Daikin FXHQ32AVEB, FXHQ63AVEB, FXHQ100AVEB Installation manuals [nl]

INSTALLATION MANUAL
SYSTEM Air Conditioners
English
Deutsch
MODELS
(Ceiling Suspended type)
FXHQ32AVEB FXHQ63AVEB FXHQ100AVEB
CAREFULLY READ THESE INSTRUCTIONS BEFORE INSTALLATION. KEEP THIS MANUAL IN A HANDY PLACE FOR FUTURE REFERENCE.
LESEN SIE DIESE HINWEISE VOR DER INSTALLATION SORGFÄLTIG DURCH. BEWAHREN SIE DIESE ANLEITUNG AN EINEM LEICHT ZUGÄNGLICHEN ORT FÜR SPÄTERES NACHSCHLAGEN AUF.
VEUILLEZ LIRE ATTENTIVEMENT CES INSTRUCTIONS AVANT L'INSTALLATION. CONSERVEZ CE MANUEL EN LIEU SÛR POUR POUVOIR VOUS Y REPORTER ULTÉRIEURE­MENT.
LEA DETENIDAMENTE ESTAS INSTRUCCIONES ANTES DE LA INSTALACIÓN CONSERVE ESTE MANUAL PARA POSIBLES CONSULTAS FUTURAS.
PRIMA DELL'INSTALLAZIONE, LEGGERE ATTENTAMENTE LE PRESENTI ISTRUZIONI. CONSERVARE IL PRESENTE MANUALE IN UN LUOGO FACILMENTE ACCESSIBILE PER RIFERI­MENTO FUTURO.
ΔΙΑΒΑΣΤΕ ΠΡΟΣΕΚΤΙΚΑ ΑΥΤΕΣ ΤΙΣ ΟΔΗΓΙΕΣ ΠΡΙΝ ΤΗΝ ΕΓΚΑΤΑΣΤΑΣΗ ΦΥΛΑΞΤΕ ΑΥΤΟ ΤΟ ΕΓΧΕΙΡΙΔΙΟ ΣΕ ΒΟΛΙΚΟ ΜΕΡΟΣ ΓΙΑ ΜΕΛΛΟΝΤΙΚΗ ΑΝΑΦΟΡΑ.
LEES DEZE INSTRUCTIES ZOGVULDIG DOOR VOORDAT MET DE INSTALLATIE WORDT BEGON­NEN. BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR TOEKOMSTIG GEBRUIK OP EEN GESCHIKTE PLAATS ONDER HANDBEREIK.
Français
Español
Italiano
Ελληνικά
Nederlands
Portugues
Русский
Türkçe
LEIA ATENTAMENTE ESTAS INSTRUÇÕES ANTES DA INSTALAÇÃO. MANTENHA ESTE MANUAL NUM LOCAL DE FÁCIL ACESSO PARA CONSULTA.
ПЕРЕД УСТАНОВКОЙ ВНИМАТЕЛЬНО ПРОЧИТАЙТЕ ДАННЫЕ ИНСТРУКЦИИ. ХРАНИТЕ ДАННОЕ РУКОВОДСТВО В ЛЕГКО ДОСТУПНОМ МЕСТЕ ДЛЯ ЕГО ПОСЛЕДУЮЩЕГО ИСПОЛЬЗОВАНИЯ.
MONTAJDAN ÖNCE BU YÖNERGELERİ DİKKATLİCE OKUYUN DAHA SONRA BAKMAK ÜZERE BU KILAVUZU SAKLAYIN
FXHQ32AVEB
WAARSCHUWING
FXHQ63AVEB FXHQ100AVEB
VRV-SYSTEEM Airconditioners Installatiehandleiding
INHOUD
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN........................................1
2. VOOR INSTALLATIE........................................................2
3. KEUZE VAN DE PLAATSINGSLOCATIE.........................4
4. VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE...................4
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT ..............................6
6. DE KOELMIDDELLEIDING..............................................7
7. DE AFVOERLEIDING......................................................9
8. HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE
BEDRADING..................................................................11
9. AANBRENGEN VAN HET AANZUIGROOSTER
AFDEKPANEEL .............................................................15
10. INSTELLING TER PLAATSE EN TESTWERKING........16
11. BEDRADINGSSCHEMA ................................................17
De oorspronkelijke instructies zijn geschreven in het Engels. Andere talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Volg deze “VEILIGHEIDSMAATREGELEN” altijd op. Deze airconditioner is ingedeeld in de categorie “apparaten niet voor algemeen gebruik”. Deze unit is een product uit klasse A. In een huishoudelijke omgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken; in dat geval moet de gebruiker passende maatregelen treffen.
In deze handleiding wordt onderscheid gemaakt tussen WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN. Volg altijd onderstaande veiligheidsaanwijzingen: deze zijn allemaal belangrijk om de veiligheid te waarborgen.
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
Nadat de installatie is voltooid moet de unit worden getest,
om te controleren of de unit volgens voorschrift werkt. Geef de gebruiker duidelijke instructies over het gebruik en de schoonmaak van de binnenunit, overeenkomstig de han­dleiding. De gebruiker moet deze gebruiksaanwijzing samen met de handleiding zorgvuldig bewaren als naslagwerk voor toekomstig gebruik.
...... geeft een mogelijk gevaarlijke
situatie aan die, indien deze niet wordt vermeden, kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
....... geeft een mogelijk gevaarlijke
situatie aan die, indien deze niet wordt vermeden, kan leiden tot licht of gemiddeld let­sel. Deze aanduiding wordt ook gebruikt om de aandacht te vestigen op onveilige werkwi­jzen.
• Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel uitvoeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Voer de installatiewerkzaamheden uit overeenkomstig de installatiehandleiding. Door onoordeelkundige aanpassingen, reparaties en onoordeelkundig uitgevoerd onderhoud kunnen storingen, waterlekkage en elektrische schokken en brand ontstaan.
• Neem bij lekkage van koelmiddel contact op met uw dealer. Wanneer de binnenunit in een kleine ruimte is geïnstalleerd, moeten de nodige stappen worden genomen om te voorkomen dat bij lekkage de koelmiddelconcentratie te hoog wordt. Als de koelmiddelconcentratie te hoog wordt, kunnen er gebreken door zuurstofgebrek ontstaan.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven onderdelen en accessoires om het toestel te installeren. Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de airconditioner, waterlekkage, elektrische schokken, brand, enz. tot gevolg hebben.
• Installeer de airconditioner op een ondergrond die geschikt is voor het betreffende gewicht. Door een onvoldoende sterke ondergrond kan de airconditioner kantelen en daardoor letsel veroorzaken. Bovendien kan het leiden tot trillingen van andere apparaten en een vervelende trilgeluiden veroorzaken.
• Houd bij de aangegeven installatie rekening met harde wind, tropische stormen en aardbevingen. Een ondeskundige installatie kan tot ongevallen leiden, bijvoorbeeld omdat de airconditioner kantelt.
• Zorg ervoor, dat alle elektrische werkzaamheden door gekwalificeerd personeel, conform de betreffende wetgeving (opmerking 1) en deze installatiehandleiding worden uitgevoerd en dat een apart circuit wordt gebruikt. Bovendien moet voor een geschikte bedrading met de juiste lengte worden gezorgd; de bedrading in geen geval verlengen tot de vereiste lengte. Onvoldoende voedingsvermogen of een onjuiste elektrische constructie kan elektrische schokken of brand tot gevolg hebben. (opmerking 1) betreffende wetgeving wil zeggen “Alle inter-
nationale, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, regels en/;of andere codes die rele­vant en van toepassing zijn voor een bepaald product of bepaalde omgeving”.
• Zorg dat de airconditioner geaard is. Bevestig de aardedraad nooit aan gasleidingen, waterleidingen, bliksemafleiders of telefoonaardingskabels. Onvoldoende aarding kan kortsluiting of brand veroorzaken.
• Plaats een aardlekschakelaar. Het negeren van deze aanwijzing kan kortsluiting of brand veroorzaken.
• Zorg dat de stroom afgesloten is wanneer de electrische onderdelen worden aangeraakt. Het aanraken van onderdelen onder spanning kan een electrische schok tot gevolg hebben.
• Zorg voor een veilige bedrading; gebruik daarvoor de gespecificeerde kabels en voorkom dat externe krachten op de aansluitingen of bedrading kunnen worden uitgeoefend. Een ondeskundige aansluiting of bevestiging kan oververhitting of brand veroorzaken.
1 Nederlands
• De bedrading tussen de units binnen en buiten en de
VOORZORGSMAATREGELEN
bedrading naar de voedingsspanning moet correct worden aangelegd, zodat het deksel van de schakeldoos veilig kan worden afgesloten. Als het deksel niet goed op zijn plaats zit, raken de terminals oververhit, hetgeen een elektrische schok of brand kan veroorzaken.
• Als er tijdens installatiewerkzaamheden koelmiddelgas ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden. Als het koelmiddelgas tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Na beëindiging van de installatiewerkzaamheden moet worden gecontroleerd of er nergens koelmiddelgas naar buiten komt. Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen, zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen.
• Vermijd iedere rechtstreekse aanraking met weggelekt koelmiddel. Dit van tot ernstige verwondingen door bevriezingsverschijnselen leiden.
• Installeer de afvoerleiding overeenkomstig deze installatiehandleiding, zodat een goede afvoer wordt gegarandeerd, en isoleer de leiding om condensvorming te vermijden. Een onjuist geïnstalleerde afvoerleiding kan waterlekkage veroorzaken, waardoor het meubilair nat wordt.
