Bartscher GS K400 LPWR K Operating instructions [nl]

Fig.1
6
5
7
OK
Fig.3
Red
OK
Orange
Green
Fig.4
Green
OK
Fig.2
Orange
Fig.6
A
Green
OK
Fig.5
B
C
Fig.7
Fig.8
B
Fig.9
C4 - 2 05.2015
250 ¸300g
R
Fig.11Fig.10
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
NL
VERTALING VAN DE ORIGINELE INSTRUCTIES
INHOUD
HFDST 1 RISICO'S EN BELANGRIJKE MEDEDELINGEN ........................................................ 2
1.1 N
ORMALE BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN ................................................................................ 3
HFDST 2 VOORWOORD .............................................................................................................. 4
HFDST 3 INSTALLATIE ............................................................................................................... 4
3.1 U
3.2 P
3.3 E
3.4 A
3.5 V
3.6 G
ITPAKKEN ......................................................................................................................... 4
LAATSING ......................................................................................................................... 4
LEKTRISCHE AANSLUITING ................................................................................................. 5
ANSLUITING OP HET WATERNET ......................................................................................... 6
ERBINDING MET DE AFVOERLEIDING ................................................................................... 6
LANSMIDDEL EN VAATWASMIDDEL ..................................................................................... 6
HFDST 4 GEBRUIK VAN DE MPACHINE ................................................................................... 7
4.1 L
4.2 A
4.3 V
4.4 P
4.5 S
4.6 S
4.7 A
4.8 H
4.9 D
EGENDA EN SYMBOLEN ...................................................................................................... 7
ANZETTEN ........................................................................................................................ 7
OORBEREIDING REK .......................................................................................................... 7
ROGRAMMAKEUZE EN -START ............................................................................................ 7
TANDAARDPROGRAMMA'S ................................................................................................. 8
PECIALE PROGRAMMA'S (*OPTIONAL) ................................................................................. 8
UTOMATISCHE PROGRAMMASTART .................................................................................... 9
ET INGEBOUWDE FILTER VERWIJDEREN .............................................................................. 9
E MACHINE LEGEN ............................................................................................................. 9
4.9.1 Machines zonder afvoerpomp ............................................................................ 9
4.9.2 Machines met afvoercyclus (*optional) .............................................................. 9
4.10 D
4.11 D
4.12 W
4.13 L
4.14 E
E MACHINE UITSCHAKELEN ................................................................................................ 9
E HARSEN REGENEREREN (*OPTIONAL) .............................................................................. 9
EERGAVE VAN INFORMATIE ............................................................................................. 10
IJST VAN MELDINGEN DIE KUNNEN VERSCHIJNEN ............................................................... 10
INDE WERKDAG ............................................................................................................... 10
HFDST 5 ONDERHOUD ............................................................................................................. 11
5.1 A
5.2 R
5.3 R
5.4 D
LGEMENE REGELS ........................................................................................................... 11
EINIGING ........................................................................................................................ 11
EINIGING VAN DE FILTERGROEP ....................................................................................... 11
E SPROEIARMEN REINIGEN .............................................................................................. 11
HFDST 6 ZELFDIAGNOSE ........................................................................................................ 12
HFDST 7 REGELINGEN EN INSTELLINGEN ........................................................................... 13
7.1 H
ARDHEIDSINSTELLING INGEBOUWDE WATERONTHARDER .................................................. 14
HFDST 8 AFVALVERWERKING ................................................................................................ 14
HFDST 9 MILIEU ........................................................................................................................ 14
De fabrikant is volgens de wet eigenaar van dit document en daarmee is er een verbod om dit document te kopieren en te verspreiden zonder zijn schriftelijke toestemming vooraf. De fabrikant behoudt zich het recht voor om door hem noodzakelijk geachte aanpassingen ter verbetering uit te voeren zonder melding vooraf.
442477 C4-2 REV05 04-05-2020 U NL
Pag. 1 van 14
A
A
NL
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
Lees de instructiehandleiding aandachtig door alvorens de machine te starten. De aanwijzingen uit deze handleiding geven belangrijke informatie over de veiligheid gedurende de verschillende fasen van installatie, gebruik en onderhoud. Als de aanwijzingen die in de bijgevoegde documentatie staan niet in acht worden genomen, kan de veiligheid van het apparaat in gevaar worden gebracht en komt de garantie meteen te vervallen.
Hfdst 1 RISICO'S EN BELANGRIJKE MEDEDELINGEN
Dit apparaat is alleen bestemd voor het gebruik waarvoor het uitdrukkelijk
ontwikkeld is. Ieder ander gebruik wordt als onjuist beschouwd en is daarom gevaarlijk.
Het gespecialiseerde personeel dat de installatie uitvoert, moet de gebruiker
goed voorlichten over de werking van het apparaat en welke eventuele veiligheidsvoorschriften in acht genomen moeten worden, ook door het geven van praktische demonstraties.
Iedere ingreep op de machine, ook bij storing, mag alleen door de fabrikant, of
door een erkend servicecentrum en door vakmensen worden verricht, waarbij alleen originele reserveonderdelen gebruikt mogen worden.
