Snapper ERP217019BV User Manual

0 (0)

Veiligheidsvoorschriften en gebruikshandleiding voor

EUROPESE

21" (53 CM) LOOPMAAIERS MET STALEN MAAIHUIS REEKS 19

ZELFRIJDENDE

MODELLEN

ERP217019BV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERKLARING VAN DE MODELNUMMERS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E

R

P

 

21

 

70

19

B

V

 

 

 

 

 

EUROPEES MODEL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

RECYCLAGEMODEL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BENAMING MOTOR

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ZELFRIJDEND

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

REEKSNAAM

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MAAIBREEDTE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MOTORVERMOGEN *

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E – Europees model

 

21

– 21" (53 cm) Maaibreedte

 

 

 

 

 

 

19 - Reeksbenaming

 

B – Briggs & Stratton

R – Recyclagemodel

 

70

– 7,0 (Motorvermogen)

 

 

 

 

 

 

V – Motor met bovenliggende kleppen

P – Model met aandrijving

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dank u voor de aanschaf van een SNAPPER-product! Gelieve vóór u de Loopmaaier gebruikt deze handleiding zorgvuldig te lezen en in het bijzonder aandacht te schenken aan de "BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN" op bladzijden 2 & 3. Onthoud dat alle gemotoriseerde machines gevaarlijk kunnen zijn wanneer men ze verkeerd gebruikt. Onthoud dat veiligheid een voorzichtig gebruik veronderstelt. Respecteer de instructies en gebruik uw gezond verstand.

OPMERKING: De specificaties zijn correct op het ogenblik van het ter perse gaan en kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. * De reëel motorvermogen zal als gevolg van beperkingen tijdens het gebruik en milieufactoren waarschijnlijk lager zijn.

COPYRIGHT © 2006

SNAPPER - EEN DIVISIE VAN SIMPLICITY MFG., INC. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN

HANDLEIDING N°. 7101119 (I.R. 10/10/2006) TP 111-5233-IR-WB-N

1

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

WAARSCHUWING: Deze krachtige maaier kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren die verwondingen en schade kunnen veroorzaken! Het niet naleven van deze VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN kan de gebruiker of andere personen ernstig of zelfs dodelijk verwonden. De eigenaar van de machine moet deze voorschriften begrijpen en mag de maaier uitsluitend laten gebruiken door personen die de voorschriften begrijpen. Elke persoon die de machine gebruikt moet bij zijn volle verstand zijn, lichamelijk gezond, en niet onder de invloed van eender welke stof die het gezicht, de motoriek of het beoordelingsvermogen kan beïnvloeden. Als u vragen over uw machine hebt waarop uw distributeur het antwoord schuldig blijft, belt of schrijft u naar de klantendienst van SNAPPER, McDonough, Georgia 30253, telefoon 00-1-800-935-2967.

VOORZORGEN VOOR KINDEREN

Er kunnen tragische ongevallen gebeuren als de gebruiker niet alert is voor de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en het maaien. Veronderstel nooit dat kinderen op de plaats zullen blijven waar u hen het laatst hebt gezien.

1.HOUD KINDEREN UIT DE BUURT van de maaizone en zorg dat ze door een verantwoordelijke volwassene (niet de bestuurder) in de gaten worden gehouden.

2.LAAT GEEN kinderen in de tuin wanneer de machine in gebruik is. Schakel de machine UIT wanneer iemand het terrein betreedt.

3.LAAT DE MACHINE niet gebruiken door kinderen onder de 13 jaar.

4.LAAT ALLEEN volwassenen of verantwoordelijke tieners met het beoordelingsvermogen van een volwassene en onder volwassen toezicht de machine gebruiken.

5.Trek de maaier NIET achterwaarts, tenzij het volstrekt noodzakelijk is. KIJK terwijl u achterwaarts gaat achterom en naar omlaag, zodat u kinderen, huisdieren en gevaren kunt ZIEN.

6.WEES BIJZONDER VOORZICHTIG wanneer u blinde hoeken nadert, struiken, bomen of andere objecten die het gezicht belemmeren.

GEBRUIK OP EEN HELLING

1.Hellingen zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen door uitglijden en vallen, die tot ernstige verwondingen kunnen leiden. Wees op elke helling extra voorzichtig. Maai de helling NIET als u zich niet veilig voelt.

