingscyclus
Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na
5 tot 10 minuten stoppen.
20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een
compressorunit is warm, zelfs wanneer de
unit is gestopt
De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan
starten.
20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer
de binnenunit gestopt is
Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een
andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
21Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit, compressorunit,
warmtewisselaarunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelmiddelgas
dat door de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de
binnenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt
door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (compressorunit,
warmtewisselaarunit)
De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de verandering van frequentie van de compressor
of de ventilatoren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
22Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert. Het is bij wet verplicht om
het koelmiddel te verzamelen, transporteren en verwijderen volgens
de voorschriften voor "verzamelen en vernietigen van HFK's".
23Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 65
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
23 Verklarende woordenlijst
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
65
Page 66
Page 67
Page 68
4P408445-1A 2016.04
Copyright 2015 Daikin
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.