Adler N291 Installation Instruction [nl]

Inhoud: Pagina
Home
Deel 2: Montagevoorschriften Kl. N291
1. Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
2. Onderstel monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
3. Vlakke plaat completeren en vastschroeven . . . . . . . . . . . . . . 6
4. Naaiaandrijving met de vlakke plaat verbinden . . . . . . . . . . . . . 6
5. Bovendeel inzetten, V-riem opleggen en pedaal aanbrengen . . . . . 7
6. Handwiel en naaldpositiekeuze vastschroe ven . . . . . . . . . . . . . 8
7. Onderhoudsgedeelte aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
9. Olie bijvullen en machine voor gebruik gereed make n . . . . . . . . . 8
10. Naaitest uitvoeren en olietoevoer van de olienevelsmering controleren 8
1. Algemene informatie
1.1 Veiligheidsvoorschriften
Opgelet! De netspanning en de op het type-aanduidingsplaatje van de motor aangegeven nominale spanning moeten met elkaa r overeenstemme n.
Alle werkzaamheden aan elek trische de­len van de machine mogen alleen maar door erkende i nstallateur s worden uitge ­voerd en daarbij mag de stekker niet in de contactdoos blijven.
Let op de veiligheidsvoorschriften!
1.2 Machine in bedrijf zonder naaigoed
In dit geval m oeten de naaivoeten in de hoogste positie vastgezet worden. Boven­dien moet de kl ei nste naaivoethefhoogte ingesteld zijn.
1.3 Vlakke plaat
Bij zelf vervaardi gde platen die nt men zich te houden aan die afmet i ngen, die op de schetstekeningen op pagina 4 en 5 aangegeven zij n. Dergelijke platen moeten bovendien vol­doende vast en draagkrachtig zijn.
1.4 Onderdelen van het naaigedeelte
Het naaigedeelte bestaat uit volgende componenten:
garenkloshoud er 1 bovendeel 2 riembeveiliging 3 en 7 voor het boven-
deel en de motor naaldpositiekeuze 4 bedieningspa neel 5 hoofdschakelaar 6 met leidingen naaiaandrijving 8 knietoets 9 onderhoudsge deelte 10 onderstel 11 stangenstelsel 12 pedaal 13 schuifla 14 eventueel naailicht riem met V-vormige le ngterippen verschillende kleinere delen in bijgevoeg-
de verpakking
3
4
700 79
1
5
2. Onderstel monteren
De ondersteldelen moeten worden ge­monteerd zoa l s op de afbeeldi ng op pagi­na 2 te zien is. Let op dat de vier onder­ste punten van het onderst el alle op de ondergrond rusten. Daartoe de schroef die achteraa n rechts te vinden i s, pas­send aanhalen.
4. Naaiaandrijving met de vlakke plaat verbinden.
4.1 Algemene gegevens
Voor de machine staan vol l edige aandrijvingspakketten ter Beschikking. Deze bestaan uit de naaiaandrijving, de hoofdschak el aar met leidingen, de V-riem­schijven, de riemen met V-vormige lengte­rippen en ve rdere delen.
3. Vlakke plaat complete­ren en vastschroeven
Verstijvingsrip 1 (pagina 5) tussen de uits­nijdingen voor het bovendeel en de motor­riem vastschroeven.
Kabelkanaal en trekontlaste rhouder voor de leidinge n aan de onderkant van de vlakke plaat schroeven.
Hoofdschakelaar vastschroeven.
Evt. naailichtransformator aanbrengen.
Elektrische leidingen zo ver mogelijk leg­gen.
Schuifla met steun vastschr oeven.
Knietoets voor het in werking stellen van de hogere naaivoethefhoogte vastschroe­ven.
Vlakke plaat met houtschroeven B8 x 35 op het onderstel schroeven. De positie van de vlakke plaat in verhou­ding tot het onderstel wordt door de korn­nagelmarkering aan de onderkant van de vlakke plaat aangegeven.
In de aandrijvingspakketten bevindt zich een tweede motorriemschijf voor riemen met V-vormige lengterippen, de voor het naaien van bijzonder dik en vast naai­goed kan word en gebruikt. Met deze schijf kunnen tot 3000 steken per minuut (anders 4000) genaaid worden.
De gelijkstroomnaaiaandrijvingen, die bij deze machine ingezet worden, worden met een "eenfase-wissel-spanning" in werking gezet. Daarom moeten bij meer­der machines de aansluitingen gelijkma­tig over de verschillende fasen van het draaistroomnet verdeeld worden, anders kan dit tot een overbelast i ng van een van de fasen voeren.
Als de elektrische delen niet door de fabriek word en geleverd, dient u op te let­ten dat ze volgens EN 60204-3-1 resp. JEC 204-3-1 ver vaardigd zijn.
