Daikin RKXYQ5T7Y1B Installer reference guide [nl]

Page 1
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
RKXYQ5T7Y1B RDXYQ5T7V1B*             RKXYQ8T7Y1B RDXYQ8T7V1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
Nederlands
Page 2

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Compressorunit ......................................................................... 8
3.2.1 De compressorunit uitpakken ..................................... 8
3.2.2 Omgaan met de compressorunit................................. 8
3.2.3 Accessoires van de compressorunit verwijderen........ 8
3.2.4 Transportbeveiliging verwijderen ................................ 9
3.2.5 Transport-EPS verwijderen......................................... 9
3.3 Warmtewisselaarunit ................................................................. 9
3.3.1 De warmtewisselaarunit uitpakken ............................. 9
3.3.2 Omgaan met de warmtewisselaarunit......................... 9
3.3.3 Accessoires van de warmtewisselaarunit verwijderen 9
3.3.4 Transportvel verwijderen............................................. 10
4 Over de units en opties 10
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 10
4.2 Identificatie ................................................................................ 10
4.2.1 Identificatielabel: Compressorunit............................... 10
4.2.2 Identificatielabel: Warmtewisselaarunit....................... 10
4.3 Over de compressorunit en de warmtewisselaarunit ................ 10
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 11
4.5 Units en opties combineren....................................................... 11
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 11
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 11
4.5.3 Mogelijke opties voor de compressorunit en de
warmtewisselaarunit ................................................... 11
5 Voorbereiding 12
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 12
5.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 12
5.2.1 Vereisten voor de plaats waar de compressorunit
wordt geïnstalleerd...................................................... 13
5.2.2 Vereisten voor de plaats waar de
warmtewisselaarunit wordt geïnstalleerd .................... 13
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 14
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 15
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 15
5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 15
5.3.3 Leidingmaat selecteren............................................... 15
5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 16
5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 16
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 17
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 17
5.4.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 17
6 Installatie 17
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 17
6.2 De units openen ........................................................................ 18
6.2.1 Over het openen van de units...................................... 18
6.2.2 Compressorunit openen............................................... 18
6.2.3 Deksel van de schakelkast van de
warmtewisselaarunit openen ....................................... 18
6.3 Compressorunit monteren.......................................................... 18
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
compressorunit ............................................................ 18
6.3.2 Richtlijnen bij de installatie van de compressorunit ..... 18
6.4 De warmtewisselaarunit monteren ............................................. 19
6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
warmtewisselaarunit .................................................... 19
6.4.2 Richtlijnen bij de installatie van de
warmtewisselaarunit .................................................... 19
6.4.3 Richtlijnen bij de installatie van de kanalen ................. 19
6.4.4 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding.......... 20
6.5 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 21
6.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 21
6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 21
6.5.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 21
6.5.4 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 21
6.5.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 22
6.5.6 Dichtgeknepen leidingen verwijderen .......................... 23
6.5.7 Koelmiddelleiding aansluiten op compressorunit......... 24
6.5.8 Koelmiddelleiding aansluiten op de
warmtewisselaarunit .................................................... 24
6.5.9 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 25
6.6 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 25
6.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 25
6.6.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 26
6.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 26
6.6.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 26
6.6.5 Vacuümdrogen............................................................. 27
6.7 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 27
6.8 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 27
6.8.1 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 27
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 27
6.8.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 28
6.8.4 Koelmiddel vullen......................................................... 28
6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ...................... 29
6.8.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 29
6.9 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 30
6.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 30
6.9.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 31
6.9.3 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische
bedrading ..................................................................... 31
6.9.4 Elektrische bedrading aansluiten op de
compressorunit ............................................................ 32
6.9.5 Elektrische bedrading aansluiten op de
warmtewisselaarunit .................................................... 33
6.10 Installatie van de compressorunit voltooien ............................... 33
6.10.1 Transmissiebedrading voltooien .................................. 33
6.10.2 Compressorunit sluiten ................................................ 33
6.11 Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien ....................... 34
6.11.1 Warmtewisselaarunit sluiten ........................................ 34
7 Configuratie 34
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 34
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 34
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 34
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 34
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen ......................... 34
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 35
7.2.5 Gebruik van stand 1 (en standaardsituatie)................. 36
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 36
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 37
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 39
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de compressorunit....... 42
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

7.3 Energie besparen en optimale werking ..................................... 42
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden ............................. 42
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen...................................... 42
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen.................. 43
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen........... 44
8 Inbedrijfstelling 44
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 44
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 44
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling .............................................. 45
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 45
8.4.1 Over proefdraaien ....................................................... 45
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................ 46
8.4.3 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................ 46
8.4.4 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................ 47
8.4.5 Gebruik van de unit..................................................... 47
9 Aan de gebruiker overhandigen 47
10 Onderhoud en service 47
10.1 Overzicht: Onderhoud en service .............................................. 47
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 47
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 47
10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de warmtewisselaarunit ... 47
10.4 Over de servicestand ................................................................ 48
10.4.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 48
10.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 48
11 Opsporen en verhelpen van storingen 48
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 48
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 48
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 48
11.3.1 Storingscodes: Overzicht ............................................ 49
12 Als afval verwijderen 52
13 Technische gegevens 52
13.1 Leidingschema: Compressorunit en warmtewisselaarunit ........ 53
13.2 Bedradingsschema: Compressorunit ........................................ 53
13.3 Bedradingsschema: Warmtewisselaarunit ................................ 55
Voor de gebruiker 55
14 Over het systeem 55
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 55
15 Gebruikersinterface 55
16 Voor het gebruik 56
17 Bediening 56
17.1 Werkingsgebied......................................................................... 56
17.2 Gebruik van het systeem........................................................... 56
17.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 56
17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 56
17.2.3 Over verwarmen ......................................................... 56
17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 57
17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 57
17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 57
17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ............................ 57
17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma
(ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 57
17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 58
17.4 Luchtstroomrichting instellen ...................................................... 58
17.4.1 Over de luchtstroomklep .............................................. 58
17.5 Master-gebruikersinterface instellen .......................................... 58
17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen ................... 58
17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX) ..... 59
17.5.3 Over besturingssystemen ............................................ 59
18 Energie besparen en optimale werking 59
18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ........................................ 59
18.2 Mogelijke comfortinstellingen ..................................................... 59
19 Onderhoud en service 60
19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand.......................... 60
19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand....................... 60
19.3 Over het koelmiddel ................................................................... 60
19.4 Dienst-na-verkoop en garantie ................................................... 60
19.4.1 Garantieperiode ........................................................... 60
19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie ............... 60
19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli.................. 61
19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli .................. 61
20 Opsporen en verhelpen van storingen 62
20.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 62
20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 63
20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 63
20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 63
20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 63
20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 63
20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 63
20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 64
20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, warmtewisselaarunit) ............................... 64
20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 64
20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, warmtewisselaarunit) ............................... 64
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, compressorunit, warmtewisselaarunit)..... 64
20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(compressorunit, warmtewisselaarunit) ....................... 64
20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de warmtewisselaarunit ... 64
20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 64
20.2.14 Symptoom: De ventilator van de
warmtewisselaarunit draait niet.................................... 64
20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88" .......................... 64
20.2.16 Symptoom: De compressor in de compressorunit
stopt niet na een korte verwarmingscyclus .................. 64
20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een compressorunit
is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt .................... 64
20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 64
21 Verplaatsen 64
22 Als afval verwijderen 64
23 Verklarende woordenlijst 64
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 7

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
compressorunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
compressorunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
compressorunit)
Montagehandleiding van de warmtewisselaarunit:
▪ Installatie-instructies
▪ Formaat: Papier (in de zak met accessoires van de
warmtewisselaarunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8

3 Over de doos

1 2
a
b
c
d
1×e1×f3×
1× 1×
8 HP
a eb dc
d cba5 HP

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de dozen met de compressorunit en de warmtewisselaarunit ter plaatse zijn geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen (alleen voor RKXYQ5)
▪ Transport-EPS verwijderen (alleen voor RKXYQ8)
▪ Transportvel uit de warmtewisselaarunit verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.

3.2.2 Omgaan met de compressorunit

Met verpakking. Gebruik een vorkheftruck.
Zonder verpakking. Draag de unit langzaam zoals weergegeven:

3.2.3 Accessoires van de compressorunit verwijderen

1 Verwijder de accessoires (deel 1).
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Beslis op voorhand waarlangs u de unit naar binnen zult brengen.

3.2 Compressorunit

3.2.1 De compressorunit uitpakken

a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing compressorunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen e Schroef (alleen vereist in het geval van 5HP (voor
afscherming van transmissiebedrading) (zie
"6.9.4Elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit"op pagina32)
f Kabelbinder
2 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 Compressorunit
openen"op pagina18.
3 Verwijder de accessoires (deel 2).
a+b Leidingaccessoires voor circuit 1 (naar
warmtewisselaarunit)
5HP 8HP
a Gas Ø19,1mm Ø22,2mm
b Vloeistof Ø12,7mm Ø12,7mm
c+d Leidingaccessoires voor circuit 2 (naar binnenunits)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 9
3 Over de doos
·
3 1
(10.1 N·m)
2
a
b
1 2
b c da
e f g
5HP 8HP
c Gas Ø15,9mm Ø19,1mm
d Vloeistof Ø9,5mm Ø9,5mm
e Leidingadapter (Ø19,1→22,2mm) vereist voor het
aansluiten van leidingen op de warmtewisselaarunit (alleen voor 8HP)

3.2.4 Transportbeveiliging verwijderen

Alleen voor RKXYQ5.
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging over de poot van de compressor die de unit beschermt tijdens het transport moet worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Draai de bevestigingsmoer (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bevestigingsmoer (a) opnieuw vast.

3.3 Warmtewisselaarunit

3.3.1 De warmtewisselaarunit uitpakken

3.3.2 Omgaan met de warmtewisselaarunit

OPMERKING
Plaats de unit niet met de aanzuig- of uitblaaszijde op de grond wanneer u de warmtewisselaarunit van de pallet neemt. Mogelijk gevolg: Vervorming van de aanzuig- of uitblaasopening.

3.2.5 Transport-EPS verwijderen

Alleen voor RKXYQ8.
Verwijder de EPS. De EPS beschermt de unit bij het transport.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium lamellen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Met verpakking. Gebruik een vorkheftruck of draagbanden.

Zonder verpakking. Draag de unit langzaam zoals weergegeven:

3.3.3 Accessoires van de warmtewisselaarunit verwijderen

RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
a Optioneel filter voor vuil b Montagehandleiding voor de warmtewisselaarunit c Afdichting d Afvoerslang e Metalen klem
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10

4 Over de units en opties

f Schroef (voor afscherming van transmissiebedrading) (zie
"6.9.5Elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit"op pagina33)
g Kabelbinder

3.3.4 Transportvel verwijderen

Verwijder het vel. Het vel beschermt de unit bij het transport.
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de compressorunit en warmtewisselaarunit.
▪ Plaats van de compressorunit en de warmtewisselaarunit in de
lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de compressorunit en
warmtewisselaarunit kunnen worden gecombineerd.

