Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
•✤ Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
•✤ Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
•✤ Bezoek de officiële Exilim website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
B
K823PCM1DMX
D
INLEIDING
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Lithium accu (CR2025)
*
Voor de kaartafstandsbediening.
(CASIO Digital Camera Software)
CD-ROM
Oplaadbare lithium-ion
accu (NP-40)KaartafstandsbedieningCameraPolsriem
USB kabel
• Merk op dat de vorm van de oplaadeenheid afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
○○○○○○○○
* De vorm van de netstekker
hangt af van het land waar de
camera wordt aangeschaft.
Algemene voorzorgsmaatregelen13
Test voor juiste bediening voordat u de camera gebruikt! 15
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen15
Voorwaarden voor juiste werking15
Condens16
Lens en fasedifferentieelsensor16
Overige16
17SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 17
Gebruik van de snelle oplaadeenheid34
Inleggen van de accu38
Verwijderen van de accu39
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening42
Werking op netspanning45
In- en uitschakelen van de camera47
Configureren van de stroomspaarinstellingen47
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 48
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 73
Gebruik van autofocus74
Gebruik van de macrofunctie76
Gebruik van de oneindig-functie77
Gebruik van handmatig scherpstellen77
Gebruiken van de panfocus functie78
Gebruik van de scherpstelvergrendeling79
Bijstellen van de witbalans......................................... 81
Handmatig bijstellen van de witbalans83
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 84
Gebruik van lensopening prioriteit AE84
Gebruiken sluitersnelheid prioriteit AE85
Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen87
Gebruiken van de Manual Assist (handbedieninghulp)
Gebruiken van de filmfunctie .................................... 111
Opnemen van audio .................................................. 113
Toevoegen van geluid aan een snapshot113
Opnemen van spraak114
Camera instellingen van de REC (opname) functie .... 116
Specificeren van de ISO gevoeligheid117
Selecteren van de automatische scherpstelfunctie (AF) 118
Selecteren van de meetfunctie119
Gebruiken van de filterfunctie120
Speciferen van de contourscherpte121
Specificeren van kleurverzadiging121
Specificeren van het contrast122
In- en uitschakelen van het in-beeld raster122
In- en uitschakelen van beeldcontrole123
Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen123
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning124
Terugstellen (reset) van de camera126
Gebruiken van het snelkoppelmenu ........................ 127
Gebruiken van de kaartafstandsbediening .............. 128
Inleggen van de batterij128
Voordat u de kaartafstandsbediening gaat
gebruiken om op te nemen129
Gebruik van de kaartafstandsbediening130
Gebruiken van een externe flitser............................ 132
Vereisten voor de externe flitseenheid132
Bevestigen van een externe flitseenheid133
Gebruiken van een conversielens of filter ............... 135
Installeren van een conversie-objectief of een
close-up objectief136
Installeren van een filter137
Weergeven van een film .......................................... 145
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 146
Selecteren van een specifiek beeld in het 9-beelden
scherm147
Tonen van het kalenderscherm................................ 147
Spelen van een Slide show (diashow) .................... 148
Specificeren van de slideshow (diashow) beelden150
Specificeren van de slideshow (diashow) tijd151
Specificeren van de slideshow (diashow) tussenpauze 151
Roteren van het displaybeeld .................................. 152
Gebruik van beeldroulette ........................................ 153
Toevoegen van audio aan een snapshot................. 154
Heropnemen van het geluid155
Weergeven van een spraakopnamebestand........... 156
Tonen van camerabeelden op een televisiescherm 157
Selecteren van het video-ingangssysteem158
159 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 159
Wissen van alle bestanden ...................................... 160
Beschermen van bestanden .................................... 162
Beveiligen van een enkel bestand162
Beveiligen van alle bestanden163
Gebruik van de FAVORITE map .............................. 163
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map163
Tonen van een bestand in de FAVORITE map165
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map166
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map167
168 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 168
Configureren van de geluidsinstellingen168
Instellen van het volumeniveau169
Specificeren van een beeld voor het beginscherm .... 169
Gebruiken van het alarm ......................................... 173
Instellen van een alarm173
Stoppen van het alarm174
Instellen van de klok ................................................ 174
Selecteren van uw thuistijdzone174
Instellen van de huidige tijd en datum175
Veranderen van de datumopmaak176
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 176
Tonen van het wereldtijdscherm176
Configureren van wereldtijdinstellingen177
Configureren van de zomertijdinstellingen (DST)178
Veranderen van de displaytaal ................................ 179
Veranderen van het protocol van de USB poort...... 179
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 180
182 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 183
Insteken van een geheugenkaart in de camera183
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera184
Formatteren van een geheugenkaart184
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart185
Kopiëren van bestanden .......................................... 186
DCF protocol209
Geheugendirectorystructuur209
Door de camera ondersteunde beeldbestanden211
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart212
213 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de albumfunctie ................................... 213
Creëren van een album213
Selecteren van een album layout215
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen215
Bekijken van albumbestanden218
Opslaan van een album220
Wissen van een album221
Installeren van de software van de CD-ROM .......... 221
Aangaande de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software)221
Computersysteem vereisten223
Installeren van de software van de CD-ROM in
Windows ................................................................... 224
Voorbereidingen225
Selecteren van een taal225
Bekijken van het “Lees mij” bestand225
Installeren van een applicatie226
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)226
Gebruikersregistratie227
Verlaten van de menu applicatie227
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer ................................................. 227
Installeren van software227
Bekijken van gebruikersdocumentatie
• De inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
• Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
•
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend
uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van de EX-P600.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en of
Photohands.
•
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect, reparaties
of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een
reservekopie te maken van belangrijke data op
andere media om u in te dekken tegen verlies.
• Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
•
Windows, Internet Explorer en DirectX zijn
geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation
• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
• MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan
MultiMediaCard Association (MMCA).
• Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated.
• De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix
Technologies Ltd. software.
Compatibility Software Copyright C 1997
Phoenix Technologies Ltd., alle rechten
voorbehouden.
• Namen van andere fabrikanten, producten en service
die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing
kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn
van anderen.
• Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
9
INLEIDING
Kenmerken
• 6 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in het totaal in 6,37 miljoen beeldpunten
voor een bijzonder hoge resolutie voor het produceren
van heldere, duidelijke beelden en afdrukken.
• 2,0-inch TFT LCD kleurenscherm
• Lange levensduur van de accu
Het lage stroomverbruik ontwerp van de camera en de
grote capaciteit van de accu geven langere opname en
weergave tussen het opladen van de accu.
• 9,2 MB flashgeheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
• Snelle, nauwkeurige autofocus
Een fasedifferentiaalsensor werkt in combinatie met
contrast autofocus om sneller te kunnen scherpstellen.
• Drie doorlopende sluiterfuncties (pagina 91)
Naast de normale doorlopende sluiterfunctie die
doorlopend opnamen kan maken zolang er geheugen vrij
is, kunt u ook een snelle doorlopende sluiter en een actiestop doorlopende sluiter gebruiken waarbij een serie
snapshots genomen wordt als een enkel beeld.
• Vier automatische klassefuncties (pagina 95)
Instelbare variabelen kunnen ingesteld worden om
meerdere versies van een beeld te maken met een
verschil in de instellingen voor de belichting, de witbalans
of de scherpstelafstand. Niet-instelbare variabelen
creëren meerdere versies van een beeld m.b.v. filters en
andere instellingen.
• Ex-Finder zoeker (pagina 29)
De Ex-Finder zoeker geeft u een schat aan gegevens via het
beeldscherm terwijl u beelden aan het samenstellen bent.
• Ex menu (pagina 172)
Het snelkoppelmenu geeft toegang tot vier vaak gebruikte
instellingen.
• Multi autofocus (pagina 75)
Wanneer de instelling ‘Multi’ (meervoudig) wordt ingesteld
voor het autofocus kader, neemt de camera zeven metingen
op verschillende punten en kiest automatisch de beste. Dit
maakt het mogelijk om te voorkomen dat per vergissing op
de achtergrond scherpgesteld wordt hetgeen zuiver
scherpstellen op een groot aantal beeldtypes waarborgt.
• Verplaatsbaar automatisch scherpstelkader (pagina 75)
U kunt het scherpstelkader verplaatsen naar de gewenste
plaats.
• Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding. (pagina 182)
10
INLEIDING
• Manual Assist (handbedieninghulp) (pagina 88)
Volg de in-beeld aanwijzingen bij het maken van de
handmatige belichtingsinstellingen.
• AE vergrendeling (pagina 89)
Een simpele bediening vergrendelt de scherpstelling op
een bepaald onderwerp om er zeker van te zijn dat het
beeld scherpgesteld is zoals u dat wilt.
• Beste shot (BESTSHOT) (pagina 103)
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken.
• Combinatieshot (Coupling Shot) en vooropname (Preshot) (pagina 107, 109)
Combinatieshot (Coupling Shot) laat u twee onderwerpen
combineren tot een enkel beeld terwijl vooropname (Preshot) u een onderwerp laat toevoegen aan een eerder
opgenomen achtergrondbeeld. Dat betekent dat u
beelden kunt creëren waar u en een vriend onderdeel
worden van een ander beeld, terwijl alleen u en die vriend
in de buurt zijn.
• Drievoudige zelfontspanner (pagina 68)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
• Real-time RGB histogram (pagina 32)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
• Wereldtijd (pagina 176)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt kiezen uit 162
steden en 32 tijdzones.
• Alarm (pagina 173)
Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan
belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v.
een alarmklok. U kunt ook een speciaal beeld laten tonen
of een film of een geluidsbestand laten spelen op het
moment dat de alarmtijd bereikt wordt.
• Albumfunctie (pagina 213)
Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd om
een album te creëren van opgenomen beelden. De inhoud
van het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v.
een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snel
en gemakkelijk worden ingepast in Web pagina’s.
11
INLEIDING
• Kalenderscherm (pagina 147)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste beeld dat op die datum was
opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeld
gemakkelijker en sneller.
• Snapshot + audio functie (pagina 113)
Voegt geluid toe aan een snapshot.
• Film + audio functie (pagina 111)
• Spraakopname (pagina 114)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
• Na opname (pagina 154)
Voegt geluid toe aan beelden die zijn opgenomen.
• Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 168)
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera
inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of
een toetsbewerking uitvoert.
• Kaartafstandsbediening (pagina 128)
• Aansluitingsmogelijkheid voor een externe flitser (pagina
132)
• Ondersteuning voor adapterobjectief/close-up objectief
(pagina 135)
Het adapterobjectief verbetert de kwaliteit van opnamen
met telefoto en groothoek terwijl het close-up objectief
macro-opnamen verbetert.
