Download vanaf de desbetreffende Store de smartphoneapp Scan MyCitroën.
Selecteer vervolgens:
- het model van uw auto,
- de uitgifteperiode van het boekje die overeenkomt met de eerste
registratiedatum van uw auto.
Download de content voor het instructieboekje van uw auto.
Het instructieboekje is beschikbaar op de CITROËNwebsite, in de rubriek "MyCitroën" of op het volgende
adres:
http://service.citroen.com/ddb/
Selecteer:
- de taal,
- het model van uw auto en de carrosserievariant,
- de uitgifteperiode van het boekje die overeenkomt met de eerste
registratiedatum van uw auto.
Directe toegang tot het instructieboekje.
Met dit symbool wordt de meest recente
informatie aangeduid.
Welkom
Wij danken u voor uw keuze voor de Citroën C-Zéro.
Dit boekje bevat alle informatie en adviezen die u nodig hebt om
optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden
van uw auto.
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de
uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waar uw auto
verkocht is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde
uitrustingselementen zijn voorzien.
Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden
ontleend.
Automobiles CITROËN behoudt zich het recht voor de technische
kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn
dit specifieke boekje aan te passen.
Overhandig dit instructieboekje bij verkoop van de auto aan de nieuwe
eigenaar.
In dit boekje vindt u alle aanwijzingen en adviezen voor het gebruik
van uw auto zodat u optimaal van uw auto kunt profiteren. Neem de
tijd dit boekje aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met
uw nieuwe auto. Lees ook het garantie- en onderhoudsboekje door
waarin u informatie vindt over de garanties, het onderhoud en de
pechhulpverlening.
Legenda
Veiligheidswaarschuwing
Aanvullende informatie
Adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu
Algemene aanbevelingen met
betrekking tot de veiligheid 45
Alarmknipperlichten 46
Automatisch inschakelen van de remlichten 46
Claxon 46
Geluidssignaal voor voetgangers 46
Noodoproep of pechhulpoproep 47
Remhulpsystemen 48
Stabiliteitscontrolesystemen 49
Verklikkerlampje verminderde werking
motorrem 50
Veiligheidsgordels 51
Airbags 54
Kinderzitjes 57
Uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde 58
ISOFIX-kinderzitjes 63
Kinderbeveiliging 67
2
Inhoudsopgave
.
Rijden
Rijadviezen 68
Starten – afzetten van de auto 68
Parkeerrem 69
Selectiehendel 69
Bandenspanningscontrolesysteem 70
Praktische informatie
Laden van de tractiebatterij 75
Sneeuwkettingen 82
Voorklep 83
Ruimte onder de voorklep 84
Achtercompartiment 84
Niveaus controleren 85
Controles 86
Ruitenwisserbladen vervangen 87
Aanwijzingen voor het wassen 87
In geval van pech
12V-accu 88
Bandenreparatieset 90
Reservewiel 93
Een lamp vervangen 95
Een zekering vervangen 101
Bergen van de auto 105
Technische gegevens
Elektromotor en tractiebatterij 106
Gewichten 107
Afmetingen 108
voorruit en voorste zijruiten
Achterruitverwarming
8
Ontgrendelingshendel voorklep
9
12V-aansluiting.
10
Selectiehendel
4
.Overzicht
Cockpit (vervolg)
1
Instrumentenpaneel
Verklikkerlampjes
Meters:
- indicator laadtoestand tractiebatterij
- energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator
- snelheidsmeter
- kilometerteller
- dagteller
- dimmer dashboardverlichting
- onderhoudsindicator
- actieradiusindicator
2
Lichtschakelaar
Richtingaanwijzers
Automatisch inschakelen van de remlichten
3
Buitenspiegels
Koplamphoogteverstelling
Geluidssignaal voor voetgangers
4
Ruitenwisserschakelaar
5
Alarmknipperlichten
6
Noodoproep of pechhulpoproep
7
Contactslot, starten/afzetten van de auto
8
Claxon
5
Eco-rijden
Voor zuiniger rijden en
een grotere actieradius
Praktisch alledaags advies om de actieradius
van uw auto te optimaliseren en het
energieverbruik van de auto te beperken.
