Ati RADEON X1900 User Manual [nl]

Radeon® X1900
Series
Gebruikershandleiding
P/N 137-40986-10
ii
Copyright © 2005, ATI Technologies Inc. Alle rechten voorbehouden.
ATI, het ATI-logo, en ATI-product en product-kenmerknamen zijn handelsmerken en/of geregistreerd handelsmerken van ATI Tec hnologies Inc. Alle andere bedrijfs- en/of productnamen zijn handelsmerken en/of geregistreerde handelsmerken van hun respectievelijk eigenaars. De voorzieningen, prestaties en specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Het is mogelijk dat de grafische voorstelling van het product in dit document niet geheel overeenkomt met het eigenlijke product.
Verveelvoudiging van deze hand leiding of delen daarvan, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke toestemming van ATI Technologies Inc. is ten strengste verboden.
Vrijwaring
Hoewel dit document met de uiterste zorg is samengesteld, aanvaardt ATI Technologies Inc. geen enkele aansprakelijkheid met betrekking tot het functioneren o f het gebruik van ATI-hardware, software of andere producten en documentatie die hier worden uiteengezet. ATI is evenmin aansprakelijk voor bepalingen of weglatingen met betrekking tot deze producten of deze documentatie, voor geen enkele storing, verlies van handel of onderbreking van de bedrijf svo ering, v erlies va n ve rwacht e winst, of v oor punitieve schade, incidentele schade of gevolgschade die verband houdt met de uitrusting, de prestaties of het gebruik van de ATI-hardware, software of andere producten en documentatie die zijn bijgeleverd.
ATI Technologie s Inc.behoudt zich het recht voor om een product of een systeem dat hier wordt beschreven zonder kennisgeving vooraf te wijzigen om verbeteringen aan te brengen met betrekking tot de betrouwbaarheid, het functioneren of het ontwerp. Me t betrekking t ot de ATI-producten waarnaar dit document verwijst, wijst ATI alle expliciete of impliciete garanties met betrekking tot dez e produc te n van de hand, daarbij inbegrepen maar niet beperkt tot, alle impliciete garanties met betrekking tot de verkoopbaarheid, geschiktheid voor een bepaald doel of garanties dat de producten niet inbreukmakend zijn.
Macrovision
Claims van U.S. Patentnummers 4.631.603, 4.577.216, 4.819.098 en 4.907.093 alleen gea utoriseerd voor beperkt gebruik.
Dit product wordt beschermd volgens het copyright dat weer wordt beschermd door claims van bepaalde Amerikaanse patenten en andere intellectuele eigendomsrechten van Macrovision Corporation en andere rechtmatige eigenaars. Het gebruik van deze technologie voor copyrightbescherming is alleen toegestaan met toestemming van Macrovision Corporation en is uitsluitend bedoeld voor thuisgebruik en gebruik in besloten kring, tenzij anders overeengekomen met Macrovision Corporation. Reverse engineering/demontage is verboden.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
L
Lees deze instructies - U dient alle veiligheids- en gebruiksinstructies te lezen voordat u het product gebruikt.
Houd deze instructies bij - U dient de veiligheids- en gebruiksinstructies bij te houden zodat u ze later kunt raadplegen.
Sla acht op de waarschuwingen - U dient acht te slaan op de waarschuwingen op het product en in de gebruiksinstructies.
Compatibiliteit - Deze optionele kaart kan alleen worden gebruikt met IBM AT- of compatibele "UL Listed" (Amerikaanse KEMA-keur) computers die zijn geleverd met gedetailleerde instructies voor de installatie van accessoires voor de kaartbehuizing.
Aarding - Voor een continue beveiliging tegen elektrische schokken en brandgevaar, installeert u dit accessoire alleen in producten met een geaarde driewegstekker, d.i. een stekker met een derde geaarde pin. Deze stekker past alleen in een geaarde stekkerdoos. Dit is een veiligheidsvoorziening. Als u de stekker niet in de stekkerdoos kunt plaatsen, neemt u contact op met een elektricien zodat deze de verouderde stekkerdoos vervangt. Negeer deze veiligheidsvoorziening met betrekking tot de geaarde stekker niet.
Veilige aansluiting goed vastzitten zodat de verbinding tussen de optionele kaart en de computerbehuizing altijd is verzekerd.
Bliksem - Tijdens een storm die gepaard gaat met bliksem of wanneer het product gedurende langere periodes niet wordt gebruikt, verwijdert u de stekker uit de stekkerdoos en ontkoppelt u de antenna of het kabelsysteem. Hierdoor voorkomt u dat het product door een blikseminslag of stroompieken wordt beschadigd.
Stroomkabels - Een buitenantenne mag niet in de nabijheid van bovenleidingen, leidingen van de verlichting of een andere stroomkring worden geplaatst, of waar deze in aanraking kan komen met dergelijke stroomkabels of -kringen.
Installatie van antenne - Wanneer u een buitenantenne installeert, dient u ervoor te zorgen dat deze niet in aanraking komt met dergelijke stroomkabels of -kringen, aangezien dit levensgevaarlijk is.
- Alle bevestigingspinnen van de kaart moeten
iii
Opmerking:Deze grafische kaart kan alleen worden gebruikt met compatibele "UL Listed" computers die zijn geleverd met gedetailleerde instructies voor de installatie van accessoires voor de kaartbehuizing.
iv
Inhoud
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Radeon® X1900 Series-functies 1
Grafische functies 1
Systeemvereisten 4
Externe connectors 4
Alvorens te beginnen 5
Hou uw serie- en onderdeelnummers bij 5 Vorige stuurprogramma's van grafische kaarten verwijderen 5
Hardware installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Grafische kaart bustypes 7 Installatie basis grafische kaart 7 Geavanceerde installatie: PCIe™ 11 Verbindingstoestellen 13
Meerdere beeldschermen gebruiken. . . . . . . . . . 15
Monitors aansluiten 15
Beeldschermconfiguraties 17
v
Installeren van software en stuurprogramma's . 19
Drivers en software installeren in Windows® 19
Vereisten voor installatie van software 19 Configuratie van de monitor 21 Catalyst™ Software Suite installeren 22
Catalyst™ Control Center . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Starten Catalyst™ Control Center 25
Starten Catalyst™ Control Center Met het startmenu 25
vi
Overige snelle toegangspunten 26 Catalyst™ Control Center Controlepaneel 28 Sneltoetsen beheren 29 Profielen beheren 31 Voorkeuren 34 Help 36 Informatiecentrum 37 Beeldschermen beheren 38 Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren 40 Beeldschermopties 45 Monitoreigenschappen 48 Monitorkenmerken 49 Eigenschappen digitaal scherm 50 Kenmerken 51 Avivo™ Color 53 HDTV-ondersteuning 54 3D 58 Standaardinstellingen 59 Anti-aliasing 61 Adaptive Anti-aliasing 63 Anisotropische filtering 63 Catalyst™ A.I. 65 Detailniveau mipmap 67 Alle instellingen 69 API-specifiek 72 Kleur 74 Bureaubladkleuren 75 Kleur - Volledig 3D-scherm 78 Avivo™ Video voor Radeon® serie vanaf 9500 79 Standaardinstellingen 80
Aanpassingen 81
Cinemamodus van Video overlappen 83
De-interliniëring 85 Alle instellingen 86 VPU Recover 90 CrossFire™ 92
Functies voor tv-weergave en opnemen gebruiken 99
Tv uit gebruiken 99
Pc-weergave op een tv weergeven 99
Kaart aansluiten op een tv 99
Beeldscherm versus TV-weergave 100
Tekst op een tv weergeven 101
Een TV gebruiken als het enige beeldscherm 101 Spellen en toepassingen gebruiken 101
Kaart aansluiten op een HDTV 101 ATI HDTV-videokabel gebruiken 103
CrossFire™ FAQ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Gebruik van de Radeon® X1900 Series met
CrossFire™ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
CrossFire™ Overzicht 111
Toegelaten CrossFire™ systeemonderdelen 111
CrossFire™ Renderingmodi 111
SuperTiling 112 Scissor Mode 113 Alternate Frame Rendering (AFR) Modus 114 Super Anti-aliasing Mode 115
Referentie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Probleemoplossing 119 Productregistratie 124 Customer Care 124 Bijkomende accessoires 126 Conformiteitsinformatie 126
FCC-conformiteitsverklaring 126 Conformiteitsverklaring van Industry Canada 127 Voldoet aan de richtlijn voor afval van elektrische en elektronische apparaten (AEEA)
127
vii
viii
Radeon® X1900 Series-functies 1
HOOFDSTUK 1:

Inleiding

Gefeliciteerd met uw aankoop van de ATI Radeon® X1900 Series grafische kaart. We hopen dat u zult genieten van talloze uren probleemloos computeren.

Radeon® X1900 Series-functies

Grafische functies
• Native PCI Express® X16 bus ondersteuning.
• 256MB of 512 MB GDDR3 on-board geheugen.
• Volledige ondersteuning van Microsoft® DirectX® Shader Model
3.x.
• Krachtige Ultra-Threaded shader engine.
• Acht vertexshaders
• Achtenveertig pixel shaders.
• 512-bit interne ring-bus geheugencontroller.
• 256-bit 8-kanaals geheugeninterface.
• Native PCI Express® X16 bus ondersteuning.
SmoothVision™
• Anti-aliasing over volledig beeld waarmee scherpe randen vloeiend worden gemaakt en wazige beelden worden verbeterd.
• 2x/4x/6x anti-aliasing met compressie zonder gegevensverlies met een verhouding van 6:1 bij alle resoluties.
• 2x/4x//8x/16x anisotropische filtering met maar liefst 128-taps structuurfiltering.
HyperZ™
• Optimale hardwareprestaties door irrelevante objectgegevens, die niet zichtbaar zijn voor de gebruiker, te negeren.
• Bandbreedte van videogeheugen behouden.
2 Radeon® X1900 Series-functies
• Z-buffercompressie zonder gegevensverlies
• Z-cache geoptimaliseerd voor real-time beeldopbouw van schaduw.
VideoShader™
• Pixelshaders worden in real-time naadloos geïntegreerd met video.
• DTV/HDTV-decodering van alle indelingen.
• Adaptieve de-interlacing per pixel en conversie van framesnelheid.
512-bit Ring Bus Geheugencontroller
• Programmeerbare intelligente arbitragelogica.
• Nieuwe, volledig associatieve ontwerpen voor textuur, kleur en Z­stencil.
• Hiërarchische Z-buffer met Vroege Z-test
• Z-compressie zonder verlies (tot 48.1)
• Snel wissen Z-buffer.
• Z-cache geoptimaliseerd voor real-time beeldopbouw van schaduw.
• Geoptimaliseerd voor werking bij hoge schermresoluties, met inbegrip van breedscherm HDTV-resoluties.
Ultra-Threaded Shader Engine
• Ondersteuning van Microsoft® DirectX® 9.0 Shader Model 3.0 programmeerbare vertex en pixelshaders in hardware.
• Verwerking 128-bit floating point op volle snelheid.
• Tot 512 gelijktijdige pixel threads.
• Specifieke uitvoeringseenheden voor krachtig dynamisch branching en flow control.
• Specifieke textuuradreseenheden voor verbeterde doeltreffendheid.
• Textuurondersteuning met hoge resolutie (tot 4k x 4k).
• Tot 1.536 instructies per renderingpassage.
• 3Dc+ textuurcompressie.
• Hoge kwaliteit 4:1 compressie voor normale en luminescente
kaarten.
• Werkt met alle één- of tweekanaalsgegevensformaten.
• Multiple Render Target (MRT)-ondersteuning.
• Render-to-vertex bufferondersteuning.
Radeon® X1900 Series-functies 3
• Alle functies ook ondersteund in OpenGL® 2.0
High Dynamic Range (HDR) Rendering
• 64-bits floating point HDR ondersteund doorheen pipeline
• Omvat ondersteuning voor blending en multi-sample anti­aliasing.
• Hoge nauwkeurigheid 10:10:10:2 integer formaatondersteuning.
• Omvat ondersteuning voor blending en multi-sample anti­aliasing.
• 2x/4x/6x Anti-Aliasing-modi
• Sparse multi-sample algoritme met gammacorrectie, programmeerbare voorbeeldpatronen en centroid sampling.
• Nieuwe adaptieve anti-aliasing modi.
• Tijdelijke anti-aliasing modus.
• Kleurencompressie zonder verlies (tot 6:1) in alle resolutie s, met inbegrip van HDTV-resoluties op breed scherm.
• 2x/4x/8x/16x Anisotropische Filtering
• T ot 128-tap textuurfiltering.
• Adaptief algoritme met prestatie- en kwaliteitsopties.
4 Systeemvereisten

Systeemvereisten

Hardware • Intel® Pentium® 4 of AMD Athlon®.
• 512MB systeemgeheugen; 1 GB of meer voor optimale prestatie.
• Optische drive voor installatiesoftware (CD-ROM of DVD-ROM drive).
• Gespecialiseerde PCI Express® voeding van 450 watt of meer aanbevolen. Raadpleeg de handleiding van het computersysteem om te controleren of de voeding is geschikt voor een geavanceerde videokaart met een maximale dissipatie boven 75 watt.
Besturings­systeem
Monitor • MultiSync-monitor met hoge resolutie of monitor met
CrossFire™ Compatibiliteit
• Windows® XP met Service Pack 2 (SP2).
• Windows® XP Professional x64 Edition.
• Windows® 2000.
•Windows® Vista.
meerdere frequenties of een ander type VGA-monitor.
• DFP-beeldschermen (digital flat panel) of digitaal CRT­beeldscherm.
Als u deze grafische kaart wil gebruiken als onderdeel van een CrossFire™ -systeem, is het volgende vereist:
• Een CrossFire™ gecertificeerd moederbord met twee (2) PCI Express® X16 slots en correcte PCIe™ chipset
driver. (Zie CrossFire™ gecertificeerde moederborden).
• Een CrossFire™ Edition grafische kaart van dezelfde productreeks die dienst doet als de Master grafische kaart.
Meer informatie over de vereisten voor elk van deze componenten vindt u in de CrossFire™ FAQ.
ati.com/crossfire voor een lijst met
Externe connectors
• Dubbele DVI-I uitgang.
• S-Video-uitvoer of Video IN/Video UIT-aansluiting (VIVO).
Alvorens te beginnen 5

Alvorens te beginnen

Alvorens de nieuwe videokaart te installeren, moet u het volgende doen.
Hou uw serie- en onderdeelnummers bij
Het serie-nummer en 102 onderdeelnummer die afgedrukt staan op de grafische kaart zijn vereist voor de registratie. Ze bevinden zich op een sticker op de achterzijde van de kaart.
X
Y
Schrijf de nummers, hierboven vetgedrukt afgebeeld, op voord at u uw nieuwe ATI product installeert.
Serienummer (S/N)
102 onderdeelnummer (P/N)
Vorige stuurprogramma's van grafische kaarten verwijderen
Als u zeker wilt zijn dat de Radeon® X1900 Series-kaart correct wordt geïnstalleerd, dient u de videostuurprogramma's voor de huidige grafische kaart van uw computer te verwijderen.
Om vorige stuurprogramma's te verwijderen
Terwijl uw huidige grafische kaart nog in uw computer zit:
1 Sluit alle geopende toepassingen. 2 Ga naar het Configuratiescherm en kies Programma’s toevoegen/
Verwijderen.
3 Selecteer uw huidige videostuurprogramma's en klik vervolgens op
Toevoegen/verwijderen. Vervolgens kunt u met de wizard eenvoudig de huidige videostuurprogramma's verwijderen.
6 Alvorens te beginnen
Opmerking:Als voor de eerder geïnstalleerde videokaart extra software is geïnstalleerd, dient u deze mogelijk ook nu te verwijderen.
4 Start het systeem opnieuw op wanneer de stuurprogramma's zijn
verwijderd.
Grafische kaart bustypes 7
HOOFDSTUK 2:

Hardware installeren

Dit hoofdstuk zal u begeleiden tijdens de fysieke installatie van uw nieuwe Radeon® grafische kaart.