Zet de machine altijd eerst uit of zorg dat hij van het elektriciteits- en waternet is
losgekoppeld, voordat u onderhouds-, reparatie en reinigingswerkzaamheden verricht.
De machine mag NIET worden gebruikt door ongetraind personeel. Het apparaat mag worden gebruikt door kinderen van 8 jaar en ouder en door
personen met verminderde fysieke, sensorische of mentale vermogens, of die niet over ervaring en noodzakelijke kennis beschikken, mits deze onder toezicht staan of nadat zij instructies hebben ontvangen betreffende een veilig gebruik van het apparaat.
Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. De reinigings- en onderhoudswerkzaamheden die de gebruiker moet uitvoeren
mogen niet worden toevertrouwd aan kinderen die niet onder toezicht staan.
De machine mag NIET onder spanning blijven staan wanneer hij niet wordt
gebruikt.
ls de machine niet is uitgerust met een stekker of ander middel om de machine volledig af te koppelen, waarbij alle contacten van elkaar worden gescheiden, moeten dergelijke afkoppelinrichtingen worden ingebouwd in het voedingsnet, conform de installatievoorschriften.
ls de voedingskabel beschadigd is, dient deze te worden vervangen door de fabrikant of door de technische assistentie van de fabrikant of hoe dan ook door een persoon met een soortgelijke kwalificatie, om elk risico te voorkomen.
De schroef op het apparaat die gemarkeerd is met het symbool 5021 van de
norm IEC 60417 vertegenwoordigt de equipotentiaalaansluiting.
De machine mag NOOIT snel worden geopend als het programma nog niet is
afgelopen.
De machine mag NOOIT worden gebruikt zonder de door de fabrikant
aangebrachte beschermingen.
Pag. 2 van 14
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
A
NL
Gebruik de machine NOOIT om voorwerpen te wassen van een type, vorm,
maat of materiaal, die niet geschikt zijn voor de machinewas of die niet perfect intact zijn.
Gebruik het apparaat of de onderdelen ervan NOOIT als ladder of steun voor
personen, voorwerpen of dieren.
Plaats NOOIT teveel gewicht op de open deur van voorladers, die erop gemaakt
is alleen het vaatrek te dragen.
Kom NOOIT met blote handen aan het vaatwasmiddel. Kantel de machine NOOIT na de installatie.
ls u een storing of vloeistoflekken opmerkt, koppelt u de elektrische stroom
onmiddellijk los en sluit u de watervoorziening.
Zet de afwasmachine niet in de buurt van warmtebronnen met een temperatuur
van meer dan 50°C.
Stel de afwasmachine NOOIT bloot aan weersinvloeden (regen, zon etc.) De vaatwasmachine mag niet in de buitenlucht worden opgesteld zonder
adequate afschermingen.
Start een afwasprogramma nooit zonder dat de overstroombeveiliging aanwezig
is, indien deze is voorzien.
Kom nooit met magnetische voorwerpen in de buurt van de machine. Gebruik de bovenkant van de machine niet als vlak om voorwerpen op te zetten. De monteur moet de goede werking van de aarding controleren. Na het proefdraaien moet de monteur een schriftelijke verklaring afleggen
betreffende de juiste installatie en test volgens de voorschriften en de regelen der kunst.
U dient de positie NIET te wijzigen en evenmin de elementen waaruit de
machine bestaat onklaar te maken, dergelijke handelingen kunnen de veiligheid van de machine in gevaar brengen.
Niveau van geluidsdruk volgens EN ISO 4871
o LpA max. = 55 db Kpa=2,5 db voor inbouwversies o LpA max. = 65 db Kpa=2,5 db voor doorschuifversies o LpA max. = 76 db Kpa=q,5 db voor pannenwasversies
Max. temperatuur van het toegevoerde water: 50 °C Max. druk van het toegevoerde water: 4bar (400kPa) Dit apparaat is bedoeld om permanent op de waterleiding te worden
aangesloten
Het apparaat mag niet worden gereinigd met water- of stoomstralen.
Maximale afvoerhoogte
o Op de grond met versies met overstroombeveiliging o Maximumhoogte 1 m bij de versies met afvoerpomp
1.1 Normale bedrijfsomstandigheden
Omgevingstemperatuur: 40°C max. /4°C min. (gemiddeld 30°C) Hoogte : tot 2000 meter Relatieve vochtigheid : Max. 30% bij 40°C / max. 90% bij 20°C
Pag. 3 van 14
NL
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
Hfdst 2 VOORWOORD
Waarschuwingen:
Bewaar alle documentatie zorgvuldig in de nabijheid van het apparaat; geef deze aan de monteurs en bedieners die met de apparatuur werken en houd haar in de loop der tijd intact door haar veilig op te bergen. Maak kopieën als de documentatie vaak geraadpleegd moet worden
De bediener is verplicht deze handleiding te lezen, begrijpen en te leren kennen alvorens welke handeling dan ook op de machine te verrichten.
Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor professioneel vaatwassen in grootkeukens, dus de installatie, het gebruik en het onderhoud zijn alleen voorbehouden aan getraind personeel dat de instructies van de fabrikant in acht neemt.