Kies voor een soepele
rijstijl
Het elektrische verbruik van uw auto is sterk
afhankelijk van de omstandigheden op de weg,
uw rijstijl en de rijsnelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Probeer in de "Eco"-zone van de
energieverbruiks-/energieopwekkingsindicator
te blijven: trap het gaspedaal rustig en
gelijkmatig in en rijd waar mogelijk met een
constante en gematigde snelheid.
Win energie terug
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie
kunt terugwinnen en de actieradius van de auto
kunt vergroten.
Gebruik indien mogelijk de "Charge"zone van de energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator: anticipeer op
situaties waarbij u snelheid moet minderen
door tijdig het gaspedaal los te laten in plaats
van te remmen.
Matig het gebruik van de
elektrische uitr usting
De verwarming en airconditioning gebruiken
energie van de tractiebatterij.
Als deze voorzieningen intensief worden
gebruikt, zal de actieradius van de auto
aanzienlijk afnemen. Schakel ze daarom uit
zodra het gewenste comfortniveau is bereikt en
controleer voordat u gaat rijden de instellingen
om de actieradius van de auto zo groot
mogelijk te houden.
Probeer ook het gebruik van de
voorruitontwaseming, de achterruitverwarming
en de stoelverwarming zoveel mogelijk te
beperken.
Voorkom onnodig
energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading mee en voorkom dat de luchtweerstand
wordt vergroot (rijden met open ruiten bij
snelheden boven de 50 km/h, allesdragers,
dakkoffer, enz.).
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig en
houd u aan het door CITROËN voorgeschreven
onderhoudsschema.
6
Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
Paneel waarin de verschillende instrumenten
en verklikkerlampjes van de auto zijn
ondergebracht.
Geeft de verschillende functies
achtereenvolgens weer.
Op 0 zetten van de geselecteerde functie
(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van de
verlichting.
Display
A. Kilometerteller.
B. Dagteller (traject A of B).
C. Dimmer dashboardverlichting.
D. Resterende afstand tot onderhoud.
E. Resterende tijd tot onderhoud.
F.Bandenspanningscontrolesysteem.
G. Actieradiusindicator.
Waarschuwings- en verklikkerlampjes
Deze lampjes geven de bestuurder
informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van
een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes enkele seconden branden.
Bij het starten moeten deze lampjes weer
uitgaan.
Als ze blijven branden, controleer dan voordat
u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes kunnen gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal.
Lampjes kunnen permanent branden of
knipperen.
Een aantal lampjes heeft beide
mogelijkheden. Of het permanent branden
of knipperen van een lampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de werkingsfase
van de auto.
1
7
Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een
van de volgende lampjes gaat branden, wijst dit
op een storing in het desbetreffende systeem
en moet de bestuurder actie ondernemen.
Controleer altijd wat er aan de hand is als er
een lampje gaat branden.
Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
Het oplichten van een van de volgende
verklikkerlampjes geeft aan dat de
desbetreffende functie is ingeschakeld.
Hierbij kan ook een geluidssignaal worden
weergegeven.
Verklikkerlampjes
uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan
dat de desbetreffende functie handmatig is
uitgeschakeld.
Hierbij kan ook een geluidssignaal worden
weergegeven.
8
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Rode lampjes
Laden
tractiebatterij
(normaal of snel)
Laden 12V-accuPermanent.
Niet vastgemaakte/
losgemaakte
veiligheidsgordel vóór
Permanent.De tractiebatterij wordt geladen.Als het laden is voltooid, gaat het lampje uit.
Knippert.De laadkabel is aangesloten op
Permanent, daarna
knipperend, vergezeld
van een geluidssignaal.