• DCF data opslag
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
• Digitale Print Order Format (DPOF) (pagina 189)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOFcompatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor
het specificeren van beelden en hoeveelheden door
professionele afdrukdienstverleningen.
• PRINT Image Matching II Compatibel (pagina 196)
Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data
en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden
er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
• USB DIRECT-PRINT ondersteuning (pagina 192)
Uw camera ondersteunt USB DIRECT-PRINT dat
ontwikkeld werd door Seiko Epson Corporation. Bij
directe aansluiting op een printer die USB DIRECTPRINT ondersteunt, kunt u af te drukken beelden
selecteren en het afdrukken starten vanaf de camera.
12
INLEIDING
• PictBridge ondersteuning (pagina 192)
Uw camera ondersteunt de PictBridge standaard van de
Camera en Imaging Products Association (CIPA). U kunt
de camera direct aansluiten op een printer die de
PictBridge standaard ondersteunt waarna u beelden kunt
selecteren en afdrukken met het beeldscherm en de
bedieningsregelaars van de camera.
• Stuur beelden over naar een computer door gewoonweg
de camera met een USB kabel te verbinden (pagina 198).
• Sluit de camera m.b.v. de AV kabel aan op een TV en
gebruik dan het beeld op het televisiescherm voor het
opnemen en bekijken van beelden (pagina 157).
• Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina 222)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke
voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-P600
gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “deze
camera” en “de camera” verwijzen naar de CASIO EXP600 digitale camera.
• Probeer nooit beelden op te nemen of de ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
• Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
uw eigen reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
• Kijk nooit door de zoeker van de camera naar de zon of
naar een ander helder licht. Hierdoor kunt u uw
gezichtsvermogen beschadigen.
• Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
• Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinder
veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
13
INLEIDING
• Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter
van de ogen van het onderwerp gehouden te worden.
• Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
• Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer
van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op
met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
•
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera onmiddellijk uit, haal de stekker
van het netadaptersnoer uit het stopcontact. Er daarbij op
lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de
accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit
het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de
dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als
het gebruik van de camera onder deze omstandigheden
wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok
en brand met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen
rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter
reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
• Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
• Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
• Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
• Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
• Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk tot een ongeluk leiden.
• Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
• Open nooit het deksel van het accucompartiment,
verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de
camera en trek deze nooit uit het stopcontact terwijl u
beelden aan het opnemen bent. Niet alleen maakt dit het
onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook
de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen
waren in het bestandgeheugen van de camera.
14
INLEIDING
Test voor juiste bediening voordat u de
camera gebruikt!
Voordat u de camera gaat gebruiken voor het maken van
belangrijke opnamen moet u zich er eerst van gewissen dat
de camera goed werkt en op de juiste manier
geconfigureerd is door een aantal testopnamen te maken
en de resultaten te bekijken (pagina 20).
Voorzorgsmaatregelen bij data
foutlezingen
• Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
— Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart
terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen
van een beeld of toegang heeft tot het geheugen
— Het verwijderen van de accu of het verwijderen van de
geheugenkaart terwijl de bedrijfsindicator nog aan het
knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft
— Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel
terwijl het versturen van data plaatsvindt
— Lage batterijspanning
— Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
241). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
• Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de
volgende plaatsen.
— Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
— In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
— Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
15
INLEIDING
Condens
• Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij
blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen
veroorzaken.
• Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het deksel
van het accucompartiment voor enkele uren open.
Lens en fasedifferentieelsensor
• Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens en de fasedifferentieelsensor. Dit
kan namelijk krassen veroorzaken op de lens en op de
fasedifferentieelsensor waardoor verkeerde werking kan
onstaan.
• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
en de fasedifferentieelsensor kan op de juiste manier
opnemen belemmeren. Raak de lens en de
fasedifferentieelsensor nooit met de vingers aan. U kunt
stofdeeltjes van de lens en de fasedifferentieelsensor
verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens en van de fasedifferentieelsensor
af met een zachte lensdoek.
• Wanneer u met de camera ergens op richt dient u er op te
letten dat uw vinger de fasedifferentieelsensor niet
blokkeert.
Overige
• Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
• Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
16
SNELSTARTGIDS
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1.
Laad de oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) op die
meegeleverd wordt met de camera (pagina 35).
• Merk op dat de vorm van de oplaadeenheid afhangt van het
gebied waar de camera wordt aangeschaft.
• Het kost ongeveer twee uur om de batterijen volledig op te
laden.
1
1
2
2
Inlaattype
[CHARGE] indicator licht
rood op tijdens het opladen.
[CHARGE] indicator wordt
groen nadat het opladen is
voltooid.
[CHARGE] indicator
licht rood op tijdens
het opladen.
[CHARGE] indicator
wordt groen nadat
het opladen is
voltooid.
Insteektype
17
SNELSTARTGIDS
2.
Leg de accu in (pagina 38).
1
2
3
Stopnok
18
SNELSTARTGIDS
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
• Let erop det volgende instellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt
voor het opnemen van beelden. (Zie pagina
51 voor details.)
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Druk op [] om de gewenste taal te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [],
[], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en
het instelscherm te verlaten.
19
SNELSTARTGIDS
1200N
1600
10
04/1212
24
12
58
ISO100
F2.8
1/1000
Opnemen van een beeld
Groene
bedrijfsindictator
1
(Zie pagina 54 voor details.)
2
4
1600
1200N
ISO100
F2.8
1/1000
04/
12
10
IN
/24
:
58
3
Scherpstelkader
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Zet de functiedraairegelaar op (snapshot functie).
3.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of de zoeker om het beeld te
componeren en druk de sluitertoets half in.
• Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het
scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaat
branden.
4.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig in.
20
Bekijken van een opgenomen beeld
(Zie pagina 138 voor details.)
1
2
3
1.
Druk op de spanningstoets om de
camera in te schakelen.
2.
Zet de functiedraairegelaar op
(weergavefunctie (PLAY)).
3.
Blader m.b.v. [] and [] door de
beelden.
SNELSTARTGIDS
Wissen van een beeld
(Zie pagina 159 voor details.)
1
2
3
4, 5, 6
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen.
2.
Zet de functiedraairegelaar op (weergavefunctie
(PLAY)).
3.
Druk op [EX ].
4.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en [].
5.
Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en [].
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten
zonder iets uit te wissen.
6.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
21
VOORBEREIDINGEN
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
■ Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
“Deze camera” of “de
camera”
“bestandgeheugen”
“accu”
“oplaadeenheid”
Betekenis:
De CASIO EX-P600 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 55)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De CASIO BC-30L snelle
oplaadeenheid
■ Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
■ In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
■ Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
• Het ingebouwde geheugen van de camera
• Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
• Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 161 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
22
VOORBEREIDINGEN
8
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
M [PREVIEW] voorvertoningtoets
N [SET] insteltoets
O [][][][]
P [DISP] displaytoets
Q Beeldscherm
24
R [EX ] EX/wistoets
S [AE-L] AE vergrendelingstoets
T [ BKT] (doorlopende sluiter/
automatisch klassefunctie) toets
Opnamefunctie (REC)
VOORBEREIDINGEN
VU
Y
■ Achterkant
U Deksel van het accucompartiment
V Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
W Stopnok
X Accuvak
Y Geheugenkaartsleuf
W
X
25
VOORBEREIDINGEN
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm maakt van verschillende indicators en iconen gebruik om u op de hoogte te houden van de status van de camera.
• Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefunctie (REC)
78
9
D
C
56
3421
1 Flitserfunctie indicator
Geen (Automatisch)
(Flitser uit)
0
A
B
(Flitser aan)
(Reductie van rode
ogen)
• Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de Flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator
Geen (Autofocus)
(Macro)
(Panfocus)
(Oneindig)
(Handmatig
scherpstellen)
• (panfocus) verschijnt
alleen tijdens de filmfunctie.
(resterend aantal beelden dat kan worden opgeslagen)
Filmopname: Resterende opnametijd
0 Beeldkwaliteit
F : FINE (fijn)
N : NORMAL (normaal)
E : ECONOMY (economisch)
T : TIFF
A Geheugenindicator
(Ingebouwd geheugen in gebruik)
(Geheugenkaart in gebruik)
B Datum/tijd
C Accuniveau indicator
D Scherpstelkader
• Scherpgesteld: Groen
• Niet scherpgesteld: Rood
E Digitale zoomindicator
F ISO gevoeligheid
G Lensopeningwaarde
H Sluitersnelheidswaarde
• Bij een lensopening of sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm oranje.
I Zoomindicator
• De linkerkant geeft optische zoom aan.
• De rechterkant geeft digitale zoom aan.
27
E
F
G
H
I
VOORBEREIDINGEN
■ Belichtingspaneel
Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter
benedenhoek van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) dat verschillende instelbare
parameters aangeeft.
Belichtingspaneel
• De volgende uitleg betreft wat er op het belichtingspaneel
verschijnt. Merk op dat de huidige opnamefunctie bepaalt
welke items verschijnen.
1 Lensopeningswaarde
Stel de lensopening bij m.b.v. dit item.
• Van toepassing zijnde functies: A
functie (lensopening prioriteit AE),
M functie (handmatige belichting)
Lensopeningswaarde
2 Sluitersnelheid
Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit
item.
• Van toepassing zijnde functies: S
functie (sluiter prioriteit AE), M
functie (handmatige belichting)
3 EV verschuiving
(belichtingscompensatiewaarde)
Gebruik dit item om de waarde van
de belichtingscompensatie (EV
verschuiving) in te stellen.
• Van toepassing zijnde functies:
Snapshot functie, BESTSHOT
functie, A functie (lensopening
prioriteit AE), S functie (sluiter
prioriteit AE)
4 Handmatige
scherpstellingsinstelling (MF)
Stel handmatige scherp m.b.v. dit
item.
• Van toepassing zijnde functie:
handmatige functie
28
Sluitersnelheid
EV verschuiving
Handmatige
scherpstellingsinstelling
(MF)
VOORBEREIDINGEN
■ EX Finder zoeker
3
2
1
4
5
6
7
8
9
0
B
A
1 Scherpstelafstand schaal
• Deze schaal geeft de scherpstelafstand aan. Merk
op dat deze schaal niet dient als een precies
meetinstrument. De schaal dient enkel als een
algemene leidraad.
• De scherpstelafstand schaal kan mogelijk niet
verschijnen onder één van de volgende condities.