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Compressorunit

Plaats
Code Verklaring
Y1 Voeding
B Europese markt
[*] Aanduiding kleine modelwijziging

4.2.2 Identificatielabel: Warmtewisselaarunit

Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: R D X Y Q 5 T7 V1 B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld
D Warmtewisselaarunit
X Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
Y Eén module
Q Koelmiddel R410A
5+8 Capaciteitklasse
T7 VRV IV-reeks
V1 Voeding
B Europese markt
[*] Aanduiding kleine modelwijziging

4.3 Over de compressorunit en de warmtewisselaarunit

Deze montagehandleiding betreft de volledig door inverter aangedreven VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie.
De compressorunit en warmtewisselaarunit zijn ontworpen voor installatie binnenshuis en zijn bedoeld voor lucht-lucht­warmtepomptoepassingen.
Modelidentificatie
Voorbeeld: R K X Y Q 5 T7 Y1 B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld
K Compressorunit
X Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
Y Eén module
Q Koelmiddel R410A
5+8 Capaciteitklasse
T7 VRV IV-reeks
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Specificatie 5HP 8HP
Maximum capaciteit Verwarmen 16,0kW 25,0kW
Koelen 14,0kW 22,4kW
Ontwerptemperatuur (buiten)
Ontwerptemperatuur (buiten) van compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve vochtigheid rond de compressorunit en warmtewisselaarunit
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol
Koelen –5~46°Cdroge bol
5~35°Cdroge bol
Verwarmen 50%
Koelen 80%
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
(a)
(a)
Page 11
4 Over de units en opties
d d
c c
a
b
VRV DX VRV DX VRV DX EKEXV
AHU
d d
1 2
Xb ca
X X X

4.4 Systeemlay-out

OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina11 voor meer informatie.
1 In het geval van VRVDX-binnenunits 2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IV­warmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (compressorunit+warmtewisselaarunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het VRV IV-warmtepompsysteem voor binneninstallatie kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie.
In het overzicht vindt u de toegelaten combinaties van binnenunits, compressorunits en warmtewisselaarunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. Zij zijn onderhevig aan de in de technische data vermelde voorschriften.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmtepompsysteem voor binneninstallatie. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van de combinatie van compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunitmodellen.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen).
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit+EKEQM-box vereist,
afhankelijk van de toepassing.
▪ Comfort-luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV-reeks
(Biddle).
Gebruik bij de selectie van de binnenunit de volgende tabel met beperkingen op de aansluitverhouding. Meer gedetailleerde informatie vindt u in de technische data.
Gebruikte
Capaciteit CR
binnenunits
VRV DX + AHU Totaal: 50~110%
Toegestaan per type binnenunit:
▪ VRV DX: 50~110%
▪ AHU: 0~60%
Alleen AHU Totaal: 90~110%
Alleen FXMQ-MF Totaal: 50~100%
Andere combinaties dan hiervoor aangegeven zijn verboden.

4.5.3 Mogelijke opties voor de compressorunit en de warmtewisselaarunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakset
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H
Refnet-verbinding KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 16 voor de selectie van de optimale aftakset.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden geïnstalleerd.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de compressorunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving 5HP 8HP
Keuzeschakelaar koelen/ verwarmen
Kabel keuzeschakelaar koelen/ verwarmen
Printkaart keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Met optionele montagekast voor de schakelaar
(a) Ga als volgt te werk om een BRP2A81 te installeren:
1 Controleer de componenten van de BRP2A81. Ze zijn NIET
allemaal vereist.
KRC19-26A
EKCHSC
BRP2A81
KJB111A
(a)
Gebruikte
binnenunits
Alleen VRVDX Totaal: 50~130%
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Capaciteit CR
a Kabel b Kabelbinder
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12

5 Voorbereiding

1
1
2
X1M
X1A
A B C
A1P
DS1
X66A
X1A
A1P
DS1
X66A
X1M
KRC19-26A
X1A
A B C
A B C
X1M
1 2 3 4
OFF
X66A
ON
DS1
A1P
c Printplaat X Niet vereist
2 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit en de
schakelkast. Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.
3 Verwijder de montageplaat van de printplaat.
4 Monteer de printplaat.
9 Breng de servicedeksels weer aan. Zie "6.10.2Compressorunit
sluiten"op pagina33.
10 Laat de unit proefdraaien. Zie het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Lekbakverwarming (EKDPH1RDX)
Wanneer. Installatie optioneel. Aanbevolen in streken waar de
buitentemperatuur langer dan 24 uur onder –7°C zakt.
Waar. Installeer de lekbakverwarming in de warmtewisselaarunit.
Hoe. Zie de bij de lekbakverwarming geleverde instructies voor
installatie.
Filter voor vuil (geleverd als accessoire)
Wanneer. Installatie optioneel. Aanbevolen op plaatsen waar veel
vuil (bijvoorbeeld bladeren) in de aanzuigleiding kan terechtkomen.
Waar. Installeer het filter op één van de volgende plaatsen:
▪ Aanzuigopening van de warmtewisselaarunit
▪ Aanzuigleiding (gemakkelijker voor onderhoud)
Hoe. Zie de bij het filter geleverde instructies voor installatie.
Drukverschil over het filter:
▪ 5HP: 30Pa bij 60m³/min
▪ 8HP: 75Pa bij 100m³/min
5 Sluit de kabel aan.
6 Sluit de keuzeschakelaar koelen/verwarmen aan.
Aanhaalmoment X1M (A/B/C): 0,53~0,63N•m
7 Maak de kabels vast met kabelbinders.
8 Zet de DIP-schakelaar (DS1‑1) op ON.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 13
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
e
b
c
(mm)
g
b
c
10
a
10
≥10500
10
(mm)
b

5.2.1 Vereisten voor de plaats waar de compressorunit wordt geïnstalleerd

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units (compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunits) zijn geschikt voor installatie in een commerciële en licht industriële omgeving.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
Serviceruimte. Let op de volgende vereisten:
a Bovenaanzicht b Vooraanzicht
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen

5.2.2 Vereisten voor de plaats waar de warmtewisselaarunit wordt geïnstalleerd

De vereisten voor de plaats waar de warmtewisselaarunit wordt
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Compressorunit
g Warmtewisselaarunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
geïnstalleerd zijn dezelfde als die voor de compressorunit, plus:
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen waar kinderen spelen).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
≥10
≥50
a
b
≥100
≥500
≥100
(mm)
a b
c
d
e
ba
Serviceruimte. Let op de volgende vereisten:
a Aanzuigzijde b Luchtuitblaaszijde
Beveiligingsroosters. Installeer beveiligingsroosters op de
aanzuig- en uitblaaszijde om te voorkomen dat de ventilatorschoepen of de warmtewisselaar kunnen worden aangeraakt.
Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd
wordt.
Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden
afgevoerd.
Installatie aan de kust. Installeer het toestel NIET waar het
rechtstreeks wordt blootgesteld aan zeewind. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44 kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
X Niet toegelaten
O Toegelaten
a Gebouw (bovenaanzicht) b Uitblaaskanalen c Warmtewisselaarunit d Aanzuigkanalen e Zeewind

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de unit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 15
5 Voorbereiding
a
b
a
b
t
Ø
A
a
B
D
D
C
D
D
b
EKEXV
AHU
VRV DX
VRV DX
c
c
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een unit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de unit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4")
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm
19,1mm (3/4")
22,2mm (7/8")
Hardingsgraad Dikte (t)
Gegloeid (O) ≥0,80mm
Halfhard (1/2H) ≥0,80mm
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximum bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)

5.3.3 Leidingmaat selecteren

Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.8.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina28.
A: Leiding tussen warmtewisselaarunit en compressorunit
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitstype compressorunit
a Warmtewisselaarunit b Compressorunit c Koelmiddelaftakset
VRVDX VRVDX-binnenunit
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
A Leiding tussen warmtewisselaarunit en compressorunit B Leiding tussen compressorunit en (eerste)
koelmiddelaftakset (=hoofdleiding)
C Leiding tussen koelmiddelaftaksets D Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
5HP 19,1 12,7
8HP 22,2
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Page 16
5 Voorbereiding
H1
H2
H3
H5
L1
a
L2
L3
L4
L5
L6
L7
H4
b
EKEXV
AHU
VRV DX
VRV DX
c
c
B: Leiding tussen compressorunit en eerste koelmiddelaftakset
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitstype
compressorunit
5HP 15,9 19,1 9,5
8HP 19,1 22,2 9,5 12,7
Standaard ↔ Vergroting:
Als Dan
De equivalente leidinglengte tussen de warmtewisselaarun it en de verste binnenunit bedraagt 90m of meer
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
StandaardVergroot StandaardVergroot
5HP Het wordt aanbevolen om een dikkere
hoofdgasleiding (tussen
compressorunit en eerste koelmiddelaftakset) te gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
8HP ▪ Gebruik een dikkere
hoofdvloeistofleiding (tussen compressorunit en eerste koelmiddelaftakset).
▪ Het wordt aanbevolen om een
dikkere hoofdgasleiding (tussen compressorunit en eerste koelmiddelaftakset) te gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de compressorunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de compressorunit een refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de compressorunit.
Voorbeeld: Refnet-verbinding c (B→C/D).
Capaciteitstype compressorunit
5HP KHRQ22M20T
8HP KHRQ22M29T9
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Voorbeeld: Refnet-verbinding c (C→D/D).
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<200 KHRQ22M20T
200≤x<260 KHRQ22M29T9
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<260 KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
Koelmiddelaftakset

5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten.
C: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Gebruik de volgende diameters:
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5
150≤x<200 19,1
200≤x<260 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
D: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
200 19,1
250 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren

Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina15.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
a Warmtewisselaarunit b Compressorunit c Koelmiddelaftakset
VRVDX VRVDX-binnenunit
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
H1~H5 Hoogteverschillen
L1~L7 Leidinglengten
Minimale en maximale leidinglengten
1 Warmtewisselaarunit →
Compressorunit
2 Echte leidinglengte
(equivalente leidinglengte)
L1≤30m
L2+L3+L4≤70m (90m)
(a)
L2+L5+L6≤70m (90m)
L2+L5+L7≤70m (90m)
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 17

6 Installatie

3 Totale leidinglengte (x=L1+L2+L3+L4+L5+L6+L7)
Minimum 10m≤x
In het geval van 8HP x≤300m
In het geval van 5HP Als Dan
L1≤30m x≤115m
L1≤25m x≤120m
L1≤20m x≤125m
L1≤15m x≤130m
L1≤10m x≤135m
L1≤5m x≤140m
4 EKEXV →AHU L4≤5m
5 Eerste aftakset → Binnenunit/
AHU
Maximum hoogteverschillen
1 Warmtewisselaarunit ↔
Compressorunit
2 Compressorunit ↔ Binnenunit H2≤30m
3 EKEXV ↔AHU H4≤5m
4 Binnenunit ↔ Binnenunit H5≤15m
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
(b) Elke unit kan de hoogste zijn.
L3+L4≤40m
L5+L6≤40m
L5+L7≤40m
(b)
H1≤10m
H3≤30m

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Alleen voor RKXYQ8
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde.
Model Minimumwaarde van S
RKXYQ8 3329kVA

5.4.2 Vereisten voor beveiligingen

sc
Voeding: Compressorunit
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
RKXYQ5 13,5A 16A
RKXYQ8 17,4A 20A
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380-415V
Voeding: Warmtewisselaarunit
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
RDXYQ5 4,6A 10A
RDXYQ8 7,0A 10A
▪ Fase en frequentie: 1~50Hz
▪ Spanning: 220-240V
Transmissiebedrading
Doorsnede transmissiekabels:
Transmissiebedrading Ommantelde + afgeschermde
(afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
Maximale kabellengte
(= afstand tussen compressorunit en verste binnenunit)
Totale kabellengte
(= afstand tussen compressorunit en alle binnenunits, en tussen compressorunit en warmtewisselaarunit)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Aanbevolen
zekeringen
Aanbevolen
zekeringen
kabel (2 draden)
Plastic snoeren
0,75~1,25mm²
300m
600m
6 Installatie
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering door reststroom alleen die van het snelle type met een nominale stroomsterkte van 300 mA.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04

6.1 Overzicht: Installatie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
5 HP 8 HP
5 HP 8 HP
5 HP 8 HP
▪ Compressorunit monteren.
▪ Warmtewisselaarunit monteren (+ kanalen + filter voor vuil +
afvoerpomp + optionele apparatuur).
▪ De binnenunits monteren.
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ Installatie van de compressorunit voltooien.
▪ Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren

6.2.3 Deksel van de schakelkast van de warmtewisselaarunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.2.2 Compressorunit openen

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
1 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit.
2 Verwijder het inspectieluikje als u lokale instellingen wilt
uitvoeren.