2.Maai heen en weer in de breedte van de helling, nooit op en neer. Wees UITERST VOORZICHTIG als u op een helling van richting verandert. MAAI NIET op steile hellingen of op andere terreinen waar de stabiliteit of de tractie onzeker zijn.

3.Wees extra voorzichtig met graszakken en andere uitbreidingen; ze beïnvloeden de hanteerbaarheid en de stabiliteit van de machine.

VOORBEREIDING

1.Lees deze handleiding en respecteer de waarschuwingen en de voorschriften in deze handleiding, op maaimachine, op de motor en op de uitbreidingen. Zorg dat u de bedieningen en het juiste gebruik van de machine kent voor u ze start.

2.De machine mag uitsluitend worden gebruikt door rijpe, verantwoordelijke personen die de nodige instructies hebben ontvangen.

VOORBEREIDING

(vervolg van vorige kolom)

3.Uit de statistieken blijkt dat gebruikers van 60 jaar en ouder betrokken zijn bij een hoog percentage ongevallen met maaiers. Deze gebruikers moeten beoordelen of zij in staat zijn om de maaier voldoende veilig te bedienen om zichzelf en anderen tegen ernstige verwondingen te beschermen.

4.Ga uiterst voorzichtig om met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en dampen kunnen ontploffen. Gebruik uitsluitend goedgekeurde brandstofcontainers. Verwijder NOOIT het deksel van de brandstoftank en voeg nooit brandstof toe terwijl de motor draait. Voeg in de buitenlucht alleen brandstof toe wanneer de motor uitgeschakeld en koud is. Verwijder gemorste brandstof van de machine. ROOK NIET.

5.Controleer het terrein dat gemaaid moet worden. Verwijder alle voorwerpen zoals speelgoed, kabels, stenen, boomtakken en andere voorwerpen die verwondingen kunnen veroorzaken als ze door het mes worden weggeslingerd of het maaien hinderen. Let ook op de plaats van kuilen, stronken en andere mogelijke gevaren.

6.Houd mensen en dieren op een veilige afstand van de machine. Indien iemand het terrein betreedt, moet u onmiddellijk de messen STOPPEN, de motor STOPPEN en de machine STOPPEN.

7.Controleer de beschermkappen, deflectors, schakelaars, mesregelaars en andere veiligheidsvoorzieningen regelmatig op hun goede werking en plaatsing.

8.Zorg dat alle veiligheidslabels duidelijk leesbaar zijn. Vervang ze als ze beschadigd zijn.

9.Bescherm uzelf tijdens het maaien. Draag een veiligheidsbril, een lange broek en stevig schoeisel. MAAI NIET op blote voeten of sandalen.

10.Zorg dat u weet hoe u het mes en de motor snel kunt UITSCHAKELEN, zodat u voorbereid bent op noodsituaties.

11.Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de machine op een aanhangwagen of vrachtwagen laadt of lost.

12.Controleer de onderdelen van de grasbak regelmatig op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang ze indien nodig, om verwondingen te voorkomen als gevolg van weggeslingerde voorwerpen die door zwakke of versleten plaatsen zouden scheuren.

VEILIG OMGAAN MET BENZINE

Om persoonlijke letsels of schade aan eigendommen te voorkomen, moet u uiterst voorzichtig met benzine omgaan. Benzine is buitengewoon ontvlambaar en produceert explosieve dampen.

1.Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere bronnen van vuur.

2.Gebruik uitsluitend goedgekeurde benzinecontainers.

2

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

VEILIG OMGAAN MET BENZINE

(vervolg van de vorige bladzijde)

3.Verwijder de tankstop NIET en vul de tank NIET bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u bijtankt.

4.Vul de brandstoftank NIET binnenshuis.

5.Bewaar de machine of brandstofcontainers NIET binnenhuis, in de buurt van open vuur, vonken of waakvlammen van bijvoorbeeld een boiler of andere toestellen.

6.Vul een brandstofcontainer NOOIT in een voertuig of op een vrachtwagen of aanhangwagen met plastic vloer. Zet de containers altijd op de grond, weg van het voertuig, voor u ze vult.

7.Verwijder gasmotoren uit het voertuig of de aanhangwagen en vul ze op de grond. Als dat onmogelijk is, vult u ze met behulp van een draagbare container en niet via een benzinepomp.

8.Start een benzinemotor NOOIT in een besloten voertuig of aanhangwagen.