— Wanneer “Contrast” geselecteerd staat als de
automatische scherpstelfunctie (AF) (pagina 118)
— Wanneer “Hybrid” geselecteerd is als de autofocus
(AF) functie (pagina 118) en Macro “”
geselecteerd is als de scherpstelfunctie (pagina 73).
—
Wanneer het zo donker is in de omgeving of juist zo
helder verlicht dat het niet mogelijk de afstand te meten.
• Deze icoon wordt enkel aangegeven wanneer “MF
(handmatig scherpstellen)” geselecteerd wordt als de
scherpstelfunctie.
• Als u [] en [] gebruikt om de cursor naar “ ” te
verplaatsen en vervolgens op [] of [] drukt,
verdwijnt het Ex-Finder zoekerbeeld en verschijnt de
handmatige scherpstelinficator (pagina 77).
8 Kleurverandericoon
• U kunt [] en [] gebruiken om de cursor naar “ ” te
verplaatsen en vervolgens op [] of [] drukken om
de kleur van het Ex-Finder zoekerbeeld te veranderen.
9 Lensopeningwaarde
0 Sluitersnelheid
• De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopening in het beeldscherm worden oranje
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt als het
beeld over- of onderbelicht is.
A EV verschuiving (belichtingscompensatiewaarde)
B Histogram (pagina 32)
• Sommige informatie wordt
mogelijk niet juist getoond als
het een beeld betreft dat
opgenomen was met een ander
model camera.
VOORBEREIDINGEN
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van de [DISP] toets geeft het
beeldscherm een andere inhoud weer volgens de
onderstaande volgorde.
Indicators aan (pagina 26)
Ex-Finder zoekerbeeld (pagina 29)
Indicators uit
Beeldscherm uit
BELANGRIJK!
• Het Ex-Finder zoekerbeeld kan tijdens de filmfunctie
niet worden verkregen. In dit geval wordt een
histogram getoond naast de normale display
indicators.
• Het Ex-Finder zoekerbeeld kan tijdens de volgende
functies niet worden verkregen: Weergave (PLAY),
Coupling Shot (combinatieshot), Pre-shot
(vooropname)
• U kunt het beeldscherm bij de volgende functies niet
uitschakelen: PLAY (weergave), BESTSHOT, Movie
(film) en Movie standby (filmopnamestandby).
• Het indrukken van [DISP] heeft geen invloed op de
inhoud van het beeldscherm tijdens het opnemen
van films of tijdens de standby daarvoor of tijdens
het opnemen van een snapshot-met-geluid
• De enige display opties die verschijnen bij het
indrukken van [DISP] tijdens de spraakopnamefunctie
zijn “Indicators aan” en “beeldscherm uit”.
31
VOORBEREIDINGEN
■ Histogram
Het histogram stelt u in staat de belichtingsomstandigheden
te controleren tijdens het opnemen van beelden.U kunt ook
het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
• Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
vertikale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
• Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit dat
er te veel donkere beeldpunten
zijn. Dit type histogram is het
resultaat van een beeld dat in
het algemeen te donker is. De
donkere gedeelten van het
beeld kunnen zelfs “geheel
verduisterd” worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
• Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
“geheel wit” worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
• Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
32
VOORBEREIDINGEN
BELANGRIJK!
• Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
• Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
• U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
• Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Indicators
Middels de kleur en status (brandend of knipperend) van
de indicators kunt u de huidige bedieningsstatus
onmiddellijk checken. Zie “Indicator referentie” op pagina
233 voor details.
Zelfontspannerindicator
Groene bedrijfsindicator
Rode bedrijfsindicator
33
VOORBEREIDINGEN
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
• Om te voorkomen dat de camera valt terwijl u hem aan
het bedienen bent, is het verstandig om de riem om uw
pols te houden. Gebruik de gesp om er verzekerd van
te zijn dat de riem goed om uw pols past.
• De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
• Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Spanningsvereisten
Uw camera kan werken op ofwel accuspanning of
netspanning.
• Accu
Eén NP-40 oplaadbare lithium-ion accu
De accu is niet opgeladen wanneer u de camera
aanschaft. U dient dus de accu eerst op te laden
voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik
neemt (pagina 35).
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve contactpunten in
de juiste richting wijzen en monteer dan de accu op de
oplaadeenheid. Merk op dat de accu niet goed opgeladen
wordt als hij niet correct aangebracht is op de
oplaadeenheid.
-
T
+
■ Opladen van de accu
1.
Zet de accu met de positieve en negatieve
aansluitingen op de juiste wijze op hun plaats
en plaats dan de accu op de oplaadeenheid.
35
○○○○○○○○○○○○○○○○○○
InsteektypeInlaattype
VOORBEREIDINGEN
2.
Steek de stekker van de oplaadeenheid in het
stopcontact.
• Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator rood
oplichten.
• Het opladen duurt ongeveer twee uur.
• Merk op dat de vorm van de oplaadeenheid afhangt
van het land waar de camera wordt aangeschaft.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
Oplaadeenheid
Netsnoer
OPMERKING
• De meegeleverde oplaadeenheid is ontworpen voor
gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker van het netsnoer kan verschillen afhankelijk
van het land van aanschaf. Mocht u van plan zijn de
oplaadeenheid te gebruiken op een plaats waar het
stopcontact afwijkt van dat in uw eigen land, vervang
dan het netsnoer door een geschikt netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of door een los
verkrijgbaar netsnoer dat geschikt is voor het
stopcontact van dat land.
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
Stekker
[CHARGE] (oplaad)
indicator
Oplaadeenheid
36
VOORBEREIDINGEN
OPMERKING
• De meegeleverde oplaadeenheid is ontworpen voor
gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker van het netsnoer kan verschillen afhankelijk
van het land van aanschaf. Reist u in het buitenland
dan is het uw eigen verantwoordelijkheid om na te
gaan of de vorm van de stekker van het netsnoer
van de oplaadeenheid past bij de plaatselijke
stopcontacten en om eventueel een verloopstekker
aan te schaffen.
3.
De [CHARGE] indicator wordt groen wanneer
het opladen voltooid is.
4.
Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact en
verwijder de oplaadbare accu nadat het
opladen voltooid is.
• Trek de oplaadeenheid altijd uit het stopcontact en
verwijder de oplaadbare accu wanneer u de eenheid
niet gebruikt voor het opladen.
BELANGRIJK!
• Als de accu of de oplaadeenheid bijzonder heet of
koud wordt wanneer u begint met opladen of als ze
heet worden tijdens het opladen, dan zal de
oplaadeenheid in standby gaan staan hetgeen
aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator
[CHARGE] oranje oplicht. Het opladen wordt
voortgezet wanneer de temperatuur terugkeert
binnen het toelaatbare temperatuurbereik hetgeen
aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator
[CHARGE] rood oplicht.
• Wanneer accu’s opgeladen wordt terwijl ze nog
steeds warm zijn juist na afnemen van de camera
kan er toe leiden dat ze slechts gedeeltelijk worden
opgenomen. Geef de accu’s tijd om af te koelen
voordat u ze gaat opladen.
• Accu’s lopen langzamerhand leeg zelfs als u ze in de
camera laat zitten zonder ze op te laden. Hierom
wordt het aanbevolen dat u accu’s oplaadt juist
voordat u ze nodig heeft.
• De oplaadbare accu die met deze camera gebruikt
wordt is speciaal ontworpen voor gebruik met digitale
camera’s. Als u ze wilt gebruiken om een ander type
toestel van spanning te voorzien dient u eerst de
gebruiksaanwijzing te lezen van dat toestel om te
zien of ze elkaar niet bijten.
• Hoewel de feitelijke levensduur van oplaadbare
accu’s afhangt van de omgeving waarin ze worden
gebruikt, kunt u de verwachting koesteren dat ze
ongeveer 500 maal kunnen worden opgeladen
voordat ze aan vervanging toe zijn.
37
VOORBEREIDINGEN
• Het opladen van de camera accu kan storing
veroorzaken bij de ontvangst van televisie en radio.
Is dit het geval steek de stekker van de
oplaadeenheid dan in een stopcontact dat zich
verder weg bevindt van de televisie of de radio.
• Vuile contactpunten van de oplader en/of accu
aansluitingen kunnen opladen in het geheel
onmogelijk maken. Veeg de contactpunten en
aansluitingen van tijd tot tijd af met een droge doek
om ze schoon te houden.
Inleggen van de accu
1.
Druk tegen het deksel van het
accucompartiment aan de onderkant van de
camera, schuif het deksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
38
2.
Trek de stopper in de richting aangegeven
door de pijl in de afbeelding, plaats het (–)
merkteken op de accu tegenover het (–)
merkteken op de camera en schuif daarna de
accu in de camera.
Stopnok
(–)-markering
• Druk tegen de
onderkant van de
accu en let er op dat
de stopnok stevig op
zijn plaats
vergrendelt.
NP-40
VOORBEREIDINGEN
3.
Sluit het deksel van het accucompartiment en
schuif het vervolgens in de door de pijl
aangegeven richting.
Verwijderen van de accu
1.
Open het deksel van het accucompartiment.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
• Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
BELANGRIJK!
• Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
39
Stopnok
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
• Let erop dat u de accu niet laat vallen.
VOORBEREIDINGEN
■ Als de camera normaal werkt
1.
Blijf de camera gebruiken tot de accu leeg is
en laad de accu opnieuw op.
■ Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
■ Richtlijnen voor de levensduur van de accu
De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de
accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid
tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de
tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt
doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen
garantie dat de accu inderdaad de aangegeven
gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en
ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu
verkorten.
• Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uiten weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
• Temperatuur: 23°C
• Beeldscherm: Ingeschakeld
• Flitser: Uitgeschakeld
• Beeld opgenomen na elke 15 seconden
*3 Omstandigheden bij doorlopende weergave
• Temperatuur: 23°C
• Bladeren naar het volgende beeld na elke 10
seconden
*4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op
doorlopende opname.
• De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de
accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
• De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe
vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe
lang u de spanning ingeschakeld laat.
■ Tip om de lading van de accu langer te laten
meegaan
• Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit - flash off) als de
flitserfunctie. Zie pagina 64 voor meer informatie.
• U kunt accustroom besparen door de [DISP] toets te
gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen.
41
VOORBEREIDINGEN
■ Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
AccuniveauHoogLaag
Indicator
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de oplaadeenheid.
■ Voorzorgsmaatregelen voor de accu
● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
Houdt deze voorzorgsmaatregelen en alle
gebruiksaanwijzingen bij de hand voor latere naslag.