Permanent.De passagier rechts achter
Permanent.De passagier links achter
de laadaansluiting van de auto,
maar de tractiebatterij wordt niet
geladen.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de 12V-accu
(vervuilde of losgeraakte a ccuklemmen,
storing van de omvormer, enz.).
De bestuurder of de
voorpassagier heeft zijn gordel
losgemaakt of niet vastgemaakt.
heeft zijn veiligheidsgordel
losgemaakt.
heeft zijn veiligheidsgordel
losgemaakt.
enkele seconden en dooft als
het contact wordt aangezet.
Controleer of de laadkabel nog is aangesloten.
Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Laat uw auto controleren door een CITROËN-dealer
of door een gekwalificeerde werkplaats als het lampje
niet uitgaat.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het lampje niet dooft.
1
Permanent.Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
9
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Een of meer
portieren geopend/
achterklep geopend
ParkeerremPermanent.De parkeerrem is aangetrokken
RemsysteemPermanent.Het remvloeistofniveau is te
+
Oranje lampjes
Antiblokkeersysteem
(ABS)
StatusOorzaakActies/Opmerkingen
Permanent in
combinatie met een
geluidssignaal.
Permanent, in
combinatie met het
lampje ABS.
Permanent.Er is een storing in het
Een portier of de achterklep is
niet goed gesloten.
of niet goed vrijgezet.
laag.
Er is een storing in het
rembekrachtigingsysteem.
Er is een storing in de
elektronische remdrukregelaar
(REF).
antiblokkeersysteem.
Sluit het portier of de achterklep.
Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat; trap
het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de parkeerrem.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul bij met een door CITROËN aanbevolen vloeistof.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door een CITROËN-dealer of door
een gekwalificeerde werkplaats.
Stop op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door een CITROËNdealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De normale remwerking van uw auto blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
10
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Dynamische
stabiliteitscontrole
en antispinregeling
(DSC/ASR)
+
Elektrische
stuurbekrachtiging
Beveiliging
tractiebatterij
StatusOorzaakActies/Opmerkingen
Knippert.In werking treden van de DSC/
ASR.
Permanent.Storing DSC/ASR.Laat uw auto controleren door het CITROËN-
Permanent.De DSC/ASR-schakelaar is
ingedrukt.
De DSC/ASR is uitgeschakeld.
DSC: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling.
Permanent.Storing elektrische
stuurbekrachtiging
Permanent.De laadtoestand van de
tractiebatterij is onvoldoende
of de temperatuur van de
tractiebatterij is onvoldoende.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
Matig uw snelheid en pas uw rijstijl aan.
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Druk op de toets om de systemen DSC en ASR in te
schakelen.
De systemen DSC en ASR worden automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Beperkt motorvermogen beschikbaar.
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Als het lampje niet uitgaat, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
1
11
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Te lage
bandenspanning
Zelfdiagnose
elektrisch
hoofdcircuit
Airbag aan
passagierszijde
MistachterlichtPermanent.Het mistachterlicht is
StatusOorzaakActies/Opmerkingen
Permanent.De bandenspanning van een of
Knippert en brandt
vervolgens permanent.
Permanent.Storing in het elektrische
Permanent, op de
middenconsole.
meerdere wielen is te laag.
Een storing in het systeem en/
of de sensor van ten minste één
wiel wordt niet gedetecteerd.
hoofdcircuit.
De schakelaar in het
dashboardkastje of op de
middenconsole (afhankelijk van
de uitvoering) staat in de stand
"OFF".
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
ingeschakeld met de ring van de
lichtschakelaar.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Deze controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het bandenspanningscontrole-systeem.
De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zet de schakelaar in de stand "ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" op de voorpassagiersstoel.
Controleer voordat u de auto start altijd de status van
deze schakelaar.
Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.
12
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Groene lampjes
Ready
(klaar om te rijden)
Richtingaanwijzer
links
Richtingaanwijzer
rechts
Alarmknipperlichten
Parkeerlicht en/of
dimlicht
Mistlampen vóórPermanent.De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met
Blauwe lampjes
GrootlichtPermanent.U hebt de lichtschakelaar naar u toe
Zwarte lampjes
Verminderde
motorremwerking
StatusOorzaakActies/Opmerkingen
Brandt permanent, in combinatie
met een geluidssignaal als het
gaat branden.