• Installeer de airconditioner, de voedingskabel, bedrading van de afstandsbediening en de transmissiebekabeling op tenminste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van het ontvangen signaal niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL­verlichting. Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Installeer de unit niet op onderstaande plaatsen:
1. Waar kans is op olienevel, oliespray of damp,
bijvoorbeeld een keuken. Kunststof onderdelen kunnen worden aangetast waardoor onderdelen kunnen losraken en waterlekkage kan ontstaan.
2. Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
Koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen kunnen aangetast worden wat lekkage van koelmiddel tot gevolg kan hebben.
3. Waar er machines zijn die elektromagnetische golven
genereren. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem ontregelen en zo storingen aan de uitrusting veroorzaken.
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel
of ontvlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine. Als er gas lekt en rond de unit blijft hangen, kan dat tot ontbranding leiden.
• De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
2. VOOR INSTALLATIE
Bij het uitpakken van de binnenunit en bij het verplaatsen nadat de unit is uitgepakt, mag er geen druk op de leidin­gen (koelmiddel en afvoer) of de kunststofdelen worden uit­geoefend.
• Controleer vooraf of het koelmiddel dat voor de installatie wordt gebruikt, wel degelijk R410A is. (Het systeem functioneert niet correct indien het verkeerde koelmiddel wordt gebruikt.)
• Zie voor de installatie van de buitenunit, de installatiehandleiding die bevestigd is aan de buitenunit.
• Gooi geen accessoires weg voordat de installatie voltooid is.
• Bescherm de binnenunit voor beschadiging met verpakkingsmateriaal nadat deze naar de ruimte gedragen is. (1) Bepaal de route waarmee de unit naar de ruimte gedra-
gen wordt.
(2) Pak de unit niet uit voordat deze naar de installatielocatie
gedragen is. Als het noodzakelijk is de binnenunit uit te pakken, gebruik dan een draagband van zacht materiaal of bes­chermende platen met een touw bij het tillen om te voorkomen dat de unit beschadigt of bekrast raakt.
• Laat de klant de unit met behulp van de handleiding bedienen. Instrueer de klant over de werking van de unit (met name het reinigen van de luchtfilters, de bedieningsprocedures en temperatuurinstelling).
• Maak gebruik van de installatiesjabloon als referentie bij de keuze van de plaatsingslocatie (zit in de verpakking).
• Gebruik de unit niet in een zoutachtige omgeving zoals in kustgebieden, voertuigen, schepen of waar de voedingsspanning regelmatig schommelt, zoals in fabrieken.
• Vermijd statische elektriciteit van de body als de bedrading wordt aangelegd en het deksel van de schakeldoos is verwijderd. Elektrische onderdelen kunnen beschadigen.
2-1 ACCESSOIRES
Controleer of de volgende accessoires met de binnenunit zijn meegeleverd.
Naam
Hoeveelheid 1 stuks 1 stuks 8 stuks 7 stuks
Vor m
Naam
Hoeveelheid 1 vel 1 elk 1 elk 1 stuks
Vor m
(1) Afvoer-
slang
(5) Installat-
iesjabloon
(2) Metalen
klem
Isolatiema-
teriaal
(6) Voor
gasleidingen
(7) Voor
vloeisto-
fleidingen
(3) Sluitring
voor
ophanging
Afdichtmateri-
aal
(8) Groot
(9) Klein
(4) Klem
(10) Kunst-
stof bussen
Nederlands 2
Naam
Omdat de punten in de bedieningshandleiding die zijn
gemarkeerd met WAARSCHUWING en VOOR­ZORGSMAATREGELEN gemakkelijk tot letsel of schade kunnen leiden, is het absoluut noodzakelijk dat deze punten niet alleen aan de klant worden uitgelegd, maar dat de klant deze ook doorleest. Het is dus absoluut noodzakelijk om de punten vermeld als “GEEN STORING VAN DE AIRCONDITIONER” aan de klant uit te leggen en deze zorgvuldig door de klant te laten lezen.
Hoeveelheid 2 stuks 2 stuks
Vor m
(11) Kabel-
binder
(12) Schroef
voor kabel-
binder
M4 × 12
(Gemengd)
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
• Conformiteitsverklaring
2-2 OPTIONELE ACCESSOIRES
Voor deze binnenunit moet de afstandbediening apart wor-
den aangeschaft.
Er zijn 2 soorten afstandsbedieningen; draadgebonden en draadloos. Installeer de afstandsbediening op de door de klant aange­geven plaats. Raadpleeg de catalogus voor het geschikte model. (Zie de installatiehandleiding bevestigd aan de afstandsbedi­ening voor de installatie.)
LET BIJ DE WERKZAAMHEDEN OP DE ONDERSTA­ANDE PUNTEN EN CONTROLEER ZE NOGMAALS NADAT HET WERK IS VOLTOOID.
1. Items die moeten worden gecontroleerd nadat het installatiewerk is voltooid
Inspectiepunt
Zijn de binnen- en buite­nunit stevig bevestigd?
Zijn de instal­latiewerkzaamheden van de buiten- en bin­nenunits voltooid?
Hebt u een lektest uitge­voerd met de testdruk zoals gespecificeerd in de installatiehandleiding van de buitenunit?
Zijn de koelmiddelleiding en afvoerleiding volledig en correct geïsoleerd?
Stroomt de afvoer goed door?
Is de voedingsspanning gelijk aan de voedingss­panning op het typep­laatje van de airconditioner?
Weet u zeker dat de bedrading en leidingen in orde zijn?
Is de aarding in orde?
Zijn de afmetingen van de elektrische bedrading conform de specificatie?
In geval van een
defect
Vallen · trilling · ruis
Werkt niet · doorge­brand
Koelt niet/Verwarmt niet
Waterlekkage
Waterlekkage
Werkt niet · doorge­brand
Werkt niet · doorge­brand
Gevaar in geval van lekkage
Werkt niet · doorge­brand
Controleer kolom
Worden er in- of uitgan­gen van de binnen- of buitenunits geblokkeerd door obstakels? (Obstakels kunnen de luchtstroom belemmeren, waardoor de prestaties afnemen en de toestellen stuk kunnen gaan.)
Hebt u de lengte van de koelmiddelleidingen en de toegevoegde hoeveel­heid koelmiddel geno­teerd?
Koelt niet/Verwarmt niet
Lading van koelmiddel niet duidelijk
Controleer de punten van de “VEILIGHEIDSMAARREGELEN” nogmaals.
2. Items die moeten worden gecontroleerd bij levering
Inspectiepunt Controleer kolom
Heeft u de externe instellingen uitgevoerd? (indien nodig)
Zijn het deksel van de schakeldoos, het luchtfilter en het aanzuigrooster aangebracht?
Wordt tijdens het koelen koude lucht en tijdens het verwarmen warme lucht uitgeblazen?
Hebt u de bediening van het systeem aan de hand van de bedieningshandleiding uitgelegd aan de klant?
Hebt u het koelen, het verwarmen, de pro­gramma's koelen en automatisch (koelen/verwar­men) aan de hand van de bedieningshandleiding uitgelegd aan de klant?
Als u de ventilatorsnelheid op de thermostaat op OFF zet, hebt u het instellen van de ventila­torsnelheid dan uitgelegd aan de klant?
Hebt u de bedieningshandleiding en installatie­handleiding aan de klant overhandigd?
Punten voor uitleg van de bediening
3 Nederlands
3. KEUZE VAN DE PLAATSINGSLOCATIE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
Uitblaasopening
300
of meer
2.500 of meer vanaf vloerniveau
Vloerniveau
Obstakels
Luchtaanzuiging
Vereiste installatieruimte (mm)
Voor hoge installatie
Afb. 2
Wanneer de binnenunit uitgepakt en na het uitpakken ver­plaatst wordt, mag geen kracht op de leidingen (koelmid­del- en afvoerleidingen) en kunststof onderdelen worden uitgeoefend.
(1) Selecteer de installatieplaats die voldoet aan de vol-
gende voorwaarden en vraag toestemming van de klant.
Waar koude en warme lucht gelijkmatig in de kamer
wordt verspreid.
Waar zich geen obstakels in de luchtdoorlaat bevinden.
Waar afvoer kan worden gewaarborgd.
Waar het plafond aan de onderzijde niet schuin loopt.
Waar het stevig genoeg is om het gewicht van de bin-
nenunit te dragen. (Als het niet stevig genoeg is, kan de binnenunit gaan vibreren en zo in contact komen met het plafond wat een onprettig geratel kan veroorzaken.)
Waar voldoende ruimte voor de installatie en het onder­houd is gegarandeerd. (Zie Afb. 1 en Afb. 2)
Waar de leidinglengten tussen binnen- en buitenunits worden gegarandeerd en zo mogelijk binnen de toeges­tane afmetingen ligt. (Zie de installatiehandleiding die bevestigd is aan de buitenunit.)
Waar geen gevaar voor lekkage van ontvlambare gassen bestaat.
*30 of meer*30 of meer
(2) Gebruik van bevestigingsbouten voor de installatie.
Controleer of de plaatsingslocatie het gewicht van de unit kan dragen. Hang de unit zo nodig op met bouten nadat deze is verstevigd met balken enz. (Zie het installaties­jabloon (5) voor de bevestigingspunten.)
(3) Hoogte van het plafond
De unit kan aan plafonds tot een hoogte van 4,3 m (voor model 32·63, 3,5 m) worden geïnstalleerd.
4. VOORBEREIDING VOOR DE INSTAL­LATIE
(1) Controleer de locaties van de ophangbouten voor de
binnenunit, uitlaatgaten van de leidingen, uitlaatgat van de afvoerleiding en inlaatgat van de elektrische bedrading. (Zie Afb. 3)
GH
200
Linker uitgangsgat van de afvoerleidingen
Vooraanzicht
Plaats van de bedradingsuitgang aan de achterkant
J
Gat in de muur van de afvoerleiding aan de achterkant (φ100-gat)
5
175
Als extra ruimte is vereist voor het * gedeelte, kan het onder­houd gemakkelijker worden uitgevoerd indien een ruimte van 200 mm of meer is gegarandeerd.
Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel, bedrading van de afstandsbediening en transmissie op ten­minste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van het ontvangen signaal niet voldo­ende zijn om de storing te elimineren.)
Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlicht­ing. Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snel­starter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
Afb. 1
A Afmetingen van de unit
B Hangende locatie
C
D
E
210
260
Hangende locatie
690 Afmetingen van de unit
Maateenheid: mm
Modelnaam
(FXHQ-)
Type 32 960 920 378 324 270 375 398 377 260 Type 63 1270 1230 533 479 425 530 553 532 415
Type 100 1590 1550 693 639 585 690 713 692 575
Zicht vanaf het plafond
F
Uitblaasopening
Positie van de bedradingsuitgang op het bovenpaneel
Bevestigingsbout (4 stuks)
Aansluitposities van de
Afb. 3
ABCDEFGHJ
vloeistofzijleidingen op het bovenpaneel
Aansluitpositie van de afvoerleidingen op het bovenpaneel
87
30
163
Aansluitpositie van de gasleidingen op het bovenpaneel
189
Nederlands 4
(2) Breng de opening voor de ophangbouten, leidinguit-
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Achterste knop
Afb. 5
Afdekplaat
Accessoires
Bevestigingsbout voor het afdekpaneel (M4)
Afb. 6
gang, afvoerleiding en ingang voor de elektrische bedrading aan.
Gebruik daarvoor de installatiesjabloon (5).
Bepaal de plaatsen van de ophangbouten, leidinguit-
gang, afvoerleiding en ingang voor de elektrische bedrading. En maak het gat.
(3) Verwijder de onderdelen van de binnenunit.
1) Verwijder het aanzuigrooster.
Schuif de bevestigingsknoppen van het aan-
zuigrooster (type 32: 2 plaatsen voor elk, type 63 en 100: 3 plaatsen voor elk) naar achteren (zoals aangegeven door de pijl) om het aanzuigrooster zo ver mogelijk te openen. (Zie Afb. 4)
Houd het aanzuigrooster open, houd de knop aan de achterzijde van het aanzuigrooster vast en trek het aanzuigrooster tegelijk naar voren om het te verwij­deren. (Zie Afb. 5)
Bevestigingsknop
Aanzuigrooster
Afb. 4
Kunststof bussen (10) (accessoire)
3) Bevestigingsbeugels verwijderen.
Draai de 2 bouten (M8) voor het monteren van de
bevestigingsbeugel aan beide kanten 10 mm los (4 plaatsen links en rechts). (Zie Afb. 7 en Afb. 8)
Verwijder de bevestigingsbout (M5) van de bevestig­ingsbeugel aan de achterzijde en trek de beugel naar achteren (richting van de pijl) om deze te verwij­deren. (Zie Afb. 8)
Bout (M8)
10 mm losdraaien
Los onderdeel (om vanaf de bovenkant binnen te brengen)
Los onderdeel (om vanaf de achterkant binnen te brengen)
Kunststof bussen (10) (accessoire)
Binnenunit
2) Verwijder de afdekpanelen aan de zijkanten (links, rechts).
Verwijder de bevestigingsschroef van het afdekpa­neel (één aan elke zijde), en trek het paneel naar voren (richting van de pijl) om het te verwijderen.
(Zie Afb. 6)
Verwijder de accessoires. (Zie Afb. 6)
Bevestigingsbeugel
Afb. 8
Bevestigingsbout voor beugel (M5)
Hangermontagebout (M8)
Losdraaien
Afb. 7
Bevestigingsbeugel
De tape (melkwit) aan de buitenkant van de binnenunit niet verwijderen. Dit kan een elektrische schokken of brand veroorzaken.
(4) Monteer de bouten van bevestigingsbeugel
Gebruik M8 of M10-bouten voor het ophangen van de
binnenunit.
Stel de lengte van de bout voor de bevestigingsbeugel vooraf af ten opzichte van het plafond. (Zie Afb. 9)
Gebruik inslagankers voor de bestaande bouten en plug­gen en pluggen of funderingsbouten voor nieuwe bouten, en bevestig de binnenunit stevig aan het gebouw zodat dit de massa van de unit kan weerstaan. Stel bovendien vooraf de lengte ten opzichte van het pla­fond in.
Open de gewenste opening aan de ingangszijde
5 Nederlands
voor de bedrading aan de achter- of bovenkant en breng de meegeleverde kunststof bus (10) aan.
Als de bevestigingsbout te lang is, kan de binnenunit of kun­nen andere materialen hierdoor beschadigd raken of breken.
OPMERKING
De onderdelen uit Afb. 9 worden ter plaatse beschikbaar
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
WAARSCHUWING
Plafondplaat
Funderingsbout
Bevestigingsbout
Plafondoppervlak
25-55 mm
Afb. 9
Bevestigingsbeugel
Moer (uit voorraad ter plaatse)
Bevestigingsbout
Ring voor bevestigingsbeugel (3) (accessoire)
Dubbele moeren
Afb. 10
A
A.B
B
≤1°
≤1°
≤1°
Afb. 12
gesteld.
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
De optionele onderdelen kunnen het beste voor de instal­latie aan de buitenunit worden bevestigd. Zie ook de instal­latiehandleiding van de optionele onderdelen. Gebruik de reeds bevestigde en gespecificeerde onderdelen voor de installatie.
(1) Bevestig de beugel met de bevestigingsbout.
(Zie Afb. 10)
Gebruik, in verband met de veiligheid, een ring voor de beu­gel (3) (accessoire) en draai de dubbele moeren stevig vast.
Bevestigingsbeugel
Versterkingsplaat Wanneer de unit
wordt opgetild mag dit aan de versterkingsplaten gebeuren.
Bevestigingsdeel
Bout voor bevestigingsbeugel (M8)
Bevestigingsbout voor beugel (M5)
Afb. 11
(5) Als de binnenunit wordt opgehangen, gebruik dan een
waterpas voor een correcte uitlijning i.v.m. een betere afvoer en exacte installatie. Of, indien dit bij de instal­latie ter plaatse mogelijk is, monteer de afvoerzijde iets lager. (Zie Afb. 12)
Als de unit aan de andere kant iets lager hangt, kan dat
waterlekkage veroorzaken.
• Steek geen materialen in de ruimte tussen de bevestig­ingsbeugel en de ring (3) anders dan gespecificeerd.
De bevestigingsbouten kunnen uit de beugel komen, tenzij de ringen correct zijn aangebracht.
(2) Til de binnenunit op, schuif hem vanaf de voorkant in
de bevestigingsbeugel en draai de bevestigingsbout (M8) provisorisch vast. (Zie Afb. 11)
(3) Draai de bevestigingsbouten (M5) op 2 plaatsen vast,
d.w.z. op die plaatsen waar ze voorheen ook zaten. (Zie Afb. 11) Het is absoluut noodzakelijk om de binnenunit correct uit te lijnen.
(4) Draai de bevestigingsbouten (M8) van de beugel op alle
4 places stevig vast. (Zie Afb. 11)
A. Als de afvoerleiding rechts, of aan de rechter- en achter-
zijde iets overhelt.
Zet hem waterpas, of laat hem iets overhellen naar rechts of naar achteren. (minder dan 1°)
B. Als de afvoerleiding links, of aan de linker- en achterzi-
jde iets overhelt.
Zet hem waterpas, of laat hem iets overhellen naar links of naar achteren. (minder dan 1°)
Nederlands 6
De unit moet stevig worden bevestigd op een plaats die geschikt is voor het gewicht.
Als de sterkte onvoldoende is, kan de unit vallen en licha­melijk letsel veroorzaken.
6. DE KOELMIDDELLEIDING
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Momentsleutel
Steeksleutel
Felsmoer
Verbindingspunt
Afb. 13
Zie voor de installatie van de koelmiddelleiding van de buite­nunit, de installatiehandleiding van de buitenunit.
Voer de isolatie van zowel de gas- als koelmiddelleiding zorgvuldig uit. Als de isolatie ontbreekt, kan dat tot waterlek­kage leiden. Gebruik voor de gasleiding isolatiemateriaal dat geschikt is voor temperaturen tot ten minste 120°C. Voor gebruik bij een zeer hoge luchtvochtigheid moet het isolatie­materiaal van de koelmiddelleiding worden versterkt. Als deze niet is versterkt, kan het oppervlak van het isolatiema­teriaal gaan zweten.
Controleer voor de installatie of koelmiddel R410A beschik­baar is. (Tenzij koelmiddel R410A wordt gebruikt, is geen normale werking mogelijk.)
Deze airconditioner is een model dat gebruik maakt van nieuw koelmiddel R410A. Controleer de hieronder getoonde vereisten en voer het installatiewerk uit.
• Gebruik voorgeschreven gereedschap voor het zagen
en optrompen van leidingen voor R410A.
• Coat bij het maken van een felsverbinding de binnen-
kant van de fels alleen met etherolie of esterolie.
• Gebruik alleen de aan de unit bevestigde felsmoeren.
Als andere felsmoeren worden gebruikt, kan dat tot lekkage van koelmiddel leiden.
• Om verontreinigingen of vocht binnen in de leidingen
te voorkomen, moeten klembeugels of tape voor de
leidingen worden gebruikt. Voeg geen andere media dan het gespecificeerde koelmiddel, zoals bijvoorbeeld lucht, toe aan het koelmiddelcircuit. Als tijdens het gebruik koelmiddel weglekt, ventileer de ruimte dan.