OPMERKINGEN
• De term “accu” in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
• Gebruik enkel de snelle oplaadeenheid (BC-30L) om
de oplaadbare lithium-ion accu NP-40 op te laden.
Gebruik nooit andere oplaadtoestellen.
42
VOORBEREIDINGEN
• Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
— Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
— Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
— Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
— Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en –
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de oplaadeenheid koppelt.
— Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
— Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
— Dompel de accu nooit onder in water.
— Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
• Mocht u ooit een lek, vreemde geur, opwekking van
hitte, verkleuring, vervorming of een andere abnormale
conditie constateren tijdens het gebruik, het opladen of
het opbergen van een accu, verwijder hem dan
onmiddellijk uit de camera of de oplaadeenheid en houd
hem uit de buurt van open vuur.
• Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
• Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
• Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
• Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
43
VOORBEREIDINGEN
● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
• Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur
tussen 5°C en 35°C is. Opladen buiten dit
temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het
opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs
onmogelijk zijn om de accu (volledig) op te laden.
• Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
• Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
• Deze oplaadeenheid is ontworpen om op de juiste
wijze geplaatst te worden in een verticale positie of
vastgemaakt op de vloer.
● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
• Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
• Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
● GEBRUIK VAN DE ACCU
• Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
44
VOORBEREIDINGEN
■
Voorzorgsmaatregelen voor de
oplaadeenheid
• Steek de stekker van de oplaadeenheid nooit in een
stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de
oplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan namelijk
gevaar op brand, defecten en elektrische schok met
zich meebrengen.
• Steek de oplaadeenheid nooit in het stopcontact of
haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk
gevaar op elektrische schok met zich meebrengen.
• Steek de oplaadeenheid niet in een stopcontact of
verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.
Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en
elektrische schok met zich meebrengen.
• Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
• Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u
hem niet gebruikt.
Werking op netspanning
U dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C40) aan te
schaffen om de camera op netspanning te laten werken.
1.
Sluit het netsnoer aan op de netadapter.
2.
Open het deksel van het aansluitingspaneel
en sluit de netadapter aan op de aansluiting
die aangeduid wordt als [DC IN]
(gelijkspanningsingang).
45
VOORBEREIDINGEN
3.
Steek de netstekker in het stopcontact.
[DC IN]
(gelijkspanningsingang)
Netadapter
Deksel van het
aansluitingspaneel
Stekker
Netsnoer
OPMERKING
• De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V
wisselspanning. Gebruikt u de netadapter in het
buitenland dan is het uw eigen verantwoordelijkheid
om een netsnoer aan te schaffen waarvan de stekker
past bij de stopcontacten van het land van
bestemming.
■ Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter
• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter tot stand brengt of
verbreekt.
• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er
een accu geïnstalleerd is in de camera. Doet u dat niet
dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen
wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt.
Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd
raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt
zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
• Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
• Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het
stopcontact na gebruik van de camera.
• De camera schakelt automatisch over naar werking op
netspanning wanneer de netadapter op de camera
aangesloten wordt.
• Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een PC aangesloten is.
• Bedek de netadapter nooit met een plait, een deken of
een andere afdekking. Dit breng namelijk het gevaar op
brand met zich mee.
46
VOORBEREIDINGEN
In- en uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera in en uit te
schakelen. Bij indrukken van de spanningstoets om de
spanning in te schakelen gaat de groene bedrijfsindicator
knipperen. Druk nogmaals op de spanningstoets om de
camera uit te schakelen.
Groene bedrijfsindicatorSpanningstoets
BELANGRIJK!
• Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de
automatische stroomonderbreker druk dan op de
spanningstoets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
• Bij inschakelen van de camera terwijl de
opnamefunctie (REC) ingeschakeld is, komt de lens
van de camera naar buiten. Let erop dat er zich niets
voor de camera bevindt dat door de lens kan worden
geraakt wanneer u de camera inschakelt.
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de “Set Up” (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
47
VOORBEREIDINGEN
● Zie pagina 48 voor informatie hoe de menu’s worden
gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
• Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30
sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit).
• Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”.
• Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
• Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
• Terwijl de camera aangesloten is op een computer of
televisietoestel via de USB/AV poort
— Terwijl de camera aangesloten is op een
computer of televisietoestel via de USB/AV poort.
— Terwijl een slideshow aan de gang is
—
Tijdenshet weergeven van een stemophamebestand
— Tijdens het weergeven van een film
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Schakel de spanning
in en zet de
functieschijfregelaar
op .
• Wilt u in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen, zet
de functiedraairegelaar
op .
Functiedraairegelaar
48
VOORBEREIDINGEN
2.
Druk op [MENU].
[][
][][
[MENU]
[SET]
]
Tab
Instellingen
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
● Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab.
Beweeg heen en weer tussen
instellingen.
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling.
Selecteer een optie.
Register een optieselectie en
verlaat het menubeeldscherm.
Register een optieselectie en
ga terug naar het
menubeeldscherm.
Verlaat het menubeeldscherm.
49
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU]
VOORBEREIDINGEN
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
• In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
Voorbeeld: om het “Size”
item
(afmetingen) te
selecteren.
geselecteerde instelling te veranderen.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie in
stap 3.
• Zie “Menureferentie” op pagina 230 voor meer informatie
aangaande menus.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [].
1.
2. Gebruik [] om terug te gaan
naar de tabselectie.
50
VOORBEREIDINGEN
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
• Displaytaal
• Thuisstad
• Datumstijl
• Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
• Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
• De klokinstellingen van de camera worden gewist
wanneer de spanning volledig uitgevallen is. Dit kan
gebeuren als de accu volledig leeg raakt terwijl de
camera niet van stroom voorzien wordt via de
netadapter. Het klokinstelbeeldscherm verschijnt
automatisch de volgende keer dat u de spanning
inschakelt nadat de instellingen zijn gewist. Stel de
datum en tijd in voordat u de camera gebruikt.
• De huidige datum- en tijdinstellingen worden gewist
ongeveer twee dagen nadat de accu leeggeraakt is.
51
VOORBEREIDINGEN
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in
te schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English: Engels
Français : Frans
Deutsch: German
Español: Spaans
Italiano: Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
52
VOORBEREIDINGEN
6.
Gebruik [] en []
om de
datumformaatinstelling
te veranderen en druk
daarna op [SET].
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Voorbeeld: 24 december, 2004
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
53
Om dit te doen:
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
• HorizontaalHoud de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linkeren rechterzijde
gedrukt.
• VerticaalGebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen stil.
BELANGRIJK!
• Let erop dat uw vingers of de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon of de lens.
• Wanneer u de camera ergens op richt dient u er op
te letten dat uw vinger de fasedifferentieelsensor niet
blokkeert.
Fasedifferentieelsensor
OPMERKING
• Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u
beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt. Druk
zorgvuldig op de sluitertoets en let er daarbij op dat u
de camera niet beweegt. Dit is in het bijzonder van
belang wanneer de belichting laag is waardoor de
sluitersnelheid langzamer wordt.
54
Flitser
Microfoon
Lens
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1200N
1600
10
04/1212
24
12
58
ISO100
F2.8
1/1000
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de waarden voor de
sluitersnelheid en de lensopening in overeenkomstig de
helderheid van het onderwerp. Her beeld dar u opneemt
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de
camera bevindt.
• Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 182)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de
spanningstoets om de
camera in te
schakelen.
• Hierdoor verschijnt een
beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
Spanningstoets
55
2.
Zet de
functiedraairegelaar
op (Snapshot
functie).
• Hierdoor wordt de
Snapshotfunctie
ingeschakeld voor het
opnemen van beelden.
3.
Zet het beeld op het
Functiedraairegelaar
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherp-stelkader
bevindt.
• Het scherpstelbereik van
de camera tijdens de
automatische
scherpstelfunctie loopt
van circa 40cm tot
oneindig (∞) (pagina 74).
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 61).
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken
om het beeldscherm uit te schakelen en op die
manier accustroom sparen.
Scherpstelkader
1600
1/1000
1200N
ISO100
F2.8
04/
12
10
IN
/24
:
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
• Bij halverwege indrukken
van de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheid- en
lensopeningwaarden
getoond. De ISO
gevoeligheidswaarde
verschijnt op dit moment
ook in de display.
• U kunt controleren of
scherpgesteld is op het
beeld door naar het
scherpstel-kader te kijken
en met de groene indicator.
Sluitertoets
Groene bedrijfsindicator
BKT
●
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
• Let erop dat u de lens,
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Flitser
de
fasedifferentieelsensor,
de flitser en de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert
tijdens het opnemen
van een beeld.
Fasedifferentieelsensor
Microfoon
Lens
56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld,
drukt u de sluitertoets
geheel in om te gaan
opnemen.
• Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden
opgeslagen hangt af van de resolutie beeldgrootte
en beeldkwaliteit instellingen die u gebruikt (pagina
70).
• Druk zachtjes op de sluitertoets om bewegen van de
camera te vermijden.
Sluitertoets
Opname voorzorgsmaatregelen
• Open het deksel van het accucompartiment nooit terwijl
de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u
dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan
maar kunnen de reeds in het camerageheugen
opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de
camera zelf defect raken.
• Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
• TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
• De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 117). Dit kan de oorzaak
vormen van statische storing bij beelden van relatief
slecht belichte voorwerpen.
•
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd
als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 117). Daarom
dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te
behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 64).
• Mocht er ongewenst licht op de lens vallen, scherm de lens
dan af met uw hand tijdens het opnemen van het beeld.
57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande autofocus
• Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de
camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het
opnemen van de onderstaande types onderwerpen.
— Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
— Onderwerpen met sterk tegenlicht
— Gepoetst metaal of andere helder reflecterende
voorwerpen
— Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
— Meervoudige beelden die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
— Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
— Bewegende onderwerpen
• Merk op dat een groene bedrijfsindicator en
scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garant staan voor
een scherp beeld.
• Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 79) of handmatige
scherpstelling (pagina 77).
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie
• Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
• Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statische
ruis veroorzaakt op het beeldscherm.
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld
Gebruik de volgende procedure om voorvertoning van het
laatst opgenomen beeld te verkrijgen zonder de huidige
opnamefunctie (REC) te verlaten.
1.
Druk op de [PREVIEW]
(voorvertoning) toets om
het laatst opgenomen
beeld te tonen.
• Door nogmaals op de
[PREVIEW] toets te drukken
wordt teruggegaan naar de
opnamefunctie (REC) .
