1.1Over de documentatie....................................................................................................................................................4
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ..........................................................................................4
1.2Voor de installateur ........................................................................................................................................................5
1.2.2Plaats van installatie .......................................................................................................................................6
2.1Over dit document.......................................................................................................................................................... 14
2.2Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur..................................................................................... 14
3 Over de doos16
3.1Overzicht: Over de doos ................................................................................................................................................. 16
3.2.2Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen ..................................................................................... 17
4 Over de unit19
4.1Overzicht: Over de unit................................................................................................................................................... 19
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen ......................................................................................................... 24
6.2Openen van de unit ........................................................................................................................................................ 26
6.2.1Over openen van de unit................................................................................................................................ 26
6.3.1Over de montage van de buitenunit .............................................................................................................. 27
6.3.2Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit ........................................................................... 27
6.4.1Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen .......................................................................................... 30
6.4.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen ............................................................. 30
6.4.3Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen ................................................................................. 32
6.4.4Richtlijnen voor het buigen van leidingen ..................................................................................................... 32
6.4.5Het uiteinde van een buis verbreden ............................................................................................................ 32
6.4.6Gebruik van de afsluiter en servicepoort....................................................................................................... 33
6.4.7Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten .................................................................................................. 35
6.6.1Over het toevoegen van koelmiddel.............................................................................................................. 38
6.6.2Over het koelmiddel ....................................................................................................................................... 39
6.7.1Over het aansluiten van de elektrische bedrading ........................................................................................ 41
6.7.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading........................................................... 42
6.7.3Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading ...................................................................... 43
6.7.4Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading .................................................................. 44
6.7.5De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten ................................................................................ 44
6.8De installatie van de buitenunit voltooien ..................................................................................................................... 46
6.8.1De installatie van de buitenunit voltooien..................................................................................................... 46
7.1.1De stand voor voorzieningen instellen .......................................................................................................... 47
8.2Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling ............................................................................................................... 49
8.3Checklist voor de inbedrijfstelling .................................................................................................................................. 49
8.4Checklist tijdens inbedrijfstelling.................................................................................................................................... 50
10.1Overzicht: onderhoud en service ................................................................................................................................... 53
10.3Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ...................................................................................................... 54
10.4Over de compressor........................................................................................................................................................ 54
11.2Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen.......................................................................... 55
11.3Problemen op basis van symptomen oplossen.............................................................................................................. 55
11.3.1Symptoom: Binnenunits vallen, trillen of maken lawaai ............................................................................... 55
11.3.2Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals verwacht......................................................................... 56
12.3Een gedwongen koeling starten en stoppen.................................................................................................................. 59
12.3.1Gedwongen koelen starten en stoppen met de AAN/UIT-schakelaar van de binnenunit ........................... 59
12.3.2Gedwongen koelen starten en stoppen met de gebruikersinterface van de binnenunit ............................ 59
13.2Schema van de leidingen ................................................................................................................................................ 63
13.2.1Schema van de leidingen: Buitenunit ............................................................................................................ 63
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het
instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de
installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds- en
servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Symbolen gebruikt in de documentatie:
SymboolVerklaring
Geeft de titel van een afbeelding of een verwijzing ernaar
aan.
Voorbeeld: " 1–3 Titel afbeelding" betekent "Afbeelding 3
in hoofdstuk 1".
Geeft de titel van een tabel of een verwijzing ernaar aan.
Voorbeeld: " 1–3 Titel tabel" betekent "Tabel 3 in
hoofdstuk 1".
1.2 Voor de installateur
1.2.1 Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN koelmiddelleidingen, waterleidingen of
interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om
terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken,
draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan
elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en
uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden,
voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikindocumentatie).
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende
handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of
onderhoudt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 | Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen
in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als
schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
VOORZICHTIG
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om
waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek
te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van
tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het
product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts om onderhoud
te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
1.2.2 Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is tegen het
gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische golven uitzenden.
Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de
apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare gassen (zoals
verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas) geproduceerd wordt.
Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn
dat koelmiddel gaat lekken.
Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel
Indien van toepassing.