Grafische kaart bustypes

Er zijn drie mogelijke kaartbustypes. Zie de onderstaande illustratie om te bepalen of u een AGP, PCI of PCI Express® (PCIe™) grafische kaart heeft.
AGP, PCI en PCIe™ grafische kaarten
Bustypes
AGP-kaart en AGP-expansieslot
1
PCI-kaart en PCI-expansieslot
2
PCIe™ kaart en PCIe™ expansieslot
3

Installatie basis grafische kaart

Er zijn twee types installatie. Indien uw Radeon® grafische kaart geen afzonderlijke verbinding met de voedi ng van de computer vereist, vol g dan de instructies Basisinstallatie hieronder. Indien uw grafische kaart een afzonderlijke verbinding vereist met de voeding van uw computer, volg
8 Installatie basis grafische kaart
dan de instructies Geavanceerde installatie voor AGP of PCIe, naargelang van toepassing.
Radeon® grafische kaarten die een verbinding vereisen met de voeding van de computer hebben een stroomsnoer.
De Radeon® grafische kaart installeren
1 Schakel de computer, het scherm en andere randapparatuur uit. 2 Ontkoppel het stroomsnoer van de computer en maak alle kabels aan
de achterzijde van uw computer los.
L
WAARSCHUWING - Wacht ongeveer 20 seconden na het
ontkoppelen van het stroomsnoer alvorens een randapparaat los te koppelen of een onderdeel van het moederbord te verwijderen om mogelijke schade aan het moederbord te vermijden.
3 Verwijder de kap van de computer.
Indien nodig, raadpleeg de handleiding van uw computer voor hulp bij het verwijderen van de kap.
L
WAARSCHUWING - Vergeet niet de statische elektriciteit van uw
lichaam te ontladen door de voeding of het metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
4 Maak alle bestaande grafische kaarten los en haal ze uit uw computer.
Opmerking:Indien uw computer een on-board grafisch vermogen heeft, kan het zijn dat u dit op het moederbord moet uitschakelen. Zie uw computerdocumentatie voor meer informatie.
5 Zoek de juiste slot en verwijder indien nodig het metalen
afdekplaatje.
6 Plaats uw ATI-grafische kaart voor de opening en druk stevig tot de
kaart volledig op zijn plaats zit.
7 Maak de grafische kaart stevig vast en plaats de kap van de computer
opnieuw.
8 Maak alle losse kabels opnieuw vast en stop de stekker van de
computer in het stopcontact.
9 Activeer het scherm en daarna uw computer.
Geavanceerde installatie: AGP
Installatie basis grafische kaart 9
Er zijn twee types installatie. Indien uw grafische kaart geen afzonderlijke verbinding met de voeding van de computer vereist, volg dan de instructies
Basisinstallatie hieronder. Indien uw grafische kaart een afzonderlijke
verbinding vereist met de voeding van uw computer, volg dan de instructies
Geavanceerde installatie voor AGP of PCIe™, naargelang van
toepassing. Grafische kaarten die een verbinding vereisen met de voeding van de
computer hebben een stroomsnoer verbonden met de rechterbovenhoek van de kaart.
Raadpleeg uw systeembouwer of OEM om ervoor te zorgen dat uw
L
systeem een gepaste voeding heeft. Meestal raadt ATI een voeding van 300 watt of meer aan om te zorgen voor een normale systeemwerking waar een aantal andere interne toestellen geïnstalleerd zijn.
Installatie grafische kaart
1
2
3
Radeon® Grafische kaart
Voeding
Harde schijf
10 Installatie basis grafische kaart
4
5
6
7
8
9
10
Verbinding voedingskabel
4-pins stroomverbinding
Verlengkabel: stroomverbinding met grafische kaart
Verlengkabel: stroomverbinding met harde schijf
Verlengkabel: Stroomverbinding met voeding
Harde schijf
stroomverbinding met harde schijf
De Radeon® grafische kaart installeren
1 Schakel de computer, het scherm en andere randapparatuur uit. 2 Ontkoppel het stroomsnoer van de computer en maak alle kabels aan
de achterzijde van uw computer los.
L
WAARSCHUWING - Wacht ongeveer 20 seconden na het
ontkoppelen van het stroomsnoer alvorens een randapparaat los te koppelen of een onderdeel van het moederbord te verwijderen om mogelijke schade aan het moederbord te vermijden.
3 Verwijder de kap van de computer.
Indien nodig, raadpleeg de handleiding van uw computer voor hulp bij het verwijderen van de kap.
L
WAARSCHUWING - Vergeet niet de statische elektriciteit van uw
lichaam te ontladen door de voeding of het metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
4 Maak alle bestaande grafische kaarten los en haal ze uit uw computer.
Opmerking:Indien uw computer een on-board grafisch vermogen heeft, kan het zijn dat u dit op het moederbord moet uitschakelen. Zie uw computerdocumentatie voor meer informatie.
5 Zoek de juiste slot en verwijder indien nodig het metalen
afdekplaatje.
Geavanceerde installatie: PCIe™ 11
6 Plaats uw ATI-grafische kaart voor de opening en druk stevig tot de
kaart volledig op zijn plaats zit.
7 Verwijder het stroomsnoer uit de stroomverbinding van de harde
schijf.
8 Verbi nd het verleng sn oer m et de 4pins stroomverbinding op de
grafische kaart.
9 Verbi nd de verlengkabel met de voeding. 10 Verbi nd de verl engkabel met de harde schijf. 11 Maak de grafische kaart stevig vast. Zorg ervoor dat de kabels
binnenin de computer niets verstoren (bijvoorbeeld, een ventilator) en plaat sde kap opnieuw.
12 Maak alle losse kabels opnieuw vast en stop de stekker van de
computer in het stopcontact.
13 Activeer het scherm en daarna uw computer.
Uw computer zal een piepsignaal geven en mogelijks een waarschuwing
L
tonen op het scherm, en het opstartproces zal stoppen indien de grafische kaart niet juist verbonden is met de voeding.

Geavanceerde installatie: PCIe™

Er zijn twee types installatie. Indien uw grafische kaart geen afzonderlijke verbinding met de voeding van de computer vereist, volg dan de instructies Radeon® afzonderlijke verbinding vereist met de voeding van uw computer, volg dan de instructies naargelang van toepassing.
Radeon® grafische kaarten die een verbinding vereisen met de voeding van de computer hebben een stroomsnoer.
L
Basisinstallatie hieronder. Indien uw grafische kaart een
Geavanceerde installatie voor AGP of PCIe™,
Raadpleeg uw systeembouwer of OEM om ervoor te zorgen dat uw systeem een gepaste voeding heeft. Een PCI Express®-compatibel systeem met heeft een gespecialiseerde 12V-stroomconnector voor de videokaart. Een voeding van 450 watt of meer wordt aanbevolen. Raadpleeg de handleiding van het computersysteem om te controleren of de voeding is geschikt voor een geavanceerde videokaart met een maximale dissipatie van meer dan 75 watt.
12 Geavanceerde installatie: PCIe™
Installatie van de videokaart
1
2
3
4
5
6
Videokaart
Stroomvoeding
6-pins netsnoeraansluiting
6-pins stroomaansluiting
Stroomaansluiting naar videokaart
Stroomaansluiting naar stroomvoeding
De Radeon® grafische kaart installeren
1 Schakel de computer, het scherm en andere randapparatuur uit. 2 Ontkoppel het stroomsnoer van de computer en maak alle kabels aan
de achterzijde van uw computer los.
L
WAARSCHUWING - Wacht ongeveer 20 seconden na het
ontkoppelen van het stroomsnoer alvorens een randapparaat los te koppelen of een onderdeel van het moederbord te verwijderen om mogelijke schade aan het moederbord te vermijden.
Verbindingstoestellen 13
3 Verwijder de kap van de computer.
Indien nodig, raadpleeg de handleiding van uw computer voor hulp bij het verwijderen van de kap.
L
WAARSCHUWING - Vergeet niet de statische elektriciteit van uw
lichaam te ontladen door de voeding of het metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
4 Maak alle bestaande grafische kaarten los en haal ze uit uw computer.
Opmerking:Indien uw computer een on-board grafisch vermogen heeft, kan het zijn dat u dit op het moederbord moet uitschakelen. Zie uw computerdocumentatie voor meer informatie.
5 Zoek de juiste slot en verwijder indien nodig het metalen
afdekplaatje.
6 Plaats uw ATI-grafische kaart voor de opening en druk stevig tot de
kaart volledig op zijn plaats zit.
7 Maak de electriciteiskabel vast aan de 6-pins stroomverbinding op de
grafische kaart.
8 Maak de grafische kaart stevig vast. Zorg ervoor dat de kabels
binnenin de computer niets verstoren (bijvoorbeeld, een ventilator) en plaat sde kap opnieuw.
9 Maak alle losse kabels opnieuw vast en stop de stekker van de
computer in het stopcontact.
10 Activeer het scherm en daarna uw computer.
Uw computer zal een piepsignaal geven en mogelijks een waarschuwing
L
tonen op het scherm, en het opstartproces zal stoppen indien de grafische kaart niet juist verbonden is met de voeding.

Verbindingstoestellen

De volgende illustratie toont de typische verbindingen die aangetroffen worden op grafische kaarten van ATI:
14 Verbindingstoestellen
Connectortypes
VGA Ondersteunt een analoge CRT-monitor. DVI-I Ondersteunt een digitale monitor. VGA-DVI-I Adapter Ondersteunt een analoge monitor op een DVI-I-
verbinding.
S-Video In/Out Ondersteunt een TV, VCR of Camcorder. CATV Ondersteunt een TV-antenne of kabeldienst. Composite Ondersteunt een TV, VCR of Camcorder.
L
Voor meer informatie over het aansluiten van uw All-in-Wonder® grafische kaart, zie de All-in-Wonder® Snelstartgids en de All-in­Wonder® Gebruikershandleiding op de CD die geleverd werd bij uw nieuwe All-in-Wonder® grafische kaart.
HOOFDSTUK 3:

Meerdere beeldschermen gebruiken

Monitors aansluiten
Uw Radeon® X1900 Series grafische kaart biedt hardwareondersteuning voor twee DVI-I monitors, een DVI-Imonitor en een VGA-monitor met de geleverde DVI-I-naar-VGA-adapter. Dat zorgt ook voor TV-output via een S -Video Out connector.
15
Aansluitingen en adapters voor de Radeon® X1900 Series-kaart 1 Connector voor standaard-VGA-monitor. Als u een VGA-
2 DVI-I-naar-VGA-adapter 3 DVI-I verbinding Om een digitaal scherm aan te sluiten.
monitor op de DVI-I-connector wilt aansluiten, plaatst u de bijgeleverde DVI-I-naar-VGA-adapter in de DVI-I-connector. Vervolgens sluit u de kabel van de monitor aan op de adapter.
16
Opmerking:Als u meerdere monitors gebruikt, moet de Radeon®
X1900 Series
bepaalt het BIOS-systeem welke grafische kaart de primaire is.
Monitors aansluiten
kaart de primaire grafische kaart zijn. Normaal gezien
1 Schakel de computer en monitors uit. 2 Sluit de monitorkabels aan op de desbetreffende connectors. 3 Schakel eerst de monitors in en start de computer vervolgens opnieuw
op zodat Windows® de nieuwe hardware-instellingen kan detecteren.
4 Wanneer de wizard Nieuwe hardware gevonden verschijnt, plaatst
u, wanneer u hierom wordt gevraagd, de ATI-install a tie-cd om de stuurprogramma's voor de
Beeldschermen op meerdere monitors instellen
Radeon® X1900 Series-kaart te laden.
1 Klik in het menu Start op Configuratiescherm en klik vervolgens
op Beeldscherm. Klik op de bladtab Instellingen voor toegang tot de standaard configuratie-instellingen voor meerdere monitors.
Opmerking:ATI zorgt voor Catalyst™ Control Center software met heel wat extra configuratiefuncties. Deze is toegankelijk via de knop Advanced van de Schermeigenschappen> instellingen.
2 Selecteer de Monitor die wordt aangeduid met het cijfer 2. 3 Schakel het selectievakje Het Windows-bureaublad uitbreiden
naar deze monitor in.
4 Stel, indien nodig, Beeldschermresolutie en Kleurkwaliteit in voor
de secundaire monitor. Klik op Toepassen of OK om de nieuwe ingestelde waarden toe te passen.
• Raadpleeg de on line Help en documentatie van Windows® voor meer informatie over het gebruik van het tabblad
Instellingen.
Opmerking:wanneer u meerdere monitors gebruikt met één kaart, is
een van de monitors altijd ingesteld als primaire monitor. Alle overige monitors worden als secundaire monitors aangeduid.
Beeldschermconfiguraties 17