Knippert, met
geluidssignaal.
Knippert, met
geluidssignaal.
Knippert, met
geluidssignaal.
Permanent.Het parkeerlicht en/of dimlicht is
Knippert.Omdat de tractiebatterij volledig is
De auto is klaar om weg te rijden, u kunt het
gaspedaal intrappen.
De lichtschakelaar is naar beneden
bewogen.
De lichtschakelaar is naar boven bewogen.
De schakelaar voor de alarmknipperlichten
op het dashboard is ingedrukt.
ingeschakeld.
de ring van de lichtschakelaar.
getrokken.
opgeladen, is de motorremwerking tijdelijk
verminderd.
Het lampje brandt net zo lang als het
systeem onder spanning staat.
De richtingaanwijzers links en rechts en de bijbehorende
verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.
Draai de ring twee standen naar achteren
om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Trek aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Anticipeer zo goed mogelijk op het remmen:
gebruik het rempedaal om de auto af te
remmen of volledig tot stilstand te brengen.
1
13
Instrumentenpaneel
14
Indicator laadtoestand
tractiebatterij
Weergave
De laadtoestand van de tractiebatterij
wordt permanent weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Waarschuwing lage energievoorraad
De bestuurder wordt door middel van vier
opeenvolgende waarschuwingen geattendeerd op
een lage energievoorraad van de tractiebatterij:
- 2 brandende en knipperende streepjes op
de indicator van de laadtoestand van de
tractiebatterij in het instrumentenpaneel: de
reservevoorraad wordt aangesproken.
- Het laatste streepje van de indicator van de
laadtoestand van de tractiebatterij knippert.
- Het laatste streepje verdwijnt: de
actieradius wordt niet meer weergegeven,
verwarming en airconditioning worden
uitgeschakeld.
- Branden van dit lampje op
het instrumentenpaneel:
geleidelijk aan is steeds minder
motorvermogen beschikbaar.
Energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator
Systeem dat de bestuurder informeert over de
hoeveelheid energie van de tractiebatterij die
wordt verbruikt of opgewekt tijdens het rijden.
Neutrale st and
Als u het contact aanzet, verbruikt de auto
geen energie en wordt er ook geen energie
opgewekt door de elektrische aandrijflijn:
de wijzer staat in de neutrale stand (mits
de verwarming en de airconditioning zijn
uitgeschakeld).
Energieverbruik
De wijzer slaat naar rechts uit. Hoe meer
energie de auto verbruikt, hoe meer de wijzer
naar rechts uitslaat.
Eco-zone
De wijzer staat in dit gedeelte als de auto
zuinig rijdt waardoor de actieradius wordt
geoptimaliseerd.
Charge-zone
De wijzer slaat naar links uit. Hoe meer de
tractiebatterij tijdens het vaart minderen en
remmen wordt opgeladen, hoe meer de wijzer
naar links uitslaat.
Bij koud weer wordt er minder energie
teruggewonnen tijdens het vaart
minderen.
Druk op de toets A.
De totale kilometerstand wordt weergegeven
op het display.
Eenheid boordcomputer wijzigen
Instrumentenpaneel
1
Druk op de knop A om het gewenste traject
weer te geven.
Resetten
Display op het
instrumentenpaneel
Als het contact in de stand "ON" staat, kunt u,
door een paar keer achter elkaar op de knop
A te drukken, verschillende gegevens op het
display weergeven.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan.
Houd wanneer de kilometerteller wordt
weergegeven toets A enkele seconden
ingedrukt om de eenheid van de
boordcomputer (km/h of mph) te wijzigen.
De actieradiusindicator wordt weergegeven in
de eenheid (km of mijl) die overeenkomt met
die van de boordcomputer (km/h of mph).