Garantie:
De fabrikant wijst elke vorm van aansprakelijkheid af voor schade aan voorwerpen of personen, die voortkomen uit het niet in acht nemen van de gegeven instructies of door een verkeerd gebruik van de machine Als de aanwijzingen die in de bijgaande documentatie worden gegeven niet in acht worden genomen, kan dat de veiligheid van het apparaat aantasten en komt de garantie meteen te vervallen
Installaties en reparaties die zijn uitgevoerd door onbevoegde monteurs en het gebruik van niet­originele vervangingsonderdelen doen de garantie onmiddellijk vervallen.
Opslag:
Transport en opslag: tussen -10°C en 55°C met een piek van 70°C (gedurende max. 24 uur)
Hfdst 3 INSTALLATIE
Een goede installatie is van fundamenteel belang voor een goede werking van de machine. Enkele gegevens die nodig zijn bij de installatie van de machine staan op het kenmerkenplaatje op de rechter zijkant van de machine, en in kopie op de omslag van deze handleiding.
Controleer of de verpakking niet beschadigd is, en vermeld eventuele geconstateerde schade op de afleveringsbon. Verzeker u ervan dat het apparaat onbeschadigd is na de verpakking te hebben verwijderd. Als de machine beschadigd blijkt, moeten de leverancier en het transportbedrijf onmiddellijk worden gewaarschuwd via fax of aangetekende brief met ontvangstbewijs. Als de schade zodanig is dat de veiligheid van de machine erdoor wordt beïnvloed, dan mag de machine niet geïnstalleerd en/of gebruikt worden voordat zij gecontroleerd is door een gekwalificeerd monteur.
De installatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerde, geautoriseerde monteurs.
De onderdelen van de verpakking (plastic zakken, piepschuim, spijkers, etc. ...) moeten
buiten het bereik van kinderen en huisdieren worden gehouden, aangezien ze mogelijke bronnen van gevaar zijn.
3.1 Uitpakken
3.2 Plaatsing
Zorg ervoor dat er zich in de buurt van de installatie geen onderdelen en
materialen bevinden, die beschadigd kunnen worden door waterdamp die tijdens de werking uit de machine kan komen, of dat deze voldoende beschermd zijn.
Alvorens de vaatwasmachine te plaatsen moeten in de ruimte het elektrische
systeem, de waterleiding en de waterafvoer zijn voorbereid.
In geval van inbouw van machines met enkele wand dient minstens 10 mm
ruimte tussen de wanden van de machine en de aangrenzende oppervlakken te worden gelaten.
Bij de dimensionering van de vloer of inbouw moet rekening gehouden worden
met het totale gewicht van de afwasmachine
Pag. 4 van 14
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
NL
Om de stabiliteit te garanderen, moet de machine op haar vier poten worden
geïnstalleerd en waterpas worden gezet.
Dit apparaat is alleen geschikt voor een vaste aansluiting; andere
installatieoplossingen moeten overeengekomen worden met en goedgekeurd door de fabrikant.
Verwijder de beschermfolie van de omkasting alvorens de afwasmachine te
gaan gebruiken.
3.3 Elektrische aansluiting
Er moet een hoofdschakelaar van het alpolige type aanwezig zijn, die alle
contacten, inclusief de nulleiding, uitschakelt, een afstand tussen de open contacten heeft van minstens 3 mm en een contactverbrekend veiligheidsmechanisme heeft, of gekoppeld is aan zekeringen, die gedimensioneerd of geijkt moeten worden op het vermogen dat op het kenmerkenplaatje op de machine staat.
De hoofdschakelaar moet op de elektriciteitsleiding aangesloten die dichtbij de
installatie zit, en mag uitsluitend één apparaat tegelijk voeden.
Mod.
V~ Hz kW A
S/N
kPa ° C
H2O
De spanning en frequentie van het elektriciteitsnet moeten overeenstemmen
met die van het kenmerkenplaatje.
Voor de veiligheid van de bediener en de apparatuur moet er een efficiënte
aardinstallatie aanwezig zijn, die voldoet aan de geldende preventievoorschriften.
Dit apparaat is conform de certificatie EN/IEC 61000-3-11 se indien de impedantie van het systeem
Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
is in het verbindingspunt tussen het voedingssysteem van de
max
gebruiker en het openbare systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of van de gebruiker van de apparatuur om erop toe te zien dat de apparatuur uitsluitend wordt aangesloten op een voeding met een impedantiesysteem Z
Panneswasmachine Doorschuifvaatwasser Inbouwvaatwasser
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
Z
max
0,21 Ω 0,24 Ω 0,41 Ω
max
De voedingskabel, uitsluitend van het type H07RN-F met een stroomcapaciteit op de geleider in
continu bedrijf bij 60°C:
Driefase machine
o -5x2,5 mm^2 tot aan 20 A o -5x4 mm^2 tot aan 30 A o -5x6 mm^2 tot aan 38 A o -5x10 mm^2 tot aan 54 A
Eenfase machine
o -3x1,5 mm^2 tot aan 16 A o -3x2,5 mm^2 tot aan 25 A
Mag tijdens de normale werking of het gewone onderhoud niet gespannen staan of geplet worden. Het apparaat moet bovendien aangesloten zijn in een equipotentiaal systeem, dat wordt
aangesloten via een schroef die gemarkeerd is met het symbool 5021 van de norm IEC 60417.
