Atag BrainQ RSC/2 Installation Manual

8A.51.09.01/11.04
INSTALLATIEVOORSCHRIFT
INSTALLATION MANUAL
MANUEL D’INSTALLATION
ISTRUZIONI PER L'INSTALLAZIONE
BrainQ RSC/2
BrainQ RSC/2 Thermostaat BrainQ RSC/2 Thermostat BrainQ RSC/2 Termostato
NL Nederlands
GB English
F Français
I Italiano
NL-3
Inhoud
Algemene veiligheidsinstructies ........................................................................NL-4
Veiligheidsmaatregelen voor de montage volgens de EMC-richt lijn.................NL-4
Aanbevolen leidingdiameters en leidinglengtes................................................NL-5
Montage van de thermostaat
..........................................................................NL-5
Montageplaats................................................................................................NL-5
Montage .........................................................................................................NL-6
Elektrische aansluiting ...................................................................................NL-6
Elektrische aansluiting aan het ATAG CV-toestel .........................................NL-6
Aansluitstrook CV-toestel...............................................................................NL-6
Toebehoren
Buitenvoeler ...................................................................................................NL-7
Weerstandswaarden van de buitenvoeler afhankelijk van de temperatuur...NL-7
Ingebruikname van de thermostaat
...............................................................NL-8
Code-invoer....................................................................................................NL-8
Storingsmeldingen
..........................................................................................NL-9
Parameteroverzicht
.......................................................................................NL-10
Overzicht van de installateursparameters en hun instelmogelijkheden
..............................................................................NL-11
Hoofdstuk HYDRAULISCH ..........................................................................NL-11
Hoofdstuk SYSTEEM...................................................................................NL-11
Hoofdstuk WARMWA TER ...........................................................................NL-12
Hoofdstuk DIRECTE GROEP......................................................................NL-12
Hoofdstuk STORINGSMELDINGEN............................................................NL-13
Hoofdstuk VOELERCOMPENSATIE...........................................................NL-13
Appendix installatievoorbeelden
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler .................................................II
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler 100%WA............................... IV
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + open verdeler..................... VI
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + boiler ................................ VIII
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + boiler *................................. X
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + open verdeler + boiler....... XII
Ruimteregeling met BrainQ RSC + buitenvoeler + open verdeler + boiler * ...XIV
NL
NL-4
Algemene veiligheidsinstructies
Alle elektrische aansluitingen, bescherm- maatregelen en beveiligingen moeten door een vakman rekening houdend met de telkens geldende normen en EMC- richtlijnen en met de plaatselijke voor- schriften worden uitgevoerd.
Opgelet! CV-toestel vóór het openen stroomloos
schakelen! Ondeskundige steekpogingen onder spanning kunnen de regelaar onher- stelbaar beschadigen en gevaarlijke elektrische schokken veroorzaken.
Veiligheidsmaatregelen voor de montage volgens de EMC-richt- lijn
1.
Netvoedingskabels en voeler- resp.
databuskabels moeten in principe gescheiden gelegd worden. Hierbij moet een minimumafstand van 2 cm tussen de leidingen aangehouden worden. Kabelkruisingen zijn toegelaten.
2. Bij de montage van de thermostaat moet tot andere elektrische inrichtingen met elektromagnetische emissie zoals radio’s, motoren, transformators, dimmers, mag- netronovens en televisietoestellen, luidsprekers, computers, mobiele telefoons enz. een minimumafstand van 40 cm worden aangehouden.
3. De netaansluiting van de verwarmings-
installatie (d.w.z. het CV-toestel en ev. bijbehorende randapparatuur) moet gerealiseerd zijn als zelfstandig stroomcircuit. Er mogen geen TL-buizen noch andere storingsbronnen aangesloten worden resp. aansluitbaar zijn.
Zekering 16 A Verwarmingsruimte-
Verlichting en contactdozen alleen aansluiten op gescheiden stroomcircuit!
Thermostaat
ATAG - CV-toestel
A
fb. 3: Elektrisch circuit in de stookruimte
A
fb. 1: Minimumafstanden bij de elektrische
installatie
15 cm
Net 230 V~
Databusleiding 12 V~
2 cm
40 cm
A
fb. 2: Minimumafstand tot andere elektrische
apparaten
NL
NL-5
Aanbevolen leidingdiameters en maximaal toegelaten leidinglengtes:
Voor de databusleiding
Diameter: 0,6 mm
Maximaal toegelaten kabellengte: 50 m
Langere verbindingsleidingen moeten vermeden worden om het gevaar van storingen te voorkomen.
Montage van de thermostaat
Montageplaats
a bij gebruik zonder ruimtevoeler (100%
weersafhankelijk) Voorzover de interne ruimtevoeler niet
geactiveerd hoeft te worden kan het apparaat op elke willekeurige plaats binnen gemonteerd worden.
b – bij gebruik met ruimtevoeler
Bij geactiveerde ruimtevoeler moet de thermostaat op een hoogte van ca. 1,50 m op een neutrale, d.w.z. voor alle ruimtes representatieve meetplaats aangebracht worden. Het is praktisch om hiervoor een tussenmuur van de koelste dagverblijfruimte te kiezen. Om een toereikende luchtcirculatie aan het ruimtestation te kunnen garanderen moet dit vrij hangend aan de muur gemonteerd worden.
