14.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit............................. 45
14.2.13 Symptoom: De units geven een geur af...................... 45
14.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet .............................................................................. 45
14.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"......................... 45
14.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus.......................... 45
14.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt....................... 45
14.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is ................................................... 45
15 Verplaatsen45
16 Als afval verwijderen45
1Over de documentatie
1.1Over dit document
Bedoeld publiek
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Voor de installateur
2Over de doos
2.1Om de toebehoren van de
buitenunit uit te nemen
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
c Label hoeveelheid extra koelmiddel
d Informatiesticker installatie
e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
5
Page 6
3 Over de units en opties
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
ID Øb
ID Øa
ID Øb
ID Øa
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
1
3
2
1
3
33
2
(x2)
(x2)
121
2
a
b
a
(12.3 N·m)
(12.3 N·m)
(12.3 N·m)
11
4
4
2
222
5
5
3
3
6
6
7
7
a
b
d
e c
g Zak met leidingaccessoires
2.2Accessoireleidingen: Diameters
Accessoireleidingen (mm)HPØaØb
Gasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
Hogedruk-/
lagedrukgasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
525,419,1
8
1022,2
1228,6
14
16
18
20
(a)
18+20
59,59,5
8
10
1212,7
1412,7
16
1815,9
20
519,115,9
8
1019,1
12
1422,2
16
18
2028,6
31,841,4
2.4Transportbeveiliging verwijderen
(alleen voor 18+20 HP)
De transportbeveiligingen die de unit beschermen tijdens het
transport moeten worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en
hierna beschreven.
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
1 Draai de bout (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bout (a) weer vast.
4 Draai de bout (c) een beetje los.
5 Verwijder de bout (d) van de transportbeveiliging (e).
6 Verwijder de transportbeveiliging (e) zoals hieronder afgebeeld.
7 Draai de bout (c) weer vast.
(a) Alleen in combinatie met de leidingkit voor aansluiting van
meerdere buitenunits.
2.3Transportbeveiliging verwijderen
(alleen voor 14+16 HP)
De transportbeveiligingen die de unit beschermen tijdens het
transport moeten worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en
hierna beschreven.
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
1 Draai de bout (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bout (a) weer vast.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
6
3Over de units en opties
3.1Over de buitenunit
Deze montagehandleiding betreft het VRV IV, volledig door inverter
aangedreven warmteterugwinningssysteem.
Verkrijgbare modellen:
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 7
4 Voorbereiding
k
e
c
kl
e
ee
fh
b
a
k
l
cc
kkk
j
c
e
i
k
k
c
d
1
3
2
5
4
e
g
c
T
AO
(°C WB)
ab
20
15.5
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10152025
27
30
T
AI
(°C DB)
ModelBeschrijving
REYQ8~20Warmteterugwinningsmodel voor
enkelvoudig of meervoudig gebruik
REMQ5Warmteterugwinningsmodel alleen voor
meervoudig gebruik
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de
geselecteerde buitenunit. Dit wordt in deze montagehandleiding
aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde
modellen.
Deze units zijn bedoeld voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld
voor warmtepomptoepassingen, waaronder lucht/lucht- en lucht/
watertoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als
enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 63 kW en de koelcapaciteit van
22,4 tot 56 kW. Bij combinatie van meerdere units kan de
verwarmingscapaciteit gaan tot 168kW en tot 150kW voor koelen.
De buitenunit is ontworpen om te verwarmen bij een
omgevingstemperatuur van –20°CWB tot 15,5°C WB en te koelen
bij een omgevingstemperatuur van –5°CDB tot 43°CDB.
3.2Systeemlay-out
OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een
temperatuur van minder dan –15°C.
k Gebruikersinterface
l Draadloze gebruikersinterface
4Voorbereiding
4.1Installatieplaats voorbereiden
4.1.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
Houd rekening met de richtlijnen inzake de benodigde ruimte. Zie
het hoofdstuk "Technische gegevens".
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
4.1.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
a Buitenunit
b Koelmiddelleiding
c BS-unit
d Multi-BS-unit
e VRV DX-binnenunit
f LT Hydrobox-unit
g VRV-binnenunit alleen koelen
h HT Hydrobox-unit
Wanneer de unit bij een lage buitentemperatuur en een
hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, neem dan
voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit
vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit 5 dagen in deze omgeving met een hoge
vochtigheidsgraad (>90%) moet werken, beveelt Daikin de
installatie van de optionele kit met een verwarmingslint
(EKBPH012TA of EKBPH020TA) aan om de
afvoeropeningen vrij te houden.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
7
Page 8
4 Voorbereiding
C
A
B
DE
CC
E
a
b
x
y
43
12
a
e
b
c
d
4.2De koelmiddelleidingen
voorbereiden
4.2.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon en droog te houden. Alle mogelijke voorzorgen
dienen genomen te worden opdat er nooit vreemde stoffen
(inclusief minerale oliën of vochtigheid) in het systeem
kunnen komen en zich vermengen met het koelmiddel.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Gebruik enkel met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Ø leidingHardheidsgraad van leidingmateriaal
≤15,9mmO (gegloeid)
≥19,1mm1/2H (halfhard)
▪ Alle lengten en afstanden van de leidingen zijn nageleefd (Zie
Over de leidinglengte in de uitgebreide handleiding van de
installateur).
4.2.2Leidingmaat selecteren
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de
afbeelding (alleen als referentie).
Type capaciteit
buitenunit (HP)
5~89,519,115,9
109,522,219,1
1212,728,619,1
14~1612,728,622,2
1815,928,622,2
20~2215,928,628,6
2415,934,928,6
26~3419,134,928,6
3619,141,328,6
38~5419,141,334,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
VloeistofleidingAanzuiggasl
eiding
Hogedruk-/
lagedrukgasl
eiding
D: Leiding tussen koelmiddelaftakkits of
koelmiddelaftakkit en BS-unit
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van
de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de
koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van
het systeem.
a,b Binnenaftakkit
x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste)
koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
8
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=[capaciteitsindex van unit 1]
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=[capaciteitsindex van unit
1]+[capaciteitsindex van unit 2]
E: Leiding tussen koelmiddelaftakkit of BS-unit en
binnenunit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de binnenunit
moet dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de
binnenunit (wanneer de binnenunit een VRV DX-binnenunit of
Hydrobox is).
Capaciteitsindex
binnenunit
15~5012,76,4
63~14015,99,5
20019,1
25022,2
▪ Zie de onderstaande tabel wanneer een grotere leidingmaat is
vereist.
a Buitenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 9
4 Voorbereiding
a
b
b
a
b
a
a
b
a
b
b
a
a
b Hoofdleidingen
c Vergroten
d Eerste koelmiddelaftakkit
e Binnenunit
Vergroot
HP-klasseBuitendiameter vloeistofleiding (mm)
5~89,5 → 12,7
10
12+1412,7 → 15,9
16
18~2215,9 → 19,1
24
26~3419,1 → 22,2
36~54
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor
R410A moet overeenstemmen met de waarden in de
onderstaande tabel.
Leidingdiameter (mm)Minimale dikte t (mm)
6,4/9,5/12,70,80
15,90,99
19,1/22,20,80
28,60,99
34,91,21
41,31,43
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit3 leidingen
<200KHRQ23M29H
200≤x<290
290≤x<640KHRQ23M64H
(a)
≥640KHRQ23M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9 of
groter is, is KHRQ23M75H vereist.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
▪ Keuze van een leidingkit voor aansluiting van meerdere
buitenunits. Kies uit de volgende tabel volgens het aantal
buitenunits.