6.3 Compressorunit monteren

6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de compressorunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.3.2 Richtlijnen bij de installatie van de compressorunit

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is. Als de trillingen mogelijk op het gebouw worden overgedragen, moet u een trilbestendig rubber gebruiken (lokaal te voorzien).
De compressorunit kan rechtstreeks op de vloer of op een structuur worden geïnstalleerd.
Op de vloer. De unit moet NIET worden bevestigd met
ankerbouten.
3 Verwijder het deksel van de schakelkast als u elektrische
bedrading wilt aansluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 19
6 Installatie
a
480
516
≥666
426 (5 HP)
600 (8 HP)
≥640 (5 HP)
≥800 (8 HP)
(mm)
20 mm
a1
b
b a2
c
1497 (mm)
705 25584
0~2°
0~2°
A
A
B
B
a
a
a
a b a
a b b a
eed d
c
Op een structuur. Bevestig de unit stevig met ankerbouten,
moeren en vulringen (lokaal te voorzien) aan de structuur. De fundering (stalen balkframe of beton) moet groter zijn dan het in het grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
Ophangbouten. Gebruik ophangbouten voor de montage.
Controleer of het plafond sterk genoeg is om het gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit. Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van de ophangbeugel.
a1 Moer a2 Dubbele moer
b Vulring c Ophangbeugel
Afvoerwaterstroom. Zorg dat het afvoerwater naar de aansluiting
van de afvoerleiding loopt.

6.4 De warmtewisselaarunit monteren

6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de warmtewisselaarunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.4.2 Richtlijnen bij de installatie van de warmtewisselaarunit

INFORMATIE
Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te installeren.
a Aansluiting afvoerleiding

6.4.3 Richtlijnen bij de installatie van de kanalen

De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
Helling. Zorg dat de kanalen aflopen om te voorkomen dat water
in de warmtewisselaarunit loopt.
a Kanaal b Warmtewisselaarunit
Roosters. Installeer een rooster in de aanzuigkanaalinlaat en de
uitblaaskanaaluitlaat om te voorkomen dat dieren en vuil in de kanalen terechtkomen.
Service-openingen. Voorzie service-openingen in de kanalen om
het onderhoud te vergemakkelijken.
Thermische isolatie. Isoleer de kanalen tegen thermisch verlies
om zweten (bij verwarmen) te voorkomen, en om te voorkomen dat het gebouw te sterk wordt verwarmd (bij koelen).
Geluidsisolatie. Isoleer de kanalen tegen geluid, vooral op
geluidsgevoelige plaatsen. Voorbeeld: Geluidsabsorberende kanalen; geluidsabsorberende geleideplaat in het kanaal.
Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting tussen de
warmtewisselaarunit en het kanaal. Zorg ervoor dat er geen luchtlekken tussen het kanaal en de warmtewisselaarunit of in andere aansluitingen zijn. Dit om zweten, oververhitting en geluidsproblemen te voorkomen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
a Schroef (lokaal te voorzien) b Flens (lokaal te voorzien) c Warmtewisselaarunit d Isolatie (lokaal te voorzien)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
a b c d
1~1.5 m
a
a
≥100 mm
a b c b
4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
ec d
b a
d c
a b
2+3+41
e Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
Luchtstroming:
▪ Bescherm de kanalen tegen omgekeerde luchtstroom van wind.
▪ Zorg ervoor dat de uitgeblazen lucht niet opnieuw wordt
aangezogen. Mogelijk gevolg: Verminderde prestaties van de unit.
Buitenlucht. Sluit de aanzuigkanalen en uitblaaskanalen aan op
de buitenlucht. Als de aanzuigkanalen of uitblaaskanalen op de binnenlucht worden aangesloten, kan de gewenste kamertemperatuur mogelijk niet worden bereikt.
O Toegelaten
X Niet toegelaten a Gebouw (bovenaanzicht) b Aanzuigkanalen c Warmtewisselaarunit d Uitblaaskanalen

6.4.4 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding

Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit omvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
▪ Afvoerpomp en afvoerreservoir installeren
▪ Controleren op waterlekken
Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
a Warmtewisselaarunit b Binnenunit c T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken veroorzaken en schade berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Draai de afdichting (= isolatie) rond de metalen klem en de
afvoerslang en bevestig ze met kabelbinders.
4 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
Algemene richtlijnen
Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter van 25mm en buitendiameter van 32mm).
Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik hangstaven zoals afgebeeld.
a Ophangstaaf
O Toegelaten
X Niet toegelaten
Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
Stank. Installeer een sifon om slechte geuren te voorkomen en
ervoor te zorgen dat er geen lucht in de unit terechtkomt via de afvoerleiding.
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit) b Afvoerslang (accessoire) c Metalen klem (accessoire) d Afdichting (accessoire) e Afvoerleidingen (niet meegeleverd)
Richtlijnen bij de installatie van een afvoerpomp en afvoerreservoir
Wanneer u een afvoerpomp installeert, moet ook een afvoerreservoir worden geïnstalleerd. De afvoerpomp en het afvoerreservoir moeten lokaal worden voorzien.
a Sifon
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 21
6 Installatie
A1P
X1M
X2M
1 2
X2MX2M
b
a
X2M
d
X2M
c
1
1
≤Ø25.4
a b c d e
f
f
Afvoerpomp:
Minimum debiet: 45l/h
Feedbackcontact. U kunt een contact aansluiten dat de status
van de afvoerpomp doorgeeft aan de warmtewisselaarunit. De warmtepomp gebruikt dit contact als input.
a Feedbackcontact van de afvoerpomp
b Kabelbinder
c Storing afvoerpomp: Als het contact opent, stopt de
warmtepomp en wordt een foutcode gegenereerd. Zie
"11.3.1Storingscodes: Overzicht"op pagina49 voor meer
informatie.
d Normale werking afvoerpomp: Als het contact sluit,
herneemt de warmtepomp de normale werking.
Afvoerreservoir:
Minimum volume: 3l
Optimale werkmethode: Gebruik een afvoerreservoir met een
debietschakelaar die een AAN/UIT-signaal naar de afvoerpomp stuurt.
Controle op waterlekken
Giet langzaam ongeveer 1l water in de afvoerbak en controleer op waterlekken.

6.5 De koelmiddelleiding aansluiten

6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen komen.
▪ Knijp de leiding dicht of plak ze af om te voorkomen dat
er vuil, vloeistof of stof in terechtkomt.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.

6.5.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).

6.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de compressorunit
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04

6.5.4 Het uiteinde van een buis solderen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20kPa (d.w.z.
net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
c
d
a
b
a b
cde
1
2
3
4
b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Drukreduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.

6.5.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
OPMERKING
Deze waarden voor het aanhaalmoment gelden alleen voor het openen van Ø19,1mm afsluiters.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
a Servicepoort b Deksel afsluiter c Zeskantgat d Schacht e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om de Ø19,1 mm afsluiter volledig te openen, draai de zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Zorg dat u het niet beschadigt.
▪ Draai het afsluiterdeksel na gebruik van de afsluiter goed vast. Zie
de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het afsluiterdeksel op
koelmiddellekken.
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 23
6 Installatie
c
d
a
b
p<p
>
e
B
A
C
a b
A
c d
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
c
c
d
d
b
b
a
a
5 HP
8 HP
C
C
bB
aA
dB
c
A
C
C
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø12,7 8,1~9,9 18,0~22,0
Ø19,1 27,0~33,0 8mm 22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
Klephuis Zeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)

6.5.6 Dichtgeknepen leidingen verwijderen

WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de onderstaande procedure kan leiden tot schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
Verdeelstuk Aansluitingen Compressorunit
Methode 1:
Sluit aan op alle
servicepoorten
tegelijk.
Methode 2:
Sluit eerst aan op de
eerste 2
servicepoorten.
Sluit vervolgens aan
op de laatste 2
servicepoorten.
a, b, c, d Servicepoorten van afsluiters
e Vacumeer-/aftapunit
A, B, C Klep A, B en C
D Koelmiddellijnsplitter
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
Uit alle 4 dichtgeknepen leidingen moet het gas en de olie worden verwijderd. Afhankelijk van het beschikbare gereedschap, gebruikt u methode 1 (verdeelstuk met koelmiddellijnsplitters vereist) of methode 2).
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
WAARSCHUWING
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
alle olie kon worden afgetapt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
b
a
a
a b c d
8 HP5 HP
c
d
d c
b a
b
a
3 1
2 3
2
1
a
a
a
a

6.5.7 Koelmiddelleiding aansluiten op compressorunit

OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 Compressorunit
openen"op pagina18.
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a of b).
a Naar de achterkant b Naar de bovenkant
3 Als u de leiding langs boven wilt leggen:
a Vloeistofleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) b Gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) c Vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits) d Gasleiding (circuit 2: naar binnenunits) 1 Dichtgeknepen leiding 2 Leidingaccessoire 3 Lokale leiding
5 Breng het servicedeksel weer aan.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat
kleine dieren in het systeem terechtkomen.
a Snijd de isolatie weg (onder de uitbreekopening). b Sla op de uitbreekopening en verwijder het deel. c Verwijder de bramen. d Breng reparatieverf aan op de randen en de delen rond de
randen om roestvorming te voorkomen.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
4 Sluit de leiding als volgt aan (hardsolderen):
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.

6.5.8 Koelmiddelleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit

1 Verwijder het deksel.
2 Verwijder de 2 isolatiedelen.
3 Voorzie een natte doek voor de EPS om de afvoerbak te
beschermen.
4 Soldeer de vloeistof- en de gasleiding.
OPMERKING
Alleen voor 8HP.
Leidingadapter (Ø19,1→22,2 mm) (geleverd als accessoire in de compressorunit). Gebruik de leidingadapter om de lokale leiding (Ø22,2 mm) aan te sluiten op de aansluiting van de gasleiding van de warmtewisselaarunit (Ø19,1mm).
5 Verwijder de natte doek.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 25
6 Installatie
1 2 43
5 6 7
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
Zijn de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits, compressorunit en/of warmtewisselaarunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure: "Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure: "Methode 1: Vóór inschakelen (gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
6 Plaats de 2 isolatiedelen terug, pel de isolatietapes af en kleef
ze op de isolatiedelen.
7 Breng het deksel weer aan.

6.5.9 Koelmiddelaftakset aansluiten

Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.

6.6 De koelmiddelleiding controleren

6.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

Het is heel belangrijk dat alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen klaar zijn alvorens de units (compressorunit, warmtewisselaarunit of binnenunits) in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen, warmtewisselaarunit en binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 35). Deze instelling opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
a Horizontaal oppervlak
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
OPMERKING
Zorg ervoor dat de warmtewisselaarunit en alle binnenunits die op de compressorunit zijn aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de compressorunit klaar is met initialiseren om instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de compressorunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
b c e
a
d
B
A
C
g h
A
f i
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
h
h
i
i
g
g
f
f
5 HP
8 HP
i
B
hA
C
C
C
C
f
B
gA
Zie "6.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 26 voor meer informatie over de stand van de kleppen.
6.6.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.6.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina26).

6.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

Het systeem bevat 2 koelmiddelcircuits:
Circuit 1: Compressorunit → Warmtewisselaarunit
Circuit 2: Compressorunit → Binnenunits
Beide circuits moeten worden gecontroleerd (lektest, vacuümdrogen). De controlemethode hangt af van het beschikbare gereedschap:
verdeelstuk hebt…
Met koelmiddellijnsplitters
Zonder koelmiddellijnsplitters
(duurt twee keer zo lang)
Mogelijke aansluitingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de compressorunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
richtlijnen
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.
Als u een
U kunt beide circuits tegelijk controleren. Sluit hiervoor het verdeelstuk via de splitters aan op beide circuits en controleer.
Beide circuits moeten afzonderlijk worden gecontroleerd. Methode:
▪ Sluit het verdeelstuk eerst aan op
circuit1 en controleer.
▪ Sluit het verdeelstuk vervolgens aan op
circuit2 en controleer.
Dan
Verdeelstuk Aansluitingen Compressorunit
Circuit 1 en 2 tegelijk
Alleen circuit 1
Alleen circuit 2
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits) g Afsluiter gasleiding (circuit 2: naar binnenunits) h Afsluiter gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
i Afsluiter vloeistofleiding (circuit 1: naar
A, B, C Klep A, B en C
warmtewisselaarunit)
D Koelmiddellijnsplitter
Klep Stand van de klep
Klep A, B en C Open
Afsluiters vloeistofleiding en
Gesloten
gasleiding (f, g, h, i)
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en op de warmtewisselaarunit, en alle binnenunits en de warmtewisselaar zelf moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie "6.6.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina25).