De equipotentiaalgeleider moet een doorsnede hebben van 10 mm². Houd u aan de aangegeven polariteiten in het stroomschema. Zie het bijgevoegde elektrische schema voor meer informatie.
Pag. 5 van 14
Het is niet toegestaan verloopstekkers, meervoudige stopcontacten, kabels van een verkeerd type en met een verkeerde diameter te gebruiken, of met verlengkoppelingen die niet conform zijn aan de huidige voorschriften betreffende bedrijfuitrustingen.
NL
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
3.4 Aansluiting op het waternet
Het apparaat moet met een flexibele slang op de waterleiding worden aangesloten. Tussen de waterleiding en de magneetklep van het apparaat moet een sluitklep aanwezig zijn. De sluitklep moet zich in de nabijheid van het apparaat bevinden.
De watertoevoer, temperatuur en druk moeten overeenkomen met de gegevens op het plaatje
met technische kenmerken van de machine. Verzeker u ervan dat het toevoerdebiet niet minder dan 20 l/min bedraagt
Als het water harder is dan 14 °F (8 °dH) adviseren wij om een interne ontharder te gebruiken in
de machine. Als het water harder is dan 35 °F (19,5 °dH), wordt aangeraden een externe waterontharder voor de magneetklep te plaatsen
Voor machines die niet zijn uitgerust met een waterontharder, wordt, als het water harder is dan 14
°F (8 °dH), aangeraden een externe waterontharder voor de magneetklep te plaatsen.
Als er sprake is van zeer hoge concentraties resterende mineralen in het water met hoge
geleidbaarheid, adviseren wij een demineralisatiesysteem te installeren.
Machines die bestemd zijn voor gebruik met ontzout water of hoe dan ook met een hoge
concentratie natriumchloride, moeten speciaal worden besteld, omdat voor de constructie ervan specifieke materialen zijn vereist
Gebruik geen gedemineraliseerd water voor machines die zijn uitgerust met een
warmteterugwinningseenheid met koperen terugwinningsbatterijen. In dergelijke gevallen dient u te vragen om de versie met batterijen met roestvrijstalen leidingen.
3.5 Verbinding met de afvoerleiding
De afvoerleiding moet uit een put met sifon bestaan, die onbelemmerd
kan afvoeren met afmetingen die passen bij de afvoerslang die bij de machine geleverd is. De slang moet bij de put kunnen, zonder eraan te trekken, zonder gebogen, geplet of ingedrukt te zijn of door iets geforceerd te worden.
De bak wordt geleegd door de zwaartekracht, dus de afvoer moet lager
Vrije afvoer
liggen dan de onderkant van de machine.
Mocht de afvoer niet lager liggen dan de onderkant van de machine,
dan is het mogelijk om een model met afvoerpomp te gebruiken (op
Max.
1 m
aanvraag leverbaar).
In dit geval is de maximale hoogte van de afvoer 1 m. Zorg altijd dat de afvoer goed werkt en dat er geen verstoppingen zijn.
Met afvoerpomp (op aanvraag
leverbaar)
Iedere andere oplossing moet eerst met de fabrikant besproken en
door hem goedgekeurd worden.
3.6 Glansmiddel en vaatwasmiddel
Het glansmiddel en het vaatwasmiddel worden gedoseerd via de doseerder die standaard op de
machine aanwezig is, indien voorzien voor het model.
De hoeveelheid wordt op grond van de hardheid van het water bepaald door de monteur, die de
doseerders zelf ook zal afstellen.
Alvorens de afstelling uit te voeren moeten de toevoerleidingen van de doseerders worden gevuld
met het betreffende product. De afstelling vindt plaats met de stelschroef, of rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel indien
aanwezig.
Er moet voldoende vloeistof in het bakje zitten. Het mag niet leeg komen te staan en niet met
bijtende en onzuivere producten gevuld worden.
Gebruik NOOIT vaatwasmiddel dat CHLOOR of HYPOCHLORIET bevat.
Installatie van een automatische doseerder voor het vaatwasmiddel wordt altijd aanbevolen.
Pag. 6 van 14
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
Hfdst 4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
4.1 Legenda en symbolen
Met verwijzing naar Afb.1:
1
ON/OFF-KNOP 5 INFORMATIEDISPLAY
NL
KEUZEKNOP SPECIALE PROGRAMMA'S
2
3 PROGRAMMAKEUZEKNOP 7
STATUSBALK (LEDS)
6
CONTROLEBALK (LEDS)
4 STARTKNOP
4.2 Aanzetten
Onder verwijzing naar Afb.2:
Schakel de hoofdschakelaar van de elektriciteit in, open de waterkraan buiten de machine. Controleer of de overloopbeveiliging aanwezig is, indien deze is voorzien. Druk op de ON/OFF-knop (1). De CONTROLEBALK (7) gaat branden en verandert van rood in groen om aan te geven dat de
controle heeft plaatsgevonden. Als er zich een ernstige storing voordoet, gaat de ledbalk branden met rood licht en wordt de werking van de machine onderbroken. Een niet-ernstige fout wordt weergegeven met een oranje kleur en maakt het mogelijk het werk voort te zetten.