Aantal buitenunitsNaam aftakkit
2BHFQ23P907
3BHFQ23P1357
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met
R410A.
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten)
gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal
te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"5.6.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden"op pagina17.
4.2.3Koelmiddelaftaksets selecteren
Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "4.2.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina8.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de
volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld:
refnet-verbinding a).
Type capaciteit buitenunit (HP)3 leidingen
8+10KHRQ23M29T9
12~22KHRQ23M64T
24~54KHRQ23M75T
4.2.4Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs
▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de
leidingen blijft staan.
Patroon 1
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
X Niet toegelaten (olie blijft achter in de leiding)
O Toegelaten
▪ Sluit de afsluiter en de leiding tussen buitenunits altijd aan zoals in
de 4 juiste mogelijkheden van de onderstaande afbeelding om te
voorkomen dat olie bij de verstgelegen buitenunit blijft staan.
Patroon 2
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakkit op basis
van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de
eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
b Olie hoopt zich op bij de verstgelegen buitenunit wanneer
het systeem stopt
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ Als de leidinglengte tussen de buitenunits langer dan 2 m is,
moeten de aanzuiggasleiding en de hogedruk-/lagedrukgasleiding
200mm of meer oplopen op een lengte van 2m vanaf de set.
AlsDan
≤2m
>2m
4.3De elektrische bedrading
voorbereiden
4.3.1Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z
aan Z
is op het interfacepunt tussen de voeding van de
max
gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑11 = Europese/Internationale Technische
Norm die de beperkingen vastlegt voor
spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en
flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur
met een nominale stroom ≤75A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
kleiner dan of gelijk
sys
.
max
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de
installatie beperkingen op de volgorde van de
aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits.
Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit
van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende
beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunits
b Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
Voor standaardcombinaties
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
Voorbeeld Combinatie van de REYQ30 met behulp van de
REYQ8, REYQ10, en REYQ12.
▪ Minimum circuitampère van de REYQ8=16.1A
▪ Minimum circuitampère van de REYQ10=22.0A
▪ Minimum circuitampère van de REYQ12=24.0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de
REYQ30=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1 ⇒
(62,1A×1,1)=68,3A, zodat de aanbevolen capaciteit
van de zekering 80A is.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering
door reststroom alleen die van het snelle type met een
nominale stroomsterkte van 300 mA.
5Installatie
5.1De units openen
5.1.1De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380~415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximum lengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor andere combinaties dan de standaard
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering.
FormuleTel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat
met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen
capaciteit van de zekeringen.
Enkele buitenunit
circuitampèr
e
Aanbevolen
zekeringen
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische
componentenkast toegankelijk. Zie "5.1.2Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina11.
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de
hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische
componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen
tot deze drukknoppen. Zie "6.1.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina24.
5.1.2Elektrische componentenkast van de
buitenunit openen
OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast
NIET wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel
vervormen, waardoor er water in de kast kan
binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
Let er bij het sluiten van het deksel van de elektronische
componentenkast op dat de afdichting onderaan de
achterkant van het deksel NIET vast komt te zitten en naar
binnen wordt geplooid.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het
grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
HPAAAB
5~12766992
14~2010761302
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze
nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
a Deksel elektrische componentenkast
b Voorkant
c Klemmenstrook voeding
d Afdichtingsmateriaal
e Vocht en vuil kan binnendringen
X Niet toegelaten
O Toegelaten
5.2De buitenunit monteren
5.2.1De installatiestructuur voorzien
Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige
ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
▪ Ondersteun NIET alleen de hoeken van de unit
wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Steunen onder de unit moeten minstens 100mm breed
zijn.
OPMERKING
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig water rond de unit af te voeren. Bij
verwarmen bij buitentemperaturen onder nul zal het
afgevoerde water van de buitenunit bevriezen. Als u
geen maatregelen neemt voor de afvoer van het water,
kan het heel glad worden rondom de unit.
▪ Wanneer u de unit in een corrosieve omgeving
installeert, moet u een moer met een plastic vulring (a)
gebruiken om de moer te beschermen tegen roest.
5.3Koelmiddelleidingen aansluiten
5.3.1Koelmiddelleidingen leggen
De koelmiddelleidingen kunnen aan de voor- of zijkant worden
aangesloten (wanneer ze er langs onder worden uitgehaald) zoals
aangegeven op de afbeelding hierna.
▪ De hoogte van de fundering moet minstens 150 mm vanaf de
vloer zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger
worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de
omstandigheden.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
12
X Niet toegelaten
O Toegelaten (* = voorkeurinstallatie)
a Aansluiting aan de linkerkant
b Aansluiting aan de voorkant
c Aansluiting aan de rechterkant
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 13
5 Installatie
c
b
a
a
a
AB
7.5°
7.5°
>120 mm
>500 mm
Voor aansluitingen aan de zijkant, moet de uitbreekopening in de
bodemplaat worden geopend:
a Grote uitbreekopening
b Boor
c Punten voor boren
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
5.3.2Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de
leiding met gepast isolatiemateriaal worden
beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt
met de behuizing.
Sluit de afsluiters aan op de lokale leidingen met de bij de unit
geleverde accessoireleidingen.
De aansluitingen op de aftakkits zijn voor rekening van de
installateur (lokale leiding).
5.3.3Installatie van de leidingset voor
meerdere aansluitingen
▪ De totale lengte van de op de verbinding aangesloten leiding moet
meer dan 500mm volledig recht zijn. Een recht deel van meer
dan 500mm is alleen mogelijk als u een rechte lokale leiding van
meer dan 120mm aansluit.
5.3.4Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen
AansluitingBeschrijving
Aansluiting aan de
voorkant
Aansluiting aan de
onderkant
Breek de uitbreekopeningen in het
voorpaneel open om de aansluitingen uit te
voeren.
Breek de uitbreekopeningen in het onderste
frame open en geleid de leiding onder de
onderkant.
5.3.5Bescherming tegen verontreiniging
Dicht de inlaatopeningen van de leidingen en bedrading af met
afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien); anders daalt de capaciteit
van de unit en kunnen kleine dieren in de machine binnendringen.
5.3.6Gebruik van de afsluiter en servicepoort
OPMERKING
Een verkeerde installatie kan een slechte werking van de
buitenunit veroorzaken.
▪ Installeer de verbindingen horizontaal met het
waarschuwingslabel (a) op de verbinding bovenaan.
▪ De verbinding mag niet meer dan 7,5° hellen (zie zicht A).
▪ Installeer de verbinding niet verticaal (zie zicht B).
a Waarschuwingslabel
X Niet toegelaten
O Toegelaten
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de vloeistof-, gas-
en hogedruk-/lagedrukgasafsluiters af op de zwarte streep.
Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder).
WAARSCHUWING
5.3.7Dichtgeknepen leidingen verwijderen
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Zorg ervoor dat de afsluiters volledig gesloten zijn.
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
14
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
van een aftaptoestel.
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
alle olie kon worden afgetapt.
5.4De koelmiddelleiding controleren
5.4.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn
alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van
de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en
vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk
wanneer dit gebeurt.
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 15
5 Installatie
p<p
>
R410AN2
CD
bce
a
g
h
f
d
AB
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en
vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale
stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21]
(zie "6.1.4Stand 1 of 2 activeren" op pagina 25). Deze instelling
opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen
kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn
aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Stel instelling [2‑21] pas in nadat de buitenunit volledig
geïnitialiseerd is.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Zie "5.4.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 15
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
5.4.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd
eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen
ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven stroomschema (zie "5.4.1Over het controleren
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (−1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr
absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
15
Page 16
5 Installatie
a
b
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
5.4.5Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie "5.6.2 Over koelmiddel
bijvullen"op pagina16 voor meer informatie.