Rubberdeeltje voor de scharnieren en de voorste rub beropleggers in de uitsparin ­gen van de vlakke plaat drukken.
6
4.2 Aandrijvingsbevestiging
De aandrijving met de voet aan de vlakke plaat schroeven. Daartoe de 3 zeskant­schroeven M8 x 35 met onderlegringen in de inschroefmoeren van de vlakke plaat draaien.
De equipotent i aalplaat 3 zo bev estigen, dat motorvoet 1 met scharn i er 2 verbon­den is. De equipotentiaalplaat voert statische la­dingen van het bovendeel over de motor naar de massa af.
V-riemschijf op de motoras bevestigen.
Controleren hoe en in welke volgorde de aansluitinge n i n de transformat or van de naaiaandrijving aangebracht zijn en evt. verandering en aanbrengen . Hierbij op aanpassing a an de netspanning letten.
5. Bovendeel inzetten, V­riem opleggen en pe­daal aanbrengen.
Bovendeel in de vlakke pla at inzetten.
Riem met V-vormige le ngterippen op l eg­gen.
De spanning v an deze riem ins tellen. Hiertoe de positie van de motor in verhou-
ding tot de naaimachine zo veranderen, dat deze riem zonder grote krachtinspan­ning ca. 10 mm naar binnen gedrukt kan worden.
De motorriembeveiliging vastschroeven en de nokken daarvan zo instellen, dat de riem ook dan in de V-riemschijf blijft, als de machine naa r achteren gedraaid is.
Riembeveiliging aan het bovendeel schroeven.
Pedaal en stangenstelsel aanbrengen. Om ergonomische redenen moet h et pe-
daal in zijdel i ngse richting centrisch naar de naald geric ht zijn.
Het stangenstelsel zo instellen, dat het niet belaste pedaal een helling van ca. 10 ° heeft.
2
6 .
3
1
7
Handwiel en naaldposi­tiekeuze bevestigen
Handwiel 4 al s volgt vastschroeven: De armas zo ver draaien, dat de door bo­ring 3 in de be huizing gestoken arrêteer­pen 2 tot in de diepste uitsnijding van de schijf op de armas gestoken kan worden. Handwiel zo opschroeven, dat de marke­ring "A" op dit wiel op één hoogte met de arrêteerpen 2 komt.
Naaldposit i ekeuze 5 vastschroeven. Als de naaldpositiekeuze na een repara­tie weer moet worden vastgeschoefd, moet u het referentiepunt hiervan op­nieuw bepalen (zie punt 9). Dit is echter na de volgende stappen niet meer nodig: Pen uit de bijgevoegde verpakking in de boring van h et handwiel st eken. 8 mm diep gat 6 in naaldpositiekeuze 5 boren. Naaldpositiekeuze zo vastschroeven, dat de pen van het handwiel in dit gat terecht komt.
Garenkloshouder bevestig en. Bedieningspaneel vastschroeven.
7. Onderhoudsgedeelte aansluiten
Onderhoudsge deelte aan het o nderstel schroeven.
Slang met het onderhoudsgede el te en het bovendeel verbinden.
8. Elektrische leidingen leggen en verbinden
Leidingen leggen. De meestal door symbolen gekentekende
stekkers van de leidingen met de betref­fende contactbussen verbinden.
9. Olie ijvullen en machine voor het gebruik gereed mnaken
"SP NK 10" olie in de beide voorraadre­servoirs 1 en 7 tot aan markering "MAX" gieten.
"SP NK 10" olie in de olienevelsmering van het onderhoudsgedeelte tot aan "Ril­le" (groef) gi eten.
Persluchtslang met het onderhoudsge­deelte en het persluchtnet verbinden.
Bedrijfsdruk van 6 bar met de drukrege­laar instellen.
Netstekker met het net verbinden.
Referentiepunt van naaldpositiekeuze be­palen. Te werk gaan zo al s dit in de servi cehand­leiding en in de voorschriften van de mo ­torfabrikant beschreven is en daarbij het referentiepunt relateren aan positie D van het handwiel. Door bepaling van het referentiepunt is ook het correcte tijdstip voor de sig n alen "1ste positie" en "2de positie" vastgelegd.
10. Naaitest doorvoeren
en olietoevoer van de olienevelsmering con­troleren
Bij uitgesch akelde machine de naald­draad in de naald rijgen en de spoel inzet­ten (zie gebr ui ksaanwijzing).
Naaitest met naaigoed do orvoeren. Daarbij de machine eerst enkele minuten met een gering toerental lat en lopen en pas dan met het hoogst mogelijke toeren­tal naaien.
Toevoerhoeve el heid (ca. 1 druppel bij 10 werkcyclusse n) van de olienevelsmering controleren en indien nodig corrigeren.
8
Loading...