Verwijder de versteviging voor verpakking en aflevering (ver-
sterkingsplaat) voordat de werkzaamheden voor de koelmid­delleidingen worden uitgevoerd. (Zie Afb. 18)
Het koelmiddel is vooraf bijgevuld in de buitenunit.
Zorg dat voor het aansluiten of verwijderen van de koelmid-
delleidingen een steeksleutel en een momentsleutel zoals getoond in Afb. 13 worden gebruikt. Zie Tabel 1 voor de afmetingen het felsgedeelte.
Coat bij het maken van een felsverbinding de binnenkant van de fels alleen met etherolie of esterolie. (Zie Afb. 14) Draai de felsmoer vervolgens 3 tot 4 omwentelingen met de hand en draai de moer verder in.
Coat de binnenkant van de fels alleen met etherolie of esterolie
Afb. 14
Zie Tabel 1 voor het betreffende aanhaalmoment.
Tabel 1
Leidingafmet-
ingen (mm)
6,4 15,7 ± 1,5 8,9 ± 0,2
9,5 36,3 ± 3,6 13,0 ± 0,2
12,7 54,9 ± 5,4 16,4 ± 0,2
15,9 68,6 ± 6,8 19,5 ± 0,2
Aanhaalmo-
ment (N·m)
Afmeting voor uitvoering fels
A (mm)
90°±2°
Felsvorm
R0,4-0,8
45°±2°
A
Zorg dat geen olieresten op het schroefgedeelte van de kunststofdelen achterblijven.
Door olieresten kan het schroefgedeelte verzwakken.
Draai de felsmoeren niet te strak vast.
Als een felsmoer breekt, kan koelmiddel weglekken.
Als een momentsleutel ontbreekt, gebruik dan Tabel 2 als vuistregel. Als de fels met steeds vaster met een steeksleutel wordt aangedraaid, komt er een punt waarop het aanhaal­moment plotseling stijgt. Vanaf dat punt moet de moer tevens onder de hoek, zoals aangegeven in Tabel 2, worden vastge­draaid. Controleer na de werkzaamheden zorgvuldig of ner­gens een gaslek is. Als de moer niet volgens voorschrift wordt vastgedraaid, kan langzaam koelmiddel weglekken en zo tot storingen leiden (bijv. geen koeling of verwarming).
Tabel 2
Leidingafmet-
ingen (mm)
6,4 60° – 90° Circa 150 mm
9,5 60° – 90° Circa 200mm 12,7 30° – 60° Circa 250mm 15,9 30° – 60° Circa 300mm
Aandraaihoek
Aanbevolen armlengte van
gereedschap
De isolatie van de leidingen moet ter plaatse tot aan de aansluitingen in de behuizing worden uitgevoerd.
Als de leiding aan de buitenlucht wordt blootgesteld, kan dit zweten, brandwonden door aanraken van de leiding, een elektrische schok of brand door het aanraken van de bedrading van de leiding veroorzaken.
Na de lektest, zie Afb. 15, zowel de gas- als vloeistofaanslu- iting met het meegeleverde gezamenlijke isolatiemateriaal (6) en (7) isoleren, om de leidingen te beschermen tegen blootstelling. Zet de beide uiteinden van het isolatiemateriaal vast met de klem (4).
7 Nederlands
Wikkel het afdichtingsmateriaal (klein) (9) alleen rond het
Isolatiemateriaal voor bevestigingspunt (6) (accessoire)
Isolatiemethode voor gaszijleidingen
Isolatiemateriaal voor leidingen (binnenunit-zijde)
Laat geen speling over
Wikkel vanaf de bovenkant van de unit
Afdichtmateriaal (klein) (9) (accessoire)
Breng de zoom naar de bovenkant
Felsmoerverbinding
Isolatiemateriaal voor leidingen (vanuit voorraad ter plaatse)
Om zweten te voorkomen mag de leiding niet aan de buitenlucht worden blootgesteld
Klem (4) (accessoire)
Zet het isolatiemateriaal van de leidingen vast
Isolatiemethode voor vloeistofzijleidingen
Isolatiemateriaal voor bevestigingspunt (7) (accessoire)
Felsmoerverbinding
Isolatiemateriaal voor leidingen (vanuit voorraad ter plaatse)
Om zweten te voorkomen mag de leiding niet aan de buitenlucht worden blootgesteld
Afb. 15
Breng de zoom naar de bovenkant
Isolatiemateriaal voor leidingen (binnenunit-zijde)
Laat geen speling over
Klem (4) (accessoire)
Zet het isolatiemateriaal van de leidingen vast
Gasleidingen
Vloeistofleiding
Binnenunit
Afdekking bovenkant
Doorvoerdeksel voor achterste leidingen
Afgezaagd
Afgezaagd
Bovenpaneel
Afb. 16
Aanzicht vanaf luchtinlaatzijde
Zaag op deze plaat af, waarbij het knopgedeelte van de afdekking niet mag worden geraakt
Naar boven lopende koelmiddelleidingen L-vormige aftakkingsleidingkit (Optioneel accessoire)
Afb. 17
Schroef (terugplaatsen in de binnenunit)
Afdekpaneel (rechts) Scheidingsonderdelen
Als de afvoerleiding alleen aan de rechterkant wordt aangelegd, zaag dan alleen dit gedeelte.
Steun voor pakking en toevoer (verstevigingsplaat)
Koelmiddelleiding rechterkant
Afvoerleidingen achterkant
Koelmiddelleidingen achterkant
Afvoerleiding rechterkant
Afb. 18
isolatiemateriaal voor verbindingsstukken (6) (gedeelte van flare-moer) bij de gasleiding.
Zorg dat de naad van het isolatiemateriaal voor verbind­ingsstukken (6) en (7) zich aan de bovenzijde bevindt.
(3) Voor leidingen aan de rechterzijde
Verwijder de versteviging voor verpakking en aflevering (ver-
sterkingsplaat) van de rechterzijde, en draai de schroef weer in de originele positie in de unit. (Zie Afb. 18)
Snijd een gat in het afdekpaneel (rechterzijde) en sluit de leidingen aan. (Zie Afb. 18)
(1) Voor de achterste leidingen
Verwijder de achterkant via de afdekking en sluit de leidingen aan. (Zie Afb. 16 en Afb. 18)
(2) Voor de achterste leidingen
Voor leidingen aan de bovenkant is de L-vormige leidin-
gaansluitset (optionele accessoire) vereist.
Verwijder het doorvoerpaneel en gebruik de L-vormige leidingaansluitset (als optie verkrijgbare accessoire) voor het aansluiten van de leidingen. (Zie Afb. 16 en Afb. 17)
Nederlands 8
Nadat de leidingen zijn aangebracht moet de verwijderde afdekking langs de vorm van de leidingen gezaagd en gemonteerd worden. Ook voor het bovenste afdekpaneel, dat eerder was verwij­derd, geldt dat de leiding naar de motor en thermistor via de klem van de bovenste afdekking moet lopen en vastgezet worden. (Zie Afb. 16 en Afb. 19) Let er daarbij op dat iedere opening tussen de leidingen en het deksel en de moet worden afgedicht om te voorkomen dat stof in de binnenunit komt.
Voor het solderen van de koelmiddelleiding eerst stikstof
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
Thermistorkabel
Kabel van horizontale bladmotor
Klemgedeelte van afdekking aan de bovenkant
Afb. 19
Aanzicht vanaf luchtinlaatzijde
Achterzijde (metaalplaat) Te verwijderen onderdelen
Stopverf of isolatie (ter plaatse aanleveren)
Linkerzijde Afvoerpijp
Linkerkant Onderdelen losmaken
Achterzijde links Afvoerpijp
Afb. 21
Beschermrooster
Bevestigingsschroef voor veiligheidsscherm
Afb. 22
door de koelmiddelleidingen laten stromen, zodat de lucht door stikstof wordt vervangen. Pas daarna solderen (Opm.
2). (Zie Afb. 20) Nadat de soldeerwerkzaamheden zijn voltooid moet de felsverbinding met de binnenunit worden gemaakt.
Drukregelklep
Soldeerplaats
Stikstof
Koelmiddelleiding
Tape
Stikstof
Stopklep
Afb. 20
7. DE AFVOERLEIDING
(1) Installeer een afvoerleiding.
Installeer een afvoerleiding zodat het afvoeren wordt
gewaarborgd.
Afvoerleidingen moeten conform onderstaande aanwijzin­gen worden aangesloten: Voor de rechter achter-/rechterzi­jde, zie Afb. 18 van “6. DE KOELMIDDELLEIDING”, en voor de linker achter-/linkerzijde. zie Afb. 21.
Als de afvoerleiding links achter-/aan de linkerzijde worden aangebracht, verwijder dan het veiligheidsnet. Verwijder daarna de dop van de afvoeraansluiting en het isolatiemate­riaal dat op de afvoeraansluiting aan de linkerzijde is aange­bracht en breng dit aan op de afvoeraansluiting aan de rechterzijde. Steek daarbij de dop van de afvoeraansluiting helemaal naar binnen om waterlekkage te vermijden. Breng het veiligheidsscherm na de installatie van de afvoer­leiding (1) (toebehoren), in omgekeerde volgorde weer aan.
(Zie Afb. 22)
Kies een vergelijkbare of grotere leidingdiameter dan die van
de aansluitleiding (1) (toebehoren) (PVC-leiding, nominale diameter 20 mm, uitwendige diameter 26 mm).
Monteer de leidingen zo kort mogelijk onder een neerwaar­tse hoek van 1/100, zodat stilstaande lucht wordt vermeden. (Zie Afb. 23 en Afb. 24) (Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid veroorzaken)
1. De vereiste druk om stikstof door de leidingen te laten stro­men bedraagt ca. 0,02 MPa, deze druk voelt aan als een windvlaag en kan via een drukregelklep worden geregeld.
2. Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen soldeert. Gebruik fosforkopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/ B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel nodig is. (Als vloeimiddel op chloorbasis wordt gebruikt, zul­len de leidingen corroderen en als het middel fluor bevat zal het de koelmiddelolie aantasten en het koelmiddelcircuit aanzienlijk beschadigen.)
3. Als een lektest van de koelmiddelleidingen van de bin­nenunit wordt uitgevoerd, nadat de installatie van de bin­nenunit is voltooid, moet de installatiehandleiding die aan de buitenunit is bevestigd worden geraadpleegd voor de testdruk. Zie ook de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische documentatie voor de koelmiddelleidingen.
4. Bij een tekort aan koelmiddel omdat werd vergeten koelmid­del bij te vullen enz., zal de unit niet meer naar behoren werken, dus niet koelen of verwarmen. Zie ook de instal­latiehandleiding van de buitenunit of de technische docu­mentatie voor de koelmiddelleidingen.
Gebruik geen antioxidant wanneer u koelmiddelleidin­gen soldeert.
Dit kan storingen aan componenten en verstopping van de leidingen veroorzaken.
9 Nederlands
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Goed
Afdichtmateriaal (Groot) (8) (accessoire)
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afb. 25
Maak geen opening om condensvorming te vermijden.
Fout
Afb. 23
Niet optillen
1-1,5m
Neerwaartse hoek van 1/100 of meer
Zorg dat hij niet slap hangt
Zorg dat hij niet in het water hangt
Steunen
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afdichtmateriaal (groot) (8) (accessoire)
(Voor rechter achterzijde/ rechterzijde)
Vastzetplaats
Afdichtmateriaal (Groot) (8) Aanbrengrichting
Ca. 45°
Insteekrichting voor de schroevendraaier
Ca. 45°
Metalen klem (2) (accessoire)
Ca. 45°
(Voor rechter achterzijde/ rechterzijde)
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afdichtmateriaal (Groot) (8) (accessoire)
Afb. 24
Als het afvoerwater stilstaat in de afvoerleiding, kan de leiding verstopt raken.
Maak gebruik van de meegeleverde afvoerslang (1) en met­alen klem (2). Steek de afvoerslang (1) in de onderkant van de afvoeraansluiting en draai de metalen klem (2) aan de onderkant van de afvoeraansluiting goed vast.
(Zie Afb. 25 en Afb. 26)
(Monteer de metalen klem (2) zodat het vastgezette deel een hoek van ca. 45° heeft, zoals weergegeven in Afb. 26.) (Bind de afvoeraansluiting en afvoerslang niet aan elkaar. In dat geval kan geen onderhoud en inspectie van de warmtewisselaar e.d. worden uitgevoerd.)
Als een oude afvoerslang of een bocht of een klem wordt gebruikt, kan waterlekkage worden veroorzaakt.
Buig het uiteinde van de metalen klem (2) zodanig, dat het afdichtmateriaal niet uitpuilt. (Zie Afb. 26)
Wikkel, bij het aanbrengen van de isolatie, het afdichtmateri­aal (groot) (8) in de richting van de pijl, beginnend bij de onderkant van de metalen klem (2) en afvoerslang (1).
(Zie Afb. 25 en Afb. 26)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Buig het uiteinde zonder het afsluitmateriaal te scheuren (Groot) (8).
Afb. 26
Zorg dat alle afvoerleiding worden geïsoleerd, die naar bin­nen gaan.
De afvoerslang (1) binnenin de binnenunit niet doorbuigen. (Zie Afb. 27)
(Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid veroorzaken.) (Als de afvoerslang (1) doorbuigt, kan het aanzuigrooster beschadigd raken.)
Niet doorbuigen
Afb. 27
Monteer steunen op een afstand van 1 tot 1,5 m, zodat de leiding niet door kan buigen. (Zie Afb. 23)
Om de voorkomen dat stof in de binnenunit komt, moet de opening van de afvoerleiding worden afgedicht met stopverf of isolatiemateriaal (ter plaatse aan te leveren), zodat er geen enkele opening meer overblijft. Mochten de leidingen en bedrading van de afstandsbedien­ing door dezelfde opening worden aangelegd, dicht de opening tussen de afdekking en leidingen dan af nadat 8.
HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRAD-
Nederlands 10
ING is voltooid.
< VOORZORGSMAATREGELEN >
Centrale afvoerleiding Als het afvoerwater stilstaat in de afvoerleiding, kan de leiding verstopt raken.
100 mm of
meer
Monteren met neerwaartse hoek van 1/100 of meer, zodat de lucht niet stilstaat.
Afb. 28
Schroef
Versteviging voor verpakking en aflevering (versterkingsplaat)
Afb. 30
Om extreme kracht op de afvoerslang (1) te vermijden, mag deze niet bekneld of gedraaid zijn. (Dit kan waterle­kkage veroorzaken.)
Volg de instructies in Afb. 28 voor het aanleggen van de centrale afvoerleiding. Kies voor de dikte van de centrale afvoerleiding een dikte die overeen komt met de capacit­eit van binnenunit. (Zie het technisch document)
Afvoerleidingen aansluiten. Sluit de afvoerleiding niet direct aan op een riool dat ruikt naar ammoniak. De ammoniak in het riool kan door de afvoerleiding stromen en zo de corrosie aan de warmtewisselaar van de binnenunit veroorzaken.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de pompset als een pompset (optionele accessoire) gemonteerd wordt.
(2) Controleer, nadat u de afvoerleiding heeft geïnstal-
leerd, of deze gemakkelijk doorstroomt.
Giet ter controle van de afvoer voorzichtig ca. 0,6 liter water in de afvoerbak van de luchtuitlaat. (Zie Afb. 29)
Luchtuitblaasopening
100 mm of meer
Plastic container voor water (Daarvoor is een buis van 100 mm nodig)
Afb. 29
Monteer, nadat u de afvoerleiding heeft geïnstalleerd, de ver­steviging voor verpakking en aflevering (versterkingsplaat), die was verwijderd conform de aanwijzingen in hoofdstuk “6. DE KOELMIDDELLEIDING”. Aan de rechterzijde hoeft de versteviging voor verpakking en aflevering niet perse gemonteerd te worden (versterkingsp­laat). (Zie Afb. 30)
8. HET AANLEGGEN VAN DE ELEK­TRISCHE BEDRADING
8-1 ALGEMENE INFORMATIE
Zorg ervoor, dat alle elektrische bedradingswerkzaamheden
door gekwalificeerd personeel, conform de betreffende wet­geving en deze installatiehandleiding worden uitgevoerd en dat een apart circuit wordt gebruikt. Onvoldoende voedings­vermogen of een onjuiste elektrische constructie kan elek­trische schokken of brand tot gevolg hebben.
Plaats een aardlekschakelaar. Het negeren van deze aanwi­jzing kan kortsluiting of brand veroorzaken.
Zie voor het aanleggen van de elektrische bedrading ook het “BEDRADINGSSCHEMA” op het deksel van de schakel­doos.
Leg de bedrading tussen de buitenunits, binnenunits en de afstandsbedieningen overeenkomst het bedradingsschema aan. Installeer en bedraad de afstandsbediening overeenk­omstig de “installatiehandleiding” die op de afstandsbedien­ing is bevestigd.
Meerdere binnenunits zijn met één buitenunit verbonden. Geef elke indoorunit een naam zoals A-unit, B-unit, …enz. Wanneer deze binnenunits op de buitenunit en de BS-unit worden aangesloten, moet er op worden gelet dat de bedrad­ing van de binnenunit altijd op de aansluiting met hetzelfde symbool als op het klemmenblok wordt aangesloten. Wan­neer de bedrading en de leidingen op de verschillende bin­nenunits zijn aangesloten en ingeschakeld worden, ontstaat een storing.
De airconditioner moet geaard worden. De aardingsweerstand moet voldoen aan de plaatselijke wet­geving.
Sluit de aardebedrading niet aan op gas- of waterleidingen, bliksemafleiders of telefoonaardebedrading.
• Gasleidingen........... Wanneer er gas lekt kan dit in brand
vliegen of een explosie veroorza­ken.
• Waterleidingen........ PVC-leidingen kunnen niet als aard-
ing worden gebruikt.
• Bliksemafleiders of telefoonaardingskabels....................
De elektrische spanning kan enorm oplopen wanneer de bliksem inslaat.
Schakel de voedingsspanning (hoofdschakelaar, overspan­ningsschakelaar) niet in voordat alle werkzaamheden zijn beëindigd.
Installeer en bedraad de afstandsbediening overeenkomstig de “installatiehandleiding” die op de afstandsbediening is bevestigd.
Raak de printplaten niet aan. Dit kan tot storingen leiden.
11 Nederlands
8-2 ELEKTRISCHE KARKATERISTIEKEN
Binnenunit Voeding
Span-
Model Hz Volt
FXHQ32AVEB FXHQ63AVEB
FXHQ100AVEB
50
220-
240
ningsge-
bied
Max. 264
Min. 198
MCA MFA kW FLA
0,8 16 0,060 0,6 0,8 16 0,091 0,6 1,6 16 0,150 1,3
MCA: min. circuitstroomsterkte (A); MFA: max. zekeringstroomsterkte (A) kW: nominaal uitgangsvermogen ventilatormotor (kW); FLA: stroomsterkte bij volledige belasting (A)
Ventilatormo-
tor
8-3 SPECIFICATIE VOOR DE VOEDINGSPANNING
OPMERKING
Verbinding van 2 bedradingen van dezelfde grootte moeten aan beide zijden worden uitgevoerd.
Verbinding van bedrading aan verschillende zijden is verboden.
Verbinding van 2 bedradingen aan één zijde is verboden.