5.6Koelmiddel bijvullen
5.6.1Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits moet u de
voeding van alle buitenunits inschakelen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
5.5Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C75% tot 80% RV15mm
>30°C≥80% RV20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
VochtigheidMinimumdikte
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de
compressor niet voordat de communicatie tussen de
buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot
stand is gebracht.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay
van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat
u de vulprocedure begint (zie "6.1.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 25). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "8.1 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina29.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten binnenunits worden herkend
(zie [1‑10] en [1‑39] in "6.1.7 Stand 1: Controle
instellingen"op pagina25).
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te
vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de
unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid koelmiddel (zie naamplaatje
op de unit) in de unit worden gebracht alvorens de
automatische vulfunctie kan worden gebruikt.
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
5.6.2Over koelmiddel bijvullen
Zodra het vacuümdrogen beëindigd is, kan extra koelmiddel worden
bijgevuld.
Er zijn twee manieren om extra koelmiddel bij te vullen.
Adding refrigerant using the automatic refrigerant charging
function is not possible when Hydrobox units are
connected to the system.
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij
grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel
vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas automatisch of
handmatig te vullen. Deze stap staat in de onderstaande procedure
(zie "5.6.5 Koelmiddel vullen" op pagina 19). U kunt deze stap
overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
U vindt een overzicht van de mogelijkheden en de vereiste stappen
in het stroomschema (zie "5.6.4Koelmiddel vullen:
Stroomschema"op pagina17).
5.6.3Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd
moet worden
INFORMATIE
Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor het finale
aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel in het
testlaboratorium.
OPMERKING
De hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder
dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat als de berekende
totale hoeveelheid koelmiddel gelijk aan of meer is dan 95
kg, u uw systeem met meerdere buitenunits moet opdelen
in kleinere onafhankelijke systemen met elk minder dan 95
kg koelmiddel. Zie het naamplaatje van de unit voor de
fabrieksvulling.
3 Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de
vloeistofafsluiter (open klep B) om vooraf te vullen zonder
draaiende compressor. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A, C en D gesloten zijn.
OPMERKING
Bij het vooraf vullen wordt het koelmiddel alleen via de
vloeistofleiding gevuld. Sluit klep C, D en A en ontkoppel
het verdeelstuk van de gasleiding en de hogedruk-/
lagedrukgasleiding.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
19
Page 20
5 Installatie
p<p
>
R410AN2
CD
bce
a
g
h
f
d
AB
p<p
>
R410A
ac
d
b
A
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
4 Doe een van de volgende zaken:
OPMERKING
▪ De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in
de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de
fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus
voorzichtig aan.
▪ Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het
deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het
aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
▪ Het kan ±10 minuten duren voordat de compressor
wordt gestart nadat de unit is beginnen werken voordat
het koelmiddel gelijkmatig is verspreid. Dit is echter
geen storing.
extra koelmiddel wordt bereikt
met de hiervoor beschreven
Sluit klep B en ontkoppel het
verdeelstuk van de
vloeistofleiding.
procedure om vooraf te vullen
4bDe totale hoeveelheid
koelmiddel kon niet worden
gevuld door vooraf te vullen
Sluit klep B, ontkoppel het
verdeelstuk van de
vloeistofleiding en voer stap
5~6 uit.
INFORMATIE
Als de totale bijgevulde hoeveelheid koelmiddel in stap 4 is
bereikt (alleen door vooraf te vullen), schrijf dan de
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel op het bij de unit
geleverde label van de bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
en kleef het op de achterkant van het voorpaneel.
Voer de hoeveelheid extra koelmiddel in het systeem in via
instelling [2-14].
Voer de testprocedure uit zoals beschreven in
"7Inbedrijfstelling"op pagina27.
Koelmiddel bijvullen
5 Sluit na het vooraf vullen, klep A aan op de koelmiddelvulpoort
en vul de resterende hoeveelheid via deze poort bij. Open alle
afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A moet dicht
blijven!
INFORMATIE
Na het vullen van koelmiddel:
▪ Schrijf de extra hoeveelheid koelmiddel op het
koelmiddellabel dat bij de unit is geleverd en kleef het
op de achterkant van het voorpaneel.
▪ Voer de hoeveelheid extra koelmiddel in het systeem in
via instelling [2‑14].
▪ Voer de in "7 Inbedrijfstelling" op pagina 27
beschreven testprocedure uit.
5.6.6Stap 6a: Koelmiddel automatisch vullen
INFORMATIE
Voor de automatische vulfunctie gelden de onderstaande
beperkingen. Buiten deze waarden werkt de automatische
vulfunctie van het systeem niet:
▪ Buitentemperatuur: 0~43°Cdroge bol
▪ Binnentemperatuur: 10~32°Cdroge bol
▪ Totale capaciteit binnenunits: ≥80%.
Wanneer "
druk binnen de 5 minuten op BS2. Open klep A. Als u niet binnen de
5 minuten op BS2 drukt, verschijnt een storingscode:
Verwarmen"
KoelenDe storingscode "
" of "" begint te knipperen (klaar voor vullen),
AlsDan
" knippert. Druk op BS2 om de
procedure te herbeginnen.
" verschijnt. Druk
op BS1 om af te breken en de
procedure te herbeginnen.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
20
a Weegschaal
b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
c Vacuümpomp
d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
INFORMATIE
Bij een systeem met meerdere buitenunits moeten niet alle
vulpoorten op een koelmiddelreservoir worden
aangesloten.
Het koelmiddel wordt bijgevuld met ±22 kg per uur bij een
buitentemperatuur van 30°Cdroge bol of met ±6kg bij een
buitentemperatuur van 0°Cdroge bol.
Als u bij een systeem met meerdere buitenunits sneller
moet gaan, sluit u op elke buitenunit een
koelmiddelreservoir aan.
Proefdraaien met een gedetailleerde controle van de
koelmiddelstatus is vereist voor de lekdetectiefunctie. Zie
"7Inbedrijfstelling"op pagina27 voor meer informatie.
AlsDan
", "" of ""
"
verschijnt
Druk op BS1 om de automatische
vulprocedure af te sluiten. De
omgevingsomstandigheden zijn
geschikt voor het proefdraaien.
" of "" verschijnt De omgevingsomstandigheden zijn
"
NIET geschikt voor het proefdraaien.
Druk op BS1 om de automatische
vulprocedure af te sluiten.
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 21
5 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
INFORMATIE
Als tijdens deze automatische vulprocedure een
storingscode wordt weergegeven, wordt de unit stilgelegd
en knippert "". Druk op BS2 om de procedure te
herbeginnen.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"8.1 Solving problems based on error codes" op
pagina 29 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS1 om de storing te resetten. De procedure
kan worden herstart vanaf "5.6.6 Stap 6a: Koelmiddel
automatisch vullen"op pagina20.
▪ Druk op BS1 om het automatisch bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in
de inactieve stand.
5.6.7Stap 6b: Koelmiddel handmatig vullen
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch
na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet
voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van
koelmiddel opnieuw uit.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"5.6.8 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina 21 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. De procedure
kan worden herstart vanaf "5.6.7 Stap 6b: Koelmiddel
handmatig vullen"op pagina21.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in
de inactieve stand.
CodeOorzaakOplossing
Binnenunit is buiten
temperatuurbereik voor
lekdetectie
Buitenunit is buiten
temperatuurbereik voor
lekdetectie
Binnenunit die niet
compatibel is met de
Probeer opnieuw wanneer
omgevingsvoorwaarden
zijn vervuld.