Dagteller (traject A of B)
Deze twee waarden geven de afgelegde
afstand aan voor de trajecten A en B sinds de
laatste nulstelling van de teller.
Houd wanneer bij aangezet contact een van de
trajecten A of B wordt weergegeven de knop
langer dan twee seconden ingedrukt.
15
Instrumentenpaneel
Dimmer dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Druk bij in- of uitgeschakelde koplampen
op de knop A om de functie te selecteren.
Houd de knop vervolgens ingedrukt om de
lichtsterkte van de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting in te stellen op "dag" of "nacht".
Elke keer dat u op de knop A drukt, neemt de
lichtsterkte toe.
Wanneer de maximale lichtsterkte is bereikt
en u nogmaals op de knop drukt, gaat de
dashboardverlichting over op de minimale
lichtsterkte.
Laat de knop A los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Zodra u de knop A loslaat wordt de instelling
geregistreerd en opgeslagen wanneer het
contact wordt afgezet.
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan
hoever u nog verwijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Dit wordt berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator.
Deze informatie kan op twee manieren worden
aangegeven:
- de resterende afstand (in kilometers of
mijlen),
- de resterende tijd (in maanden) tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Druk na het aanzetten van het contact een
paar keer achter elkaar op de knop A tot de
onderhoudsindicator in de gewenste eenheden
wordt aangegeven.
Werking
1.Het display geeft de resterende afstand
of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt
weer.
2.Het display geeft aan dat de
auto binnenkort toe is aan een
onderhoudsbeurt.
Elke keer dat het contact wordt aangezet,
wordt gedurende enkele seconden de
onderhoudssleutel weergegeven om
u eraan te herinneren dat u op korte
termijn een onderhoudsbeurt moet laten
uitvoeren.
3.Na het uitvoeren van de onderhoudsbeurt
is de indicator gereset en wordt de
resterende afstand/tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt weer aangegeven.
16
Instrumentenpaneel
Onderhoudsindicator op nul
zetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Doe dit als volgt:
F Zet het contact af (contact in de stand
LOCK of ACC).
F Druk herhaaldelijk op de knop voor het
resetten A tot de onderhoudsindicator
verschijnt.
F Houd de knop voor het resetten enkele
seconden ingedrukt tot de sleutel knippert.
F Druk terwijl de sleutel knippert op de knop
voor het resetten waarna "CLEAR" wordt
weergegeven in plaats van "---".
De afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt wordt weergegeven.
De weergave "---" die aangeeft dat de
auto toe is aan een onderhoudsbeurt
wordt automatisch gereset nadat er
een bepaalde tijd is verstreken of een
bepaalde afstand is afgelegd. Het
display toont dan de resterende tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Bandenspanningscontrole
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Voer dit als volgt uit:
F druk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F houd de knop A gedurende ten minste
3 seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje
van de bandenspanningscontrole knippert
langzaam tot het systeem is gereset.
1
17
Instrumentenpaneel
Selecteren van de gemonteerde
bandenset
Als u een tweede bandenset met sensor hebt
geregistreerd, selecteer dan elke keer dat de
banden gewisseld worden de desbetreffende
set op het display van het instrumentenpaneel.
Voer dit als volgt uit:
F druk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F houd knop Ameer dan 10 seconden
ingedrukt om achtereenvolgens te wisselen
van bandenset 1 naar bandenset 2 of vice
versa.
Actieradiusindicator
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot de
tractiebatterij leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er "---" op het display aangegeven.
De actieradius kan in kilometers of mijlen
worden weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kilometerteller
en het wijzigen van de eenheden.
18
Toegang tot de auto
Sleutel met afstandsbediening
Voor het centraal vergrendelen of
ontgrendelen van de auto met de sleutel
of de afstandsbediening. De sleutel met
afstandsbediening dient tevens voor het
starten van de auto en maakt deel uit van de
diefstalbeveiliging.