Het laden begint automatisch wanneer de machine ingeschakeld wordt. De punt op het display knippert totdat het juiste niveau bereikt is. De STATUSBALK (6) gaat van boven naar beneden branden om aan te geven dat de machine
opgewarmd wordt.
Wanneer de werktemperatuur bereikt wordt, blijft de STATUSBALK (6) branden met groen licht. De optimale afwasomstandigheden zijn nu bereikt.
4.3 Voorbereiding rek
Voor een goede werking van de machine moeten de volgende regels worden opgevolgd, onder verwijzing naar Afb.3:
Gebruik het juiste rek, vul het zonder het te overbelasten en stapel de vaat niet op.  Spoel de vaat altijd eerst voor. Zet geen vaat in de afwasmachine met ingedroogde en harde resten.  Zet lege houders omgekeerd in het rek.  Zet borden en dergelijke altijd schuin in het hiervoor bestemde rek, met de bovenkant naar voren.  Zet het bestek in de daarvoor bestemde bak, met de handgrepen naar beneden.  Zet geen zilveren en roestvrij stalen bestek in hetzelfde bestekbakje, omdat het zilver hierdoor zwart kan
worden en het staal mogelijk kan gaan roesten.
Was de vaat meteen na gebruik af, om te voorkomen dat etensresten hard worden en aankoeken.
Gebruik alleen vaatwerk dat helemaal heel is en geschikt is om in de afwasmachine te worden afgewassen.
4.4 Programmakeuze en -start
Kies het afwasprogramma dat geschikt is voor het vaatwerk dat afgewassen moet worden, door
herhaaldelijk op de PROGRAMMAKEUZEKNOP (3) of de KEUZEKNOP SPECIALE PROGRAMMA'S (2) te drukken. Het display geeft het geselecteerde werkprogramma aan (Afb. 4).
Druk om het programma te starten op de START-knop (4); de STATUSBALK (6) begint van
beneden naar boven te knipperen met oranje licht om de voortgang van het programma aan te geven.
Als het programma ten einde is gaat de balk met groen licht branden (Afb.5).
Om het drogen te versnellen moet het rek na het afwasprogramma meteen uit de machine
getrokken worden.
Om de afwascyclus eerder te beëindigen, drukt u op de START-knop (4).
NB In de versies met klep wordt na het eerste programma automatisch de automatische start geactiveerd: d.w.z. dat de volgende programma's automatisch starten bij het sluiten van de klep. Deze modaliteit wordt op het display gesignaleerd door de indicatie “AS”.
Pag. 7 van 14
NL
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
4.5 Standaardprogramma's
Voor minder vuil vaatwerk: kort programma.
Voor normaal vuil vaatwerk: normaal programma.
Voor zeer vuil vaatwerk: lang programma.
Afvoercyclus en zelfreiniging uit te voeren aan het einde van de dag.
Afvoercyclus.
4.6 Speciale programma's (*optional)
Dit programma heeft een lager energieverbruik doordat wordt afgewassen met lagere temperaturen en minder water dan bij normale afwasprogramma's. Er wordt een goed afwasresultaat verkregen doordat de langere mechanische werking van het afwassen wordt benut.
Bedoeld voor het afwassen van vaatwerk dat al lange tijd sterk vervuild is, ook met achtergebleven resten. Dit programma voert 2 afwasbeurten en 2 spoelbeurten uit.
Bedoeld voor het afwassen van vorken, lepels, messen of ander bestek van welk type dan ook. Dit afwasprogramma heeft een langere duur dan andere programma's en gebruikt hogere temperaturen.
Dit programma wordt aanbevolen wanneer afwassen met volledige verversing van het water in de afwasbak nodig is, dus voor achtereenvolgende afwasbeurten van vaatwerk dat vuil is met veel vet of olie. Vanwege de totale verversing van het water in de bak duurt de cyclus langer.
Programma voor borden.
Geschikt voor het afwassen van glazen van elke vorm en elk type. Dit programma wast af met lagere temperaturen en vergt een langere droogtijd.
Continu afwasprogramma. De cyclus kan voortijds worden onderbroken door op de startknop te drukken. Na een korte pauze wordt de spoelfase gestart. Het programma eindigt automatisch na 12 min.
Aanbevolen wanneer het afwassen moet garanderen dat de te wassen vaat ontsmet wordt. Dit programma bestuurt de temperatuur en de afwastijd door de A0-constante te berekenen. Het programma eindigt wanneer de parameter A0 de waarde 30 bereikt. De duur is variabel en is gemiddeld ongeveer 20 minuten. De afwastemperatuur loopt op tot ongeveer 70°C. NB: indien er een andere waarde dan 30 gewenst wordt voor A0, neem dan contact
op met een geautoriseerd technicus die de software van de machine kan wijzigen.
Deze cyclus is geschikt om glazen te laten glanzen. Kan alleen worden gebruikt in combinatie met een apparaat voor omgekeerde osmose.
Voor zeer vuil vaatwerk: lang programma ( 8’ ).
Voor zeer vuil vaatwerk: lang programma ( 10’ ).
Let op: de aanwezigheid van speciale programma's in de afwasmachines varieert al naargelang het model.