Probeer opnieuw wanneer
omgevingsvoorwaarden
zijn vervuld.
Sluit onmiddellijk klep A.
Druk op BS3 om te
resetten. Controleer de
volgende punten voordat
u de procedure voor
automatisch bijvullen
opnieuw probeert:
▪ Controleer of alle
gaszijdige afsluiters
goed openstaan.
▪ Controleer of de kraan
van de koelmiddelfles
open is.
▪ Controleer of de
luchtinlaat en -uitlaat
van de binnenunit niet
geblokkeerd zijn.
Sluit onmiddellijk klep A.
Druk op BS3 om te
resetten. Probeer de
procedure voor
automatisch bijvullen
opnieuw.
a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de
gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddel
e Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen van de totale
koelmiddelvulling uitgedrukt in ton CO2-equivalent.
f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
OPMERKING
De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te
berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem de GWP-waarde van het label voor bijvullen van
koelmiddel. Die GWP is gebaseerd op het recentste IPCC
klimaatrapport. De GWP in de handleiding is mogelijk
achterhaald.
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
21
Page 22
5 Installatie
a
b
f
c
f
e
g
d
c
B
h
j
ji
i
a
bc
d
ba
A
b a
c
c
c
d
c
d
c
5~12 HP14~20 HP
A
A
X1A
c
d
aba b
5~12 HP14~20 HP
5.7De elektrische bedrading
aansluiten
5.7.1Lokale bedrading: Overzicht
De lokale bedrading bestaat uit de bedrading van de voeding (altijd
met aarding) en communicatie tussen binnen- en buitenunit
(=transmissie).
Voorbeeld:
a Lokale voeding (met aardlekbeveiliging)
b Hoofdschakelaar
c Aardingsaansluiting
d Buitenunit
e Binnenunit
f Gebruikersinterface
g BS-unit
h Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
5.7.2Richtlijnen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen
▪ Het uitslaan van een uitbreekopening gebeurt met een hamer.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de
bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen
rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Draai beschermende tape rond de bedrading om beschadiging
van de draden te voorkomen wanneer u stroomkabels door de
uitbreekopeningen voert, steek de draden door lokaal voorziene
beschermende mantelbuizen op die plaats, of installeer geschikte
lokaal voorziene draadnippels of rubberen bussen in de
uitbreekopeningen.
a Transmissiebedrading (mogelijkheid 1)
b Transmissiebedrading (mogelijkheid 2)
bedrading met kabelbinders aan de leidingisolatie.
c Kabelbinder. In de fabriek geïnstalleerde
laagspanningsbedrading.
d Kabelbinder.
(a) Uitbreekopening vrijmaken. Sluit de opening af om te
voorkomen dat kleine dieren of vuil binnendringen.
(a)
(a)
. Bind de
a Uitbreekopening
b Braam
c Verwijder bramen
d Sluit de uitbreekopeningen af met opvulsel (ter plaatse
5.7.3Transmissiebedrading routeren en
klaar te maken) als de mogelijkheid bestaat dat kleine
dieren via de uitbreekopeningen in het systeem
binnendringen
bevestigen
De transmissiebedrading kan alleen door de voorkant worden geleid.
Maak de bedrading vast aan het bovenste montagegat.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
22
Bevestig op de aangegeven plastic beugels met behulp van het
lokaal te voorziene klemmateriaal.
a Bedrading tussen units (binnen- en buitenunits) (F1/F2
links)
b Interne transmissiebedrading (Q1/Q2)
c Plastic beugel
d Lokaal geleverde klemmen
5.7.4Transmissiebedrading aansluiten
De bedrading van de binnenunits moet worden aangesloten op de
klemmen F1/F2 (In-Out) op de printplaat in de buitenunit.
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 23
5 Installatie
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2
F1F1F2F2 Q1Q2
g
e
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
A1P
Q1 Q2
A1P
Q1 Q2
A1P
abc
d
f
F1 F2F1F2F1 F2F1 F2
TO IN/D
UNIT
TO OUT/D
UNIT
TO IN/D
UNIT
TO OUT/D
UNIT
F1 F2F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2
j
ii
hh
e
b
a
f
c
d
f
e
f
c
X1M
abac
d
X1M
b
5~12 HP14~20 HP
A
A
A
d
d
d
d
5~12 HP
a
bcd
f
g
e
i
j
h
14~20 HP
a
bcd
f
g
e
i
j
h
Aanhaalmoment voor de schroeven van de klemmen van de
transmissiebedrading:
SchroefmaatAanhaalmoment (N•m)
M3,5 (A1P)0,8~0,96
a Unit A (master-buitenunit)
b Unit B (slave-buitenunit)
c Unit C (slave-buitenunit)
d Printplaat buitenunit (A1P)
e Transmissie master/slave (Q1/Q2)
f Transmissie buiten/binnen (F1/F2)
g Transmissie buitenunit/ander systeem (F1/F2)
h BS-unit
i Binnenunit
j VRV-binnenunit alleen koelen / Hydrobox-unit alleen
verwarmen
INFORMATIE
Units van de U-reeks kunnen het koelmiddelcircuit niet
delen met units van de T-reeks. Units van de U-reeks en
van de T-reeks kunnen wel elektrisch worden aangesloten
via F1/F2.
▪ De bedrading tussen de buitenunits in hetzelfde leidingsysteem
moet worden aangesloten op de klemmen Q1/Q2 (Out Multi). Als
de draden op de klemmen F1/F2 worden aangesloten, zal het
systeem slecht werken.
▪ De bedrading voor de andere systemen moet worden aangesloten
op de klemmen F1/F2 (Out-Out) van de printplaat in de buitenunit
waarop de bedrading tussen de binnenunits is aangesloten.
▪ De basisunit is de buitenunit waarop de onderlinge bedrading
tussen de binnenunits is aangesloten.
De voedingsbedrading kan via de voorkant en de linkerkant worden
geleid. Maak het vast aan het onderste montagegat.
a Voeding (mogelijkheid 1)
b Voeding (mogelijkheid 2)
c Voeding (mogelijkheid 3)
d Kabelbinder
(a) Uitbreekopening vrijmaken. Sluit de opening af om te
voorkomen dat kleine dieren of vuil binnendringen.
(a)
(a)
(a)
. Gebruik een mantelbuis.
5.7.7Voeding aansluiten
De voedingskabel MOET met een lokaal voorziene klem op de
plastic beugel worden bevestigd om te voorkomen dat er externe
krachten op de aansluitklem worden uitgeoefend. De groen en geel
gestreepte draad MAG ALLEEN worden gebruikt voor de aarding.
5.7.5Transmissiebedrading voltooien
Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit,
samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van
afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
a Vloeistofleiding
b Gasleiding
c Afwerkingstape
d Hogedruk-/lagedrukgasleiding
e Transmissiebedrading (F1/F2)
f Isolatie
5.7.6Voeding routeren en bevestigen
OPMERKING
Houd de aardingskabels op minstens 25 mm van de
stroomdraden van de compressor. Anders kunnen andere
units die op dezelfde aarding zijn aangesloten slecht
werken.
a Voeding (380~415 V, 3N~50Hz)
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Aardingskabel
e Voedingsklemmenstrook
f Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK
op L3 en BLU op N
g Aardingsdraad (GRN/YLW)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
23
Page 24
6 Configuratie
L1 L2 L2 N
ab
BS1 BS2
DS1 DS2
BS3
X27A
2×
a
b
c
h Kabelbinder
i Schotelring
j Draai de aardingskabel rond de klem wanneer u hem
aansluit.