Uitklappen/inklappen van
de sleutel
F Druk op de knop A om de sleutel uit of in te
klappen.
Ontgrendelen van de auto
Ontgrendelen met de
afstandsbediening
F Druk op de knop met het
geopende hangslot om de auto
te ontgrendelen.
Na het ontgrendelen van de auto knipperen de richtingaanwijzers tweemaal en gaat de
interieurverlichting gedurende 15 seconden
branden.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
uitgeklapt (afhankelijk van de uitvoering).
Ontgrendelen met de sleutel
F Draai de sleutel rechtsom in het slot van
het bestuurdersportier om de auto te
ontgrendelen.
Na het ontgrendelen van de auto knipperen de richtingaanwijzers tweemaal en gaat de
interieurverlichting gedurende 15 seconden
branden.
In dit geval worden de buitenspiegels niet
uitgeklapt.
Met het slot aan passagierszijde kunnen
de overige portieren en/of de achterklep
niet vergrendeld of ontgrendeld worden.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk
wordt ontgrendeld zonder dat binnen
30 seconden een portier of de achterklep
wordt geopend, wordt de auto automatisch
weer vergrendeld.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling met de
afstandsbediening
F Druk op de knop met het
gesloten hangslot om de auto te
vergrendelen.
Na het vergrendelen van de auto knipperen de
richtingaanwijzers eenmaal.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
ingeklapt (afhankelijk van de uitvoering).
Normale vergrendeling met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier linksom om de auto te
vergrendelen.
Na het vergrendelen van de auto knipperen de
richtingaanwijzers eenmaal.
In dit geval worden de buitenspiegels niet
ingeklapt.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een geheime code beschikt. Om te
kunnen starten moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het voertuigmanagementsysteem kort nadat
het contact is afgezet en voorkomt zo dat de
auto zonder sleutel kan worden gestart.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk als uw auto niet start door
een storing in dit systeem.
2
19
Toegang tot de auto
Probleem met de afstandsbedi ening
Als de afstandbediening niet werkt, kan de
auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld of vergrendeld worden.
F Ontgrendel of vergrendel de auto
eerst met de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier.
F Raadpleeg vervolgens het CITROËN-
netwerk om de werking van de
afstandsbediening te laten controleren en
de batterij te laten vervangen voor zover
noodzakelijk.
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto en
uw legitimatiebewijs naar het CITROËNnetwerk.
Het CITROËN-netwerk kan de speciale
code van de sleutel en de transponder
opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen, om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden.
De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel in het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat.
Sluiten van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan
bij een noodgeval de toegang tot de auto
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door het CITROËN-netwerk
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn
waarmee de auto kan worden gestart.
20
Toegang tot de auto
Portieren
Openen
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
Van binnenuit
F Trek aan de hendel van het voor- of
achterportier om dit te openen.
Als de portieren vergrendeld zijn:
- bij het openen van het bestuurdersportier
worden de andere portieren ontgrendeld,
- het passagiersportier en de achterportieren
moeten eerst handmatig ontgrendeld
worden voordat ze geopend kunnen
worden.
Sluiten
Als een portier of de achterklep niet
goed gesloten is, brandt het lampje
op het instrumentenpaneel totdat het
desbetreffende portier of de achterklep
gesloten wordt.
Vergrendelen/ontgrendelen
van binnenuit
Met de vergrendelknopjes op het
passagiersportier en de achterportieren
kunnen alleen de desbetreffende portieren
vergrendeld/ontgrendeld worden.
2
Achterklep
Openen
F Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel, druk op
de handgreep A en beweeg de achterklep
omhoog.
F Druk de knop op het bestuurdersportier
naar voren om de portieren en de
achterklep te vergrendelen en naar
achteren om ze te ontgrendelen.
21
Toegang tot de auto
Sluiten
F Trek aan de handgreep B om de achterklep
te sluiten.
F Laat de handgreep los en druk licht op de
achterklep om deze te sluiten.
