Draadregelaar 2–In afhankelijkheid van de dikte van het naaigoed, de
Draaiknop 3–De met de hevel 5 toeschakelbare bijkomende span-
Hendel 4–Hoofdspanning en bij kom ende spanning van de
Hendel 5–Bijkomende spanning in of buiten werking stellen.
Instelwiel 6
Instelwiel 7
Kijkglas 8 met
invulopening
Draaiknop 9–St eeklengte voor het acht eruit naaien in stellen.
Draaiknop 10–Steeklengte voor het vooruit naaien instellen.
Handhendel 11–Steeklengte traploos tussen ingestelde vooruit- en
Draaiknop 12–Hoofdspanni ng van de naalddraad op de gewenste
Hendel 13–Toestand van de hoofdspanni ng van de naalddraad
Naald 14
Arrêteerknop 15–Naaivoet in de hoge rustpositie vastzetten.
–Deze schroef voor het bepa l en van de naaivoetdruk
wordt in de fabriek helemaal ingedraaid.
De schroef dus niet anders instellen!
naaidraad en de steeklengte moet de positie van de
draadregelaar zo ingesteld zijn, dat de naalddraad
op gecontroleerde wijze om de grij per wordt gevoerd.
In de positie "0" wordt de grootste hoeveelheid draad
vrijgegeven, zoals deze bij een bijzonder gr ote steeklengte en bij bijzonder dik naaigoed vereist is.
ning op de gewenste waarde instellen.
naalddraad vrijgeven.
Hiertoe de hendel voor het omschakelen naar rechts
trekken om hem uit zijn vergrendelde po si tie los te
maken.
–De met de betreffende toets of de knieschakelaar in
werking gestel de "grotere" naaivoet hoogte instellen.
–"Kleinere" naaivoethoogte instellen.
–Oliestand in de voorraadreservoirs aanwijzen. De
oliestand mag niet onder "MI N" zakken. Indien nodig
de "SP NK 10" olie t ot aan de markering "MAX" in de
voorraadreservoirs vullen.
achteruitst eeklengte veranderen .
waarde instellen.
bepalen terwijl de naaivoet omhoog staat.
Hendel boven: spanning geopend.
Hendel beneden: spanning gesloten.
–Om de naald te wisselen, in ieder geval de
hoofdschakelaar uitschakelen.
Anders gevaar voor verwondingen!
6
7
ElementFunctie
Kijkglas 7 met
vulopening 6
–Oliestand in de voorraadreservoirs voor de smering
van de grijper aanwijzen.
Het reservoir mag nooit leeg zijn.
–Het bovendeel naar achteren draaien en de "SP NK
10" olie tot aan de markering "max" in de voorraadre-
servoirs vullen.
Bedieningspaneel 5–Zie aanwijzingen van de motorfabrikant.
Lichtdioden (LED’s)
1, 2, 3 en 4
–Het van de naaivoethoogte en de steeklengte afhan-
–* Bij kleinere riemschijven en bepaalde in voeren
op het bedieningspaneel ontstaan
corresponderende lagere waarden.
Toetsenblok 13
Toets 17
–"A f grendeling" binnen de te naaien naad in werking
stellen - zolang de toets in werking is.
Toets 16
–Naald afwisselend hoog (2de positie) en laag (1ste
positie) instellen.
Toets 15
Toets 14
–Vrij voor bijzondere fun ct i es.
–De m et het betreffende i nstelwiel ingeste l de grotere
naaivoethoogte activeren.
–De verschillende bedrijfsmodi zijn aangegeven bij de
beschrijving van knietoets 1 (pagina 10), die d e -
zelfde functie in werking zet.
Lichtdioden (LED’s) aan het
toetsenblok 13
LED 10
–Aanduiding "naaiaandrijving ingeschakeld".
In deze toestand mogen
geen naalden
of spoelen gewisseld, geen draden
ingerijgd en andere werkzaamheden
in de buurt van deze elementen
uitgevoerd worden
Anders gevaar voor verwondingen!
LED 8 en 9
–Aanduiding "spoel tot op een kleine res tdraad leeg".
(Alleen bij machines met restdraadmonitor)
LED 11 en 12
–Aanduiding dat de toetsen 14 en 15 in we rking zijn.
8
9
2.2 Elementen van het on der stel
ElementenFunctie
Hoofdschakelaar 2
Pedaal 3
Rustpositie–Geen functie.
Positie "voor de helft
terug"
Positie "helemaal terug" –Draadafsnijder in werking stellen en naaivoet optillen.
Posities "voorkant"–Naaien met gewenste toerental.
Knietoets 1
Onderhoudsge deelte
Luchtfilter en
waterafscheider 8
–Machine in- en uitschakelen.