Meerdere buitenunits
Om de voeding voor meerdere buitenunits aan elkaar te verbinden,
moeten ringankertongen worden gebruikt. Blote kabels mogen niet
worden gebruikt.
In dat geval moet de standaard geïnstalleerde vulring worden
verwijderd.
Bevestig beide kabels aan de voedingsaansluitklem zoals hieronder
afgebeeld:
6Configuratie
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
StandBeschrijving
Stand 2
(lokale instellingen)
Zie ook:
▪ "6.1.4Stand 1 of 2 activeren"op pagina25
▪ "6.1.5Gebruik van stand 1"op pagina25
▪ "6.1.6Gebruik van stand 2"op pagina25
▪ "6.1.7Stand 1: Controle instellingen"op pagina25
▪ "6.1.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina26
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale functies (bijv. 1-malige werking,
instelling aftappen/vacumeren, instelling
handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat
geval moet de speciale functie worden
afgebroken alvorens de normale werking kan
herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de
volgende verklaringen.
6.1.2Componenten voor lokale instellingen
Plaats van de 7-segmentendisplays, knoppen en DIP-schakelaars:
6.1Lokale instellingen uitvoeren
6.1.1Over lokale instellingen
Om verder te gaan met de configuratie van het VRV IVwarmteterugwinningssysteem, is een input naar de printplaat van de
unit vereist. In dit hoofdstuk vindt u informatie over manuele inputs
door middel van de drukknoppen op de printplaat en de feedback op
de 7-segmentendisplays.
De instellingen worden ingevoerd in de master-buitenunit.
Naast het uitvoeren van lokale instellingen, kunnen ook de actuele
bedrijfsparameters van de unit worden bevestigd.
Drukknoppen
Speciale acties (automatisch koelmiddel vullen, proefdraaien, enz.)
en lokale instellingen uitvoeren (vraagwerking, geluidsarm, enz.)
gebeurt door middel van de drukknoppen.
Zie ook:
▪ "6.1.2Componenten voor lokale instellingen"op pagina24
▪ "6.1.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen" op
pagina24
PC-configurator
Voor een VRV IV-warmteterugwinningssysteem kunnen
verschillende lokale instellingen ook bij de inbedrijfstelling worden
ingesteld met behulp van een pc-interface (optie EKPCCAB vereist).
De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc
voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "6.1.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina27.
Stand 1 en 2
StandBeschrijving
Stand 1
(controle
instellingen)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
buitenunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
24
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus
BS2 SET: Voor lokale instelling
BS3 RETURN: Voor lokale instelling
DS1, DS2 DIP-schakelaars
a display met 7segmenten
b Drukknoppen
6.1.3Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
De drukknoppen op de printplaat en de 7-segmentendisplay(s) zijn
toegankelijk zonder de volledige elektronische componentenkast te
openen.
Voor toegang tot de drukknoppen kunt u het voorste inspectiedeksel
op het voorpaneel verwijderen (zie afbeelding). U kunt nu het
inspectiedeksel van het voorpaneel van de elektronische
componentenkast openen (zie afbeelding). U ziet drie drukknoppen,
drie 7-segmentendisplays en DIP-schakelaars.
a Voorplaat
b Hoofdprintplaat met 3 7-segmentendisplays en 3
drukknoppen
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 25
6 Configuratie
c Servicedeksel elektronische componentenkast
Bedien de schakelaars en drukknoppen met een geïsoleerd stokje
(zoals bijvoorbeeld een balpen) om te voorkomen dat u onderdelen
onder stroom zou aanraken.
Breng het inspectiedeksel weer aan op het deksel van de
elektronische componentenkast en sluit het inspectiedeksel van het
voorpaneel wanneer u klaar bent. Het voorpaneel van de unit moet
gemonteerd zijn wanneer de unit wordt gebruikt. Instellingen zijn nog
altijd mogelijk via de inspectieopening.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle buitenpanelen, behalve het
servicedeksel van de kast met elektrische componenten,
dicht zijn terwijl u werkzaamheden uitvoert.
Sluit het deksel van de kast met elektrische onderdelen
goed voordat u de voeding inschakelt.
6.1.4Stand 1 of 2 activeren
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en alle binnenunits in.
Wanneer de communicatie tussen binnenunits en buitenunit(s) tot
stand is gebracht en normaal is, ziet het 7-segmentendisplay er als
volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
StapDisplay
Bij het inschakelen: knippert zoals afgebeeld.
De eerste controles van de voeding worden
uitgevoerd (1~2min).
Geen problemen: brandt zoals afgebeeld
(8~10min).
Klaar voor gebruik: blanco display zoals
afgebeeld.
Aanduidingen 7-segmentendisplay:
Uit
Knippert
Aan
Wanneer het voorgaande na 12minuten niet kan worden bevestigd,
dan kunt u de storingscode aflezen op de gebruikersinterface van de
binnenunit en het 7-segmentendisplay van de buitenunit. Los de
aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Toegang
BS1 wordt gebruikt om de gewenste stand te veranderen.
ToegangActie
Stand 1Druk één keer op BS1.
Het 7-segmentendisplay verandert in:
Stand 2Druk minstens 5 seconden op BS1.
Het 7-segmentendisplay verandert in:
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1. Het display keert terug naar de inactieve
situatie (geen aanduiding op 7-segmentendisplays: blanco,
zie "6.1.4Stand 1 of 2 activeren"op pagina25).
6.1.5Gebruik van stand 1
Stand1 wordt gebruikt voor het instellen van basisinstellingen en het
controleren van de staat van de unit.
WatHoe
Instellingen in stand1
veranderen
Afsluiten en terugkeren
naar de beginstand
Activeer stand1 (druk één keer op BS1)
en selecteer de gewenste instelling.
Druk hiervoor op BS2.
Druk één keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
Druk op BS1.
6.1.6Gebruik van stand 2
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
Stand2 wordt gebruikt voor het instellen van lokale instellingen van
de buitenunit en het systeem.
WatHoe
Instellingen in stand2
veranderen
Afsluiten en terugkeren
naar de beginstand
Waarde van de
geselecteerde instelling in
stand2 veranderen
Activeer stand2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
Druk 1 keer op BS3 om naar de waarde
van de gewenste instelling te gaan.
Druk op BS1.
▪ Activeer stand 2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
▪ Stel de waarde van de geselecteerde
instelling in met BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 wanneer de
gewenste waarde is geselecteerd om
de wijziging vast te leggen.
▪ Druk opnieuw op BS3 om de werking
te beginnen met de ingestelde
waarde.
6.1.7Stand 1: Controle instellingen
[1‑0]
Geeft aan of de gecontroleerde unit een master-, slave1- of slave2unit is.
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
0Buitenunit is master-unit.
1Buitenunit is slave 1-unit.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
25
Page 26
6 Configuratie
[1‑0]Beschrijving
2Buitenunit is slave 2-unit.
[1‑1]
Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
[1‑1]Beschrijving
0Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
1Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
[1‑2]
Geeft de status van de werking met stroomverbruikbegrenzing aan.
[1‑2]Beschrijving
0Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
[1‑5] [1‑6]
Geeft aan:
▪ [1‑5]: De actuele Te-streefparameterpositie aan.
▪ [1‑6]: De actuele Tc-streefparameterpositie aan.
[1‑10]
Geef het totaal aantal aangesloten VRV- en AHU-binnenunits weer.
[1‑13]
Geeft het totaal aantal aangesloten buitenunits aan (in geval van
systeem met meerdere buitenunits).