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of manieren om het ontdooien te
versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan
oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een
werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
1 | Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen van het koelmiddelsysteem
worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de
instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
Vereisten voor de installatieruimte
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade.
▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
WAARSCHUWING
Als toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet de vloeroppervlakte van de ruimte
waarin de toestellen worden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijn dan de
minimum vloeroppervlakte zoals bepaald in de tabel onder A (m2). Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het geval van binnenunits met
koelmiddelleksensor, zie de montagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits (bijvoorbeeld: oranjerie,
garage, machineruimte)
▪ Leidingen in ruimtes zonder ventilatie
Minimum vloeroppervlakte bepalen
1Bepaal de totale koelmiddelvulling in het systeem (= fabrieksvulling
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage)
(b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
(c) Floor-standing unit (= Vloerunit)
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende
wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal
toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer
onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten ruimte kunnen leiden tot een
gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas ontstaan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
1 | Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil afpompen en er zit een lek in
het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de unit die al het koelmiddel
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de compressor van de unit NIET
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik
een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik
stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om te voorkomen dat de
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden geopend, MOET het koelmiddel
uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding
en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor
terechtkomt.
moet draaien.
compressor defect geraakt.
worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas
koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een
vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en ontploffing van de compressor omdat er
zuurstof in de compressor terechtkomt terwijl deze aan het werken is.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden. Daarop staan
het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige systemen moeten,
afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel
worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort koelmiddel
bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te
beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
Vul bij met rechtopstaande fles.
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten
staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven staande
fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in gasvormige fase
toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet
u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET
onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de
resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
1.2.5 Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt,
ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer,
bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheidsen milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU-richtlijn 98/83EC.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
1 | Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.6 Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het deksel van de schakelkast
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit en meet de spanning op
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te
schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze
schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact
van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de
50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het product meegeleverd
bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze NIET met leidingen of
scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik NOOIT een elektrische
voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat het gevaar dat iemand een
elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of deze met de inverter
compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende
draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de
geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet
zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider
voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op de klemmenstrook voor de
voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte, volgt u de aanwijzingen in de
bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze stevig aan, borg ze
vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het vastdraaien van de schroeven
van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt u ze breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle elektrische onderdelen en
aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een
AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat
aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een
beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te
laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens
u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt.
Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt
geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te
kunnen dragen.
VOORZICHTIG
▪ Controleer of de installatieplaats het gewicht van de unit kan dragen. Een slechte
installatie kan gevaarlijk zijn. Het kan ook trillingen of ongewone
werkingsgeluiden veroorzaken.
▪ Voorzie voldoende ruimte voor service.
▪ Installeer de unit zo dat ze NIET in contact komt met een plafond of een muur;
anders kan dit trillingen veroorzaken.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het lawaai ervan
NIEMAND stoort.
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en luchtcirculatie.
▪ Vermijd zones waar een ontvlambaar gas of product kan lekken.
Leg de stroomkabels op minstens 1meter afstand van televisietoestellen en radio's
om storingen te voorkomen. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand
van 3meter soms NIET.
WAARSCHUWING
Plaats GEEN voorwerpen die nat kunnen worden onder de binnenunit en/of
buitenunit. Anders kunnen condensatie op de unit of de koelmiddelleidingen, vuil op
het luchtfilter of een verstopte afvoer druppelend water veroorzaken, waardoor
voorwerpen onder de unit kunnen vuil worden of schade oplopen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt
>100
>50
>350
(mm)
b
a
>100
>50
b
a
>100
b
a
b
a
>350
>350
>50
b
a
INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie hoofdstuk “Algemene
veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte, hoogteverschil). Zie ook verder in
dit hoofdstuk over de voorbereiding.
Let op de volgende richtlijnen voor de benodigde ruimte:
5 | Voorbereiding
a Luchtuitlaat
b Luchtinlaat
OPMERKING
De muur aan de uitlaatzijde van de buitenunit MOET ≤1200mm hoog zijn.
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast,
veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende
gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de ventilator blaast, kan
deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan
wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtinlaat naar de muur gericht en
NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.