Inkeping
Krimpringaansluiting
Cupring
TER PLAATSE VOOR ZEKERINGEN EN BEDRADING
Bedrading van de
Voedingsspanning bedrading
Model
FXHQ32AVEB
FXHQ63AVEB
FXHQ100AVEB
Zekerin-
gen ter
plaatse
16A
Bedrad-
ing
H05VV-U3G
OPMERK-
ING 1)
Afmetin-
gen
Bedrading-
safmetingen
en lengte
moeten over-
eenkomen
met de plaat-
selijke
voorschriften
De maximaal toegestane lengte van de bedrading van de afstandsbediening en de transmissie mag niet langer zijn dan: (1)Bedrading afstandsbediening (binnenunit -
afstandsbediening).................................max. 500 m
(2)Transmissiebedrading .....totale bedradingslengte 2.000 m
Buitenunit - binnenunit......................max.1.000 m
Buitenunit - BS-unit ..........................max.1.000 m
BS-unit - binnenunit..........................max.1.000 m
Binnenunit - binnenunit.....................max.1.000 m
afstandsbediening
Transmissiebedrading
Bedrading
Vinylkabel
met mantel
of kabel (2-draads) OPMERK-
ING 2)
Afmetin-
gen
0,75-
1,25mm
Maak gebruik van de vereiste bedrading, sluit deze goed aan en bevestig deze zodanig dat een externe kracht, die op de aansluitingen kan inwerken, deze niet los kunnen maken.
Gebruik een geschikte schroevendraaier om de aansluit­ingsschroeven goed vast te draaien. Wanneer een verkeerde schroevendraaier wordt gebruikt, kan de schroefkop besch­adigd raken en kan de schroef niet goed vast worden gedraaid.
Wanneer een aansluiting te vast wordt vastgedraaid, kan deze beschadigd raken. Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalmoment van de aansluitingen.
Aanhaalmoment
(N·m)
2
Klemmenblok voor de bedrading van de afstandsbediening en de transmissie
Klemmenblok voor de voedingsspanning 1,47±0,14 Aardklem 1,69±0,25
0,88±0,08
Verleg de bedrading zodanig dat de aardleider uit de inkeping van de cupring naar buiten komt. (In het andere geval kan het aardleidercontact onvoldoende zijn en kan het aardingseffect verloren gaan.)
Bij gevlochten bedrading mag niet worden gesoldeerd.
1. Wordt alleen getoond in geval van beschermde leidingen.
Maak in het geval dat geen sprake is van bescherming gebruik van de H07RN-F.
2. Vinyldraad met mantel of kabel (isolatiedikte: 1 mm of meer)
8-4 BEDRADINGSMETHODE
<<Waarschuwing voor het bedraden>>
De binnenunits in hetzelfde systeem kunnen op de voed-
ingsspanning van één hoofdschakelaar worden aangeslo­ten. De hoofdschakelaar, de overspanningsschakelaar en de bedrading moeten echter voldoen aan de desbetreffende wetgeving.
Voor de aansluiting op het klemmenblok, moet gebruik wor­den gemaakt van de krimpringaansluitingen met geïsoleerde huls, of de bedrading moet effectief worden geïsoleerd.
Isolatiekous
Bedrading
Wanneer het bovenstaande niet aanwezig is, moet het onderstaande in acht worden genomen.
Het is verboden om een 2-draads transmissiebedrading met twee verschillende afmetingen naar het klemmenblok voor de voedingsspanning te gebruiken.
Ringtype krimpaansluiting
<Bedrading voedingsspanning • aardingsbedrading • bedrading afstandsbediening • verbindingsmethode trans­missiebedrading>
(1) Houdt de schakeldoos vast, draai de bevestigingsschro-
even (2 stuks) los en verwijder het deksel van de schakel­doos (Zie Afb. 31).
(2) Snijd de uitdrukopening weg en breng de kunststofbus (10)
(accessoire) op de achterkant of de bovenkant (metaal­blad) aan.
(3) Trek de voedingskabel door het gat en sluit de kabel aan op
het klemmenblok voor de voedingsspanning (X2M; tweepolig ) (Zie Afb. 31). Sluit de aardingsbedrading aan op de aardingsaansluiting. Bindt de kabels vervolgens met behulp van de meegeleverde kabelbinders (11) en klem (4) tot een bundel, zodat er geen spanning kan komen te staan op het gedeelte van de transmissiebedrading. (Zie Afb. 32)
(4) Trek de bedrading van de afstandsbediening en de trans-
missie door het gat en sluit de bedrading van de afstands­bediening aan op [P1·P2] en de bedrading van de transmissie aan op [F1·F2](geen polariteit) (Zie Afb. 32). Bindt de kabels vervolgens met behulp van de meege­leverde kabelbinders (11) en klem (4) tot een bundel, zodat er geen spanning kan komen te staan op het gedeelte van de transmissiebedrading. (Zie Afb. 32)
(Hierdoor kan een abnormale verhitting ontstaan wanneer de bedrading niet goed is vastgezet.)
Nederlands 12
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
Klemmenblok voor bedrading
Transmissiebedrading
Bedrading van de afstandsbediening
Klem (4)
(accessoire)
Bedrading voor voedingsspanning en aarding
Kabelbinder (11) (accessoire)/ schroef voor kabelbinder (12) (accessoire)
Kabelbinder (11) (accessoire)/ schroef voor kabelbinder (12) (accessoire)
(1) Monteer de kabelbinder aan de ingangszijde. (2) Zet de bedrading vast met klemmen, zodat er geen
spanning op de aansluiting komt te staan.
(3) Om te voorkomen dat de voedingsbedrading en de
aardingsbedrading kwijtraakt, moet u de klem zo vastmaken dat de onderdelen stevig aan het aansluitingenblok vastzitten.
Afb. 32
afstandsbediening/ transmissie (X1M)
R10 of hoger
Bedrading van afstandsbediening (geen polariteit)
<Verbindingsmethode voor de bedrading voor lage spanning>
Klemmenblok voor de voedingsspanning (X2M)
Bedrading van transmissie (geen polariteit)
Verboden
Nooit de bedrading voor de voedingsspanning aansluiten.
• Niet solderen.
Printplaat
Schakeldoos
Bevestigingsschroeven deksel schakeldoos (2 stuks)
Vorm de bedrading tijdens het bedraden zodanig dat het deksel van de schakeldoos op een veilige manier kan wor­den afgesloten. Wanneer het deksel van de schakeldoos niet goed vastzit, kan de bedrading onder water komen te staan of tussen de doos en het deksel vast komen te zitten en een elektrische schok of brand het gevolg kan zijn.
L
N
R10 of hoger
Voedingsspanning bedrading
• Niet solderen. <Verbindingsmethode voor de bedrading
voor hoge spanning>
(Zie Afb. 32)
Doorvoergat voor bedrading
Voedingsbedrading en aardingsbedrading
Deksel van schakeldoos
Afb. 31
Aardklem
Aardingsdraad
Deksel van doorvoerleiding
Bedrading voor afstandsbediening en transmissie
Bedradingsschemalabel
Wanneer bedradingswerkzaamheden worden uitgevoerd mag de printplaat niet worden aangeraakt. Anders kan dit tot storingen leiden.
Sluit de bedrading voor de voedingsspanning nooit aan op het klemmenblok voor de bedrading van de afstandsbedien­ing/transmissie. Hierdoor kan het gehele systeem onherstel­baar worden beschadigd.
Sluit de bedrading van de afstandsbediening/transmissie nooit aan op het verkeerde klemmenblok.
Wanneer het deksel van de leidingdoorvoer is afgesneden en wordt gebruikt als een doorvoergat voor de bedrading, nadat de bedrading is aangesloten, moet het deksel worden gerepareerd.
Sluit de opening rond de bedrading af met behulp van stopverf en isolerende materiaal (ter plaatse aan te leveren). (Wanneer insecten en kleine dieren in de binnenunit terecht­komen, kan dit kortsluiting in de schakeldoos veroorzaken.)
Als de lagespanning-bedrading (bedrading voor afstands­bediening) en de hogespanning-bedrading (voedingsbe­drading en aardingsbedrading) vanaf dezelfde plaats in de binnenunit binnenkomen, kan er elektrische ruis optreden (ruis van buitenaf) met een defect of foutieve werking tot gevolg.
Houdt buiten de unit een tussenruimte van minimaal 50 mm aan tussen de bedrading voor lage spanning (bedrading voor afstandsbediening/transmissie) en de bedrading voor hoge spanning (voedingsspanning, aardleider). Wanneer beide bedradingen samen worden verlegd, kan elektrische ruis (ruis van buitenaf) ontstaan, waardoor storingen kunnen wor­den veroorzaakt.
13 Nederlands
Voedingsbedrading en aardingsbedrading
Bedrading voor afstandsbediening
Stopverf of isolatie
hoge spanning
Voeding
Voeding
Voeding
(optie)
(optie)
Afstandsbediening
(optie)
Binnenunit A
Voor het gebruik met 2 afstandsbedieningen
Voeding
(Dit wordt automatisch ingesteld
en transmissie
(ter plaatse aanleveren)
<< Nr. 2 Systeem: Wanneer gebruik word gemaakt van gro­epsbesturing of besturing met behulp van 2 afstandsbedi­eningen. >>
220-240V
~
50Hz
LN
Buitenunit
IN/D
F1 F2 F1 F2
Opmerking) Bij groepsbesturing is het niet
nodig het unitadres van de binnenunit in te stellen.