Pag. 8 van 14
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
NL
4.7 Automatische programmastart
Met deze functie kan het gekozen programma automatisch starten wanneer de deur gesloten wordt. Ga als volgt te werk om deze functie te activeren (Afb.6): De functie moet eerst worden geactiveerd in het menu instellingen, als deze niet standaard is
ingesteld.
Druk de START-knop (4) (minstens vijf seconden) in terwijl de machine ingeschakeld is en de deur
open, totdat op het display de melding AS verschijnt.
Om de functie uit te schakelen drukt u START (4) opnieuw vijf seconden in terwijl de deur open is.
4.8 Het ingebouwde filter verwijderen
Zet de was- en sproeiarmen zodanig dat ze een rechte hoek vormen met de deurrand (Afb.7).
In het geval de vaatwasmachine is uitgerust met een wasarm met 3 armen, dient deze te worden verwijderd om de integrale filters weg te halen.
Til iedere filterhelft op aan zijn handgreep.
4.9 De machine legen
4.9.1 Machines zonder afvoerpomp
Zet de machine uit. Verwijder het ingebouwde filter, als dat aanwezig is (Afb. 7A ). Haal de overloopbeveiliging weg door hem naar boven te trekken (Afb.8 B ). Wacht tot de bak helemaal leeg is. Verwijder indien nodig het filter van de bak en maak het schoon (Afb.8C ).
4.9.2 Machines met afvoercyclus (*optional)
Verwijder het ingebouwde filter, als dat aanwezig is ( Afb.7 ). Haal de overloopbeveiliging, indien aanwezig, weg door hem naar boven te trekken ( Afb.9 ) Doe de deur weer dicht. Selecteer de cyclus dr Druk op de START-knop (4) om de cyclus te starten. De machine voert een afvoercyclus met zelfreiniging (*indien voorzien) uit; aan het einde hiervan
schakelt de machine uit.
 Verwijder indien nodig het filter van de bak en maak het schoon ( Afb.8 C ).
4.10 De machine uitschakelen
Druk op de ON/OFF-knop (1), op het DISPLAY (5) blijven de centrale segmenten zichtbaar om aan
te geven dat er spanning op de machine staat.
4.11 De harsen regenereren (*optional)
Wanneer rEG op het display knippert bij machines met interne waterontharder, moet een regeneratiecyclus worden uitgevoerd om de interne waterontharder weer goed te laten werken. Ga als volgt te werk (Afb.11):
Leeg en reinig de machine. Open het zoutreservoir in de bak nadat u het ingebouwde filter verwijderd heeft. Strooi er 250 ÷ 300g regeneratiezout (keukenzout zonder additieven in korrels met een
doorsnede van 1 of 2 mm) in.
Sluit het reservoir weer stevig. Verzeker u ervan dat de overstroombeveiliging is weggehaald. Sluit de deur en schakel de machine in. Kies met behulp van de PROGRAMMAKEUZEKNOP (3) de regeneratiecyclus van de harsen.
Op het display verschijnt rEG.
Druk op de START-knop (4) om de cyclus te beginnen. De regeneratiecyclus duurt ongeveer 20 minuten. Aan het einde van de cyclus wordt de machine uitgeschakeld.
NB Zet de machine niet uit terwijl er een regeneratiecyclus bezig is
Pag. 9 van 14
NL
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
4.12 Weergave van informatie
Als de STARTKNOP (4) enkele seconden ingedrukt wordt gehouden, worden achtereenvolgens de
temperatuur van de boiler van de bak en het aantal programma's dat door de machine is uitgevoerd weergegeven. Dit type weergave kan zowel vóór als tijdens het programma worden getoond en is slechts tijdelijk zichtbaar.
Als de PROGRAMMAKEUZEKNOP(3) enkele seconden ingedrukt wordt gehouden, wordt voor alle
programma's de temperatuur van de boiler van de bak permanent weergegeven.
De functie kan worden uitgeschakeld door de PROGRAMMAKEUZEKNOP (3) enkele seconden
ingedrukt te houden.
4.13 Lijst van meldingen die kunnen verschijnen
Deur open
Spoeltemperatuur
Afwastemperatuur
Verzoek of regeneratiecyclus
Onthardingszout ontbreekt
Aantal uitgevoerde programma's
Einde programma
Automatische start actief
Continu afwasprogramma
Service
4.14 Einde werkdag
Leeg de machine op het eind van de dag altijd, zoals beschreven wordt in de paragraaf “De
machine legen”.
Neem de elektrische voeding door middel van de hoofdschakelaar weg en draai de waterkraan
dicht.
Verricht het gewone onderhoud en maak de machine schoon zoals beschreven wordt in de
paragraaf “Onderhoud”.
Laat de afwasmachine indien mogelijk een beetje open staan om de vorming van onaangename
geuren binnenin het apparaat te voorkomen.
Pag. 10 van 14
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
NL
Hfdst 5 ONDERHOUD
5.1 Algemene regels
Gebruik geen waterstralen onder druk, want deze zouden het elektrische systeem kunnen beschadigen.
Was de buitenkant alleen af wanneer deze koud is, met producten die speciaal geformuleerd zijn voor het onderhoud van staal.