6.6.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–⁠1,007bar/5 Torr).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 27
6 Installatie
a
b
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).

6.6.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en op de warmtewisselaarunit, en alle binnenunits en de warmtewisselaar zelf moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) lokale kleppen naar de binnenunits en de warmtewisselaarunit open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders "6.6.1 Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina25 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–⁠1,007bar/5Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de compressorunit of laat u ze dicht. Zie "6.8.4 Koelmiddel
vullen"op pagina28 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de compressorunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.

6.7 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm
>30°C ≥80% RV 20mm
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Vochtigheid Minimumdikte
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit of in de
warmtewisselaarunit zou kunnen terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de compressorunit hoger staat dan de binnenunit of de warmtewisselaarunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.8 Koelmiddel bijvullen

6.8.1 Over koelmiddel bijvullen

De compressorunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de compressorunit (lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of handmatig
bijvullen).
3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de compressorunit.

6.8.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
b c e
a
d
B
A
C
g h
A
f i
B
C
C
C
D
D
RDXYQ
RDXYQ
h
h
i
i
g
g
f
f
5 HP
8 HP
i
B
hA
C
C
C
C
f
B
gA
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet voordat de communicatie tussen de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits op een correcte manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens te beginnen met de vulprocedures:
▪ In het geval van 5 HP: Controleer of het 7-
segmentendisplay normaal is (zie "7.2.4Stand 1 of 2
activeren" op pagina 35), en of er geen storingscode
op de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als een storingscode wordt weergegeven, zie
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen"op pagina48.
▪ In het geval van 8 HP: Controleer of de aanduiding op
het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de compressorunit normaal is (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 35). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "11.3 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina48.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten units (warmtewisselaarunit + binnenunits) worden herkend (instelling [1‑5]).
Stap Beschrijving
Stap 2: Handmatig vullen
Alleen vereist als de berekende hoeveelheid extra koelmiddel nog niet werd bereikt door op voorhand vullen.
Stap 1: Vooraf vullen
Samenvatting – Op voorhand vullen:
Koelmiddelfles Aangesloten op de servicepoorten van de
afsluiters. Welke afsluiters worden gebruikt hangt af van de circuits die u op voorhand wil vullen:
▪ Circuit 1 en 2 tegelijk (verdeelstuk met
koelmiddellijnsplitters vereist).
▪ Eerst circuit 1, en dan circuit 2 (of
omgekeerd).
▪ Alleen circuit 1
▪ Alleen circuit 2
Afsluiters Gesloten
Compressor Werkt NIET
1 Sluit aan zoals afgebeeld (kies één van de mogelijke
aansluitingen). Zorg ervoor dat alle afsluiters van de compressorunit en klep A gesloten zijn.
Mogelijke aansluitingen:
Verdeelstuk Aansluitingen Compressorunit
Circuit 1 en 2 tegelijk
6.8.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel=R (kg). R moet worden afgerond in eenheden van 0,1 kg.
R=[(X1ר12,7)×0,12+(X2ר9,5)×0,059+(X3ר6,4)×0,022]×A+B
X
1...3
Parameter A en B:
RKXYQ5 0,8 3,1kg
RKXYQ8 1,0 2,6kg
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm, zie de volgende tabel voor de gewichtsfactor. Vervang R in de formule hierdoor.
Maat (Ø) (mm) Gewichtsfactor Maat (Ø) (mm) Gewichtsfactor

6.8.4 Koelmiddel vullen

Koelmiddel bijvullen verloopt in 2 stappen:
Stap 1: Vooraf vullen Aanbevolen bij grotere systemen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
moet worden
=Totale lengte (m) van vloeistofleiding maat Øa
Model Parameter A Parameter B
Leiding in inch Leiding in mm
6,4 0,022 6 0,018
9,5 0,059 10 0,065
12,7 0,12 12 0,097
Stap Beschrijving
U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Alleen circuit 1
Alleen circuit 2
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding (circuit 2: naar binnenunits) g Afsluiter gasleiding (circuit 2: naar binnenunits) h Afsluiter gasleiding (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
i Afsluiter vloeistofleiding (circuit 1: naar
A, B, C Klep A, B en C
warmtewisselaarunit)
D Koelmiddellijnsplitter
2 Open klep C (op lijn van B) en B.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt vullen, en sluit dan klep C en B.
4 Doe een van de volgende zaken:
Als Dan
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding(en).
De instructies van "Stap 2" moeten niet worden uitgevoerd.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 29
6 Installatie
p<p
>
R410A
a c
b
A
d
RDXYQ
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
= =
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d e
Als Dan
Te veel koelmiddel in het
systeem
Tap koelmiddel af tot de berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt.
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding(en).
De instructies van "Stap 2" moeten niet worden uitgevoerd.
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is nog niet bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding(en).
Ga verder met de instructies van "Stap 2".
Stap 2: Handmatig vullen
(vullen in "Handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel")
Samenvatting – Handmatig vullen:
Koelmiddelfles Aangesloten op de servicepoort voor vullen
van koelmiddel.
Dit vult beide circuits en de interne koelmiddelleiding van de compressorunit.
Afsluiters Open
Compressor Werkt
5 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina 29 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de instructies voor "Vullen" herbeginnen.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
10 Open klep A.
11 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt, en sluit dan klep A.
12 Druk op BS3 om de handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel te verlaten.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel
van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment
voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.

6.8.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit.
a Weegschaal
b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
c Vacuümpomp
d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
OPMERKING
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op pagina48.
gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig aan.
6.8.6 De label voor fluorhoudende
6 Open alle afsluiters van de compressorunit. Op dit punt moet
klep A moet dicht blijven!
7 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina34 en "8Inbedrijfstelling"op pagina44 zijn genomen.
8 Schakel de voeding van de binnenunits, de compressorunit en
de warmtewisselaarunit in.
9 Activeer instelling [2‑20] om te beginnen met handmatig vullen
van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen" op
pagina39 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van koelmiddel opnieuw uit.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de compressorunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
broeikasgassen bevestigen
1 Vul de label als volgt in:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
6 Installatie
g
f
F1/F2
(16 V)
F1/F2
(16 V)
220-240 V
1~ 50 Hz
e
c
a
d
b
220-240 V
1~ 50 Hz
380-415 V 3N~ 50 Hz
D
B
C
b2
b3
c1
c2
b1
a
A
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Breng het label aan op de binnenkant van de compressorunit.
Er is plaats voorzien voor het label op de afbeelding met het bedradingsschema.

6.9 De elektrische bedrading aansluiten

6.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2 De elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit.
3 De elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit.
4 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunits.
5 De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit:
▪ Voeding (altijd met aarding)
▪ Communicatiebedrading (=transmissie) tussen de
compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits.
Voorbeeld:
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale leidingen.
Aftakkingen
Maximum aantal aftakkingen
16
voor kabels tussen units
Transmissiebedrading Ommantelde + afgeschermde
kabel (2 draden)
Plastic snoeren
0,75~1,25 mm²
(afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen compressorunit en verste binnenunit)
Totale kabellengte
600m
(= afstand tussen compressorunit en alle binnenunits, en tussen compressorunit en warmtewisselaarunit)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt.
a Hoofdschakelaar b Aardingsaansluiting c Voedingsbedrading (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
F1/F2 Transmissiebedrading (ommantelde + afgeschermde
kabel) (afgeschermde kabels voor de transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP)
d Compressorunit
Voedings- en transmissiebedrading
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
e Warmtewisselaarunit
f Binnenunit
g Gebruikersinterface
elektrische storingen te voorkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
A Centrale gebruikersinterface (enz.) B Compressorunit C Binnenunit D Warmtewisselaarunit
a Hoofdleiding. De hoofdleiding is de leiding waarop de
transmissiebedrading van de warmtewisselaarunit is aangesloten.
b1, b2, b3 Afgetakte leidingen
c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 31
6 Installatie
b a
cb
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B

6.9.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder nooit een thermistor, sensor, enz. wanneer u de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de compressor defect raken.)
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang twee van de drie fasen (L1, L2 en L3)
wanneer het beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is geactiveerd.

6.9.3 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Eénaderige draad
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
OPMERKING
Gebruik de unit niet alvorens de koelmiddelleidingen compleet zijn. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal het systeem niet werken.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
6 Installatie
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
X2M
X2M
X2M X1M (A1P)
RKXYQ5 RDXYQ5
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
a1 a2 a2
a
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
a
RKXYQ8 RDXYQ8
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
8 HP5 HP
X2M
F1 F2
F1 F2
a1
X1M
X1M (A1P)
5 HP 8 HP
X2M
a2
F1F2
X2M
a2
F1F2
RKXYQ5 RDXYQ5 RKXYQ8 RDXYQ8
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a b
c
c
≥50 mm
a b
b
X1M
L1
F1 F2
L2 L3 N
c
a
c
X2M
A1P
b
a
X1M
X2M
5 HP
≥50 mm
a b
b
a
X1M
X1M
A1P
X1M
b a
c
c
8 HP
X1M (A1P)
c
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
Voedingsbedrading
M5 2,0~3,0
(voeding + afgeschermde aarding)
Transmissiebedradi
M3,5 0,8~0,97
ng

6.9.4 Elektrische bedrading aansluiten op de compressorunit

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op
het deksel van de schakelkast).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel van de compressorunit en de
schakelkast. Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.
2 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
(N•m)
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voedingskabel
4 Geleid de kabels door het frame en maak de kabels (voeding
en transmissiebedrading) vast met kabelbinders.
INFORMATIE
Draai de schroef op de linkerkant van de schakelkast los en draai de schakelkast horizontaal om dit te vergemakkelijken.
a Ommantelde + afgeschermde kabel (2 draden) (geen
polariteit)
a1, a2 Aansluiting van afscherming op aarding
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING
Afgeschermde kabel. Afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP.
a1, a2 Aarding (gebruik de als accessoire geleverde schroef)
Bij gebruik van afgeschermde kabel:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
▪ In het geval van 5HP (a1 en a2): Sluit de afscherming
aan op de aarding van de compressorunit en de warmtewisselaarunit.
▪ In het geval van 8HP (alleen a2): Sluit de afscherming
alleen aan op de aarding van de warmtewisselaarunit.
3 Sluit de voeding als volgt aan:
a Transmissiebedrading b Voeding c Kabelbinder
5 Breng de servicedeksels weer aan. Zie "6.10.2Compressorunit
sluiten"op pagina33.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 33
6 Installatie
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
X2M
X2M
X2M X1M (A1P)
RKXYQ5 RDXYQ5
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
a1 a2 a2
a
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
b
a
RKXYQ8 RDXYQ8
TO OUT/DTO IN/D
F1 F2
F1 F2
8 HP5 HP
X2M
F1 F2
F1 F2
a1
X1M
X1M (A1P)
5 HP 8 HP
X2M
a2
F1F2
X2M
a2
F1F2
RKXYQ5 RDXYQ5 RKXYQ8 RDXYQ8
1~ 50 Hz
220-240 V
X1M
a b
c
A1P
X1M
X2M
b
a
c
c
a bc de
6 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.