De thermostaat mag niet gemonteerd worden:
op plaatsen met rechtstreeks invallend
zonlicht (rekening houden met de zonnestand in de winter).
in de buurt van apparaten die externe
warmte opwekken, zoals televisie- toestellen, koelkasten, wandlampen, radiators enz.
aan muren waarachter verwarmings-
resp. warmwaterbuizen of verwarmde schoorstenen lopen.
aan ongeïsoleerde buitenmuren. in hoeken of nissen, rekken of achter
gordijnen (onvoldoende luchtcircula- tie).
in de buurt van deuren naar
onverwarmde ruimtes (invloed van externe koude).
op niet afgedichte ingelaten
contactdozen (invloed van externe koude door schoorsteeneffect in de installatiebuizen).
in ruimtes waar de radiators geregeld
worden met thermostaatkleppen (wederzijdse beïnvloeding).
NL
NL-6
Montage
Na het losmaken van het bovendeel door op de vergrendeling te drukken kan de montageplaat eraf genomen en op de plaats van montage met de meegeleverde schroeven en pluggen bevestigd worden. De databusleiding moet hierbij door de onderste opening geleid worden.
Max. kabellengte: 50 m
Aanwijzing:
Bij nieuwe installaties moet voor een verantwoorde kabelinvoer een aparte inbouwlasdoos, gescheiden van de overige elektrische installatie, voorzien worden.
Aansluiting aan het ATAG CV-toestel
De elektrische aansluiting gebeurt volgens de klemmenbenaming in het apparaat.
A = 20 B = 21
Aansluitstrook CV-toestel
Elektrische aansluiting
De 2-aderige databusleiding wordt aange- sloten aan de klemmen A en B van de 2-polige aansluiting op de montageplaat.
Opgelet!
De aansluitingen mogen niet verwisseld worden en moeten overeenkomstig de kenmerking A en B in de aansluiting geïnstalleerd worden. Als de beide aansluitingen verwisseld worden, dan verschijnt er niets in het display.
Na gerealiseerde elektrische aansluiting wordt de thermostaat zoals getoond in de afbeelding hierboven vlak ingehangen en naar beneden geklapt tot het met de vergrendeling hoorbaar inklikt in de montageplaat.
Vergrendeling
Montageplaat
NL
NL-7
Toebehoren
Buitenvoeler
Montageplaats
De buitenvoeler moet op ongeveer een derde van de hoogte van het gebouw (minimumafstand tot de grond 2 m) aan de koudste kant van het gebouw (noord resp. noord-oost) worden aangebracht.
Uitzondering:
Als de geprefereerde
verblijfruimte in een andere richting ligt, dan moet die kant van het gebouw gekozen worden.
Bij de montage moet rekening worden gehouden met externe warmtebronnen, die de meetwaarde aanzienlijk kunnen vervalsen (verwarmde schoorstenen, warme lucht uit luchtkokers, montage op zwarte oppervlakken, koudebruggen in het metselwerk enz.). De kabeluitvoer moet altijd naar beneden gericht zijn om te vermijden dat er vocht binnendringt.
De buitenvoeler mag niet in de buurt van zend- en ontvangstinrichtingen gemonteerd worden (op garagemuren in de buurt van ontvangstinrichtingen voor garagepoortopeners, amateurradioantennes, alarmradioinstallaties en in de onmiddellijke nabijheid van grote zendinstallaties enz.).
Elektrische aansluiting
Voor de elektrische installatie moet bij voorkeur een 2-aderige kabel met een minimumdiameter van 0,6mm
2
gebruikt worden. De aansluiting gebeurt aan de beide schroefklemmen in de voelerbehuizing en is verwisselbaar.
Montage
1– Voelerkabel installeren tot aan de
plaats van montage.
2– Dekselschroeven van de
voelerbehuizing losdraaien en het deksel verwijderen.
3– Onderste deel van de voeler monteren
met de meegeleverde centrale beves- tigingsschroeven. Afdichting gebruiken! Kabelinvoer moet naar beneden gericht zijn.
4– Voelerkabel zo invoeren dat de
kabelmantel is omsloten door de afdichting.
5– Elektrische aansluiting maken. De
aansluitingen zijn verwisselbaar.
6– Deksel aanbrengen en stevig
vastschroeven op het onderste deel. Let op een juiste zitting van de dichtingsring.
Weerstandswaarden van de buitenvoeler afhankelijk van de temperatuur
Buitenvoeler ARV12
T (°C)
R (kV)
- 20
- 15
- 10
- 5
± 0
5
10
15
20
25
30
98,93
76,02
58,88
45,95
36,13
28,60
22,88
18,30
14,77
12,00
9,804
Buitenvoeler ARV12
NL
NL-8
Ingebruikname van de thermostaat
Segmenttest en codering
Als de thermostaat voor de eerste keer wordt ingeschakeld resp. bij spannings- terugkeer na voorafgegane netuitval, verschijnen tijdelijk alle in het display beschikbare segmenten.