• Er verschijnt geen voorvertoningsbeeld nadat u op
[PREVIEW] drukt na het veranderen van de
functiedraairegelaar of onmiddellijk na inschakelen
van de camera.
• Beeldvoorvertoning kan niet worden gebruikt tijdens
de filmfunctie. Het voorvertoningsbeeld wordt
automatisch gewist wanneer van opnamefunctie
(REC) wordt veranderd.
[PREVIEW]
Wissen van een beeld op het
voorvertoningsscherm
U kunt de volgende procedure gebruiken om het laatst
opgenomen beeld te wissen.
BELANGRIJK!
• Merk op dat het wissen van een beeld niet ongedaan
kan worden gemaakt. Wees er dus zeker van dat u
het beeld niet langer nodig heeft voordat u het
daadwerkelijk uitwist.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[PREVIEW] (voorvertoning) toets om het
laatst opgenomen beeld te tonen.
2.
Druk op [EX ].
3.
Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en []
in antwoord op de bevestigingsboodschap
die verschijnt.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om het wissen te
annuleren zonder iets uit te wissen.
4.
Druk op [SET].
• Dit wist het beeld uit en keert terug naar het
opnamefunctiescherm (REC).
59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Oriëntatiesensor
De camera heeft een oriëntatiesensor die signaleert of de
camera horizontaal (de normale oriëntatie) of verticaal
gehouden wordt wanneer u een beeld opneemt. Informatie
betreffende de oriëntatie van de camera wordt samen met
de beelddata opgenomen zodat het beeld op de juiste
manier kan worden weergegeven.
Wanneer u beelden opstuurt naar een computer m.b.v.
Photo Loader applicatie (pagina 222), signaleert Photo
Loader tevens de oriëntatie van elk beeld en geeft het weer
op de juiste wijze.
60
BELANGRIJK!
• Om een juiste werking van de oriëntatiesensor te
waarborgen dient u de volgende punten op te
merken.
— Houd de camera tijdens het opnemen stil.
Bewegen van de camera tijdens het opnemen kan
problemen veroorzaken bij de werking van de
oriëntatiesensor.
— Bij het opnemen van een beeld met portret
(verticale) oriëntatie dient u er op te letten dat de
camera recht op staat, d.w.z. 90 graden ten
opzicht van horizontaal. Er kan een foutlezing
optreden bij de oriëntatiesensor als de camera
met een hoek van meer dan 20 graden van
verticaal gehouden wordt.
— Als u de camera verticaal vasthoudt, houd dan de
flitser boven de lens.
20°
20°
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
— De oriëntatiesensor kan mogelijk ook niet goed
werken als de camera bij een hoek naar voren of
achteren gehouden wordt. Een foutlezing door de
oriëntatiesensor kan optreden als de hoek meer
dan 60 graden naar voren of achteren is.
60°
60°
— Merk op dat de oriëntatiesensor niet werkt tijdens
de filmfunctie.
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 31) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
BELANGRIJK!
• Het kader dat binnenin de zoeker zichtbaar is geeft
aan dat een beeld opgenomen wordt op een afstand
van ongeveer één meter. Bij een afstand die groter
of kleiner is dan één meter, kan het opgenomen
beeld verschillen van het beeld dat u binnenin het
zoekerkader kunt zien.
het onderwerp
ZoekerkaderKorte afstand tot
BKT
• Daar het beeldscherm precies toont wat er
opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd
gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de
macro- en handmatige scherpstelfuncties.
61
Zoeker
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgerust met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom.
Optische zoom
Het bereik van de optische zoomfactor is hieronder
aangegeven.
Optisch zoomfactorbereik: 1X – 4X
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op de zoomregelaar
om de zoomfactor te
veranderen.
Zoomregelaar
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
Druk op deze zijde van de
zoomregelaar:
(Groothoek)
(Telefoto)
62
InzoomenUitzoomen
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
OPMERKINGEN
• De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
• Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Digitale zoom
De digitale zoom wordt geactiveerd nadat u de maximale
optische zoomfactor (4X) bereikt. Het vergroot het deel van
het beeld dat zich in het midden bevindt van het
beeldscherm. Het bereik van de zoomfactor is hieronder
gegeven.
Digitale zoomfactorbereik: 4X – 16X
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om “Digital Zoom” (digitale
zoom) te selecteren en druk vervolgens op
[].
4.
Gebruik [] en [] om “On” (aan) te
selecteren en druk daarna op [SET].
• Door “Off” (uit) te selecteren.
(in combinatie met de optische
zoom)
63
5.
Schuif de zoomregelaar
Digitale zoomindicator
naar (Telefoto)/
om de zoomfactor te
veranderen.
• Wanneer de zoom de
maximale optische
zoomstand bereikt, stopt
hij even. Houd de
zoomregelaar ingedrukt
naar (telefoto)/
maat en de zoom
schakelt automatisch
over naar digitale zoom.
• Door het overschakelen naar digitaal zoomen
verschijnt de zoomindicator op het monitorscherm.
De zoomindicator toont een benadering van de
huidige zoomfactor.
Optische zoom
1X4X16X
6.
Voer compositie van het beeld uit en druk op
Huidige zoomfactor
Zoomindicator
Digitale
zoom
de sluitertoets.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
• De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 31).
• Het gebruik van de digitale zoom kan verslechtering
van het opgenomen beeld veroorzaken.
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Druk op [ ] om de
flitserfunctie te selecteren.
• Telkens bij indrukken van
[ ] wordt naar de
volgende instelling van de
flitserfunctie doorgegaan in
een oneindige lus, zoals
aangegeven in het
beeldscherm hieronder.
Flitserfunctie indicator
64
[ ]
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen
wanneer dit nodig is (Auto Flash automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser
uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het gevaar
op rode ogen in het beeld reduceert (rode
ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
3.
Neem het beeld op.
Selecteer deze
instelling:
None (geen)
BELANGRIJK!
• Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als u
op de sluitertoets drukt terwijl de rode
bedrijfsindicator knippert.
■ Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit wordt veroorzaakt doordat het licht van de flitser
weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Wanneer rode
ogen-effect vermindering wordt geselecteerd als
flitserfunctie, voert de camera twee voorflitsen uit, de
eerste om de iris in de ogen van de mensen in beeld te
doen sluiten en de tweede voor werking van de autofocus.
Deze twee voorflitsen worden dan gevolgd door de flits die
gebruikt wordt voor het opnemen van het beeld.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
• De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
• De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
De indicator wordt
ook in het beeldscherm
getoond wanneer de
flitser klaar is om de
flitsen.
* Rode bedrijfsindicator
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Klippert
Brandt
BKT
Rode bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Veranderen van de flitsintensiteit
instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitsintensiteit instelling
te veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” tab m.b.v. [] en [].
*
3.
Selecteer “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Flits met hoge intensiteit
Flits met normale intensiteit
Flits met lage intensiteit
OPMERKING
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Selecteer deze instelling:
Strong (Sterk)
Normal (Normaal)
Weak (Zwak)
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal het
effect grotendeels teniet doen.
• U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen
met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te
dicht bij bevindt.
• De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordt
aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het
beeldscherm.
• De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen
als de accuspanning laag is. Als de accuspanning laag is,
wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in
het beedscherm en wanneer de flitser niet goed flitst
hetgeen een slechte belichting van het beeld tot gevolg
zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren
zijn, laad dan de accu van de camera zo snel mogelijk op.
Flitser
• Bij selectie de van rode ogen-effect verminderingsfunctie
() wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
• Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
67
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
zelfontspanningsfunctie in werking treedt nadat u op de
sluitertoets drukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u
de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten
werken om drie beelden op te nemen.
1.
Gebruik [ ] tijdens
de opnamefunctie
(REC) om door de
beschikbare
zelfontspannerstanden
te circuleren.
• Telkens bij indrukken
van [ ] wordt naar de
volgende instelling van
de zelfontspannerfunctie
gecirculeerd in de
onderstaande volgorde,
hetgeen aangegeven
wordt op het
beeldscherm.
Zelfontspanner instelling
68
Om dit te doen:
Schakel de zelfontspanner uit
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Zelfontspanner uitgeschakeld voor
afstandsbediening (pagina 129).
2 seconden zelfontspanner voor
bediening m.b.v. de
afstandsbediening (pagina 129).
Selecteer deze
instelling:
Geen icoon wordt
getoond.
10
s
2
s
x3
2s
• Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera
een serie van drie beelden op in de hieronder
beschreven volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
2.
Neem het beeld op.
• Bij indrukken van de
sluitertoets gaat de
zelfontspannerindicator
knipperen en de sluiter
ontspant zich nadat de
zelfontspanner het
aftellen heeft voltooid.
• U kunt het aftellen van
de zelfontspanner stop
zetten door op de
sluitertoets te drukken
terwijl de
zelfontspannerindicator
aan het knipperen is.
Zelfontspannerindicator
OPMERKINGEN
• De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
• De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner.
BULB (pagina 85, 87), doorlopende sluiter (pagina
U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor
aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen
bent.
Beeldgrootte specificeren
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om “Size” (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
2816 x 2112: 2816 x 2112 beeldpunten
2816 x 1872 (3:2) : 2816 x 1872 (3:2) beeldpunten
2048 x 1536: 2048 x 1536 beeldpunten
1600 x 1200: 1600 x 1200 beeldpunten
1280 x 960: 1280 x 960 beeldpunten
640 x 480: 640 x 480 beeldpunten
OPMERKINGEN
• Hieronder volgen richtlijnen voor het selecteren van
de beeldgrootte.
Wanneer u dit wilt doen:*
Afdrukken van het beeld op
papier tot 358 x 268 mm
Afdrukken van het beeld op
papier tot 358 x 238 mm
Afdrukken van het beeld op
papier tot 260 x 195 mm
Afdrukken van het beeld op
papier tot 203 x 152 mm
Afdrukken van het beeld op
papier tot 163 x 122 mm
Afdrukken van het beeld op
papier tot 81 x 61 mm of
wanneer u het beeld als beeld
wilt bijsluiten aan e-mail
Gebruik deze instelling:*
2816 x 2112
2816 x 1872
(3:2)
2048 x 1536
1600 x 1200
1280 x 960
640 x 480
Groter
Kleiner
70
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
* De afmetingen die aangegeven worden door de
instellingen zijn enkel ruwe benaderingen.
• De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per
inch). Gebruik een hogere instelling als u met een
hogere resolutie wilt afdrukken of wanneer u een
groter formaat afdruk wilt maken.