Ruitbediening
Systeem ontworpen voor handmatig of
automatisch openen en sluiten van een
ruit. Uitgerust met een blokkeersysteem om
misbruik van de bediening van de ruiten achter
te voorkomen.
1.Ruitbediening bestuurderszijde.
2.Ruitbediening passagierszijde
3.Ruitbediening rechts achter.
4.Ruitbediening links achter.
5.Blokkeerschakelaar ruitbediening
passagierszijde en achter.
Werking
Contact AAN:
F Duw of trek de schakelaar tot aan het
zware punt om de ruit te openen of te
sluiten. De ruit stopt zodra u de schakelaar
loslaat.
Automatische bediening (bestuurderszijde)
F Druk de schakelaar tot voorbij het
zware punt in. Zodra u de schakelaar
hebt losgelaten, gaat de ruit aan
bestuurderszijde volledig open.
F Bedien de schakelaar opnieuw om het
openen of sluiten te stoppen.
Na het afzetten van het contact kunnen de
ruiten nog gedurende ongeveer 30 seconden
worden bediend. Zet het contact aan om de
ruiten weer te kunnen bedienen.
Nadat het bestuurdersportier is gesloten kunnen
de ruiten niet meer worden geopend of gesloten.
Blokkering van de ruitbediening
aan passagierszijde en achter
F Druk, voor de veiligheid van uw kinderen,
op de schakelaar 5 om de ruitbediening
aan passagierszijde en achter, ongeacht
de stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omlaag staat, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als de schakelaar omhoog staat, is de
ruitbediening niet geblokkeerd.
22
Toegang tot de auto
Verwijder bij het verlaten van de auto altijd
de contactsleutel, zelfs wanneer dit voor
korte duur is.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde of een ruit achter bedient,
moet hij ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Let er goed op dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.
Klepjes laadsystemen
Normaal laden
F Trek aan de hendel A aan de onderzijde
van het dashboard aan bestuurderszijde
om het klepje te ontgrendelen.
F Open het klepje aan de rechterzijde van de
auto.
F Druk de borglip B opzij om de afdekkap
van de aansluiting te openen.
Snelladen
(Afhankelijk van de uitvoering.)
F Trek aan de hendel C aan de linkerzijde
onder de bestuurdersstoel om het klepje te
ontgrendelen.
2
F Open het klepje aan de linkerzijde van de
auto.
F Druk de borglip D opzij om de afdekkap
van de aansluiting te openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het laden van de tractiebatterij.
23
Ergonomie en comfort
Voorstoelen
Handmatig e instellin gen
1.De hoogte van de hoofdsteun afstellen.
2.De hoek van de rugleuning verstellen.
Zet met de daarvoor bestemde
bediening de rugleuning in de gewenste
hellingshoek.
3.De hoogte van de zitting van de
bestuurdersstoel verstellen.
Beweeg de hendel net zo vaak omhoog
of omlaag tot de gewenste stand is
bereikt.
4.De stoel in lengterichting verstellen.
Beweeg de stang omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren.
Hoogteverstelling hoofdsteun
F Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger
te zetten.
F Duw de hoofdsteun omlaag en druk
tegelijkertijd de verstelknop in om de
hoofdsteun lager te zetten.
F Verwijder de hoofdsteun door deze in de
hoogste stand te zetten en omhoog te
trekken terwijl u de verstelknop indrukt.
F Plaats de hoofdsteun terug door de pennen
in de opening van de rugleuning te steken
en de verstelknop in te drukken.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. Dit is gevaarlijk, mede
omdat losliggende hoofdsteunen bij een
noodstop kunnen veranderen in gevaarlijke
projectielen. De hoofdsteunen moeten altijd
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Controleer na het aanbrengen van de
hoofdsteun of de verstelknop goed
vergrendeld is.
De stand van de hoofdsteun is juist als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Stoelverwarming
Druk op de schakelaar op het dashboard om
de verwarming van de bestuurdersstoel in te
schakelen.
Het lampje van de toets gaat branden.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
24
Ergonomie en comfort
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
in het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.)
kunnen brandwonden krijgen.