9.Houd het mondstuk altijd in contact met de rand van de tank of container tot u klaar bent met het vullen. GEBRUIK GEEN systeem dat de vergrendeling van het mondstuk openhoudt.

10.Als u benzine op uw kleding morst, moet u onmiddellijk andere kleren aantrekken.

11.De brandstoftank NOOIT overvullen. Plaats de stop terug en draai hem stevig vast.

GEBRUIK

1.Houd uw handen en voeten UIT DE BUURT van draaiende onderdelen. Blijf uit de buurt van de uitworp wanneer de motor draait.

2.STOP de motor als u grindpaden, wandelpaden of wegen oversteekt en in alle situaties waarin weggeslingerde voorwerpen gevaar kunnen opleveren.

3.Maai alleen overdag of bij goed kunstlicht.

4.GEBRUIK DE MAAIER niet onder de invloed van alcohol of drugs.

5.Als u een vreemd voorwerp raakt of als de maaier abnormaal vibreert, STOPT u de motor, koppelt u de bougiekabel af en bevestigt u hem uit de buurt van de bougie. Inspecteer de maaier op schade en herstel de schade voor u opnieuw start.

6.MAAI NIET in de buurt van abrupte niveauverschillen, grachten of dijken. U zou kunnen uitglijden en vallen.

7.KIJK UIT voor kuilen en andere verborgen gevaren. Hoog gras kan obstakels verbergen. Blijf uit de buurt van grachten, weggespoelde grond, duikers, omheiningen en uitspringende objecten.

8.MAAI NIET op nat gras. Wees altijd op uw hoede voor uitglijden. Houd de duwboom stevig vast. Stap rustig in plaats van te lopen. Uitglijden kan verwondingen veroorzaken.

9.Blijf ALTIJD achter de duwboom wanneer de motor draait

10.Laat de maaier NIET met draaiende motor achter. STOP DE MESSEN en STOP DE MOTOR voor u om gelijk welke reden de gebruikersplaats verlaat.

3

GEBRUIK

(vervolg van vorige kolom)

11.Voor u de maaier reinigt, herstelt of inspecteert, moet u zorgen dat de motor, de messen en alle bewegende delen GESTOPT ZIJN. Koppel de bougiekabel af en bevestig hem uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te voorkomen.

12.STOP de motor en wacht tot de messen volledig STILSTAAN voor u de graszak verwijdert en/of gras opruimt

13.Gebruik de machine NIET als de grasvanger of de beveiligingen niet volledig geïnstalleerd zijn en niet operationeel zijn. Richt de uitwerpopening nooit op mensen, voorbijrijdende auto's, vensters of deuren.

14.Werp het maaisel NIET uit tegen een muur of een versperring. Het maaisel kan dan terugslaan in de richting van de bestuurder.

15.Vertraag voor u draait.

16.Kijk uit voor verkeer in de omgeving of bij het oversteken van wegen.

17.Laat de motor NIET draaien in een gesloten ruimte. Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een dodelijk vergif.

18.Gebruik uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde accessoires. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de juiste installatie en bediening van de accessoires.

ONDERHOUD EN OPSLAG

1.Bewaar de machine of een brandstofcontainer NOOIT in een gesloten ruimte waar brandstofdampen in contact zouden kunnen komen met een open vlam, een vonk of een waakvlam, zoals van een boiler, oven, droger of een ander gastoestel. Laat de motor afkoelen voor u de machine in een gesloten ruimte plaatst. Bewaar de brandstofcontainer buiten het bereik van kinderen, in een goed geventileerd, onbewoond gebouw.

2.Zorg dat de motor vrij blijft van gras, bladeren of overtollig vet, om het gevaar op brand of oververhitting van de motor te beperken.

3.Wanneer u de brandstoftank laat leeglopen, vangt u de brandstof op in een goedgekeurde container, buitenshuis en uit de buurt van elke open vlam.

4.Zorg dat alle bouten, moeren en schroeven stevig vastzitten. Controleer of alle splitpennen goed zijn aangebracht.

5.Zorg altijd voor voldoende verluchting als u de motor binnenshuis laat draaien. Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een reukloos en dodelijk vergif.

6.Voer onderhoud en afstellingen uitsluitend uit nadat de motor gestopt is. Koppel de bougiekabel af en bevestig hem uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te voorkomen.

7.Wijzig NOOIT de afstelling van de toerenregelaar en laat de motor niet tegen een te hoog toerental draaien.