• Door de “2816 x 1872 (3:2)” beeldgrootte te
selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2
(verticaal : horizontaal) breedte-hoogte verhouding,
die optimaal is voor het afdrukken op papier met een
3:2 breedte-hoogte verhouding.
Beeldkwaliteit specificeren
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om “Quality” (kwaliteit) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
71
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te verkrijgen:
Bijzonder hoge kwaliteit maar grote
bestandsgrootte
Normale kwaliteit
Kleine bestandsgrootte maar lage
kwalteit
Opnemen van beeld zonder compressie
Selecteer deze
instelling:
Fine (fijn)
Normal (normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
OPMERKING
• Hieronder volgen richtlijnen voor het selecteren van
de beeldkwaliteit.
Om dit te verkrijgen:Selecteer deze instelling:
Opnemen van beeld zonder
compressie
Hoge beeldkwaliteit en hoog
geheugencapaciteit
Normale beeldkwaliteit en
geheugencapaciteit
Lage beeldkwaliteit en laag
geheugencapaciteit
TIFF
Fine (Fijn)
Normal
(Normaal)
Economy
(Economisch)
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
72
BELANGRIJK!
• De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina 26, 243).
• Het kost meer tijd om een TIFF beeld (zonder
compressie) op te slaan dan een JPEG
(gecomprimeerd) beeld.
• Bij het opnemen van een TIFF beeld wordt tevens
een JPEG versie in fijnformaat (FINE) opgeslagen
van hetzelfde beeld. De versie in fijnformaat (FINE)
is het beeld dat verschijnt op het beeldscherm van
de camera wanneer u een beeld in de display ziet
met de weergavefunctie (PLAY).
•
Bij een TIFF beeld kunnen de afmetingen niet
aangepast worden (pagina 141), het kan niet worden
bijgeknipt (pagina 142) en het kan niet worden
gekopieerd (pagina 186). Al deze bewerkingen moeten
uitgevoerd worden bij JPEG beelden.
• U kunt TIFF beelden niet oversturen naar een
computer met de gebundelde Photo Loader
applicatie (pagina 222). Volg in plaats daarvan de
procedure onder “Bekijken van beelden op een
computer” (pagina 198).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkende
kenmerken en functies die beschikbaar staan voor het
opnemen.
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Infinity (oneindig), Manual (handmatig) en Pan
Focus (panfocus).
BELANGRIJK
• Panfocus kan enkel tijdens de filmfunctie worden
gebruikt. U kunt panfocus tijdens geen enkele
andere functie gebruiken.
73
1.
Druk [ ] in tijdens de
opnamefunctie (REC).
• Telkens bij indrukken van [ ]
wordt naar de volgende
instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
* De PF (panfocus) instelling is enkel beschikbaar
tijdens de filmfunctie.
Scherpstelfunctie indicator
[ ]
Selecteer deze
instelling:
Geen
*
PF
MF
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200N
1600
10
04/1212
24
12
58
ISO100
F2.8
1/1000
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: Ca. 40cm – ∞
1.
Houd [ ] ingedrukt totdat de focusindicator
uit de display is verdwenen.
2.
Voer compositie van
het beeld zodanig uit
dat hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt en druk
vervolgens de
sluitertoets halverwege
in.
• U kunt controleren of op
het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader
en de groene
bedrijfsindicator te
bekijken.
Scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
1600
1/1000
ISO100
F2.8
04/
1200N
/24
:
58
12
10
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
op te nemen.
OPMERKINGEN
• Wanneer “Hybrid” geselecteerd is als de
autofocusfunctie (pagina 118) zal bij geheel
indrukken van de sluitertoets zonder pauze
IN
halverwege snelle autofocus met alleen de
fasedifferentiaalsensor worden uitgevoerd. Merk
echter op dat snelle autofocus minder betrouwbaar is
dan regelementaire autofocus waarbij u de
sluitertoets halverweg indrukt en dan pauzeert.
• Behalve wanneer u snel scherpstellen met een
snelle respons absoluut nodig heeft, wordt het
aanbevolen dat u de sluitertoets gewoonlijk
halverwege indrukt en dan even wacht totdat de
autofocusfunctie klaar is met zijn werk voordat u de
sluitertoets geheel indrukt om op te nemen.
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
75
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
• De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 79).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
• Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
• Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Selecteer het scherpstelpunt m.b.v. de [],
[], [] en [] toetsen. Druk vervolgens op
[SET] om het scherpstelkader op dat
moment weer te geven.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
Free (Vrij)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Spot (puntmeten)
• Free (Vrij)
Scherpstelpunt
• Multi (multipatroon meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader
[SET]
Scherpstelkader
Gebruik van de macrofunctie
De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op closeup onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van het scherpstelbereik van de macrofunctie is als volgt.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van
het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator
zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de
scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de
twee optische zoomfactoren.
Optische zoomfactor
1X
4X
1.
Houd [ ] ingedrukt
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig (∞)
40 cm tot oneindig (∞)
totdat de
scherpstelfunctie
indicator “MF”
aangeeft.
• Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
77
Kader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Handmatige scherpstelstand
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
• Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
nemen.
BELANGRIJK!
• Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 123).
Gebruiken van de panfocus functie
U kunt panfocus gebruiken in bij de filmfunctie (pagina 111)
om op een vaste afstand scherp te stellen zodat de Auto
Focus (automatische scherpstelling) niet gaat werken
tijdens het opnemen van een filmpje.
1.
Schakel de filmfunctie
in (pagina 111).
• Hierdoor wordt panfocus
automatisch ingesteld als
de scherpstelfunctie
hetgeen aangegeven
wordt door “PF” in het
beeldscherm.
• Mocht een andere scherpstelfunctie worden
geselecteerd tijdens de filmfunctie gebruik dan [ ]
om de “PF” (panfocus) indicator te verkrijgen.
2.
Druk op de sluitertoets om een film op te
nemen.
BELANGRIJK!
• Panfocus kan alleen tijdens de filmfunctie worden
gebruikt. U kunt panfocus tijdens geen enkele
andere functie gebruiken.
78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200N
1600
10
04/1212
24
12
58
ISO100
F2.8
1/1000
1200N
1600
10
04/1212
24
12
58
ISO100
F2.8
1/1000
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherpstelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Scherpstelkader
1600
1/1000
ISO100
F2.8
04/
1200N
:
12
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld naar wens
uit.
1600
1/1000
1200N
ISO100
F2.8
04/
12
10
IN
/24
:
58
• Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
10
IN
scherpstelkader bevindt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
/24
58
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
OPMERKING
• Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Selecteer de “REC”
(opname) tab,
selecteer “EV Shift”
(EV verschuiving) en
druk dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscompensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
• Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
Omhoog:Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
Omlaag: Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donker-gekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
• Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
OPMERKINGEN
• Bij uitvoeren van een EV verschuiving zal de functie
automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten (pagina
119).
• U kunt toetsaanpassing (pagina 123) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC”
(opname) tab,
selecteer “White
Balance” (witbalans)
en druk op [].
81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Bij licht van gloeilampen
Onder witte TL-verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht witte of daglicht TL-
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Flitser
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
bijstellen van de witbalans”).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
1
2
Manual (handmatig)
OPMERKINGEN
• Wanneer “Auto” geselecteerd is als de
witbalansinstelling, leest de camera de kleuren van
het onderwerp en corrigeert automatisch voor de
kleurbalans. Bepaalde kleuren bij onderwerpen en
belichtingsomstandigheden kunnen problemen
veroorzaken bij de camera terwijl deze de kleuren
probeert te lezen. Mocht dit gebeuren, gebruik dan
één van de vaste witbalansinstellingen die
overeenkomt met de belichtingsomstandigheden
zoals die op dat moment zijn.
• Bij selecteren van “Manual” (handmatig) verandert
de witbalans naar de instellingen die de laatste maal
verkregen werden dat de witbalans handmatig
ingesteld werd.
• U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 123)
gebruiken om de camera zodanig te configureren
zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op
[] of [] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Handmatig bijstellen van de witbalans
Bij bepaalde complexe lichtbronnen en andere
omstandigheden in de omgeving kan het onmogelijk zijn
om goede resultaten te verkrijgen wanneer “Auto” of één
van de andere vaste lichtbroninstellingen geselecteerd is
voor de witbalans. Handmatige witbalans geeft u dan de
mogelijkheid om de camera te configureren voor een
bepaalde lichtbron of voor andere omstandigheden.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een wit
stuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben
om handmatige witbalans uit te voeren.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Wit papier
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
vervolgens “White Balance” (witbalans) en
druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om
“Manual” (handmatig)
te selecteren.
• Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm.
83
• Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
• Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker
gekleurd onderwerp wordt gericht tijdens het uitvoeren
van de witbalansinstelling kan deze procedure tot
voltooiing een lange tijd in beslag nemen.
5.
Druk op [SET].
• Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de opnamefunctie (REC).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de belichtingsfunctie
U kunt de functiedraairegelaar gebruiken om de
belichtingsfunctie te selecteren die de instellingen voor de
lensopening en de sluitersnelheid bedient tijdens het
opnemen van beelden.
A functie: lensopening prioriteit AE
S functie: sluitersnelheid prioriteit AE
M functie: handmatige belichting
Gebruik van lensopening prioriteit AE
Als de A functie (lensopening prioriteit AE) geselecteerd is
als de belichtingsfunctie, stelt de camera de sluitersnelheid
automatisch in overeenstemming met een vaste
lensopeningwaarde in die u zelf heeft gespecificeerd. Een
grotere lensopening (een lagere lensopeningwaarde) geeft
een kleiner diepteveld terwijl een kleinere lensopening (een
grotere lensopeningwaarde) een groter diepteveld geeft.
Grotere lensopening
Kleinere lensopening
• Beschikbare instellingen voor de lensopening
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
* De bovenstaande waarden zijn voor maximale optische
zoom met het groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere optische
zoominstellingen.
1.
Zet tijdens de
F2.8, 3.2, 3.5, 4.0, 4.5, 5.0, 5.6, 6.3, 7.1, 8.0
Groot Klein
Ondiep Diep
opnamefunctie (REC)
de functiedraairegelaar
op “A” (lensopening
prioriteit).
Lensopeningwaarde
2.
Selecteer “F *.*” d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling van de
lensopeningwaarde m.b.v. [] en [].
• U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook
selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina 80)
specificeren m.b.v. [] en [].
84
EV verschuiving
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Als u met de hand scherpstelt kunt u “FOCUS”
(handmatig scherpstellen) ook selecteren d.m.v. []
en [] en vervolgens met de hand scherpstellen
m.b.v. [] en [].