Beeldschermconfiguraties

Uw Radeon® X1900 Series grafische kaart biedt een dubbele weergavefunctie. De volgende tabel bevat een overzicht met de diverse opties voor het aansluiten van beeldschermen op de videokaart.
Beeldscherm
-configuratie
Eén DFP­beeldscherm
DFP Display* + DFP Display
DFP­beeldscherm + HDTV
Eén CRT­beeldscherm
CRT­beeldscherm + HDTV
DFP­beeldscherm + HDTV
CRT­beeldscherm + DFP­beeldscherm
Gebruikte
Opmerkingen
connector(s)
DVI-I-connector DFP - digitaal LCD-beeldscherm
DVI-I-connectors
DVI-I connector + S-Video-to­Component adapter
DVI-I-connector met DVI-I-naar­VGA-adapter
DVI-I-to-VGA adapter + Componet Adapter to HDTV (YPbPr) kabel
DVI-I connector + HDTV kabel (YPbPr)
DVI-I-to-VGA adapter + DVI-I connector
Gebruik van de meegeleverde S­Video-naar-Component adapter.
CRT - analoog beeldscherm met kathodestraalbuis
HDTV (YPrPb) adpater
CRT beeldscherm + CRT beeldscherm
DVI-I-to-VGA adapter + DVI-I-to­VGA adapter
De DVI-I-connector kan een CRT­beeldscherm ondersteunen met een DVI-I-naar-VGA-adapter.
Opmerking:* Beide DVI-poorten ondersteunen een dubbele DVI­uitgang die compatible is met één-verbindings DVI-LCD-schermen evenals DVI-LCD-beeldschermen met dubbele link en ultrahoge resolutie.
18 Beeldschermconfiguraties
Drivers en software installeren in Windows® 19
HOOFDSTUK 4:

Installeren van sof tware en stuurprogramma's

Dit hoofdstuk zal u begeleiden doorheen de installatie van de stuurprogramma's en de software van uw Radeon® X1900 Series grafische kaart.

Drivers en software installeren in Windows®

In de volgende gevallen moet u de Radeon® X1900 Series drivers en software installeren:
• Nadat u de kaart in uw systeem heeft geïnstalleerd.
• Na het herinstalleren of upgraden van uw besturingssysteem.
Deze procedure is van toepassing op Windows® XP.
V ereisten voor installatie van software
Om drivers te installeren of verwijderen heeft u beheerdersrechten nodig of moet u ingelogd zijn als gebruiker met beheerdersrechten.
Uw besturingssysteem moet geïnstalleerd zijn en draaien voor de installatie van de Radeon® X1900 Series drivers. Zorg er ook voor dat Service Pack 2 geïnstalleerd is voor Windows® XP.
Zorg ervoor dat uw monitorkabel juist is aangesloten alvorens te beginnen.
Opmerking:De installatiedialoog verschijnt in het Engels als de taal van uw besturingssysteem niet ondersteund wordt.
Installatie van ATI drivers en software
Opmerking:Optische drive verwijst naar CD-ROM of DVD-ROM drive.
1 Start uw systeem. Wanneer de Nieuwe hardware gevonden Wizard
verschijnt, klik op Annuleren. Wanneer het ven st er Verandering
20 Drivers en software installeren in Windows®
systeeminstellingen u vraagt uw computer te herstarten, klik dan op Nee.
2 Start de functie ATISETUP . De functie ATISETUP start
automatisch als u de installatie-CD-rom van ATI in de optische drive legt nadat het besturingssysteem opgestart is. Indien uw CD-ROM auto-run niet geactiveerd is en de functie ATISETUP niet automatisch start, volg dan deze stappen.
a) Klik op de knop Start in de taakbalk. b) Klik op Uitvoeren. c) Kies ATISETUP.EXE in de root directory van de installatie-CD-
rom van ATI.
d) Klik op OK.
3 Klik op Installeren onder Software installeren. 4 Klik op Volgende. 5 Klik op Ja als u de gebruiksrechtovereenkomst accepteert. ATI
Snelle installatie zal de Installatiewizard starten.
6 Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
L
u wordt aanbevolen de installatie uit te voeren met de optie Express. Door deze optie te selecteren zullen de HydraVision™ multi-monitor en bureaubladsoftware automatisch geïnstalleerd worden, samen met de ATI-driver. Met de optie Express worden echter niet alle softwarecomponenten geïnstalleerd. U kunt individuele softwarecomponenten selecteren en installeren met de optie Speciaal.
7 W anneer het bericht Setup voltooid verschijnt, selecteer dan Ja, ik wil
mijn computer nu herstarten en klik op Voltooien.
8 Nadat het systeem heropgestart is, toont de boodschap Nieuwe
hardware gevonden gevonden. Klik op Ja of Verder om de installatie van de driver te
voltooien.
de melding Digitale handtekening niet
Configuratie van de monitor 21

Configuratie van de monitor

Eens de drivers en software geïnstalleerd zijn, kunt u uw monitor configureren..
L
Om uw primaire scherm te configureren
Waarschuwing- Als u een verversingssnelheid kiest die niet
ondersteund wordt door uw montior, kunt u de monitor beschadigen. Raadpleeg de documentatie van uw monitor indien ondig.
1 Ga naar Configuratiescherm en kies Beeldscherm, of klik met de
rechter muisknop op het bureaublad en kies Eigenschappen.
2 Kies de tab Instellingen en selecteer de scherm-resolutie en
kleurdiepte die het best passen bij uw vereisten en de prestaties van uw monitor.
3 Klik op Geavanceerd en selecteer de tab Monitor. 4 Kies een verversingssnelheid uit de drop-downlijst. 5 Klik op OK om terug te keren naar het bureaublad.
Beeldschermen op meerdere monitors instellen
1 Klik in het menu Start op Configuratiescherm en klik vervolgens
op Beeldscherm. Klik op de bladtab Instellingen voor toegang tot de standaard configuratie-instellingen voor meerdere monitors.
2 Selecteer de Monitor die wordt aangeduid met het cijfer 2. 3 Klik op Het Windows-bureaublad uitbreiden naar deze monitor. 4 Stel Beeldschermresolutie en Kleurkwaliteit in voor de secundaire
monitor. Klik op Toepassen of OK om de nieuwe ingestelde waarden toe te passen.
• Raadpleeg de Windows®on line Help en documentatie voor
meer informatie over het gebruik van het tabblad Instellingen.
Opmerking:wanneer u meerdere monitors gebr uikt met uw Radeon® X1900 Serieskaart, is een van de monitors altijd ingesteld als primaire monitor. Alle overige monitors worden als secundaire monitors aangeduid.
Opmerking:U kunt ook meerdere monitors activeren via het ATI Catalyst™ Control Center.
22 Catalyst™ Software Suite installeren
Drivers herinstalleren
U kunt nieuwe drivers installeren of bestaande drivers herinstalleren indien er een Windows® conflict was.
Herinstalleer de drivers met behulp van de functie ATISETUP op de installatie-CD-rom van ATI. De functie ATISETUP start automatisch als u de installatie-CD-rom van ATI in de optische drive legt nadat het besturingssysteem opgestart is.
Om drivers manueel te herinstalleren
Indien uw CD-ROM auto-run niet geactiveerd is en de functie ATISETUP niet automatisch start, volg dan deze stappen.
1 Klik in de Windows® taakbalk op Start. 2 Kies uit het menu Start de opt ie Uitvoeren. 3 Blader naar ATISETUP.EXE in de root directory van de installatie-
CD-rom van ATI.
4 Klik op OK.

Catalyst™ Software Suite installeren

ATI’s Catalyst™ Software Suite bevat de vereiste software om gebruik te kunnen maken van alle functies van uw ATI grafi s c he ka art. De Catalyst™ Software Suite bevat verschillende software-elementen, zoals:
• Stuurprogramma
• Catalyst™ Control Center
• HydraVision™(wordt niet geïnstalleerd met de optie Express Install)
• Remote Wonder™ Software
• SurroundView™
Catalyst™ Software Suite installeren
Opmerking:Optische drive verwijst naar elke drive die in staat is om CD-ROM media te lezen.
1 Plaats de ATI-installatie-cd in uw optische drive.
Als Windows® de cd-rom automatisch start, gaat u naar stap 5.
2 Klik Start > Uitvoeren.
Catalyst™ Software Suite installeren 23
3 T yp het volgende: D:\ATISETUP
(Indien
D niet uw optische drive is, de juiste drive letter vervangen.)
4 Klik op OK. 5 Klik op Installeren onder Software installeren. 6 Klik op Volgende en klik Ja als u de gebruiksrechtovereenkomst
accepteert.
7 Klik op ATI Eenvoudig installeren als u de installatiewizard wilt
starten.
8 Volg de instructies op het scherm en kies tussen Express of
Aangepaste installatie.
Met de optie Express worden echter niet alle softwarecomponenten geïnstalleerd. U kunt individuele softwarecomponenten selecteren en installeren met de optie Speciaal.
24 Catalyst™ Software Suite installeren
Starten Catalyst™ Control Center 25
HOOFDSTUK 5:

Catalyst ™ Control Center

De Catalyst™ Control Center is een grafische gebruikerstoepassing die toegang verschaft tot de weergavefuncties vervat in de geïnstalleerde hardware en software van ATI. Gebruik het Catalyst™ Control Center om de grafische instellingen af te stellen, aangesloten weergaveapparaten in of uit te schakelen en de stand van het bureaublad te wijzigen. Voor de meeste functies wordt een voorbeeld van de wijziging weergegeven, voordat deze wordt toegepast.
Het Catalyst™ Control Center biedt twee weergaven van de software:
• De standaardweergave is een vereenvoudigde weergave met wizards voor de onervaren gebruiker.
• Via de geavanceerde weergave krijgen ervaren gebruikers toegang tot alle softwarefuncties zodat ze deze kunnen configureren.
U kunt het Catalyst™ Control Center aanpassen zodat u eenvoudig toegang krijgt tot de onderdelen die u het meest gebruikt.
Gebruik het Catalyst™ Control Center voor toegang tot het uitgebreide on line Help-systeem of om verbinding te maken met de ATI-website.

Starten Catalyst™ Control Center

Catalyst™ Control Center kan gestart worden via een van de volgende toegangspunten:
• Windows® Startmenu
• Windows® Systeembalk
• Snelkoppelingen op het bureaublad
• Vooraf gedefinieerde sneltoetsen
Starten Cat alyst™ Control Center Met het st artmenu
Klik in de Windows® taakbalk op Start.
• Klik op Alle programma’s > ATI Catalyst™ Control Center >
ATI Catalyst™ Control Center.
26 Starten Catalyst™ Control Center
Overige snelle toegangspunten
Starten Catalyst™ Control Center Met de systeembalk
1 Klik met de rechter muisknop op het ATI-pictogram in de Windows®
systeembalk
2 Kies Catalyst™ Control Center uit het popup-menu.
Starten Catalyst™ Control Center Met de snelkoppelin g op het bureaublad
Tijdens de oorspronkelijke installatie van Catalyst™ Control Center hebt u in de installatiewizard de optie om een snelkoppeling op het bureaublad te plaatsen.
• Dubbelklik op de Catalyst™ Control Center snelkoppeling.
Starten Catalyst™ Control Center Met sneltoetsen
• U kunt drukken op de vooraf bepaalde F7 helptoets of een combinatie van toetesen zoals Ctrl+Alt+C, of u kunt uw eigen sneltoets bepalen met Sneltoetsenbeheer.
Starten Catalyst™ Control Center 27
Catalyst™ Control Center Dialoog
28 Catalyst™ Control Center Controlepaneel
Catalyst™ Control Center: Geavanceerde weergave

Catalyst™ Control Center Controlepaneel

Het Catalyst™ Control Center Controlepaneel is een grafische weergave van de beeldschermfuncties van de geïnstalleerde ATI-hardware en ­software. Gebruik het controlepaneel om de grafische instellingen af te stellen, aangesloten weergaveapparaten in of uit te schakelen en de stand van het bureaublad te wijzigen. Vele functies laten een voorbeeld van de wijzigingen zien voordat deze zijn uitgevoerd.
Het Controlepaneel is alleen beschikbaar wanneer de Geavanceerde weergave of de Aangepaste weergave geselecteerd zijn.
Gebruik het controlepaneel om naar het uitvoerige on line-helpsysteem te gaan, een sneltoets te maken of de weergave aan te passen van Catalyst™ Control Center.
Het controlepaneel bevat onder meer:
Sneltoetsen beheren 29
• Weergave
• Sneltoetsen
• Profielen
• Voorkeuren
•Help
Van weergave wisselen
Klik op de knop Weergave in de geavanceerde weergave en selecteer vervolgens Basisweergave of Aangepaste weergave.
Klik op de knop Geavanceerd in het Startscherm van de Basisweergave of klik op de knop Geavanceerd op eender welke andere pagina.
Opmerking:De knop Geavanceerd komt niet op alle pagina's Basisweergave voor.
Aangepaste weergave maken
1 Klik op Weergave in Geavanceerde weergave en selecteer
Aangepaste weergave definiëren.
2 Klik in het dialoogvenster Aangepaste weergave definiëren op het
plusteken naast de naam van de grafische kaart om de boomstructuur zichtbaar te maken.
3 Klik in het selectievakje naast elk aspect dat u wilt toevoegen aan uw
aangepaste weergave.
4 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan.