OUT/D
wanneer de voedingsspanning wordt ingeschakeld)
Tussenruimte
van 50 mm
Kunststof bussen (10) (accessoire)
Bedrading voor
Bedrading voor lage spanning
8-5 VOORBEELD VAN BEDRADING
<< Nr. 1 Systeem: Wanneer 1 afstandsbediening wordt gebruikt voor 1 binnenunit. >>
220-240V
~
Buitenunit
50Hz
LN LN LN
IN/D
OUT/D
F2F1F2
F1
N
L
P2P1NF2
F1
Binnenunit A
Afstandsbediening
P1
T1 T2
P2
220-240V
~
50Hz
NL
Binnenunit B
Afstandsbediening
P2P1 F2F1 T1 T2 P2P1 F2F1 T1 T2
P1 P2
220-240V
~
50Hz
L
Binnenunit met meeste neerwaartse stroming
P1 P2
Binnenunit met meeste neerwaartse stroming
L
P1 P2 F2NF1
T1 T2 P1 P2 F2F1 T1 T2
NL
NL
P1 P2 F2F1 T1 T2
Binnenunit B
P1 P2
Afstandsbediening
(optie)
In geval van groepsbediening
P1 P2 P1 P2
Afstands­bediening
Afstands­bediening
(optie)
<< Nr. 3 Systeem: Wanneer de BS-unit wordt gebruikt >>
Voeding
220-240V
~
50Hz
LN
Binnenunit A
Buitenunit BS-unit
IN/D
OUT/D OUT/D F1
F2F1F2
P2P1 F2NF1LT1T2
IN/D
F1
F2F1F2
P1P2
Afstandsbediening (optie)
WAARSCHUWING
Plaats een aardlekschakelaar. Het negeren van deze aanwijzing kan kortsluiting of brand veroorzaken.
8-6 VOOR DE BESTURING MET BEHULP VAN 2
AFSTANDSBEDIENINGEN (OM 1 BINNEN UNIT MET BEHULP VAN 2 AFSTANDSBEDIEN­INGEN TE BESTUREN)
Stel voor de besturing met behulp van 2 afstandsbedienin­gen één afstandsbediening als de master en de andere als de slave.
<Verander de modus van master naar slave en omgekeerd>
Zie de installatiehandleiding die bij de afstandsbediening is geleverd.
Nederlands 14
<Bedradingswijze>
VOORZORGSMAATREGELEN
Afstandsbediening 1 (Hoofd)
Afstandsbediening 2 (Hulp)
Aansluiting voor bedrading afstandsbediening
Afb. 33
P1 P2
Afstandsbediening 1 (Hoofd) Afstandsbediening 2 (Hulp)
Crossover-bedrading (afstandsbediening)
Binnenunit 1 Binnenunit 2 Binnenunit hoogste nr.
Afb. 34
F2 T1
FORCED OFF
T2
Input A
GEFORCEERD UIT
Riem
Riem
Rond gat
Rond gat
Haak
Haak
Kruisgat
Binnenunit
Aanzuigrooster
Afb. 35
(1) Verwijder het deksel van de schakeldoos overeenkomstig
de aansluitmethode van de bedrading.
(2) Breng extra bedrading aan van de afstandsbediening 2
(Hulp) naar de aansluitingen (P
1, P2) voor de bedrading van
de afstandsbediening op het aansluitblok (X1M) in de bes­turingskast.
< VOORZORGSMAATREGELEN >
Wanneer de groepsbesturing en de 2 afstandsbedieningen tegelijkertijd worden gebruikt, moet afstandsbediening 2 (Hulp) op de binnenunit aan het uiteinde van de bypass (het hoogste nr.) worden aangesloten. (Zie Afb. 34)
Bedradingsspecificatie Ommantelde vinylkabel of 2-draads kabel
Bedradingsafmetingen
Bedradingslengte Maximum 100 m
Externe contactspec.
0,75-1,25mm
Contact waarmee de min. belasting van DC 15 V · 1 mA in- en uitgeschakeld wordt.
2
(2) Besturing
Ingang A van GEFORCEERD UIT en AAN/UIT WERK-
ING is geschakeld zoals in onderstaande tabel wordt weergegeven.
In geval van
GEFOR-
CEERD UIT
In geval van
AAN/UIT
WERKING
GEFORCEERD UIT door ingang
A op “AAN” in te stellen (Afstandsbediening niet
toegestaan)
ingang A op “UIT” “AAN”
instellen
De afstandsbedien-
ing mag worden
gebruikt door ingang
A op “UIT” in te stellen
Stop door ingang A “AAN” “UIT” in te
stellen
(3) GEFORCEERD UIT of AAN/UIT-BEDIENING kiezen
Om GEFORCEERD UIT of AAN/UIT WERKING te kun-
nen kiezen, moet de afstandsbediening worden ingesteld. (Zie 10. INSTELLING TER PLAATSE EN TESTWERK-
ING)
8-7 VOOR CENTRALE BESTURING
Wanneer de centrale uitrusting (zoals een centrale bestur-
ing) voor de besturing wordt gebruikt, moet het groepsnr. op de afstandsbediening worden ingesteld. Zie voor meer informatie de handleiding van de centrale apparatuur.
Sluit de centrale uitrusting aan op de binnenunit die met de afstandsbediening is verbonden.
8-8 VOOR AFSTANDSBESTURING (GEFORCEERD
UIT OF AAN/UIT WERKING)
(1) Bedradingsmethode en specificatie
Afstandsbediening is beschikbaar door het externe input-
signaal naar de aansluitingen T1 en T2 op het klemmen­blok voor de bedrading van de afstandsbediening en transmissie te sturen.
9. AANBRENGEN VAN HET AAN­ZUIGROOSTER AFDEKPANEEL
Monteer het afdekpaneel en het aanzuigrooster voorzichtig in omgekeerde volgorde wanneer deze waren verwijderd.
Wanneer het aanzuigrooster wordt gemonteerd, moet de lip van het aanzuigrooster in het ophanggedeelte van de bin­nenunit wordt opgehangen zoals in Afb. 35 is weergegeven.
Wanneer het aanzuigrooster wordt gesloten, kan de lip miss­chien klem komen te zitten tussen rooster en binnenunit. Als het aanzuigrooster wordt gesloten mag de lip niet aan de zijkant uitsteken.
15 Nederlands
10. INSTELLING TER PLAATSE EN TEST-
VOORZORGSMAATREGELEN
OPMERKING
WERKING
<<Zie de installatiehandleiding van de buitenunit.>>
Voordat de instellingen ter plaatse worden uitgevoerd, moeten de onderdelen worden gecontroleerd die zijn ver­meld bij sectie 2 “1. Items die moeten worden gecon-
troleerd nadat het installatiewerk is voltooid” op pagina 3.
Controleer of de installatie en leidingen van de aircondi-
tioner volledig en correct zijn afgewerkt.
Controleer of het deksel van de schakeldoos van de bin­nen- en buitenunit gesloten zijn.
<INSTELLING TER PLAATSE> <Nadat de voedingsspanning tot stand is gebracht, moet overeenkomstig de installatiestatus de instelling van de afstandsbediening ter plaatse worden ingesteld.>
Voer de instelling door de 3 waarden, “Functienr.”, “EERSTE
CODENR.” en “TWEEDE CODENR.” in te stellen. De instellingen zoals die in “ ” in de tabel zijn weerge-
geven geven de fabrieksinstellingen aan.
De wijze waarop de instellingen moeten worden uitgevoerd wordt vermeld in de installatiehandleiding die met de afstandsbediening wordt meegeleverd. (Opmerking)Hoewel de instelling van de mogelijkheid
“Functienr.” als groep is uitgevoerd, moet u, wanneer u van plan bent de individuele instellingen met elke binnenunit uit te voeren of dit te bevestigen nadat de instelling is uitgevoerd, moet de instelling met behulp van “Functienr.” worden uitgevoerd zoals in de parenthesis ( ) is aangegeven.
Als een afstandsbediening wordt gebruikt, voer dan de vol­gende stappen uit om de invoer te wijzigen naar GEFOR­CEERD UIT of naar AAN/UIT WERKING. [1] Ga met de afstandsbediening naar de modus Lokale
instelling. [2] Selecteer Functienr. “12”. [3] Stel het EERSTE CODENR. in op “1”. [4-1] Stel de het TWEEDE CODENR. in op “01” voor
GEFORCEERD UIT.
[4-2] Stel de het TWEEDE CODENR. in op “02” voor AAN/
UIT WERKING. (Bij verzending uit de fabriek is GEFORCEERD UIT ingesteld.)
Vraag uw klant om de handleiding samen met de bediening­shandleiding aan de afstandsbediening vast kan blijven zit­ten.
Voer geen andere instellingen uit dan in de tabel worden weergegeven.
10-1 INSTELLING VAN DE PLAFONDHOOGTE
Stel de TWEEDE CODENR. in overeenkomstig de plafond-
hoogte in Tabel 3. (Af fabriek is de TWEEDE CODENR. ingesteld op “01”.)
Tabel 3
Standaard
Hoog
plafond
Plafondhoogte (m)
Type 32 Type 63 Type 100
2,7 of
minder
2,7-3,5 2,7-3,5 3,8-4,3 02
2,7 of
minder
3,8 of
minder
Functienr.
13 (23) 0
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
Het TWEEDE CODENR. “03” mag niet worden ingesteld
10-2 INSTELLING WANNEER EEN OPTIONELE
ACCESSOIRE IS AANGESLOTEN
Zie, wanneer een optionele accessoire is aangesloten, de
installatiehandleiding die aan de optionele accessoire is bev­estigd voor de instelling.
10-3 BIJ GEBRUIK VAN DE DRAADLOZE
AFSTANDSBEDIENING
Wanneer er een draadloze afstandsbediening gebruikt
wordt, is het nodig om het adres van de draadloze afstands­bediening in te stellen. Zie de installatiehandleiding die bev­estigd is aan de afstandsbediening.