8.Controleer de graszak regelmatig op slijtage en beschadiging, om te voorkomen dat voorwerpen zouden worden weggeslingerd of bewegende onderdelen bereikbaar zouden zijn. Vervang de glijder of de adapter van de zak als hij gebroken of gebarsten is.

ONDERHOUD EN OPSLAG

(vervolg van de vorige bladzijde)

9.Messen zijn scherp en kunnen snijden. Wanneer u ze hanteert, moet u ze inpakken of dikke leren handschoenen dragen. Wees altijd VOORZICHTIG.

10.Test de vonk NOOIT door de bougie naast het bougiegat tegen de massa te houden: de vonk zou brandstofdampen die uit de motor ontsnappen kunnen doen ontploffen.

11.Laat de machine minstens één keer per jaar nakijken door een bevoegde SNAPPER distributeur. Laat de distributeur eventuele nieuwe veiligheidsvoorzieningen installeren.

12.Gebruik uitsluitend originele SNAPPER onderdelen, als garantie voor uw veiligheid en de kwaliteit van het resultaat.

4

INHOUD

 

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN .................................................................................

2-4

INHOUD 5

 

DEEL 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN..................................................................................................

6

DEEL 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES .....................................................................................................

7-10

Checklist vóór het starten ..................................................................................................................

7

Motor en mes starten en stoppen......................................................................................................

7

De wielaandrijving starten en stoppen .............................................................................................

8

De hoogte van de duwboom afstellen...............................................................................................

8

De maaihoogte afstellen .....................................................................................................................

8

Recycleren ...........................................................................................................................................

9

De grasvanger installeren ...............................................................................................................

10

De deflector en het recycleerdeksel installeren.............................................................................

10

Werking met recyclage .....................................................................................................................

10

DEEL 3 - ONDERHOUDSINSTRUCTIES ............................................................................................

11-12

De motorolie vervangen ...................................................................................................................

11

Smering transmissie controleren ....................................................................................................

11

Het maaimes controleren .................................................................................................................

12

De aandrijfriem controleren .............................................................................................................

12

De Poly V riem van de transmissie controleren.............................................................................

12

Onderhoud - Jaarlijks .......................................................................................................................

12

Motor.............................................................................................................................................

12

Luchtfilter .....................................................................................................................................

12

Motorolie.......................................................................................................................................

12

Opslagprocedure...............................................................................................................................

12

DEEL 4 - HERSTELLING EN AFSTELLINGEN ..................................................................................

13-19

Het maaimes vervangen ...................................................................................................................

13

Het mes slijpen ............................................................................................................................

13-14

De regelaar van de wielaandrijving afstellen..................................................................................

14

Onderhoud aangedreven en aandrijfschijf ...............................................................................

15-18

Reiniging aandrijfschrijf en aangedreven schijf ......................................................................

15

Herstelling/vervanging aandrijfveer ..........................................................................................

15

Afstelling aangedreven schijf...............................................................................................

15-16

De aangedreven schijf vervangen .......................................................................................

16-17

De lager van de aangedreven schijf vervangen ......................................................................

17

De lagers van de zeskantige as vervangen ..............................................................................

18

Onderhoud van de riem ..............................................................................................................

18-19

De aandrijfriem vervangen ...................................................................................................

18-29

De Poly V riem van de transmissie vervangen.........................................................................

19

PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN............................................................................................................

20

ONDERHOUDSSCHEMA...........................................................................................................................

21

Onderdelen voor het onderhoud / reserveonderdelen..................................................................

21

IDENTIFICATIE VAN DE LABELS IDENTIFICATIE VAN DE KLEVERS EN

 

INFORMATIE OVER DE TRILLING .......................................................................................

22-23

WAARBORG ..............................................................................................................................................

24

BELANGRIJK

De figuren en illustraties in deze handleiding dienen slechts als aanduiding en kunnen afwijken van uw specifieke model. Raadpleeg uw Snapper distributeur indien u vragen hebt.