6.9.5 Elektrische bedrading aansluiten op de warmtewisselaarunit

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.3 Deksel van de
schakelkast van de warmtewisselaarunit openen"op pagina18.
2 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
b Zekering c Voedingskabel
4 Geleid de kabels door het frame en maak de kabels (voeding
en transmissiebedrading) vast met kabelbinders.
a Ommantelde + afgeschermde kabel (2 draden) (geen
polariteit)
a1, a2 Aansluiting van afscherming op aarding
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING
Afgeschermde kabel. Afgeschermde kabels voor de
transmissiebedrading zijn verplicht voor 5HP en optioneel voor 8HP.
a1, a2 Aarding (gebruik de als accessoire geleverde schroef)
Bij gebruik van afgeschermde kabel:
▪ In het geval van 5HP (a1 en a2): Sluit de afscherming
aan op de aarding van de compressorunit en de warmtewisselaarunit.
▪ In het geval van 8HP (alleen a2): Sluit de afscherming
alleen aan op de aarding van de warmtewisselaarunit.
3 Sluit de voeding als volgt aan:
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
a Aardlekschakelaar
a Transmissiebedrading b Voeding c Kabelbinder

6.10 Installatie van de compressorunit voltooien

6.10.1 Transmissiebedrading voltooien

Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit, samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
a Vloeistofleiding b Gasleiding c Isolatie d Transmissiebedrading (F1/F2) e Afwerkingstape

6.10.2 Compressorunit sluiten

OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel op dat u de schroeven met niet meer dan 4,1N•m vastdraait.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34

7 Configuratie

21

6.11 Installatie van de warmtewisselaarunit voltooien

6.11.1 Warmtewisselaarunit sluiten

OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel op dat u de schroeven met niet meer dan 4,1N•m vastdraait.
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
▪ DIP-schakelaars (verander de fabrieksinstellingen alleen bij
installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen).
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
PC-configurator
Lokale instellingen kunnen ook via een pc-interface worden ingevoerd (hiervoor is optie EKPCCAB vereist). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9PC-configurator aansluiten op de compressorunit"op
pagina42.
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1
(controle instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de compressorunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale functies (bijv. 1-malige werking, instelling aftappen/vacumeren, instelling handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.
7 Configuratie

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de compressorunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:

7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

Zie "6.2.2Compressorunit openen"op pagina18.

7.2.3 Componenten voor lokale instellingen

De componenten voor het uitvoeren van lokale instellingen verschillen naargelang van het model.
Model Componenten voor lokale instellingen
5HP ▪ Drukknoppen(BS1~BS5)
▪ 7-segmentendisplay (H1P~H7P)
▪ H8P: Led voor weergave tijdens initialisering
▪ DIP-schakelaars (DS1)
8HP ▪ Drukknoppen(BS1~BS3)
▪ 7-segmentendisplay (
▪ DIP-schakelaars (DS1 en DS2)
)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 35
5 HP
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P H8P
1 2
OFF
ON
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
DS2
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
8 HP
A1P
BS1
BS2
BS3
A1P
Het display verschilt naar gelang van het model.
H1P
H2P H3P H4PH5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 8 0 0 0
+ + + + +0 0 0 4 0 0
1~2 min
8~10 min
10~12 min
5 HP 8 HP
bcb
a a
Model Display
5HP 7-segmentendisplay:
▪ H1P: Geeft de stand weer
▪ H2P~H7P: Geeft de instellingen en waarden
weer, weergegeven in binair
(H8P: NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens initialisatie)
8HP
7-segmentendisplay (
)
Voorbeeld:
7 Configuratie
AAN ( ) UIT ( ) Knippert ( )
) UIT ( ) Knippert ( )
AAN (
DIP-schakelaars
Verander de fabrieksinstellingen alleen bij installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
Model DIP-schakelaar
5HP ▪ DS1‑1: Keuzeschakelaar KOELEN/
VERWARMEN (zie de handleiding van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen). OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling
▪ DS1‑2: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
8HP ▪ DS1‑1: Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (zie
"4.5.3 Mogelijke opties voor de compressorunit en de warmtewisselaarunit" op pagina 11).
OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling
▪ DS1‑2~4: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
▪ DS2‑1~4: NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
FABRIEKSINSTELLING NIET.
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
De drukknoppen verschillen naar gelang van het model.
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en alle binnenunits in. Wanneer de communicatie tussen de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits tot stand is gebracht en normaal is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
Model Drukknoppen
5HP ▪ BS1: MODE: Voor het veranderen van
instelmodus
▪ BS2: SET: Voor lokale instelling
▪ BS3: RETURN: Voor lokale instelling
▪ BS4: TEST: Voor testfunctie
▪ BS5: RESET: Voor het resetten van het adres
als de bedrading is gewijzigd of als er een extra binnenunit is geïnstalleerd
8HP ▪ BS1: MODE: Voor het veranderen van
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden als [Stand-Instelling]=Waarde.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
instelmodus
▪ BS2: SET: Voor lokale instelling
▪ BS3: RETURN: Voor lokale instelling
a Inschakelen b Standaardsituatie c Led-aanduiding in het geval van een storing
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
7 Configuratie
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
b c
5 HP
8 HP
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven, controleer dan de storingscode op de gebruikersinterface van de binnenunit (en in het geval van 8HP op het 7-segmentendisplay van de compressorunit). Los de aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1 en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT) b Stand 1 (H1P knippert) c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.

7.2.5 Gebruik van stand 1 (en standaardsituatie)

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen. De manier hoe verschilt naar gelang van het model.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
(in het geval van 5HP)
Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
# Actie Knop/display
1 Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2 Controleer de status van led
H6P.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 5HP)
Instelling [1‑5] (= totaal aantal aangesloten units (warmtewisselaarunit + binnenunits)) kan als volgt worden uitgelezen:
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
2 Selecteer stand 1.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
standaardsituatie.
H6P UIT: Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
# Actie Knop/display
3 Selecteer instelling 5.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Geef de waarde van
instelling 5 weer.
(8 units aangesloten)
5 Verlaat stand 1.
Voorbeeld: 7-segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 8HP)
Instelling [1‑10] (= totaal aantal aangesloten units (warmtewisselaarunit + binnenunits)) kan als volgt worden uitgelezen:
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 1.
3 Selecteer instelling 10.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Geef de waarde van
instelling 10 weer.
(8 units aangesloten)
5 Verlaat stand 1.
(= binair 5)
(= binair 8)

7.2.6 Gebruik van stand 2

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De manier hoe verschilt licht naar gelang van het model.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
(in het geval van 5HP)
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij koelen) als volgt in 4 (=8°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
(= binair 8)
4P408445-1A – 2016.04
Page 37
7 Configuratie
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c BS3 [1×]d
BS1 [1×]
# Actie Knop/display
4 Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.
Voorbeeld: 7-segmentendisplay – Stand2
(in het geval van 8HP)
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij koelen) als volgt in 4 (=8°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.

7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen. De informatie die kan worden uitgelezen verschilt naar gelang van het model.
7segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
(in het geval van 5HP)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Waarde / Beschrijving
H6P Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van de compressorunit en de warmtewisselaarunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
H7P Geeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van de compressorunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
7segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
(in het geval van 5HP)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
(
Instelling
[1‑5]
Geeft het totaal aantal aangesloten units (warmtewisselaarunit + binnenunits) aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
)
Waarde / Beschrijving
Hiermee kunt u gemakkelijk controleren of het totaal aantal geïnstalleerde units (warmtewisselaarunit + binnenunits) overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende units. Als dit niet het geval is, controleer dan de communicatiebedrading tussen de compressorunit en de warmtewisselaarunit, en die tussen de compressorunit en de binnenunits (F1/F2­communicatieleiding).
37
Page 38
7 Configuratie
Instelling
( )
[1‑14]
Geeft de recentste storingscode aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste storingscode aan.
7-segmentendisplay – Stand1
(in het geval van 8HP)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling Waarde / Beschrijving
[1‑1]
Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
0 Unit werkt momenteel niet in de
geluidsarme werking.
1 Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van de compressorunit en de warmtewisselaarunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme
werking door middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme
werking op basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
Waarde / Beschrijving
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle­instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op pagina48 voor informatie over
de inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Voor meer gedetailleerde informatie over de storingscode, druk tot 3 keer op BS2.
Instelling Waarde / Beschrijving
[1‑2]
Geeft de status van de werking met stroomverbruikbe grenzing aan.
[1‑5]
Geeft de actuele Te­streefparameterp ositie aan.
[1‑6]
Geeft de actuele Tc­streefparameterp ositie aan.
[1‑10]
Geeft het totaal aantal aangesloten units (warmtewisselaar unit + binnenunits) aan.
[1‑17]
Geeft de recentste storingscode aan.
[1‑18]
Geeft de op 1 na laatste storingscode aan.
[1‑19]
Geeft de op 2 na laatste storingscode aan.
[1‑40]
Geeft de actuele instelling van koelcomfort aan.
[1‑41]
Geeft de actuele instelling van verwarmcomfort aan.
0 Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1 Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van de compressorunit kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik
begrensd door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het
stroomverbruik begrensd op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
Voor meer informatie, zie instelling [2‑8].
Voor meer informatie, zie instelling [2‑9].
Hiermee kunt u gemakkelijk controleren of het totaal aantal geïnstalleerde units (warmtewisselaarunit + binnenunits) overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende units. Als dit niet het geval is, controleer dan de communicatiebedrading tussen de compressorunit en de warmtewisselaarunit, en die tussen de compressorunit en de binnenunits (F1/F2­communicatieleiding).
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle-instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina48 voor informatie over de
inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Voor meer informatie, zie instelling [2‑81].
Voor meer informatie, zie instelling [2‑82].
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 39
7 Configuratie

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. Het display en de instellingen verschillen naar gelang van het model.
Model Display Instelling/waarde
5HP
7segmentendisplay
8HP
7-segmentendisplay
Zie "7.3Energie besparen en optimale werking"op pagina42 voor meer informatie en advies over de impact van de volgende instellingen:
• In het geval van 5HP: instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑41] en [2‑42]
• In het geval van 8HP: instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑81] en [2‑82]
Instelling Waarde
[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen.
[2‑12]
Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen via externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) in de binnenunit is geïnstalleerd.
[2‑15]
Instelling statische druk ventilator (in warmtewisselaarunit).
De externe statische druk van de warmtewisselaarunit kan worden ingesteld volgens de vereisten van de kanaalleidingen.
[2‑16]
Laat de warmtewisselaarunit proefdraaien.
Bij het begin van het proefdraaien beginnen de ventilatoren van de warmtewisselaar te draaien. Zodoende kunt u de luchtkanalen controleren met draaiende warmtewisselaarunit.
De zeven led's geven de instelling en de waarde weer in binaire vorm.
De drie 7-segmentenled's geven het nummer van de instelling en de waarde weer.
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
)
2 6°C
3 7°C
4 8°C
5 9°C
6 10°C
7 11°C
0
(standaard
)
1 41°C
3 43°C
6 46°C
0
(standaard
)
1
0 30Pa
1
(standaard
)
2 90Pa
3 120Pa
4 150Pa
0
(standaard
)
1 Geactiveerd.
(5HP)
Auto
(standaard)
Auto
(standaard)
Gedeactiveerd.
(= binair 1) (standaard)
Geactiveerd.
(= binair 2)
60Pa
(standaard)
Gedeactiveerd.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
7 Configuratie
Instelling Waarde
[2‑20]
Handmatig koelmiddel bijvullen.
Voer deze instelling uit om handmatig koelmiddel bij te vullen (zonder automatische koelmiddelvulfunctie).
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden gevacumeerd.
[2‑22]
Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts.
Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie. Afhankelijk van het gekozen niveau, wordt het geluidsniveau verlaagd. Het begin- en eindtijdstip voor deze functie wordt vastgelegd in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25]
Niveau geluidsarme werking via de externe besturingsadapter.
Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme werking als het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd en de instelling [2‑12] is geactiveerd.
[2‑26]
Begintijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
[2‑27]
Eindtijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
Beschrijving
(8HP)
0
(standaard
)
1
0
(standaard
)
1
0
(standaard
)
1 Niveau 1 Niveau 3<Niveau
2 Niveau 2
3 Niveau 3
1 Niveau 1 Niveau 3<Niveau
2
(standaard
)
3
1 20u00
2
(standaard
)
3
1 6u00
2 7u00
3
(standaard
)
(5HP)
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
(= binair 1) (standaard)
(= binair 2)
(standaard)
(standaard)
(= binair 4)
(standaard)
(= binair 4)
(= binair 4) (standaard)
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze functie niet werd afgebroken met een druk op BS3, dan legt de unit de functie stil na 30minuten. Als de vereiste hoeveelheid koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te activeren.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 (in het geval van 5HP) of BS3 (in het geval van 8HP) om de stand koelmiddel aftappen/vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren staan zolang u niet op de knop drukt.
Gedeactiveerd
2<Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
2<Niveau 1
22u00
24u00
8u00
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 41
Instelling Waarde
[2‑30]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap1) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑31]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap2) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑32]
Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing (geen externe besturingsadapter vereist voor stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt toegepast als het systeem altijd met stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑81] (in het geval van 8HP)
(= binair [2‑41]) (in het geval
van 5HP)
Instelling koelcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
[2‑82] (in het geval van 8HP)
(= binair [2‑42]) (in het geval
van 5HP)
Instelling verwarmcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
(8HP)
1 60%
2 65%
3
(standaard
)
4 75%
5
6 85%
7 90%
8 95%
1
(standaard
)
2
3 55%
0
(standaard
)
1
2
0 Eco
1
(standaard
)
2 Snel
3 Krachtig
0 Eco
1
(standaard
)
2 Snel
3 Krachtig
(5HP)
(= binair 2) (standaard)
(= binair 4)
(= binair 1)
(= binair 2) (standaard)
(= binair 4)
Functie niet actief.
(= binair 1) (standaard)
Volgens instelling [2‑30].
(= binair 2)
Volgens instelling [2‑31].
(= binair 4)
(standaard)
(standaard)
7 Configuratie
Beschrijving
70%
80%
30%
40%
50%
Gematigd
Gematigd
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
7 Configuratie
5 HP 8 HP
2
345
H JS T
a
b
X41A A1P
a
b
X27A A1P