Sneltoetsen beheren

Met de functie Sneltoetsen beheren kunt u sneltoetscombinaties maken waarmee snel taken als het wijzigen van een grafische instelling of het openen van een toepassing kunnen worden uitgevoerd. Een sneltoets is een combinatie van een of meer wijzigingstoetsen, zoals Ctrl, Alt, of Shift, en een willekeurige letter uit het alfabet.
Opmerking:Sneltoetsen beheren is alleen beschikbaar in de geavanceerde weergave.
30 Sneltoetsen beheren
Het onderdeel Sneltoetsen beheren
• Klik op Sneltoetsen in de geavanceerde weergave van het Catalyst™ Control Center.
Sneltoetsen beheren weergeven
1 Klik op Sneltoetsen in het Controlepaneel. 2 Selecteer Sneltoetsen beheren.
Sneltoetsfunctie inschakelen
1 Open Sneltoetsen beheren. 2 Selecteer het selectievakje Sneltoetsfunctie inschakelen.
Bestaande sneltoets bewerken
1 Open Sneltoetsen beheren. 2 Selecteer een optie in het vervolgkeuzemenu Sneltoetsen weergeven
voor.
• U kunt ook een mogelijkheid kiezen in de lijst Volgens.
3 Klik op de sneltoets die u wilt bewerken. 4 Klik op de knop Bewerken. 5 Kies een wijzigingstoets. 6 Voer een willekeurige letter van het alfabet in. 7 Klik op de knop OK om uw wijzigingen op te slaan.
Opmerking:Voor sneltoetstekens kunnen uitsluitend de letters van het alfabet worden gebruikt.
Een lijst met actieve sneltoetsen maken
1 Open Sneltoetsen beheren. 2 Selecteer een optie in het vervolgkeuzemenu Sneltoetsen weergeven
voor.
• U kunt ook een mogelijkheid kiezen in de lijst Volgens.
3 Selecteer de sneltoetsbewerkingen die u wilt activeren.
Opmerking:Een sneltoets kan pas worden geactiveerd nadat de sneltoets aan een sneltoetsbewerking is toegewezen.
Profielen beheren 31
Een lijst met alleen de actieve sneltoetsen bekijken
1 Open Sneltoetsen beheren. 2 Klik op Alleen actieve sneltoetsen weergeven. 3 Selecteer een optie in het vervolgkeuzemenu Sneltoetsen weergeven
voor.
• U kunt ook een mogelijkheid kiezen in de lijst Volgens.
Sneltoetsen sorteren
Sneltoetsen kunnen worden gerangschikt op status, bewerking of toetscombinatie.
1 Open Sneltoetsen beheren
• Klik op de knop Actief voor een rangschikking op status.
• Klik op de knop Sneltoetsbewerkingen voor een rangschikking
op bewerking.
• Klik op de knop Sneltoetsen voor een rangschikking op
toetscombinatie.
2 Door op de respectievelijke knoppen te drukken, wordt de lijst in
oplopende/aflopende volgorde weergegeven.
Een sneltoets toepassen
• Houd de wijzigingstoets(en) ingedrukt en druk dan op de toegewezen toetsenbordtoets. Bijvoorbeeld: houd de toetsen Ctrl en Alt ingedrukt en druk dan op de toets C.

Profielen beheren

Met profielen maakt u aangepaste omgevingen voor uw bureaublad, video en 3D-toepassingen. Definieer uw persoonlijke video-instellingen en sla deze op in een profiel, zodat deze snel handmatig kunnen worden geactiveerd met een sneltoets of door bestanden te koppelen.
Opmerking:Een profiel is van toepassing op een bepaalde grafische kaart. Als er meer grafische kaarten op uw computer zijn geïnstalleerd, moet u de desbetreffende kaart selecteren voordat u een profiel maakt, laadt of activeert.
Opmerking:Profielen beheren is alleen besc hikbaar in de geavanceerde weergave.
32 Profielen beheren
Het onderdeel Profielen beheren openen
• Klik op de knop Profielen in de geavanceerde weergave van het Catalyst™ Control Center.
Profielen beheren weergeven
1 Klik op Profielen in het Controlepaneel. 2 Selecteer Profielen beheren.
Profiel maken
Vanuit alle aspecten binnen het Catalyst™ Control Center kan een profiel worden gemaakt.
1 Maak aangepaste wijzigingen door de verschillende schuifregelaars
en knoppen van de opties die u in het profiel wilt opnemen naar believen in te stellen.
2 Open Profielen beheren. 3 Voer een naam voor het Profiel in bij Profiel maken of bewerken. 4 Voer een omschrijving van het profiel in. 5 Selecteer de opties voor de samenstelling, activering en toepassingen
die u op het profiel wilt toepassen.
6 Klik op Opslaan.
Profielsamenstelling instellen
1 Open Profielen beheren. 2 Klik op het tabblad Samenstelling. 3 Selecteer de opties die u wilt opnemen in het profiel.
• Met de optie Alle instellingen van Catalyst™ Control Center
worden de beschikbare instellingen toegepast op alle grafische adapters.
•Met De volgende instellingen worden alleen de instellingen die
zijn geselecteerd in de boomstructuur toegepast.
Profiel inschakelen
1 Open Profielen beheren. 2 Selecteer een profiel uit het vervolgkeuzemenu Profiel maken of
bewerken.
3 Klik op het tabblad Inschakeling.
Profielen beheren 33
4 Stel een profiel in dat u handmatig wilt activeren:
• Klik op Handmatig door en selecteer de gewenste methode
voor het activeren van een profiel. Bijvoorbeeld een snelkoppeling op het bureaublad.
•Als u Sneltoetstoewijzingen kiest, selecteert u een
wijzigingstoets en een toetsenbordtoets.
Een toepassing, bestand of snelkoppeling activeren wanneer een profiel wordt opgestart
1 Open Profielen beheren. 2 Klik op het tabblad Toepassingen. 3 Als u hierop klikt, wordt de volgende toepassing of snelkoppeling
of het volgende bestand geopend.
4 Klik op de knop Bladeren (“...”) om naar het bestand te bladeren dat u
wilt koppelen aan uw profiel.
5 Klik achtereenvolgens op de bestandsnaam en dan op de knop
Openen om het bestand te selecteren.
Profiel opslaan
1 Open Profielen beheren. 2 Voer een naam voor het profiel in het vak Selecteer een profielnaam
of voer deze in in.
3 Selecteer opties voor het profiel. 4 Klik op Opslaan. 5 Klik op de knop Activeren & sluiten om het opgeslagen profiel toe te
passen en Profielen beheren te sluiten.
• U kunt ook op de knop Activeren klikken om het opgeslagen
profiel toe te passen, maar Profielen beheren open te houden.
• U kunt ook op de knop Sluiten klikken om Profielen beheren te
sluiten zonder het opgeslagen profiel toe te passen.
Profiel verwijderen
1 Open Profielen beheren. 2 Selecteer een profiel uit het vervolgkeuzemenu Profiel maken of
bewerken.
3 Klik op Verwijderen.
34 Voorkeuren
4 Klik op OK om te bevestigen.

Voorkeuren

Gebruik de pagina Voorkeur en om fabriekinstellingen te herstellen, de vormgeving te wijzigen of het pictogram van de taakbalk in/uit te schakelen.
De pagina Voorkeuren van het Catalyst™ Control Center bevat de volgende opties:
• Knopinfo verbergen
• Altijd op voorgrond
• Taakbalkmenu inschakelen
• Fabrieksinstellingen herstellen
• Werkbalktekst verbergen
• Taal selecteren
• Vormgeving selecteren
Het onderdeel Voorkeuren openen
• Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het Catalyst™ Control Center.
Catalyst™ Control Center altijd op de voorgrond houden van alle geopende toepassingen op het bureaublad
1 Klik op de knop Voorkeuren in het controlepaneel. 2 Klik op Altijd op voorgrond.
Opmerking:Wanneer er naast de optie Altijd op voorgrond een vinkje verschijnt, is van alle geopende toepassingen het Catalyst™ Control Center altijd op de voorgrond.
Knopinfo verbergen of weergeven
1 Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het
Controlepaneel.
2 Klik op Knopinfo verbergen in het vervolgkeuzemenu.
Opmerking:Wanneer er naast de optie Knopinfo verbergen een
vinkje wordt weergegeven, is alle knopinfo uitgeschakeld.
Voorkeuren 35
Tekst op de knoppen van de werkbalk weergeven of verbergen
1 Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het
Controlepaneel.
2 Klik op Werkbalktekst verbergen in het vervolgkeuzemenu.
Opmerking:Wanneer er naast de optie Werkbalktekst verbergen een
vinkje wordt weergegeven, zijn alle werkbalkknoppen alleen voorzien van pictogrammen.
Het opstartscherm van Catalyst™ Control Center verbergen
1 Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het
Controlepaneel.
2 Klik op Opstartscherm verbergen.
Opmerking:Wanneer er een vinkje wordt weergegeven naast
Opstartscherm verbergen, wordt het opstartscherm van Catalyst™ Control Center niet weergegeven tijdens het starten.
Het Catalyst™ Control Center-pictogram in de taakbalk van Windows® weergeven of verbergen
1 Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het
Controlepaneel.
2 Klik op Taakbalkmenu inschakelen in het vervolgkeuzemenu.
Opmerking:Wanneer er naast de optie Taakbalkmenu inschakelen
een vinkje verschijnt, wordt het pictogram van het Catalyst™ Control Center op de taakbalk van Windows® weergegeven.
De taal van het Catalyst™ Control Center wijzigen
1 Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het
Controlepaneel.
2 Klik op Taal selecteren in het vervolgkeuzemenu. 3 Kies een taal uit de lijst. 4 Klik op OK. 5 Start Catalyst™ Control Center opnieuw op.
Weergave wijzigen van Catalyst™ Control Center
1 Klik op de knop Voorkeuren in het controlepaneel.
36 Help
2 Klik op Vormgeving selecteren in het vervolgkeuzemenu. 3 Kies een vormgeving uit het vervolgkeuzemenu Vormgeving. 4 Klik op OK.
Beginwaarden van de Catalyst™ Control Center-instellingen herstellen
1 Klik op Voorkeuren in de geavanceerde weergave van het
Controlepaneel.
2 Selecteer Fabrieksinstellingen herstellen in het vervolgkeuzemenu. 3 Klik op Ja.

Help

Gebruik de Help-functie van het Catalyst™ Control Center voor toegang tot het uitvoerige on line-helpsysteem, voor het maken van een probleemrapport en voor informatie over de geïnstalleerde versie van Catalyst™ Control Center.
Het Help-onderdeel openen
• Klik op de knop Help in het Catalyst™ Control Centercontrolepaneel.
of
• Druk op een willekeurig moment op F1 voor specifieke Help­informatie over de functie of het onderdeel waarmee u werkt.
De help weergeven voor een aspect of functie die u gebruikt.
1 Klik op de knop Help in het controlepaneel. 2 Selecteer Help voor deze pagina.
• U kunt ook op het aspect of de functie klikken die u gebruikt en
op F1 drukken.
De on line-help weergeven
1 Klik op de knop Help in het controlepaneel. 2 Klik op Inhoudsopgave Help.
Zoeken in Help
1 Klik op de knop Help in het controlepaneel.
Informatiecentrum 37
2 Klik op Zoeken in Help. 3 Voer de woorden in waarnaar u wilt zoeken in het zoekvak van de
Help bij Catalyst™ Control Center.
4 Klik op Zoeken.
Een probleemrapport maken
Maak een probleemrapport wanneer u een probleem met het ATI-product ondervindt. Dit rapport wordt door een medewerker van de ATI Customer Care gebruikt om het probleem vast te stellen en op te lossen.
1 Klik op de knop Help in het controlepaneel. 2 Klik op Wizard Probleem rapporteren. 3 Voer de instructies van de wizard uit.
De versie van het geïnstalleerde weergeven Catalyst™ Control Center
1 Klik op de knop Help in het controlepaneel. 2 Klik op Info over Catalyst™ Control Center.

Informatiecentrum

In het Informatiecentrum kunt u gedetailleerde informatie vinden over de geïnstalleerde grafische hardware en de bijbehorende software.
• Het tabblad Grafische software bevat onder andere informatie
over de versies van de geïnstalleerde 2D- en 3D-stuurporgramma’s, de versie van de OpenGL® en de versie van het Catalyst™ Control Center.
• Het tabblad Grafische Hardware bevat onder andere informatie
over elke geïnstalleerde grafische kaart, de grafische chipset, de ID van de geïnstalleerde kaart, het bustype, de geheugengrootte en de BIOS-versie.
38 Beeldschermen beheren
Catalyst™ Control Center: Informatiecentrum – Grafische software (voorbeeld)
Toegang tot het Informatiecentrum
• U kunt het Informatiecentrum ook zichtbaar maken in de boomstructuur van de Geavanceerde weergave en vervolgens Grafische software of Grafische hardware selecteren.
Toegang tot systeemgegevens
• Klik op Systeemgegevens om Windows® Systeeminfo te openen.