Vervolgens verschijnt de uitvoering van de thermostaat met typecode en de actuele softwareversie.
Voorzover er geen sprake is van een foutmelding verschijnt daarna de basisindicatie met datum, tijd en huidige temperatuur van de omgeving. Het display van de thermostaat wordt verlicht op het moment dat een van de knoppen wordt bediend. De verlichting dooft automatisch 90 sec. na de laatste bediening.
Een actieve zomeruitschakeling wordt voorgesteld door een zonnescherm- symbool (À).
Bij actieve vorstbeschermingsfunctie ver- schijnt er een vorstsymbool (Á).
Code-invoer
Installateurcode
Na invoer van de installateurcode worden de voor de installateur bedoelde parameters vrijgeschakeld en kunnen ze overeenkomstig de uitvoering van de thermostaat bewerkt worden.
Code-invoer
Voor de invoer van de installateurcode moeten de toetsen
¢
en ¤ ca. drie seconden lang tegelijk ingedrukt worden tot de code-invoer verschijnt in het display.
¢
+ ¤
Het telkens knipperende cijfer kan met de druk-draaiknop aan de hand van de code ingesteld en door aantippen overgenomen worden. De overige cijfers worden op dezelfde mani er bewerk t.
Bij correcte code-invoer verschijnt bij het overnemen van het laatste cijfer de bevestiging
INSTALLATEUR OK
, bij
verkeerde invoer de mededeling
CODE
ERROR
.
De vanuit de fabriek ingestelde installateurcode luidt:
¾ ¿ À Á Ä
°C KWh Min %
°C KWh Min %
       
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24
fffff
ffff
R
-
15.05
T1.3
À
°C
;
1632
205
°C
;
1632
205
Segmenttest
Typecode
Softwareversie
Basisdisplay
Woensdag, 2 5 . j u ni 2 0 0 3
16.32 uur temp. 20.5°C
Zomeruitschakeling
actief
Á
°C
;
1632
205
V
orstbescherming
actief
Versiedatum
CODE
0
000
INSTALLATEUR
OK
0 1 2 3
NL
NL-9
Aanwijzing:
Indien de code niet wordt
geaccepteerd moet de fabrikant gecontacteerd worden!
Opgelet
: Vrijgeschakelde installateur-
parameters worden weer geblokkeerd als er gedurende tien minuten geen verdere bediening volgt. In di t geval moet de installa- teurcode opnieuw worden ingevoerd.
Storingsmeldingen
Om in geval van sto ring een zo nauwkeurig mogelijke diagnose te kunnen stellen is het regelsysteem uitgerust met een uitgebreid storingsmeldsysteem. Al naargelang het soort storing verschijnt een bijhorende storingsmelding in het display van de thermostaat.
Alle storingsmeldingen komen van de stuurautomaat en worden onderverdeeld in
A – permanente storingen (permanente vergrendel ing) met CT-fo utcod e E-XX
of
B tijdelijke storingen (zelfopheffende blokkering) met CT-foutcode B-XX
Storingsmelding via de stuurautomaat
storingen vergrendeling EnX storingen blokkering BnX
De weergave en verdere verwerking van storingsmeldingen kan door een parameterinstelling onderdrukt worden (zie parameter 13 - niveau SYSTEEM - Logische foutmelding).
Verdere verwerking van fouten:
Foute n verschijnen in de basisindicatie v an
de regelaar.
Systeemfouten verschijnen in het Info-
niveau bij de bijhorende infowaarde.
Evt. worden fouten overgenomen in het
storingshoofdstuk (beschrijving zie hieronder).
Gedetailleerde informatie over de storingen via de stuurautomaat kunt u vinden in de documentatie van het CV-toestel.
Storingshoofdstuk
De thermostaat beschikt over een storingshoofdstuk, waarin maximaal vijf storingsmeldingen kunnen worden opgeslagen. De storingsmeldingen worden weergegeven met da tum, tijd en soort storing (foutnummer), de opvraging gebeurt in de volgorde van de binnengekomen storingsmeldingen in het niveau
FOUT
MELDING
.
De het laatst binnengekomen (= meest actuele) storingsmelding staat met prioriteit op de eerste plaats, de voorafgegane storingsmeldingen worden bij elke nieuwe storingsmelding een plaats lager gezet. De vijfde storingsmelding w ordt verwijderd als er een nieuwe storingsmelding binnenkomt.
Storingsmeldingen via de stuurautomaat
Een bijzonderheid vormen de storingsmeldingen via de stuurautomaat (CT). Aangezien het hierbij om externe foutmeldingen gaat worden deze opgeslagen in het storingshoofdstuk van de thermostaat zolang het CV-toestel niet gereset wordt.
NL
Loading...
+ 19 hidden pages