10-4 DE LUCHTSTROOM INSTELLEN WANNEER
DE THERMOSTAAT UIT IS
Stel de ventilatorsnelheid in op de gebruiksomgeving na
overleg met uw cliënt. (Af fabriek is het TWEEDE CODENR. “02” ingesteld op de luchtstroom terwijl de koelerthermostaat UIT is, en anderen zijn ingesteld op “01”.)
Tabel 4
Instelling
Ventilator werkt/ stopt tijdens thermo UIT (koelen · ver­warmen)
Luchtstroom tijdens afkoelen thermo­staat UIT
Luchtstroom tijdens opwarmen thermo­staat UIT
Functienr.
Werkt
Stopt 02
LL (extra
laag) Instelling 02 LL (extra
laag) Instelling 02
11 (21) 2
12 (22) 6
12 (22) 3
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
01
01
Nederlands 16
10-5 INSTELLING VAN DE FILTERAANDUIDING
Op het LCD-display wordt een melding uitgegeven omtrent
de luchtfilterreinigingstijd.
Stel de TWEEDE CODENR. weergegeven in Tabel 5 in aan de hand van de hoeveelheid stof of verontreiniging in de rui­mte.
Hoewel de binnenunit is voorzien van een filter met een lange levensduur, is het noodzakelijk om het filter, om verstopping van het filter te voorkomen, periodiek te reinigen. Leg dit a.u.b. ook uit aan de klant.
De periodieke filterreinigingstijd kan afhankelijk van de omgeving korter worden.
Tab el 5
VOORZORGSMAATREGELEN
Voor de installateur die het testproces
uitvoert
Filteruren
Vervuilin g
Normaal Meer vervuild
Met aanduiding
Geen aanduiding* 02
(type met lange lev-
ensduur) Ca. 2500 uur Ca. 1250 uur
Func-
tienr.
10 (20)
EERSTE
CODENR.
0
3
TWEEDE
CODENR.
01 02 01
* Gebruik de instelling “Geen aanduiding” wanneer de
reinigingsaanduiding niet noodzakelijke is omdat het filter periodiek wordt gereinigd.
<Testen>
Nadat de binnenunit aan de binnenkant en het aan-
zuigrooster gereinigd zijn, moet overeenkomstig de instal­latiehandleiding, die aan de buitenunit is bevestigd, worden proefgedraaid.
Wanneer het controlelampje op de afstandsbediening knip­pert, is sprake van een abnormale situatie. Controleer de storingscodes op de afstandsbediening. De relatie tussen de storingscodes en de abnormale details wordt beschreven in de installatiehandleiding die aan de buitenunit is bevestigd. In het bijzonder wanneer de aanduiding één van ondersta­ande in Tabel 6 weergegeven betreft, kan sprake zijn van een storing in de elektrische bedrading of de voedingsspanning is onderbroken. Controleer derhalve Tabel 6 nogmaals.
Tab el 6
Aanduiding van de afstandsbediening
Ondanks dat de centrale besturing niet wordt gebruikt, gaat het lampje
” bran­den.
“U4” gaat branden “UH” gaat branden
Geen aanduiding
• De aansluitingen (T1 · T2) voor GEFOR­CEERD UIT op het klemmenblok van de transmissie op de binnenunit zijn kortges­loten.
• De voedingsspanning naar de buitenunit is niet aangesloten.
• De werkzaamheden voor het aansluiten van de voedingsspanning naar de buite­nunit zijn niet uitgevoerd.
• De bedrading voor de transmissie en de afstandsbediening en de bedrading voor GEFORCEERD UIT zijn verkeerd aanges­loten.
• De transmissiebedrading is losgekoppeld.
• De voedingsspanning naar de binnenunit is niet aangesloten.
• De werkzaamheden voor het aansluiten van de voedingsspanning naar de bin­nenunit zijn niet uitgevoerd.
• De bedrading voor de afstandsbediening en de transmissie en de bedrading voor GEFORCEERD UIT zijn verkeerd aanges­loten.
• De bedrading van de afstandsbediening is losgekoppeld.
Details
Nadat het proefdraaien is uitgevoerd, moeten de onderdelen vermeld worden gecontroleerd die zijn vermeld in clausule 2 “2. Items die moeten worden gecontroleerd bij levering” op pagina 3. Wanneer de afsluitende werkzaamheden in het interieur nog niet klaar zijn, terwijl de installatie volledig is geïnstalleerd, moet de klant ter bescherming van het systeem, worden gevraagd om de unit nog niet te gebruiken tot de werkzaamheden in het interieur zijn afgesloten. Wanneer het systeem werkt kan het gebouw aan de binnenkant worden verontreinigd door deeltjes die vrijkomen van de coating en lijm dat is gebruikt voor het afwerken van het interieur en waterspatten en lekkages veroorzaken.
Controleer na het voltooien van het testen, voordat het systeem aan de klant wordt afgeleverd, of het deksel van de schakeldoos, het luchtfilter en het aanzuigrooster aangebracht zijn. Leg in aanvulling hierop de status van de voedingsspanning (voedingsspanning AAN/UIT) aan de klant uit.
11. BEDRADINGSSCHEMA
(Zie Afb. 36)
1 (OPMERKING 6) 2 (OPMERKING 3)
DRAADLOZE AFSTANDS­BEDIENING (ONTVANGER/
3
DISPLAY-UNIT) (OPTION­EEL ACCESSOIRE)
TRANSMISSIE BEDRAD­ING (OPMERKING 2)
5
CENTRALE AFSTANDS­BEDIENING
BEDRADE AFSTANDS-
7
BEDIENING (OPTIONEEL ACCESSOIRE)
INVOER VANAF BUITEN
4
(OPMERKING 7)
6(OPMERKING 4)
8 SCHAKELDOOS
17 Nederlands
3
2
2
BEDRADINGSSCHEMA
7
564
8
1
PRINTPLAAT
PRINTPLAAT
DRUKTOETS (AAN / UIT)
CONTROLELAMPJE
(AAN-ROOD)
CONTROLELAMPJE
THERMISTOR (LUCHT)
(ONTVANGER / DISPLAY)
BEKABELDE AFSTANDSBEDIENING
R1T
BINNENUNIT
PRINTPLAAT
A1P
A2P
A3P
BS1
DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING
CONDENSATOR
ZEKERING (T, 3,15A, 250V)
KNIPPERLAMPJE
C105
F1U
HAP
H1P
(ONDERHOUDS-CONTROLE GROEN)
MAGNETISCH RELAIS
(AFVOERPOMP)
KPR
(TIMER-GROEN)
H2P
MOTOR
(BINNENVENTILATOR)
MOTOR (DRAAIARM MES)
M1F
M1SPSR1T
CONTROLELAMPJE
(FILTERDISPLAY-ROOD)
CONTROLELAMPJE
(ONTDOOIEN-ORANJE)
KEUZESCHAKELAAR
(HOOFD/HULP)
KEUZESCHAKELAAR
(ADRESINSTELLING
DRAADLOZE
AFSTANDSBEDIENING)
H3P
H4P
SS1
SS2
VOEDINGSSPANNINGSCHAKELING
THERMISTOR (LUCHT)
THERMISTOR (WIKKELING)
THERMISTOR (WIKKELING)
DIODEBRUG
AANSLUITINGENBLOK
AANSLUITINGENBLOK
ELEKTRONISCHE
EXPANSIEKLEP
RUISFILTER
R2T
R3T
V1R
X1M
X2M
Y1E
Z1F
: AANSLUITINGENBLOK : AANSLUITSTEKKER : VELDBEDRADING
: KORTSLUITSTEKKER
1.
OPMERKINGEN
EXTRA LEVERBARE
AANSLUITSTEKKER
(VLOTTERSCHAKELAAR)
AANSLUITSTEKKER
(DRAADLOZE
AFSTANDSBEDIENING)
AANSLUITSTEKKER VOOR
X15A
X24A
AANSLUITSTEKKER
X25A
INSTRUCTIEHANDLEIDING OP DE UNIT TE WORDEN AANGESLOTEN.
2. INDIEN GEBRUIK WORDT GEMAAKT VAN CENTRALE AFSTANDSBEDIENING DIENT DEZE CONFORM DE BIJGEVOEGDE
3. X15A, X25A ZIJN AANGESLOTEN WANNEER DE AFVOERKIT WORDT GEBRUIKT.
OVEREENKOMSTIG DE BIJGEVOEGDE INSTALLATIEHANDLEIDING.
(AFVOERPOMP)
AANSLUITSTEKKER
(ADAPTER VOOR
BEKABELING)
X33A
ORG: ORANJE BRN: BRUIN
4. IN GEVAL VAN HOOFD/HULP-OMSCHAKELING.
ZIE DE INSTALLATIEHANDLEIDING DIE BIJ DE AFSTANDSBEDIENING IS GEVOEGD.
5. SYMBOLEN VERSCHIJNEN ALS VOLGT : BLK: ZWART RED: ROOD BLU: BLAUW WHT: WIT YLW: GEEL GRN: GROEN
AANSLUITSTEKKER
(ADAPTER VOOR
GROEPSREGELING)
X35A
DOOR DE AFSTANDSBEDIENING WORDEN GESELECTEERD. ZIE DE INSTALLATIEHANDLEIDING VOOR VERDERE DETAILS.
6. ALLEEN IN GEVAL VAN BESCHERMDE LEIDINGEN. GEBRUIK H07RN-F BIJ GEEN BESCHERMING.
7. WANNEER DE INGANGSDRADEN VANAF BUITEN WORDEN AANGESLOTEN, KAN GEFORCEERD ÙIT OF AAN/UIT-BEDIENING
3D079560-1 FXHQ32 • 63 • 100AVEB
Afb. 36
Nederlands 18
3P249378-8W EM12A009A
(1303) HT
Loading...