[1‑17] [1‑18] [1‑19]
Geeft aan:
▪ [1‑17]: De recentste storingscode.
▪ [1‑18]: De op 1 na laatste storingscode.
▪ [1‑19]: De op 2 na laatste storingscode.
[1‑29] [1‑30] [1‑31]
Geef het resultaat van de lekdetectiefunctie weer:
▪: Geen gegevens.
▪: Storing lekdetectie door abnormale werking.
▪: Geen lek gedetecteerd.
▪: Lek gedetecteerd.
[1‑34]
Geeft het aantal resterende dagen voor de volgende automatische
lekdetectie aan (indien de automatische lekdetectiefunctie is
ingeschakeld).
[1‑39]
Geeft aan:
▪ Aantal op het systeem aangesloten Hydrobox-binnenunits
(HXY080/125 en HXHD).
[1‑40] [1‑41]
Geeft aan:
▪ [1‑40]: De actuele instelling van koelcomfort.
▪ [1‑41]: De actuele instelling van verwarmcomfort.
6.1.8Stand 2: Lokale instellingen
[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
[2‑8]Te-streefwaarde (°C)
0 (standaard)Auto
26
37
48
59
610
711
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen.
[2‑9]Tc-streefwaarde (°C)
0 (standaard)Auto
141
242
343
444
545
646
[2‑14]
Voer de extra bijgevulde hoeveelheid koelmiddel in.
Voer de totale hoeveelheid extra koelmiddel die werd bijgevuld in
wanneer u de automatische lekdetectie wilt gebruiken.
940<x<45
1045<x<50
1150<x<55
1255<x<60
1360<x<65
1465<x<70
1570<x<75
1675<x<80
1780<x<85
1885<x<90
19Instelling kan niet worden gebruikt. Totale
20
21
▪ Zie "5.6.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden" op pagina 17 voor meer informatie over de berekening
van de hoeveelheid extra koelmiddel.
▪ Zie "6.2Met behulp van de lekdetectiefunctie"op pagina27 voor
advies over het invoeren van de hoeveelheid extra koelmiddel en
de lekdetectiefunctie.
[2‑20]
Handmatig koelmiddel bijvullen.
hoeveelheid koelmiddel moet <100kg zijn.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
26
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 27
7 Inbedrijfstelling
X27A
a
b
c
2
345
H JS T
X27A
A1P
[2‑20]Beschrijving
0 (standaard)Gedeactiveerd.
1Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste
hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze
functie niet werd afgebroken met een druk op
BS3, dan legt de unit de functie stil na
30minuten. Als de vereiste hoeveelheid
koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden
bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling
opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te
activeren.
[2‑35]
Instelling hoogteverschil.
[2‑35]Beschrijving
0Wanneer de buitenunit lager dan de
binnenunits is geïnstalleerd en het
hoogteverschil tussen de hoogste binnenunit
en de buitenunit meer dan 40m bedraagt,
moet de instelling [2‑35] op 0 worden ingesteld.
1 (standaard)—
[2‑45]
Technische koeling.
[2‑45]Beschrijving
0 (standaard)Geen technische koeling beschikbaar
1Technische koeling beschikbaar
Zie de servicehandleiding voor meer informatie over deze instelling.
[2‑47]
Te-streeftemperatuur tijdens warmteterugwinning.
[2‑47]Te-streefwaarde (°C)
0 (standaard)Auto
26
37
48
59
610
711
[2‑49]
Instelling hoogteverschil.
[2‑49]Beschrijving
0 (standaard)—
1Wanneer de buitenunit hoger dan de
binnenunits is geïnstalleerd en het
hoogteverschil tussen de laagste binnenunit en
de buitenunit meer dan 50m bedraagt, moet
de instelling [2‑49] op 1 worden ingesteld.
6.1.9PC-configurator aansluiten op de
buitenunit
a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
c Hoofdprintplaat buitenunit
6.2Met behulp van de
lekdetectiefunctie
6.2.1Over de automatische lekdetectiefunctie
De (automatische) lekdetectiefunctie is niet standaard geactiveerd;
zij kan alleen werken nadat de extra hoeveelheid koelmiddel in het
systeem is ingevoerd (zie [2‑14]).
De lekdetectiefunctie kan worden geautomatiseerd. Stel de
intervaltijd of de tijd tot de volgende automatische lekdetectie in met
behulp van parameter [2‑85]. Parameter [2‑86] bepaalt of de
lekdetectie één keer (binnen [2‑85] dagen) of intermitterend, met een
interval van [2‑85] dagen, wordt uitgevoerd.
Voor de lekdetectiefunctie moet de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel onmiddellijk na het beëindigen van het vullen worden
ingevoerd. Dit moet worden ingevoerd vóór het proefdraaien.
OPMERKING
Als een verkeerde waarde voor de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel wordt ingevoerd, zal de lekdetectiefunctie
minder nauwkeurig werken.
INFORMATIE
▪ De gewogen en reeds genoteerde bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel (niet de totale hoeveelheid
koelmiddel in het systeem) moet worden ingevoerd.
▪ De lekdetectiefunctie is niet beschikbaar wanneer
Hydrobox-units op het systeem zijn aangesloten.
▪ De lekdetectiefunctie kan niet worden gebruikt wanneer
het hoogteverschil tussen binnenunits ≥50/40m is.
7Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor
MOET het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven
procedures.
VOORZICHTIG
Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen NIET alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn
(lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de
montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
7.2Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het
hoofdstuk "5.7 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina22 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger
NOOIT voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "4.3.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina11 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer
eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het bovenste voorpaneel overeenkomstig
EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
7.3Over proefdraaien
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en
beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
De controles van de leidinglengte en van de toestand van het
koelmiddel worden niet uitgevoerd wanneer het systeem Hydroboxunits bevat.
▪ Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders
wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface
en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke
binnenunit niet laten proefdraaien.
▪ Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één
met een normale regeling op de gebruikersinterface na het
beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van
de binnenunit (bijv. Hydrobox) voor meer informatie over
afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor
wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed
hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen.
Dit zijn evenwel geen storingen.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
28
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 29
8 Opsporen en verhelpen van storingen
7.4Proefdraaien
1 Sluit alle voorpanelen zodat u geen verkeerde besluiten trekt
(behalve het servicedeksel van de inspectieopening in de
elektrische componentenkast).
2 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"6.1Lokale instellingen uitvoeren"op pagina24.
3 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
4 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie "6.1.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 25. Druk
minstens 5 seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op het
display van de buitenunit wordt "" aangegeven en op de
gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding
"Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing"
aangegeven.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
StapBeschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Controle hoeveelheid koelmiddel
Afpompen
Unit stop
Let op: Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit
stopt ±30 seconden later.
5 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
BeëindigingBeschrijving
Normaal beëindigd Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay
(stilstand).
BeëindigingBeschrijving
Abnormaal
beëindigd
Aanduiding van storingscode op het 7segmentendisplay.
Zie "7.5Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina29 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking na 5 minuten worden begonnen.
7.5Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de
gebruikersinterface of het 7-segmentendisplay van de buitenunit
staat. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de
tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de
storing is opgelost.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor
gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.
8Opsporen en verhelpen van
storingen
8.1Problemen op basis van
storingscodes oplossen
Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel
met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen
nadat u het probleem hebt opgelost.
De op de buitenunit aangegeven storingscode bestaat uit een
hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde
informatie over de storingscode. De storingscode wordt
intermitterend aangegeven.