Het systeem kan oververhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt
gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
- als vochtige kleding wordt gedragen,
- als kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement
in de stoel te voorkomen:
- plaats geen zware voorwerpen op de
stoel,
- kniel of sta niet op de stoel,
- plaats geen scherpe voorwerpen op de
stoel,
- mors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
- gebruik geen vloeibare producten om
de stoel te reinigen,
- gebruik de verwarmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.
Achterbank
De achterbank bestaat uit twee verstelbare en
neerklapbare rugleuningen en een vaste zitting.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee standen, een
hoge stand (comfort en meer veiligheid) en een
lage stand (beter zicht naar achteren voor de
bestuurder).
De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F trek de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F druk vervolgens de pal in.
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoek van de rugleuning
verstellen.
3
Verstellen van de rugleuning:
F trek de hendel naar voren om de rugleuning
te ontgrendelen.
F verstel de rugleuning en laat de hendel los
zodra de rugleuning in de gewenste stand
staat.
Er zijn zeven mogelijke posities voor het
verstellen van de hoek van de rugleuning.
Controleer altijd of de rugleuning goed is
vergrendeld.
25
Ergonomie en comfort
Neerklappen van de
rugleuning van de achterbank
1.Zet de hoofdsteunen in de laagste stand
of verwijder ze indien nodig.
2.Trek de hendel naar voren om de
rugleuning te ontgrendelen.
Rechtop zetten van de rugleuning
F Zet de rugleuning rechtop en vergrendel
hem.
F Zet de hoofdsteunen weer in de hoogste
stand of plaats ze terug.
Let erop dat bij het terugplaatsen van de
rugleuningen de veiligheidsgordels niet
klem komen te zitten.
Spiegels
Buitenspiegels
Instellen
Instellen is mogelijk wanneer het contact in de
stand "ON" of "ACC" staat.
F Beweeg de schakelaar A naar rechts of
links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
F Beweeg de schakelaar B in de vier
richtingen om de spiegel goed af te stellen.
Zet de schakelaar A weer in de middenstand
na het instellen.
26
3.Kantel de rugleuning naar voren.
Ergonomie en comfort
Elektrisch inklappen/uitklappen
van de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering).
F Contact in de stand "ON" of "ACC": druk
op de knop C om de buitenspiegels uit te
klappen.
F Contact in de stand "LOCK": druk binnen
30 seconden op de knop C om de
buitenspiegels in te klappen.
De buitenspiegels kunnen ook handmatig
worden ingeklapt.
De buitenspiegels mogen echter nooit handmatig worden uitgeklapt, omdat
ze anders tijdens het rijden weer kunnen
inklappen.
Gebruik altijd de knop C om de spiegels
uit te klappen.
Binnenspiegel
Verstellen van de binnenspiegel: zet de spiegel
in de gewenste positie door deze omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts te draaien.
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Voorzieningen interieur
3
1.Dashboardkastje
2.Wegklapbare bekerhouders
Druk op het deksel om de bekerhouder
te openen.
3.12V-aansluiting (120 W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw apparatuur
te voorkomen.
27
Ergonomie en comfort
4.Open opbergvak
5.USB-speler
6.Portiervak
Zonneklep
De zonnekleppen kunnen worden gebruikt door
ze naar voren te klappen of, nadat ze uit de
haak zijn verwijderd, opzij te klappen.
Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en
een houder voor pasjes.
Dashboardkastje
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje
als er iemand op de voorpassagiersstoel zit
– bij een noodstop of een aanrijding kan dit
leiden tot ernstig letsel!
12V-accessoireaansluiting
F Open, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Matten
Om de mat aan de bestuurderszijde te
verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
zo ver mogelijk naar achteren en neem de
bevestigingen los.
Leg de mat om deze weer aan te brengen weer
terug op de pennen en klem de bevestigingen
vast. Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
- Gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
- Leg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
28
Loading...
+ 106 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.