–Naaivoet bij stilstand van de machine optillen.
–Deze taster heeft dezelfde functie als de toets 14 (pa-
gina 9) van het toetsenblok:
Grotere naaivoethefhoogte inschakelen.
–De bedrijfsmodus
"in werking zolang de toets actief i s"
of
"in werking t ot de toets opnieuw geactiveerd wordt"
of
"in werking zolang de toets geactiveerd is en tot dat
vervolgens alle ingevoerde steken genaaid zijn"
hangt van de invoer aan het bedieningspaneel af.
–Voordat de waterstand de filter bereikt, schroef 7
voor het aftappen ver genoeg indraaien. Daarbij de
persluchttoevoer niet onderbreken.
Drukregelaar 9–Om 6 bar in te stellen huls 10 naar boven trekken en
Olienevelsmering 6–Met regelschroef 4 ca. 1 druppel voor 10 bewerking-
10
dienovereenkomstig draaien.
scyclussen instellen.
Om na te vullen het pneumatische systeem ontluchten, schroef 5 uitdraaien en de "SP NK 10" olie tot
aan "Rille" (groef) bijvullen.
11
3. Bediening v an de naaimac hine
3.1 Naalddraad inrijgen
–
Hoofdschakelaar van de
machine uitschakelen.
Anders gevaar voor verwondingen!
–
Naalddraad zoals in de afbeelding
aangegeven inrijgen .
3.2 Spoeldraad opspoelen
–
Spoel 4 op spoelwinder 3 steken.
–
Draad door gel eiding 1 en span ni ngsgedeelte 2 tr ek ken.
–
Draad in de ri c hting van de wijzers
van de klok ca. 5 maal om de spoe lkern wikkelen en aan draadklem 6 afbreken.
–
Hendel van spoelwinder 5 in de spoel
drukken.
–
Naaien
De hendel van spoelwinder beëindigt
deze bewerking als de spoel vol is.
Als de draad niet tijdens het naaien
moet worden opgespoeld, moet de
naaivoet absolu ut in zijn bovenste positie worden vastgezet en moet de
naaivoethefhoogte op de kleinste
waarde worden in gesteld.
3.3 Spoel wisselen
–
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Anders gevaar voor verwondingen!
–
Schuif 7 uittrekken.
–
Bovendeel van spoelhuls 8 samen met
spoel 11 wegne men. Hiertoe onder
neus 10 van het bovendeel van de spoelhuls vastpakken.
–
Spoel uitnemen.
–
Volle spoel zo inleggen, dat de spoel
bij het afbreken van de draad in de
richting draait zoals op de afbeel di ng
staat aangegeven.
–
Draad door gleuf 16, onder veer 14,
door gleuf 13 en van b i nnen naar buiten door gat 12 trekken.
–
Bovendeel van spoelhu ls samen met
spoel inleggen en klep 9 sluiten.
–
Schuif inschuiven.
3.4 Draadspanning van de grijper instellen
–
Hoofdschakelaar van de
machine uitschakelen.
Anders gevaar voor verwondingen!
–
Schuif 7 uittrekken.
–
Bovendeel van spoelhuls 8 met spoel
11 uitnemen. Hiertoe onder neus 10
van het bovendeel van de spoelhuls
vastpakken.
–
Regelschroef 15 dienovereenkomstig
draaien.
–
Bovendeel van de spoel huls met spoel
inleggen en klep 9 sluiten.
–
Schuif inschuiven.
12
13
4. O nderhoud
De onderhoudswerkzaamheden moeten op zijn laatst na de tussen de vierkante haken [
] aangegeven bedrijfsuren worden uitgevoerd.
Het kan zijn dat bij de bewerking van spe ci aal materiaal andere onderhoudsintervallen
nodig zijn.
Werkcyclus Opmerkingen
Bovendeel
Verwijdering van pluisjes [8]
Oliestand in de beide voorraadreservoirs
7 (pagina 9) en 8 (pagina 7) cont roleren
[40]
Onderhoudsgedeelte
Inzetstuk in luchtfilter 8 (pagina 11) reinigen [500]
Oliestand in de olienevelsmering 6 (pagina 11) controleren [180]
Olietoevoer van olienevelsmering controleren [180]
Dichtheid van het pneumatische systeem
controleren [500]
–
Dit geldt spe ciaal voor volgende plaatsen:
onderkant van de steekplaat
transporteur
omgeving van de grijper
remveer 17 (pagina 13) in het bovendeel van de spoelhuls.
–
Zie thema 2.1
–
Hiertoe voordien het systeem ontluchten.
–
De oliestand mag niet onder de opening van de zuigbuis zakken.
–
Zie Thema 2.2
14
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.