Voorbeeld:
CodeVoorbeeld
Hoofdcode
Subcode
De hoofdcode wordt op het display om de seconde afgewisseld door
de subcode.
8.2Storingcodes: Overzicht
Raadpleeg uw verdeler als er andere foutcodes worden
weergegeven.
HoofdcodeSubcodeOorzaakOplossing
MasterSlave 1Slave 2
Aardlekdetector geactiveerdHerstart de unit. Raadpleeg uw verdeler
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is.
INV2 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is.
Storing faseomkering voedingCorrigeer fasevolgorde.
Storing faseomkering voedingCorrigeer fasevolgorde.
INV1 voedingsspanning te laagControleer of voeding binnen bereik is.
INV1 voeding faseverliesControleer of voeding binnen bereik is.
INV2 voedingsspanning te laagControleer of voeding binnen bereik is
INV2 voeding faseverliesControleer of voeding binnen bereik is.
Storingscode: systeem nog niet
proefgedraaid (systeemwerking niet
mogelijk)
Storing opgetreden tijdens proefdraaien Laat het systeem opnieuw proefdraaien.
, Proefdraaien afgebrokenLaat het systeem opnieuw proefdraaien.
, Proefdraaien afgebroken door
communicatieproblemen
Slechte bedrading naar Q1/Q2 of
binnenunit - buitenunit
Verkeerde buitenunit aangeslotenVerwijder de buitenunit.
Geen BS-unit aangeslotenSluit een BS-unit aan.
Oude BS-unit aangeslotenVerwijder de BS-unit.
Probleem DIP-schakelaar BS-unitControleer de DIP-schakelaars van de
Controleer aansluiting.
Controleer aansluiting.
Controleer aansluiting.
Controleer aansluiting.
Controleer aansluiting.
Laat systeem proefdraaien.
Controleer de communicatiebedrading
en laat het systeem opnieuw
proefdraaien.
Controleer bedrading (Q1/Q2).
gebruikersinterface.
Controleer bedrading Q1/Q2.
Controleer aantal aangesloten
binnenunits en totale capaciteit.
Controleer of storing zich voordoet bij
andere binnenunits en of combinatie van
binnenunits is toegestaan.
Controleer of storing zich voordoet bij
andere binnenunits en of combinatie van
binnenunits is toegestaan.
Controleer of storing zich voordoet bij
andere binnenunits en of combinatie van
binnenunits is toegestaan.
Controleer of unittypes compatibel zijn.
BS-unit.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
32
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 33
9 Technische gegevens
HoofdcodeSubcodeOorzaakOplossing
MasterSlave 1Slave 2
Storing automatische adressering
(inconsistentie)
Storing automatische adressering
(inconsistentie)
Afsluiter gesloten of verkeerd (tijdens
proefdraaien systeem)
In verband met automatisch bijvullen
—Abnormaal lage druk in aanzuigleidingSluit onmiddellijk klep A. Druk op BS1
—Vorstbeveiliging binnenunitSluit onmiddellijk klep A. Druk op BS1
—Automatisch bijvullen bijna voltooidMaak u klaar voor stoppen automatisch
—Automatisch bijvullen voltooidSluit stand automatisch bijvullen af.
In verband met lekdetectiefunctie
—Unit is niet klaar voor lekdetectieZie de vereisten voor lekdetectie.
—Binnenunit is buiten temperatuurbereik
voor lekdetectie
—Buitenunit is buiten temperatuurbereik
voor lekdetectie
—Te lage druk gemeten tijdens lekdetectie Herbegin de lekdetectie.
—Binnenunit die niet compatibel is met de
lekdetectiefunctie geïnstalleerd (bijv.
Hydrobox, …)
Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met
aantal op voeding aangesloten units
(controlestand) of wacht tot einde
initialisering.
Controleer of aantal units met
transmissiebedrading overeenstemt met
aantal op voeding aangesloten units
(controlestand) of wacht tot einde
initialisering.
Open afsluiters.
om te resetten. Controleer de volgende
punten voordat u de procedure voor
automatisch bijvullen opnieuw probeert:
▪ Controleer of de gaszijdige afsluiter
goed openstaat.
▪ Controleer of de kraan van de
koelmiddelfles open is.
▪ Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat
van de binnenunit niet geblokkeerd
zijn.
om te resetten. Probeer de procedure
voor automatisch bijvullen opnieuw.
bijvullen.
Probeer opnieuw wanneer
omgevingsvoorwaarden zijn vervuld.
Probeer opnieuw wanneer
omgevingsvoorwaarden zijn vervuld.
Zie de vereisten voor lekdetectie.
9Technische gegevens
Een subset van de meest recente technische gegevens is beschikbaar op de regionale website van Daikin (publiek toegankelijk). De volledige
set meest recente technische gegevens is beschikbaar op de Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
9.1Serviceruimte: Buitenunit
Er moet voldoende ruimte rond de unit zijn voor
servicewerkzaamheden en de minimale ruimte voor de luchtinlaat en
-uitblaas (raadpleeg de afbeelding hierna en kies één van de
mogelijkheden).
▪ Bij een installatieplaats met obstakels alleen aan de zijden A+B+C
+D, heeft de hoogte van de muren aan zijden A+C geen invloed
op de afmetingen van de serviceruimte. Zie de afbeelding hiervoor
voor de invloed van de hoogte van de muren aan zijden B+D op
de afmetingen van de serviceruimte.
▪ Bij een montageplaats waar alleen aan de zijden A+B obstakels
voorkomen, heeft de hoogte van de muren geen invloed op
aangeduide afmetingen van onderhoudsruimte.
▪ De vereiste installatieruimte op deze afbeeldingen geldt voor
verwarmen onder vollast zonder rekening te houden met
eventuele ophoping van ijs. Als de installatie zich in een koude
omgeving bevindt, dan moeten al de afmetingen hierboven
>500 mm zijn om ophoping van ijs tussen de buitenunits te
voorkomen.
De afmetingen van de serviceruimte in de afbeelding
hiervoor zijn gebaseerd op koelwerking bij een
omgevingstemperatuur van 35°C
(standaardomstandigheden).
INFORMATIE
Zie de technische data voor meer specificaties.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
34
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 35
9.2Schema van de leidingen:
a
b
d
e
c
Buitenunit
Leidingschema: 5~12 HP
9 Technische gegevens
a Afsluiter (vloeistof)
b Servicepoort
c Afsluiter (hoge druk/lage druk)
d Afsluiter (gas)
e Vulpoort
7Voor 5~12 HP: Kleuren (zie hieronder).
7Voor 14~20 HP: Bij gebruik van het optionele accessoire, zie
de montagehandleiding van het optionele accessoire.
8Voor 14~20 HP: Kleuren (zie hieronder).
Symbolen:
Lokale bedrading
Klemmenstrook
Connector
Aansluitklem
Aarding
Stoorspanningsvrije aarding
Aardingsbedrading
Lokaal te voorzien
Printplaat
Schakelkast
Optie
Kleuren:
BLKZwart
REDRood
BLUBlauw
WHTWit
GRNGroen
Warmtewisselaar
Compressor
Warmtewisselaar met dubbele buis
Verdeler
Vloeistofreservoir
9.3Bedradingsschema: Buitenunit
Raadpleeg de sticker met het bedradingsschema op de unit. De
gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis:
INFORMATIE
Het bedradingsschema op de buitenunit geldt alleen voor
de buitenunit. Voor de binnenunit of optionele elektrische
componenten, zie het bedradingsschema van de
binnenunit.
1Dit bedradingsschema geldt alleen voor de buitenunit.
2Symbolen (zie hieronder).