7.2.9 PC-configurator aansluiten op de compressorunit

a Pc
b Kabel (EKPCCAB) X27A Connector X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat compressorunit
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv. –5°C). Volgens dit systeem begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verlagen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=0 (standaard)
Verwarmen [2‑9]=0 (standaard)
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen stel [2‑8] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
Verwarmen stel [2‑9] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.

7.3 Energie besparen en optimale werking

Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een beschrijving van de mogelijke patronen. Wijzig de parameters volgens de behoeften van uw gebouw en voor de optimale balans tussen energieverbruik en comfort.
Ongeacht de geselecteerde regeling, blijven variaties op het gedrag van het systeem mogelijk door beschermingsregelingen om de unit stabiel te laten draaien. De streefwaarde ligt echter vast en wordt gebruikt om een optimaal evenwicht tussen energieverbruik en comfort te bereiken, afhankelijk van het type van de toepassing.

7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=2
Verwarmen [2‑9]=6
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
[2‑8] Te-streefwaarde (°C)
2 6
3 7
4 8
5 9
6 10
7 11
[2‑9] Tc-streefwaarde (°C)
1 41
3 43
6 46

7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 43
7 Configuratie
A
B
E
100%
50%
T
e
C
D
3°C
6°C
35°C
F
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=3 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=3 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=3 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=3 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=2 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=2 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=2 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=2 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=0 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=0 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=0 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=0 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].

7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen

Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
▪ De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van de
krachtige en snelle comfortinstelling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑81]=1 (in het geval van 8HP)
[2‑41]=1 (in het geval van 5HP).
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑82]=1 (in het geval van 8HP)
[2‑42]=1 (in het geval van 5HP).
A Reële belastingscurve B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische
stand)
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
verdampingstemperatuur automatische stand)
D Vereiste waarde verdampingstemperatuur E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TeVerdampingstemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44

8 Inbedrijfstelling

A
B C
D
E
F
A
B
100%
70%
E
T
c
C
D
49°C
46°C
F
2°C
A
B C
D
EF
Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd
E Snel F Krachtig

7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen

Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd
E Snel F Krachtig
8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2 Proefdraaien.
3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit
automatische stand)
B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
condensatietemperatuur automatische stand)
D Ontwerptemperatuur
E Belastingsfactor F Buitenluchttemperatuur
TcCondensatietemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de binnenunits of de warmtewisselaarunit wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de compressorunit, maar ook de warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit of de warmtewisselaarunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 45
8 Inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Bij het proefdraaien worden de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits opgestart. Controleer of de voorbereidingen van de warmtewisselaarunit en alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina30 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.4.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina17 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Isolatie en luchtlekken
De unit moet volledig geïsoleerd zijn en gecontroleerd op luchtlekken.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
Externe statische druk
De externe statische druk moet ingesteld zijn.
Mogelijk gevolg: Onvoldoende koelen of verwarmen.

8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Proefdraaien.

8.4.1 Over proefdraaien

De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits en warmtewisselaarunit).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Controle van verkeerde leiding. Voorbeeld: Gas- of
vloeistofleidingen omgewisseld.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46
8 Inbedrijfstelling
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen. Dit zijn evenwel geen storingen.

8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

(in het geval van 5HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina34.
2 Schakel de voeding van de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
pagina 35. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P knippert op de compressorunit en de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
Beëindiging Beschrijving
Abnormaal beëindigd
Zie "8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina47 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.

8.4.3 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

(in het geval van 8HP)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina34.
2 Schakel de voeding van de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de aangesloten binnenunits IN.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 35. Druk minstens 5 seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op het display van de compressorunit wordt " " aangegeven en op de gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" aangegeven.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de compressorunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Abnormaal beëindigd
Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay (stilstand).
Aanduiding van storingscode op het 7­segmentendisplay.
Zie "8.4.4Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina47 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 47

9 Aan de gebruiker overhandigen

A2P
C+
C−
A1P
A1P
A3P
8 HP5 HP
TP1 TP2

8.4.4 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode wordt aangegeven. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de compressorunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.

8.4.5 Gebruik van de unit

Na de installatie van de units en het proefdraaien van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit voor meer informatie.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

10.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure

10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.

10 Onderhoud en service

OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.

10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding hieronder met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant van het servicedeksel.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de warmtewisselaarunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ Warmtewisselaar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
Page 48

11 Opsporen en verhelpen van storingen

De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.

10.4 Over de servicestand

Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina34 voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over vacumeren en aftappen.

10.4.1 Gebruik van de vacuümstand

1 Activeer instelling [2‑21] bij de stilstaande unit om naar de
vacumeerstand te gaan.
Model Resultaat
5HP Na controle worden de expansiekleppen (in de
binnenunit, de compressorunit en de warmtewisselaarunit) volledig geopend. H1P begint te branden en op de gebruikersinterface van alle binnenunits verschijnt TEST (proefdraaien) en (externe besturing), en de werking is geblokkeerd.
8HP Na controle worden de expansiekleppen (in de
binnenunit, de compressorunit en de warmtewisselaarunit) volledig geopend. Op het 7-segmentendisplay wordt dan aangegeven en op de gebruikersinterface van alle binnenunits TEST (proefdraaien) en (externe besturing) en de werking is geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS1 (in het geval van 5HP) of BS3 (in het geval van
8HP) om de vacumeerstand af te sluiten.

10.4.2 Koelmiddel aftappen

Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
11 Opsporen en verhelpen van
storingen

11.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing:
▪ In het geval van 5 HP: De storingscode wordt
weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit.
▪ In het geval van 8 HP: De storingscode wordt
weergegeven op het 7-segmentendisplay van de compressorunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.
In het geval van 8 HP: De storingscode op de compressorunit bestaat uit een hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde informatie over de storingscode. De hoofdcode en subcode worden afwisselend weergegeven (met een interval van 1seconde). Voorbeeld:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 49
11 Opsporen en verhelpen van storingen
▪ Hoofdcode: ▪ Subcode:

11.3.1 Storingscodes: Overzicht

In het geval van 5HP:
Hoofdcode Oorzaak Oplossing
▪ Storing ventilator warmtewisselaar.
▪ Feedbackcontact afvoerpomp is open.
▪ De afsluiters van de compressorunit zijn gesloten.
▪ Te veel koelmiddel
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Storing elektronische expansieklep
Warmtewisselaarunit: (Y1E) - A1P (X7A)
Compressorunit: (Y1E) - A1P (X22A)
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Te veel koelmiddel Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Storing omgevingstemperatuursensor
Warmtewisselaarunit: (R1T) - A1P (X16A)
Storing sensor perstemperatuur: open keten / kortsluiting
Compressorunit: (R2T) - A1P (X12A)
Storing gassensor warmtewisselaar
Warmtewisselaarunit: (R2T) - A1P (X18A)
Storing aanzuigtemperatuursensor
Compressorunit: (R3T) - A1P (X12A)
Compressorunit: (R5T) - A1P (X12A)
Storing sensor pijpenbundeltemperatuur
Warmtewisselaarunit: (R3T) - A1P (X17A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R7T) - A1P (X13A)
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R4T) - A1P (X12A)
Storing hogedruksensor: open keten / kortsluiting
Compressorunit: (BIPH) - A1P (X17A)
Storing lagedruksensor: open keten / kortsluiting
Compressorunit: (BIPL) - A1P (X18A)
Transmissie compressorunit - inverter: Probleem INV1­transmissie
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is.
In de warmtewisselaarunit:
▪ Controleer aansluiting op printplaat: A1P (X15A)
▪ Controleer aansluiting op klemmenstrook (X2M)
▪ Controleer de connectoren van de ventilator.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
Page 50
11 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Oorzaak Oplossing
Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit. Controleer het type van de warmtewisselaarunit. Vervang
indien nodig de warmtewisselaarunit.
Onvoldoende voedingsspanning Controleer of de voedingsspanning in orde is.
Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid (systeemwerking niet mogelijk)
▪ De compressorunit krijgt geen stroom.
▪ Storing transmissiebedrading
▪ Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde combinatie
types binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.). Storing binnenunit
▪ Storing warmtewisselaarunit
▪ Verkeerd type binnenunit aangesloten.
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ De afsluiters van de compressorunit worden dicht gelaten.
▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit of warmtewisselaarunit zijn niet juist aangesloten op de compressorunit.
In het geval van 8HP:
Hoofdcode Subcode Oorzaak Oplossing
▪ Storing ventilator warmtewisselaar.
▪ Feedbackcontact afvoerpomp is open.
Aardlekdetector geactiveerd
Compressorunit: (T1A) - A1P (X101A)
Geen aardlekdetector gedetecteerd
Compressorunit: (T1A) - A1P (X101A)
Hogedrukschakelaar geactiveerd
Compressorunit: (S1PH) - A1P (X4A)
▪ Te veel koelmiddel
▪ Afsluiter is gesloten
Afsluiter is gesloten (vloeistof) Open vloeistofafsluiter.
▪ Te veel koelmiddel
▪ Afsluiter is gesloten
Lagedrukstoring:
▪ Afsluiter is gesloten
▪ Te weinig koelmiddel
▪ Storing binnenunit
Storing elektronische expansieklep (onderkoeling)
Compressorunit: (Y1E) - A1P (X21A)
Storing elektronische expansieklep (hoofd)
Warmtewisselaarunit: (Y1E) - A1P (X7A)
Perstemperatuur te hoog:
▪ Afsluiter is gesloten
▪ Te weinig koelmiddel
Compressorunit: (R21T) - A1P (X29A)
▪ Te veel koelmiddel
▪ Afsluiter is gesloten
Laat systeem proefdraaien.
▪ Controleer of alle units ingeschakeld zijn.
▪ Controleer de transmissiebedrading.
▪ Controleer of storing zich voordoet bij andere binnenunits
en of combinatie van binnenunits is toegestaan.
▪ Controleer de transmissiebedrading naar de
warmtewisselaarunit.
▪ Controleer het type van de binnenunits die nu zijn
aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit of warmtewisselaarunit juist zijn aangesloten op de compressorunit.
In de warmtewisselaarunit:
▪ Controleer aansluiting op printplaat: A1P (X15A)
▪ Controleer aansluiting op klemmenstrook (X2M)
▪ Controleer de connectoren van de ventilator.
Herstart de unit. Raadpleeg uw verdeler als het probleem niet opgelost is.
Vervang de aardlekdetector.
Controleer toestand van afsluiter of problemen met (lokale) leidingen of luchtstroom over luchtgekoelde spiraal.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Open afsluiters
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Open afsluiters.
▪ Open afsluiters.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Controleer het display van de
gebruikersinterface of de transmissiebedrading tussen buitenunit en binnenunit.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Open afsluiters.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Controleer hoeveelheid hoeveelheid
+bijkomende hoeveelheid unit.
▪ Open afsluiters.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 51
11 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Subcode Oorzaak Oplossing
Storing omgevingstemperatuursensor
Warmtewisselaarunit: (R1T) - A1P (X16A)
Storing perstemperatuursensor
Compressorunit: (R21T): open keten - A1P (X29A)
Storing perstemperatuursensor
Compressorunit: (R21T): kortsluiting - A1P (X29A)
Storing gassensor warmtewisselaar
Warmtewisselaarunit: (R2T) - A1P (X18A)
Storing aanzuigtemperatuursensor
Compressorunit: (R3T) - A1P (X30A)
Storing aanzuigtemperatuursensor
Compressorunit: (R7T) - A1P (X30A)
Storing temperatuursensor ontijzen
Warmtewisselaarunit: (R3T) - A1P (X17A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R5T) - A1P (X30A)
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE)
Compressorunit: (R6T) - A1P (X30A)
Storing hogedruksensor
Compressorunit: (S1NPH): open keten - A1P (X32A)
Storing hogedruksensor
Compressorunit: (S1NPH): kortsluiting - A1P (X32A)
Storing lagedruksensor
Compressorunit: (S1NPL): open keten - A1P (X31A)
Storing lagedruksensor
Compressorunit: (S1NPL): kortsluiting - A1P (X31A)
Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV1­transmissie
Compressorunit: A1P (X20A, X28A, X42A)
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is.
Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit. Controleer het type van de warmtewisselaarunit.
Storing faseomkering voeding Corrigeer fasevolgorde.
Storing faseomkering voeding Corrigeer fasevolgorde.
INV1 voedingsspanning te laag Controleer of voeding binnen bereik is.
INV1 voeding faseverlies Controleer of voeding binnen bereik is.
Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid (systeemwerking niet mogelijk)
Slechte bedrading naar Q1/Q2 of binnenunit ­buitenunit
Slechte bedrading naar Q1/Q2 of binnenunit ­buitenunit
Proefdraaien systeem abnormaal beëindigd Laat opnieuw proefdraaien.
Waarschuwing: slechte bedrading naar Q1/Q2 Controleer bedrading Q1/Q2. Gebruik Q1/Q2
Storingscode: slechte bedrading naar Q1/Q2 Controleer bedrading Q1/Q2. Gebruik Q1/Q2
▪ Te veel binnenunits aangesloten op F1/F2-
leiding
▪ Slechte bedrading tussen buiten- en binnenunits
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
Vervang indien nodig de warmtewisselaarunit.
Laat systeem proefdraaien.
Controleer bedrading (Q1/Q2). Gebruik Q1/Q2 NIET.
Controleer bedrading (Q1/Q2). Gebruik Q1/Q2 NIET.
NIET.
NIET.
Controleer aantal aangesloten binnenunits en totale capaciteit.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
Page 52