5

Deel 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN

REGELAAR

MESHENDEL

SNELHEIDS-

 

REGELAAR

WIELAANDRIJVING

 

 

 

MOTOR

 

 

SNELHEIDSREGELAAR

SNELHEIDS

SNEL

REGELAAR

 

MOTOR

 

LANGZAAM

HANDGREEP

STARTKOORD

TANKSTOP

OLIESTOP EN

PEILSTOK

INJECTORKNOP

GRENDEL VOOR

DE ACHTERSTE HOOGTEREGELING

RECYCLEERDEKSEL

GRENDELS VOOR DE

HOOGTEREGELING

FIGUUR 1.1

1.1 INLEIDING

Deze handleiding is opgesteld voor de gebruikers van de SNAPPER LOOPMAAIERS. Ze beschrijft de standaard gebruiksprocedures en het normale onderhoud, maar is ook bedoeld om de veiligheid te bevorderen door de correcte technieken en voorzorgen aan te bevelen. Zorg dat u de "BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN" op bladzijde 2 - 4 van deze handleiding en alle veiligheidsberichten op de maaier en zijn uitbreidingen leest, begrijpt en respecteert voor u de maaier gebruikt.

1.2 BENAMINGEN

Figuur 1.1 toont de essentiële delen van de SNAPPER LOOPMAAIERS. Het is aanbevolen dat elke gebruiker van deze machine zich goed vertrouwd maakt met de bedieningen, onderdelen en werking van de maaier voor hij ze gebruikt. Specifieke details over de motor vindt u in de afzonderlijke handleiding van de motor. Bestudeer de handleidingen voor u de machine gebruikt en bewaar ze, zodat u ze later kunt raadplegen.

6

Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES

2.1CHECKLIST VÓÓR HET STARTEN

Voer de volgende controles en het gepaste onderhoud uit vóór u de machine start.

2.1.1.Controleer of alle beschermkappen, deflectors, de grasvanger, de adapter en deksels goed aangebracht en stevig bevestigd zijn.

2.1.2.Controleer of de meshendel en de hendel voor de wielaandrijving vrij bewegen. Zie Figuur 2.1.

MESHENDEL

HENDEL

WIELAAN-

DRIJVING

SNELHEIDSREGE-

LAAR IN DE

POSITIE "SNEL"

2.1.6. Reinig de buitenzijde van het maaihuis en de motor en verwijder gemorste brandstof, zand, gras, olie enz. Zorg dat het rooster van de luchtinlaat en de koelvinnen altijd vrij zijn.

2.2STARTEN EN GEBRUIK

2.2.1.MOTOR & MES

1.Plaats de toerenregelaar in de stand "FAST" (Konijn). Zie Figuur 2.4 en “DE MACHINE LEREN KENNEN”.

2.Druk drie keer op de injectorknop om een koude motor te starten. Zie Figuur 2.3. OPMERKING: Gebruik de injector niet om een warme motor te starten. Zie Figuur 2.4.

INJECTOR

FIGUUR 2.3

FIGUUR 2.1

2.1.3.Controleer de maaihoogte. Stel ze af op de gewenste hoogte. Zie het gedeelte "GEBRUIKSINSTRUCTIES - DE MAAIHOOGTE AFSTELLEN".

2.1.4.Controleer het oliepeil van de motor en voeg olie tot het merkteken bereikt is. Raadpleeg de handleiding van de motor voor de specificaties van de olie. Zie Figuur 2.2.

2.1.5.Vul de brandstof pas nadat u de maaier naar buiten hebt gebracht, zodat dampen veilig kunnen ontsnappen. Zorg dat u na het vullen de tankdop goed sluit. Raadpleeg de handleiding van de motor voor de specificaties.

3.Trek de meshendel tegen de duwboom.

4.Trek aan het startmotor om de motor te starten.

MESHENDEL

VULOPENING

OLIE/PEILSTOK

VULOPENING

BRANDSTOF

HANDGREEP

STARTKOORD

SNELHEIDSREGELAAR

IN DE POSITIE "SNEL"

FIGUUR 2.4

5. Laat de motor na het starten even opwarmen, tot hij vlot draait.

OPMERKING: Stop de motor (en het mes) door de mesregelaar los te laten.

7

Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES

2.2.2.MET DE MAAIER RIJDEN

1.Start de motor. Raadpleeg het gedeelte"Starten & Gebruik".

2.Plaats de toerenregelaar in de stand voor de gewenste snelheid. Zie Figuur 2.6.

3.Trek de hendel van de wielaandrijving tegen de duwboom, om de aandrijving in te schakelen en de maaier voorwaarts te doen rijden. Terwijl de maaier rijdt, kunt u de rijsnelheid aanpassen door de positie van de snelheidsregelaar te wijzigen. Zie Figuur 2.6.