Beeldschermen beheren

Via Beeldschermen beheren kunt u uw weergaveapparaten configureren en uw bureaublad indelen. U kunt de functie Beeldschermen beheren gebruiken om snel de instellingen van uw beeldscherm wijzigen, uw
Beeldschermen beheren 39
bureaublad organiseren in een omgeving met meerdere monitors en de optie Tv uit inschakelen.
Als u nog maar weinig ervaring hebt met Catalyst™ Control Center, kunt u de wizard Basisweergave gebruiken om uw beeldschermvoorkeuren in te stellen. De geavanceerde weergave is bedoeld voor ervaren gebruikers die de bureaubladinstellingen handmatig willen configureren.
Opmerking:Het Catalyst™ Control Center opent de eerste keer dat het programma wordt opgestart de Basisweergave. Ervaren gebruikers kunnen eenvoudig naar Geavanceerde weergave gaan door Geavanceerd te selecteren en de knop Volgende te klikken.
Catalyst™ Control Center: Beeldschermen beheren
40 Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren

Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren

Gebruik Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren om de resolutie van het bureaublad en de verversingssnelheid van het beeldscherm in te stellen en om uw beeldschermen te ordenen.
Als u de beeldschermconfiguratie wilt wijzigen, moet u een beeldschermpictogram verslepen of hierop klikken of met de rechtermuisknop klikken.
Toegang tot Beeldschermen beheren
• Vanuit de boomstructuur klikt u op Beeldschermen beheren.
Een secundair weergaveapparaat inschakelen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik op het pictogram Weergave nummer 2 in het rechtervak. 3 Klik op Ja in het dialoogvenster Dit beeldscherm inschakelen? .
• U kunt ook met de rechtermuisknop klikken op het pictogram
nummer 2 in het rechtervak en klikken op Inschakelen in het pop-up menu.
Opmerking:Herhaal de stappen 2 en 3 voor elk extra apparaat dat is aangesloten. Het nummer van het beeldschermpictogram wordt verhoogd naarmate er meer beeldschermen worden toegevoegd.
Uitgebreide modus inschakelen
Als het secundaire beeldscherm is uitgeschakeld:
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik op het pictogram Weergave nummer 2 in het rechtervak. 3 Klik op Ja in het dialoogvenster Dit beeldscherm inschakelen?
• U kunt ook met de rechtermuisknop klikken op het pictogram
nummer 2 in het rechtervak en klikken op Inschakelen in het pop-up menu.
Als het secundaire beeldscherm in de Kloonmodus of in de modus Verticaal of Horizontaal uitrekken staat:
1 Klik en sleep het beeldschermpictogram in het vak Klonen naar het
vak Aanvullende beeldschermen.
Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren 41
2 Laat de muisknop los en klik op Beeldscherm verwijderen.
• U kunt ook met de rechtermuisknop klikken op pictogram
nummer 2 in het rechtervak en dan klikken op Uitschakelen in het pop-upmenu.
3 Klik op het pictogram nummer 2 in het rechtervak. 4 Klik op Ja in het dialoogvenster Dit beeldscherm inschakelen?
Kloonmodus inschakelen
Als het secundaire apparaat is uitgeschakeld:
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik en sleep het pictogram Weergaveapparaat in Aangesloten
beeldschermen momenteel uitgeschakeld naar het lege vak rechts van het Hoofd vak.
3 Klik in het pop-upmenu op Hoofdbeeldscherm klonen met
[weergaveapparaat].
Als het secundaire beeldscherm is ingeschakeld:
1 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Weergaveapparaat in
bureaublad 2 als u zich in de Uitgebreide modus bevindt, rechterbeeldscherm als u zich in Horizontale modus uitrekken bevindt of onderste beeldscherm als u zich in Verticale modus uitrekken bevindt.
2 Klik op Hoofdbeeldscherm klonen met [weergaveapparaat]. 3 Klik op Ja in het dialoogvenster Melding van Beeldschermen
beheren. Opmerking:Weergaveapparaat kan CRT, DFP, tv of HDTV zijn.
Hoofdbeeldscherm verticaal uitrekken
Als het secundaire beeldscherm is uitgeschakeld:
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik en sleep het pictogram Weergaveapparaat in Aanvullende
beeldschermen naar het lege vak rechts van het vak Hoofdbeeldscherm.
3 Klik in het pop-upmenu op Verticaal uitrekken naar
[weergaveapparaat].
42 Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren
4 Klik op Ja in het dialoogvenster Melding van Beeldschermen
beheren.
Als het secundaire beeldscherm is ingeschakeld:
1 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Weergaveapparaat in
bureaublad 2 als u zich in de Uitgebreide modus bevindt, rechterbeeldscherm als u zich in Horizontale modus uitrekken bevindt of klonen als u zich in Kloonmodus bevindt.
2 Klik in het pop-upmenu op Verticaal uitrekken naar
[weergaveapparaat].
3 Klik op Ja in het dialoogvenster Melding van Beeldschermen
beheren. Opmerking:Weergaveapparaat kan CRT, DFP, tv of HDTV zijn.
Hoofdbeeldscherm horizontaal uitrekken
Als het secundaire beeldscherm is uitgeschakeld:
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik en sleep het pictogram Weergaveapparaat in Aanvullende
beeldschermen naar het lege vak rechts van het vak Hoofdbeeldscherm.
3 Klik op Horizontaal uitrekken naar [weergaveapparaat].
Als het secundaire beeldscherm is ingeschakeld:
1 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Weergaveapparaat in
bureaublad 2 als u zich in de Uitgebreide modus bevindt, onderste beeldscherm als u zich in V erticale modus uitrekken bevindt of klonen als u zich in Kloonmodus bevindt.
2 Klik in het pop-upmenu op Horizontaal uitrekken naar
[weergaveapparaat].
3 Klik op Ja in het dialoogvenster Melding van Beeldschermen
beheren. Opmerking:Weergaveapparaat kan CRT, DFP, tv of HDTV zijn,
afhankelijk van de apparaataansluiting.
Beeldschermen omwisselen in Uitgebreide modus
Gebruik Beeldscherm omwisselen om te schakelen tussen de bureaubladen als u meerdere monitors gebruikt.
Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren 43
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Bureaublad. 3 Selecteer Beeldscherm omwisselen. 4 Klik op Modusinstellingen per beeldscherm behouden of Alleen
weergavevolgorde wisselen. Opmerking:Met Alleen weergavevolgorde wisselen kunt u tussen
de beeldschermen schakelen terwijl de bestaande beeldscherminstellingen behouden blijven. Met Modusinstellingen per beeldscherm behouden kunt u schakelen tussen beeldschermen en beeldscherminstellingen.
Beeldschermen omwisselen in alle andere modi
Gebruik Beeldschermtoewijzingen omwisselen om te schakelen tussen de bureaubladen als u meerdere monitors gebruikt.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Bureaublad. 3 Selecteer Beeldschermtoewijzingen omwisselen.
Grootte van het bureaublad wijzigen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Selecteer een grootte in het vervolgkeuzemenu Bureaubladgebied.
Kleurkwaliteit wijzigen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Selecteer de gewenste kleurinstelling in het vervolgkeuzemenu
Kleurkwaliteit.
Verversingssnelheid van het beeldscherm wijzigen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Kies een verversingssnelheid in het vervolgkeuzemenu
Verversingssnelheid. Opmerking:Raadpleeg de handleiding van de monitor voor hulp bij
de verversingssnelheid. Indien u een verversingssnelheid instelt die hoger is dan de fabrikant van de monitor aanbeveelt, kan de monitor beschadigd raken.
44 Geavanceerde weergave van Beeldschermen beheren
Bureaublad draaien
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Bureaubladmonitor
om te draaien.
3 Selecteer een draaihoekoptie in het pop-upmenu.
• U kunt ook een draaihoek selecteren in het vervolgkeuzemenu
Rotatie.
Nieuw aangesloten weergaveapparaat detecteren
Een weergaveapparaat detecteren, bijvoorbeeld een digitaal LCD-scherm of een televisie, zonder dat u uw computer opnieuw moet opstarten.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik op de knop Beeldschermen detecteren.
Wijzigingen forceren in een specifieke beeldscherminstelling
U kunt Catalyst™ Control Center forceren om de beeldscherminstellingen die door een specifieke toepassing worden vereist of niet worden toegestaan, te overschrijven.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermen beheren. 2 Klik op de knop Forceren. 3 Gebruik de muis om de cursor te verplaatsen naar de
beeldschermfunctie die u wilt forceren.
4 Markeer de vereiste instelling en klik hier vervolgens op.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Beeldschermopties 45
Wanneer u op Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.

Beeldschermopties

Met Beeldschermopties hebt u extra controle over het optimaliseren van de prestaties van OpenGL® en Direct 3D® toepassingen.
Gebruik 3D-verversingssnelheid om een verversingssnelheid naar keuze in te stellen wanneer een toepassing of game op volledig scherm een standaardverversingssnelheid heeft die lager is dan de optimale instelling.
Kies een van de opties voor beeldschermdetectie om trilling op het beeldscherm te voorkomen wanneer een beeldscherm wordt gedetecteerd.
Als u een oudere tv hebt of een tv gebruikt met niet-standaardinvoer en die mogelijk niet automatisch kan worden gedetecteerd, gebruikt u de optie Tv-detectie forceren. Zodra een TV wordt gedetecteerd via deze methode, wordt deze in het aspect Beeldschermen beheren weergegeven en kan deze naar wens worden geconfigureerd. Sommige functies waarvoor automatische detectie nodig is, zoals het uitgebreide bureaublad, worden echter niet ondersteund.
46 Beeldschermopties
Catalyst™ Control Center: Beeldschermopties
Een verversingssnelheid selecteren
Een aantal toepassingen heeft mogelijk een lagere standaardverversingssnelheid dan de optimale instelling voor de monitor. Met 3D-verversingssnelheid negeren kunt u de verversingssnelheid instellen voor toepassingen of games op volledig scherm die Microsoft® DirectX® of OpenGL® gebruiken. U kunt ofwel een expliciete verversingssnelheid instellen ofwel de verversingssnelheid gelijkstellen aan het bureaublad. Als u wilt dat de verversingssnelheid wordt ingesteld door de toepassing, kunt deze functie ook uitschakelen.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermopties. 2 Selecteer de gewenste verversingssnelheid in de vervolgkeuzelijst
3D-verversingssnelheid negeren.
Beeldschermopties 47
Bepalen hoe weergaveapparaten worden gedetecteerd
Gebruik deze functie om te bepalen hoe Catalyst™ Control Center weergaveapparaten detecteert die aangesloten zijn op uw computer. U kunt Catalyst™ Control Center zodanig instellen dat automatisch alle aangesloten weergaveapparaten worden gedetecteerd wanneer het Center is geopend of u kunt aangesloten apparaten handmatig detecteren wanneer deze nodig zijn.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermopties. 2 Klik op
Detecteren wanneer Catalyst™ Control Center wordt geopend.
of
Alleen handmatige detectie gebruiken (ik moet op
Beeldschermen detecteren klikken).
Opmerking:De knop Beeldschermen detecteren bevindt zich op de pagina Beeldschermen beheren.
Tv-detectie forceren
Gebruik TV-detectie forceren als uw TV niet automatisch wordt gedetecteerd door Catalyst™ Control Center en ook niet verschijnt op de pagina Beeldschermen beheren. Dit kan als u een televisie hebt die geen standaardinvoer gebruikt.
Opmerking:Als Tv-detectie forceren nodig is om uw televisie te detecteren, worden sommige functies waarvoor automatische detectie nodig is, zoals het uitgebreide bureaublad, niet ondersteund.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermopties. 2 Als u op Tv-detectie forceren wordt deze functie ingeschakeld.
Opmerking:Deze optie is niet mogelijk als de geïnstalleerde grafische kaart Tv Uit niet ondersteunt.
Stel de resolutiemodi in voor apparaten met beperkte resolutievermogens
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Beeldschermopties. 2 Selecteer een van de volgende opties in het vervolgkeuzemenu Voor
beeldschermen met beperkte resolutiecapaciteit:
48 Monitoreigenschappen
• Alleen de modi die door alle beeldschermen worden ondersteund, worden weergegeven
• Pannen alleen toestaan bij beeldschermen met beperkte resolutie
• Alle modi weergeven (met inbegrip van panmodi).
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Standaardinstellingen herstellen
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.

Monitoreigenschappen

Gebruik het aspect Monitoreigenschappen om uw Display Data Channel (DDC) te configureren, informatie over de aangesloten monitor te bekijken en de positie en het formaat van het uitvoerscherm aan te passen.
Opmerking:Catalyst™ Control Center laadt aspecten dynamisch gebaseerd op welk toestel aangesloten is op de grafische kaart. Indien u een ander weergavetoestel heeft dan een standaard monitor of LCD­scherm (zoals een HDTV -scherm), verschijnt Eigenschappen digitaal
scherm in de lijst met Grafische instellingen in de plaats van Monitoreigenschappen.
Monitorkenmerken 49
Catalyst™ Control Center: Monitoreigenschappen (voorbeeld)

Monitorkenmerken

Monitorkenmerken geeft informatie over de aangesloten monitor. U kunt ook de Extended Display Identification Data inschakelen.
Extended Display Identification Data (EDID) gebruikt de informatie die door de aangesloten monitor wordt geleverd om de limiet voor de resolutie en verversingssnelheid te bepalen.
Extended Display Identification Data (EDID) inschakelen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Monitoreigenschappen. 2 Klik op Kenmerken. 3 Selecteer EDID (Extended Display Identification Data) of
standaardwaarden voor stuurprogramma gebruiken om het selectievakje in te schakelen.
50 Eigenschappen digitaal scherm
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

Eigenschappen digitaal scherm

Gebruik het aspect Eigenschappen digitaal scherm om de instellingen voor DVI en afbeeldingsformaat aan te passen, zodat de beeldkwaliteit wordt verbeterd zonder dat de prestaties worden verminderd. Gebruik HDTV­ondersteuning om EDID-informatie (die betrekking heeft op de mogelijkheden van het beeldscherm) over het aangesloten HDTV­beeldscherm toe te voegen aan de knop Forceren in Beeldschermen beheren.
Opmerking:Catalyst™ Control Center laadt aspecten dynamisch gebaseerd op welk toestel aangesloten is op de grafische kaart. Indien u een standaardbeeldscherm heeft zoals een CRT monitor of een LCD-scherm, zal Monitoreigenschappen verschijnen in de plaats van Eigenschappen digitaal scherm. Dat laatste is bedoeld voor toestellen zoals HDTV-schermen.
Kenmerken 51
Catalyst™ Control Center: Eigenschappen digitaal scherm (voorbeeld)

Kenmerken

Kenmerken digitaal scherm geeft informatie over het aangesloten digitale scherm. Gebruik de instellingen voor DVI en afbeeldingsformaat om uw digitale scherm te configureren.
Afbeeldingsformaat aanpassen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op Kenmerken. 3 Klik op de gewenste instelling onder Afbeeldingsformaat aanpassen.
Opmerking:Schakel Formaat van beeld aan volledige schermgrootte aanpassen in om het digitale scherm op te vullen.
52 Kenmerken
Opmerking:Als u gecentreerde weergaven inschakelt, optimaliseert u de standaardinstellingen voor schermweergave die voor een hoogwaardig digitaal scherm worden gebruikt. Schakel deze functie in om trillingen op het scherm te stoppen.
De DVI-instellingen aanpassen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op Kenmerken. 3 Klik op de gewenste instelling onder DVI-instellingen.
Opmerking:Verminderen van DVI-frequentie op beeldschermen met hoge resolutie kan weergavestoringen of het geheel ontbreken van beeld oplossen wanneer een beeldscherm op een hoge resolutie is ingesteld. Deze optie mag alleen worden ingeschakeld als het digitale scherm deze problemen heeft.
Opmerking:Als de alternatieve DVI-werkingsmodus is ingeschakeld, kunnen er geen problemen meer ontstaan met het scherm.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Avivo™ Color 53
Wanneer u op Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.