3Voor bedrading naar transmissie binnenunit-buitenunit F1-F2,
transmissie buitenunit-buitenunit F1-F2, transmissie
buitenunit-multi Q1-Q2, zie de montagehandleiding.
4Voor het gebruik van de schakelaar BS1~BS3, zie het label
"Voorzorgsmaatregelen bij onderhoud" op het deksel van de
elektrische componentenkast.
5Sluit de beveiligingen (S1PH, S2PH (alleen voor 14~20 HP))
NIET kort wanneer u de unit gebruikt.
6Voor 5~12 HP: Bij gebruik van het optionele accessoire, zie
de montagehandleiding van het optionele accessoire.
6Voor 14~20 HP: connector X1A (M2F is rood, connector X2A
De binnenunit van het VRV IV-warmteterugwinningssysteem kan
worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen. Het type
binnenunit dat kan worden gebruikt hangt af van de reeks van de
buitenunits.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
10.1Systeemlay-out
Uw buitenunit van de VRV IV-warmteterugwinningsreeks kan één
van de volgende modellen zijn:
ModelBeschrijving
REYQ8~20Warmteterugwinningsmodel voor
enkelvoudig of meervoudig gebruik
REMQ5Warmteterugwinningsmodel alleen voor
meervoudig gebruik
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de
geselecteerde buitenunit. In deze gebruiksaanwijzing staat
aangegeven wanneer een functie alleen bij bepaalde modellen
voorkomt.
Het volledige systeem kan in meerdere subsystemen worden
verdeeld. Deze subsystemen zijn 100% onafhankelijk inzake de
keuze van koelen en verwarmen, en elk subsysteem bestaat uit één
enkelvoudige BS-unit of één individuele aftakkingskit van een multiBS-unit, en alle stroomafwaarts aangesloten binnenunits. Sluit bij
gebruik van een schakelaar koelen/verwarmen deze schakelaar aan
op de BS-unit.
11Gebruikersinterface
VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan.
▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen
in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen
met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw
dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de
belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde
functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde
gebruikersinterface.
12Bediening
12.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directeexpansiebinnenunits op het VRV IV-systeem zijn aangesloten.
Voor Hydrobox-units of AHU-units gelden speciale waarden voor het
werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/
gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data
voor de recentste informatie.
12.2Gebruik van het systeem
12.2.1Over het gebruik van het systeem
▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
12.2.2Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface
besturing" staat (zie de montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer
op het display knippert, zie "12.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina42.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
"omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
12.2.3Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van
de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie
kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de
buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet
ontdooien om het ijs van de spiraal van de buitenunit te kunnen
verwijderen. Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteit
aan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Na
het ontdooien krijgt de unit weer haar volledige
verwarmingscapaciteit.
"omschakeling onder gecentraliseerde
De ontdooistand wordt aangegeven met
de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit
een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator
automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de
ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
op het display van
12.2.4Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
12.2.5Gebruik van het systeem (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen
ventileren of op voor koelen of
verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op
of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
Koelen
Verwarmen
voor koelen
Alleen ventileren
WanneerDan
REYQ10~54-multimodellen
REYQ8~20
enkelvoudige
modellen
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
40
Tijdens het ontdooien blijft de binnenunit op
een lager peil verder verwarmen. Dit
verzekert u van een aangenaam
comfortniveau binnen.
De ventilator van de binnenunit wordt
stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt
omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de warmtewisselaar van
de buitenunit te ontdooien.
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 41
12 Bediening
1
1
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie
over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtstroomrichting.
12.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
12.3.1Over het ontvochtigingsprogramma
▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling
(minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de
gebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).
12.3.2Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "12.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina41 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
12.3.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)
Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
(ontvochtigen).
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "12.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina41 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
12.4Luchtstroomrichting instellen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
12.4.1Over de luchtstroomklep
Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door
een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het
display.
KoelenVerwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan
de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand
bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting
sturen, en verandert ook de aanduiding op de
gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de
volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl
de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd
geraken of de unit kan onklaar geraken.
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
(alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek,
plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand
afzetten op het plafond of op de klep.
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
12.5Master-gebruikersinterface
instellen
12.5.1Over master-gebruikersinterface instellen
a Buitenunit
b BS-unit
c VRV DX-binnenunit
d HT Hydrobox-unit
e Gebruikersinterface
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding
hiervoor, dan moet – voor elk subsysteem – één van de
gebruikersinterfaces als hoofdgebruikersinterface worden ingesteld.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slavegebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald
door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de mastergebruikersinterface.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller NIET af met
benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische
producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating
kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild
bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal
detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het
paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere
droge doek.
13.1Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
OPMERKING
De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2equivalent.
Formule om de hoeveelheid in ton CO2-equivalent te
berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
13Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
13.2Dienst-na-verkoop en garantie
13.2.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
13.2.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
42
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 43
14 Opsporen en verhelpen van storingen
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage
of installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal
veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
14Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT.
Als het unitnummer op het display van
de gebruikersinterface staat, het
bedrijfslampje knippert en de
storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem NIET goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
Schakel de hoofdvoeding
UIT.
Verwittig uw installateur
en geef hem de
storingscode door.
StoringMaatregel
Het systeem werkt wel
voor alleen ventileren,
maar stopt meteen bij
het verwarmen of
koelen.
Het systeem werkt,
maar koelt of verwarmt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de
gebruikersinterface staat. (Zie
"13Onderhoud en service"op pagina42
en "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van
de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.
14.1Storingscodes: Overzicht
Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op
het scherm van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef
hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze
laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk
van de ernst van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop
drukken om de code te resetten. Vraag anders advies aan uw
installateur.
14.2Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
14.2.1Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is
toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de
compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5
minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook
toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de
werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de
gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
14.2.2Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet
worden omgeschakeld
▪ (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent
dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening.
Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is
geïnstalleerd.
14.2.3Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar
koelen en verwarmen werken niet
Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het
opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle
binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer
klaar is.
14.2.4Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt
niet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor
de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het
verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil
en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
44
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 45
15 Verplaatsen
voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer
wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op
de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.
14.2.5Symptoom: De luchtstroomrichting stemt
niet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de
gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt
doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
14.2.6Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de
temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het
nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.
Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van
de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt
terug in de binnenunit en produceert stoom.
14.2.7Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op
verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en
wordt uitgeblazen.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt
door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
14.2.11 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (buitenunit)
De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.
14.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt
gebruikt. Dit komt door stof in de unit.
14.2.13 Symptoom: De units geven een geur af
De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten,
enz., en die dan weer afgeven.
14.2.14 Symptoom: De ventilator van de
buitenunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het
oog op een optimale werking van het product.
14.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"
Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en
betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit
duurt 1minuut.
14.2.8Symptoom: Op het display van de
gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de
unit stopt, en start weer na enkele
minuten
De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere
elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units
onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch
hervat zodra de interferentie ophoudt.
14.2.9Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit)
▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit
begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer
één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de
afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd
door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het
temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere
binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in
het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de
kring rondgestuurd.
14.2.10 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit, buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat
door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
14.2.16 Symptoom: De compressor in de
buitenunit stopt niet na een korte
verwarmingscyclus
Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na
5 tot 10 minuten stoppen.
14.2.17 Symptoom: De binnenkant van een
buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit
is gestopt
De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan
starten.
14.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer
de binnenunit gestopt is
Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een
andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
15Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.
16Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
46
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P546222-1 – 2018.09
Page 47
Page 48
4P546222-1 0000000J
Copyright 2018 Daikin
4P546222-1 2018.09
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.