INSCHAKELEN

TRAGER

REGELAAR

WIELAAN-

DRIJVING

REGELAAR

GROND-

SNELHEID

FIGUUR 2.5

2.3STOPPEN

Stop motor en het mes door de meshendel los te laten. Stop de voorwaartse beweging door de hendel van de wielaandrijving los te laten.

2.4DE HOOGTE VAN DE DUWBOOM AFSTELLEN

De hoogte van de duwboom kan als volgt worden afgesteld: 1. Draai de onderste moeren van de twee delen van het onderstuk van de duwboom los, zoals op Figuur 2.7.

HOGER

ONDERSTUK

HENDEL

WAARSCHUWING

STOP de motor en het mes door de meshendel los te laten vóór u de maaihoogte of de hoogte van de duwboom wijzigt.

2.5DE MAAIHOOGTE AFSTELLEN

1. Trek de vergrendeling voor het afstellen van de hoogte naar buiten en plaats op de gewenste maaihoogte. Zie Figuur 2.8.

BELANGRIJK: Verplaats de vergrendeling voor de hoogte van de achterwielen, om hun hoogte aan te passen aan die van de voorwielen, zodat het maaihuis horizontaal blijft.

1

LAAGSTE

 

MAAIHOOGTE

VERGRENDELING

 

1 2

3

4

5

 

 

 

HOOGSTE

7

 

 

 

 

MAAIHOOGTE

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

FIGUUR 2.8

2. Stel alle wielen af op dezelfde maaihoogte. De hoogste maaihoogte komt overeen met inkeping 7. De laagste maaihoogte komt overeen met inkeping 1. Zie Figuren 2.8 & 2.9

LAGER

STAND VAN DE VERGRENDELING

DRAAI DE ONDERSTE

MOEREN AAN BEIDE ZIJDEN VAN HET ONDERSTUK LOS

FIGUUR 2.6

2.Plaats de duwboom hoger of lager, tot op de gewenste hoogte.

3.Draai de onderste moeren van de twee delen van het onderstuk van de duwboom vast, om de duwboom in de gewenste positie te bevestigen.

INSTELLINGEN MAAIHOOGTE

FIGUUR 2.9

8

Snapper ERP217019BV User Manual

Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES

2.6DE GRASZAKADAPTER INSTALLEREN

WAARSCHUWING

Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden te voorkomen.

Stap 1: Installeer de adapter van de grasvanger en bevestig hem met de twee op de machine aanwezige moeren aan de zijkant en de bovenkant van het deksel van het recycleerhuis. De gleuf aan de voorste rand van de adapter moet onder de moer aan de bovenzijde van het recycleerhuis komen. Zie Figuur 2.10.

BEVESTIG DE ADAPTER

MET DE MOEREN AAN

HET MAAIHUIS

BEVESTIG

MET

MOEREN

ADAPTER

FIGUUR 2.10

2.7 INSTALLATIE VAN DE RECYCLAGEPLUG (Facultatief accessoire bij sommige modellen)

STAP 1: Na de installatie van de graszak, wilt u misschien recycleren. Plaats de recyclageplug volledig en stevig in de adapter. Zie Figuur 2.11. Installeer de graszak bij wijze van beveiliging.

STAP 2: Zie het gedeelte: "GEBRUIKSINSTRUCTIES - RECYCLAGE"

PLAATS DE

PLUG RECYCLAGEPLUG VOLLEDIG EN STEVIG IN DE ADAPTER.

ADAPTER

FIGUUR 2.11

2.8INSTALLATIE VAN DE GRASZAK (Deurtype)

Installeer de graszak door de connector over de flens van de adapter te schuiven. Zie Figuur 2.12.

Bevestig de haken van de graszak aan de middelste dwarsstang van de duwboom. Zie Figuur 2.12.

SCHUIF DE CONNECTOR OVER DE

HAAK OVER DE MIDDELSTE FLENS

DWARSSTANG

ADAPTER

ADAPTERDEKSEL

 

MIDDENSTUK

GRASZAK

DUWBOOM

 

HET ADAPTERDEKSEL

VEERT DICHT WANNEER

DE GRASZAK WORDT

VERWIJDERD

ADAPTER

ACHTERSTE

VEILIGHEIDSSTANG

FIGUUR 2.12

9

Loading...
+ 19 hidden pages