12 Als afval verwijderen

Hoofdcode Subcode Oorzaak Oplossing
▪ Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde
combinatie types binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.). Storing binnenunit
▪ Storing warmtewisselaarunit
Meer dan 1 warmtewisselaarunit aangesloten. Controleer de installatie. Slechts 1
▪ Verkeerd type binnenunit aangesloten.
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
5HP warmtewisselaarunit aangesloten. Controleer de installatie. Sluit een 8HP
▪ Storing automatische adressering
(inconsistentie)
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ Storing automatische adressering
(inconsistentie)
▪ Verkeerde combinatie compressorunit en
warmtewisselaarunit.
▪ De afsluiters van de compressorunit worden
dicht gelaten.
▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit of warmtewisselaarunit zijn niet juist aangesloten op de compressorunit.
▪ Controleer of storing zich voordoet bij andere
binnenunits en of combinatie van binnenunits is toegestaan.
▪ Controleer de transmissiebedrading naar de
warmtewisselaarunit.
warmtewisselaarunit kan worden geïnstalleerd.
▪ Controleer het type van de binnenunits die nu
zijn aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
warmtewisselaarunit aan.
▪ Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met aantal op voeding aangesloten units (controlestand) of wacht tot einde initialisering.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met aantal op voeding aangesloten units (controlestand) of wacht tot einde initialisering.
▪ Controleer of de compressorunit en de
warmtewisselaarunit compatibel zijn.
▪ Open de afsluiter aan zowel de gas- als de
vloeistofzijde.
▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit of warmtewisselaarunit juist zijn aangesloten op de compressorunit.
12 Als afval verwijderen
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de van toepassing zijnde wetgeving.

13 Technische gegevens

Zie de technische data voor de recentste informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 53
13 Technische gegevens
R2T
R3T
R1T
M1FM2F
Y1E
Y3E
R2T
M1C
R3T
R7T
R4T
Y1S
S1NPL
S1PH
S1NPH
R5T
f
f
l
c
b
f
g
a
d
f
h
f i
j
k
e
B
A
3D098825-1A
Y2E
R21T
M1C
R3T
R5T
R6T
Y1S
S1NPL
S1PH
S1NPH
R7T
c
b
f
g
a
d
f
h
f i
j
e
B
k
f
i
R2T
R3T
R1T
M1FM2F
Y1E
M3F
f
f
l
A
3D104510-1

13.1 Leidingschema: Compressorunit en warmtewisselaarunit

5HP
8HP
A Warmtewisselaarunit B Compressorunit
a Afsluiter (gas) (circuit 2: naar binennunits)
b Afsluiter (vloeistof) (circuit 2: naar binnenunits)
c Afsluiter (vloeistof) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
d Afsluiter (gas) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit)
e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Filter
M1F, M2F Ventilatormotor
Y1E, Y3E Elektronische expansieklep
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
g Warmtewisselaar met onderkoeling h Drukregelklep
i Capillaire buis j Accumulator
k Accumulator compressor
l Warmtewisselaar
M1C Compressor
R1T (A) Thermistor (lucht) R2T (A) Thermistor (gas) R3T (A) Thermistor (warmtewisselaar) R2T (B) Thermistor (pers) R3T (B) Thermistor (aanzuiging accumulator) R4T (B) Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar gas) R5T (B) Thermistor (aanzuiging compressor) R7T (B) Thermistor (vloeistof)
S1NPH Hogedruksensor S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Verwarmen Koelen
A Warmtewisselaarunit B Compressorunit
a Afsluiter (gas) (circuit 2: naar binennunits) b Afsluiter (vloeistof) (circuit 2: naar binnenunits) c Afsluiter (vloeistof) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) d Afsluiter (gas) (circuit 1: naar warmtewisselaarunit) e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Filter g Warmtewisselaar met onderkoeling h Drukregelklep
i Capillaire buis
M1F~M3F Ventilatormotor
13.2 Bedradingsschema:
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd en bevindt zich op het deksel van de schakelkast.
Symbolen:
X1M Primaire aansluitklem
j Accumulator k Olieafscheider
l Warmtewisselaar
M1C Compressor
R1T (A) Thermistor (lucht) R2T (A) Thermistor (gas) R3T (A) Thermistor (warmtewisselaar)
R21T (B) Thermistor (pers)
R3T (B) Thermistor (aanzuiging accumulator) R5T (B) Thermistor (vloeistof) R6T (B) Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar gas) R7T (B) Thermistor (aanzuiging compressor)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E, Y2E Elektronische expansieklep
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Verwarmen Koelen
Compressorunit
Aardingsbedrading
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
Page 54
13 Technische gegevens
15
**
/12.2
1
Draad nummer 15
Lokale draad
Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het model
Printplaat
Legende voor bedradingsschema 5HP:
A1P Printplaat (primair)
A2P Printplaat (inverter)
BS* Drukknop (A1P)
C* Condensator (A2P)
DS1 DIP-schakelaar (A1P)
F1U, F2U Zekering (T 31,5A / 250V) (A1P)
F3U, F5U Zekering (T 6,3A / 250V) (A1P)
H*P Lichtgevende diode (servicecontrole is oranje) (A1P)
HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A*P)
K1M Magnetische contactgever (A2P)
K1R Magneetrelais (A*P)
L1R Reactievat
M1C Motor (compressor)
M1F Motor (ventilator)
PS Schakelvoeding (A2P)
Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien)
R* Weerstand (A2P)
R2T Thermistor (pers)
R3T Thermistor (aanzuigingsaccumulator)
R4T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar gas)
R5T Thermistor (aanzuiging compressor)
R7T Thermistor (vloeistof)
R10T Thermistor (lamel)
S1NPL Lagedruksensor
S1NPH Hogedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
S*S Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie)
V1R IGBT-voedingsmodule (A2P)
V2R Diodemodule (A2P)
X1M Klemmenstrook (voeding)
X2M Klemmenstrook (transmissiebedrading)
X*Y Connector
Y3E Elektronische expansieklep
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Z*C Ruisfilter (ferrietkern)
Z*F Ruisfilter (A1P)
Opmerkingen voor 8HP:
1 Bij gebruik van de optionele adapter, zie de
montagehandleiding van de optionele adapter.
2 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS3 en de DIP­schakelaars DS1+DS2.
3 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
4 Voor aansluiting van INDOOR-OUTDOOR F1-F2
transmissiebedrading, en OUTDOOR-OUTDOOR F1-F2 transmissiebedrading, zie de servicehandleiding.
Legende voor bedradingsschema 8HP:
A1P Printplaat (primair)
A2P Printplaat (ruisfilter)
A3P Printplaat (inverter)
A4P Printplaat (keuzeschakelaar koelen/verwarmen)
BS* Drukknop (stand, instelling, terugkeren) (A1P)
C* Condensator (A3P)
DS* DIP-schakelaar (A1P)
E1HC Carterverwarming
F*U Zekering (T 3,15A / 250V) (A1P)
F3U Lokale zekering
F400U Zekering (T 6,3A / 250V) (A2P)
F410U Zekering (T 40A / 500V) (A2P)
F411U Zekering (T 40A / 500V) (A2P)
F412U Zekering (T 40A / 500V) (A2P)
HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A1P)
K1M Magnetische contactgever (A3P)
K*R Magneetrelais (A*P)
L1R Reactievat
M1C Motor (compressor)
M1F Motor (ventilator)
PS Voeding (A1P, A3P)
Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien)
Q1RP Faseomkeringsdetectiecircuit (A1P)
R21T Thermistor (M1C pers)
R3T Thermistor (accumulator)
R5T Thermistor (onderkoeling vloeistofleiding)
R6T Thermistor (warmtewisselaar gasleiding)
R7T Thermistor (aanzuiging)
R* Weerstand (A3P)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar (pers)
S1S Luchtregelschakelaar (optie)
S2S Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie)
SEG1~SEG3 7-segmentendisplay
T1A Aardlekdetector
V1R IGBT-voedingsmodule (A3P)
V2R Diodemodule (A3P)
X37A Connector (voeding voor optie-printplaat) (optie)
X66A Connector (keuzeschakelaar koelen/verwarmen)
(optie)
X1M Klemmenstrook (voeding)
X*A Printplaatconnector
X*M Klemmenstrook op printplaat (A*P)
X*Y Connector
Y2E Elektronische expansieklep
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Z*C Ruisfilter (ferrietkern)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 55

14 Over het systeem

15
**
/12.2
1
d d
c c
a
b
VRV DX VRV DX VRV DX EKEXV
AHU
d d
1 2
Z*F Ruisfilter

13.3 Bedradingsschema: Warmtewisselaarunit

Het bedradingsschema is bij de unit geleverd en bevindt zich op de binnenkant van het deksel van de schakelkast.
Symbolen:
X1M Primaire aansluitklem
Aardingsbedrading
Draad nummer 15
Lokale draad
Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het model
Printplaat
Legende voor bedradingsschema 5+8HP:
A1P Printplaat (primair)
A2P Printplaat (adapter)
C1 Condensator (A1P)
E1H Afvoerbakverwarming (optie)
F1U Zekering (F 1A / 250V) (optie)
F1U Zekering (T 6,3A / 250V) (A1P)
HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A1P)
K1a Hulprelais (optie)
M*F Motor (ventilator)
Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien)
PS Schakelvoeding (A1P)
R1T Thermistor (lucht)
R2T Thermistor (gas)
R3T Thermistor (warmtewisselaar)
V1R Diodemodule (A1P)
X1M Klemmenstrook (voeding)
X2M Klemmenstrook (transmissiebedrading)
X*Y Connector
Y1E Elektronische expansieklep
Z1C Ruisfilter (ferrietkern)
Z1F Ruisfilter (A1P)

Voor de gebruiker

14 Over het systeem
De VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie kan worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen.
OPMERKING
Gebruik het systeem niet voor andere doeleinden. Gebruik de unit niet voor het koelen van precisie-instrumenten, voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie (niet-beperkende lijst, afhankelijk van de combinaties van het model compressorunit, warmtewisselaarunit en binnenunit):
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen).
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit+EKEQM-box vereist,
afhankelijk van de toepassing.
▪ Comfort-luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV-reeks
(Biddle).
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in paar op een VRV IV­warmtepomp voor binneninstallatie wordt ondersteund.
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in multi op een VRV IV­warmtepomp voor binneninstallatie wordt ondersteund, zelfs in combinatie met VRV directe-expansiebinnenunit(s).
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Zie de technische data voor meer specificaties.