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
• Hierdoor zal de camera automatisch de
sluitersnelheid instellen a.h.v. de lensopeningwaarde
die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op
het beeld.
• De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de ontspanningstoets
halverwege indrukt terwijl het beeld onder- of juist
overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE
Als de S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) geselecteerd
is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de lensopening
automatisch in overeenstemming met een vaste
sluitersnelheid in die u zelf heeft gespecificeerd. U dient
een sluitersnelheid te specificeren aan de hand van hoe
snel het onderwerp beweegt.
Langzaam
• Sluitersnelheid instelbereik
Sluitersnelheid
Beweging
BULB (Gloeilamp),
60 seconden
Langzaam Snel
Wazig
Snel
Gestopt
85
1/2000ste
seconde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
“S” (sluitersnelheid
prioriteit).
Sluitersnelheid
2.
Selecteer “1/**” .d.m.v. [] en [] en verander
disp
EV verschuiving
dan de instelling van de sluitersnelheid m.b.v.
[] en [].
• U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook
selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina 80)
specificeren m.b.v. [] en [].
• Als u met de hand scherpstelt kunt u “FOCUS”
(handmatig scherpstellen) ook selecteren d.m.v. []
en [] en vervolgens met de hand scherpstellen
m.b.v. [] en [].
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
• Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van
de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die
u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het
beeld.
• De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de ontspanningstoets
halverwege indrukt terwijl het beeld onder- of juist
overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Met de hand instellen van de
belichtingsinstellingen
Tijdens de M functie (handmatige belichting) kunt u de
sluitersnelheid en de lensopening met de hand instellen.
• Beschikbare instellingen voor de lensopening
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
* De bovenstaande waarde zijn voor maximale optische
zoom met de groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere optische
zoominstellingen.
• Sluitersnelheid instelbereik
Sluitersnelheid
Beweging
F2.8, 3.2, 3.5, 4.0, 4.5, 5.0, 5.6, 6.3, 7.1, 8.0
BULB (Gloeilamp),
60 seconden
Groot Klein
Ondiep Diep
Langzaam Snel
1/2000ste
seconde
Gestopt
Wazig
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
“M” (handmatige
instelling).
Lensopeningwaarde
2.
Selecteer “F *.*” d.m.v. [] en [] en verander
Sluitersnelheid
dan de instelling van de lensopeningwaarde
m.b.v. [] en [].
3.
Selecteer “1/**” .d.m.v. [] en [] en verander
dan de instelling van de sluitersnelheid m.b.v.
[] en [].
• Als u met de hand scherpstelt kunt u “FOCUS”
(handmatig scherpstellen) ook selecteren d.m.v.
[]en [] en vervolgens met de hand scherpstellen
m.b.v. [] en [].
4.
Druk de sluitertoets halverwege in.
• Hierdoor zal de camera automatisch scherpstellen.
5.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de Manual Assist
(handbedieninghulp)
in-beeld
aanwijzingen
Door indrukken van [SET] tijdens de A functie (lensopening
prioriteit AE), S functie (sluitersnelheid prioriteit AE), of M
functie (handmatige belichting) verschijnen in-beeld
aanwijzingen en belichtingsindicators (lensopening en
sluitersnelheid) in de display.
In-beeld aanwijzingen
Lensopeningindicator
Sluitersnelheidindicator
• Tijdens de A functie kunt u de instelling van de
lensopeningswaarde veranderen d.m.v. [] en []. Door
indrukken van een toets verdwijnen de in-beeld
aanwijzingen uit de display.
• Tijdens de S functie kunt u de instelling van de
sluitersnelheid veranderen d.m.v. [] en []. Door
indrukken van een toets verdwijnen de in-beeld
aanwijzingen uit de display.
• Tijdens de M functie kunt heen en weer schakelen tussen
de instellingen voor de lensopeningswaarde en van de
sluitersnelheid d.m.v. [] en []. Nadat u het gewenste
scherm verkregen heeft kunt u de instelling veranderen
d.m.v. [] en [].
• Mochten de in-beeld aanwijzingen van het beeldscherm
verdwijnen dan kunt u ze opnieuw verkrijgen door op
[DISP] te drukken.
BELANGRIJK!
• De sluitersnelheid die aangegeven wordt tijdens de A
functie en de lensopeningwaarde die aangegeven
wordt tijdens de S functie zijn enkel ruwe
benaderingen. Daarom kan het gebeuren dat deze
instellingen ietwat afwijken van de instellingen die
verschijnen wanneer u de sluitersnelheid halverwege
indrukt (die nauwkeuriger zijn).
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor opname met
de belichtingsfunctie
• U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt
wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder
donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn, gebruik
dan de M functie (handmatige belichting) om de lensopening
en de sluitersnelheid met de hand bij te stellen.
•
U kunt de “BULB” instelling tijdens de S functie (sluitersnelheid
prioriteit AE) of M functie (handmatige belichting) selecteren.
• Met de “BULB” instelling vindt belichting plaats zolang u
de sluitertoets ingedrukt houdt tot maximaal 60 seconden.
•
Merk op dat bij het gebruik van de “BULB” instelling de bediening
voor de opnamefunctie bij de kaartafstandsbediening anders is
dan de bediening voor de opnamefunctie op de camera.
• Bij gebruik van een langzame sluitersnelheid kan digitale
ruis verschijnen in het beeld. Om dit effect te reduceren
voert de camera automatisch ruisonderdrukking uit
wanneer de sluitersnelheid 1 seconde of langzamer is.
Hoe langzamer de sluitersnelheid des te groter de kans op
ruis in het beeld. Mocht u bij heel langzame
sluitersnelheden ruis bespeuren in het beeld probeer dan
een instelling te gebruiken voor de sluitersnelheid die in
ieder geval sneler dan vier seconden is. Merk ook op dat
de procedure voor ruisonderdrukking het opnemen van
een beeld vertraagd (het duurt twee keer zo lang of langer
dan de instelling van de sluitersnelheid).
•
Bij een sluitersnelheid langzamer dan 1/8ste seconde kan
de helderheid van het opgenomen mogelijk afwijken van de
helderheid van het beeld dat verschijnt in het beeldscherm.
Gebruiken van automatische
belichtingsvergrendeling (AE vergrendeling)
Met AE vergrendeling kunt u de automatische belichting
vergrendelen bij een bepaalde instelling. Deze functie is
gescheiden van het AE vergrendelingseffect dat u zou
verkrijgen als de sluitertoets halverwege ingedrukt wordt
tijdens elke belichtingsfunctie behalve tijdens de M functie
(handmatige belichting).
U kunt AE vergrendeling in de volgende omstandigheden
gebruiken.
— Instellen van belichting van een onderwerp dat afwijkt
van het onderwerp dat geselecteerd wordt door de
automatische scherpstelling (auto focus)
— Instellen van de belichting voorafgaand aan het gebruik
van de flitser voor het maken van de opname
1.
Richt tijdens de opnamefunctie (REC) de
camera op het onderwerp waarop u wilt dat de
belichting wordt uitgevoerd.
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Druk op [AE-L].
• Hierdoor worden de
belichtingsinstellingen
(lensopening en
sluitersnelheid)
vastgelegd en wordt de
aanduiding “AE-L” in
beeld verkregen.
• De AE vergrendeling
wordt ontgrendeld door
nogmaals op [AE-L] te
drukken of door over te
schakelen naar een
andere functie.
3.
Neem het beeld op.
• AE vergrendeling wordt automatisch ontgrendeld na
opname van het beeld.
BKT
AE-L
[AE-L]
AE-L
BELANGRIJK!
• Als AE vergrendeling reeds van kracht is, kunt u hem
opnieuw uitvoeren door eenmaal op [AE-L] te
drukken om AE vergrendeling te ontgrendelen en
opnieuw op [AE-L] te drukken om AE vergrendeling
opnieuw uit te voeren.
• Doorlopende sluiteropname wordt altijd uitgevoerd
met AE vergrendeling.
• AE vergrendeling kan niet worden gebruikt voordat u
met het opnemen van een film begint of tijdens het
opnemen van een film (pagina 111).
• Autofocus kan onmogelijk blijken als u de AE
vergrendeling probeert te gebruiken om een beeld op
te nemen waar binnen zich een grote variatie in
helderheid afspeelt.
• U kunt AE vergrendeling ook uitvoeren door [AE-L]
ingedrukt te houden i.p.v. de hierboven beschreven
procedure uit te voeren.
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie
U kunt de camera configureren om een enkele snapshot te
maken telkens wanneer de sluitertoets wordt ingedrukt of
om op te nemen zolang de sluitertoets ingedrukt gehouden
wordt. U kunt kiezen tussen drie verschillende doorlopende
sluiterfuncties.
• Doorlopende sluiter bij normale snelheid
Deze functie blijft beelden opnemen zolang als u de
sluitertoets ingedrukt houdt.
• Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
Deze functie neemt tot maximaal 6 achtereenvolgende
beelden op met een snelheid van ongeveer drie beelden
per seconde zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt.
Deze functie neemt opnamen sneller op dan de normale
doorlopende sluiterfunctie.
• Meervoudige doorlopende sluiter
Bij slechts eenmaal indrukken van de sluiterontspanningstoets worden 25 achtereenvolgende stopactie beelden met hoge snelheid opgenomen die dan in
één enkel beeld worden gepast.
Gebruiken van de doorlopende
sluiterfunctie
De doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid neemt
opnemen op zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt.
• Opnamesnelheid: hangt af van de instellingen voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit.
• Aantal shots: Maximale aantal shots dat mogelijk is
(gebaseerd op de resterende geheugencapaciteit)
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op [ BKT].
2.
Selecteer “” d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt “” in het beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het
opnemen te stoppen.
bij normale snelheid
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKING
• U kunt ook een doorlopende sluiterfunctie selecteren
door [ BKT] ingedrukt te houden, de gewenste
functie te selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens
[ BKT] los te laten.
Gebruik van de snelle doorlopende
sluiterfunctie
De snelle doorlopende sluiterfunctie voorziet in een
snellere opname dan de doorlopende sluiterfunctie bij
normale snelheid.
•
Opnamesnelheid: drie beelden per seconde (de pauze
tussen beelden is langer bij opnemen met een langzamere
sluitersnelheid)
• Maximale aantal shots: 6
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [
BKT].
2.
Selecteer “H” d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt “” in het beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het
opnemen te stoppen.