Als ijsvorming mogelijk is, moet het water uit de boiler en uit de waspomp worden afgetapt.
Om de efficiëntie van de machine te garanderen, moeten de onderhoudswerkzaamheden regelmatig worden verricht, uitgevoerd zoals hierna aangegeven is. Desinfecteer de vaatwasser bovendien regelmatig met geschikte, niet bijtende, in de handel verkrijgbare producten.
Voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht, laat u de machine eerst helemaal leeglopen, neemt u de stroom weg en sluit u de externe waterkraan.
5.2 Reiniging
5.3 Reiniging van de filtergroep
Verricht deze procedure aan het einde van de dag, of als u vuilresten op de filters ziet:
1. Neem de reken weg en maak hen schoon.
2. Maak de bak leeg volgens de instructies in de paragraaf “De machine legen”.
3. Verwijder alle filters van de afwasmachine en maak hen grondig schoon.
4. Gebruik geen schurende producten of voorwerpen om de stalen bak schoon te maken.
5. Aan het einde van de genoemde handelingen plaatst u alle onderdelen weer zorgvuldig terug.
5.4 De sproeiarmen reinigen
De sproeiarmen kunnen eenvoudig worden verwijderd om de spuitmonden periodiek te reinigen en mogelijke verstoppingen en/of kalkaanslag te voorkomen. Ga als volgt te werk ( Afb.10 ):
Verwijder de armen door de betreffende borgmoer los te draaien, of met behulp van de
snelkoppeling (indien aanwezig).
Was ieder onderdeel af onder stromend water, reinig de spuitmonden zorgvuldig en gebruik hierbij
eventueel tandenstokers of klein gereedschap.
Maak de draaipinnen van de armen in de machine en de uitgang van het was- en spoelwater
schoon.
Hermonteer de armen en controleer of ze vrij draaien, nadat u ze heeft teruggeplaatst.
Pag. 11 van 14
NL
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
Hfdst 6
ZELFDIAGNOSE
De machine is voorzien van een zelfdiagnosesysteem dat in staat is een reek storingen op te merken en te melden.
Storing Beschrijving en mogelijke oplossingen
Spoeling niet verricht. Het spoelen van het vaatwerk heeft niet goed plaatsgevonden. Controleer of de spuitmonden goed schoon zijn.
Geen waterafvoer. Het water wordt niet of op abnormale manier afgevoerd. Controleer of de afvoerslang niet dubbel is gevouwen of geplet, en of de sifon en filters niet verstopt zijn. Bij machines met een overloopbeveiliging, haal deze weg alvorens de afvoercyclus te starten.
Storing bij het herstellen van de spoeltemperatuur. De boilertemperatuur heeft zich tijdens de afwascyclus niet binnen de vooraf bepaalde tijdlimiet hersteld. Zet de machine uit en weer aan, en voer een nieuwe cyclus uit.
Storing bij vullen van de bak met water. Controleer of de wateraansluitingen goed zijn, en of de kraan voor de watertoevoer open is. Controleer of de overstroombeveiliging, waar voorzien, aanwezig is. Zet de machine uit en weer aan,
SAFE
en vul de machine opnieuw.
Storing thermometer bak. (Open sensor) De machine meet de temperatuurwaarde van de bak niet. Zet de machine uit en weer aan.
Storing thermometer bak. (Kortsluiting in de sensor) De machine meet de temperatuurwaarde van de bak niet. Zet de machine uit en weer aan.
Storing thermometer boiler. (Open sensor) De machine meet de temperatuurwaarde van de boiler niet. Zet de machine uit en weer aan.
Storing thermometer boiler. (Kortsluiting in de sensor) De machine meet de temperatuurwaarde van de boiler niet. Zet de machine uit en weer aan.
Time-out vulling boiler: de boiler is niet volgelopen. Er kan niet worden gespoeld. Controleer of de kraan op de watertoevoer open is. Zet de machine uit en weer aan, en voer een nieuwe cyclus uit.
Spoelen onvoldoende: het spoelen is niet gebeurd met de juiste hoeveelheid, controleer of de sproeistukken goed schoon zijn. Deze fout blokkeert de machine niet.
Storing bij het herstellen van de temperatuur in de bak: De temperatuur van de bak heeft zich tijdens de afwascyclus niet binnen de vooraf bepaalde tijdlimiet hersteld. Zet de machine uit en weer aan, en voer een nieuwe cyclus uit.
Elektromechanische veiligheid: de veiligheidsthermostaat van de boiler of van de bak is geactiveerd, of de veiligheidsdrukschakelaar van de bak is geactiveerd.
SAFE
Peilbeveiliging: Verkeerd waterpeil in de bak.
SAFE
Filter vuil: het waterpeil in de bak is niet goed, dit komt door een vuil filter of een slecht geplaatste overloopbeveiliging.
LET OP! Door de machine uit en weer aan te zetten wordt de signalering "gereset". Als het probleem zich opnieuw voordoet nadat de gegeven aanwijzingen opgevolgd zijn, gelieve een erkende technische assistentiedienst te bellen.