Avivo™ Color

Gebruik Avivo™ Color bij de grafische kaart e n van ATI di e kleurinstellingen per weergave ondersteunen. Stel voor elk aangesloten en ingeschakeld beeldscherm afzonderlijk de tint, verzadiging en temperatuur in.
Tint instellen
Dit verwijst naar een specifieke kleur binnen het zichtbare lichtspectrum, die wordt bepaald door de dominerende golflengte.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op A vivo™ Color. 3 Verplaats de schuifregelaar voor Tint naar de gewenste positie.
Verzadiging instellen
Verzadiging verwijst naar de intensiteit van een kleur in een afbeelding.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op Avivo™ Color. 3 Klik en sleep de schuifregelaar voor Verzadiging naar de gewenste
positie.
Kleurtemperatuur instellen
Kleurtemperatuur is een maateenheid die een kleur vergelijkt met het licht dat uitgestraald wordt door een equivalent heetgloeiend zwart lichaam bij een bepaalde temperatuur uitgedrukt in graden Kelvin.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op Avivo™ Color. 3 Verplaats de schuifregelaar voor Temperatuur naar de gewenste
positie.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
54 HDTV-ondersteuning
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

HDTV-ondersteuning

Gebruik HDTV-ondersteuning als uw CRT- of DFP-apparaat een of meer HDTV-modi ondersteunt die aanvankelijk niet bij Beeldschermen beheren worden weergegeven vanwege een onvolledige EDID. Door een of beide HDTV-modi te selecteren wordt of worden deze toegevoegd aan de knop Forceren die te vinden is in Beeldschermen beheren als het bijbehorende beeldscherm is geselecteerd.
Als u een CRT- en DFP-apparaat hebt en u wilt dat beide apparaten HDTV ondersteunen, gaat u naar beide HDTV-ondersteuningspagina's en schakelt u de selectievakjes Voeg 720p toe en Voeg 1080i toe in.
L
Voeg 720p-modus t oe aan de knop Forceren in Beeldschermen beheren
Als de keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV-indelingen leeg is, kunt u een indeling toevoegen.
WAARSCHUWING: Als u een weergavemodus selecteert die de EDID-limieten overschrijdt, kan uw beeldscherm permanent beschadigd raken.
HDTV-ondersteuning 55
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op HDTV-ondersteuning. 3 Klik op 720p-standaardindeling toevoegen aan Beeldschermen
beheren.
L
Voeg 1080i-modus toe aan de knop Forceren in Beeldschermen beheren
Als de keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV-indelingen leeg is, kunt u een indeling toevoegen.
WAARSCHUWING: Deze optie is alleen bedoeld voor schermen waarop onvolledige of onjuiste EDID-informatie wordt weergegeven. Als u deze instelling toevoegt, kan het digitale LCD-scherm beschadigd raken. WEES VOORZICHTIG.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op HDTV-ondersteuning. 3 Klik op 1080i-standaardindeling toevoegen aan Beeldschermen
beheren.
L
Voeg 1080p-modus toe aan de knop Forceren in Beeldschermen beheren
WAARSCHUWING: Deze optie is alleen bedoeld voor schermen waarop onvolledige of onjuiste EDID-informatie wordt weergegeven. Als u deze instelling toevoegt, kan het digitale LCD-scherm beschadigd raken. WEES VOORZICHTIG.
Als de keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV-indelingen leeg is, kunt u een indeling toevoegen.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op HDTV-ondersteuning.
56 HDTV-ondersteuning
3 Klik op 1080p-standaardindeling toevoegen aan de
Beeldschermen.
L
Een HDTV-indeling toevoegen
De keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV-indelingen moet een aantal standaard-HDTV-indelingen en geoptimaliseerde indelingen bevatten die worden ondersteund door de EDID van het digitale scherm. Als de lijst leeg is, worden er standaard geen HDTV-indelingen ondersteund.
WAARSCHUWING: Deze optie is alleen bedoeld voor schermen waarop onvolledige of onjuiste EDID-informatie wordt weergegeven. Als u deze instelling toevoegt, kan het digitale LCD-scherm beschadigd raken. WEES VOORZICHTIG.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op HDTV-ondersteuning. 3 Selecteer 720p of 1080i in HDTV-modi die door dit beeldscherm
worden ondersteund.
4 Klik op Indelingen toepassen. 5 Klik op Toevoegen.
• Er wordt een groep met vier pijlknoppen en een grote rechthoek op het scherm weergegeven. Met deze pijlen kunt u de breedte en hoogte van de rechthoek aanpassen, totdat de blauwe achtergrond nog maar net zichtbaar is.
• Klik op Hoogte-breedteverhouding behouden om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te behouden tijdens het aanpassen.
6 Klik op Accepteren. 7 Klik in het waarschuwingsvak voor de HDTV-indeling op OK. 8 Klik op de knop Toepassen om de nieuwe HDTV-indeling toe te
voegen aan de keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV­indelingen en aan de moduslijst Beeldschermen beheren.
Opmerking:De indeling die u wilt toevoegen, moet zijn gebaseerd op een van de standaardweergave-indelingen (720p of 1080i).
Een HDTV-indeling verwijderen
1 Vanuit de boomstructuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm.
HDTV-ondersteuning 57
2 Klik op HDTV-ondersteuning. 3 Klik in de keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV-
indelingen op de HDTV-indeling die u wilt verwijderen om deze te markeren.
4 Klik op de knop Verwijderen.
Opmerking:De verwijderde indeling wordt uit de moduslijst
Beeldschermen beheren verwijderd wanneer de computer opnieuw is opgestart.
HDTV-indeling toepassen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Eigenschappen digitaal scherm. 2 Klik op HDTV-ondersteuning. 3 Klik in de keuzelijst Vooraf gedefinieerde en aangepaste HDTV-
indelingen op de gewenste HDTV-indeling om deze te markeren.
4 Klik op Indeling toepassen.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
58 3D
Wanneer u op Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
3D
Gebruik 3D om functies in 3D-toepassingen aan te passen, bijvoorbeeld in grafische ontwerp- en CAD-programma's en in spellen.
De optie 3D is beschikbaar in de vereenvoudigde standaardweergave en in de geavanceerde weergave. Gebruik de standaardweergave om de algemene prestaties en kwaliteit van de grafische toepassing aan te passen. In de geavanceerde weergave kunt u de volgende instellingen afzonderlijk configureren:
• Standaardinstellingen
• Anti-aliasing
• Anisotropische filtering
• Catalyst™ A.I.
• Detailniveau mipmap
• API-specifiek
Standaardinstellingen 59
Catalyst™ Control Center: Standaardinstellingen

Standaardinstellingen

De pagina Standaardinstellingen biedt toegang tot een universele schuifregelaar waarmee tegelijkertijd alle standaard 3D-instellingen voor alle typen 3D-toepassingen kunnen worden aangepast. Met de schuifregelaar kan de algemene systeemprestatie, de algemene 3D­beeldkwaliteit of een balans tussen deze twee worden ingesteld.
Deze pagina is handig wanneer u niet precies weet welk type 3D­instellingen uw toepassing gebruikt of wanneer u een totaalaanpassing wilt doen waarmee de toepassing snel kan worden geconfigureerd.
Uw standaardinstellingen aanpassen
De schuifregelaar is standaard ingesteld op Gebalanceerd.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D.
60 Standaardinstellingen
2 Klik op Standaardinstellingen. 3 Selecteer Aangepaste instellingen gebruiken om het selectievakje in
te schakelen.
4 Klik en sleep de Schuifregelaar naar links om Hoge of optimale
prestatie te selecteren, of naar rechts om Hoge of optimale kwaliteit te selecteren.
Voorbeeld weergeven van de wijzigingen
• In het voorbeeld worden automatisch uw aanpassingen weergegeven.
U kunt ook dubbelklikken op 3D-voorbeeld voor een weergave in een volledig scherm van de aanpassingen die u hebt gemaakt. Druk op Esc om het voorbeeldscherm af te sluiten.
U kunt het voorbeeld uitschakelen door op de knop “X” in het voorbeeldvenster te klikken. U kunt het voorbeeld ook onderbreken door op de knop “||” in het voorbeeldvenster te klikken. Als u nogmaals op de pauzeknop klikt, wordt het voorbeeld hervat.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Standaardinstellingen herstellen
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Anti-aliasing 61
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.

Anti-aliasing

Anti-aliasing is een techniek die wordt gebruikt om de gekartelde randen van driedimensionale gebogen objecten of objecten met diagonale randen glad te strijken.
Met Anti-aliasing kunt u zorgen voor een verbetering in de prestaties van het systeem of voor een verbeterde beeldkwaliteit:
• De instelling voor prestaties geeft de beste resultaten wanneer het 3D-beeld animaties bevat en een vloeiende beweging het belangrijkst is.
• De instelling voor kwaliteit geeft het beste resultaat wanneer de nadruk ligt op het verkrijgen van zeer gedetailleerde en realistische 3D-objecten.
• Als u niet zeker weet hoe u anti-aliasing moet configureren, gebruikt u de optie De toepassing bepaalt. Het venster wordt automatisch aangepast aan de vereisten van de toepassing.
De voorkeuren voor Anti-aliasing handmatig instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Anti-aliasing. 3 Zorg ervoor dat toepassingen de instellingen niet kunnen
overschrijven. Hiervoor controleert u of het selectievakje De toepassing bepaalt niet is ingeschakeld. De schuifregelaar wordt dan
beschikbaar.
4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar uw
voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar links om de prestaties te verbeteren.
• Sleep de regelaar naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
Tijdelijke anti-aliasing instellen (met SmoothVision™ HD)
Hiermee wordt de beeldkwaliteit verbeterd zonder dat de prestaties worden beïnvloed doordat er minder beeldsamples worden gemaakt, maar bij een hogere snelheid.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D.
62 Anti-aliasing
2 Klik op Anti-aliasing. 3 De toepassing bepaalt uitschakelen. 4 Tijdelijke anti-aliasing inschakelen.
Bepaal het niveau van adaptief anti-aliasing.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Adaptief Anti-Aliasing. 3 Verplaats de schuifregelaar voor Adaptief anti-aliasing naar de
gewenste positie.
Voorbeeld weergeven van de wijzigingen
• In het voorbeeld worden automatisch uw aanpassingen weergegeven.
U kunt ook dubbelklikken op 3D-voorbeeld voor een weergave in een volledig scherm van de aanpassingen die u hebt gemaakt. Druk op Esc om het voorbeeldscherm af te sluiten.
U kunt het voorbeeld uitschakelen door op de knop “X” in het voorbeeldvenster te klikken. U kunt het voorbeeld ook onderbreken door op de knop “||” in het voorbeeldvenster te klikken. Als u nogmaals op de pauzeknop klikt, wordt het voorbeeld hervat.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
Adaptive Anti-aliasing 63
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.

Adaptive Anti-aliasing

Adaptief anti-aliasing is een techniek die een combinatie toepast van multi­sampling (MSAA) en super-sampling (SSAA) op 3D-objecten voor zachtere randen en fijnere details. Deze functie resulteert in 3D-objecten met meer realistische transparanties en levert uitzonderlijke afbeeldingskwaliteit met behoud van de prestatie.
Bepaal het niveau van adaptief anti-aliasing.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Adaptief Anti-Aliasing. 3 Verplaats de schuifregelaar voor Adaptief anti-aliasing naar de
gewenste positie.

Anisotropische filtering

Anisotropische filtering is een techniek voor de bescherming van details op driedimensionale oppervlakken die geleidelijk in de achtergrond verdwijnen. Deze techniek werkt het beste in combinatie met Mipmaps.
Met Anisotropische filtering kunt u de prestaties van het systeem of de beeldkwaliteit verbeteren:
• De instelling voor prestaties geeft de beste resultaten bij toepassingen waarbij objecten met vloeiende en eenvoudige oppervlakken worden weergegeven, zoals bij CAD-toepassingen.
• De instelling voor kwaliteit geeft de beste resultaten bij toepassingen waarbij zeer gedetailleerde scènes, achtergronden en textuurobjecten worden weergegeven, zoals bij 3D-spellen.
• Als u niet zeker weet hoe u anisotropische filtering moet configureren, gebruikt u de optie wordt automatisch aangepast aan de vereisten van de toepassing.
De toepassing bepaalt. Het venster
64 Anisotropische filtering
De voorkeuren voor anisotropische filtering handmatig instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Anisotropische filtering. 3 Zorg ervoor dat toepassingen de instellingen niet kunnen
overschrijven. Hiervoor controleert u of het selectievakje De toepassing bepaalt niet is ingeschakeld. De schuifregelaar wordt dan
beschikbaar.
4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar uw
voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar links om de prestaties te verbeteren.
• Sleep de regelaar naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
De anisotropische filtering instellen op automatische voorkeur
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Anisotropische filtering. 3 Zorg ervoor dat toepassingen de instellingen kunnen overschrijven.
Hiervoor controleert u of het selectievakje De toepassing bepaalt is ingeschakeld.
Opmerking:De schuifregelaar is dan niet meer beschikbaar.
De anisotropische filtering instellen op hogere kwaliteit
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Anisotropische filtering. 3 Selecteer AF met hoge kwaliteit.
Opmerking:Het inschakelen van deze functie kan de prestaties beïnvloeden.
Opmerking:Deze functie wordt niet door alle grafische kaarten van ATI ondersteund.
Voorbeeld weergeven van de wijzigingen
• In het voorbeeld worden automatisch uw aanpassingen weergegeven.
Catalyst™ A.I. 65
U kunt ook dubbelklikken op 3D-voorbeeld voor een weergave in een volledig scherm van de aanpassingen die u hebt gemaakt. Druk op Esc om het voorbeeldscherm af te sluiten.
U kunt het voorbeeld uitschakelen door op de knop “X” in het voorbeeldvenster te klikken. U kunt het voorbeeld ook onderbreken door op de knop “||” in het voorbeeldvenster te klikken. Als u nogmaals op de pauzeknop klikt, wordt het voorbeeld hervat.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Standaardinstellingen herstellen
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.