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
• Er wordt niets op het beeldscherm aangegeven
terwijl de opname plaatsvindt.
25-shot stop-actie beelden (m.b.v. de
meervoudige doorlopende sluiterfunctie)
De meervoudige doorlopende
sluiterfunctie neemt 25 stopactie shots bij hoge snelheid
op en combineert ze dan in
een enkel beeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [
BKT].
2.
Selecteer “” d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt “” in het beeldscherm.
3.
Druk eenmaal op de sluitertoets om op te
nemen.
• Nadat 25 shots opgenomen zijn worden ze tot een
enkel beeld gecombineerd dat dan in het geheugen
opgeslagen wordt.
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
• Merk op dat u bij de bovenstaande procedure de
sluitertoets niet ingedrukt hoeft te houden.
• De grootte van het 25-shot beeld is 1600 x 1200
beeldpunten.
Voorzorgsmaatregelen voor de
doorlopende sluiter
De doorlopende sluiter kan niet worden gebruikt tijdens
één van de volgende condities.
— Wanneer TIFF geselecteerd is voor de beeldresolutie
(pagina 71)
— Wanneer “BULB” geselecteerd is voor de
sluitersnelheid (pagina 85, 87)
— Wanneer u opneemt met het BESTSHOT nachtdècor
of vuurwerkdècor (pagina 103) (alleen tijdens de
meervoudige doorlopende sluiterfunctie)
— Bij het gebruik van een combinatieshot (Coupling Shot)
of vooropname (Pre-shot) (pagina 107,109)
• De flitser werkt niet tijdens het gebruik van de
doorlopende sluiterfunctie.
• U kunt de zelfontspanner niet gebruiken in combinatie
met een doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid.
U kunt de snelle doorlopende sluiterfunctie of
meervoudige doorlopende sluiterfunctie ook niet in
combinatie met de drievoudige zelfontspanner gebruiken
(pagina 68).
• De langzaamste instelling van de sluitersnelheid bij gebruik
van de meervoudige doorlopende sluiterfunctie is 1/15ste
seconde.
• Wanneer u werking van de doorlopende sluiter aanvangt
zullen de instellingen voor de belichting en de
scherpstelling vastgezet worden voor het eerste beeld.
Dezelfde instellingen zijn dan ook van toepassing bij de
navolgende beelden.
•
De werking van de doorlopende sluiter kan halverwege
stoppen als de geheugencapaciteit uitgeput dreigt te raken.
• Bij gebruik van een langzamere sluitersnelheidinstelling
wordt de tussenpauze tussen beelden verlengd.
94
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de automatische klassefunctie
De automatische klassefunctie laat u een enkele bepaalde
instelling selecteren als een variabele waarna een serie
beelden wordt opgenomen die elk een andere instelling
gebruiken voor de variabele die u selecteerde. Daarna kunt
u het beeld (de beelden) selecteren dat (die) u wilt houden.
Er zijn twee types variabelen voor de automatische
klassefunctie: configureerbaar en niet- configureerbaar.
■ Configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie
Er zijn drie configuureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie.
• Belichting
• Witbalans
• Scherpstelafstand
Met deze configureerbare variabelen kunt u specificeren
hoe de instelling van de variabele verandert en of drie of
vijf beelden opgenomen dienen te worden wanneer de
sluitertoets wordt ingedrukt.
Drie beelden met de belichting als variabele
■ Niet-configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie
Er zijn zes niet-configuureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie.
• Filter 1
• Filter 2
• Portrait (Portret)
• Sharpness (Scherpte)
• Saturation (Verzadiging)
• Contrast
Het verschuivingsbereik van een niet-configuureerbare
variabele en het aantal beelden dat u maakt ligt vast en
daar heeft u verder geen invloed op.
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de automatische
klassefunctie met de belichting als de
variabele (AE klassering)
Met de AE klassering kunt u het opnemen specificeren van drie
beelden of vijf beelden in één keer die dan elk worden
opgenomen met een andere automatische belichtingsinstelling.
U kunt ook de mate van verandering specificeren voor de
belichtingsverschuiving (verschuivingsbereik).
• U kunt het verschuivingsbereik specificeren dat u voor de
belichting klassering (AE) wilt hebben.
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op [ BKT].
2.
Selecteer “AEB”
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Specificeer het aantal beelden dat u wilt
opnemen d.m.v. [] en [].
• U kunt drie beelden of vijf beelden specificeren.
4.
Specificeer het verschuivingsbereik m.b.v. []
en [].
5.
Druk op [SET] wanneer de instellingen naar
wens zijn.
• Hierdoor verschijnt de “AEB” indicator in het
beeldscherm.
6.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Door eenmaal indrukken van de sluitertoets wordt het
gespecificeerde aantal beelden opgenomen.
OPMERKING
• U kunt ook een automatische klassefunctie
selecteren door [ BKT] ingedrukt te houden, de
gewenste functie te selecteren d.m.v. [] en [] en
vervolgens [ BKT] opnieuw los te laten.
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de automatische
klassefunctie met de witbalans als de
variabele (WB klassering)
Met de WB klassering kunt u het opnemen specificeren van
drie beelden of vijf beelden in één keer die dan elk worden
opgenomen met een andere witbalansinstelling. Naarmate
de witbalans verandert krijgt het beeld een rodere of
blauwere kleur. U kunt ook de mate van verandering
specificeren voor de witbalans (verschuivingsbereik).
• U kunt het verschuivingsbereik specificeren dat u voor de
witbalans klassering (WB) wilt hebben.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [
BKT].
2.
Selecteer “WBB”
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Specificeer het aantal beelden dat u wilt
opnemen d.m.v. [] en [].
• U kunt drie beelden of vijf beelden specificeren.
4.
Specificeer het verschuivingsbereik m.b.v. []
en [].
5.
Druk op [SET] wanneer de instellingen naar
wens zijn.
• Hierdoor verschijnt de “WBB” indicator in het
beeldscherm.
6.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Door eenmaal indrukken van de sluitertoets wordt
het gespecificeerde aantal beelden opgenomen.
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de automatische
klassefunctie met de scherpstelafstand
als de variabele (scherpstel klassering)
Met de scherpstel klassering kunt u het opnemen
specificeren van drie beelden of vijf beelden in één keer die
dan elk worden opgenomen met een andere instelling van
de scherpstelafstand. U kunt ook de mate van verandering
specificeren voor de scherpstelafstand
(verschuivingsbereik).
• U kunt het verschuivingsbereik specificeren dat u voor de
scherpstel klassering wilt hebben.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [
BKT].
2.
Selecteer “AFB”
d.m.v. [왖] en [왔] en
druk vervolgens op
[왘].
3.
Specificeer het aantal beelden dat u wilt
opnemen d.m.v. [왖] en [왔].
• U kunt drie beelden of vijf beelden specificeren.
4.
Specificeer het verschuivingsbereik m.b.v. [왗]
en [왘].
5.
Druk op [SET] wanneer de instellingen naar
wens zijn.
• Hierdoor verschijnt de “AFB” indicator in het
beeldscherm.
6.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Door eenmaal indrukken van de sluitertoets wordt
het gespecificeerde aantal beelden opgenomen.
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de automatische klassefunctie
met niet-configureerbare variabelen
(Meervoudige Klassefunctie)
Er zijn zes niet-configuureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie.
• Filter 1 (vijf beelden)
• Filter 2 (vijf beelden)
• Portrait (drie beelden)
• Sharpness (drie beelden)
• Saturation (drie beelden)
• Contrast (drie beelden)
Het verschuivingsbereik van een niet-configuureerbare
variabele en het aantal beelden dat u maakt ligt vast en
daar heeft u verder geen invloed op.
■
Gebruiken van de automatische klassefunctie
met een niet-configureerbare variabele
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [
BKT].
2.
Selecteer “Multi”
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer de niet-configureerbare variabele
d.m.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt de “MB” indicator in het
beeldscherm.
4.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Door de sluitertoets eenmaal in te drukken wordt het
beeld opgenomen. Daarna worden de beelddata
intern verwerkt teneinde andere versies van
hetzelfde beeld te creëren in overeenstemming met
de geselecteerde automatisch klassefunctie.
OPMERKINGEN
• Bij het selecteren van “Filter 1” worden beelden
opgenomen met monochrome (zwart/wit), sepia,
rode en paarse filters.
• Bij het selecteren van “Filter 2” worden beelden
opgenomen met groene, blauwe, gele en roze filters.
• Door “Portrait” te selecteren wordt het normale beeld
verbeterd, gevolgd door een beeld met een zachte
scherpstelling met een betere huidskleur.
BELANGRIJK!
• Merk op dat u per keer slechts één nietconfigureerbare variabele kunt gebruiken. U kunt ze
dus niet combineren.
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen bij de
automatische klassefunctie
• De automatische klassefunctie kan niet worden gebruikt
tijdens één van de volgende condities.
— Wanneer TIFF geselecteerd is voor de beeldresolutie
(pagina 71)
— Wanneer “BULB” geselecteerd is voor de sluitersnelheid
(pagina 85, 87)
— Bij het gebruik van een combinatieshot (coupling shot) of
vooropname (Pre-shot) (pagina 107, 109)
• De flitser werkt niet tijdens het gebruik van de
automatische klassefunctie.
• U kunt de drievoudige zelfontspanner ook niet in
combinatie met de automatische klassefunctie gebruiken
(pagina 68).
• De werking van de automatische klassefunctie kan
halverwege stoppen als de geheugencapaciteit of de
accu uitgeput dreigt te raken.
• Bepaalde menu instellingen kunnen genegeerd worden
wanneer u de automatische klassefunctie gebruikt om
opnamen te maken.
Voorvertonen van beelden opgenomen
met de snelle doorlopende sluiter of de
automatische klassefunctie
U kunt de volgende procedure gebruiken voor een
voorvertoning van beelden nadat u ze opgenomen heeft met
de snelle doorlopende sluiter of de automatische klassefunctie
zonder over te schakelen naar de weergavefunctie (PLAY)
(pagina 138).
1.
Druk na het opnemen
van de opnamen op
[PREVIEW]
(voorvertonen).
•
Hierdoor wordt een
voorvertoningsscherm
getoond van de beelden
die u zojuist opnam met
de snelle doorlopende
sluiter of de automatische
klassefunctie.
• Druk nogmaals op
[PREVIEW]
(voorvertonen) om het
voorvertoningsscherm te
wissen.
Beelden opgenomen
m.b.v. de snelle
doorlopende sluiterfunctie
100
[PREVIEW]
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.