Pag. 12 van 14
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
NL
Hfdst 7
De hieronder genoemde parameters kunnen ten tijde van de installatie of ook naderhand worden ingesteld door als volgt het instellingenmenu te openen:
Machine in stand-by met de deur open. Druk tegelijkertijd de knoppen 1 en 2 (ON/OFF en SPECIALE PROGRAMMA'S) 5 seconden lang
Door vervolgens verschillende keren op de knop 1 (ON/OFF) te drukken kunt u door de volgende
De volgende instellingen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een gekwalificeerd technicus.
in en voer de code CH 12 in (knoppen 3 en 4 om parameter te veranderen, 1 om te bevestigen).
items lopen en hen activeren en/of veranderen met behulp van de knoppen 3 en 4 (de gewijzigde parameter blijft in het geheugen opgeslagen zonder dat hij bevestigd hoeft te worden). De lijst van parameters kan per type machine verschillen.
Language
Boiler
Temperature
Tank
Temperature
Thermo - Stop
Taalkeuze Temperatuurregeling van de boiler voor de programma's. In de versies
met atmosferische boiler (spoelpomp) zijn er verschillende instellingen aanwezig voor elk programma (b1 – b2 – b3)
Temperatuurregeling van de bak voor de programma's. In de versies met spoelpomp zijn verschillende instellingen aanwezig voor elk programma (t1 – t2 – t3)
Activering van de Thermostop-functie die de juiste spoeltemperatuur waarborgt.
REGELINGEN EN INSTELLINGEN
Energy Saving
Detergent
Pump
Rinse Aid
Pump
Manual
Rinse
Dosage
Detergent
Dosage
Rinse Aid
Water
Hardness
Set Number
Service Cycles
Autostart
Autoenabling
Activering van de Energy Saving-functie die energiebesparing garandeert wanneer de machine ingeschakeld is en niet worden gebruikt.
Handmatige bediening van de afwasmiddeldoseerder
Handmatige bediening van de glansmiddeldoseerder
Handmatige bediening van de spoelpomp
Doseertijd afwasmiddel
Doseertijd glansmiddel
Instelling van de hardheid van het binnenkomende water (machine met ontharder): voer de waarden in aan de hand van onderstaande tabel
Instelling en activering van de cyclusteller die de onderhoudssignalering (Service) voor de externe ontharder activeert. De tekst “Service” kan worden verwijderd door alle 4 de toetsen ingedrukt te houden terwijl de machine uitgeschakeld en de deur open is.
Automatische activering van de automatische start
Manual Drain
Nadat de gewenste parameters zijn ingesteld kunt u afsluiten en opslaan door knop 1 ingedrukt te houden totdat op het display de liggende streepjes verschijnen.
Pag. 13 van 14
Handmatige activering van de afvoerpomp
NL
Stel de hardheid van het toegevoerde water dH in het instellingenmenu in overeenkomstig de waarden van de volgende tabel:
Gemeten hardheid dH Gemeten hardheid dH
°fr dGH °fr dGH
0 20 0 11 21 25 12 14 26 30 15 17 31 35 17 20 36 40 20 22
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
7.1 Hardheidsinstelling ingebouwde waterontha rder
1 2 3 4 5
41 45 23 25 46 50 26 28 51 55 29 31 56 60 31 34
6 7 8 9
Hfdst 8
Onze machines bevatten geen materialen die om speciale procedures voor afvalverwerking vragen.
((Van toepassing in de landen van de Europese Unie en in landen met een systeem voor gescheiden afvalverwerking) Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op
een verantwoorde manier recyclen, zodat het duurzame hergebruik van
materialen wordt bevorderd Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen. Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit product mag niet gemengd met ander bedrijfsafval worden verwerkt.
Symbolen Voorwerp Materiaal
Metaalplaat Staal
Kartonnen verpakking PAP
Direct
recyclebaar
R A E E
Composieten
Houten pallet ISPM15
Kunststof onderdelen PP, PP+FV
Motoren
Elektrische onderdelen
Elektronische onderdelen
Rubberen onderdelen EPDM
AFVALVERWERKING
Geassembleerd
%
80
20
Hfdst 9
GEBRUIK MET RESPECT VOOR HET MILIEU
Een milieubewust gebruik van de vaatwasmachine kan bijdragen tot een geringere impact op het milieu,
bijvoorbeeld door bij het dagelijks gebruik eenvoudige regels te hanteren zoals:
Alleen volle rekken afwassen.
De vaatwasmachine uitschakelen wanneer deze niet wordt gebruikt.
De machine dicht houden, wanneer hij in stand-by staat
Programma's gebruiken die geschikt zijn voor de mate van vervuiling.
De machine voeden met warm water, als dit wordt verwarmd met gas.
Ervoor zorgen dat de afvoervloeistoffen wegstromen in een geschikte riolering.
De aanbevolen doseringen van het vaatwasmiddel niet overschrijden.
De fabrikant behoudt zich het recht voor om zonder enige kennisgeving vooraf op deze afwasmachine elektrische, technische en esthetische wijzigingen aan te brengen en/of onderdelen te vervangen, waar hij dit wenselijk acht, om een steeds betrouwbaarder, duurzamer en technologisch geavanceerder product te bieden.
MILIEU
Pag. 14 van 14
Loading...