Catalyst™ A.I.

Catalyst™ A.I. maakt gebruik van de nieuwe textuuranalysetechnologie van ATI om de prestaties in 3D-toepassingen te optimaliseren en tegelijkertijd de beeldkwaliteit te handhaven of zelfs te verbeteren. Afzonderlijke texturen worden bij het laden geanalyseerd zodat kan worden bepaald wat de beste en snelste manier is om ze weer te geven.
66 Catalyst™ A.I.
Gebruik de standaard schuifinstelling om optimale resultaten te verkrijgen zonder dat prestaties worden beïnvloed. Gebruik de geavanceerde schuifinstelling om nog betere resultaten te verkrijgen, terwijl de invloed op de prestaties minimaal is.
Catalyst™ A.I. omvat toepassing-specifieke detectie voor verschillende games en games engines zoals Doom 3, de Half Life 2 engine, Unreal Tournament 2003, Unreal Tournament 2004, Splinter Cell, Race Driver, Prince of Persia en Crazy Taxi 3.
Uitschakelen Catalyst™ A.I.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Selecteer Catalyst™ A.I. 3 Selecteer uitschakelen Catalyst™ A.I. om het selectievakje in te
schakelen..
Instellen van Catalyst™ A.I. instellingen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Catalyst™ A.I. 3 Haal zonodig het vinkje naast Uitschakelen Catalyst™ A.I. weg 4 Klik en sleep de schuifregelaar naar de gewenste instelling.
Voorbeeld weergeven van de wijzigingen
• In het voorbeeld worden automatisch uw aanpassingen weergegeven.
U kunt ook dubbelklikken op 3D-voorbeeld voor een weergave in een volledig scherm van de aanpassingen die u hebt gemaakt. Druk op Esc om het voorbeeldscherm af te sluiten.
U kunt het voorbeeld uitschakelen door op de knop “X” in het voorbeeldvenster te klikken. U kunt het voorbeeld ook onderbreken door op de knop “||” in het voorbeeldvenster te klikken. Als u nogmaals op de pauzeknop klikt, wordt het voorbeeld hervat.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Detailniveau mipmap 67
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Standaardinstellingen herstellen
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.

Detailniveau mipmap

Mipmapping is een textuurtechniek voor de bescherming van details op het oppervlak van een 3D-object wanneer dit geleidelijk naar de achtergrond beweegt. Een serie textuurtoewijzingen met lage en hoge resolutie wordt in het geheugen opgeslagen en wordt selectief gebruikt om het oppervlak van de objecten te maken, afhankelijk van het benodigde detailniveau.
Met Detailniveau mipmap kunt u de prestaties van het systeem of de beeldkwaliteit verbeteren:
• De instelling voor prestaties geeft de beste resultaten wanneer het 3D-beeld animaties bevat en een vloeiende beweging het belangrijkst is.
• De instelling voor kwaliteit geeft de beste resultaten wanneer een hoog oppervlaktedetail is vereist, vooral als het geanimeerde object draait of naar de achtergrond beweegt.
Detailniveau mipmap aanpassen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Detailniveau mipmap.
68 Detailniveau mipmap
3 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar links om de
prestaties te verbeteren of naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
Voorbeeld weergeven van de wijzigingen
• In het voorbeeld worden automatisch uw aanpassingen weergegeven.
U kunt ook dubbelklikken op 3D-voorbeeld voor een weergave in een volledig scherm van de aanpassingen die u hebt gemaakt. Druk op Esc om het voorbeeldscherm af te sluiten.
U kunt het voorbeeld uitschakelen door op de knop “X” in het voorbeeldvenster te klikken. U kunt het voorbeeld ook onderbreken door op de knop “||” in het voorbeeldvenster te klikken. Als u nogmaals op de pauzeknop klikt, wordt het voorbeeld hervat.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Standaardinstellingen herstellen
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Alle instellingen 69

Alle instellingen

Op de pagina Alle instellingen zijn de voornaamste 3D-functies in een enkel overzicht zonder voorbeeldvensters bij elkaar gebracht, zodat ze snel kunnen worden geraadpleegd en aangepast. De instellingen van de volgende 3D-functies kunnen op dezelfde wijze worden gewijzigd zoals u dat zou doen op de aparte functiepagina:
• Anti-aliasing
• Anisotropische filtering
• Catalyst™ A.I.
• Detailniveau mipmap
• Wachten op beeldschermverversing
• SmartShader™-effecten
• Adaptieve anti-aliasing
Deze pagina is handig wanneer het niet nodig is de aangepaste instellingen te bekijken omdat de gebruiker reeds bekend is met het effect.
De voorkeuren voor Anti-aliasing handmatig instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Zorg ervoor dat toepassingen de instellingen niet kunnen
overschrijven. Hiervoor controleert u of het selectievakje De toepassing bepaalt niet is ingeschakeld. De schuifregelaar wordt dan
beschikbaar.
4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar uw
voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar links om de prestaties te verbeteren.
• Sleep de regelaar naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
Bepaal het niveau van adaptief anti-aliasing.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Adaptief Anti-Aliasing. 3 Verplaats de schuifregelaar voor Adaptief anti-aliasing naar de
gewenste positie.
70 Alle instellingen
De voorkeuren voor anisotropische filtering handmatig instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Zorg ervoor dat toepassingen de instellingen niet kunnen
overschrijven. Hiervoor controleert u of het selectievakje De toepassing bepaalt niet is ingeschakeld. De schuifregelaar wordt dan
beschikbaar.
4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar uw
voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar links om de prestaties te verbeteren.
• Sleep de regelaar naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
De anisotropische filtering instellen op automatische voorkeur
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Zorg ervoor dat toepassingen de instellingen kunnen overschrijven.
Hiervoor controleert u of het selectievakje De toepassing bepaalt is ingeschakeld.
Opmerking:De schuifregelaar is dan niet meer beschikbaar.
De Catalyst™ A.I.-instelling activeren
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Catalyst™ A.I. 4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar links om de
prestaties te verbeteren of naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
Detailniveau mipmap aanpassen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Detailniveau mipmap.
Alle instellingen 71
4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar links om de
prestaties te verbeteren of naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
Instelling voor Wachten op verticale verversing activeren
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Wachten op verticale verversing. 4 Klik op de schuifregelaar en verplaats deze naar links om de
prestaties te verbeteren of naar rechts om de beeldkwaliteit te verbeteren.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Standaardinstellingen herstellen
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
72 API-specifiek

API-specifiek

Gebruik het dialoogvenster API-specifiek om instellingen te selecteren die exclusief van toepassing zijn op de API's (Application Programmable Interfaces) van Direct 3D® en OpenGL® . Deze instellingen zijn bedoeld voor het oplossen van bepaalde compatibiliteitsproblemen binnen 3D­toepassingen die gebruik maken van een van deze API's.
Gebruik dit dialoogvenster als u weet welk type API (Direct 3D® of OpenGL®) uw 3D-toepassing gebruikt en u een bepaalde functie die uniek is voor die API wilt selecteren.
Raadpleeg de documentatie van uw 3D-toepassing als u niet precies weet welke API door de toepassing wordt gebruikt.
Geometry instancing instellen
Met Geometry instancing worden door de GPU meerdere objecten gemaakt vanaf een enkel geometrisch model in plaats van voor elk item op het scherm een volledig nieuw model te maken. Hierdoor wordt de
renderingsnelheid van afbeeldingen zoals bladeren of gras verhoogd.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op API-specifiek. 3 Selecteer Geometry instancing inschakelen om het selectievakje in
te schakelen.
De ondersteuning voor DXT-indelingen instellen voor Direct 3D®
Met deze optie wordt de ondersteuning voor in DirectX® gecomprimeerde indelingen ingeschakeld. DXT heeft de helft minder geheugen nodig om dezelfde hoeveelheid texturen te tekenen. Hierdoor wordt er geheugen vrijgemaakt terwijl er graphics van hoge kwaliteit worden geproduceerd.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op API-specifiek. 3 Selecteer Ondersteuning voor DXT-indelingen om het selectievakje
in te schakelen.
Alternatief pixelcentrum voor Direct 3D® instellen
Deze optie kan een oplossing bieden bij problemen met bepaalde Direct 3D®-games waarin verticale en horizontale lijnen worden weergegeven rond texturen of waar tekst verkeerd wordt weergegeven. Deze instelling
API-specifiek 73
moet alleen worden ingeschakeld wanneer dergelijke problemen zich voordoen, omdat het problemen kan veroorzaken bij andere spellen.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op API-specifiek. 3 Selecteer Alternatief pixel centrum om het selectievakje in te
schakelen.
Drievoudige buffering voor OpenGL® instellen
Met het inschakelen van Drievoudige buffering wordt het aantal frames per seconde in spellen verhoogd wanneer verticale sync is ingeschakeld en het aantal frames per seconde lager is dan de verversingssnelheid van verticale sync. Wanneer er weinig geheugen beschikbaar is, kan het inschakelen van Drievoudige buffering de prestaties van toepassingen verminderen omdat er minder framebuffergeheugen beschikbaar is voor textuur- en geometrische gegevens. Als er te weinig geheugen beschikbaar is om Drievoudige buffering te ondersteunen, wordt de functie automatisch uitgeschakeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op API-specifiek. 3 Selecteer Drievoudige buffering om het selectievakje in te
schakelen.
24-bits Z-bufferdiepte forceren instellen voor OpenGL®
Hiermee kan expliciet de Z-bufferdiepte worden ingesteld. De meeste toepassingen werken het beste met de instelling Uitgeschakeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op 3D. 2 Klik op API-specifiek. 3 Selecteer 24-bits Z-bufferdiepte forceren om het selectievakje in te
schakelen.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
74 Kleur
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

Kleur

Gebruik de pagina Kleur om de kleureigenschappen van uw bureaublad en toepassingen en games op volledig 3D-scherm aan te passen. Gebruik Afbeeldingen voor kleurcorrectie voor een voorbeeld van de veranderingen voordat deze worden toegepast.
De kleurcurve is een grafische weergave van alle gamma-, helderheids- en contrastwaarden. Elke wijziging van een van deze elementen veroorzaakt een verandering in de kleurcurvelijn.
Toegang tot het Kleuraspect
• Vanuit de boomstructuur klikt u op Kleur.
Bureaubladkleuren 75
Catalyst™ Control Center: Kleur

Bureaubladkleuren

Pas met Gammabeheer de vele kleuren aan. Gebruik Helderheidbeheer om de helderheid aan te passen en passen.
De pagina Kleur weergeven om het bureaublad te configureren
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Selecteer Bureaublad in het vervolgkeuzemenu Kleurcorrectie
instellen voor.
Gamma, Helderheid en Contrast gelijktijdig instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Selecteer Bureaublad in Kleurcorrectie instellen voor.
Contrastbeheer om het contrast aan te
76 Bureaubladkleuren
3 Selecteer Alle kanalen. 4 Klik en sleep de schuifregelaars Gamma, Helderheid of Contrast om
alle instellingen tegelijk aan te passen.
Terugkeren naar laatste bekende instelling voor Alle kanalen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Selecteer Bureaublad in Kleurcorrectie instellen voor. 3 Selecteer Alle kanalen.
De kleurinstellingen opnieuw activeren
Het bureaublad behoudt de kleurinstellingen mogelijk wanneer u een toepassing of spel sluit. In dat geval worden de schuifregelaars voor gamma, helderheid en contrast uitgeschakeld. Met de knop ATI- kleurbeheer opnieuw activeren worden de schuifregelaars opnieuw ingesteld op de oorspronkelijke instellingen.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Klik op de knop ATI-kleurbeheer opnieuw activeren.
Kleur Gamma instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Klik en sleep de schuifregelaar naar uw voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar rechts om het Gamma te verhogen.
• Sleep de regelaar naar rechts om het gamma te verlagen.
• U kunt ook op de pijl-omhoog of pijl-omlaag klikken in het vak
met aanpassingen.
Klik Herstellen om de vorige waarden te herstellen.
Opmerking:Het voorbeeld laat automatisch de aanpassingen zien die u hebt aangebracht.
Kleur Helderheid instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Klik en sleep de schuifregelaar naar uw voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar rechts om de helderheid te verhogen.
• Sleep de regelaar naar rechts om de helderheid te verminderen.
• U kunt ook op de pijl-omhoog of pijl-omlaag klikken in het vak
met aanpassingen.
Bureaubladkleuren 77
Klik Herstellen om de vorige waarden te herstellen.
Opmerking:Het voorbeeld laat automatisch de aanpassing zien die u
hebt aangebracht.
Kleur Contrast instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Klik en sleep de schuifregelaar naar uw voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar rechts om het contrast te verhogen.
• Sleep de regelaar naar rechts om het contrast te verlagen.
• U kunt ook op de pijl-omhoog of pijl-omlaag klikken in het vak met aanpassingen.
Klik Herstellen om de vorige waarden te herstellen.
Opmerking:Het voorbeeld laat automatisch de aanpassing zien die u hebt aangebracht.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
78 Kleur - Volledig 3D-scherm