14.1 Systeemlay-out

1 In het geval van VRVDX-binnenunits 2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit b Compressorunit c Koelmiddelleiding d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit

15 Gebruikersinterface

VOORZICHTIG
Raak de interne delen van de controller nooit aan.
Verwijder het voorpaneel niet. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
Page 56

16 Voor het gebruik

Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde gebruikersinterface.
16 Voor het gebruik
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer informatie.

17 Bediening

17.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Specificatie 5HP 8HP
Maximum capaciteit Verwarmen 16,0kW 25,0kW
Koelen 14,0kW 22,4kW
Ontwerptemperatuur (buiten)
Ontwerptemperatuur (buiten) van compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve vochtigheid rond de compressorunit en warmtewisselaarunit
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol
Koelen –5~46°Cdroge bol
5~35°Cdroge bol
Verwarmen 50%
Koelen 80%
(a)
(a)
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.

17.2 Gebruik van het systeem

17.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
compressorunit, warmtewisselaarunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
▪ Wanneer de unit wordt stilgelegd, kan ze nog enkele minuten
blijven draaien. Dit is echter geen storing.

17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking

▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" staat (zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "17.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina58.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen storing.

17.2.3 Over verwarmen

Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde pijpenbundel van de warmtewisselaarunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie kan worden overgebracht naar de pijpenbundel van de warmtewisselaarunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan de binnenunits.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw wordt gebruikt om de pijpenbundel van de warmtewisselaarunit te ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van de binnenunit.
Tijdens het ontdooien smelt het ijs en verdampt dit mogelijk. Mogelijk gevolg: Gedurende of net na het ontdooien kan er damp worden gevormd. Dit is echter geen storing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 57
17 Bediening
a
b
1
1
1
1
1
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit. (Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt, moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen apparatuur met een open vlam op plaatsen die blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.

17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.

17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen
ventileren of op voor koelen of verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
Koelen Verwarmen Alleen ventileren
voor koelen
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en luchtstroomrichting.

17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma

▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling (minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).

17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina58 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
(ontvochtigen).
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
57
Page 58
17 Bediening
1
1
d d
c c
a
b
VRV DX VRV DX VRV DX EKEXV
AHU
d d
1 2
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.

17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina58 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Koelen Verwarmen
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting sturen, en verandert ook de aanduiding op de gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie. (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand afzetten op het plafond of op de klep.
en gewenste stand .
. Anders kan er zich vocht of stof gaan

17.5 Master-gebruikersinterface instellen

17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen

17.4 Luchtstroomrichting instellen

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.

17.4.1 Over de luchtstroomklep

Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het display.
Koelen Verwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
58
▪ Bij het starten.
▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
1 In het geval van VRVDX-binnenunits 2 In het geval van VRVDX-binnenunits in combinatie met
een luchtbehandelingsunit
a Warmtewisselaarunit
b Compressorunit
c Koelmiddelleiding
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
VRVDX VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
EKEXV Expansieklepkit
AHU Luchtbehandelingsunit
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding hiervoor, dan moet één van de gebruikersinterfaces worden ingesteld als hoofdgebruikersinterface.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slave­gebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de master­gebruikersinterface.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 59

18 Energie besparen en optimale werking

17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX)

1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde compressorunit aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is ingesteld als master-gebruikersinterface en
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).

17.5.3 Over besturingssystemen

Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen. Controleer het volgende als uw unit met één van die besturingssystemen is uitgerust:
Type Beschrijving
Groepsbesturing Eén gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits. Alle binnenunits krijgen dezelfde instelling.
Besturing met twee gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de instelling van groepsbesturing en besturing met twee gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
Twee gebruikersinterfaces besturen één binnenunit (bij groepsbesturing is dit een groep van binnenunits). De unit wordt individueel bestuurd.
18 Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm niet te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats nooit voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan dit een verminderd effect of een uitval veroorzaken.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de
unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de compressorunit, de warmtewisselaarunit, de binnenunit
en de gebruikersinterface op minstens 1 m van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats geen voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen energieverbruik en comfort te bereiken.

18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.

18.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig
▪ Snel
▪ Gematigd
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
59
Page 60

19 Onderhoud en service

▪ Eco
19 Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.

19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnenunits en de warmtewisselaarunit zou kunnen blokkeren.
▪ Maak de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits en de
warmtewisselaarunit schoon. Neem contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en de behuizing van de binnenunits en de warmtewisselaarunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.

19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking"op pagina56 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Maak de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits en de
warmtewisselaarunit schoon. Neem contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en de behuizing van de binnenunits en de warmtewisselaarunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.

19.3 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWP­waarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

19.4 Dienst-na-verkoop en garantie

19.4.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
60
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 61
19 Onderhoud en service
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.

19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli

De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de garantieperiode van de onderdelen.
Onderdeel Inspectiecy
clus
Elektromotor 1 jaar 20.000 uur
Printplaat 25.000 uur
Warmtewisselaar 5 jaar
Sensor (thermistor, enz.) 5 jaar
Gebruikersinterface en schakelaars
Lekbak 8 jaar
Expansieklep 20.000 uur
Magneetklep 20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter zijn dan vermeld.

19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
Onderdeel Inspectiec
yclus
Luchtfilter 1 jaar 5 jaar
Filter met hoog rendement 1 jaar
Zekering 10 jaar
Onderdelen onder druk Neem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
61
Page 62

20 Opsporen en verhelpen van storingen

20 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed. Schakel de voeding uit.
Als het unitnummer op het display van de gebruikersinterface staat, het bedrijfslampje knippert en de storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel voor alleen ventileren, maar stopt meteen bij het verwarmen of koelen.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de warmtewisselaarunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de gebruikersinterface staat. (Zie
"19Onderhoud en service"op pagina60
en "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
Schakel de hoofdvoeding uit.
Verwittig uw installateur en geef hem de storingscode door.
Storing Maatregel
Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de warmtewisselaarunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen om te voorkomen dat er wind binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het koelen. Controleer of de warmtebron in de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.

20.1 Storingscodes: Overzicht

Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het display van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk van het niveau van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop drukken om de code terug te stellen. Vraag anders advies aan uw installateur.
Hoofdcode Inhoud
Externe beveiliging geactiveerd
EEPROM-storing (binnenunit)
Storing afvoersysteem (binnenunit)
Storing ventilatormotor (binnenunit)
Storing motor draaiklep (binnenunit)
Storing expansieklep (binnenunit)
Storing afvoer (binnenunit)
Storing stofkamer filter (binnenunit)
Storing capaciteitsinstelling (binnenunit)
Storing transmissie tussen hoofdprintplaat en subprintplaat (binnenunit)
Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit; vloeistof)
Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit; gas)
Storing thermistor aanzuiglucht (binnenunit)
Storing thermistor perslucht (binnenunit)
Storing bewegingsdetector of vloertemperatuursensor (binnenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
62
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 63
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Inhoud
Storing thermistor gebruikersinterface (binnenunit)
Storing ventilator of afvoerpomp (warmtewisselaarunit)
Storing printplaat (compressorunit)
Aardlekschakelaar geactiveerd (compressorunit)
Hogedrukschakelaar geactiveerd
Storing lage druk (compressorunit)
Compressorblokkering gedetecteerd (compressorunit)
Storing elektronische expansieklep (compressorunit of warmtewisselaarunit)
Storing perstemperatuur (compressorunit)
Abnormale aanzuigtemperatuur (compressorunit)
Detectie te veel koelmiddel
Storing hogedrukschakelaar
Storing lagedrukschakelaar
Storing omgevingstemperatuursensor (warmtewisselaarunit)
Storing druksensor
Storing stroomsensor
Storing perstemperatuursensor (compressorunit)
Storing gastemperatuursensor warmtewisselaar (warmtewisselaarunit)
Storing aanzuigtemperatuursensor (compressorunit)
Storing ontijzingstemperatuursensor (warmtewisselaarunit)
Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling HE) (compressorunit)
Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE) (compressorunit)
Storing hogedruksensor (BIPH)
Storing lagedruksensor (BIPL)
INV-printplaat abnormaal
Lameltemperatuur abnormaal
Inverter-printplaat defect
Overstroom compressor gedetecteerd
Compressorblokkering (opstarten)
Transmissie compressorunit - inverter: Probleem INV­transmissie
INV asymmetrische voedingsspanning
Storing lamelthermistor
Storing instelling capaciteit warmtewisselaarunit.
Abnormale daling lage druk, defecte expansieklep
Storing faseomkering voeding
INV voedingsspanning te laag
Systeem nog niet proefgedraaid
Defecte bedrading binnenunit/warmtewisselaarunit/ compressorunit
Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface en binnenunit
Abnormale communicatie tussen hoofd- en subgebruikersinterface
Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type binnenunit aangesloten. Storing binnenunit. Storing warmtewisselaarunit.
Storing aansluiting over binnenunits of verkeerde combinatie types (verkeerd type binnenunits of warmtewisselaarunit)
Dubbel gecentraliseerd adres
Hoofdcode Inhoud
Storing in communicatie gecentraliseerde besturing ­binnenunit
Storing automatische adressering (inconsistentie)
Storing automatische adressering (inconsistentie)

20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden omgeschakeld

(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening. Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is geïnstalleerd.

20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en verwarmen werken niet

Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer klaar is.

20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling

De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de compressorunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.

20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling

De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
63
Page 64

21 Verplaatsen

20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)

▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken. Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom.

20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, warmtewisselaarunit)

Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.

20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten

De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.

20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, warmtewisselaarunit)

▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de kring rondgestuurd.

20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de warmtewisselaarunit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de warmtewisselaarunit.

20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af

De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven.

20.2.14 Symptoom: De ventilator van de warmtewisselaarunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"

Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit blijft één minuut zo.

20.2.16 Symptoom: De compressor in de compressorunit stopt niet na een korte verwarmingscyclus

Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na 5 tot 10 minuten stoppen.

20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een compressorunit is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt

De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan starten.

20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de binnenunit gestopt is

Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
21 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, compressorunit, warmtewisselaarunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelmiddelgas dat door de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de binnenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.

20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (compressorunit, warmtewisselaarunit)

De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de verandering van frequentie van de compressor of de ventilatoren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64

22 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert. Het is bij wet verplicht om het koelmiddel te verzamelen, transporteren en verwijderen volgens de voorschriften voor "verzamelen en vernietigen van HFK's".

23 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1A – 2016.04
Page 65
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
23 Verklarende woordenlijst
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B* VRVIV-warmtepomp voor binneninstallatie 4P408445-1A – 2016.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
65
Page 66
Page 67
Page 68
4P408445-1A 2016.04
Copyright 2015 Daikin
Loading...