Kleur - Volledig 3D-scherm

Als u het Gammabeheer aanpast, wordt de algehele verscheidenheid aan kleuren gewijzigd. Als u het helderheid gewijzigd. Als u het contrast gewijzigd.
• Voor CAD-toepassingen waarvoor kleurcodering uiterst belangrijk is of voor toepassingen die realistische kleuren vereisen, kan het handig zijn het Gamma aan te passen.
• Voor 3D-games met vaag verlichte scènes kan het handig zijn de helderheid en het contrast aan te passen.
De pagina Kleur weergeven om Volledig 3D-scherm te configureren
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Selecteer Volledig 3D-scherm in het vervolgkeuzemenu
Kleurcorrectie instellen voor .
Kleur Gamma instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur.
Helderheidsbeheer aanpast, wordt de
Contrastbeheer aanpast, wordt het algehele
2 Klik en sleep de schuifregelaar naar uw voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar rechts om het Gamma te verhogen.
• Sleep de regelaar naar rechts om het gamma te verlagen.
• U kunt ook op de pijl-omhoog of pijl-omlaag klikken in het vak
met aanpassingen.
Klik Herstellen om de vorige waarden te herstellen.
Opmerking:Het voorbeeld laat automatisch de aanpassingen zien die u hebt aangebracht.
Kleur Contrast instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Kleur. 2 Klik en sleep de schuifregelaar naar uw voorkeursinstelling:
• Sleep de regelaar naar rechts om het contrast te verhogen.
• Sleep de regelaar naar rechts om het contrast te verlagen.
• U kunt ook op de pijl-omhoog of pijl-omlaag klikken in het vak
met aanpassingen.
Klik Herstellen om de vorige waarden te herstellen.
Avivo™ Video voor Radeon® serie vanaf 9500 79
Opmerking:Het voorbeeld laat automatisch de aanpassing zien die u hebt aangebracht.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

Avivo™ Video voor Radeon® serie vanaf 9500

Gebruik het Avivo™ Video aspect om standaardinstellingen van de video toe te passen op een wizard of door deze te selecteren. Gebruik Aanpassingen om gamma, helderheid en tint aan te passen. Gebruik Cinemamodus om de hoogte-breedteverhouding en de overlapping van de weergavemodus in te stellen. Bekijk het voorbeeld van de wijzigingen voordat deze worden toegepast.
80 Standaardinstellingen
Catalyst™ Control Center: Avivo Video

Standaardinstellingen

Om uw video-instellingen zo snel mogelijk in te stellen, kiest u een van de standaardinstellingen of voert u de wizard Video uit om uw weergaveapparaten te configureren.
Start de wizard Video
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Standaardinstellingen. 3 Klik op de knop Wizard.
• Optioneel, klik op Video in de standaardweergave en klik de
knop Wizard.
Standaardinstellingen 81
Selecteer een Standaardinstelling video.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Standaardinstellingen. 3 Selecteer een instelling in het menu Standaardinstellingen video.
• Optioneel, klik op Video in de standaardweergave en selecteer dan een instelling in het menu Standaardinstellingen Video.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
Aanpassingen
Use Avivo™ Video Adjustments to manually set Gamma, Brightness, Contrast, Saturation, and Hue.
Hiermee worden de videoaanpassingen door de toepassing beheerd
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Aanpassingen.
82 Standaardinstellingen
3 Klik op Hiermee worden de videoaanpassingen door de toepassing
beheerd.
Gamma instellen
Met Gamma wordt de intensiteit van een videobeeld aangepast.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Aanpassingen. 3 Klik en sleep de schuifregelaar voor Gamma naar de gewenste
positie.
Contrast instellen
Contrast is het verschil tussen de helderste en de donkerste delen van een beeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Aanpassingen. 3 Klik en sleep de schuifregelaar voor Contrast naar de gewenste
positie.
Helderheid instellen
De helderheid is de algehele intensiteit of lichtsterkte van een beeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Aanpassingen. 3 Klik en sleep de schuifregelaar voor Helderheid naar de gewenste
positie.
Verzadiging instellen
Verzadiging is de maateenheid voor de hoeveelheid kleur in een beeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Aanpassingen. 3 Klik en sleep de schuifregelaar voor Verzadiging naar de gewenste
positie.
Tint instellen
Met Tint wordt de tint van de rode, groene en blauwe componenten van een beeld gedefinieerd.
Standaardinstellingen 83
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Aanpassingen. 3 Klik en sleep de schuifregelaar voor Tint naar de gewenste positie.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van
Cinemamodus van Video overlappen
Gebruik de Cinemamodus om de manier waarop u streaming video bekijkt te wijzigen.
Een optie in Beeldscherm overlappen selecteren in de Kloonmodus
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Cinemamodus.
84 Standaardinstellingen
3 Selecteer onder Beeldscherm overlappen/Kloonmodus laat
overlapping zien: in cinemamodus (volledig scherm) als u de
videobeelden wilt weergeven op beide beeldschermen. Op het secundaire beeldscherm worden dezelfde beelden weergegeven als op het primaire beeldscherm.
• Selecteer in standaardmodus als u de videobeelden alleen op
het primaire beeldscherm wilt weergeven.
• U kunt ook Identiek op alle beeldschermen selecteren als u
wilt dat videobeelden op alle weergaveapparaten hetzelfde worden weergegeven.
Een optie in Beeldscherm overlappen selecteren in de Uitgebreide modus
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Cinemamodus. 3 Selecteer in Standaardmodus onder Uitgebreid bureaublad laat
overlapping zien als u wilt dat videobeelden alleen op het primaire beeldscherm worden weergegeven.
• U kunt ook in cinemamodus (volledig scherm) selecteren als u
de videobeelden wilt laten weergeven op beide beeldschermen. Op het secundaire beeldscherm worden dezelfde beelden weergegeven als op het primaire beeldscherm.
De hoogte-breedteverhouding voor video instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Cinemamodus. 3 Selecteer Identiek aan bronvideo om de hoogte-breedteverhouding
van de originele video te behouden.
• U kunt ook Aanpassen aan volledig scherm selecteren, zodat
de bronvideo het beeldscherm vult.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
De-interliniëring 85
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

De-interliniëring

Met de-interliniëring maakt u een scherp beeld van de twee gëinterlinieerde videovelden. Selecteer een van de vijf opties voor de-interliniëring van video voor een betere weergave.
• Met Auto-detectie wordt het beste de-interliniëringsschema voor verschillende videobronnen en -afmetingen door het multimediastuurprogramma geselecteerd.
• Bij de optie Bob de-interliniëring wordt elke tweede lijn van het videobeeld verwijderd. Deze optie wordt aanbevolen voor bewegende beelden.
• Bij de optie Adaptieve de-interliniëring wordt gereageerd op het aantal bewegingen in de video. Er wordt een mediafilter toegepast op een bewegingsblok en er wordt weave toegepast op de overige blokken.
• Bij de optie Beweging Adaptieve de-interliniëring wordt de geavanceerde bewegingsdetectie toegepast voor de de­interliniëring van de video.
• Bij weave wordt geen de-interliniëring toegepast.
Selecteer een modus voor de-interliniëring:
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video.
86 Alle instellingen
2 Klik op De-interliniëring. 3 Selecteer een modus voor de-interliniëring in het vervolgkeuzemenu.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

Alle instellingen

Op de pagina Alle instellingen zijn de voornaamste videofuncties in een enkel overzicht zonder voorbeeldvensters bij elkaar gebracht, zodat deze snel kunnen worden geraadpleegd en aangepast.
Deze pagina is handig wanneer het niet nodig is de aangepaste instellingen te bekijken omdat de gebruiker reeds bekend is met het effect.
Hiermee worden de videoaanpassingen door de toepassing beheerd
Schakel deze functie in zodat de toepassing de instellingen voor Videoaanpassingen kan bepalen.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video.
Alle instellingen 87
2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Videoaanpassingen. 4 Schakel het selectievakje naast Hiermee worden de
videoaanpassingen door de toepassing beheerd in.
Gamma aanpassen
Met Gamma wordt de intensiteit van een videobeeld aangepast.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Videoaanpassingen. 4 Verplaats de schuifregelaar voor Gamma naar de gewenste positie.
Helderheid aanpassen
De helderheid is de algehele intensiteit of lichtsterkte van een beeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Videoaanpassingen. 4 Verplaats de schuifregelaar voor Helderheid naar de gewenste
positie.
Contrast aanpassen
Contrast is het verschil tussen de helderste en de donkerste delen van een beeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Videoaanpassingen. 4 Verplaats de schuifregelaar voor Contrast naar de gewenste positie.
Verzadiging aanpassen
Verzadiging is de maateenheid voor de hoeveelheid kleur in een beeld.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Videoaanpassingen.
88 Alle instellingen
4 Verplaats de schuifregelaar voor Verzadiging naar de gewenste
positie.
Tint aanpassen
Met Tint wordt de tint van de rode, groene en blauwe componenten van een beeld gedefinieerd.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Videoaanpassingen. 4 Verplaats de schuifregelaar voor Tint naar de gewenste positie.
Een optie in Beeldscherm overlappen selecteren in de Kloonmodus.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Beeldscherm overlappen. 4 Selecteer onder Kloonmodus laat overlapping zien: in
cinemamodus (volledig scherm) als u de videobeelden wilt weergeven op beide beeldschermen. Op het secundaire beeldscherm worden dezelfde beelden weergegeven als op het primaire beeldscherm.
• Selecteer in standaardmodus als u de videobeelden alleen op
het primaire beeldscherm wilt weergeven.
• U kunt ook Identiek op alle beeldschermen als u wilt dat
videobeelden op alle weergaveapparaten hetzelfde worden weergegeven.
Een optie in Beeldscherm overlappen selecteren in de Uitgebreide modus
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Beeldscherm overlappen. 4 Selecteer onder Uitgebreid bureaublad laat overlapping zien: in
standaardmodus als u de videobeelden alleen op het primaire beeldscherm wilt laten weergeven.
Alle instellingen 89
• U kunt ook in cinemamodus (volledig scherm) selecteren als u
de videobeelden wilt laten weergeven op beide beeldschermen. Op het secundaire beeldscherm worden dezelfde beelden weergegeven als op het primaire beeldscherm.
De hoogte-breedteverhouding voor video instellen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Instellingen voor cinemamodus. 4 Selecteer Identiek aan bronvideo om de hoogte-breedteverhouding
van de originele video te behouden.
• U kunt ook Aanpassen aan volledig scherm selecteren, zodat
de bronvideo het beeldscherm vult.
Selecteer een modus voor de-interliniëring
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar De-interliniëring. 4 Selecteer een modus voor de-interliniëring in het vervolgkeuzemenu.
Windows Media-instellingen inschakelen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op Video. 2 Klik op Alle instellingen. 3 Ga naar Windows Media-instellingen. 4 Klik op Videoversnelling Windows Med ia.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
90 VPU Recover
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

VPU Recover

Met VPU Recover kan het ATI-beeldschermstuurprogramma waarnemen wanneer de grafische processor niet langer reageert op de instructies van het beeldschermstuurprogramma. Wanneer dit gebeurt, probeert het beeldschermstuurprogramma de oorspronkelijke instellingen van de grafische hardware te herstellen. In de meeste gevallen kan de grafische processor door VPU Recover worden hersteld zonder dat het systeem opnieuw hoeft te worden gestart.
Als de computer niet kan herstellen van een crash, wordt de computer door VPU Recover overgeschakeld naar de softwarerenderingmodus, waardoor u het werk waarmee u bezig was kunt opslaan voordat de computer opnieuw wordt opgestart.
VPU Recover 91
Catalyst™ Control Center: VPU Recover
VPU Recover inschakelen
1 Vanuit de boom structuur klikt u op VPU Recover. 2 Klik op VPU Recover inschakelen.
Een foutenrapport voorbereiden
U kunt ervoor kiezen een foutenrapport te versturen aan ATI wanneer VPU Recover wordt geactiveerd. Met dit rapport kan ATI de oorzaak van het probleem vaststellen. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om stabielere grafische stuurprogramma's te ontwikkelen.
1 Vanuit de boom structuur klikt u op VPU Recover. 2 Klik op Een foutenrapport voorbereiden dat naar ATI
Technologies kan worden verzonden als VPU Recover is ingeschakeld.
92 CrossFire™
3 Klik op de knop Foutenrapport versturen in de e-mail met het
foutenrapport.
Er wordt een e-mail gemaakt met daarin het foutenrapport, die automatisch wordt verstuurd aan ATI Technologies.
Opmerking:In het foutenrapport worden geen persoonlijke gegevens opgenomen.
Uw instellingen toepassen
1 Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™
Control Center geopend te houden.
2 Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en Catalyst™ Control
Center te verlaten.
Standaardinstellingen herstellen
1 Verplaats de muis naar de rechterbenedenhoek van het venster. 2 Klik op Beginwaarden.
Opmerking:Wanneer u op Beginwaarden klikt, worden alleen de waarden voor de huidige weergave hersteld. Eerdere instellingen blijven ongewijzigd en worden opgeslagen zodra u op OK klikt.
Uw instellingen negeren
• Klik op Negeren om niet-opgeslagen wijzigingen te negeren en de
instellingen te herstellen die golden toen u Catalyst™ Control Center opende of voor de laatste keer op Toepassen hebt geklikt. Wanneer u op Negeren klikt, wordt Catalyst™ Control Center niet gesloten.
Wanneer u op een aspect, niet alleen op de functie in de huidige weergave.
Negeren klikt, is dat van toepassing op alle wijzigingen van

CrossFire™

Gebruik CrossFire™ om de kracht en prestaties van twee of meer VPU’s (Visual Processing Units) te combineren voor het besturen van één enkel beeldscherm. Gebruik de kracht van een op dubbel PCI Express® gebaseerde computer om de VPU prestaties te verdubbelen wanneer u 3D grafische toepassingen gebruikt.
Voor het CrossFire™-aspect moeten de volgende zaken aanwezig zijn:
Loading...